Apologetiek (II) Tegenwerpingen verworpen Tekstboek JJGrandia, Gomarus scholengemeenschap 1 Inhoudsopgave 5 5.1 Intellectuele hindernissen Redenen om Gods bestaan af te wijzen 6 God bestaat 6.1 Godsbewijzen 6.1.1 Ontologisch Godsbewijs 6.1.2 Kosmologisch Godsbewijs 6.1.3 Teleologisch Godsbewijs 6.1.3.1 Antropisch Principe 6.1.3.2 Intelligent Design 6.1.4 Moreel Godsbewijs 6.2 Conclusie 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 8 8.1 8.2 8.3 8.4 Vele religies en een waarheid Pluralisme Universalisme Relativisme Exclusivisme Conclusie God en het lijden Lijden en Gods bestaan Theodicee Leiding in lijden Conclusie 9 9.1 9.2 6.3 Autonomie Herkomst autonomie Afweging Conclusie 10 10.1 10.2 10.3 Zingeving Wens van de mens Vijf bedenkingen Conclusie 11 Ontmoetingspunten 11.1 11.1.1 11.1.2 11.1.3 11.4 Ontmoetingspunten Casus Inleiding Probleem Verwerking 11.2 11.2.1 11.2.2 11.2.3 11.2.4 Het onvervulde verlangen Casus Actualiteit Afweging Verwerking 11.3 Het besef van sterfelijkheid 11.3.1 Casus 2 11.3.2 Actualiteit 11.3.3 Afweging 11.3.4 Verwerking 11.4 11.4.1 11.4.2 11.4.3 11.4.4 De menselijke zedelijkheid Casus Actualiteit Afweging Verwerking 12 12.1 12.2 12.3 Argumenten voor het christelijk geloof Actualiteit Geloven is noodzakelijk Verwerking 13 Literatuur 3 Inleiding Dit lesboek is een vervolg op lessen die je over apologetiek gekregen hebt. De hoofdstuknummering telt gewoon door op het eerste deel. Vandaar dat je begint met hoofdstuk 5. Deze module moet gaat in op de meest voorkomende tegenwerpingen tegen het christendom. In het tweede deel van deze module gaan we zoeken bruggen voor het gesprek met de ander. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd; Je krijgt de actualiteit door middel van een casus onder ogen, vervolgens wordt je gezegd wat je in dit hoofdstuk gaat leren. Je krijgt informatie over kernbegrippen die actueel zijn. Belangrijke kernwoorden staan in de kantlijn vermeld. Een afsluitende conclusie, waarin je de weg wordt gewezen naar aanleiding van Schrift en belijdenis. Naast dit leerboek heb je een werkboek. Daarin wordt aangegeven hoe je de stof je eigen maakt. Hetzij door activerende opdrachten in de klas, het zij door dingen die je thuis moet uitzoeken. 4 5 Intellectuele hindernissen Misschien wel de belangrijkste reden waarom atheïsten niet geloven in het bestaan van God of goden, is dat er geen enkele aanwijzing is voor hun bestaan. Het geloof in God is net zo min aannemelijk als het geloof in Sinterklaas, de tandenfee of onzichtbare kaboutertjes. Als er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van goden, komt men automatisch uit op het a-theïsme, de afwezigheid van theïsme 5.1 Redenen om Gods bestaan af te wijzen Atheïsme Logisch onhoudbaar Het atheïsme stelt op een beredeneerde manier vast dat God niet kan bestaan. Atheïsme betekent letterlijk “zonder God”. Daar kunnen wij tegenover stellen dat het atheïsme op logische gronden geen houdbare gedachte is. Want: Om te zeggen dat God niet bestaat, moet je alles weten. Ook alles weten over de dingen die buiten onze waarneming liggen. Weten dat de buitenzintuiglijke waarneming er niet is. Of als er wel iets is buiten onze waarneming, dat daar dan in ieder geval geen God te vinden is. Je begrijpt, die kennis is voor ons mensen onmogelijk. Omdat we niet alles kunnen weten. Maar ook omdat we niet kunnen weten wat buiten onze waarneming ligt. Dus is het ook onmogelijk om te weten dat God niet bestaat. Agnosticisme Om deze redenen is er dan ook een tweede mogelijkheid. Het agnosticisme stelt dat we over God niets kunnen weten. Letterlijk betekent agnosticisme: “zonder kennis”. Dan gaat het over kennis aangaande God. Misschien bestaat Hij wel, maar dan nog is er weinig met zekerheid te vermelden over Hem. We weten niet of Hij wel of niet bestaat. Logisch onhoudbaar Daar kunnen we tegenover stellen dat: Het riskant is om op grond van het gegeven dat wij het niet goed op een rij krijgen, dan maar te veronderstellen dat er geen God zal zijn. Stel dat wij ons vergissen, en dat Hij er wel is! Dan zal Hij rekenschap van ons afeisen. Het goede in de wereld onverklaarbaar is zonder God. Zowel het atheïsme als het agnosticisme kunnen bekritiseerd worden. Daaruit volgt dat het theïsme een mogelijkheid is. Onder theïsme verstaan we het geloof in een hogere Macht, in het midden gelaten of dat onze God is. De kerk gelooft in het bestaan van God. 5 Argumenten voor atheïsme en agnosticisme Atheïsten en agnosten hebben redenen voor hun overtuiging. Hieronder staan de meest bekende. God is niet waarneembaar, we kunnen niets met zekerheid over Hem zeggen. Het woord God is betekenisloos. Er zijn zoveel verschillende godsdiensten, dat laat zien dat het voor gelovigen onderling niet duidelijk te krijgen is Wie God is. Het lijden en het kwaad op de wereld pleiten tegen een almachtige en goede God. Veel Joden zijn atheïst geworden, door de verschrikkelijke ervaringen opgedaan in de Tweede Wereldoorlog. Geloof is wensdenken. Christenen hopen dat er een God bestaat. Geloof is voor zwakke mensen, die het leven niet aankunnen. Christenen geloven omdat ze van jongs af aan opgegroeid zijn met de Bijbel. Geloof is aangepraat. Wonderen kunnen toch niet waar zijn. Wonderen zijn oncontroleerbaar, doordat ze niet te herhalen zijn. Zo is het onvoorstelbaar dat de opstanding van Jezus lichamelijk geweest zou zijn. Dat is onmogelijk. Atheïsme is meer Deze tegenwerpingen zijn voor het christendom in dan een denkfout. meerdere of mindere mate echte problemen. Vooral de vraag naar het bestaan van God in relatie tot het lijden in deze wereld is niet gemakkelijk. Nu is ongeloof meer dan een denkfout. Achter het atheïsme gaat niet alleen een verkeerde redenering schuil. Alle mensen zijn in Adam gevallen, alle mensen hebben een verduisterd verstand. Atheïsme komt ook uit onwil en vijandschap voort. De tegenwerpingen hoeven daarom niet de echte problemen te zijn. Ze kunnen ook als "bliksemafleiders" dienen, zodat het gesprek niet te persoonlijk wordt. Heel wat keren hoor je stereotype tegenwerpen, zoals: "Ik mag toch zeker zelf uitmaken hoe ik leef" of "als je maar oprecht bent". Dergelijke tegenwerpingen zijn ontwijkend. Ze gaan het echte gesprek uit de weg. Wie zegt: "Het maakt niet uit wat je gelooft, als je maar oprecht bent" zou er niet over piekeren om dit ook op andere terreinen van het leven toe te passen. Wie zou durven beweren dat het niet belangrijk is of je op een examen onzin of verstandige zaken opschrijft, zolang je maar eerlijk bent? En hoe oprecht je vertrouwen in het openbaar vervoer ook zou zijn, zonder raadplegen van de vertrektijden mis je hoogstwaarschijnlijk de juiste trein of bus. Zo lijken argumenten soms het gesprek te openen, maar ze kunnen het echte gesprek blokkeren. Alleen op echte vragen hoef je in te gaan. De apologeet verantwoordt zich. Dat wil zeggen dat hij antwoord geeft. Als er geen echte vraag is, is er geen ruimte voor een 6 antwoord. Dan moeten we zwijgen. 6 God bestaat "Geloof jij dat God bestaat? Man, kijk naar al het onrecht. Je maakt mij niet wijs dat Hij bestaat!" Ze keek hem recht in de ogen. "Bewijs dat maar eens!" Paul wist niet goed wat hij nu zeggen moest. Bewijzen, bewijzen? Kan ik het bestaan van God bewijzen? "Ik denk" Hij stopte. Kan ik het wel aannemelijk maken? Mag ik het wel aannemelijk maken? "Nee" zo zei Paul, "het is niet te bewijzen. Je moet het geloven". "O", zei ze "daar kan ik niets mee". "Want wat ik geloof, dat moet eerst aannemelijk zijn. Ik wil best geloven dat we morgen geen les hebben. Maar dan moet ik wel een roosterwijziging gezien hebben, of het van een leraar gehoord hebben. Anders kan je je ook vergissen". Leerdoelen Je weet wat onder Godsbewijzen verstaan wordt Je weet wat het verschil tussen het ontologische, kosmologisch en teleologisch Godsbewijs is. Je weet welke waarde Godsbewijzen hebben. Je bent in staat om twijfel aan het bestaan van God met intellectuele argumenten te weerleggen 6.1 Godsbewijzen Godsbewijzen Onder Godsbewijzen verstaan we poging om het bestaan van een Hogere Macht aannemelijk te maken. Een poging die zo oud is als de mensheid. Plato probeerde het bestaan van goden al te bewijzen. Nut Godsbewijzen Nu is zeer de vraag of het geloof geloofwaardiger wordt van al die Godsbewijzen. Zodra ze onhoudbaar blijken, valt de intellectuele basis voor het geloof weg. De Godsbewijzen zijn daarom nooit de basis voor het christelijk geloof. De opstanding van Christus vormt de basis. Toch is het goed de Godsbewijzen te kennen. Het maakt je "wendbaar" in het gesprek. Ze laten ook zien dat geloven niet een irrationele zaak is. De christelijke levensovertuiging is te onderbouwen. Omschrijving Anselmus redenering 6.1.1 Ontologisch Godsbewijs Ontologische Godsbewijzen leiden vanuit de Eigenschappen van God Zijn bestaan af. Het woord ontologisch is afgeleid van het Griekse werkwoord ontos, dat zijn betekent. De bekendste verdediger van het ontologisch Godsbewijs is Anselmus (1033-1109). Het verhaal gaat dat hij niet gerust was over de reeds bestaande Godsbewijzen. Ze deden aan Gods eer tekort, doordat ze niet van Hemzelf uitgingen. Anselmus had er slapeloze nachten van. Hij wilde zo graag een Godsbewijs, dat zoveel mogelijk los van de zintuiglijke waarneming staat. Omdat alleen dan God geëerd wordt als 7 God. Na drie slapeloze nachten was hij er uit. Hij redeneert op de volgende twee manieren. Geldigheid van Anselmus redenering is beperkt. Geloof belangrijker dan bewijs God is volmaakt. Maar een volmaakt Wezen