Toegang tot het recht: Een actueel portret

advertisement
2014
mr. Hilke Grootelaar, mr. Laurens Venderbos, Simone Vromen LL.B.
onder leiding van mr. dr. Herman van Harten
TOEGANG TOT HET RECHT:
EEN ACTUEEL PORTRET
Een verkennend onderzoek naar relevante Nederlandse overheidsmaatregelen sinds 2008
en de gevolgen daarvan voor rechtzoekenden
in opdracht van
Samenvatting
Voor u ligt een verkennend onderzoek naar relevante Nederlandse overheidsmaatregelen op
het terrein van de toegang tot het recht en de toegang tot de rechter sinds 2008 en de gevolgen
daarvan voor rechtzoekenden. Het onderzoek is uitgevoerd tussen begin mei en eind augustus
2014 door een onderzoeksteam van het Montaigne Centrum voor Rechtspleging en
Conflictoplossing van de Universiteit Utrecht in opdracht van het Juridisch Loket.
Na een inleiding en afbakening van de studie biedt hoofdstuk 1 een korte historische
contextschets om zicht te geven op de achtergrond waartegen de huidige hervorming van het
gefinancierde rechtsbijstandsstelsel moet worden bezien. Hieruit blijkt dat de invulling van
het rechtsbijstandsstelsel al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw een voortdurend
onderwerp van discussie is. Vanaf 2007 vormden het toenemende gebruik van gesubsidieerde
rechtsbijstand en een toenemende druk op de rechtspraak de aanleiding voor de
overheidswens om het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand te moderniseren en de kosten
ervan te beheersen. Er zijn diverse maatregelen voorgenomen en uitgevoerd, die uiteindelijk
hebben geleid tot de aankondiging van een stelselvernieuwing rechtsbijstand door kabinet
Rutte II.
Het beleidsvoornemen en de invoering van deze maatregelen doet de vraag rijzen of
rechtzoekenden de toegang tot het recht voldoende wordt gewaarborgd. Op deze vraag wordt
in het onderhavige onderzoek geen normatief antwoord gegeven, maar wel worden in
hoofdstuk 2 het juridische, theoretische en beleidsmatige debat over de conceptuele noties van
toegang tot het recht en de rechter beschreven en de randvoorwaarden die daaruit
voortvloeien. Opvallend is hierbij dat de toegang tot het recht in de juridische betekenis
vooral smal (als toegang op gesubsidieerde rechtsbijstand voor de rechter) lijkt te worden
opgevat. Vanuit de beleidsmatige invalshoek wordt het begrip echter breder opgevat: het gaat
daarbij om toegang tot alle vormen van rechtskundige hulpverlening in alle procedures, ook
buiten de rechter om. Daarnaast lijkt de beleidsbetekenis van toegang tot het recht onder druk
van de bezuinigingen steeds meer van effectieve rechtsverwerkelijking naar proactieve
conflictoplossing te schuiven. De invalshoek die gekozen wordt is dus van belang voor de
reikwijdte en de impact van het begrip.
Voor het onderhavige onderzoek is op basis van de geanalyseerde literatuur voor de volgende
werkdefinitie gekozen: ‘Toegang tot het recht is de toegang die een rechtzoekende heeft tot
informatie, begeleiding, overleg en onderhandeling en een neutrale bindende interventie om
zijn probleem op een effectieve manier op te kunnen lossen’. Het laatste onderdeel en tevens
sluitstuk van toegang tot het recht is recht op toegang tot de rechter. Op basis van nationale en
internationale wetgeving en jurisprudentie wordt toegang tot de rechter als volgt gedefinieerd:
‘het recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, en wanneer
rechtsbijstand noodzakelijk is voor de toegang dient deze te worden verleend aan degenen die
niet over financiële middelen beschikken.’ Dit recht is niet absoluut en mag worden beperkt
indien (1) het recht in essentie niet geschaad wordt, (2) de beperkingen een gerechtvaardigd
doel dienen en (3) evenredig en proportioneel zijn. Of sprake is van deze beperkingen dient
steeds in het individuele geval te worden getoetst.
1
Vervolgens is getracht om alle aangetroffen relevante maatregelen in kaart te brengen die
sinds 2008 aangekondigd of genomen zijn en die invloed (kunnen) hebben op de toegang tot
het recht en de rechter, waarbij de bovenstaande werkdefinities zijn gehanteerd. Hiertoe is
onderzoek verricht naar relevante parlementaire stukken en beleidsdocumenten die tussen
2007 en 2014 zijn gepubliceerd. Iedere maatregel die hieruit te destilleren valt, is in een
overzicht ondergebracht en nader bestudeerd. Het uiteindelijke overzicht bestaat uit 74
maatregelen en is opgenomen als Bijlage 2 bij dit rapport.
In hoofdstuk 3 wordt gekeken naar de praktische betekenis van deze maatregelen. Zeven
casestudies bieden een impressie van de praktische effecten en mogelijke (cumulatieve)
gevolgen van de maatregelen voor verschillende soorten rechtzoekenden. Daarbij is gebruik
gemaakt van Persona’s. Een Persona is een fictief karakter dat representatief is voor een deel
van de betreffende doelgroep. Op deze manier is getracht de verschillende doelgroepen van
rechtzoekenden op realistische wijze te segmenteren. Om de veranderende reguleringscontext
in beeld te brengen worden bij iedere casestudy drie momenten in de tijd gehanteerd: 2007,
2014 en 2016. Aan de hand van de zeven casestudies worden zo de mogelijke gevolgen van
de in totaal 74 in kaart gebrachte maatregelen voor rechtzoekenden in beeld gebracht.
Ten slotte worden in hoofdstuk 4 de lijnen uit de verschillende hoofdstukken samengebracht.
Daar volgen enige conclusies en centrale bevindingen en worden enkele aanbevelingen
gedaan. Het verkennende onderzoek heeft een veelheid van overheidsmaatregelen
geïnventariseerd en beschreven. Daardoor wordt er een ‘foto’ zichtbaar als momentopname
van de huidige veranderende context en een actueel portret van de toegang tot het recht
geschetst. De gebruikte casestudies hebben met name een praktische, exploratieve functie; zij
hielpen om de (cumulatieve) gevolgen van de maatregelen na te gaan. Dit levert een
aanvullend praktisch beeld van de veranderende context op. Als gevolg van het feit dat met
reële casestudies is gewerkt, zijn niet alle in Bijlage 1 en 2 genoemde maatregelen aan bod
gekomen, omdat veel van deze maatregelen geen (directe) gevolgen voor rechtzoekenden
hebben, maar veeleer voor advocaten, mediators of rechtsbijstandsverzekeraars (denk
bijvoorbeeld aan de verlagingen van vergoedingen). Hun perspectief is in dit onderzoek
buiten beschouwing gebleven. Het zou interessant kunnen zijn om dit in integraal
vervolgonderzoek mee te nemen, omdat maatregelen gericht op rechtshulpverleners indirect
effect kunnen sorteren voor rechtzoekenden.
