12 Argumenten voor het christelijk geloof

advertisement
Apologetiek (II)
Tegenwerpingen verworpen
Tekstboek
JJGrandia,
Gomarus scholengemeenschap
1
Inhoudsopgave
5
5.1
Intellectuele hindernissen
Redenen om Gods bestaan af te wijzen
6
God bestaat
6.1
Godsbewijzen
6.1.1 Ontologisch Godsbewijs
6.1.2 Kosmologisch Godsbewijs
6.1.3 Teleologisch Godsbewijs
6.1.3.1 Antropisch Principe
6.1.3.2 Intelligent Design
6.1.4 Moreel Godsbewijs
6.2
Conclusie
7
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
8
8.1
8.2
8.3
8.4
Vele religies en een waarheid
Pluralisme
Universalisme
Relativisme
Exclusivisme
Conclusie
God en het lijden
Lijden en Gods bestaan
Theodicee
Leiding in lijden
Conclusie
9
9.1
9.2
6.3
Autonomie
Herkomst autonomie
Afweging
Conclusie
10
10.1
10.2
10.3
Zingeving
Wens van de mens
Vijf bedenkingen
Conclusie
11
Ontmoetingspunten
11.1
11.1.1
11.1.2
11.1.3
11.4
Ontmoetingspunten
Casus
Inleiding
Probleem
Verwerking
11.2
11.2.1
11.2.2
11.2.3
11.2.4
Het onvervulde verlangen
Casus
Actualiteit
Afweging
Verwerking
11.3 Het besef van sterfelijkheid
11.3.1 Casus
2
11.3.2 Actualiteit
11.3.3 Afweging
11.3.4 Verwerking
11.4
11.4.1
11.4.2
11.4.3
11.4.4
De menselijke zedelijkheid
Casus
Actualiteit
Afweging
Verwerking
12
12.1
12.2
12.3
Argumenten voor het christelijk geloof
Actualiteit
Geloven is noodzakelijk
Verwerking
13
Literatuur
3
Inleiding
Dit lesboek is een vervolg op lessen die je over apologetiek
gekregen hebt. De hoofdstuknummering telt gewoon door
op het eerste deel. Vandaar dat je begint met hoofdstuk 5.
Deze module moet gaat in op de meest voorkomende
tegenwerpingen tegen het christendom.
In het tweede deel van deze module gaan we zoeken
bruggen voor het gesprek met de ander.
Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd;
 Je krijgt de actualiteit door middel van een casus
onder ogen, vervolgens wordt je gezegd wat je in dit
hoofdstuk gaat leren.
 Je krijgt informatie over kernbegrippen die actueel
zijn. Belangrijke kernwoorden staan in de kantlijn
vermeld.
 Een afsluitende conclusie, waarin je de weg wordt
gewezen naar aanleiding van Schrift en belijdenis.
Naast dit leerboek heb je een werkboek. Daarin wordt
aangegeven hoe je de stof je eigen maakt. Hetzij door
activerende opdrachten in de klas, het zij door dingen die je
thuis moet uitzoeken.
4
5 Intellectuele hindernissen
Misschien wel de belangrijkste reden waarom atheïsten niet
geloven in het bestaan van God of goden, is dat er geen
enkele aanwijzing is voor hun bestaan. Het geloof in God is
net zo min aannemelijk als het geloof in Sinterklaas, de
tandenfee of onzichtbare kaboutertjes. Als er geen
aanwijzingen zijn voor het bestaan van goden, komt men
automatisch uit op het a-theïsme, de afwezigheid van
theïsme
5.1 Redenen om Gods bestaan af te wijzen
Atheïsme
Logisch
onhoudbaar
Het atheïsme stelt op een beredeneerde manier vast dat
God niet kan bestaan. Atheïsme betekent letterlijk “zonder
God”.
Daar kunnen wij tegenover stellen dat het atheïsme op
logische gronden geen houdbare gedachte is. Want:
 Om te zeggen dat God niet bestaat, moet je alles
weten. Ook alles weten over de dingen die buiten
onze waarneming liggen. Weten dat de
buitenzintuiglijke waarneming er niet is. Of als er wel
iets is buiten onze waarneming, dat daar dan in ieder
geval geen God te vinden is.
Je begrijpt, die kennis is voor ons mensen onmogelijk.
Omdat we niet alles kunnen weten. Maar ook omdat we niet
kunnen weten wat buiten onze waarneming ligt. Dus is het
ook onmogelijk om te weten dat God niet bestaat.
Agnosticisme
Om deze redenen is er dan ook een tweede mogelijkheid.
Het agnosticisme stelt dat we over God niets kunnen weten.
Letterlijk betekent agnosticisme: “zonder kennis”. Dan gaat
het over kennis aangaande God. Misschien bestaat Hij wel,
maar dan nog is er weinig met zekerheid te vermelden over
Hem. We weten niet of Hij wel of niet bestaat.
Logisch
onhoudbaar
Daar kunnen we tegenover stellen dat:
 Het riskant is om op grond van het gegeven dat wij
het niet goed op een rij krijgen, dan maar te
veronderstellen dat er geen God zal zijn. Stel dat wij
ons vergissen, en dat Hij er wel is! Dan zal Hij
rekenschap van ons afeisen.
 Het goede in de wereld onverklaarbaar is zonder God.
Zowel het atheïsme als het agnosticisme kunnen
bekritiseerd worden. Daaruit volgt dat het theïsme een
mogelijkheid is. Onder theïsme verstaan we het geloof in
een hogere Macht, in het midden gelaten of dat onze God
is. De kerk gelooft in het bestaan van God.
5
Argumenten voor
atheïsme en
agnosticisme
Atheïsten en agnosten hebben redenen voor hun
overtuiging. Hieronder staan de meest bekende.
 God is niet waarneembaar, we kunnen niets met
zekerheid over Hem zeggen. Het woord God is
betekenisloos.
 Er zijn zoveel verschillende godsdiensten, dat laat
zien dat het voor gelovigen onderling niet duidelijk te
krijgen is Wie God is.
 Het lijden en het kwaad op de wereld pleiten tegen
een almachtige en goede God. Veel Joden zijn atheïst
geworden, door de verschrikkelijke ervaringen
opgedaan in de Tweede Wereldoorlog.
 Geloof is wensdenken. Christenen hopen dat er een
God bestaat. Geloof is voor zwakke mensen, die het
leven niet aankunnen. Christenen geloven omdat ze
van jongs af aan opgegroeid zijn met de Bijbel.
Geloof is aangepraat.
 Wonderen kunnen toch niet waar zijn. Wonderen zijn
oncontroleerbaar, doordat ze niet te herhalen zijn. Zo
is het onvoorstelbaar dat de opstanding van Jezus
lichamelijk geweest zou zijn. Dat is onmogelijk.
Atheïsme is meer Deze tegenwerpingen zijn voor het christendom in
dan een denkfout. meerdere of mindere mate echte problemen. Vooral de
vraag naar het bestaan van God in relatie tot het lijden in
deze wereld is niet gemakkelijk. Nu is ongeloof meer dan
een denkfout.
Achter het atheïsme gaat niet alleen een verkeerde
redenering schuil. Alle mensen zijn in Adam gevallen, alle
mensen hebben een verduisterd verstand. Atheïsme komt
ook uit onwil en vijandschap voort.
De tegenwerpingen hoeven daarom niet de echte
problemen te zijn. Ze kunnen ook als "bliksemafleiders"
dienen, zodat het gesprek niet te persoonlijk wordt. Heel
wat keren hoor je stereotype tegenwerpen, zoals: "Ik mag
toch zeker zelf uitmaken hoe ik leef" of "als je maar oprecht
bent".
Dergelijke tegenwerpingen zijn ontwijkend. Ze gaan het
echte gesprek uit de weg. Wie zegt: "Het maakt niet uit wat
je gelooft, als je maar oprecht bent" zou er niet over
piekeren om dit ook op andere terreinen van het leven toe
te passen. Wie zou durven beweren dat het niet belangrijk
is of je op een examen onzin of verstandige zaken
opschrijft, zolang je maar eerlijk bent? En hoe oprecht je
vertrouwen in het openbaar vervoer ook zou zijn, zonder
raadplegen van de vertrektijden mis je hoogstwaarschijnlijk
de juiste trein of bus. Zo lijken argumenten soms het
gesprek te openen, maar ze kunnen het echte gesprek
blokkeren.
Alleen op echte vragen hoef je in te gaan. De apologeet
verantwoordt zich. Dat wil zeggen dat hij antwoord geeft.
Als er geen echte vraag is, is er geen ruimte voor een
6
antwoord. Dan moeten we zwijgen.
6 God bestaat
"Geloof jij dat God bestaat? Man, kijk naar al het onrecht.
Je maakt mij niet wijs dat Hij bestaat!" Ze keek hem recht
in de ogen. "Bewijs dat maar eens!" Paul wist niet goed wat
hij nu zeggen moest. Bewijzen, bewijzen? Kan ik het
bestaan van God bewijzen? "Ik denk" Hij stopte. Kan ik het
wel aannemelijk maken? Mag ik het wel aannemelijk
maken? "Nee" zo zei Paul, "het is niet te bewijzen. Je moet
het geloven". "O", zei ze "daar kan ik niets mee". "Want
wat ik geloof, dat moet eerst aannemelijk zijn. Ik wil best
geloven dat we morgen geen les hebben. Maar dan moet ik
wel een roosterwijziging gezien hebben, of het van een
leraar gehoord hebben. Anders kan je je ook vergissen".
Leerdoelen
Je weet wat onder Godsbewijzen verstaan wordt
Je weet wat het verschil tussen het ontologische, kosmologisch en
teleologisch Godsbewijs is.
Je weet welke waarde Godsbewijzen hebben.
Je bent in staat om twijfel aan het bestaan van God met intellectuele
argumenten te weerleggen
6.1 Godsbewijzen
Godsbewijzen
Onder Godsbewijzen verstaan we poging om het bestaan
van een Hogere Macht aannemelijk te maken. Een poging
die zo oud is als de mensheid. Plato probeerde het bestaan
van goden al te bewijzen.
Nut Godsbewijzen Nu is zeer de vraag of het geloof geloofwaardiger wordt van
al die Godsbewijzen. Zodra ze onhoudbaar blijken, valt de
intellectuele basis voor het geloof weg.
De Godsbewijzen zijn daarom nooit de basis voor het
christelijk geloof. De opstanding van Christus vormt de
basis.
Toch is het goed de Godsbewijzen te kennen. Het maakt je
"wendbaar" in het gesprek. Ze laten ook zien dat geloven
niet
een
irrationele
zaak
is.
De
christelijke
levensovertuiging is te onderbouwen.
Omschrijving
Anselmus
redenering
6.1.1 Ontologisch Godsbewijs
Ontologische Godsbewijzen leiden vanuit de Eigenschappen
van God Zijn bestaan af. Het woord ontologisch is afgeleid
van het Griekse werkwoord ontos, dat zijn betekent.