moet noodzakelijkerwijs bestaan. Zonder “er zijn” is het volmaakte nog niet volmaakt. We hebben in de taal de overtreffende trap, groot groter - grootst. Pas de overtreffende trap op het goddelijke toe. Denk je het meest volmaakte in. En dat waarboven niets groters denkbaar is, is God. Is deze redenering geldig? Daar is niet iedereen van overtuigt. Gaunilo werpt tegen dat het mooiste, rijkste, fijnste niet echt hoeft te bestaan. Volkomenheid en fantasie kunnen samen gaan. We kunnen ons de meest ideale plek op aarde voorstellen, zonder dat die echt hoeft te bestaan. We kunnen ons de meest ideale mens voorstellen, zonder dat die leeft. We kunnen ons een volmaakte God voorstellen, zonder dat Hij er is. Anselmus is het daar niet mee eens. Het grootste dat niet bestaat is niet het grootste. Het grootste dat is, is het bestaande grootste. Wil de superlatief van de overtreffende trap geldig zijn, zal het voorwerp ook echt moeten bestaan. Anders is het denken niet geldig. Denken en bestaan zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Anselmus manier van denken kunnen wij niet meer zo volgen. Anselmus is een begripsrealist. Dat wil zeggen dat niet de concrete dingen, maar de algemene begrippen de werkelijkheid vormen. Het begrip God is alleen mogelijk als God Zelf bestaat. Het Godsbewijs van Anselmus is geen bewijs in de eigenlijke zin van het woord. In de kerkgeschiedenis staat hij bekend als de man die het geloof benadrukt. Van hem is het bekende gezegde: het geloof dat inzicht zoekt (fides quarens intellectum). Anselmus kende God door de persoonlijke ontmoeting. God is het Zijn zelf, dat we niet hoeven te bewijzen. De gedachte dat met het idee van God ook Zijn bestaan gegeven is, is een vorm van vertrouwend geloof. 6.1.2 Kosmologisch Godsbewijs Omschrijving Redenering van Th.van Aquino Een krappe tweehonderd jaar later leeft Thomas van Aquino (1225-1274). Hij heeft maar liefst vijf Godsbewijzen gegeven. Zelf spreekt hij niet over Godsbewijzen, maar over de weg tot God. De meest bekende is het kosmologisch Godsbewijs. Vanuit het bestaan van de wereld (in het Grieks: kosmos) klimt Thomas op tot het bestaan van God. De denklijn verloopt als volgt: Alle gevolg heeft een oorzaak. Aan het begin van die keten vinden we de Onbewogen Beweger. 8 De weg tot God is volgens Thomas van Aquino een route vanuit de natuur naar de boven-natuurlijke wereld. Het kosmologisch Godsbewijs is een onderdeel van de natuurlijke theologie. Daaronder verstaan we een theologie die zonder bovennatuurlijk ingrijpen, toch zinvolle uitspraken over God kan doen. Dat is alleen mogelijk als mensen hun verstand logisch inzetten. Het kosmologisch Godsbewijs is tegenwoordig meer in de belangstelling gekomen. Mede door de Big Bang theorie, die het ontstaan van de aarde verklaart vanuit een ontploffing in het niets. Wat was er voor de ontploffing? Wat heeft de ontploffing veroorzaakt? Christenen gaan op die vragen in, onder andere door middel van het kosmologische Godsbewijs. Omschrijving 6.1.3 Teleologisch Godsbewijs Het Griekse woord telos betekent doel en ontwerp. Het teleologisch Godsbewijs stelt dat de complexiteit van de schepping verwijst naar een intelligente Ontwerper. En dat de schepping niet zinloos is, maar een doel heeft. Vanuit de Bijbel weten we dat de schepping door God is geschapen, met de bedoeling Zijn lof te verkondigen. Het teleologisch Godsbewijs staat opnieuw in de belangstelling. Dat komt door de ontwikkeling van het anthropisch principe. Maar vooral door de ontwikkelingen rond Intelligent Design. 6.1.3.1 Anthropisch principe Natuurwetenschappers tonen aan dat het leven op aarde afhankelijk van veel factoren. De afstand tot de zon, de hoeveelheid zuurstof in de dampkring, de zwaartekracht en noem maar op. Al die zaken moeten heel precies afgestemd zijn. Antropos is mens Dat noemen we het anthropisch principe. Anthropisch, daarin zit het Griekse woord anthropos. Dat betekent mens. Het anthropisch principe wil zeggen dat de zon, de aarde, het heelal, alles meewerkt om leven mogelijk te maken. Als de waarden maar een klein beetje zouden veranderen, is het leven onmogelijk geworden. Momenteel zijn er ruim 120 van zulke principes gevonden. Een paar voorbeelden: De zuurstofspanning in de lucht is 21%. Bij 25% ontstaan overal spontane ontbrandingen. Bij 15% stikken we. Deze spanning is al eeuwenlang gelijk. De doorzichtigheid van de lucht is zo dat we elkaar goed kunnen zien. Maar tegelijk zo dicht, dat zonnestralen afgeremd worden zodat we niet 9 verbranden. Jupiter heeft een zodanige baan in ons zonnestelsel, dat het als een stofzuiger werkt. Hij vangt al het gruis op zodat wij ongeschonden door de ruimte zweven. Door het anthropisch principe is de kans dat het leven toevallig is ontstaan ook erg klein. Net zo klein als dat een Boeing 747 ontstaat door een orkaan die over een vuilnisbelt raast. Het anthropisch principe trekt de laatste jaren veel aandacht. Er zijn natuurwetenschappers die op grond van het anthropisch principe neigen tot het theïsme. Zo schrijft atronoom Greenstein: De gedachte komt onmiddellijk op dat een of andere bovennatuurlijke macht in het spel is. Is het mogelijk dat we opeens, zonder dat het de bedoeling was, gestoten zijn op een bewijs voor het bestaan van een Opperwezen? 6.1.3.2 Intelligent Design Omschrijving I.Kant Categorisch imperatief 6.1.4 Morele Godsbewijs Ook uit moraliteit is het bestaan van God af te leiden. Behalve de reeds genoemde Godsbewijzen, is er nog een invloedrijk 'bewijs', opgesteld door I.Kant (1724-1804). Kant, vader van de Verlichting, gaat uit van het feit van de moraliteit. Hij redeneert als volgt: elk mens heeft te maken met een geweten. "Ieder mens ziet zich geobserveerd door een innerlijke rechter die dreigt en die de mens in het gareel houdt. Die rechter kent het hart. Ook heeft die rechter de hoogste autoriteit. Ja, hij moet de hoogste macht in hemel en aarde hebben, omdat hij anders zijn geboden niet de juiste kracht kan bijzetten. Die rechter noemen we God". Dat spoort met de ervaring dat alle mensen een objectieve morele orde van goed en kwaad erkennen. We vinden in onszelf een gebod om goed te doen. Kant noemt dat de categoriale imperatief. Imperatief omdat het 'gij zult' klinkt. Categoriaal, omdat die imperatief absoluut is. Welnu, die orde om goed te doen slaat zonder de volgende drie zaken nergens op: 1 We zijn echt vrij om te kiezen tussen goed en kwaad. 2 Er moet iets in het leven zijn dat een overtreffende betekenis aan het leven geeft: een leven na dit leven in de eeuwigheid, waarin beloning van goed plaats vindt. 3 God moet dus als de hoogste bron van de morele orde bestaan. Het bestaan van God wordt door Kant 'bewezen' op grond van de moraliteit van ons mensen. Want je vindt geen gewetensprincipes in een groep atomen. Tot op de dag van 10 vandaag wordt de geldigheid van deze redenering erkend. Maar dan wel in een wat gewijzigde vorm. Moraal kan ook verklaard worden uit evolutie. We kunnen geleerd hebben goed te doen, uit het besef dat goed doen de overlevingskansen van de soort mens vergroot. Toch stuit die verklaring op problemen. Er zijn mensen die zichzelf belangeloos opofferen. Altruïsme noemen we dat. En dat is niet te verklaren. “Als er buiten het heelal een bestierende macht bestond, zou deze zich niet aan ons tonen als een van de feiten binnen het heelal – net zomin als de architect van een huis een muur of trap of stookplaats in dat huis zou zijn. De enige manier waarop deze macht zich zou kunnen openbaren is binnen onszelf, als een invloed of instructie om ons tot bepaald gedrag aan te zetten. En dat is precies wat we binnen onszelf aantreffen. Dat zou ons toch te denken moeten geven”, zo betoogt C.S.Lewis 6.2 Conclusie Je hebt een aantal gangbare Godsbewijzen onder ogen gehad. Eigenlijk is de uitdrukking "Godsbewijzen" niet zo gelukkig. Immers is het bestaan van God niet te bewijzen, want Hij is zo anders dan wij mensen zijn. God staat boven het bewijsbare. De zogenoemde Godsbewijzen zijn dan ook meer getuigenissen voor het bestaan van God, dan bewijzen in de strikte zin van het woord. Daar komt nog bij, dat de gangbare "Godsbewijzen" hoogstens het bestaan van een hogere Macht aannemelijk maken. Maar niet een precieze invulling van die Macht kunnen geven. Met andere woorden, een islamiet of hindoeist kan op exact dezelfde manier zijn god bewijzen, als een christen. Godsbewijzen zijn geen onontkoombare bewijzen. Dan zou iedereen die een goede redenering over het bestaan van God leest, een overtuigd theïst zijn. Zo werkt het in de praktijk niet. Dat komt door twee redenen: In de eerste plaats hebben de Godsbewijzen hun vertrekpunt in het verstand van mensen. Vanuit de menselijke logica wordt geredeneerd over God, Wie Hij is en hoe Hij is. Stap voor stap voert de logica ons tot een conclusie. Het verstand is te vergelijken met een ladder, die van het aardse naar het hemelse leidt. Dat is een route vanuit de mens naar God. In de Bijbel lezen we van een andere weg. De weg van God naar de mens toe. De weg van openbaring. Hij openbaart Zich in Zijn Woord. En Hij openbaart Zich door Woord en Geest beide aan Zijn kinderen. In de tweede plaats werken de Godsbewijzen niet door onze 11 val in Adam. We zijn vijanden van God geworden. Ongeloof is meer dan een denkfout. Geloof in God is niet de conclusie van een argument. De vreze des Heere is niet het resultaat van wijsheid, maar het beginsel van wijsheid. Verschillende inzichten en ervaringen bij elkaar bevestigen een levensovertuiging, waarin God een centrale positie bekleedt. Godsbewijzen ondersteunen een overtuiging, maar wekken die overtuiging alleen niet op. Zijn de Godsbewijzen dan waardeloos? Nee, beslist niet. Omdat ze laten zien aan anderen dat er goede gronden zijn die je overtuiging rechtvaardigen. 