2
Inhoudsopgave
Samenvatting ............................................................................................................................ 1
Inleiding..................................................................................................................................... 5
Aanleiding .............................................................................................................................. 5
Afbakening van het onderzoek ............................................................................................... 7
Methode en aanpak ................................................................................................................. 8
Leeswijzer ............................................................................................................................... 9
Hoofdstuk 1 Contextschets .................................................................................................... 11
1.1 Vier fases van verandering ............................................................................................. 11
1.2 De start van nieuwe bezuinigingen ................................................................................. 13
1.3 De huidige stand van zaken ............................................................................................ 16
1.4 Tot slot: een voortdurend spanningsveld ........................................................................ 17
Hoofdstuk 2 Toegang tot het recht en de rechter ................................................................ 19
2.1 Toegang tot het recht ...................................................................................................... 19
2.2 Toegang tot de rechter .................................................................................................... 26
2.3 Conclusie ........................................................................................................................ 32
Hoofdstuk 3 De (cumulatieve) gevolgen van de maatregelen ............................................. 35
Zelfredzaamheid ................................................................................................................... 35
De casestudies....................................................................................................................... 39
Johan ................................................................................................................................. 41
Rachid ............................................................................................................................... 51
Joyce ................................................................................................................................. 61
Reshmi .............................................................................................................................. 71
Ans .................................................................................................................................... 81
Pieter ................................................................................................................................. 89
Mohammed ....................................................................................................................... 97
Hoofdstuk 4 Conclusie ......................................................................................................... 105
Bijlage I: Chronologisch overzicht gevonden maatregelen .............................................. 113
Bijlage II: Overzicht van de maatregelen .......................................................................... 119
3
4
Inleiding
Aanleiding
In de afgelopen jaren zijn er diverse overheidsmaatregelen genomen waarvan aangenomen
wordt dat die gevolgen hebben voor de toegang tot het recht. Dit heeft geleid tot
maatschappelijke discussie op verschillende fronten. Tegen deze achtergrond organiseerde de
Eerste Kamer op 4 februari 2014 1 een deskundigenbijeenkomst met gezaghebbende juristen
en een daaropvolgend debat over de staat van de rechtsstaat op 11 maart 2014. 2 Als iets
duidelijk werd uit de deskundigenbijeenkomst en het debat, dan was het wel dat er een breed
gedragen gevoel leeft dat de kwaliteit van de rechtsstaat in Nederland momenteel onder druk
staat. Tijdens het Eerste Kamerdebat van 11 maart 2014 zijn vijf moties aangenomen die
illustratief zijn voor de zorgen met betrekking tot het behoud van de kwaliteit van de
rechtsstaat en de toegang tot het recht in Nederland. Als gevolg van de motie Franken c.s.
komt er een breder onderzoek naar een voorziening voor de toegang tot de rechter, voor de
gevallen waarin het Juridisch Loket oordeelt dat iemand niet voor gefinancierde rechtsbijstand
in aanmerking komt. 3 Twee andere moties, die ook een meerderheid van stemmen behaalden,
roepen de regering op de toegang tot de rechter te waarborgen. Eén motie vraagt om een
heroverweging van het bezuinigingsplan voor de gefinancierde rechtsbijstand. 4 Een andere
motie vraagt ten slotte de toegang tot de rechter te garanderen bij mogelijke aanpassing van de
stelsels van gefinancierde rechtsbijstand en van de griffierechten. 5 Ondertussen is in de
Tweede Kamer een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt de gevolgen van de
stapeling van overheidsmaatregelen op het terrein van de toegang tot het recht voor de
verschillende inkomensgroepen inzichtelijk te maken. 6 In het Algemeen Overleg van 26
maart 2014 heeft staatssecretaris Teeven als reactie hierop geantwoord dat een dergelijk
overzicht vermoedelijk begin 2015 aan de Kamer gepresenteerd zal worden. 7
Hierop vooruitlopend heeft het Juridisch Loket het Montaigne Centrum voor Rechtspleging
en Conflictoplossing van de Universiteit Utrecht in het voorjaar 2014 gevraagd om een
verkennend onderzoek te verrichten naar de (cumulatieve) gevolgen van de diverse
overheidsmaatregelen in relatie tot de toegang tot het recht van de afgelopen jaren. Hoewel er
zowel in het wetenschappelijk debat 8 als in de praktijk 9 veelvuldig aandacht is besteed aan de
beleidsvoornemens van verschillende kabinetten ten aanzien van het stelsel van
1
Kamerstukken I 2013-2014, 33 750-VI, O.
Handelingen Eerste Kamer 2013-2014, Vergadernummer 22.
3
Motie van het lid Franken c.s., Eerste Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 750 VI, I.
4
Motie van het lid Ruers c.s., Eerste Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 750-VI, K.
5
Motie van het lid Strik c.s., Eerste Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 750 VI, N.
6
Motie van het lid Segers c.s., Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 31 753, nr. 76.
7
Verslag Algemeen Overleg Stelsel gefinancierde rechtsbijstand, 2 april 2014, TK 70, p. 6.
8
Zie bijvoorbeeld de recente Justitiële Verkenningen van maart 2014 die volledig gewijd is aan dit thema.
WODC, Toegankelijkheid van het recht. Justitiële Verkenningen, 1, maart 2014. Den Haag: Boom Lemma
Uitgevers.
9
Zie bijvoorbeeld recentelijk het position paper van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak of de brief
van de Nederlandse Orde van Advocaten van 10 februari 2014, alsmede de verschillende overzichten
gepubliceerd op het internet, zoals https://www.advocatenorde.nl/9532/advocaten/overzicht-ontwikkelingentoegang-tot-het-recht.html?thema=thema/toegang-tot-het-recht&themaID=2737.
2
5
rechtsbijstand, zijn deze verschillende gezichtspunten en maatregelen door de jaren heen nog
niet in samenhang bekeken.
De doelstelling van het onderzoek is drieledig. In de eerste plaats is verzocht om, waar
mogelijk, een state of the art te geven van de conceptuele noties van toegang tot het recht en
de rechter. Ten tweede staat ten doel om de relevante aangekondigde en reeds genomen
overheidsmaatregelen op dit terrein grondig in kaart te brengen, om een momentopname (een
‘foto’) van de huidige veranderende context te maken. Ten derde is gevraagd om, meer
tentatief, nader inzicht te geven in de mogelijke (cumulatieve) gevolgen van deze maatregelen
voor verschillende typen rechtzoekenden. 10 Dit laat zich samenvatten in de volgende drie
onderzoeksvragen die centraal staan:
1. Wat moet worden verstaan onder de noties ‘toegang tot het recht’ en ‘toegang tot
de rechter’?
2. Welke maatregelen zijn er sinds 2008 genomen die invloed (kunnen) hebben op de
toegang tot het recht en toegang tot de rechter?
3. Welke (cumulatieve) gevolgen kunnen deze maatregelen hebben voor
verschillende soorten rechtzoekenden?
In de maanden april, mei en juni 2014 heeft een onderzoeksteam van het Montaigne Centrum
nader onderzoek naar deze vragen verricht en is in samenspraak en wisselwerking met het
Juridisch Loket tot een nadere operationalisering van het onderzoek gekomen. In dit rapport
wordt verslag gedaan van dit verkennende onderzoek en de bevindingen. Het onderzoek werd
afgerond op 1 september 2014, met ontwikkelingen nadien is geen rekening gehouden.
10
Hierbij beperken wij ons tot natuurlijke personen. Rechtspersonen vallen niet binnen de reikwijdte van dit
onderzoek.
6
Afbakening van het onderzoek
Dit verkennende onderzoek is op verschillende manieren afgebakend.
Maatregelen
Het onderzoek richt zich primair op overheidsmaatregelen. Belangrijk is op te merken dat
sommige van de in kaart gebrachte maatregelen (nog) niet in werking zijn getreden, omdat zij
nog de status van wetsvoorstel hebben, of omdat zij ingetrokken zijn. 11 Deze zijn toch in het
maatregelenoverzicht van Bijlages 1 en 2 meegenomen om een zo grondig mogelijk beeld en
een zo volledig mogelijke ‘foto’ te geven.
Naast (voorstellen tot) formele en materiële wetgeving, komen ook andersoortige
maatregelen zijdelings aan bod, zoals bottom-up initiatieven binnen de rechtspleging of
projecten als Rechtwijzer 2.0 en het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) van de
Rechtspraak. De reden hiervoor is dat deze initiatieven, hoewel zij niet afkomstig zijn van de
wetgever, vanzelfsprekend wel van invloed kunnen zijn op de toegang tot het recht.
Toegang tot het recht
‘Toegang tot het recht’ en het daarmee samenhangende ‘toegang tot de rechter’ zijn
veelomvattende begrippen die zowel een klassiek-juridische als beleidsmatige betekenis
kunnen hebben. Daarnaast wordt de invulling en reikwijdte van beide begrippen in het
academische debat fel bediscussieerd. Een state of the art van dit debat wordt gegeven in
Hoofdstuk 2. Op basis van een uiteenzetting van verschillende definities en invullingen die
aan de termen worden gegeven, komen wij in dat hoofdstuk uiteindelijk tot een werkdefinitie.
