Ethan Frome - GEOCITIES.ws

advertisement
Chapter 2, An historical perspective

Definitions and framework for investigation
Simpel gezegd is kolonialisme de politieke controle van een groep door een andere
en heeft het bestaan sinds er identificeerbare staten zijn. Imperialisme is de
politieke economie van kapitalisme, hetgeen zijn oorsprong heeft in het 16de eeuws
Europa. Enkelen geloven dat dit het begin was van enkele “cycles” van groei en
recessie (tabel 2.1). Men moet zich realiseren dat de verschijnselen veranderen in
de tijd en dat het grote invloeden heeft gehad op de huidige 3e wereld steden. Deze
steden verschilden voor de 16e eeuw natuurlijk van elkaar, maar bijvoorbeeld
Beijing en Delhi waren al meer ontwikkeld dan de hoofdsteden van Europa.
Ook de Europese machten verschilden onderling behoorlijk
o Engeland prefereerde indirecte macht
o Frankrijk incorporeerde de gebieden meteen in een gecentraliseerd politiek
systeem
o Inviduen plunderden simpelweg
o Bedrijven zochten handelsbanden
De bedoeling van de studie is niet typologieën te ontwikkelen maar de globale en
regionale ontwikkelingsprocessen te begrijpen waart zij deel van uitmaakten en de
rol die zij er in speelden.

Mercantile colonialism
De lokale collectie van goederen blijft in handen van bestaande handelaren, wiens
al bestaande netwerken die geïncorporeerd worden in het Europese handels
systemen intact blijven.
In morfologische termen bewoonden de Europeanen maar hele kleine delen land
Er was weinig planning in de door Europeanen bewoonde gebieden.
Op het einde van de 18de eeuw begon de interesse van de Europeanen in de
overzeese gebieden te dalen door enerzijds de extensieve oorlogen in Europa ten
tijde van Napoleon, en anderzijds de verschuiving van handel naar productie
waardoor kosten enorm stegen en vele grote handelsmaatschappijen failliet gingen.
Karakteristiek voor de transitionele periode is wel de industriële revolutie waaruit
men grotere winst dacht te kunnen behalen.

Industrial colonialism
Dit was van korte duur aangezien vanwege de industriële revolutie de behoefte aan
“raw materials” groot was en aan voedsel voor de bourgeoisie. Tijdens het derde
kwart van de 19e eeuw werd er opnieuw geïnvesteerd in de koloniën maar ditmaal
door de staat
Bij de meeste studies ontbreekt het aan concepten en theorieën; de beste
benadering tot nu toe is die van King, hij vind cultuur, technologie en politieke
kracht de meest bruikbare kanalen zijn waardoor de processen van koloniale
urbanisatie geanalyseerd konden worden. De drie factoren verschillen wezenlijk
voor de veroveraars en de veroverden.
o Cultuur: de culturele waarden vorm aan regelingen die afhangen van de fysieke
vorm van die cultuur, of ze nou sociaal, legaal of religieus zijn.
o Technologie: het principiële verschil was hier het verschil in gebruik van
energie, waar de koloniën voorheen eigenlijk alleen dier en menskracht
gebruikten. Hierdoor kwamen er bijvoorbeeld treinstations en gescheiden
werk-woonplaatsen.
o Politieke structuur: de factor die de gehele introductie van andere culturen en
technologieën toestond was de politieke controle die door de Europeanen werd
uitgeoefend
In tegenstelling tot de handelsperiode had het kolonialisme nu invloed tot in de
stedelijke hiërarchie. Binnen de koloniale steden ontstonden nu patronen van
sociale, economische en ruimtelijke segregatie; er waren de niet-Europese zones
en de nieuwe “cordon sanitaires”. Het dualisme werd wel ondermijnd doordat de
Europeanen nog weer onderverdeeld waren in verschillende klassen. Misschien
nog wel belangrijker is de Economische structuur ten tijde van het kolonialisme.
Deze werd gekenmerkt door een wederzijdse (ongelijke) afhankelijkheid. Verder
moet in worden gezien dat, zoals King ook benadrukt, de koloniën op grote afstand
van Europa liggen maar tot een cruciale rol spelen in de wereld economie.

Late colonialism
De meest verse beelden van kolonialisme zijn die van de tussen de oorlogen en
vlak na de oorlog. Toen begon de trek van het platteland naar de stad, waar de
banen werden vergeven in de bediening en de industrie. In de laat koloniale
periode begon de opkomst van banken, universiteiten en stadshuizen. Door de trek
naar de stad was er een andere vorm van stadsplanning nodig. Voor de kolonisten
kwamen er steeds meer golfbanen en parken en het oorspronkelijke leven
verdween dus zowel op het platteland als in de steden. Ook was er de ontwikkeling
dat er ook steeds meer “blauwe kragen” uit Europa naar de koloniën gingen.

Early independence
Tijdens de 50er en 60er jaren verspreide de onafhankelijkheid zich snel door Azië
en Afrika, al ging het in sommige gebieden heel moeilijk omdat veel Europeanen
weinig zin hebben in een terugkeer naar het verwoeste Europa, al had Europa
ironisch genoeg een tekort aan arbeid, hetgeen met gastarbeiders werd opgevuld,
die rond de 70er jaren door de recessie minder welkom werden.
In de tussentijd veranderde er in de 3e wereldsteden economisch gezien weinig
naar de onafhankelijkheid. De nieuwe naties werden gedomineerd door MNC’s in
commercieel en handelsopzicht en de informele sector begon te bloeien. In de laat
60er en begin 70er jaren werd de arbeid uit de derde wereld geïncorporeerd in het
wereldsysteem door de stijgende lonen en aandacht voor het milieu in het westen.
De enorme economische groei bleef wel beperkt tot een stuk of zes landen.
Wat dit hoofdstuk heeft gedaan is duidelijk maken dat we niet kunnen begrijpen hoe de derde
wereldsteden in elkaar zitten zonder dat we de globale evolutie ervan kennen
Copyright: R. Winters
Download