1. De Bijbel De Bijbel, met zijn 66 boeken is het gehele Woord van God. De Bijbel is in zijn geheel en woordelijk geïnspireerd zoals het oorspronkelijk is gegeven en het is op goddelijke wijze bewaard in de Hebreeuwse, Aramese en Griekse tekst. De leer van de algehele en woordelijke inspiratie houdt in dat de oorspronkelijke tekst van de Bijbel is opgesteld door mensen onder de leiding en controle van de Heilige Geest, Die daarbij gebruik maakte van de persoonlijkheden en literaire talenten van de Bijbelschrijvers. Hierdoor brengt ieder woord van de originele geschriften ons volmaakt en feilloos de boodschap over die God ons wilde mededelen. De Bijbel is onze enige autoriteit in alle zaken van geloof en praktijk. 2 Samuel 23:2; Psalm 12:6-7; Spreuken 30:5-6; Mattheüs 5:18; 24:35; Johannes 17:17; Handelingen 1:16; 3:21; 1 Korinthe 2:7-16; 2 Timotheus 3:15- 17; 2 Petrus 1:19-21; Openbaring 22:18-19 2. De Godheid De Bijbel getuigt ervan dat God een geest is wiens natuur is licht, liefde en heiligheid; Hij is oneindig, eeuwig, volkomen in wijsheid, kracht en macht, volkomen in kennis. Er is maar één God, maar die ene God is geopenbaard als drie onderscheiden Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Dit is de traditionele doctrine van de Drie-eenheid. Genesis 1:1; Exodus 3:14; Psalm 115:3; Lukas 1:37; Psalm 139:1-16: 145:17; 1 Petrus 1:16; Maleachi 3:6; Johannes 3:16; Psalm 103:8; Johannes 4:24; 5:26; 1 Thessalonicenzen 1:19; Deuteronomeum 6:4; Genesis 1:26; Mattheüs 3:16-17; 28:19-20; Johannes 14:16; 1 Korinthe 12:4-6; 2 Korinthe 13:14; 1 Johannes 5:7; 1 Johannes 3:16 2a. God de Vader Wij geloven dat God de Vader, volmaakt in Heiligheid, oneindig in wijsheid, onmeetbaar in macht en kracht is. Wij verheugen ons erin dat Hij genade betoont aangaande de dingen van de mens, dat Hij het gebed hoort en beantwoord, en dat Hij hen redt van zonde en dood die komen tot Hem door Jezus Christus. Genesis 1:1; 17:1; Exodus 6:3; Deuteronomeum 4:35; Psalm 90:2; 139:7-10; Jesaja 40:28; Johannes 4:24; 1 Johannes 1:5 2b. God de Zoon De tweede Persoon van de Drie-enige God, is de Zoon, wiens naam is de Heere Jezus Christus. Hij bestond al van eeuwigheid bij de Vader. Bij Zijn incarnatie (menswording) werd de eeuwige Zoon van God een mens, door het wonder van de maagdelijke geboorte, waarbij Zijn godheid niet veranderde. Jezus is volledig God en volledig mens. Hij leefde een zondeloos leven, verrichtte wonderen om te bewijzen dat Hij de Messias was, Hij stierf een substitutionaire (vervangende) dood voor alle mensen, werd begraven, en stond lichamelijk op uit het graf op de derde dag. Nadien voer Hij op naar de Hemel waar Hij nu onze voorspraak en middelaar is. Jesaja 53:4-5; Mattheüs 18:11; 20:28; Johannes 1:1,14; 3:16; 8:58; Romeinen 3:25-26; 1 Korinthe 15:3; 2 Korinthe 5:14-21; Filippenzen 2:6-11; Hebreeën 2:9-15; 1 Petrus 1:19 2c. God de Heilige Geest De Heilige Geest is de derde Persoon van de Godheid (Matt. 28:20; 1 Joh. 5:7). Hij is eeuwig (Heb. 9:14). Hij nam deel aan de creatie van de aarde (Gen. 1:2). Hij maakt de mens en maakt hem levend (Job 33:4). Hij zalfde en bekrachtigde Israëls richters, koningen en profeten (Richt. 3:10; 6:34; 11:29; 1 Sam. 16:13). Hij inspireerde de Schriften, bracht de woorden van God over op de heiligen van eertijds (Joh. 14:26; 1 Kor. 2:11-13; 1 Pet. 1:10-12; 2 Pet. 1:19-21). Hij overtuigd de wereld van zonde en brengt mensen naar Christus (Gen. 6:3; Joh. 16:7-11). Op Pinksteren daalde Hij neer op de heiligen van het gemeentetijdperk, om hen te bekrachtigen voor wereldevangelisatie (Hand. 1:8). Hij vernieuwd hen die geloven (Joh. 3:5-8) en verzegeld hen tot de opstanding (Ef. 1:13-14). Hij woont in een ieder die is wedergeboren, Hij heiligt hen (1 Pet. 1:2), stelt hen in staat om werk te doen voor God (Hand. 1:8; 1 Kor. 12), en verlicht hun begrip/verstaan van de waarheid. Hij roept en zend missionarissen. (Hand. 13:1-4). 