2008
De val van Lehman Brothers in september 2008, die een grote schokgolf op de financiële
markten teweegbracht, wordt over het algemeen beschouwd als het begin van de wereldwijde
financiële crisis. 12 De financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende economische recessie
heeft het belang van kostenafwegingen door de overheid ook binnen het stelsel van
gesubsidieerde rechtsbijstand aanzienlijk doen toenemen. Dit is de reden om 2008 als
startpunt voor het onderzoek naar maatregelen te hanteren. Om de groeiende kosten van de
rechtspraak te beteugelen, wilde het kabinet-Rutte I kostendekkende griffierechten invoeren.
Voor dit plan bestond uiteindelijk onvoldoende politieke steun. Het huidige kabinet-Rutte II
uitte voornemens om de griffierechten in hoger beroepszaken fors te verhogen. Tegelijkertijd
wordt bezuinigd op de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De bezuinigingsplannen
van staatsecretaris Teeven, die volgens sommigen steeds grotere en ingrijpendere vormen
aannemen 13, waren voor een grote groep strafrechtadvocaten de aanleiding om in november
2013 over te gaan tot een staking van één dag. 14
11
Een bekend voorbeeld van een reeds ingetrokken wetsvoorstel is het Wetsvoorstel “Wijziging van de
Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van
kostendekkende griffierechten. Een voorbeeld van een lange termijnmaatregel is de maatregel ‘Coördinatie van
besluiten bestuursrecht’.
12
Zie hiervoor onder andere http://www.nrc.nl/lehman/ en http://nos.nl/artikel/551071-lehman-de-eerstedominosteen.html
13
S.P. Peters en L. Combrink-Kuiters, ‘Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand in roerige tijden’ in:
Justitiële Verkenningen, jrg. 40, nr.1, 2014, p. 93.
14
http://nos.nl/video/573694-advocaten-demonstreren-tegen-bezuiniging-rechtsbijstand.html
7
Zelfredzaamheid
In dit onderzoeksrapport loopt de notie van zelfredzaamheid als rode draad door de
hoofdstukken. Zoals uit de contextschets (hoofdstuk 1) zal blijken, hebben de verschillende
kabinetten door de jaren heen een focus ontwikkeld op responsabilisering van de burger: de
verantwoordelijkheid voor het onderhouden van de samenleving verschuift van de overheid
naar de burger. 15 Daarnaast blijkt uit de juridische benadering van toegang tot het recht
(hoofdstuk 2) dat artikel 12 lid 2 Wrb zeven uitsluitingsgronden geeft waarop rechtsbijstand
wordt geweigerd. Zelfredzaamheid is hier één van. De casestudies van hoofdstuk 3 zijn
vervolgens op een ‘schaal van zelfredzaamheid’ geplaatst.
Methode en aanpak
Het onderzoek betreft juridisch-kwalitatief onderzoek, waarbij desktop research als
voornaamste onderzoeksmethode is gehanteerd.
Voor het onderzoek is allereerst relevante literatuur, wet- en regelgeving bestudeerd.
Daarnaast is onderzoek verricht naar relevante parlementaire stukken en beleidsdocumenten
die tussen Kamerjaar 2007-2008 en 2013-2014 zijn gepubliceerd. Iedere maatregel die hieruit
naar voren komt is in een overzicht ondergebracht en nader bestudeerd. Het uiteindelijke
overzicht, bestaande uit 74 maatregelen, is opgenomen als Bijlage 1 bij dit rapport. Alle
maatregelen zijn conform hetzelfde format in kaart gebracht, waarbij onder andere is gekeken
naar de status van de overheidsmaatregel, de adressa(a)t(en) van de maatregel, de
achterliggende gedachte van de maatregel en een korte analyse is gemaakt van wat de
mogelijke implicaties van de maatregel kunnen zijn.
Na deze vragen voor iedere maatregel beantwoord te hebben, is aan de hand van casestudies
getracht om een impressie te geven van de praktische effecten en mogelijke (cumulatieve)
gevolgen van deze maatregelen voor bepaalde soorten rechtzoekenden. Het werken met
casestudies houdt in dat één geval, casus, of fenomeen wordt bestudeerd in een natuurlijke,
dagelijkse context. 16 Casestudies lenen zich bij uitstek voor het voorliggende onderzoek,
omdat op die manier inzichtelijk kan worden gemaakt hoe de relatief abstracte
overheidsmaatregelen hun toepassing vinden in een concreet geval. Hierbij is ervoor gekozen
om de casestudies te baseren op de ‘Persona’s’ die eerder door onderzoeksbureau Motivaction
zijn gemaakt voor het Juridisch Loket. Een ‘Persona’ is een fictief karakter dat representatief
is voor een deel van de betreffende doelgroep, aan de hand waarvan een veranderende context
inzichtelijk kan worden gemaakt. 17 De methode van het gebruik van Persona’s is nuttig om
doelgroepen te segmenteren. De Persona’s, die voor het onderhavige onderzoek door het
Juridisch Loket ter beschikking werden gesteld en voor de onderzoeksdoeleinden mochten
worden gebruikt, zijn in aangepaste vorm gehanteerd.
Uiteindelijk is ervoor gekozen met zeven Persona’s en casestudies te werken, die ieder zo
representatief mogelijk zijn voor een grotere doelgroep van rechtzoekenden. Om een zo
15
M. Hurenkamp en E. Tonkens, De onbeholpen samenleving. Burgerschap aan het begin van de 21ste eeuw.
Amsterdam: Amsterdam University Press 2011, p. 97-98.
16
R.K. Yin, Case study research: design and methods, California: Sage 2003.
17
Meer informatie over Persona’s is onder andere te vinden op http://www.motivaction.nl/specialismen/Personas
8
getrouw mogelijk beeld te verschaffen van de verschillende typen rechtzoekenden zijn de
Persona’s en casestudies op twee wijzen nader getoetst aan de dagelijkse werkelijkheid. In de
eerste plaats hebben de kernonderzoekers één dag meegelopen bij het Juridisch Loket in
Amsterdam. Achter de balie, aan de telefoon en tijdens de inloopspreekuren hebben de
kernonderzoekers een nader beeld gekregen van verschillende typen rechtzoekenden van het
Juridisch Loket. Op deze dag zijn verscheidene gesprekken met de medewerkers van het
Juridisch Loket gevoerd om zo meer inzicht te krijgen in de doelgroep van rechtzoekenden
die voor bijstand bij het Juridisch Loket terecht komen. Ten tweede heeft een senior jurist van
het Juridisch Loket de Persona’s en casestudies bekeken en getoetst of de Persona’s een
realistisch en representatief beeld van de werkelijkheid geven. Op basis van deze feedback
zijn de Persona’s waar nodig aangepast en verbeterd, zodat ze dichter aan de werkelijkheid
raken.
Door de zeven Persona’s onderling te laten verschillen in leeftijd, werkomstandigheden,
thuissituatie, mate van zelfredzaamheid en taalvaardigheid, en doordat hun juridische
geschillen wijd uiteenlopen, is getracht om zoveel mogelijk overheidsmaatregelen van
toepassing te laten zijn op de casestudies, onder voorwaarde dat het wel realistisch moest
blijven. De casestudies zijn steeds redelijk gemiddelde zaken, geen uitzonderlijke gevallen.
Vervolgens is er een vergelijking tussen het heden, het verleden en de toekomst gemaakt.
Voor iedere Persona is de situatie zoals deze was in 2007 vergeleken met de huidige situatie
in 2014 en met de situatie hoe deze zal worden in 2016 als de thans voorgenomen
maatregelen door zullen gaan.