12 7 Vele religies en een waarheid Elk geloof berust op een eigen waarheid, terwijl ze elkaar uitsluiten en het onmogelijk is te bepalen welke beter is. Dit maakt elk geloof strikt persoonlijk. Blijkbaar is God niet zo duidelijk. De enige uitweg uit dit probleem is, om met de woorden van Herman Philipse te spreken, "dat gelovigen hun verhalen moeten nemen voor wat ze zijn: mythen die stammen uit een vroegere cultuurfase van de mensheid en die ons soms nog beroeren omdat ze getuigen van menselijke verlangens en tekortkomingen." Leerdoelen Je kunt de begrippen godsdienst en religie goed definiëren. Je weet wat het universalisme, relativisme en exclusivisme antwoordt op de vraag of alle godsdiensten gelijk zijn. Je bent in staat om de overtuiging dat het christelijk geloof alleen zaligmakend, is bijbels te onderbouwen. 7.1 Pluralisme Pluralisme is Veranderingen tijdens de Verlichting. We leven in een pluralistische samenleving. Daaronder verstaan we dat allerlei verschillende levensovertuigingen en religies principieel als gelijken worden gezien en behandeld. Dat is op zich geen nieuw gegeven. Rond het begin van de jaartelling bestonden vele verschillende meningen en overtuigingen naast elkaar. De snelle verbreiding van het christendom is mede mogelijk geweest door de grote belangstelling die men had voor het verschijnsel godsdienst. In Athene stonden overal beelden van goden. Naast bekende goden als Zeus, Jupiter of Venus werden zonder problemen nieuwe goden toegevoegd. Een voorbeeld daarvan is de Mithrasdienst. Eeuwen later treffen zendelingen in de donkere bossen van Germania de verering van Wodan en Freia aan. Ook hier schiet het christendom wortel. Eeuwen later, ten tijde van de Reformatie, woonden in Nederland Joden, Socinianen, Wederdopers, Roomsen en Gereformeerden. Er zijn vele godsdiensten. Altijd al geweest. Alleen, in de Verlichting treedt verandering op in de manier waarop we met dit verschijnsel omgaan. Een illustratie. Adrianus Relandus geeft in 1705 een wetenschappelijk boekje uit over de Islam. Hij schrijft vanuit de basishouding, dat andere religies met steekhoudende argumenten bestreden moeten worden. De waarheid van het christelijk belijden werd in West-Europa door weinigen betwijfeld. Echter, er zijn uitzonderingen. Bekend is de vergelijking die Lessing trekt in zijn drama Nathan der Weise. Daarin komt de volgende parabel voor. Een man had een geweldig kostbare ring. Een ring die de eigenaar aangenaam bij God en mensen zou maken. En hij belooft de ring aan zijn zoon. En aan zijn tweede zoon. En aan de jongste. Toen het sterven werd, 13 heeft hij de ring bij laten maken. Identiek. En gaf de ring aan de oudste, middelste en jongste zoon. Na het sterven van de vader, claimde de oudste zoon de echte te hebben. Evenzo deed de jongste. En de middelste. Wat is nu de moraal van dit verhaal? Dat we niet kunnen achterhalen wat de ware religie is. Achterhalen van de ware religie is ook niet belangrijk, zolang we deugd, verdraagzaamheid en tolerantie door de religie bevorderd wordt. In de Verlichting ontstaat een andere houding ten aanzien een andere religie. Niet alleen het christelijk geloof, maar elk geloof bevat een kern van waarheid. Voor ons heeft dat directe gevolgen. Er wordt van ons verwacht dat we open en loyaal tegenover andere godsdiensten staan. Wie dat niet doet is onverdraagzaam en kortzichtig. Jazeker, we hebben een ieder in zijn waarde te laten. Tegelijk moeten we oppassen om als gevolg daarvan afgoderij en allerlei vormen van eigenwillige godsdienst goed te praten. Veranderingen in 20ste eeuw De gedachte dat elke godsdienst een kern van waarheid bevat, is al oud. Toch gaan we in onze eeuw anders met deze vraag om dan daarvoor. Twee verschillende factoren voeden deze verandering. 1 Een belangrijke factor is dat we meer en meer op de grenzen van onze westerse samenleving stuiten. Vervuiling, zinloos geweld en verslavingen worden door onze manier van leven op geroepen. Onze hoog beschaafde eeuw blijkt tevens de meest gewelddadige te zijn. Onze christelijke cultuur heeft twee wereldoorlogen ontketend. Wie dat beseft, gaat twijfelen aan de superioriteit van onze christelijke cultuur boven andere. Velen vragen zich af of de christelijke godsdienst wel boven andere vormen van religiositeit te stellen is. 2 Een andere factor is dat we nu het tekort van de verlichting gaan beseffen. We geloven niet meer in de gedachte van de universele kennis en in de kracht van de rede. Grote, alles verklarende theorieën lopen stuk. Als gevolg daarvan gaan we twijfelend op zoek naar fragmenten van waarheid. Consequentie daarvan is dat pluralisme niet langer een gegeven is, maar een ideologie wordt. Bovenstaande leidt tot een belangrijke conclusie. Namelijk dat pluralisme en relativisme voortkomen uit de crisis in de moderne westerse cultuur. Ze komen niet voort uit een crisis in het Christendom zelf. Met andere woorden: niet het christendom, maar de cultuur waarin wij leven geeft aanleiding tot pluralisme. 7.2 Universalisme Omschrijving Het universalisme stelt: alle ethische godsdiensten zijn in 14 principe gelijkwaardig. Omdat alle religies een brug naar het Hogere zijn. Alle aanhangers noemen we daarom gelovigen. Elke godsdienst vraagt overgave. Vanzelf, er zijn zaken die buiten de grootste gemene deler vallen. Zoals dat Christus de Zoon van God is. Maar die zaken zijn niet bepalend voor het verschijnsel godsdienst. De verschillen zijn slechts kleine aanvullingen op het grote verschijnsel religie. Wat telt is de gezindheid. Alle oprechten zullen God vinden. Kritiek op universalisme Universalisme is om twee redenen niet aannemelijk. Religies verschillen onderling sterk. Zo is de leer van de reïncarnatie een belangrijk geloofsartikel voor een Hindoestaan. Maar reïncarnatie is in tegenspraak met de verhouding tijd - eeuwigheid binnen het christelijk belijden. En het Boeddhisme veronderstelt niet eens het bestaan van God! En zijn Nirwana en Koninkrijk Gods wel gelijke grootheden? Genoeg voorbeelden om om te stellen dat religies geen gemeenschappelijke inhoud hebben. Universalisme veronderstelt al-verzoening. Niet iedere religie erkent Christus als Zoon van God. Toch leidt elke religie tot God. Dan kun je dus zalig worden buiten de kennis van Christus. Dat kan alleen als je alverzoening aanvaart. Concreet betekent dit dat Islam en de Jehova’s Getuigen oprechte kinderen van God kunnen zijn en tegelijk Christus als Zoon van God afwijzen. 7.3 Relativisme Omschrijving Het relativisme stelt dat alle godsdiensten zo verschillend zijn, dat je ze niet vergelijken kunt. Gedragingen en begrippen hebben alleen binnen een bepaalde religie betekenis. Net als een grammatica Nederlands geen betekenis heeft voor de franse taal. Zo is het ook met godsdiensten. Ze hebben beperkte, lokale betekenis. Ook woorden hebben per religie een eigen betekenis. Genade is bijvoorbeeld voor een christen anders dan voor een Hindoestaan of Islamiet. Het zelfde geldt voor een zaak als zonde. Ondanks alle verschillen, zijn er overeenkomsten. Er wordt een relatie met het hogere aangegaan. Elke gelovige is te vergelijken met een kind. Een kind dat zijn papa de beste papa vindt. Zo vindt ieder mens zijn eigen godsdienst uiteindelijk de beste vorm om het hogere te dienen. Binnen het relativisme zijn twee vormen te onderscheiden. Religie is zo nauw verweven met de eigen cultuur, dat elk vergelijk tussen de religies onmogelijk is. Anderen stellen dat elke godsdienst alleen betekenis heeft en zin geeft voor zover de waarheid voor ons geldig is. Zo wordt het mogelijk te stellen dat het Christendom voor ons waar is en tegelijk kan het 15 Christendom in een andere cultuur zijn zingeving verliezen. Kritiek op relativisme Relativisme kan om twee redenen niet. Wie de waarheid van religie relativeert, relativeert automatisch ook zijn eigen religie. Relativisme maakt ongelovige gelovigen. Relativisme gaat met een boog om de waarheidsvraag heen. Over religie spreken en de waarheidsvraag buiten beschouwing laten, is het hetzelfde als over het huwelijk te spreken en de liefde buiten beeld te laten. 