3. De schepping Wij geloven in de schepping zoals weergegeven in Genesis dat wil zeggen zoals het letterlijk is weergegeven, niet figuurlijk; dat de wereld geschapen is in zes dagen van 24 uur; dat de mens direct naar Gods eigen beeld geschapen is en dus niet evolueerde van enige lagere levensvorm; dat alle dieren en vegetatie direct was gemaakt en onderworpen werd aan Gods wet dat ze alleen ‘naar hun soort’ zichzelf konden voortbrengen. Genesis 1; Nehemia 9:6; Job 38:4-41; Ps. 104:24-30; Joh. 1:1-3; Hand. 14:15; 17:24-26; Rom. 1:18-21; Kol. 1:15-17; Hebr. 1:1-3; 11:3 4. De natuurlijke staat van de mens Door ongehoorzaamheid aan de geopenbaarde wil van God, werd de mens zondig en onderworpen aan de macht van de duivel. Toen Adam en Eva zondigden, werden hun harten zondig/verloren en werden ze corrupt door de zonde. Deze corrupte natuur is doorgegeven aan het gehele menselijke ras, zodat de mens niet alleen van nature en door de praktijk een zondaar is, maar dat hij ook schuldig en verdoemd is voor een Heilig God en in zichzelf geen middel tot verzoening of herstel heeft. Genesis 2:16-17; 3:1-24; Psalm 51:5; Prediker 7:29; Jesaja 53:6; Jeremia 17:9; Markus 7:20-23; Romeinen 3:9-20; 5:12; Efeze 2:1-3 5. De enige weg van bekering Bekering/wedergeboorte is door genade van God alleen, dat betekent dat het een vrije gift is welke niet verdiend noch geheel of gedeeltelijk verzekerd kan worden door enige deugd of werk van de mens of door een religieuze plicht of sacrament. De gift van Gods genade is verkregen door Jezus Christus alleen, door Zijn bloed en dood op Golgotha. De zondaar ontvangt Gods vergeving door bekering richting God en geloof in de Heere Jezus Christus. Hoewel wedergeboorte alleen komt door genade van God door geloof, resulteert het in een verandering van leven; wedergeboorte is niet door werken maar het leid naar werken. Het geloof tot bekering komt door het horen van het Woord van God. De mens moet het evangelie horen om te kunnen worden gered. Het evangelie is gedefinieerd in 1 Korinthe 15:1 – 4. Joh. 1:11-13; 3:16-18, 36; 5:24; 14:6; Hand. 4:12; 15:11; 20:21; Rom. 10:9-10,13, 17; Ef. 1:7; 1:12-14; 2:8-10; Tit. 3:3-8; Hebr. 1:3; 1 Pet. 1:18-19; 1 Joh. 4:10 6. De geloofszekerheid en de verantwoordelijkheid van de gelovige Wij geloven dat iedereen die zijn vertrouwen stelt in Jezus Christus is gerechtvaardigd (rechtvaardig verklaard voor God vanwege Christus); hun zonden zijn vergeven; ze wedergeboren zijn en geestelijk leven hebben gekregen door de Heilige Geest Wij geloven dat iedereen die uit genade door de Heilige Geest is wedergeboren voor altijd verzekerd is van Gods genade. Het is hun voorrecht zich te mogen verblijden in de zekerheid van hun verlossing, niet omdat zij het waard zijn, maar op grond van Gods trouw en het getuigenis van Zijn Woord. Deze zekerheid moet echter niet gezien worden als een vrijbrief om te zondigen. De realiteit van hun geloofsverbondenheid met Christus blijkt uit de onderwerping van de vleselijke natuur aan de kracht van de Heilige Geest en uit de levensheiliging die zichtbaar wordt in het doen van goede werken, waartoe Christus hen verlost heeft. Gelovigen hebben daarom God lief boven alles en hun naaste als zichzelf. Jesaja 53:11-12; Matth. 7:20; Marc. 12:28,34; Joh. 10:27-29; Hand. 10:43; 13:39; 15:11; Rom. 3:21-25; 5:1-2, 9; 6:13; 8:38-39; 2 Kor. 5:21; Gal. 5:16; Ef. 2:10; Tit. 3:7; 1 Pet. 1:2-5; 1 Joh. 5:1013 7. Heiligmaking Wij geloven dat heiligmaking in de Schrift in drie fasen wordt beschreven, verleden, heden en toekomst: dat de gelovige IS geheiligd in Christus; dat hij progressief geheiligd wordt door het werk van de inwonende Heilige Geest; en dat hij volledig geheiligd zal worden bij de opstanding; dat er geen volledige verwijdering is van de zondige natuur in de progressieve heiligmaking in het huidige leven; dat we veranderd moeten worden door de vernieuwing van ons denken. Joh. 17:17; Rom. 1:17; 6:1-18; 12:2; 1 Kor. 1:30; 6:11; 1 Kor. 13:8-13; 14:20-22; Ef. 4:15; 5:2627; Fill. 1:9-11; 1 Thess. 4:3-7; Hebr. 10:10; 1 Pet. 1:15-16 Wij staan op het Bijbelse fundament van de 5 sola's uit de Reformatie • Alleen door het geloof (Sola Fide). (Rom. 3:28; 4; Gal. 2:15-16; 3:7, 24-26; Ef. 2:8-9; Fil. 3:9; 1 Petr. 2:6) • Alleen uit genade (Sola Gratia). (Rom. 3:24; 6:23, 11:5-6; Ef. 2:5,8-9; 2 Tim.1:9; Tit. 3:5; 1 Pet. 1:13) • Alleen de Schriften (Sola Scriptura). (Jes. 55:8-11; Joh. 17:17; 1 Thess. 2:13; 2 Tim. 3:16-17; 4:1-5, Hebr. 4:12; 1 Pet. 1: 23-25; 2 Pet. 1:20-21; Openb. 22:18-19) • Alleen Christus (Solus Christus). (Joh. 14:6; Hand. 4:12; 1 Tim. 2:5) • Alleen aan God de eer (Soli Deo Gloria). (Ps. 72:18-19; Jes. 42:8,12; 43:7; Rom. 16:27; 1 Kor. 10:31; Ef. 1:3,6,12,14; Fil. 2:11; Openb. 4:8-11; 5:13; 11:13; 19:7)