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk zal een korte historische contextschets van de verschillende
beleidsinitiatieven worden gegeven als kader waar de huidige hervorming van het
gefinancierde rechtsbijstandsstelsel in geplaatst kan worden. Hoofdstuk 2 geeft vervolgens
belangrijke juridische en beleidsmatige inzichten met betrekking tot noties van toegang tot het
recht en toegang tot de rechter. In hoofdstuk 3 wordt de veranderende context verbeeld aan de
hand van onze Persona’s. Vanuit een praktische invalshoek wordt een inzicht geboden in de
concrete uitwerking en eventuele (cumulatieve) gevolgen die de maatregelen voor een
bepaalde doelgroep kunnen hebben. In hoofdstuk 4 besluiten wij ons onderzoek met enkele
conclusies. In de bijlagen van het rapport wordt een overzicht geboden van de in kaart
gebrachte maatregelen.
9
10
Hoofdstuk 1 Contextschets
Dit hoofdstuk vormt een korte historische schets om nader inzicht te geven tegen welke
achtergrond de huidige hervorming van het gefinancierde rechtsbijstandsstelsel en
verschillende beleidsinitiatieven op dit terrein moeten worden bezien. Toegang tot het recht is
geen statisch gegeven. Zowel in overheidsbeleid als in academische literatuur zijn deze
begrippen aan verandering onderhevig en vormen zij vraagstukken van voortdurende
aandacht.
1.1 Vier fases van verandering
Dat de discussie rondom toegang tot het recht een zekere geschiedenis heeft, illustreert
bijvoorbeeld Klijn in zijn artikel in het themanummer van Justitiële Verkenningen van maart
2014. Hij stelt daarin dat de vraag ‘Wat te doen als je je recht wilt halen?’ veertig jaar geleden
ook al een knelpunt was. In zijn artikel schetst hij vier fases die binnen het stelsel van
rechtsbijstand van de afgelopen veertig jaar kunnen worden onderscheiden. 18 Zijn analyse is
bijzonder instructief voor het onderhavige onderzoek en hetgeen hierna volgt is dan ook voor
een groot deel gebaseerd op zijn analyse.
Fase 1
Veertig jaar geleden ontstond er een knelpunt in het stelsel van rechtsbijstand met de
ontwikkeling van de Buro’s voor rechtshulp en de opkomst van de sociale advocatuur (veelal
in de vorm van Advokatenkollektieven), die beiden tot voornaamste doel hadden de toegang
tot rechtsbijstand te verbreden. Als gevolg daarvan stegen de overheidsuitgaven voor
rechtshulp en het ministerie van Justitie werd zich ervan bewust dat de formeel nog geldende,
maar de facto onbruikbaar geachte Wet Rechtsbijstand On- en Minvermogenden volledig
achterhaald was. 19 Toegang tot het recht betekende in die jaren vooral toegang tot een
advocaat en een rechter. 20 Omdat de vraag naar rechtshulp en de daarmee gemoeide kosten
stormachtig groeiden, probeerde de overheid een nieuwe ordening aan te brengen.
Fase 2
Met de economische crisis van begin jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond discussie over
de financiering van de rechtsbijstand als ‘openeinderegeling’. Die regeling hield in dat er geen
maximum verbonden was aan het aantal toevoegingen dat jaarlijks kan worden afgegeven.
Rechtzoekenden die aan de voorwaarden van de wet voldeden, hadden aanspraak op
gesubsidieerde rechtsbijstand, ongeacht de middelen die daarvoor waren gereserveerd. 21 Alle
bij de rechtshulp betrokken instanties vonden deze openeinderegeling een vanzelfsprekende
invulling van een sociaal grondrecht, terwijl dit voor de bezuinigende overheid een
18
A. Klijn, ‘Stroomverleggingen in de Nederlandse geschilbeslechtingsdelta. Terugblikken en voortuitkijken
met twee gesprekspartners’ in: Justitiële Verkenningen, jrg. 40, nr. 1, 2014, pp. 50-76.
19
A. Klijn 2014, p. 51-52.
20
M. ter Voert, ‘Toegang tot recht in beweging. Over burgers en hun oplossingsstrategieën’ in: Justitiële
Verkenningen, jrg. 40, nr. 1, 2014, p. 63.
21
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Consultatiepaper vernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Naar
een beheersbaar stelsel, november 2011, p. 6.
11
onbeheersbare uitgavenpost was geworden. De bij de rechtshulp betrokken instanties
verenigden zich tegen het ministerie met vlammende verbale protesten. 22
Fase 3
Op 1 januari 1994 trad de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) in werking, hetgeen leidde tot een
grote institutionele verandering: de instelling van de Raad voor rechtsbijstand (Raad) als
zelfstandig bestuursorgaan dat opereert onder verantwoordelijkheid van het ministerie van
Justitie. De Raad werd belast met de organisatie van de verlening van rechtsbijstand. Opdat de
kosten van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand beheersbaar zouden blijven, zijn bij
de invoering van de Wet op de rechtsbijstand in 1994 de inkomensgrenzen en de betaling van
de eigen bijdrage door de rechtzoekende gehandhaafd. 23 In het veld van rechtshulpverleners
bleek het vermoeden te zijn ontstaan dat de overheid via de Raad de kosten voor de rechtshulp
onder een beheersregime wilde brengen. De waarde die de Raad had als buffer tussen
ministerie en het veld werd hiermee door hen niet onderkend. 24 In 1998 is de Wet op de
rechtsbijstand geëvalueerd. 25 Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de Wet in voldoende
mate tegemoet komt aan de behoefte aan rechtsbijstand aan minderdraagkrachtigen. 26 De
Raad nam vervolgens de taak op zich om het hulpaanbod van de Buro’s voor rechtshulp te
uniformeren en toe te spitsen op informatieverstrekking en advisering. Tussen 2003 en 2006
werden de Buro’s voor rechtshulp vervangen door circa 30 Juridisch Loketten. 27
De stijging van het gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand, de toename van rechtszaken en
de daaraan verbonden kosten zorgden ervoor dat de druk op de rechtspraak toenam. Hierdoor
kwam de focus van de wetgever te liggen op het bevorderen van alternatieve vormen van
geschilbeslechting, ook wel Alternative Dispute Resolution. 28 In de Beleidsbrief ADR 20002002 ‘Meer wegen naar het recht’ werden voor het eerst alternatieve manieren van
geschilafdoening gestimuleerd om zo geschillen te dejuridiseren en ze effectief af te doen. In
die beleidsbrief werd de opkomst van toen relatief nieuwe vormen van geschilbeslechting,
zoals mediation en arbitrage, beschreven. 29 Illustrerend voor het kabinetsstandpunt van die
periode is het volgende citaat:
“Waar het beroep op recht toeneemt, wil dit niet noodzakelijkerwijs zeggen dat het
beroep op rechtspraak moet toenemen. Een aanvullende infrastructuur die het
mogelijk maakt geschillen door middel van mediation af te doen, kan voorzien in die
maatschappelijke behoefte aan een meer pluriforme toegang tot het recht, waarbij
22
A. Klijn 2014, p. 53-53.
Ministerie van Justitie, Directie Rechtsbestel, Beleidsdoorlichting Toegang tot het recht, juni 2008, p. 4.
24
A. Klijn 2014, p. 54.
25
Ministerie van Justitie, Directoraat generaal wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging, Directie
rechtsbijstand en juridische beroepen, Evaluatie Wet op de Rechtsbijstand. Den Haag, december 1998.
26
Ministerie van Justitie, Directie Rechtsbestel, Beleidsdoorlichting Toegang tot het recht, juni 2008, p. 4.
27
A. Klijn 2014, p. 55.
28
M. ter Voert 2014, p. 63.
29
‘Meer wegen naar het recht’ Beleidsbrief ADR 2000-2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 352,
nr. 19.