De bekendste verdediger van het ontologisch Godsbewijs is
Anselmus (1033-1109). Het verhaal gaat dat hij niet gerust
was over de reeds bestaande Godsbewijzen. Ze deden aan
Gods eer tekort, doordat ze niet van Hemzelf uitgingen.
Anselmus had er slapeloze nachten van. Hij wilde zo graag
een Godsbewijs, dat zoveel mogelijk los van de zintuiglijke
waarneming staat. Omdat alleen dan God geëerd wordt als
7
God. Na drie slapeloze nachten was hij er uit. Hij redeneert
op de volgende twee manieren.


Geldigheid van
Anselmus
redenering is
beperkt.
Geloof
belangrijker dan
bewijs
God is volmaakt. Maar een volmaakt Wezen moet
noodzakelijkerwijs bestaan. Zonder “er zijn” is het
volmaakte nog niet volmaakt.
We hebben in de taal de overtreffende trap, groot groter - grootst. Pas de overtreffende trap op het
goddelijke toe. Denk je het meest volmaakte in. En
dat waarboven niets groters denkbaar is, is God.
Is deze redenering geldig? Daar is niet iedereen van
overtuigt. Gaunilo werpt tegen dat het mooiste, rijkste,
fijnste niet echt hoeft te bestaan. Volkomenheid en fantasie
kunnen samen gaan. We kunnen ons de meest ideale plek
op aarde voorstellen, zonder dat die echt hoeft te bestaan.
We kunnen ons de meest ideale mens voorstellen, zonder
dat die leeft. We kunnen ons een volmaakte God voorstellen, zonder dat Hij er is.
Anselmus is het daar niet mee eens. Het grootste dat niet
bestaat is niet het grootste. Het grootste dat is, is het
bestaande grootste. Wil de superlatief van de overtreffende
trap geldig zijn, zal het voorwerp ook echt moeten bestaan.
Anders is het denken niet geldig. Denken en bestaan zijn
onlosmakelijk verbonden met elkaar.
Anselmus manier van denken kunnen wij niet meer zo
volgen. Anselmus is een begripsrealist. Dat wil zeggen dat
niet de concrete dingen, maar de algemene begrippen de
werkelijkheid vormen. Het begrip God is alleen mogelijk als
God Zelf bestaat.
Het Godsbewijs van Anselmus is geen bewijs in de
eigenlijke zin van het woord. In de kerkgeschiedenis staat
hij bekend als de man die het geloof benadrukt. Van hem is
het bekende gezegde: het geloof dat inzicht zoekt (fides
quarens intellectum). Anselmus kende God door de
persoonlijke ontmoeting. God is het Zijn zelf, dat we niet
hoeven te bewijzen. De gedachte dat met het idee van God
ook Zijn bestaan gegeven is, is een vorm van vertrouwend
geloof.
6.1.2 Kosmologisch Godsbewijs
Omschrijving
Redenering van
Th.van Aquino
Een krappe tweehonderd jaar later leeft Thomas van Aquino
(1225-1274). Hij heeft maar liefst vijf Godsbewijzen
gegeven. Zelf spreekt hij niet over Godsbewijzen, maar
over de weg tot God.
De meest bekende is het kosmologisch Godsbewijs. Vanuit
het bestaan van de wereld (in het Grieks: kosmos) klimt
Thomas op tot het bestaan van God.
De denklijn verloopt als volgt:

Alle gevolg heeft een oorzaak. Aan het begin van die
keten vinden we de Onbewogen Beweger.
8
De weg tot God is volgens Thomas van Aquino een route
vanuit de natuur naar de boven-natuurlijke wereld. Het
kosmologisch Godsbewijs is een onderdeel van de
natuurlijke theologie. Daaronder verstaan we een theologie
die zonder bovennatuurlijk ingrijpen, toch zinvolle
uitspraken over God kan doen. Dat is alleen mogelijk als
mensen hun verstand logisch inzetten.
Het kosmologisch Godsbewijs is tegenwoordig meer in de
belangstelling gekomen. Mede door de Big Bang theorie, die
het ontstaan van de aarde verklaart vanuit een ontploffing
in het niets. Wat was er voor de ontploffing? Wat heeft de
ontploffing veroorzaakt? Christenen gaan op die vragen in,
onder andere door middel van het kosmologische
Godsbewijs.
Omschrijving
6.1.3 Teleologisch Godsbewijs
Het Griekse woord telos betekent doel en ontwerp. Het
teleologisch Godsbewijs stelt dat de complexiteit van
de schepping verwijst naar een intelligente Ontwerper.
En dat de schepping niet zinloos is, maar een doel
heeft. Vanuit de Bijbel weten we dat de schepping
door God is geschapen, met de bedoeling Zijn lof te
verkondigen.
Het teleologisch Godsbewijs staat opnieuw in de
belangstelling. Dat komt door de ontwikkeling van het
anthropisch principe. Maar vooral door de
ontwikkelingen rond Intelligent Design.
6.1.3.1 Anthropisch principe
Natuurwetenschappers tonen aan dat het leven op aarde
afhankelijk van veel factoren. De afstand tot de zon, de
hoeveelheid zuurstof in de dampkring, de zwaartekracht en
noem maar op. Al die zaken moeten heel precies afgestemd
zijn.
Antropos is mens
Dat noemen we het anthropisch principe. Anthropisch,
daarin zit het Griekse woord anthropos. Dat betekent mens.
Het anthropisch principe wil zeggen dat de zon, de aarde,
het heelal, alles meewerkt om leven mogelijk te maken. Als
de waarden maar een klein beetje zouden veranderen, is
het leven onmogelijk geworden. Momenteel zijn er ruim
120 van zulke principes gevonden. Een paar voorbeelden:


De zuurstofspanning in de lucht is 21%. Bij 25%
ontstaan overal spontane ontbrandingen. Bij 15%
stikken we. Deze spanning is al eeuwenlang gelijk.
De doorzichtigheid van de lucht is zo dat we elkaar
goed kunnen zien. Maar tegelijk zo dicht, dat
zonnestralen afgeremd worden zodat we niet
9

verbranden.
Jupiter heeft een zodanige baan in ons zonnestelsel,
dat het als een stofzuiger werkt. Hij vangt al het
gruis op zodat wij ongeschonden door de ruimte
zweven.
Door het anthropisch principe is de kans dat het leven
toevallig is ontstaan ook erg klein. Net zo klein als dat een
Boeing 747 ontstaat door een orkaan die over een
vuilnisbelt raast. Het anthropisch principe trekt de laatste
jaren veel aandacht. Er zijn natuurwetenschappers die op
grond van het anthropisch principe neigen tot het theïsme.
Zo schrijft atronoom Greenstein:
De gedachte komt onmiddellijk op dat een of andere
bovennatuurlijke macht in het spel is. Is het mogelijk dat we
opeens, zonder dat het de bedoeling was, gestoten zijn op een
bewijs voor het bestaan van een Opperwezen?
6.1.3.2 Intelligent Design
Omschrijving
I.Kant
Categorisch
imperatief
6.1.4 Morele Godsbewijs
Ook uit moraliteit is het bestaan van God af te leiden.
Behalve de reeds genoemde Godsbewijzen, is er nog een
invloedrijk 'bewijs', opgesteld door I.Kant (1724-1804).
Kant, vader van de Verlichting, gaat uit van het feit van de
moraliteit.
Hij redeneert als volgt: elk mens heeft te maken met een
geweten. "Ieder mens ziet zich geobserveerd door een
innerlijke rechter die dreigt en die de mens in het gareel
houdt. Die rechter kent het hart. Ook heeft die rechter de
hoogste autoriteit. Ja, hij moet de hoogste macht in hemel
en aarde hebben, omdat hij anders zijn geboden niet de
juiste kracht kan bijzetten. Die rechter noemen we God".
Dat spoort met de ervaring dat alle mensen een objectieve
morele orde van goed en kwaad erkennen. We vinden in
onszelf een gebod om goed te doen. Kant noemt dat de
categoriale imperatief. Imperatief omdat het 'gij zult' klinkt.
Categoriaal, omdat die imperatief absoluut is. Welnu, die
orde om goed te doen slaat zonder de volgende drie zaken
nergens op:
1 We zijn echt vrij om te kiezen tussen goed en kwaad.
2 Er moet iets in het leven zijn dat een overtreffende
betekenis aan het leven geeft: een leven na dit leven in de
eeuwigheid, waarin beloning van goed plaats vindt.
3 God moet dus als de hoogste bron van de morele orde
bestaan.
Het bestaan van God wordt door Kant 'bewezen' op grond
van de moraliteit van ons mensen. Want je vindt geen
gewetensprincipes in een groep atomen. Tot op de dag van
10
vandaag wordt de geldigheid van deze redenering erkend.
Maar dan wel in een wat gewijzigde vorm. Moraal kan ook
verklaard worden uit evolutie. We kunnen geleerd hebben
goed te doen, uit het besef dat goed doen de
overlevingskansen van de soort mens vergroot.
Toch stuit die verklaring op problemen. Er zijn mensen die
zichzelf belangeloos opofferen. Altruïsme noemen we dat.
En dat is niet te verklaren. “Als er buiten het heelal een
bestierende macht bestond, zou deze zich niet aan ons
tonen als een van de feiten binnen het heelal – net zomin
als de architect van een huis een muur of trap of
stookplaats in dat huis zou zijn. De enige manier waarop
deze macht zich zou kunnen openbaren is binnen onszelf,
als een invloed of instructie om ons tot bepaald gedrag aan
te zetten. En dat is precies wat we binnen onszelf
aantreffen. Dat zou ons toch te denken moeten geven”, zo
betoogt C.S.Lewis
6.2 Conclusie
Je hebt een aantal gangbare Godsbewijzen onder ogen
gehad. Eigenlijk is de uitdrukking "Godsbewijzen" niet zo
gelukkig. Immers is het bestaan van God niet te bewijzen,
want Hij is zo anders dan wij mensen zijn. God staat boven
het bewijsbare. De zogenoemde Godsbewijzen zijn dan ook
meer getuigenissen voor het bestaan van God, dan
bewijzen in de strikte zin van het woord.
Daar komt nog bij, dat de gangbare "Godsbewijzen" hoogstens het bestaan van een hogere Macht aannemelijk
maken. Maar niet een precieze invulling van die Macht
kunnen geven. Met andere woorden, een islamiet of
hindoeist kan op exact dezelfde manier zijn god bewijzen,
als een christen.
Godsbewijzen zijn geen onontkoombare bewijzen. Dan zou
iedereen die een goede redenering over het bestaan van
God leest, een overtuigd theïst zijn. Zo werkt het in de
praktijk niet. Dat komt door twee redenen:
In de eerste plaats hebben de Godsbewijzen hun vertrekpunt in het verstand van mensen. Vanuit de menselijke
logica wordt geredeneerd over God, Wie Hij is en hoe Hij is.
Stap voor stap voert de logica ons tot een conclusie. Het
verstand is te vergelijken met een ladder, die van het
aardse naar het hemelse leidt. Dat is een route vanuit de
mens naar God.