7.4 Exclusivisme Omschrijving Bezwaar tegen exclusivisme Centrale vraag voor apologeet Het exclusivisme stelt dat slechts één religie waar is. Waarheid is gekoppeld aan openbaring van God. Dat is een bijbelse gedachte. Paulus getuigt: Er is onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is door Welken wij moeten zalig worden". Op grond van Christus Zelfgetuigen. Christus getuigt Zelf dat Hij de waarheid is. Vanuit universalisme en relativisme wordt dit standpunt aangevallen. Beide stromingen verwijten het exclusivisme geestelijk triomfantialisme en imperialisme. Daardoor is exclusivisme een bedreiging voor een goede samenleving. Zo gesteld leidt een politieke overtuiging tot een theologische uitspraak dat alle godsdiensten hetzelfde zijn. Ook wijst men erop dat exclusivisme alleen opgaat vanuit een vooringenomen subjectivisme. John Hick noemt daarom het exclusivisme 'ptolemaic theology'. Zoals in het wereldbeeld van Ptolemeus de aarde centraal staat, zo staat in het exclusivisme de eigen godsdienst centraal. In zijn ogen is dat kortzichtig. Voor de apologeet is de centrale vraag: hoe kan het christendom volhouden dat het de enige waarheid is? Letten we nog op de redenering zelf. Kort gezegd komt de gedachte van velen hier op neer: (1) (2) (3) Verschillende mensen hebben verschillende godsdienstige overtuigingen Godsdienstige overtuigingen zijn geldig Dus zijn alle godsdienstige overtuigingen even geldig. Is deze redenering geldig? Schakel (1) is duidelijk. Maar het is de vraag of schakel (2) opgaat. Er is tegenwoordig niemand die een warm pleidooi voert voor het geloof in Zeus. Omdat niemand de waarheidsaanspraken aanvaart van Zeus. Vaak passen we bovenstaande gedachte aan tot: (4) Iedere overtuiging die oprecht aangehangen wordt, is waar. Dit is een drogredenering. Stilzwijgend wordt er vanuit 16 gegaan dat waarheid een samenhang vertoond met oprechtheid. Dat is niet terecht. Ga maar na door het woord "overtuiging" concreet in te vullen met "satanisme" of met "geloven dat de aarde plat is". Wie (4) oprecht meent, zet een streep door elk kritisch onderscheidingsvermogen. Waarheid hangt niet af van oprechtheid. En waarheid hangt ook niet af van geboorte, van plaats of tijd. Het is niet logisch om te zeggen: (5) (6) (7) Mensen verschillen per cultuur Mensen zijn oprecht in hun beleving van godsdienst Elke oprechte beleving van godsdienstigheid verschilt per cultuur. Het christendom komt voort uit de openbaring van God in de Persoon van Jezus Christus. Dat heeft geen enkele andere religie. Daarmee is het christendom onvergelijkbaar met andere godsdiensten. Maar dit is zo bepalend, dat elk vergelijking mank gaat. Over die openbaring is uiteindelijk niet te redeneren met elkaar. Daar kunnen we alleen van getuigen. 7.5 Zelfgetuigenis van Christus Conclusie Er zijn verschillende godsdiensten, leiden ze allen tot dezelfde God? Velen zijn deze mening toegedaan. Echter, deze mening is niet Bijbels. Gij zult geen andere goden dienen, zo houdt God ons voor in het eerste gebod. Er is ook geen andere Naam door Welken wij moeten zalig worden, zo schrijft de apostel Paulus. Het Christendom stelt exclusief de waarheid. Omdat Christus de Weg, de Waarheid en het Leven is. Dat noemen we de Zelfgetuigenis van Christus. Geen andere stichter heeft ooit geclaimd de waarheid zelf te zijn. Dat kan en mag alleen Christus. Achter de discussie of het christendom exclusief is, staat de visie op de waarheid van het spreken van God in de Schrift. Waarheid komt niet tot stand door opvoeding noch door cultuur. Waarheid ontstaat ook niet door de goede bedoeling van mensen. God openbaart waarheid. 17 8 God en het lijden "Ik voerde lange gesprekken met mijn klasgenoten, omdat ik nieuwsgierig was naar hun motivatie om wel een hogere macht te accepteren in hun leven. Maar hoe ik ook luisterde, nooit heb ik kunnen begrijpen wat hen dreef. Op de dag dat een vriendin van me stierf aan een hartaanval en een docent meldde dat "God het zo gewild had", haakte ik af en vervloekte mezelf om alle aandacht die ik had geschonken aan zoiets onmenselijks als het protestantse geloof". (Rob van Erkelens) Leerdoelen Je hebt inzicht in de problematiek van het lijden met betrekking tot het Godsbeeld Je kunt je voorstellen dat het lijden een obstakel tot het christelijk belijden kan vormen. Je kent het begrip theodicee. Je weet de argumentatie van belangrijke theodicees Je bent in staat op vragen rondom het lijden in te gaan 8.1 Lijden en Gods bestaan Grote uitdaging voor christenen In de confrontatie tussen de kerk en de wereld is het gesprek over het lijden een serieus gesprek. Om drie redenen het lijden lijkt een heel sterk argument tegen het bestaan van God. Lijden treft ons allen. We leven in een tijd van grote technische vooruitgang. We zijn instaat om veel medicijnen te ontwikkelen, knappe operaties uit te voeren. Daardoor is het mogelijk dat we vrijwel pijnloos door het leven kunnen. Dat is een enorme luxe, vergeleken met voorgaande eeuwen. De technische vooruitgang heeft ook een andere kant. Geavanceerde oorlogsindustrie draagt ertoe bij dat onze eeuw een van de meest wrede eeuwen is. Dus: aan de ene kant wordt pijn beheersbaar, aan de andere kant doen we elkaar veel leed aan. Probleemstelling De probleemstelling is eenvoudig. God is Almachtig en Hij is Liefde. Tegelijk is er het kwaad. Dat betekent dat God dus niet almachtig is, of niet alleen liefde is. Of, wanneer God inderdaad Almachtig en alleen Liefde zou zijn, dan bestaat Hij als zodanig inderdaad niet. Want er is lijden. 18 Een van de meest voor de hand liggende oplossingen is wel het atheïsme God is niet merkbaar. Het lijden wel. Dan lijkt het voor de hand te liggen om God als logisch onmogelijk weg te denken. Atheïsme afgewezen Toch is het atheïsme geen goede oplossing. Omdat het atheïsme een paar lastige vragen oproept, die niet te beantwoorden zijn. Atheïsme vermindert de ervaring van het lijden niet. Sterker, het neemt een mogelijke steun of troost weg. Omdat atheïsme alleen maar zegt hoe het niet moet, maar niet positief stelt wat er voor God in de plaats zou kunnen komen Atheïsme maakt het goede onverklaarbaar. Atheïsme kan niet uitleggen welke redenen mensen hebben om opofferingsgezind en vergevingsgezind te zijn. Theïsme kan deze vragen beter beantwoorden dan atheïsme. 8.2 Theodicee Omschrijving Dualisme Dualisme niet christelijk Letterlijk betekent het woord theodicee: de rechtvaardiging van God. Het gaat dan om het verdedigen van Gods beleid. De uitdrukking is in de 18e eeuw gangbaar geworden, door toedoen van de filosoof G.W.Leibniz (1646-1716). Hij schreef een boek getiteld ‘”Essay de theodicee”. Hierin verdedigt hij het beleid van God. Hij doet dat als christen-filosoof. In de Verlichting, een tijdperk waarin het gezag van de kerk snel afbrokkelde, probeert hij op een heel andere manier naar een oplossing te zoeken. Voor het christendom zich verbreidde, was er een heel eenvoudige manier om de goedheid van de goden veilig te stellen. Zoals licht tegenover duisternis staat, zo staat het goede tegenover het kwade. De duivel grijpt door het doen van het kwade, in op de goede schepping van de goden. Dit noemen we het dualisme. Goed (God) en kwaad (duivel) staan als even sterke machten tegenover elkaar. Dan wint de een, dan wint de ander. Met de komst van het Christendom zijn andere oplossingen binnen beeld gekomen. Augustinus heeft duidelijk aangewezen dat het dualisme het kwaad buiten onze verantwoordelijkheid en schuld laat vallen. Niet wij mensen, maar de duivel bewerkt het kwade. 19 Dat is niet Bijbels. Daarom heeft reeds Augustinus erop gewezen dat er niet meer dan Eén Scheppingsbron is. Het bestaan van de zonde en het lijden zijn daardoor niet te verklaren. Zonde en lijden zijn schuld. Oplossingen tijdens Verlichting Wanneer de Verlichting zijn intrede doet, voldoet dit antwoord niet meer. Twee invloedrijke gedachten uit de Verlichting zijn: Dit is de best mogelijke wereld Zwijgen over het lijden. 1 Dit is de best mogelijke wereld. G.W.Leibniz gaat zoeken naar een andere oplossing. Hij gaat ervan uit dat God de best mogelijke wereld geschapen heeft Want God is Goed, Wijs en Almachtig. Maar, hoe komt het dan dat het meest volmaakte een overmaat aan ellende kent? Leibniz: "Dat komt door de aard van de geschapen werkelijkheid. God, de Ongeschapene is volmaakt. De schepping is niet gelijk aan God. Schepping is tijdelijk, veranderlijk, kortom: niet volmaakt. Bij het onvolmaakte hoort ook het lijden. De geschapen mens moet, juist omdat hij niet goddelijk is, noodzakelijkerwijs falen en zondigen." Tegelijk wijst Leibniz op het vele goede dat er in deze wereld gevonden wordt. Het kwade weegt niet op tegen het goede. 2 Doe wel maar over God weten we niets. Ook I.Kant (1724 - 1804), een buitengewoon invloedrijk denker, heeft zich bezig gehouden met de theodicee. Wanneer we hem zouden vragen hoe hij over de theodicee denkt, dan zou hij antwoorden: "Met Leibniz ben ik het in ieder geval niet eens. De vragen rondom het Godsbestuur zijn niet op te lossen voor ons mensen. Die gaan ons verstand te boven. God is voor mensen niet te begrijpen, laat staan dat we Zijn doen en laten kunnen beoordelen. We hebben te maken met het hier en nu. Het is onze opdracht om zo veel mogelijk goed te doen". Leibniz en Kant hebben gemeenschappelijk dat ze op een rationele wijze een antwoord zoeken op de grilligheid van het lijden. Beide denkers houden daarin vast aan Gods onbegrijpelijke Almacht. Hedendaagse oplossingen Tegenwoordig horen we andere gedachten. Theologen kiezen veelal voor de mening dat God onmachtig is. Hieronder lees je twee voorbeelden daarvan. 