23
12
partijen in de eerste plaats zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de afdoening van
hun onderlinge geschillen.” 30
Fase 4
Deze lijn is nadien voortgezet. In 2005 is mediation opgenomen in het stelsel van
gesubsidieerde rechtsbijstand. 31 Daarnaast is de uitbreiding van het aantal geschilcommissies
voor consumentenzaken gestimuleerd. 32 In 2007 is Rechtwijzer.nl ontwikkeld om de
informatievoorziening voor en zelfredzaamheid van burgers te bevorderen. 33 Daarnaast
probeert ook de overheid de afgelopen jaren meer ‘zelfredzaam’ te zijn. Een treffend
voorbeeld hiervan is het project Prettig Contact met de Overheid dat startte in 2008, waarbij
de formele, juridische en hoofdzakelijk schriftelijke wijze van geschiloplossing wordt
vervangen door de informele, persoonlijke aanpak. 34 Dit vraagt ook om een andere, meer
actieve en probleemoplossende houding van ambtenaren.
1.2 De start van nieuwe bezuinigingen
Het toenemende gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand en een toenemende druk op de
rechtspraak vormden de aanleiding voor de overheidswens om het stelsel van gefinancierde
rechtsbijstand te moderniseren en de kosten ervan te beheersen. Dit werd zeer concreet met de
in het coalitieakkoord uit 2007 opgenomen bezuinigingen. De financiële crisis en de
daaropvolgende economische recessie onderstreepten het belang van kostenafwegingen door
de overheid. In de taakstelling van het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV, dat op
7 februari 2007 werd vastgesteld, werd opgenomen dat op het stelsel van rechtsbijstand
bezuinigd moest worden. Vanaf 2015 moest deze bezuiniging jaarlijks €50 miljoen
bedragen. 35 De hiervoor gegeven redenen betroffen de toename van de kosten voor
rechtsbijstand die grotendeels te wijten was aan de stijging van de forfaitaire uurvergoeding
van advocaten – van €41,00 in 1994 naar €103,00 in 2007 – en het toegenomen beroep op het
stelsel. In 1996 bedroegen de kosten voor gesubsidieerde rechtsbijstand €176 miljoen; in 2006
liep dit bedrag op tot €398 miljoen. 36 De verwachte volumebeperking die met de maatregelen
gepaard moest gaan, zou vanaf 2015 jaarlijks een besparing van 18,6 miljoen euro op de
rechtspraak opleveren. 37
De taakstelling tot bezuiniging was de directe aanleiding voor de toenmalige staatsecretaris
van Justitie Albayrak voor het instellen van de regiegroep Programma Duurzame en
30
Meer wegen naar het recht’ Beleidsbrief ADR 2000-2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 352,
nr. 19, p. 8.
31
Vooruitlopend op een wettelijke grondslag, gaven de raden vanaf 1 april 2005 reeds op grond van artikel 4:23,
derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht mediationtoevoegingen af. De wettelijke grondslag voor
mediationtoevoeging kwam per 1 juli 2009 met de Wet van 29 december 2008, Staatsblad 2009, 4.
32
M. ter Voert 2014, p. 64.
33
M. ter Voert 2014, p. 64.
34
M. ter Voert 2014, p. 65 en zie ook http://www.prettigcontactmetdeoverheid.nl/
35
Bijlage bij het coalitieakkoord ‘Samen werken, samen leven’, 7 februari 2007, p. 51.
36
Ministerie van Justitie, Directie Rechtsbestel, Beleidsdoorlichting Toegang tot het recht, juni 2008, p. 5.
37
Raad voor de Rechtsbijstand, Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2012, p. 21.
13
Toegankelijke Rechtsbijstand. 38 Op 30 juni 2008 heeft deze regiegroep haar advies Van duur
naar duurzaam aan de staatssecretaris aangeboden. 39 Het advies is voor een belangrijk deel
gebaseerd op het position paper van het Tilburg Institute for Interdisciplinary Studies of Civil
Law and Conflict Resolution Systems (TISCO). 40 In 2008 vond er ook een
beleidsdoorlichting Toegang tot het recht plaats. 41
In de nieuwe taakstelling van het regeerakkoord van kabinet-Rutte I van oktober 2010 werd
aangekondigd dat met ingang van 2014 een structurele bezuiniging op de gesubsidieerde
rechtsbijstand zou worden gemaakt van nog eens jaarlijks €50 miljoen. 42 In dit regeerakkoord
is opgenomen dat “de rechtspraak per 2013 bekostigd wordt door degenen die daar gebruik
van maken. Personen met lage inkomens worden gecompenseerd.” 43 Deze bezuinigingen
moeten resulteren in een netto opbrengst van €240 miljoen. 44
Eind 2011 publiceerde staatssecretaris Teeven een consultatiepaper met de titel ‘Naar
een beheersbaar stelsel’. Daarin stelt de staatssecretaris:
“Het huidige stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand lijkt het einde van zijn
levenscyclus te hebben bereikt. Waar de samenleving en de politiek vragen om
kwalitatief betere rechtsbijstand tegen lagere kosten, lukt het steeds minder het
antwoord in het stelsel te vinden. Daardoor zijn de kosten van gesubsidieerde
rechtsbijstand op langere termijn onvoldoende beheersbaar.” 45
In dit consultatiepaper werden nog geen concrete bezuinigingen voorgesteld, maar werden
vooral denkrichtingen geëtaleerd. Ook werden de knelpunten van het huidige stelsel
blootgelegd. Die zijn volgens de staatssecretaris gelegen in het feit dat er geen effectieve
instrumenten zijn om onnodig gebruik van het stelsel tegen te gaan, dat door rechtstreekse
toegang tot advocaten de kans onbenut wordt gelaten om het conflict op een laagdrempelige
wijze af te doen en dat de rechtshulpverlening onvoldoende gedifferentieerd is. 46
Na het verschijnen van dit consultatiepaper heeft de staatssecretaris tussen november 2011 en
maart 2012 de meningen van verschillende belanghebbenden geïnventariseerd. Aan de
consultatie is, naast de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Raad voor
rechtsbijstand, deelgenomen door het Juridisch Loket, de sociale advocatuur, het Verbond van
Verzekeraars, het Landelijk Overleg Sociaal Raadslieden, de Koninklijke Beroepsorganisatie
38
I. Giesen en L. Coenraad, ‘Kroniek van de rechtspleging. Toegang tot de rechtspleging in Nederland anno
2008’ in: Nederlands Juristenblad 2009, 691.
39
Bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 31 753, nr. 1.
40
TISCO/MvJ, Kitty’s Ketens: meer voor minder rond rechtsbijstand, juni 2008. Bijlage bij Kamerstukken II
2008/09, 31 753, nr. 1.
41
Ministerie van Justitie, Directie Rechtsbestel, Beleidsdoorlichting Toegang tot het recht. Juni 2008.
42
Bijlage bij het regeerakkoord, ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’, oktober 2010, onder ‘Kleinere overheid’, p.
3.
43
Bijlage bij het regeerakkoord ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’, september 2010.
44
Brief van minister Opstelten en staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer, 8 maart 2011, Tweede Kamer,
vergaderjaar 2010–2011, 31 753, nr. 27, p. 1.
45
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Consultatiepaper vernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Naar
een beheersbaar stelsel, november 2011, p.3.
46
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Consultatiepaper vernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Naar
een beheersbaar stelsel, november 2011, p. 8-10.
14
van Gerechtsdeurwaarders en de Raad voor de Rechtspraak. 47 Hierbij zijn verschillende
scenario’s de revue gepasseerd, zoals:
-
-
een leenstelsel (waarbij de staat de kosten van de rechtsbijstand alleen maar
voorfinanciert),
een aanbestedingsstelsel (waarbij de staat rechtshulp inkoopt via een
aanbestedingsprocedure waarop advocaten en rechtsbijstandverleners kunnen
inschrijven),
versterking van de eerstelijns rechtshulp. 48
Uiteindelijk werd gekozen voor de laatste optie: verdieping en verbreding van eerstelijns
rechtsbijstand door het Juridisch Loket. Dit komt neer op een verplichte selectie aan de poort
door ‘juridische professionals’ die in dienst komen van het Juridisch Loket en die moeten
beoordelen of doorverwijzing naar de tweede lijn ‘realistisch en op juridische gronden
gebaseerd kan worden’, of de kosten in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak
en of de zaak redelijkerwijs niet door de rechtzoekende zelf kan worden gedaan. 49 Overigens
heeft de staatssecretaris tot op heden nog geen concrete uitwerking van deze plannen
bekendgemaakt.