In de Bijbel lezen we van een andere weg. De weg van God
naar de mens toe. De weg van openbaring. Hij openbaart
Zich in Zijn Woord. En Hij openbaart Zich door Woord en
Geest beide aan Zijn kinderen.
In de tweede plaats werken de Godsbewijzen niet door onze
11
val in Adam. We zijn vijanden van God geworden. Ongeloof
is meer dan een denkfout. Geloof in God is niet de conclusie
van een argument. De vreze des Heere is niet het resultaat
van wijsheid, maar het beginsel van wijsheid. Verschillende
inzichten en ervaringen bij elkaar bevestigen een
levensovertuiging, waarin God een centrale positie
bekleedt. Godsbewijzen ondersteunen een overtuiging,
maar wekken die overtuiging alleen niet op.
Zijn de Godsbewijzen dan waardeloos? Nee, beslist niet.
Omdat ze laten zien aan anderen dat er goede gronden zijn
die je overtuiging rechtvaardigen.
12
7 Vele religies en een waarheid
Elk geloof berust op een eigen waarheid, terwijl ze elkaar
uitsluiten en het onmogelijk is te bepalen welke beter is. Dit
maakt elk geloof strikt persoonlijk. Blijkbaar is God niet zo
duidelijk. De enige uitweg uit dit probleem is, om met de
woorden van Herman Philipse te spreken, "dat gelovigen
hun verhalen moeten nemen voor wat ze zijn: mythen die
stammen uit een vroegere cultuurfase van de mensheid en
die ons soms nog beroeren omdat ze getuigen van
menselijke verlangens en tekortkomingen."
Leerdoelen
Je kunt de begrippen godsdienst en religie goed definiëren.
Je weet wat het universalisme, relativisme en exclusivisme
antwoordt op de vraag of alle godsdiensten gelijk zijn.
Je bent in staat om de overtuiging dat het christelijk geloof alleen
zaligmakend, is bijbels te onderbouwen.
7.1 Pluralisme
Pluralisme is
Veranderingen
tijdens de
Verlichting.
We leven in een pluralistische samenleving. Daaronder
verstaan we dat allerlei verschillende levensovertuigingen en
religies principieel als gelijken worden gezien en behandeld.
Dat is op zich geen nieuw gegeven. Rond het begin van de
jaartelling bestonden vele verschillende meningen en
overtuigingen naast elkaar. De snelle verbreiding van het
christendom is mede mogelijk geweest door de grote
belangstelling die men had voor het verschijnsel godsdienst.
In Athene stonden overal beelden van goden. Naast bekende
goden als Zeus, Jupiter of Venus werden zonder problemen
nieuwe goden toegevoegd. Een voorbeeld daarvan is de
Mithrasdienst. Eeuwen later treffen zendelingen in de
donkere bossen van Germania de verering van Wodan en
Freia aan. Ook hier schiet het christendom wortel. Eeuwen
later, ten tijde van de Reformatie, woonden in Nederland
Joden, Socinianen, Wederdopers, Roomsen en Gereformeerden. Er zijn vele godsdiensten. Altijd al geweest.
Alleen, in de Verlichting treedt verandering op in de manier
waarop we met dit verschijnsel omgaan. Een illustratie.
Adrianus Relandus geeft in 1705 een wetenschappelijk
boekje uit over de Islam. Hij schrijft vanuit de basishouding,
dat andere religies met steekhoudende argumenten bestreden moeten worden. De waarheid van het christelijk belijden
werd in West-Europa door weinigen betwijfeld.
Echter, er zijn uitzonderingen. Bekend is de vergelijking die
Lessing trekt in zijn drama Nathan der Weise. Daarin komt de
volgende parabel voor. Een man had een geweldig kostbare
ring. Een ring die de eigenaar aangenaam bij God en mensen
zou maken. En hij belooft de ring aan zijn zoon. En aan zijn
tweede zoon. En aan de jongste. Toen het sterven werd,
13
heeft hij de ring bij laten maken. Identiek. En gaf de ring aan
de oudste, middelste en jongste zoon. Na het sterven van de
vader, claimde de oudste zoon de echte te hebben. Evenzo
deed de jongste. En de middelste. Wat is nu de moraal van
dit verhaal? Dat we niet kunnen achterhalen wat de ware
religie is. Achterhalen van de ware religie is ook niet
belangrijk, zolang we deugd, verdraagzaamheid en tolerantie
door de religie bevorderd wordt.
In de Verlichting ontstaat een andere houding ten aanzien
een andere religie. Niet alleen het christelijk geloof, maar elk
geloof bevat een kern van waarheid.
Voor ons heeft dat directe gevolgen. Er wordt van ons
verwacht dat we open en loyaal tegenover andere
godsdiensten staan. Wie dat niet doet is onverdraagzaam en
kortzichtig. Jazeker, we hebben een ieder in zijn waarde te
laten. Tegelijk moeten we oppassen om als gevolg daarvan
afgoderij en allerlei vormen van eigenwillige godsdienst goed
te praten.
Veranderingen in
20ste eeuw
De gedachte dat elke godsdienst een kern van waarheid
bevat, is al oud. Toch gaan we in onze eeuw anders met deze
vraag om dan daarvoor. Twee verschillende factoren voeden
deze verandering.
1 Een belangrijke factor is dat we meer en meer op de
grenzen van onze westerse samenleving stuiten. Vervuiling,
zinloos geweld en verslavingen worden door onze manier van
leven op geroepen. Onze hoog beschaafde eeuw blijkt tevens
de meest gewelddadige te zijn. Onze christelijke cultuur heeft
twee wereldoorlogen ontketend. Wie dat beseft, gaat
twijfelen aan de superioriteit van onze christelijke cultuur
boven andere. Velen vragen zich af of de christelijke godsdienst wel boven andere vormen van religiositeit te stellen is.
2 Een andere factor is dat we nu het tekort van de verlichting
gaan beseffen. We geloven niet meer in de gedachte van de
universele kennis en in de kracht van de rede. Grote, alles
verklarende theorieën lopen stuk. Als gevolg daarvan gaan
we twijfelend op zoek naar fragmenten van waarheid.
Consequentie daarvan is dat pluralisme niet langer een
gegeven is, maar een ideologie wordt.
Bovenstaande leidt tot een belangrijke conclusie. Namelijk
dat pluralisme en relativisme voortkomen uit de crisis in de
moderne westerse cultuur. Ze komen niet voort uit een crisis
in het Christendom zelf. Met andere woorden: niet het
christendom, maar de cultuur waarin wij leven geeft
aanleiding tot pluralisme.
7.2 Universalisme
Omschrijving
Het universalisme stelt: alle ethische godsdiensten zijn in
14
principe gelijkwaardig. Omdat alle religies een brug naar het
Hogere zijn. Alle aanhangers noemen we daarom gelovigen.
Elke godsdienst vraagt overgave. Vanzelf, er zijn zaken die
buiten de grootste gemene deler vallen. Zoals dat Christus de
Zoon van God is. Maar die zaken zijn niet bepalend voor het
verschijnsel godsdienst. De verschillen zijn slechts kleine
aanvullingen op het grote verschijnsel religie. Wat telt is de
gezindheid. Alle oprechten zullen God vinden.
Kritiek op
universalisme
Universalisme is om twee redenen niet aannemelijk.
 Religies verschillen onderling sterk. Zo is de leer van
de reïncarnatie een belangrijk geloofsartikel voor een
Hindoestaan. Maar reïncarnatie is in tegenspraak met
de verhouding tijd - eeuwigheid binnen het christelijk
belijden. En het Boeddhisme veronderstelt niet eens
het bestaan van God! En zijn Nirwana en Koninkrijk
Gods wel gelijke grootheden? Genoeg voorbeelden om
om te stellen dat religies geen gemeenschappelijke
inhoud hebben.
 Universalisme veronderstelt al-verzoening. Niet iedere
religie erkent Christus als Zoon van God. Toch leidt
elke religie tot God. Dan kun je dus zalig worden
buiten de kennis van Christus. Dat kan alleen als je alverzoening aanvaart. Concreet betekent dit dat Islam
en de Jehova’s Getuigen oprechte kinderen van God
kunnen zijn en tegelijk Christus als Zoon van God
afwijzen.
7.3 Relativisme
Omschrijving
Het relativisme stelt dat alle godsdiensten zo verschillend
zijn, dat je ze niet vergelijken kunt. Gedragingen en begrippen hebben alleen binnen een bepaalde religie betekenis. Net
als een grammatica Nederlands geen betekenis heeft voor de
franse taal. Zo is het ook met godsdiensten. Ze hebben
beperkte, lokale betekenis. Ook woorden hebben per religie
een eigen betekenis. Genade is bijvoorbeeld voor een
christen anders dan voor een Hindoestaan of Islamiet. Het
zelfde geldt voor een zaak als zonde. Ondanks alle
verschillen, zijn er overeenkomsten. Er wordt een relatie met
het hogere aangegaan. Elke gelovige is te vergelijken met
een kind. Een kind dat zijn papa de beste papa vindt. Zo
vindt ieder mens zijn eigen godsdienst uiteindelijk de beste
vorm om het hogere te dienen.
Binnen het relativisme zijn twee vormen te onderscheiden.
 Religie is zo nauw verweven met de eigen cultuur, dat
elk vergelijk tussen de religies onmogelijk is.
 Anderen stellen dat elke godsdienst alleen betekenis
heeft en zin geeft voor zover de waarheid voor ons
geldig is. Zo wordt het mogelijk te stellen dat het
Christendom voor ons waar is en tegelijk kan het
15
Christendom in een andere cultuur zijn zingeving
verliezen.
Kritiek op
relativisme
Relativisme kan om twee redenen niet.
 Wie de waarheid van religie relativeert, relativeert
automatisch ook zijn eigen religie. Relativisme maakt
ongelovige gelovigen.
 Relativisme gaat met een boog om de waarheidsvraag
heen. Over religie spreken en de waarheidsvraag
buiten beschouwing laten, is het hetzelfde als over het
huwelijk te spreken en de liefde buiten beeld te laten.
7.4 Exclusivisme
Omschrijving
Bezwaar tegen
exclusivisme
Centrale vraag
voor apologeet
Het exclusivisme stelt dat slechts één religie waar is.
Waarheid is gekoppeld aan openbaring van God. Dat is een
bijbelse gedachte. Paulus getuigt: Er is onder de hemel geen
andere Naam, Die onder de mensen gegeven is door Welken
wij moeten zalig worden". Op grond van Christus
Zelfgetuigen. Christus getuigt Zelf dat Hij de waarheid is.
Vanuit universalisme en relativisme wordt dit standpunt
aangevallen. Beide stromingen verwijten het exclusivisme
geestelijk triomfantialisme en imperialisme. Daardoor is
exclusivisme een bedreiging voor een goede samenleving. Zo
gesteld leidt een politieke overtuiging tot een theologische
uitspraak dat alle godsdiensten hetzelfde zijn.
Ook wijst men erop dat exclusivisme alleen opgaat vanuit
een vooringenomen subjectivisme. John Hick noemt daarom
het exclusivisme 'ptolemaic theology'. Zoals in het wereldbeeld van Ptolemeus de aarde centraal staat, zo staat in het
exclusivisme de eigen godsdienst centraal. In zijn ogen is dat
kortzichtig.