20 God is weerloos God stelt plannen bij Toen D. Bonhoeffer, (1905-1945) gevangen zat, schreef hij brieven aan familie en vrienden. Die brieven zijn later van grote invloed gebleken. In één van die brieven schrijft Bonhoeffer: "God laat Zich de wereld uit dragen aan het kruis. God is onmachtig en zwak in die wereld. Juist en alleen op die wijze is Hij ons nabij en helpt Hij ons...". Alleen de lijdende God kan ons mensen helpen. Deze gedachte vindt tegenwoordig weerklank. Wie de moeite neemt om het boek “Christelijk Geloof” van H.Berkhof door te bladeren stuit op het idee dat God weerloos is. God wijkt willens en wetens terug om plaats te maken voor de mens. Om ruimte te maken voor Zijn schepping. Niet iedereen is gelukkig met bovenstaande oplossing voor het kwaad. Iemand als A. van der Beek neemt de invalshoek dat God berouw heeft. Eerst kiest Hij Saul, later verwerpt Hij hem als koning. "De God van het Oude Testament", zo schrijft Van der Beek, "is een emotionele, heftige, wisselende God, die vandaag de ene koers gaat en morgen de andere. God is veranderlijk". Weet God dan van geen trouw meer? Jawel, God blijft door alle wisselingen heen Zichzelf. Hij blijft de emotionele, meelevende, meelijdende God. 8.3 Leiding in lijden Dualisme onbijbels Uit de dogmengeschiedenis blijkt dat er altijd belangstelling heeft bestaan voor het dualisme. Het dualisme stelt dat God de bron van al het goede is en tegenover Hem de duivel als bron van het kwaad werkt. Het dualisme lijkt sympathiek. Want God is niet verantwoordelijk voor het kwaad. Toch is het dualisme verkeerd. Omdat in het dualisme het kwaad een zelfstandige macht wordt die buiten Gods scheppingsmacht valt. Dan staat het kwaad boven elke wet. Dan is niet het onwettige van het kwaad in het geding, maar het bovenwettelijke. Iemand als rabbijn Harold S. Kushner geeft in zijn bestseller “Als het kwaad goede mensen treft” een populaire versie van het dualisme. Hij stelt dat God niets met het kwaad te maken heeft. Die les leert God aan Job. God strijdt tegen de Leviathan (beeld van de duivel). God laat daarmee aan Job zien dat ook Hij niet alles in de hand heeft. Kushner verbindt daar de conclusie aan dat tegenslag niet van God afkomstig is. Terecht werpt hij zelf de vraag op wat we aan God hebben, als het kwaad dat goede mensen overkomt, niet van Hem afkomstig is. Kushner geeft zelf een antwoord op deze vraag. 21 Ten eerste gebeuren op deze wereld uiteindelijk meer goede, dan kwade dingen. Ten tweede inspireert God mensen om te helpen. En tenslotte geeft God ons de kracht om lijden te doorstaan. Bijbelgetrouwe theologen hebben dergelijke gedachten als on-schriftuurlijk afgewezen. Nimmer is in de belijdenisgeschriften van de kerk Gods Almacht ingekort. In het eerste artikel van de Apostolische Geloofsbelijdenis belijdt de kerk haar geloof in de Almachtige, Schepper van hemel en aarde. En zingt de kerk der eeuwen niet dat God, zelfs bij het naderen van de dood, een volkomen uitkomst kan, wil, en zal geven? Bijbelse lijn: Oog voor eigen schuld Geen antwoord over oorsprong kwaad Christus leed God in Christus geeft hoop. Te midden van alle vragen reikt de Bijbel ons de volgende vijf zaken aan. Ten eerste mag je niet spreken over het lijden zonder onze eigen verantwoordelijkheid in het lijden mee te nemen. Ons hart is verdorven. Onze wil is verkeerd. Wij hebben God de rug toegekeerd. De dood is de bezoldiging van de zonde. Wie zijn wij om dan opstandig te zijn? Of om Gods bestaan in twijfel te trekken? Op de vraag naar de oorsprong van het kwaad geeft de Bijbel geen antwoord. We lezen in Genesis 3 de geschiedenis, in Psalm 51 de schuldbelijdenis van de erfzonde. Maar waarom de wereld in zonde gevallen is wordt ons nergens uitgelegd. Ook geeft de Bijbel nergens inzicht in de verhouding tussen God en duivel, dan alleen dat God boven de duivel staat. God laat het kwade toe. Maar hoe we ons die toelating precies moeten voorstellen, blijft onduidelijk. Wanneer men het bestaan van God betwijfelt vanwege het lijden, mag je verwijzen naar het lijden van Christus. God heeft in Christus geleden. Hij weet hoe het voelt om pijn te hebben. Hij kan werkelijk medelijden betonen. Christus heeft in armoede geleefd. Christus heeft dorst geleden. Christus heeft haat gevoeld. Christus is gegeseld, geslagen ja zelfs gedood. Laat niemand zeggen dat God in Christus niet weet wat de mens lijden kan. Meer nog. God in Christus kan ook hoop geven. Doordat Hij uit de dood is opgestaan. De apostel Paulus geloofde vurig dat het lijden van de tegenwoordige wereld niet opweegt tegen de heerlijkheid die aanstaande is. Hoe weten we dat Paulus gelijk heeft? Woorden krijgen betekenis door de ervaring die verwoord wordt. Is er iemand die een verachtelijke dood gestorven is en vervolgens uit de dood is teruggekeerd tot het leven? Ja, Christus is opgestaan. Daardoor weet Paulus dat er een 22 Godsbeeld goed uitwerken 8.4 heerlijkheid is, die hem wacht. Daardoor weet Paulus ook dat lijden tot heerlijkheid kan voeren. De opstanding van Christus geeft het lijden uitzicht. Ten slotte moeten we ons Godsbeeld goed uit werken. Dat God liefde is, weet iedereen wel. Bijna niemand weet die liefde te rijmen met het lijden. Waardoor komt dat? Doordat we nu zoveel beter nadenken? Nee, het komt doordat we ons een verkeerde voorstelling van Gods Liefde en Almacht maken. Liefde wordt vereenzelvigd met welwillendheid en met het zoeken van genot. Almacht met onbegrensde mogelijkheden. Kloppen deze beelden? Juist in de theodicee heeft het Godsbeeld een belangrijke plaats. Wij maken onderscheid tussen de verschillende Deugden of Eigenschappen van God. Dat komt door de beperkingen van ons verstand. God is Zijn Deugden of Eigenschappen. Zijn liefde is gelijk Zijn rechtvaardigheid en is ook gelijk Zijn almacht. God is enkelvoudig. Dat betekent dat we liefde van God niet moeten verwarren met welwillendheid of toegeeflijkheid. Liefde van God is ook rechtvaardigheid. In liefde straft God de zonden in Christus. Conclusie Het lijden stelt het christelijk geloof voor een serieuze vraag. We mogen noch Gods Almacht noch Zijn Liefde in twijfel trekken. Gods Almacht wordt openbaar in de schepping. Gods liefde blijkt uit het sterven van Zijn Zoon. Pastoraal gezien is berusting het enige juiste antwoord, daar wij mensen leem zijn in de handen van de Pottenbakker. Dat wil niet zeggen dat we niet mogen klagen. Echter, de kracht om te dragen ligt in God. 23 9 Autonomie Jan komt wekelijks bij zijn moeder op bezoek. Voor zijn moeder, die verder niet de deur uit kan, zijn deze bezoeken heel belangrijk. Jan is oprecht blij dat hij haar op deze manier gelukkig kan maken. Toen ontstond een probleem. Jan, vennoot bij een accountantsbureau, kreeg promotie aangeboden bij een dochteronderneming, aan de andere kant van het land. Wat te doen? Moeder opgeven voor carrière? Of je carrière aftoppen voor je moeder? Wanneer ben je echt jezelf, maak je je keuze in alle vrijheid? Leerdoelen Je weet wat onder autonomie verstaan wordt. Je weet hoe Gods Woord over de menselijke vrijheid spreekt. 9.1 Herkomst visie op autonomie Autonomie is Om de betekenis van het woord autonomie scherp in beeld te krijgen, moeten we een stap terug in de tijd. Het woord autonoom heeft namelijk Griekse wortels. Auto bekent zelf en nomie komt van nomos. Nomos betekent wet. Letterlijk betekent het woord autonomie dus: zelf wetten maken. Vrij vertaald komt het erop neer dat je zelf mag weten wat je doet. In de klassieke oudheid paste men autonomie niet toe op personen, maar op steden. De steden waren autonome staten. De stadstaten. Die beslisten zelf wie burgerrechten verkreeg, hoe hoog de belasting was, wanneer men ten strijde moest trekken. Wanneer de filosoof Protagoras stelt: "De mens is maat van alle dingen", geeft hij daarmee niet aan dat de mens vrij is. Maar wel dat de mens beperkt is. We beoordelen alles naar menselijke maatstaven. Voor ons heeft autonoom zijn een heel andere betekenis. Wij denken aan zelfverwerkelijking, zelf beslissen wat je doet. In onze samenleving is autonomie belangrijk. Zodra we ons kunnen beroepen op autonomie, stopt de discussie. Zo kunnen zelfs heroïne verslaafde hoeren nog steeds hun eigen autonome afwegingen maken om te stoppen met hun werk of door te gaan. Dat de mens autonoom is, is voor ons geen schokkende gedachte. Toch is de huidige invulling van het begrip betrekkelijk nieuw. In onze huidige vorm kennen we het nog maar een kleine tweehonderd jaar. Het is goed om dat te weten, dat relativeert onze invulling van het woord. I.Kant (1724 - 1804) wordt als de vader van de autonomie gezien. Het is dus goed om kort bij hem stil te staan. Hij is van mening dat de wil van de mens goed is. Zo goed, dat de wil niet anders wil dan het goede. Enkel en alleen omdat het alleen goede goed is. Je doet dus niet het goede omdat je er zelf een goed gevoel over houdt. Nee, je doet het goede omdat dat goed is. Waarom kiest onze wil voor het goede? Omdat we weten In klassieke Oudheid Huidige invulling nieuw. 24 dat we het goede behoren te doen. Daar laten we ons door leiden. Vrijheid is dus het vermogen om ons door de wil te laten leiden. Dan zin we nog niet bij de moderne invulling van het begrip autonomie. Existentialisme en De filosofie van Jean Paul Sartre (1905 – 1980) stimuleerde autonomie het denken over de autonomie en vrijheid van de mens diepgaand. Hij behoort tot de stroming van het existentialisme. Sarte stelt (tegenover het scholastieke denken uit de Middeleeuwen) dat de existentie (=bestaan, “Da-sein”) primair is. Dus: eerst de existentie, dan de essentie. Sartre wil daarmee zeggen dat wij mensen onszelf definieren door de keuzes die we maken. We zijn wat we doen. Door keuzes gaan we ons bestaan invullen en vormen. Dat scherpt onze verantwoordelijkheid aan. Sarte stelt dat de mens tot vrijheid is geroepen. Wij moeten telkens onze grenzen verleggen. Sartre geeft daar een heel bekend voorbeeld bij. Stel dat een soldaat het bevel krijgt om onschuldige kinderen te doden. Hij voert het bevel uit: "Ik moet het wel doen, anders wordt ik zelf gedood". Volgens Sartre klopt die redenering niet. Omdat de menselijke vrijheid een verschrikkelijke verantwoordelijkheid is, waaraan wij mensen niet kunnen ontkomen. Je eigen leven dan? Sartre antwoordt: je mag niet zeggen dat je geen held bent. Je kiest er voor om geen held te zijn. De mens is wat hij van zichzelf maakt. De menselijke vrijheid hoort bij het mens-zijn en mag daarom niet ingeperkt worden. Als je zegt:” Ik doe wat in de Bijbel staat", is dat voor Sartre verraad aan het menszijn. Je mag je vrijheid niet uitleveren aan een overheid, een godsdienst, een groepsmening of wat dan ook. En als God zou bestaan, is het onze roeping om in opstand tegen Hem waarlijk vrij te worden. Wie anders leeft, ontloopt de last van de vrijheid. Die drang naar vrijheid tref je niet alleen bij het existentialisme aan. Het existentialisme verwoordt een levensgevoel dat aansluiting vindt bij velen. Niet voor niets is het Vrijheidsbeeld van Amerika een symbool. Treffend is ook hoe men afrekent met de spanning tussen Gods Almacht en menselijke onwilligheid en onmachtigheid. Daar wordt je depressief van. Want die gedachte "zet de mens vast", zo schrijft Aleid Schilder in haar boek Hulpeloos maar schuldig. Het idee dat godsdienst onze menselijke ontplooiing in de weg staat, wordt wel vaker gehoord. K.Marx sprak van "Opium voor het volk". De mensen worden door godsdienst getroost met een utopie. 