Staatssecretaris Teeven zette de bezuinigingen in het kabinet Rutte II voort. Bij brieven van
10 juli 2012 50, 12 juli 2013 51 en 18 februari 2014 52 is de stelselvernieuwing rechtsbijstand
(hierna: de stelselvernieuwing) door de staatssecretaris aangekondigd. Met het
maatregelenpakket, dat voor het onderhavige onderzoek is geïnventariseerd en in Hoofdstuk 3
en in de bijlagen aan bod zal komen, wordt het stelsel volgens Teeven voor langere termijn
houdbaar en beheersbaar gemaakt. 53
Op 30 april 2014 verscheen er opnieuw een brief van staatssecretaris Teeven, waarin hij
toelicht dat de rechter niet in alle conflictsituaties de meest geëigende of meest doelmatige
voorziening is om te komen tot oplossing van een geschil. Er zijn vaak betere en goedkopere
methoden beschikbaar om een geschil tot een oplossing te brengen zonder dat de rechter daar
aan te pas komt. De stelselvernieuwing beoogt hier volgens de staatssecretaris aan bij te
dragen. 54
47
Brief van minister Opstelten van 10 juli 2012, Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 753, nr. 52, p. 1.
Zie voor een uitvoerige uiteenzetting van deze denkrichting het consultatiepaper.
49
Brief van minister Opstelten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 753, nr. 52, p. 2.
50
Brief van minister Opstelten van 10 juli 2012, Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 753, nr. 52.
51
Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 12 juli 2013, Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–
2013, 31 753, nr. 64.
52
Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 18 februari 2014, ‘Stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand’. Vergaderjaar 2013-2014, 31 753 nr. 70.
53
Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader
van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de
Tweede Kamer van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82, p. 1.
54
Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader
van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de
Tweede Kamer van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82, p. 2.
48
15
1.3 De huidige stand van zaken
In het voorgaande is geschetst hoe middels drie kabinetten van ‘duur naar duurzaam’ via ‘een
beheersbaar stelsel’ naar een complete stelselherziening werd gegaan. Hoewel er al wel een
trend richting alternatieve geschilbeslechting bestond, heeft tot 2007 het beleidsaccent vooral
gelegen op een optimale toegang tot de advocaat en de rechter. Sinds het advies van de
Regiegroep Programma Duurzame en Toegankelijke Rechtsbijstand is daar een verschuiving
in opgetreden. Volgens deze Regiegroep diende het uitgangspunt namelijk te zijn dat de
burger zelf verantwoordelijkheid draagt voor de oplossing van conflicten. 55 In de visie op de
toegang tot het recht van het coalitiekabinet Balkenende IV staan alternatieve wijzen van
geschilbeslechting en zelfredzaamheid centraal. 56 Tijdens het kabinet Rutte-I werd voor het
eerst gesproken over herziening van het rechtsbijstandsstelsel. Staatssecretaris Teeven begon
hiermee door verschillende denkrichtingen voor te leggen aan betrokkenen. 57 Uit die
consultatie bleek dat er breed draagvlak bestond voor verdieping en verbreding van de
eerstelijns rechtsbijstand. 58
Toch zijn er ook veel kritische stemmen over de plannen waar te nemen. Volgens
bijvoorbeeld Spronken kan er geen andere conclusie worden getrokken dan dat het
belangrijkste doel van de beleidsplannen is om rechtzoekenden uit te sluiten van door de
overheid gefinancierde advocatenbijstand en toegang tot de rechter met het argument dat
burgers problemen zelf moeten oplossen. 59 Zij besluit een kritisch betoog in het NJB met de
woorden:
“Het is bovendien maar helemaal de vraag of een verschuiving van de juridische
bijstand en conflictoplossing van advocaten en rechters naar de
eerstelijns rechtshulp of alternatieve geschiloplossing zoveel goedkoper zal zijn en of
het gaat lukken om onze samenleving te dejuridiseren. Problemen inventariseren en
oplossen kost nu eenmaal tijd en geld. Veel zal afhangen van de vraag hoe de kwaliteit
van de selectie aan de poort is, hoeveel tijd daaraan besteed kan worden en hoeveel
beleidsvrijheid daarbij wordt toegekend. Als de bezuinigingstaakstelling daarbij
doorslaggevend is, dan vrees ik dat de toegang tot het recht voor veel minder
draagkrachtige burgers niet verder zal gaan reiken dan een loket.” 60
De voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) Van de Schepop
vindt niet dat de overheid, in de rol van het Juridisch Loket, zou mogen bepalen wie naar de
rechter mag. 61 Daarnaast is er kritiek op de kwaliteit van de juristen die de
poortwachtersfunctie hebben: deze zouden academisch geschoold moeten zijn volgens de
55
Brief van staatssecretaris Albayrak, 24 oktober 2008, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 753, nr. 1. ,
p. 2.
56
Zie voor een uitvoerige beschrijving van de kabinetsvisie de brief van staatssecretaris Albayrak van 24 oktober
2008, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 753, nr. 1, p. 3. e.v.
57
Brief van staatssecretaris Teeven, 31 oktober 2011, Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 753, nr. 39
58
Brief van minister Opstelten van 10 juli 2012, Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 753, nr. 52, p.1.
59
T. Spronken, ‘Rechtsbijstand: het kind van de rekening’ in: Nederlands Juristenblad 2013, p. 1995.
60
T. Spronken 2013, p. 1995.
61
In buitenhof 10 november 2013.
16
Deken van de Orde van Advocaten. 62 Volgens Teeven hoeft er geen zorg te zijn over de
kwaliteit van selectie aan de poort; hij wil de eerstelijnsrechtsbijstand verder versterken tot
‘een volwaardige juridische huisarts’. 63
De huidige stelselvernieuwing onder het Kabinet Rutte-II heeft volgens Westerveld
heel wat discussie losgemaakt. In het debat worden grootse woorden niet geschuwd; de bijl
zou aan de wortel van de rechtsstaat zijn gezet. 64 Spronken voegt aan dit debat toe dat serieus
de vraag moet worden gesteld of de manier waarop de taakstelling voor de bezuiniging op
gefinancierde rechtsbijstand van het kabinet Rutte II wordt ingevuld wel aanvaardbaar is.65
Een wat andere benadering wordt gevolgd door Hanenberg die stelt dat de discussie over de
beheersbaarheid van het stelsel al snel onzuiver wordt, als niet eerst een behoorlijk onderzoek
wordt gedaan naar de oorzaken van de stijging in de kosten:
“Voordat er hoe dan ook aanleiding kan bestaan voor het drastisch omgooien van het
stelsel van gefinancierde rechtshulp, moet eerst helder zijn voor welk probleem een
oplossing moet worden bedacht, in plaats van andersom.” 66
Ook in het politieke debat wordt de stelselvernieuwing kritisch bekeken. 67 De aangenomen
moties die in de inleiding van het onderzoeksrapport zijn genoemd, illustreren de zorgen die
in het parlement leven met betrekking tot het behoud van de kwaliteit van de rechtsstaat en de
toegang tot het recht in Nederland.
1.4 Tot slot: een voortdurend spanningsveld
De vormgeving van de toegang tot het recht is voor de wetgever zonder meer een uitdaging.