Voor de apologeet is de centrale vraag: hoe kan het christendom volhouden dat het de enige waarheid is? Letten we nog
op de redenering zelf. Kort gezegd komt de gedachte van
velen hier op neer:
(1)
(2)
(3)
Verschillende
mensen
hebben
verschillende
godsdienstige overtuigingen
Godsdienstige overtuigingen zijn geldig
Dus zijn alle godsdienstige overtuigingen even geldig.
Is deze redenering geldig? Schakel (1) is duidelijk. Maar het
is de vraag of schakel (2) opgaat. Er is tegenwoordig
niemand die een warm pleidooi voert voor het geloof in Zeus.
Omdat niemand de waarheidsaanspraken aanvaart van Zeus.
Vaak passen we bovenstaande gedachte aan tot:
(4) Iedere overtuiging die oprecht aangehangen wordt, is
waar.
Dit is een drogredenering. Stilzwijgend wordt er vanuit
16
gegaan dat waarheid een samenhang vertoond met
oprechtheid. Dat is niet terecht. Ga maar na door het woord
"overtuiging" concreet in te vullen met "satanisme" of met
"geloven dat de aarde plat is". Wie (4) oprecht meent, zet
een streep door elk kritisch onderscheidingsvermogen.
Waarheid hangt niet af van oprechtheid. En waarheid hangt
ook niet af van geboorte, van plaats of tijd. Het is niet logisch
om te zeggen:
(5)
(6)
(7)
Mensen verschillen per cultuur
Mensen zijn oprecht in hun beleving van godsdienst
Elke oprechte beleving van godsdienstigheid verschilt
per cultuur.
Het christendom komt voort uit de openbaring van God in de
Persoon van Jezus Christus. Dat heeft geen enkele andere
religie. Daarmee is het christendom onvergelijkbaar met
andere godsdiensten. Maar dit is zo bepalend, dat elk
vergelijking mank gaat.
Over die openbaring is uiteindelijk niet te redeneren met
elkaar. Daar kunnen we alleen van getuigen.
7.5
Zelfgetuigenis van
Christus
Conclusie
Er zijn verschillende godsdiensten, leiden ze allen tot dezelfde
God? Velen zijn deze mening toegedaan. Echter, deze
mening is niet Bijbels. Gij zult geen andere goden dienen, zo
houdt God ons voor in het eerste gebod. Er is ook geen
andere Naam door Welken wij moeten zalig worden, zo
schrijft de apostel Paulus. Het Christendom stelt exclusief de
waarheid. Omdat Christus de Weg, de Waarheid en het Leven
is. Dat noemen we de Zelfgetuigenis van Christus. Geen
andere stichter heeft ooit geclaimd de waarheid zelf te zijn.
Dat kan en mag alleen Christus.
Achter de discussie of het christendom exclusief is, staat de
visie op de waarheid van het spreken van God in de Schrift.
Waarheid komt niet tot stand door opvoeding noch door
cultuur. Waarheid ontstaat ook niet door de goede bedoeling
van mensen. God openbaart waarheid.
17
8 God en het lijden
"Ik voerde lange gesprekken met mijn klasgenoten, omdat
ik nieuwsgierig was naar hun motivatie om wel een hogere
macht te accepteren in hun leven. Maar hoe ik ook
luisterde, nooit heb ik kunnen begrijpen wat hen dreef. Op
de dag dat een vriendin van me stierf aan een hartaanval
en een docent meldde dat "God het zo gewild had", haakte
ik af en vervloekte mezelf om alle aandacht die ik had
geschonken aan zoiets onmenselijks als het protestantse
geloof". (Rob van Erkelens)
Leerdoelen
Je hebt inzicht in de problematiek van het lijden met betrekking
tot het Godsbeeld
Je kunt je voorstellen dat het lijden een obstakel tot het
christelijk belijden kan vormen.
Je kent het begrip theodicee.
Je weet de argumentatie van belangrijke theodicees
Je bent in staat op vragen rondom het lijden in te gaan
8.1 Lijden en Gods bestaan
Grote uitdaging
voor christenen
In de confrontatie tussen de kerk en de wereld is het
gesprek over het lijden een serieus gesprek. Om drie
redenen



het lijden lijkt een heel sterk argument tegen het
bestaan van God.
Lijden treft ons allen.
We leven in een tijd van grote technische
vooruitgang. We zijn instaat om veel medicijnen
te ontwikkelen, knappe operaties uit te voeren.
Daardoor is het mogelijk dat we vrijwel pijnloos
door het leven kunnen. Dat is een enorme luxe,
vergeleken met voorgaande eeuwen. De
technische vooruitgang heeft ook een andere
kant. Geavanceerde oorlogsindustrie draagt
ertoe bij dat onze eeuw een van de meest wrede
eeuwen is. Dus: aan de ene kant wordt pijn
beheersbaar, aan de andere kant doen we elkaar
veel leed aan.
Probleemstelling De probleemstelling is eenvoudig. God is Almachtig en
Hij is Liefde. Tegelijk is er het kwaad. Dat betekent dat
God dus niet almachtig is, of niet alleen liefde is. Of,
wanneer God inderdaad Almachtig en alleen Liefde zou
zijn, dan bestaat Hij als zodanig inderdaad niet. Want
er is lijden.
18
Een van de meest voor de hand liggende oplossingen
is wel het atheïsme God is niet merkbaar. Het lijden
wel. Dan lijkt het voor de hand te liggen om God als
logisch onmogelijk weg te denken.
Atheïsme
afgewezen
Toch is het atheïsme geen goede oplossing. Omdat het
atheïsme een paar lastige vragen oproept, die niet te
beantwoorden zijn.
 Atheïsme vermindert de ervaring van het lijden
niet. Sterker, het neemt een mogelijke steun of
troost weg. Omdat atheïsme alleen maar zegt
hoe het niet moet, maar niet positief stelt wat er
voor God in de plaats zou kunnen komen
 Atheïsme maakt het goede onverklaarbaar.
Atheïsme kan niet uitleggen welke redenen
mensen hebben om opofferingsgezind en
vergevingsgezind te zijn.
Theïsme kan deze vragen beter beantwoorden dan
atheïsme.
8.2 Theodicee
Omschrijving
Dualisme
Dualisme niet
christelijk
Letterlijk betekent het woord theodicee: de rechtvaardiging van God. Het gaat dan om het verdedigen
van Gods beleid.
De uitdrukking is in de 18e eeuw gangbaar geworden,
door toedoen van de filosoof G.W.Leibniz (1646-1716).
Hij schreef een boek getiteld ‘”Essay de theodicee”.
Hierin verdedigt hij het beleid van God. Hij doet dat als
christen-filosoof. In de Verlichting, een tijdperk waarin
het gezag van de kerk snel afbrokkelde, probeert hij
op een heel andere manier naar een oplossing te
zoeken.
Voor het christendom zich verbreidde, was er een heel
eenvoudige manier om de goedheid van de goden
veilig te stellen. Zoals licht tegenover duisternis staat,
zo staat het goede tegenover het kwade. De duivel
grijpt door het doen van het kwade, in op de goede
schepping van de goden. Dit noemen we het dualisme.
Goed (God) en kwaad (duivel) staan als even sterke
machten tegenover elkaar. Dan wint de een, dan wint
de ander.
Met de komst van het Christendom zijn andere
oplossingen binnen beeld gekomen. Augustinus heeft
duidelijk aangewezen dat het dualisme het kwaad
buiten onze verantwoordelijkheid en schuld laat vallen.
Niet wij mensen, maar de duivel bewerkt het kwade.
19
Dat is niet Bijbels. Daarom heeft reeds Augustinus
erop gewezen dat er niet meer dan Eén
Scheppingsbron is. Het bestaan van de zonde en het
lijden zijn daardoor niet te verklaren. Zonde en lijden
zijn schuld.
Oplossingen
tijdens Verlichting Wanneer de Verlichting zijn intrede doet, voldoet dit
antwoord niet meer. Twee invloedrijke gedachten uit
de Verlichting zijn:
Dit is de best
mogelijke wereld
Zwijgen over het
lijden.
1 Dit is de best mogelijke wereld.
G.W.Leibniz gaat zoeken naar een andere oplossing.
Hij gaat ervan uit dat God de best mogelijke wereld
geschapen heeft Want God is Goed, Wijs en Almachtig.
Maar, hoe komt het dan dat het meest volmaakte een
overmaat aan ellende kent? Leibniz: "Dat komt door
de aard van de geschapen werkelijkheid. God, de
Ongeschapene is volmaakt. De schepping is niet gelijk
aan God. Schepping is tijdelijk, veranderlijk, kortom:
niet volmaakt. Bij het onvolmaakte hoort ook het
lijden. De geschapen mens moet, juist omdat hij niet
goddelijk is, noodzakelijkerwijs falen en zondigen."
Tegelijk wijst Leibniz op het vele goede dat er in deze
wereld gevonden wordt. Het kwade weegt niet op
tegen het goede.
2 Doe wel maar over God weten we niets.
Ook I.Kant (1724 - 1804), een buitengewoon invloedrijk
denker, heeft zich bezig gehouden met de theodicee.
Wanneer we hem zouden vragen hoe hij over de
theodicee denkt, dan zou hij antwoorden: "Met Leibniz
ben ik het in ieder geval niet eens. De vragen rondom
het Godsbestuur zijn niet op te lossen voor ons
mensen. Die gaan ons verstand te boven. God is voor
mensen niet te begrijpen, laat staan dat we Zijn doen
en laten kunnen beoordelen. We hebben te maken met
het hier en nu. Het is onze opdracht om zo veel
mogelijk goed te doen".
Leibniz en Kant hebben gemeenschappelijk dat ze op
een rationele wijze een antwoord zoeken op de grilligheid van het lijden. Beide denkers houden daarin
vast aan Gods onbegrijpelijke Almacht.
Hedendaagse
oplossingen
Tegenwoordig horen we andere gedachten. Theologen
kiezen veelal voor de mening dat God onmachtig is.
Hieronder lees je twee voorbeelden daarvan.
20
God is weerloos
God stelt plannen
bij
Toen D. Bonhoeffer, (1905-1945) gevangen zat,
schreef hij brieven aan familie en vrienden. Die
brieven zijn later van grote invloed gebleken. In één
van die brieven schrijft Bonhoeffer: "God laat Zich de
wereld uit dragen aan het kruis. God is onmachtig en
zwak in die wereld. Juist en alleen op die wijze is Hij
ons nabij en helpt Hij ons...". Alleen de lijdende God
kan ons mensen helpen. Deze gedachte vindt
tegenwoordig weerklank. Wie de moeite neemt om het
boek “Christelijk Geloof” van H.Berkhof door te
bladeren stuit op het idee dat God weerloos is. God
wijkt willens en wetens terug om plaats te maken voor
de mens. Om ruimte te maken voor Zijn schepping.
