Jezus is onze Profeet, Priester en Koning. Vraag en antwoord 31 van de Heidelberger Catechismus. Ambten van Christus Hoogste Profeet De verschillende ambten herinneren aan de drie facetten van het beeld van God. Wij zijn geschapen met kennis van God: wij kenden God met het hart en waren vertrouwd met Zijn wil. Enige Hogepriester We zijn heilig en zonder zonde geschapen; helemaal toegewijd aan God (heiligheid). Eeuwige Koning Wij zijn aangesteld als onderkoningen om over de schepping te heersen in naam van God (gerechtigheid). De ambten wortelen in het Oude Testament. Vanuit het Oude Testament klinkt de roep om vervulling. Profeet staat in verbinding met God en geeft Gods woorden door. Ex. 4:15, 1 Sam. 3, 10:510, Jer. 1:9, 7:25, 9:22, Jes. 6, 50:4, Ez. 3:17. Priester offert (bijv. Lev. 4), bidt (Luk. 1:9), zegent (Num. 6:24-26). Deut. 18:15, Jes. 42:1-4, 55:4, 49:1,2, 61:1-3. Koning strijdt tegen de vijanden van God(s volk) en regeert namens God over het volk (1,2 Koningen en Kronieken, maar bijv. ook Ps. 2). Num. 24:17, 2 Sam. 7:16, Ps. 72, 89, Jes. 9 en 11, Zach. 9:9. Ps. 110:4, Jes. 53, Jer. 31:21. Vervuld in het leven van Jezus. Hij is de Gezalfde (=Christus). Christus leert ons alle dingen van de Vader. Luk. 4 vanaf vers 14, 24:26,27, Matth. 17:5, Joh. 1:18, 3:2, 4:19,25,26, 15:15, 17:26 Hand. 3:22, 7:37, Hebr. 1:1. Christus heeft zich voor ons aan het kruis opgeofferd. Mark. 10:45, Matth. 26:28, Hebr. 7-10, Joh. 17, Rom. 3:25, 1 Kor. 15:3, 2 Kor. 5:19, Ef. 2:18, 5:2, 1 Joh. 2:2, 1 Petr. 1:19, Openb. 5:9, Luk. 23:34, 24:51. De opgestane Christus is onze koning tot in eeuwigheid. Luk. 1:32,33, 68-71, Matth. 21:5, 28:18, Joh. 10:28, Hand. 2:36, 10:38, 1 Kor. 15:27, Fil. 2:11. Ook nu is Christus in Zijn ambten werkzaam en actief. Elk ambt heeft betrekking op een deelgebied van de zonde. Ambten van Christus zijn verbonden met de ambten in de kerk. Ambten van Christus zullen in de christen ook tot uiting komen. Gaven van de Geest (gegeven tot opbouw van de gemeente). Eeuwigheidsdimensie 1 D.m.v. de prediking van het evangelie (Rom. 10:14-18). 2 De verlichtende werking van de Heilige Geest (Joh. 16:13-15). Christus ontmaskert onze leugens, blindheid, gebrek aan kennis, onze onwil, ons ongeloof en verlicht ons verstand. Predikanten zijn geroepen om het Woord van God uit te leggen, toe te passen en het evangelie van Jezus Christus te verkondigen. Naam van Christus belijden in deze wereld. Jes. 59:21, Joel 2:28, Mark. 10:32,33, Rom. 10:10. Bijv. gave van de profetie, evangelisatie, onderricht, onderscheiden van geesten, wijsheid, bemoediging. Straks mogen we God in Christus kennen, zoals we nu al door hem gekend zijn. Jes. 11:9, 1 Kor. 13:12, Hebr. 8:11 Voorbidder in de hemel. Rom. 8:34, Hebr. 7:25, 1 Joh. 2:1, Christus neemt als Priester onze schuld weg door Zichzelf voor ons op te offeren aan het kruis. Diakenen gaan voor in de dienst van de barmhartigheid; zorgen voor onze naaste. Onszelf als een levend dankoffer voor God opofferen. Ex. 19:6, Rom. 12:1, 1 Petr. 2:5, Openb. 1:6, Openb. 5:10 Bijv. gave van het gebed, barmhartigheid, geven, gastvrijheid, handvaardigheid, dienen. Straks dienen we Christus volmaakt en zonder zonde; dan is alleen de liefde uit 1 Kor. 13 nog overgebleven. Christus regeert ons door Geest en Woord; Hij is nu al de overwinnaar in de hemel. Matth. 28:18, 1 Kor. 15:25,26, Ef. 1:19-22 Christus breekt ons verzet, onze vijandschap en onze onmacht en maakt ons tot gewillige onderdanen, die het oude leven van zonde hebben opgegeven. Ouderlingen hebben opzicht over de gemeente en waken voor het geestelijk welzijn. Strijden tegen de zonde. Rom. 6:12,13, 1 Petr. 2:9, Bijv. gave van leiderschap, organisatie, genezing, bestuur, herderschap, zielszorg. Straks opnieuw onderkoning zijn op de nieuwe aarde. 2 Tim 2:12, Openb. 12:10,11, 22:5.