Rechtsaanspraken en een gang naar de rechter moeten voor rechtzoekenden toegankelijk, snel,
goedkoop en eenvoudig zijn, en tegelijkertijd zijn waarborgen ter verzekering van een juiste
en deskundige uitkomst noodzakelijk. Daarnaast speelt voor de wetgever mee dat te hoge
drempels afbreuk doen aan het beginsel van toegang tot een onafhankelijke rechter en de
goede rechtsbedeling, terwijl de rechterlijke macht bij te lage drempels ook in het gedrang kan
komen wanneer de sluizen opengaan en gerechten overspoeld raken door te veel zaken. 68 Niet
iedere bijstelling van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand leidt noodzakelijkerwijs tot
een aantasting van grondrechten of is per definitie rechtsstatelijk ontoelaatbaar. 69 Maar de
steeds verdergaande bezuinigingen en bijstellingen van het stelsel roepen wel de vraag op
waar de grenzen liggen en wanneer deze bereikt worden. Dat brengt ons bij het onderwerp
van het volgende hoofdstuk.
62
H. Arlman en E. Lohman, ‘Toegang tot het recht: grondrecht of kostenpost?’ in: NJB 2013/2560.
Uitspraak van Teeven tijdens Eerste Kamer debat, zie https://www.eerstekamer.nl/stenogram/stenogram_442
64
M. Westerveld, ‘Gesubsidieerde rechtsbijstand en de toegang tot het recht’ in: Nederlands Juristenblad
2014/246, p. 312.
65
T. Spronken 2013, p.1995.
66
P. Hanenberg, ‘Vernieling van de gesubsidieerde rechtsbijstand’ in: Nederlands Juristenblad 2012/461, p.
526.
67
Zie hiervoor onder andere het Algemeen Overleg van 26 maart 2013, VAO Stelsel gefinancierde
rechtsbijstand.
68
G.J.M. Corstens en R. Kuiper, ‘De toegang tot de rechter in een moderne rechtsstaat. IJkpunten voor een
concrete vormgeving’ in: Justitiële Verkenningen, jrg. 40, nr. 1, 2014, p.13.
69
M. Westerveld 2014, p. 312-313.
63
17
18
Hoofdstuk 2 Toegang tot het recht en de rechter
Alvorens in Hoofdstuk 3 aan de hand van concrete casestudies in te gaan op de maatregelen
die sinds de economische crisis van 2008 zijn genomen die gevolgen hebben gehad voor de
toegang tot het recht, is het van belang om meer inzicht te krijgen in wat de begrippen
toegang tot het recht en het daarmee samenhangende toegang tot de rechter precies
inhouden. Zoals ook hiervoor al bleek, is de vraag of de rechtzoekende voldoende toegang tot
het recht heeft, niet alleen voortdurend in beweging, maar ook, gezien de recente
overheidsontwikkelingen, een actueel vraagstuk. Dit hoofdstuk tracht een state of the art te
geven van het juridische, theoretische en beleidsmatige debat over de concepten ‘toegang tot
het recht’ en ‘toegang tot de rechter’. Duidelijk wordt dat er per invalshoek verschillend naar
de concepten wordt gekeken.
2.1 Toegang tot het recht
Toegang tot het recht: een rechtsstatelijk begrip
Toegang tot het recht omvat rechtsstatelijke elementen als ‘kenbaarheid’ van het recht,
rechtvaardigheid, rechtsgelijkheid en het recht op rechtsverwerkelijking. Het gaat er om dat
burgers hun recht kunnen halen met een hiervoor geschikt instrument dat voldoet aan de
basisvoorwaarden transparantie, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. 70 Het ‘recht op
toegang tot het recht’ wordt als zodanig niet expliciet in onze nationale of Europese
wetgeving genoemd.
In Nederland bepaalt artikel 18 lid 1 van de Grondwet dat een ieder zich in rechte en in
administratief beroep kan doen bijstaan. Om de uitoefening van dit recht te effectueren,
bepaalt lid 2 voorts dat de wet regels stelt omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder
draagkrachtigen. 71 Dit is vervolgens geregeld in de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) en
onderliggende regelgeving, zoals het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (Brt). Op
grond van de Wrb krijgen rechtzoekenden met een inkomen onder een bepaalde grens en
personen met een ambtshalve toevoeging, zoals verdachten die in bewaring zijn gesteld,
gesubsidieerde rechtsbijstand. Naar schatting wordt 37% van de Nederlandse bevolking als
Wrb-gerechtigd beschouwd. 72 Artikel 18 lid 1 Gw betreft een klassiek afweerrecht; de
overheid dient zich te onthouden van beperkingen op het recht op bijstand in rechte en in
administratief beroep. Dit artikellid garandeert een ieder het recht zich juridisch te doen
bijstaan in elke procedure waarin rechtsgeschillen worden beslecht, dat wil zeggen civiele
rechtspraak, strafrechtspraak, tuchtrechtspraak, arbitrage, bestuursrechtspraak en
administratief beroep. 73 Lid 2 omvat een opdracht aan de wetgever en is daarmee bij uitstek
een sociaal grondrecht. Het is daarom niet een in rechte afdwingbaar recht voor
rechtzoekenden en biedt geen bescherming tegen verlagingen van het voorzieningenniveau op
70
M. Westerveld 2014, p. 2.
Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader
van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Kamerstuk 31 753, nr. 82, p. 2.
72
S.L. Peters en L. Combrink-Kuiters 2014, p. 94.
73
Kamerstukken II 1975/76, 13 873, nr. 3, p. 8; Bijl. Kamerstukken II 1975/76, 13 873, nr. 4, p. 28.
71
19
grond van de Wrb. 74 Bij de concrete vormgeving van rechtsbijstand aan minder
draagkrachtigen zijn de marges ruim. Het antwoord op de vraag of het recht op effectieve
toegang tot de rechter noodzaakt tot toevoeging van een gesubsidieerde advocaat, hangt af
van de omstandigheden van het geval. Per geval kan bijvoorbeeld worden beoordeeld of
betrokkene in staat is zijn zaak zelf op effectieve wijze te behandelen, dan wel de
gesubsidieerde toevoeging van een advocaat noodzakelijk is. 75
In civielrechtelijke context heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna:
EHRM) bepaald dat gesubsidieerde rechtsbijstand vereist kan zijn indien van een procespartij
niet verwacht kan worden dat hij zich behoorlijk in rechte kan verdedigen. Dat dient
vervolgens in iedere afzonderlijke casus te worden beoordeeld aan de hand van verschillende
criteria. 76 Voorbeelden van criteria waar per toetsing van het individuele geval naar gekeken
moet worden, zijn te vinden in diverse arresten van het EHRM en betreffen onder andere de al
dan niet bestaande mogelijkheid van een rechtzoekende om de benodigde rechtsbijstand zelf
te financieren; het belang van de rechtzoekende bij de procedure; de kans op succes van de
procedure en de mate van complexiteit van de toepasselijke wet- en regelgeving en de
procedure. 77
Betekent het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand ook het recht om zelf een
rechtshulpverlener te kiezen? Volgens de Memorie van Toelichting bij het destijds ingediende
voorstel tot verandering van de Grondwet kunnen er beperkende voorschriften worden
gegeven betreffende diens hoedanigheid. 78 Geruime tijd bestond onduidelijkheid over de
omvang van het recht om zelf een rechtshulpverlener te kiezen. Het baanbrekende arrest van
het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) van 7 november 2013 heeft hier
voor wat betreft het Unierecht grotendeels een einde aan gemaakt. 79 In die uitspraak heeft het
Hof bepaald dat een rechtsbijstandsverzekeraar in iedere procedure een vrije advocaatkeuze
moet bieden. Een rechtsbijstandsverzekeraar die in zijn verzekeringsovereenkomsten regelt
dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn werknemers, mag niet tevens bedingen
dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of
rechtsbijstandverlener slechts vergoed worden indien de verzekeraar van mening is dat de
behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed. Dat
geldt ook indien rechtsbijstand voor de desbetreffende procedure naar nationaal recht niet
verplicht is. 80 Deze uitspraak en benadering kan een reflexwerking hebben voor situaties die
buiten de werkingssfeer van het Unierecht vallen, zodat de uitspraak ook van potentiële
betekenis is voor de vormgeving van het stelsel van rechtsbijstand in Nederland. Overigens is
in Nederland de hoofdregel dat een advocaat die op toevoeging werkt, dient te staan
74
T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik en J.H. Gerards, De toegang tot de rechter en een eerlijk proces in de
Grondwet. Alphen aan den Rijn: Kluwer 2009, p. 15.