Niet iedereen is gelukkig met bovenstaande oplossing
voor het kwaad. Iemand als A. van der Beek neemt de
invalshoek dat God berouw heeft. Eerst kiest Hij Saul,
later verwerpt Hij hem als koning. "De God van het
Oude Testament", zo schrijft Van der Beek, "is een
emotionele, heftige, wisselende God, die vandaag de
ene koers gaat en morgen de andere. God is veranderlijk". Weet God dan van geen trouw meer? Jawel,
God blijft door alle wisselingen heen Zichzelf. Hij blijft
de emotionele, meelevende, meelijdende God.
8.3
Leiding in lijden
Dualisme onbijbels
Uit de dogmengeschiedenis blijkt dat er altijd belangstelling
heeft bestaan voor het dualisme. Het dualisme stelt dat God
de bron van al het goede is en tegenover Hem de duivel als
bron van het kwaad werkt. Het dualisme lijkt sympathiek.
Want God is niet verantwoordelijk voor het kwaad.
Toch is het dualisme verkeerd. Omdat in het dualisme het
kwaad een zelfstandige macht wordt die buiten Gods
scheppingsmacht valt. Dan staat het kwaad boven elke wet.
Dan is niet het onwettige van het kwaad in het geding,
maar het bovenwettelijke.
Iemand als rabbijn Harold S. Kushner geeft in zijn bestseller “Als het kwaad goede mensen treft” een populaire
versie van het dualisme. Hij stelt dat God niets met het
kwaad te maken heeft. Die les leert God aan Job. God
strijdt tegen de Leviathan (beeld van de duivel). God laat
daarmee aan Job zien dat ook Hij niet alles in de hand
heeft. Kushner verbindt daar de conclusie aan dat tegenslag
niet van God afkomstig is.
Terecht werpt hij zelf de vraag op wat we aan God hebben,
als het kwaad dat goede mensen overkomt, niet van Hem
afkomstig is. Kushner geeft zelf een antwoord op deze
vraag.
21


Ten eerste gebeuren op deze wereld uiteindelijk meer
goede, dan kwade dingen.
Ten tweede inspireert God mensen om te helpen. En
tenslotte geeft God ons de kracht om lijden te doorstaan.
Bijbelgetrouwe theologen hebben dergelijke gedachten als
on-schriftuurlijk afgewezen. Nimmer is in de
belijdenisgeschriften van de kerk Gods Almacht ingekort. In
het eerste artikel van de Apostolische Geloofsbelijdenis
belijdt de kerk haar geloof in de Almachtige, Schepper van
hemel en aarde. En zingt de kerk der eeuwen niet dat God,
zelfs bij het naderen van de dood, een volkomen uitkomst
kan, wil, en zal geven?
Bijbelse lijn:
Oog voor eigen
schuld
Geen antwoord
over oorsprong
kwaad
Christus leed
God in Christus
geeft hoop.
Te midden van alle vragen reikt de Bijbel ons de volgende
vijf zaken aan.
 Ten eerste mag je niet spreken over het lijden zonder
onze eigen verantwoordelijkheid in het lijden mee te
nemen. Ons hart is verdorven. Onze wil is verkeerd.
Wij hebben God de rug toegekeerd. De dood is de
bezoldiging van de zonde. Wie zijn wij om dan
opstandig te zijn? Of om Gods bestaan in twijfel te
trekken?
 Op de vraag naar de oorsprong van het kwaad geeft
de Bijbel geen antwoord. We lezen in Genesis 3 de
geschiedenis, in Psalm 51 de schuldbelijdenis van de
erfzonde. Maar waarom de wereld in zonde gevallen
is wordt ons nergens uitgelegd. Ook geeft de Bijbel
nergens inzicht in de verhouding tussen God en
duivel, dan alleen dat God boven de duivel staat. God
laat het kwade toe. Maar hoe we ons die toelating
precies moeten voorstellen, blijft onduidelijk.
 Wanneer men het bestaan van God betwijfelt
vanwege het lijden, mag je verwijzen naar het lijden
van Christus. God heeft in Christus geleden. Hij weet
hoe het voelt om pijn te hebben. Hij kan werkelijk
medelijden betonen. Christus heeft in armoede
geleefd. Christus heeft dorst geleden. Christus heeft
haat gevoeld. Christus is gegeseld, geslagen ja zelfs
gedood. Laat niemand zeggen dat God in Christus
niet weet wat de mens lijden kan.
 Meer nog. God in Christus kan ook hoop geven.
Doordat Hij uit de dood is opgestaan. De apostel
Paulus geloofde vurig dat het lijden van de
tegenwoordige wereld niet opweegt tegen de
heerlijkheid die aanstaande is. Hoe weten we dat
Paulus gelijk heeft? Woorden krijgen betekenis door
de ervaring die verwoord wordt. Is er iemand die een
verachtelijke dood gestorven is en vervolgens uit de
dood is teruggekeerd tot het leven? Ja, Christus is
opgestaan. Daardoor weet Paulus dat er een
22

Godsbeeld goed
uitwerken
8.4
heerlijkheid is, die hem wacht. Daardoor weet Paulus
ook dat lijden tot heerlijkheid kan voeren. De
opstanding van Christus geeft het lijden uitzicht.
Ten slotte moeten we ons Godsbeeld goed uit
werken. Dat God liefde is, weet iedereen wel. Bijna
niemand weet die liefde te rijmen met het lijden.
Waardoor komt dat? Doordat we nu zoveel beter
nadenken? Nee, het komt doordat we ons een
verkeerde voorstelling van Gods Liefde en Almacht
maken. Liefde wordt vereenzelvigd met welwillendheid en met het zoeken van genot. Almacht met
onbegrensde mogelijkheden. Kloppen deze beelden?
Juist in de theodicee heeft het Godsbeeld een
belangrijke plaats. Wij maken onderscheid tussen de
verschillende Deugden of Eigenschappen van God.
Dat komt door de beperkingen van ons verstand. God
is Zijn Deugden of Eigenschappen. Zijn liefde is gelijk
Zijn rechtvaardigheid en is ook gelijk Zijn almacht.
God is enkelvoudig. Dat betekent dat we liefde van
God niet moeten verwarren met welwillendheid of
toegeeflijkheid. Liefde van God is ook
rechtvaardigheid. In liefde straft God de zonden in
Christus.
Conclusie
Het lijden stelt het christelijk geloof voor een serieuze
vraag. We mogen noch Gods Almacht noch Zijn Liefde in
twijfel trekken. Gods Almacht wordt openbaar in de
schepping. Gods liefde blijkt uit het sterven van Zijn Zoon.
Pastoraal gezien is berusting het enige juiste antwoord,
daar wij mensen leem zijn in de handen van de
Pottenbakker. Dat wil niet zeggen dat we niet mogen
klagen. Echter, de kracht om te dragen ligt in God.
23
9
Autonomie
Jan komt wekelijks bij zijn moeder op bezoek. Voor zijn
moeder, die verder niet de deur uit kan, zijn deze bezoeken
heel belangrijk. Jan is oprecht blij dat hij haar op deze
manier gelukkig kan maken. Toen ontstond een probleem.
Jan, vennoot bij een accountantsbureau, kreeg promotie
aangeboden bij een dochteronderneming, aan de andere
kant van het land. Wat te doen? Moeder opgeven voor
carrière? Of je carrière aftoppen voor je moeder? Wanneer
ben je echt jezelf, maak je je keuze in alle vrijheid?
Leerdoelen
Je weet wat onder autonomie verstaan wordt.
Je weet hoe Gods Woord over de menselijke vrijheid spreekt.
9.1
Herkomst visie op autonomie
Autonomie is
Om de betekenis van het woord autonomie scherp in beeld
te krijgen, moeten we een stap terug in de tijd. Het woord
autonoom heeft namelijk Griekse wortels. Auto bekent zelf
en nomie komt van nomos. Nomos betekent wet. Letterlijk
betekent het woord autonomie dus: zelf wetten maken. Vrij
vertaald komt het erop neer dat je zelf mag weten wat je
doet.
In de klassieke oudheid paste men autonomie niet toe op
personen, maar op steden. De steden waren autonome
staten. De stadstaten. Die beslisten zelf wie burgerrechten
verkreeg, hoe hoog de belasting was, wanneer men ten
strijde moest trekken. Wanneer de filosoof Protagoras stelt:
"De mens is maat van alle dingen", geeft hij daarmee niet
aan dat de mens vrij is. Maar wel dat de mens beperkt is.
We beoordelen alles naar menselijke maatstaven.
Voor ons heeft autonoom zijn een heel andere betekenis.
Wij denken aan zelfverwerkelijking, zelf beslissen wat je
doet. In onze samenleving is autonomie belangrijk. Zodra
we ons kunnen beroepen op autonomie, stopt de discussie.
Zo kunnen zelfs heroïne verslaafde hoeren nog steeds hun
eigen autonome afwegingen maken om te stoppen met hun
werk of door te gaan.
Dat de mens autonoom is, is voor ons geen schokkende
gedachte. Toch is de huidige invulling van het begrip
betrekkelijk nieuw. In onze huidige vorm kennen we het
nog maar een kleine tweehonderd jaar. Het is goed om dat
te weten, dat relativeert onze invulling van het woord.
I.Kant (1724 - 1804) wordt als de vader van de autonomie
gezien. Het is dus goed om kort bij hem stil te staan. Hij is
van mening dat de wil van de mens goed is. Zo goed, dat
de wil niet anders wil dan het goede. Enkel en alleen omdat
het alleen goede goed is. Je doet dus niet het goede omdat
je er zelf een goed gevoel over houdt. Nee, je doet het
goede omdat dat goed is.
Waarom kiest onze wil voor het goede? Omdat we weten
In klassieke
Oudheid
Huidige invulling
nieuw.
24
dat we het goede behoren te doen. Daar laten we ons door
leiden. Vrijheid is dus het vermogen om ons door de wil te
laten leiden. Dan zin we nog niet bij de moderne invulling
van het begrip autonomie.
Existentialisme en De filosofie van Jean Paul Sartre (1905 – 1980) stimuleerde
autonomie
het denken over de autonomie en vrijheid van de mens
diepgaand. Hij behoort tot de stroming van het
existentialisme. Sarte stelt (tegenover het scholastieke
denken uit de Middeleeuwen) dat de existentie (=bestaan,
“Da-sein”) primair is. Dus: eerst de existentie, dan de
essentie. Sartre wil daarmee zeggen dat wij mensen onszelf
definieren door de keuzes die we maken. We zijn wat we
doen. Door keuzes gaan we ons bestaan invullen en
vormen. Dat scherpt onze verantwoordelijkheid aan.
Sarte stelt dat de mens tot vrijheid is geroepen. Wij
moeten telkens onze grenzen verleggen. Sartre geeft daar
een heel bekend voorbeeld bij. Stel dat een soldaat het
bevel krijgt om onschuldige kinderen te doden. Hij voert
het bevel uit: "Ik moet het wel doen, anders wordt ik zelf
gedood". Volgens Sartre klopt die redenering niet. Omdat
de menselijke vrijheid een verschrikkelijke
verantwoordelijkheid is, waaraan wij mensen niet kunnen
ontkomen. Je eigen leven dan? Sartre antwoordt: je mag
niet zeggen dat je geen held bent. Je kiest er voor om geen
held te zijn. De mens is wat hij van zichzelf maakt.