9.2 Afweging In het gesprek met de tijdgeest is het verstandig om op twee zaken te letten. In de eerste plaats is het goed om erop te wijzen dat 25 onze autonomie beperkt is. In de tweede plaats dient het evangelie door de invalspoort van het woord 'vrijheid' uitgelegd te worden. Grenzen aan autonomie. Ten eerste de grenzen van de autonomie. Hoe vrij zijn wij? Die vrijheid is minder groot dan op het eerste gezicht lijkt. 1 Er zijn maatschappelijke regels. Een voorbeeld. Wie op sollicitatie gesprek in vrije tijd kleding verschijnt, met een flinke hond aan de riem, loopt grote kans afgewezen te worden. Er zijn algemene maatschappelijke regels. 2 Er zijn persoonlijke beperkingen en mogelijkheden. De een is creatief, een volgende gewiekst. Niet ieder is geschikt om programmeur te worden, of chirurg. 3 Er zijn morele grenzen. Ieder weet van goed en kwaad. Een voorbeeld: we spreken van zinloos geweld. Een stille tocht trekt duizenden mensen. Ook onkerkelijke mensen lopen daarin mee. Binnen onze samenleving is een groot draagvlak voor de afwijzing van zinloos geweld. Mogelijkheden in de autonomie Autonomie biedt de apologetiek mogelijkheden. In de eerste preek die van de Heere Jezus bekend is, getuigt Hij van Zichzelf dat hij gekomen is om "gevangen vrijheid te schenken". Er is bevrijding van schuld in Zijn sterven. Er is bevrijding van ons eigen ik wanneer we mogen leven in de kracht van Zijn opstanding. Er is bevrijding van vrees wanneer we mogen zien op Zijn heerschappij over alle dingen. Stel het evangelie voor in termen van bevrijding. Die vrijheid moeten we goed invullen. Al snel denken we dat vrijheid hetzelfde is als het wegnemen van dwang of beperkingen. Op Bevrijdingsdag herdenken we dat de Duitse bezetting ten einde is. Toch is het een vergissing als we vrijheid alleen in negatieve termen omschrijven. Nederland kreeg na de bevrijding nationale zelfstandigheid terug opdat Nederland weer een eigen natie zou kunnen vormen. Vrijheid heeft altijd een doel. Ware vrijheid is jezelf kunnen zijn. Wanneer ben je echt jezelf? Als je Gods beeld gaat vertonen. Zo was je ooit geschapen, om beelddrager Gods te zijn. Zoals een vis alleen in het water kan leven, zo kan een mens alleen opbloeien in een levende relatie met God. Deze gedachte plaatst ons voor een schijnbare tegenstelling. Ware vrijheid is vrijheid om echt jezelf te kunnen zijn. God heeft mij gemaakt om lief te kunnen hebben. Liefhebben houdt in dat ik mezelf wegcijfer voor de ander. "Om werkelijk vrij te zijn, moet ik dienen. Om werkelijk te leven, moet ik aan mezelf sterven. Om mijzelf te vinden, moet ik mij in liefde verliezen". Alleen omdat we in een God geloven, Die de Bron van vrijheid en autonomie is, krijgt onze menselijke vrijheid betekenis. Een voorbeeld. Het vijfde gebod lijkt je vrijheid in te perken. Toch is het geen knellend juk. Je kan het vijfde gebod ook zien als een 26 waarde die je nu eenmaal vindt in menselijke relaties. Het is niet zo dat God de beslissing heeft genomen wat Jan moet kiezen. Omdat de situatie van Jan uniek is, zoals elke situatie uniek is, geeft het gebod Gods de mogelijkheid om afwegingen te maken. 9.3 Conclusie Autonomie betekent dat de mens zichzelf de wet stelt, een gedachte die eerst betrekking had op een collectief, de Griekse stadstaten. Eeuwen later, sinds I.Kant, heeft autonomie ook betrekking op de mens als individu. Zij het, dat mensen aan een zedenwet gebonden zijn. Die binding heeft Sartre en het existentialisme doorgeknipt. De mens is vrij. Voor Christenen is het zaak om goed uit te leggen wat we onder vrijheid verstaan. Ook wat de vrijheid van een christenmens inhoudt. Voor velen betekent het Christelijke geloof een bevrijding van angsten, verslavingen. Gods kinderen zijn waarlijk vrij. 27 10 Zingeving In Jadigirigutta, een kleine bedevaartplaats in India, schuifelt een rij pelgrims langzaam naar de tempel, die ligt op de top van de heuvel. De tempel is een grot. In de grot woont de lokale god Narasimha. Hij ziet eruit als een leeuw met een mensenhoofd. In de rij staat een vrouw. Zij houdt een kokosnoot vast, gewikkeld in een doek. Ze is onvruchtbaar en wil met haar offer de god vragen een kind te geven. Ze mag naar binnen. Na het gebed geeft ze de kokosnoot aan de priester. Die hangt de noot aan het plafond. Leerdoelen Je weet hoe L.Feuerbach en S.Freud religie verklaren Je weet wat onder projectie verstaan wordt Je kunt de gedachte dat godsdienst projectie is bijbels weerleggen 10.1 De wens van de mens Godsdienst door mensen bedacht De gebeurtenis uit de introductie laat zien uit welke ingrediënten alle godsdiensten samengesteld zijn: behoefte - hulp zoeken - vertrouwen op middelen. Tegelijk zie je hier ook de zwakke plek van alle godsdiensten. Dienen we een Hogere Macht om onze eigen noden en zorgen te verlichten en verzachten? Is godsdienst niet gewoon een menselijke behoefte? Is doen aan religie iets voor labiele mensen, die zelf het leven niet aankunnen? F.W.Nietsche (1844-1900) heeft een diepgaande gedachten over God als projectie geschreven. In de periode dat er nog geen uit gekristalliseerde moraal was, heerst de sterke mens. Echter, de sterke mens wordt verdrongen de groep zwakkere, die een moraal ontwikkelden. Zijn moraal helpt te overleven. God wordt ontworpen om het leven aan te kunnen. Mensen hebben een waarheid nodig die er altijd is, die niet tegenspreekt, die niet bedriegt. Zwakke mensen zoeken naar een ware wereld, waarin geen lijden is, waarin geen wisseling is, geen tegenspraak is. Wie denkt zo? Alleen de lijdende, de levensmoede mens. Zo wordt de wil tot macht geknecht. Christendom is platonisme voor het volk. Door predikanten wordt de ware aard van ons mensen omgebogen. Eeuwenlang wordt ons gepredikt omhoog te zien om de zin van het leven te ontdekken. Zo wordt de mens een fantasiedier, die denkt over de zin van het leven in doelen die van boven komen en die van te voren al vast liggen. Nietsche stelt dat we er vanuit moeten gaan dat er geen God is. Zo wordt de weg gebaand naar een nieuwe periode, waarin wij mensen waarlijk vrij worden. Nietsche stond met zijn gedachten niet alleen. Hij vond F.W.Nietsche 28 Feuerbach Freud 10.2 weerklank. Vandaar dat in de vorige eeuw verschillende boeken zijn verschenen, waarin godsdienst vanuit de menselijke geest verklaard werd. Ludwig Feuerbach (18041872) is daar een voorbeeld van. "Ik heb de bovenwereldlijke, bovennatuurlijke aard van God herleid tot menselijke bestanddelen. De mens is het begin, midden en einde van alle godsdienst". Wie over God spreekt, onthult in feite zijn eigen innerlijke hoop en angst. Ja, wie over God spreekt, heeft het eigenlijk over zichzelf. Het kennen van God is dus niet meer dan menselijke zelfkennis. Feuerbach verbond aan deze gedachte een duidelijke conclusie: jammer voor de mens dat hij aan godsdienst doet. Als God een Geest is, past Hij niet bij de mens. Er is geen aansluiting op elkaar. Lees maar in het citaat uit “Das Wesen der Religion” (1845): "De mensheid zoekt in godsdienst tevredenheid. Godsdienst is zijn hoogste goed. Maar hoe kan hij troost en vrede vinden in God, als God een wezenlijk ander Wezen dan de mens is?". Sigmund Freud (1856-1939) sluit hierbij nauw aan. De oorsprong van godsdienst berust op een verlangen naar de kinderjaren. "De godsdienstige persoon roept het beeld van zijn vader uit zijn kinderjaren op, tot een voor hem overdreven gewicht. Hij verheft dit beeld tot goddelijkheid en richt het mentaal op tot iets tegenwoordigs", zo schrijft hij ergens. God is een surrogaat-vader. In godsdienst leven we onze verlangens en behoeften uit. Die verlangens en behoeften ontstaan doordat de samenleving de ontwikkeling en ontplooiing van de mens in de weg staat. Wanneer die verwringing er niet zou zijn, was religie overbodig. Verbeter de wereld en de godsdienst verdwijnt vanzelf. Mensen hebben dan geen behoefte meer aan God. Ze vinden troost en plezier in het hier en nu. Deze mening komt mede voort uit een bepaalde visie op religie. Freud beziet religie niet als een overtuiging. Religie is voor hem een verzameling handelingen of riten. Zoals kinderen een bepaald gedrag vertonen ten opzichte van volwassenen, zo vertonen mensen bepaald gedrag ten opzicht van het Goddelijke. Geloven is kinderlijk gedrag, bij volwassenen, een ontwikkelingsstoornis. Geloven staat de ontwikkeling naar echte zelfstandigheid in de weg. Alleen onzelfstandige mensen geloven in God. Velen vinden zich in deze gedachte. Vijf bedenkingen Is geloof inderdaad iets dat we zelf maken, is geloven wensdenken? Het lijkt een lastige uitdaging. Maar er zijn wel een aantal zaken tegenover te stellen, die deze gedachte ontkrachten. Onwetenschappeli Een eerste bedenking. Bij de theorie van Freud is jke theorie wetenschappelijk bezien een vraagteken te stellen. Freud 29 stelt alles vanuit zijn theorie te kunnen verklaren. Maar juist dan verklaart een theorie niets meer. Omdat de theorie niet de falsifiëren is. Niemand kan de theorie testen op fouten of onwaarschijnlijkheid. Omdat er geen waarnemingen zijn die de theorie ontkrachten. Geloven is gezond Een tweede bedenking. Freud stelt dat godsdienst een ontwikkelingsstoornis is. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de redenering omgedraaid moet worden. Dan wordt ongeloof een stoornis en geloven getuigt van een gezonde ontwikkeling, waarin geen bindingsangst optreedt. Vergelijk het met het aangaan van een huwelijk. De toekomst is onbekend en toch willen die twee mensen samen door het leven. Ze binden zich aan elkaar zonder angst. Zo is het ook met de Hogere werkelijkheid. Om je daar zonder angst aan over te geven, gaat niet zomaar. Daar is een rijpingsproces voor nodig. Geloven getuigt van een psychisch gezonde ontwikkeling. Daarin overstijgen mensen egoïsme en durven zichzelf afhankelijk op te stellen. Deze gedachte is van H.C. von Rumke (- 1967), één van de meest belangrijke psychologen die Nederland heeft voortgebracht. Verlangen is natuurlijk Een derde bedenking. Het verlangen naar een vader is een natuurlijk verlangen. Zou dit natuurlijke verlangen ook niet voor godsdienst opgaan? Drogredenering Een vierde bedenking. Feuerbach maakt zich schuldig aan een drogreden. Godsdienst is niet echt, God bestaat niet echt omdat we naar Hem verlangen. Die vergelijking gaat mank. Wensen en bestaan zijn verschillende dingen. De dingen bestaan niet omdat we ernaar verlangen. Maar die redenering kan je niet omdraaien. Het is verkeerd om te stellen: je verlangt ernaar en daarom bestaat het niet. Mensen zitten niet Een vijfde bedenking. Als God Zich aan mensen openbaart, op God te hoe reageren mensen dan? Omarmen ze Hem dan, roepen wachten ze dan uit: "Daar hebben we op zitten wachten?" Meestal ervaren mensen die verschijning als iets ontzagwekkends. Daniel werd er ziek van. Jeremia roept uit: "Wee mij, ik verga". Gods Aanwezigheid is zo majestueus, dat het niet te verdragen is. Waar Christus na Zijn opstanding verschijnt, spreekt Hij "vrees niet", om de vrees in het hart te dempen. Er is ontzag voor God. Een gevoel van kleinheid, nietigheid en zondigheid tegenover de Heilige. Vele Bijbelheiligen worden ons als sterke persoonlijkheden getekend, die tegenover God zwak worden. In die zin dat ze leren dat hun eigen werken niet in tel zijn als het gaat om de grond van zalig worden. Daarom leren ze alles van God te verwachten. 30 10.3 Conclusie Er wordt wel gedacht dat geloof inbeelding of projectie is. We willen dat God bestaat, omdat we daaraan steun zouden vinden. We willen dat God bestaat, en daarom bestaat Hij ook daadwerkelijk. Die gedachte bevat een denkfout. Wensen dat iets er is, zegt niets over het bestaan ervan. Zo ook met God. Wensen dat Hij bestaat, zegt niets over Zijn al of niet bestaan. De gedachte dat mensen God uitgevonden hebben, is niet waarschijnlijk. Het Godsbeeld uit de Bijbel keert niet terug in andere religies. Kennelijk ligt het Bijbelse Godsbeeld niet voor de hand. Mensen kunnen het niet bedacht hebben. 31 11 Aanknopingpunten Christus is niet alleen een remedie tegen uw vermoeidheid en moeilijkheden, Hij wil u zelfs een overvloed geven van het tegenovergestelde: blijdschap en genoegen. Diegenen die tot Christus komen, komen niet alleen bij een rustplaats na rondgedoold te hebben in een wildernis, maar zij komen ook bij een feestmaal waar ze mogen rusten en feestvieren. Ze mogen hun vroegere vermoeienissen en inspanningen achter zich laten en een tijd van vreugde en geestelijke blijdschap binnen gaan. (Jonathan Edwards) Leerdoelen: * Je weet dat het evangelie bij de mens moet aankomen * Je weet wat ontmoetingspunten zijn * Je weet wat landingspunten zijn. * Je weet waarom wij ontmoetingspunten accepteren en landingspunten afwijzen * Je weet de bedenkingen tegen de ontmoetingspunten 11.1 Geen aanknopingspunten Een christen is een mens. Dat betekent dat er op dat vlak ontmoetingspunten zijn voor een gesprek over het christelijk geloof. Er zijn ervaringen, die alle mensen gemeenschappelijk hebben. Te denken valt aan het verlangen naar geborgenheid of "doen aan religie", zingeving van het leven, “totaliteitservaringen”. In dit onderdeel gaan we verschillende ontmoetingspunten langs. Die punten helpen je om in het gesprek met anderen herkenbaar over je christelijke levensovertuiging te kunnen spreken. Dit is een belangrijk onderdeel. Want hierin zijn we niet onze geloofsovertuiging aan het verdedigen tegen aanvallen van buiten-af. In dit gedeelte zoeken we naar gemeenschappelijke ervaringen van het mens-zijn. In feite zetten we het christelijk als redelijk alternatief neer voor onze medemens. Wellicht kijk je daar wat vreemd tegenaan. We zijn niet zo gewend om het christendom als een redelijk alternatief naast allerlei andere levensbeschouwingen neer te zetten. Omdat we (terecht!) bang zijn aan het wonder van Gods genade te kort te doen. Het is geen vrucht verdienste van gezond en logisch nadenken dat je naar de kerk blijft gaan. Aanknopings- of ontmoetingspunten, dat zijn inderdaad betere woorden dan aangrijpingspunten. Waarom? Twee redenen. 1 Het woord aangrijpingspunt veronderstelt dat bij anderen iets van ongerepte waarheid te vinden is. Dat “iets” zouden we als opstap tot het christelijk geloof kunnen gebruiken. Die gedachte is niet Bijbels. 32 Want er is niemand die God zoekt, tot niet één toe, zo zegt de apostel Paulus. Niemand ervaart zich als zondaar voor God, tenzij de Heilige Geest je overtuigt van zonde, oordeel en gerechtigheid. De natuurlijke Godskennis kunnen we niet als een aangrijpingspunt zien. Omdat ieder de waarheid in ongerechtigheid ten onder houdt. We verdringen de natuurlijke Godskennis. We strijden allemaal tegen God. 2 Het woord aanknopings- of ontmoetingspunt heeft dit voordeel, dat het een zekere mate van gelijkheid inhoud. Als je werkelijk iemand ontmoet, dan heb je een open gesprek. 11.2 Zingeving Alle mensen doen aan zingeving. Zingeving is de interpretatie van ons bestaan. Zingeving komt voort uit betrokkenheid op het leven en uit het tekort van ons menselijke bestaan. Crisis, ziekte, tegenslagen, teleurstellingen, hoogtepunten en vele andere gebeurtenissen of emoties kunnen je doen afvragen: waarvoor leef ik eigenlijk? Dan stuiten we op de zingeving. Soms kent het leven enorm intense ervaringen. Zoals liefde of de geboorte van een kind of het overlijden van een geliefde, of een overweldigende ervaring in de natuur. Dan breek je als het ware uit het alledaagse en bekijk je jezelf met andere ogen. Je beseft dat je met alles verbonden bent aan alles. We noemen dat een totaliteitservaring. Totaliteitservaringen hebben te maken met zingeving. Je gaat dan een waardeoordeel geven over het leven. Op het gebied van de zingeving vinden de we ontmoetingspunten. Te denken valt aan het besef van goed en kwaad, besef van eindigheid, aan het onvervulde verlangen. Deze zaken hebben alles te maken met zingeving. Daarom gaan we de zingeving gaan we verkennen vanuit 1 Het onvervulde verlangen 2 Moraliteit 11.2.1 Het onvervulde verlangen Plato, een Griekse wijsgeer die ongeveer 500 v. Chr. leefde, vergelijkt ons mensen met lekkende kruiken. We kunnen van alles en nog wat in het reservoir van het leven gieten, maar we zijn nooit echt vervuld. We blijven leeg. Augustinus heeft iets dergelijks ervaren. Hij leefde naar het goeddunken van zijn eigen hart. Verdiepte zich in de vragen van zijn tijd, woonde ongehuwd samen, streefde naar een baan in de ambtelijke top van Milaan. Hij bereikt wat hij wil. 33 En schrijft vervolgens in zijn Confessiones: "U hebt ons voor Uzelf gemaakt. Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U". Hij ervaart dat de driehoekige wereld het ronde hart niet kan vervullen. Het verlangen naar meer wordt niet vervuld. Juist door het verlangen naar meer, dringt de eindigheid zich steeds meer op. De existentialist Albert Camus merkt op: "De mens is een dier dat zin zoekt". In diens “Caligula” staat dat: "Het onverdraaglijk is om te zien dat alle doel uit het leven wordt weggezogen, om te horen dat het leven geen zin heeft. De mens kan niet leven zonder doel". Dat wil niet zeggen dat Camus overtuigt is dat het leven ook daadwerkelijk zin heeft. Onze tijd kenmerkt zich door een crisis in de zingeving. Fr. Nietsche daarover bijna profetisch geschreven. Heel het leven wordt door krachten beheerst. De mens zoekt daarin zijn weg. Hij wil overleven. En daarom doet hij aan zingeving. Maar de grote massa is zwak. Kan het leven niet aan. Daarom ontwikkelt de zwakke mens een moraal, zodanig dat deze groep kan concurreren tegen de sterken. De sterke accepteert het lijden, maar de zwakken vluchten we van het lijden, door het te duiden. Om lijden te hanteren verzinnen ze een andere plaats dan dit leven. Zo herleidt Nietsche (1844-1900) religie: het is de onmacht tot macht, religie is platonisme voor het volk. Geloof in God is een illusie. God is dood. Als gevolg daarvan is de zin van het leven ook minder duidelijk geworden. Dat kunnen we nog niet goed verwerken. In de achterliggende 2000 jaar zijn de antwoorden van geloof en filosofie steeds radicaler geworden. Nu valt alles weg. Er is een nihilistische levensinstelling gekomen. We zijn uit een evolutionair proces ontstaan. Toevallig en zomaar. Waarom we bestaan weten we niet. Het bestaan is absurd, onredelijk. Waarden blijken geen harde waarden te zijn. Een voorbeeld daarvan geeft Arthur Adamov in het toneelstuk Le Ping Pong. Twee studenten raken gefascineerd door de flipperkast in het café. Ze zien het als een kunstwerk. Als een zakelijk voorwerp om geld mee te verdienen. Liefdesrelaties ontstaan door ontmoetingen bij de flipperkast. Zo wordt de machine van middel tot verstrooiing doel op zichzelf. De machine geeft de twee studenten troost in hun lege leven. Hoe kunnen we de crisis in de zingeving te boven komen? Drie mogelijkheden doen zich voor: 1 Het leven beëindigen door middel van zelfdoding. 