De menselijke vrijheid hoort bij het mens-zijn en mag
daarom niet ingeperkt worden. Als je zegt:” Ik doe wat in
de Bijbel staat", is dat voor Sartre verraad aan het menszijn. Je mag je vrijheid niet uitleveren aan een overheid,
een godsdienst, een groepsmening of wat dan ook. En als
God zou bestaan, is het onze roeping om in opstand tegen
Hem waarlijk vrij te worden. Wie anders leeft, ontloopt de
last van de vrijheid.
Die drang naar vrijheid tref je niet alleen bij het
existentialisme aan. Het existentialisme verwoordt een
levensgevoel dat aansluiting vindt bij velen. Niet voor niets
is het Vrijheidsbeeld van Amerika een symbool. Treffend is
ook hoe men afrekent met de spanning tussen Gods
Almacht en menselijke onwilligheid en onmachtigheid. Daar
wordt je depressief van. Want die gedachte "zet de mens
vast", zo schrijft Aleid Schilder in haar boek Hulpeloos maar
schuldig.
Het idee dat godsdienst onze menselijke ontplooiing in de
weg staat, wordt wel vaker gehoord. K.Marx sprak van
"Opium voor het volk". De mensen worden door godsdienst
getroost met een utopie.
9.2
Afweging
In het gesprek met de tijdgeest is het verstandig om op
twee zaken te letten.
 In de eerste plaats is het goed om erop te wijzen dat
25

onze autonomie beperkt is.
In de tweede plaats dient het evangelie door de
invalspoort van het woord 'vrijheid' uitgelegd te worden.
Grenzen aan
autonomie.
Ten eerste de grenzen van de autonomie. Hoe vrij zijn wij?
Die vrijheid is minder groot dan op het eerste gezicht lijkt.
1 Er zijn maatschappelijke regels. Een voorbeeld. Wie op
sollicitatie gesprek in vrije tijd kleding verschijnt, met een
flinke hond aan de riem, loopt grote kans afgewezen te
worden. Er zijn algemene maatschappelijke regels.
2 Er zijn persoonlijke beperkingen en mogelijkheden. De
een is creatief, een volgende gewiekst. Niet ieder is
geschikt om programmeur te worden, of chirurg.
3 Er zijn morele grenzen. Ieder weet van goed en kwaad.
Een voorbeeld: we spreken van zinloos geweld. Een stille
tocht trekt duizenden mensen. Ook onkerkelijke mensen
lopen daarin mee. Binnen onze samenleving is een groot
draagvlak voor de afwijzing van zinloos geweld.
Mogelijkheden in
de autonomie
Autonomie biedt de apologetiek mogelijkheden.
In de eerste preek die van de Heere Jezus bekend is,
getuigt Hij van Zichzelf dat hij gekomen is om "gevangen
vrijheid te schenken". Er is bevrijding van schuld in Zijn
sterven. Er is bevrijding van ons eigen ik wanneer we
mogen leven in de kracht van Zijn opstanding. Er is
bevrijding van vrees wanneer we mogen zien op Zijn
heerschappij over alle dingen. Stel het evangelie voor in
termen van bevrijding.
Die vrijheid moeten we goed invullen. Al snel denken we
dat vrijheid hetzelfde is als het wegnemen van dwang of
beperkingen. Op Bevrijdingsdag herdenken we dat de
Duitse bezetting ten einde is. Toch is het een vergissing als
we vrijheid alleen in negatieve termen omschrijven.
Nederland kreeg na de bevrijding nationale zelfstandigheid
terug opdat Nederland weer een eigen natie zou kunnen
vormen. Vrijheid heeft altijd een doel. Ware vrijheid is jezelf
kunnen zijn. Wanneer ben je echt jezelf? Als je Gods beeld
gaat vertonen. Zo was je ooit geschapen, om beelddrager
Gods te zijn. Zoals een vis alleen in het water kan leven, zo
kan een mens alleen opbloeien in een levende relatie met
God.
Deze gedachte plaatst ons voor een schijnbare tegenstelling. Ware vrijheid is vrijheid om echt jezelf te kunnen zijn.
God heeft mij gemaakt om lief te kunnen hebben.
Liefhebben houdt in dat ik mezelf wegcijfer voor de ander.
"Om werkelijk vrij te zijn, moet ik dienen. Om werkelijk te
leven, moet ik aan mezelf sterven. Om mijzelf te vinden,
moet ik mij in liefde verliezen". Alleen omdat we in een God
geloven, Die de Bron van vrijheid en autonomie is, krijgt
onze menselijke vrijheid betekenis. Een voorbeeld. Het
vijfde gebod lijkt je vrijheid in te perken. Toch is het geen
knellend juk. Je kan het vijfde gebod ook zien als een
26
waarde die je nu eenmaal vindt in menselijke relaties. Het
is niet zo dat God de beslissing heeft genomen wat Jan
moet kiezen. Omdat de situatie van Jan uniek is, zoals elke
situatie uniek is, geeft het gebod Gods de mogelijkheid om
afwegingen te maken.
9.3
Conclusie
Autonomie betekent dat de mens zichzelf de wet stelt, een
gedachte die eerst betrekking had op een collectief, de
Griekse stadstaten. Eeuwen later, sinds I.Kant, heeft
autonomie ook betrekking op de mens als individu. Zij het,
dat mensen aan een zedenwet gebonden zijn. Die binding
heeft Sartre en het existentialisme doorgeknipt. De mens is
vrij.
Voor Christenen is het zaak om goed uit te leggen wat we
onder vrijheid verstaan. Ook wat de vrijheid van een
christenmens inhoudt. Voor velen betekent het Christelijke
geloof een bevrijding van angsten, verslavingen. Gods
kinderen zijn waarlijk vrij.
27
10
Zingeving
In Jadigirigutta, een kleine bedevaartplaats in India, schuifelt een rij pelgrims langzaam naar de tempel, die ligt op de
top van de heuvel. De tempel is een grot. In de grot woont
de lokale god Narasimha. Hij ziet eruit als een leeuw met
een mensenhoofd. In de rij staat een vrouw. Zij houdt een
kokosnoot vast, gewikkeld in een doek. Ze is onvruchtbaar
en wil met haar offer de god vragen een kind te geven. Ze
mag naar binnen. Na het gebed geeft ze de kokosnoot aan
de priester. Die hangt de noot aan het plafond.
Leerdoelen
Je weet hoe L.Feuerbach en S.Freud religie verklaren
Je weet wat onder projectie verstaan wordt
Je kunt de gedachte dat godsdienst projectie is bijbels
weerleggen
10.1
De wens van de mens
Godsdienst door
mensen bedacht
De gebeurtenis uit de introductie laat zien uit welke
ingrediënten alle godsdiensten samengesteld zijn: behoefte
- hulp zoeken - vertrouwen op middelen.
Tegelijk zie je hier ook de zwakke plek van alle godsdiensten. Dienen we een Hogere Macht om onze eigen
noden en zorgen te verlichten en verzachten? Is godsdienst
niet gewoon een menselijke behoefte? Is doen aan religie
iets voor labiele mensen, die zelf het leven niet aankunnen?
F.W.Nietsche (1844-1900) heeft een diepgaande gedachten
over God als projectie geschreven. In de periode dat er nog
geen uit gekristalliseerde moraal was, heerst de sterke
mens. Echter, de sterke mens wordt verdrongen de groep
zwakkere, die een moraal ontwikkelden. Zijn moraal helpt
te overleven. God wordt ontworpen om het leven aan te
kunnen. Mensen hebben een waarheid nodig die er altijd is,
die niet tegenspreekt, die niet bedriegt. Zwakke mensen
zoeken naar een ware wereld, waarin geen lijden is, waarin
geen wisseling is, geen tegenspraak is. Wie denkt zo?
Alleen de lijdende, de levensmoede mens.
Zo wordt de wil tot macht geknecht. Christendom is
platonisme voor het volk. Door predikanten wordt de ware
aard van ons mensen omgebogen. Eeuwenlang wordt ons
gepredikt omhoog te zien om de zin van het leven te
ontdekken. Zo wordt de mens een fantasiedier, die denkt
over de zin van het leven in doelen die van boven komen
en die van te voren al vast liggen.
Nietsche stelt dat we er vanuit moeten gaan dat er geen
God is. Zo wordt de weg gebaand naar een nieuwe periode,
waarin wij mensen waarlijk vrij worden.
Nietsche stond met zijn gedachten niet alleen. Hij vond
F.W.Nietsche
28
Feuerbach
Freud
10.2
weerklank. Vandaar dat in de vorige eeuw verschillende
boeken zijn verschenen, waarin godsdienst vanuit de
menselijke geest verklaard werd. Ludwig Feuerbach (18041872) is daar een voorbeeld van. "Ik heb de
bovenwereldlijke, bovennatuurlijke aard van God herleid tot
menselijke bestanddelen. De mens is het begin, midden en
einde van alle godsdienst". Wie over God spreekt, onthult in
feite zijn eigen innerlijke hoop en angst. Ja, wie over God
spreekt, heeft het eigenlijk over zichzelf. Het kennen van
God is dus niet meer dan menselijke zelfkennis.
Feuerbach verbond aan deze gedachte een duidelijke
conclusie: jammer voor de mens dat hij aan godsdienst
doet. Als God een Geest is, past Hij niet bij de mens. Er is
geen aansluiting op elkaar. Lees maar in het citaat uit “Das
Wesen der Religion” (1845): "De mensheid zoekt in godsdienst tevredenheid. Godsdienst is zijn hoogste goed. Maar
hoe kan hij troost en vrede vinden in God, als God een
wezenlijk ander Wezen dan de mens is?".
Sigmund Freud (1856-1939) sluit hierbij nauw aan. De
oorsprong van godsdienst berust op een verlangen naar de
kinderjaren. "De godsdienstige persoon roept het beeld van
zijn vader uit zijn kinderjaren op, tot een voor hem
overdreven gewicht. Hij verheft dit beeld tot goddelijkheid
en richt het mentaal op tot iets tegenwoordigs", zo schrijft
hij ergens. God is een surrogaat-vader. In godsdienst leven
we onze verlangens en behoeften uit.
Die verlangens en behoeften ontstaan doordat de samenleving de ontwikkeling en ontplooiing van de mens in de weg
staat. Wanneer die verwringing er niet zou zijn, was religie
overbodig. Verbeter de wereld en de godsdienst verdwijnt
vanzelf. Mensen hebben dan geen behoefte meer aan God.
Ze vinden troost en plezier in het hier en nu.
Deze mening komt mede voort uit een bepaalde visie op
religie. Freud beziet religie niet als een overtuiging. Religie
is voor hem een verzameling handelingen of riten. Zoals
kinderen een bepaald gedrag vertonen ten opzichte van
volwassenen, zo vertonen mensen bepaald gedrag ten
opzicht van het Goddelijke. Geloven is kinderlijk gedrag, bij
volwassenen, een ontwikkelingsstoornis. Geloven staat de
ontwikkeling naar echte zelfstandigheid in de weg. Alleen
onzelfstandige mensen geloven in God. Velen vinden zich in
deze gedachte.
Vijf bedenkingen
Is geloof inderdaad iets dat we zelf maken, is geloven
wensdenken? Het lijkt een lastige uitdaging. Maar er zijn
wel een aantal zaken tegenover te stellen, die deze
gedachte ontkrachten.
Onwetenschappeli Een eerste bedenking. Bij de theorie van Freud is
jke theorie
wetenschappelijk bezien een vraagteken te stellen. Freud
29
stelt alles vanuit zijn theorie te kunnen verklaren. Maar
juist dan verklaart een theorie niets meer. Omdat de
theorie niet de falsifiëren is. Niemand kan de theorie testen
op fouten of onwaarschijnlijkheid. Omdat er geen
waarnemingen zijn die de theorie ontkrachten.
Geloven is gezond Een tweede bedenking. Freud stelt dat godsdienst een
ontwikkelingsstoornis is. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de
redenering omgedraaid moet worden. Dan wordt ongeloof
een stoornis en geloven getuigt van een gezonde ontwikkeling, waarin geen bindingsangst optreedt.
Vergelijk het met het aangaan van een huwelijk. De
toekomst is onbekend en toch willen die twee mensen
samen door het leven. Ze binden zich aan elkaar zonder
angst. Zo is het ook met de Hogere werkelijkheid. Om je
daar zonder angst aan over te geven, gaat niet zomaar.
Daar is een rijpingsproces voor nodig. Geloven getuigt van
een psychisch gezonde ontwikkeling. Daarin overstijgen
mensen egoïsme en durven zichzelf afhankelijk op te
stellen.
Deze gedachte is van H.C. von Rumke (- 1967), één van de
meest belangrijke psychologen die Nederland heeft
voortgebracht.
Verlangen is
natuurlijk
Een derde bedenking. Het verlangen naar een vader is een
natuurlijk verlangen. Zou dit natuurlijke verlangen ook niet
voor godsdienst opgaan?
Drogredenering
Een vierde bedenking. Feuerbach maakt zich schuldig aan
een drogreden. Godsdienst is niet echt, God bestaat niet
echt omdat we naar Hem verlangen. Die vergelijking gaat
mank. Wensen en bestaan zijn verschillende dingen. De
dingen bestaan niet omdat we ernaar verlangen. Maar die
redenering kan je niet omdraaien. Het is verkeerd om te
stellen: je verlangt ernaar en daarom bestaat het niet.
Mensen zitten niet Een vijfde bedenking. Als God Zich aan mensen openbaart,
op God te
hoe reageren mensen dan? Omarmen ze Hem dan, roepen
wachten
ze dan uit: "Daar hebben we op zitten wachten?" Meestal
ervaren mensen die verschijning als iets ontzagwekkends.
Daniel werd er ziek van. Jeremia roept uit: "Wee mij, ik
verga". Gods Aanwezigheid is zo majestueus, dat het niet
te verdragen is. Waar Christus na Zijn opstanding
verschijnt, spreekt Hij "vrees niet", om de vrees in het hart
te dempen. Er is ontzag voor God. Een gevoel van
kleinheid, nietigheid en zondigheid tegenover de Heilige.
Vele Bijbelheiligen worden ons als sterke persoonlijkheden
getekend, die tegenover God zwak worden. In die zin dat ze
leren dat hun eigen werken niet in tel zijn als het gaat om
de grond van zalig worden. Daarom leren ze alles van God
te verwachten.
30
10.3
Conclusie
Er wordt wel gedacht dat geloof inbeelding of projectie is.
We willen dat God bestaat, omdat we daaraan steun zouden
vinden. We willen dat God bestaat, en daarom bestaat Hij
ook daadwerkelijk. Die gedachte bevat een denkfout.
Wensen dat iets er is, zegt niets over het bestaan ervan. Zo
ook met God. Wensen dat Hij bestaat, zegt niets over Zijn
al of niet bestaan.
De gedachte dat mensen God uitgevonden hebben, is niet
waarschijnlijk. Het Godsbeeld uit de Bijbel keert niet terug
in andere religies. Kennelijk ligt het Bijbelse Godsbeeld niet
voor de hand. Mensen kunnen het niet bedacht hebben.
31
11
Aanknopingpunten
Christus is niet alleen een remedie tegen uw vermoeidheid
en moeilijkheden, Hij wil u zelfs een overvloed geven van
het tegenovergestelde: blijdschap en genoegen. Diegenen
die tot Christus komen, komen niet alleen bij een rustplaats
na rondgedoold te hebben in een wildernis, maar zij komen
ook bij een feestmaal waar ze mogen rusten en feestvieren.
Ze mogen hun vroegere vermoeienissen en inspanningen
achter zich laten en een tijd van vreugde en geestelijke
blijdschap binnen gaan. (Jonathan Edwards)
Leerdoelen:
* Je weet dat het evangelie bij de mens moet aankomen
* Je weet wat ontmoetingspunten zijn
* Je weet wat landingspunten zijn.
* Je weet waarom wij ontmoetingspunten accepteren en
landingspunten afwijzen
* Je weet de bedenkingen tegen de ontmoetingspunten
11.1
Geen aanknopingspunten
Een christen is een mens. Dat betekent dat er op dat vlak
ontmoetingspunten zijn voor een gesprek over het
christelijk geloof. Er zijn ervaringen, die alle mensen
gemeenschappelijk hebben. Te denken valt aan het
verlangen naar geborgenheid of "doen aan religie",
zingeving van het leven, “totaliteitservaringen”.
In dit onderdeel gaan we verschillende ontmoetingspunten
langs. Die punten helpen je om in het gesprek met anderen
herkenbaar over je christelijke levensovertuiging te kunnen
spreken.
Dit is een belangrijk onderdeel. Want hierin zijn we niet
onze geloofsovertuiging aan het verdedigen tegen aanvallen
van buiten-af. In dit gedeelte zoeken we naar
gemeenschappelijke ervaringen van het mens-zijn. In feite
zetten we het christelijk als redelijk alternatief neer voor
onze medemens. Wellicht kijk je daar wat vreemd
tegenaan. We zijn niet zo gewend om het christendom als
een redelijk alternatief naast allerlei andere levensbeschouwingen neer te zetten. Omdat we (terecht!) bang zijn aan
het wonder van Gods genade te kort te doen. Het is geen
vrucht verdienste van gezond en logisch nadenken dat je
naar de kerk blijft gaan.
Aanknopings- of ontmoetingspunten, dat zijn inderdaad
betere woorden dan aangrijpingspunten. Waarom? Twee
redenen.
1 Het woord aangrijpingspunt veronderstelt dat bij anderen
iets van ongerepte waarheid te vinden is. Dat “iets” zouden
we als opstap tot het christelijk geloof kunnen gebruiken.
Die gedachte is niet Bijbels.
32
Want er is niemand die God zoekt, tot niet één toe, zo zegt
de apostel Paulus. Niemand ervaart zich als zondaar voor
God, tenzij de Heilige Geest je overtuigt van zonde, oordeel
en gerechtigheid.
De natuurlijke Godskennis kunnen we niet als een
aangrijpingspunt zien. Omdat ieder de waarheid in
ongerechtigheid ten onder houdt. We verdringen de
natuurlijke Godskennis. We strijden allemaal tegen God.
2 Het woord aanknopings- of ontmoetingspunt heeft dit
voordeel, dat het een zekere mate van gelijkheid inhoud.
Als je werkelijk iemand ontmoet, dan heb je een open
gesprek.
11.2
Zingeving
Alle mensen doen aan zingeving. Zingeving is de
interpretatie van ons bestaan. Zingeving komt voort uit
betrokkenheid op het leven en uit het tekort van ons
menselijke bestaan. Crisis, ziekte, tegenslagen,
teleurstellingen, hoogtepunten en vele andere
gebeurtenissen of emoties kunnen je doen afvragen:
waarvoor leef ik eigenlijk? Dan stuiten we op de zingeving.
Soms kent het leven enorm intense ervaringen. Zoals liefde
of de geboorte van een kind of het overlijden van een
geliefde, of een overweldigende ervaring in de natuur. Dan
breek je als het ware uit het alledaagse en bekijk je jezelf
met andere ogen. Je beseft dat je met alles verbonden bent
aan alles. We noemen dat een totaliteitservaring.
Totaliteitservaringen hebben te maken met zingeving. Je
gaat dan een waardeoordeel geven over het leven.
Op het gebied van de zingeving vinden de we
ontmoetingspunten. Te denken valt aan het besef van goed
en kwaad, besef van eindigheid, aan het onvervulde
verlangen. Deze zaken hebben alles te maken met
zingeving. Daarom gaan we de zingeving gaan we
verkennen vanuit
1 Het onvervulde verlangen
2 Moraliteit
11.2.1
Het onvervulde verlangen
Plato, een Griekse wijsgeer die ongeveer 500 v. Chr. leefde,
vergelijkt ons mensen met lekkende kruiken. We kunnen
van alles en nog wat in het reservoir van het leven gieten,
maar we zijn nooit echt vervuld. We blijven leeg.
Augustinus heeft iets dergelijks ervaren. Hij leefde naar het
goeddunken van zijn eigen hart. Verdiepte zich in de vragen
van zijn tijd, woonde ongehuwd samen, streefde naar een
baan in de ambtelijke top van Milaan. Hij bereikt wat hij wil.
33
En schrijft vervolgens in zijn Confessiones: "U hebt ons
voor Uzelf gemaakt. Onrustig is ons hart, totdat het rust
vindt in U". Hij ervaart dat de driehoekige wereld het ronde
hart niet kan vervullen. Het verlangen naar meer wordt niet
vervuld. Juist door het verlangen naar meer, dringt de
eindigheid zich steeds meer op.
De existentialist Albert Camus merkt op: "De mens is een
dier dat zin zoekt". In diens “Caligula” staat dat: "Het
onverdraaglijk is om te zien dat alle doel uit het leven wordt
weggezogen, om te horen dat het leven geen zin heeft. De
mens kan niet leven zonder doel". Dat wil niet zeggen dat
Camus overtuigt is dat het leven ook daadwerkelijk zin
heeft.
Onze tijd kenmerkt zich door een crisis in de zingeving. Fr.
Nietsche daarover bijna profetisch geschreven. Heel het
leven wordt door krachten beheerst. De mens zoekt daarin
zijn weg. Hij wil overleven. En daarom doet hij aan
zingeving. Maar de grote massa is zwak. Kan het leven niet
aan. Daarom ontwikkelt de zwakke mens een moraal,
zodanig dat deze groep kan concurreren tegen de sterken.
De sterke accepteert het lijden, maar de zwakken vluchten
we van het lijden, door het te duiden. Om lijden te
hanteren verzinnen ze een andere plaats dan dit leven. Zo
herleidt Nietsche (1844-1900) religie: het is de onmacht tot
macht, religie is platonisme voor het volk. Geloof in God is
een illusie.