2 Het leven heeft geen zin, wegvluchten in pessimisme en nihilisme. Pessimisme wordt onderbouwd met gedachten als: Het nastreven van doelen heeft geen zin, geluk ligt alleen in het verleden, het leven is een illusie. Het gaat 34 weer voorbij. Deze beide mogelijkheden zijn door hun negatieve insteek niet levensvatbaar. Vandaar dat velen kiezen voor een derde optie: 3 Een levensovertuiging aanvaarden. Dat kan een levensovertuiging zonder God. Een voorbeeld daarvan het humanisme, waarin zelfverwerkelijking belangrijk is. Persoonlijke vermogens worden ontwikkeld door lange en volhardende inzet. Zo kom je tot de topervaring. Traditie of omgeving zijn wel belangrijk, maar spelen geen doorslaggevende rol. Het gaat immers om je eigen persoonlijkheid. Mensen vinden de vrede in zichzelf. Vanuit die positie nemen zijn verantwoordelijkheid in de samenleving. Dat kan een levensovertuiging met God zijn. C.S.Lewis maakt zelfs van dit onvervulde verlangen een Godsbewijs. Het verlangen naar het oneindige kan er alleen zijn, als het oneindige ook werkelijk bestaat. Heel de schepping is geschapen, om de Schepper te kennen en te eren. Het is niet voor niets dat je in het Nieuwe Testament leest over de blijdschap die de Heilige Geest kan geven, over de doelgerichtheid die Hij in het leven kan schenken. 11.2.2 Moraliteit De mensheid kan niet zonder enige orde. Alle samenlevingen hebben op hun manier een gedragscode ontwikkelt. Daarin in wordt het collectief samenleving gewaarborgd. Daarnaast hebben alle mensen ergens een persoonlijk besef van goed en kwaad. Nu zijn er mensen die zeggen dat niets zeker is. Maar de stelligheid van die uitspraak ondermijnt zichzelf. Zeker te weten dat niets zeker is, kan niet. Dat biedt openingen om te veronderstellen dat er een scheidslijn tussen goed en kwaad bestaat. Het onderscheid tussen goed en kwaad is het bestaansrecht van filosofie en religie. Beiden denken na over de juiste handeling de verantwoording daarvan. Nu wordt moreel handelen ook wel verklaart vanuit de evolutie. De soort overleeft door orde. De voor-wat-hoortwat mentaliteit helpt ons verder. Toch is geeft ons dat een probleem. Een voorbeeld. Moeder Teresia is alom geacht als een voorbeeld van altruïsme. Zij geeft belangeloos haar hele leven aan het goede, door zelf opgelegde armoede zodat zij de stervenden in Calcutta kan helpen. Als moraal niet als een gevolg van evolutie te verklaren is, hoe dan wel? Een citaat: “Als er buiten het heelal een bestierende macht bestond, zou deze zich niet aan ons tonen als een van de feiten binnen het heelal – net zo min als de architect van een huis een muur of een trap of stookplaats in dat huis 35 zou zijn. De enige manier waarop deze macht zich zou kunnen openbaren is bennen onszelf, als een invloed of instructie om ons tot bepaald gedrag aan te zetten. En dat is precies at we binnen onszelf aantreffen. Dat zou ons toch te denken moeten geven” (C.S.Lewis, Onversneden Christendom). . 11.3 Conclusie De apologeet heeft op het menselijke vlak vele raakvlakken met de medemens. Toch ligt er een groot probleem in de tijdgeest waarin we leven. Door onze tijd loopt een pessimistische lijn. Zingeving is niet nodig. Dat betekent dat de apologeet niet kan insteken op de een veronderstelde zingeving. Zingeving hoort niet bij het mens-zijn, maar wordt ons aangepraat door de Grote Verhalen, aangereikt door filosofie en religie. Zingeving is meer verbonden aan zelfverwerkelijking en de topervaring, dan aan een wereldbeeld dat het leven ordent, legitimeert, verklaart of integreert. Dat betekent dat het contact met de medemens meer op het gebied van het persoonlijk leven, de eigen emoties ligt dan op veronderstelde waarheden, waarden en normen. Het is voor de apologeet aannemelijk te maken dat er geen God is, via de moraal. 36 12 Waarom zou je geloven? "Het christendom moet zichzelf verkopen door z'n relevantie voor het leven aan te tonen en niet slechts z'n onlosmakelijke redelijkheid" Je hebt allemaal wel eens iemand over iets horen spreken dat op zich waar was. Bijvoorbeeld over een postzegelverzameling. Wellicht kan iemand je van alles vertellen over watermerken in de tijd van koningin Emma. Alleen, die waarheden hebben voor jouw geen relevantie. Het spreekt je niet aan. En daarom doe je er niets mee. Zo denken heel veel mensen over het christelijk geloof. “Wellicht interessant. Maar voor mij niet relevant. Ik kan zonder dat geloof net zo goed leven”. Wanneer de wereld niet geïnteresseerd is in het christelijk geloof, kan dat veroorzaakt worden doordat christenen er niet in slagen het geloof relevant te maken voor een ander. De relevantie van het christelijk geloof moet op aantal gebieden van het leven beslag leggen. * Mensen hebben behoefte aan een basis voor de moraal. * Mensen hebben behoefte aan een zinvolle interpretatie van gebeurtenissen. * Mensen hebben behoefte aan een visie die hen inspireert 12.1 Zonder geloof vaart niemand wel Voor je medemens is het begrijpelijk wanneer je geloof uitlegt in termen van 'nut'. Je legt aan een ander uit wat je aan je geloof hebt. Welke steun het geeft, welk houvast het biedt. Is die invalspoort bijbels? Je gelooft niet voor jezelf, maar door het geloof verheerlijk je God. Door Hem als Koning te erkennen en Hem te gehoorzamen. Dat lijkt een ander accent. Toch lees je dat Christus aanspoort zich te haasten "om huns levens wil". En de Heidelberger Catechismus vraagt in de bekende eerst zondag: "Wat is uw enige troost beide in leven en sterven". Over die formulering is nagedacht. Troost wordt met opzet als eerste genoemd. Trouwens, het woord troost heeft in het Middelnederlands van de 16e eeuw een veel bredere betekenis dan in ons hedendaagse Nederlands. Het betekent zoveel als: levensmoed, opwekking, kracht, steun. En is het je al eens opgevallen hoe vaak in de 37 Heidelberger sprake is van "nut" of "bate". Al met al kan je heel verschillende redenen hebben om te kiezen voor een bepaalde levensovertuiging. Je kunt in een religie geloven omdat je ouders je daarin opgevoed hebben. Of omdat je vrienden erin geloven. Of omdat velen erin geloven. Of omdat je er iets van af weet. Al dit soort motivaties noemen zijn van sociologische aard. Daarnaast zijn er ook psychologische redenen voor een geloof. Bijvoorbeeld omdat het zin en oriëntatie aan je leven geeft. Of omdat het identiteit geeft, omdat het je van schuldgevoelens verlost, omdat het gewoon een goed gevoel geeft. Ongeveer de helft van de mensen die een religie geloven, geven psychologisch redenen als motivatie op. Anderen komen filosofische redenen tot een keuze uit de vele religies. Dan staat het begrip waarheid centraal. Een religie is logisch, waar, redelijk of iets dergelijks. Tenslotte zijn ook religieuze redenen waarom mensen aan godsdienst doen. Men gelooft omdat God op een directe manier ervaren wordt. Of omdat er wonderlijke uitreddingen beleefd zijn. Het merkwaardige doet zich voor dat men over het algemeen deze reden als laatste opgeeft. Heel deze opsomming laat zien via welke invalspoorten het christelijk geloof voor anderen relevantie kan krijgen. Ter beantwoording van de vraag welke motivatie het meest belangrijk is, het volgende citaat: "Er kan weinig twijfel over bestaan dat het hoofdmotief voor evangelisatie een theologisch motief was. De eerste christenen verbreiden het evangelie niet omdat dit raadzaam voor hen was. Of omdat ze dat als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid beschouwden. Ze deden het niet uit medelijden. Ze evangeliseerden uit de geweldige ervaring van Gods liefde die ze ontvangen hadden door Christus", zo stelt M.Green. Jonathan Edwards komt tot geloof, wanneer hij door het lezen van Gods Woord, zoveel heerlijkheid in Christus ziet, dat hij niet anders kan of al zijn zonden aan Zijn voeten belijden. Dan ervaart hij ook de vergeving van zijn zonden. Het zien op Jezus, dat is het de kern waar het om gaat. De apostelen prediken het evangelie niet uit hobbyisme. Nee, wanneer Petrus door het Sanhedrin ter verantwoording wordt geroepen, zegt hij: "Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen (Hd.5:29). Niemand zit op een relatie met God te 38 wachten. Want we zijn allen dood in zonden en misdaden. Daarom heeft Christus de Heilige Geest beloofd. "....maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal. En gij zult Mijn getuigen zijn" (Hd.1:8). 12.2 Conclusie Apologetiek is een Bijbelse opdracht. Die wij in ons leven moeten uitvoeren. Afhankelijkheid, creativiteit en liefde tot God zijn daartoe nodig. Het christelijk geloof kunnen we uitleggen in termen van “nut”, maar het christelijk geloof is boven dat vooral noodzakelijk. Omdat we te doen hebben met een vertoornd God die in Christus alleen de schuld vergeeft. 39