God is dood. Als gevolg daarvan is de zin van het leven ook
minder duidelijk geworden. Dat kunnen we nog niet goed
verwerken. In de achterliggende 2000 jaar zijn de
antwoorden van geloof en filosofie steeds radicaler
geworden. Nu valt alles weg. Er is een nihilistische
levensinstelling gekomen. We zijn uit een evolutionair
proces ontstaan. Toevallig en zomaar. Waarom we bestaan
weten we niet. Het bestaan is absurd, onredelijk.
Waarden blijken geen harde waarden te zijn. Een voorbeeld
daarvan geeft Arthur Adamov in het toneelstuk Le Ping
Pong. Twee studenten raken gefascineerd door de
flipperkast in het café. Ze zien het als een kunstwerk. Als
een zakelijk voorwerp om geld mee te verdienen.
Liefdesrelaties ontstaan door ontmoetingen bij de
flipperkast. Zo wordt de machine van middel tot
verstrooiing doel op zichzelf. De machine geeft de twee
studenten troost in hun lege leven.
Hoe kunnen we de crisis in de zingeving te boven komen?
Drie mogelijkheden doen zich voor:
1 Het leven beëindigen door middel van zelfdoding.
2 Het leven heeft geen zin, wegvluchten in pessimisme en
nihilisme. Pessimisme wordt onderbouwd met gedachten
als: Het nastreven van doelen heeft geen zin, geluk ligt
alleen in het verleden, het leven is een illusie. Het gaat
34
weer voorbij.
Deze beide mogelijkheden zijn door hun negatieve insteek
niet levensvatbaar. Vandaar dat velen kiezen voor een
derde optie:
3 Een levensovertuiging aanvaarden.
Dat kan een levensovertuiging zonder God. Een voorbeeld
daarvan het humanisme, waarin zelfverwerkelijking
belangrijk is. Persoonlijke vermogens worden ontwikkeld
door lange en volhardende inzet. Zo kom je tot de
topervaring. Traditie of omgeving zijn wel belangrijk, maar
spelen geen doorslaggevende rol. Het gaat immers om je
eigen persoonlijkheid. Mensen vinden de vrede in zichzelf.
Vanuit die positie nemen zijn verantwoordelijkheid in de
samenleving.
Dat kan een levensovertuiging met God zijn.
C.S.Lewis maakt zelfs van dit onvervulde verlangen een
Godsbewijs. Het verlangen naar het oneindige kan er alleen
zijn, als het oneindige ook werkelijk bestaat. Heel de
schepping is geschapen, om de Schepper te kennen en te
eren. Het is niet voor niets dat je in het Nieuwe Testament
leest over de blijdschap die de Heilige Geest kan geven,
over de doelgerichtheid die Hij in het leven kan schenken.
11.2.2
Moraliteit
De mensheid kan niet zonder enige orde. Alle
samenlevingen hebben op hun manier een gedragscode
ontwikkelt. Daarin in wordt het collectief samenleving
gewaarborgd. Daarnaast hebben alle mensen ergens een
persoonlijk besef van goed en kwaad. Nu zijn er mensen die
zeggen dat niets zeker is. Maar de stelligheid van die
uitspraak ondermijnt zichzelf. Zeker te weten dat niets
zeker is, kan niet. Dat biedt openingen om te
veronderstellen dat er een scheidslijn tussen goed en
kwaad bestaat.
Het onderscheid tussen goed en kwaad is het bestaansrecht
van filosofie en religie. Beiden denken na over de juiste
handeling de verantwoording daarvan.
Nu wordt moreel handelen ook wel verklaart vanuit de
evolutie. De soort overleeft door orde. De voor-wat-hoortwat mentaliteit helpt ons verder.
Toch is geeft ons dat een probleem. Een voorbeeld. Moeder
Teresia is alom geacht als een voorbeeld van altruïsme. Zij
geeft belangeloos haar hele leven aan het goede, door zelf
opgelegde armoede zodat zij de stervenden in Calcutta kan
helpen. Als moraal niet als een gevolg van evolutie te
verklaren is, hoe dan wel?
Een citaat: “Als er buiten het heelal een bestierende macht
bestond, zou deze zich niet aan ons tonen als een van de
feiten binnen het heelal – net zo min als de architect van
een huis een muur of een trap of stookplaats in dat huis
35
zou zijn. De enige manier waarop deze macht zich zou
kunnen openbaren is bennen onszelf, als een invloed of
instructie om ons tot bepaald gedrag aan te zetten. En dat
is precies at we binnen onszelf aantreffen. Dat zou ons toch
te denken moeten geven” (C.S.Lewis, Onversneden
Christendom).
.
11.3
Conclusie
De apologeet heeft op het menselijke vlak vele raakvlakken
met de medemens.
Toch ligt er een groot probleem in de tijdgeest waarin we
leven. Door onze tijd loopt een pessimistische lijn.
Zingeving is niet nodig. Dat betekent dat de apologeet niet
kan insteken op de een veronderstelde zingeving. Zingeving
hoort niet bij het mens-zijn, maar wordt ons aangepraat
door de Grote Verhalen, aangereikt door filosofie en religie.
Zingeving is meer verbonden aan zelfverwerkelijking en de
topervaring, dan aan een wereldbeeld dat het leven ordent,
legitimeert, verklaart of integreert.
Dat betekent dat het contact met de medemens meer op
het gebied van het persoonlijk leven, de eigen emoties ligt
dan op veronderstelde waarheden, waarden en normen.
Het is voor de apologeet aannemelijk te maken dat er geen
God is, via de moraal.
36
12
Waarom zou je geloven?
"Het christendom moet zichzelf verkopen door z'n
relevantie voor het leven aan te tonen en niet slechts
z'n onlosmakelijke redelijkheid" Je hebt allemaal wel
eens iemand over iets horen spreken dat op zich waar
was. Bijvoorbeeld over een postzegelverzameling.
Wellicht kan iemand je van alles vertellen over
watermerken in de tijd van koningin Emma. Alleen, die
waarheden hebben voor jouw geen relevantie. Het
spreekt je niet aan. En daarom doe je er niets mee.
Zo denken heel veel mensen over het christelijk
geloof. “Wellicht interessant. Maar voor mij niet
relevant. Ik kan zonder dat geloof net zo goed leven”.
Wanneer de wereld niet geïnteresseerd is in het
christelijk geloof, kan dat veroorzaakt worden doordat
christenen er niet in slagen het geloof relevant te
maken voor een ander.
De relevantie van het christelijk geloof moet op aantal
gebieden van het leven beslag leggen.
* Mensen hebben behoefte aan een basis voor de
moraal.
* Mensen hebben behoefte aan een zinvolle
interpretatie van gebeurtenissen.
* Mensen hebben behoefte aan een visie die hen
inspireert
12.1
Zonder geloof vaart niemand wel
Voor je medemens is het begrijpelijk wanneer je geloof
uitlegt in termen van 'nut'. Je legt aan een ander uit
wat je aan je geloof hebt. Welke steun het geeft, welk
houvast het biedt. Is die invalspoort bijbels? Je gelooft
niet voor jezelf, maar door het geloof verheerlijk je
God. Door Hem als Koning te erkennen en Hem te
gehoorzamen. Dat lijkt een ander accent.
Toch lees je dat Christus aanspoort zich te haasten
"om huns levens wil". En de Heidelberger Catechismus
vraagt in de bekende eerst zondag: "Wat is uw enige
troost beide in leven en sterven". Over die formulering
is nagedacht. Troost wordt met opzet als eerste
genoemd. Trouwens, het woord troost heeft in het
Middelnederlands van de 16e eeuw een veel bredere
betekenis dan in ons hedendaagse Nederlands. Het
betekent zoveel als: levensmoed, opwekking, kracht,
steun. En is het je al eens opgevallen hoe vaak in de
37
Heidelberger sprake is van "nut" of "bate".
Al met al kan je heel verschillende redenen hebben om
te kiezen voor een bepaalde levensovertuiging. Je kunt
in een religie geloven omdat je ouders je daarin
opgevoed hebben. Of omdat je vrienden erin geloven.
Of omdat velen erin geloven. Of omdat je er iets van
af weet. Al dit soort motivaties noemen zijn van
sociologische aard.
Daarnaast zijn er ook psychologische redenen voor
een geloof. Bijvoorbeeld omdat het zin en oriëntatie
aan je leven geeft. Of omdat het identiteit geeft,
omdat het je van schuldgevoelens verlost, omdat het
gewoon een goed gevoel geeft. Ongeveer de helft van
de mensen die een religie geloven, geven
psychologisch redenen als motivatie op.
Anderen komen filosofische redenen tot een keuze uit
de vele religies. Dan staat het begrip waarheid
centraal. Een religie is logisch, waar, redelijk of iets
dergelijks.
Tenslotte zijn ook religieuze redenen waarom mensen
aan godsdienst doen. Men gelooft omdat God op een
directe manier ervaren wordt. Of omdat er wonderlijke
uitreddingen beleefd zijn. Het merkwaardige doet zich
voor dat men over het algemeen deze reden als
laatste opgeeft.
Heel deze opsomming laat zien via welke invalspoorten
het christelijk geloof voor anderen relevantie kan
krijgen. Ter beantwoording van de vraag welke
motivatie het meest belangrijk is, het volgende citaat:
"Er kan weinig twijfel over bestaan dat het hoofdmotief
voor evangelisatie een theologisch motief was. De
eerste christenen verbreiden het evangelie niet omdat
dit raadzaam voor hen was. Of omdat ze dat als hun
maatschappelijke verantwoordelijkheid beschouwden.
Ze deden het niet uit medelijden. Ze evangeliseerden
uit de geweldige ervaring van Gods liefde die ze
ontvangen hadden door Christus", zo stelt M.Green.
Jonathan Edwards komt tot geloof, wanneer hij door
het lezen van Gods Woord, zoveel heerlijkheid in
Christus ziet, dat hij niet anders kan of al zijn zonden
aan Zijn voeten belijden. Dan ervaart hij ook de
vergeving van zijn zonden. Het zien op Jezus, dat is
het de kern waar het om gaat.
De apostelen prediken het evangelie niet uit
hobbyisme. Nee, wanneer Petrus door het Sanhedrin
ter verantwoording wordt geroepen, zegt hij: "Men
moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen
(Hd.5:29). Niemand zit op een relatie met God te
38
wachten. Want we zijn allen dood in zonden en
misdaden. Daarom heeft Christus de Heilige Geest
beloofd. "....maar gij zult ontvangen de kracht des
Heiligen Geestes, Die over u komen zal. En gij zult
Mijn getuigen zijn" (Hd.1:8).
12.2
Conclusie
Apologetiek is een Bijbelse opdracht. Die wij in ons
leven moeten uitvoeren. Afhankelijkheid, creativiteit
en liefde tot God zijn daartoe nodig.
Het christelijk geloof kunnen we uitleggen in termen
van “nut”, maar het christelijk geloof is boven dat
vooral noodzakelijk. Omdat we te doen hebben met
een vertoornd God die in Christus alleen de schuld
vergeeft.
39
Download