75
Nota over de toestand van ’s Rijks financiën Eerste Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 750, P, p. 4.
76
EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/73 (Airey vs. Ireland); EHRM 28 maart 1990, nr. 11932/86 (Granger vs.
United Kingdom); EHRM 24 mei 1991, nr. 12744/87 (Quaranta vs. Swiss) en EHRM 15 februari 2005, nr.
68416/01, (Steel and Morris vs. United Kingdom).
77
EHRM 15 februari 2005, nr. 68416/01, (Steel and Morris vs. United Kingdom); EHRM 9 oktober 1979, nr.
6289/73 (Airey vs.Ireland).
78
Kamerstukken II 1975/76, 13 873, nr. 3(Memorie van toelichting), p. 8–9.
79
HvJEU 7 november 2013, C-442/12 (X/DAS Rechtsbijstand) met noot van P.H. Bossema-de Greef.
80
HvJEU 7 november 2013, C-442/12 (X/DAS Rechtsbijstand).
20
ingeschreven als gesubsidieerde dienstverlener. Toevoeging van een niet-ingeschreven
dienstverlener is niet onmogelijk, maar gebeurt alleen in uitzonderlijke gevallen waarbij de
rechtzoekende uitdrukkelijke en gemotiveerd om rechtsbijstand door een niet-ingeschreven
raadsman verzoekt. 81
Het was de bedoeling van de toenmalige staatscommissie Carls/Donner dat de burger in staat
dient te worden gesteld zijn rechten met deskundige hulp geldend te maken voor de rechter.
Uit de Memorie van Toelichting van 1976 blijkt dat artikel 18 Gw niet uitsluit dat ook in
gevallen buiten rechte een recht op juridische bijstand wordt erkend. De grondwet spreekt
zich hier echter niet over uit en laat dit ‘aan de ontwikkeling over’. 82
De beleidsmatige verbreding van toegang tot het recht
De notie van toegang tot het recht komt in verschillende beleidsstukken naar voren. Zo wordt
het in de Nota van Toelichting bij het ontwerpwijzigingsbesluit Eigen bijdrage rechtsbijstand
een grondrecht genoemd. Toegang tot het recht wordt dan primair opgevat als toegang tot
gesubsidieerde rechtsbijstand en komt daarmee al in nauw verband met het recht op toegang
tot een rechter. 83
Toegang tot het recht omvat echter meer dan toegang tot gesubsidieerde rechtsbijstand. Zoals
eerder aan de orde kwam, is het kabinet sinds het kabinet Balkenende IV gericht op
zelfredzaamheid van de burger. Daarvoor is typerend dat staatssecretaris Albayrak in haar
brief van 24 oktober 2008, als toelichting op het advies ‘Van duur naar duurzaam’ dat
betrekking heeft op de organisatie en financiering van de gesubsidieerde rechtsbijstand en de
toegang tot het recht, schreef dat men toegang tot het recht kan krijgen door rechtsbijstand
van een advocaat, maar ook door zelfredzaamheid, door een buitengerechtelijke
geschillenregeling of door advies van andere (rechts)hulpverleners: 84
“In onze samenleving wordt steeds meer zelfstandig optreden van de burger verwacht.
De belangrijkste verschuiving in het beleid is dat de burger meer
verantwoordelijkheid moet gaan dragen voor eigen welzijn en dat professionele
hulpverleners meer een ondersteunende rol moeten gaan vervullen. Dit brengt met
zich dat de burger primair – zonder tussenkomst van de rechter – ook zijn eigen
problemen en conflicten dient op te lossen. Het kabinet ziet het als de taak van de
overheid deze eigen verantwoordelijkheid te ondersteunen. (…) Voorkomen moet
worden dat het geschil de rechtzoekende, ongeacht de eigen capaciteiten uit handen
wordt genomen. Partijen kunnen vaak zelf een grote rol spelen bij het vinden van een
oplossing voor hun conflict. Zij willen vaak graag opties aangereikt krijgen om het
81
E. Bauw, B. Böhler en M. Westerveld, Togadragers in de rechtsstaat. De juridische professies en de toegang
tot het recht. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2013, p. 175.
82
Kamerstukken II 1975/76, 13 873, nr. 3 (Memorie van Toelichting), p. 8
83
Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader
van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de
Tweede Kamer van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82, p. 1.
84
Brief van staatssecretaris Albayrak aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 753, nr. 1, p.2.
21
geschil tot een oplossing te brengen. Bovendien beschikken zij zelf over de meest
relevante informatie en zijn zij het best gemotiveerd een oplossing uit te voeren die zij
zelf tot stand hebben gebracht.” 85
Tegelijkertijd beseft het kabinet dat het niet voor alle rechtzoekenden altijd eenvoudig is een
oplossing voor hun probleem te vinden en dat niet alle burgers in staat zijn hun positie in de
rechtsgang waar te maken. Onder kwetsbare groepen in de samenleving verstaat het kabinet
vooral langdurig werklozen, allochtonen, ouderen en mensen met een arbeidshandicap. Deze
groep wordt gekenmerkt door een lage opleiding, langdurige werkloosheid, analfabetisme,
weinig inkomen en beperkte zelfredzaamheid. Een eenvoudige toegang tot hulp biedende
voorzieningen zoals het Juridisch Loket en sociaal raadslieden is voor deze groep van groot
belang, aldus staatssecretaris Albayrak. 86 De relatief enge definitie zoals verwoord in artikel
18 Gw waarbij toegang tot het recht primair ziet op gesubsidieerde rechtsbijstand, lijkt dus
vooral van toepassing te zijn op de kwetsbare groepen in de samenleving. Onderzoek wijst
echter uit dat vertegenwoordigers uit de middengroepen en het Midden- en Kleinbedrijf
(MKB) minder vaak gebruik maken van de diensten van een advocaat dan ontvangers van
gesubsidieerde rechtsbijstand. De kostenfactor speelt hierbij een belangrijke rol. Toegang tot
het recht wordt hierdoor effectief afgesloten vanwege het hoge kostenniveau. 87 Enige
voorzichtigheid bij het opvatten van ‘toegang tot het recht’ als ‘toegang tot rechtsbijstand’ is
daarom wel geboden.
De beleidsbetekenis van toegang tot het recht is onderhevig aan verandering. Waar voorheen
de nadruk lag op ‘je recht halen’, ligt de nadruk nu – o.a. door maatregelen als het project
Proactieve Geschiloplossing (PAGO), dat de publieke uitvoering meer bewust moest maken
van het belang van een klantvriendelijke aanpak om geschillen te voorkomen, en door de
investeringen in nuldelijnsvoorzieningen – op het voorkomen van rechtsgedingen en
toewerken naar duurzame oplossingen. 88
De wetenschappelijke discussie over de reikwijdte van het begrip
Deze paradigmawisseling van toegang tot het recht als effectieve rechtsverwerkelijking naar
preventieve conflictoplossing, wordt ook in de literatuur gesignaleerd. Ter Voert stelt
bijvoorbeeld dat ‘toegang tot het recht’ in de jaren zeventig werd gedefinieerd als toegang tot
de advocaat en de rechter, en dat deze definitie sinds de jaren negentig is verbreed met
alternatieve vormen van geschilbeslechting. Dit bleek ook al uit de contextschets van het
vorige hoofdstuk. Nu staan dejuridisering en zelfredzaamheid centraal en Ter Voert noemt dit
ook wel een ‘meer pluriforme toegang tot het recht’. 89 Zij geeft zelf een andere interpretatie
van toegang tot het recht en definieert het als ‘toegang tot een effectieve, rechtvaardige
uitkomst’. Volgens haar is voor de toegang tot het recht niet alleen van belang dat er toegang
tot rechtshulp en een beslissende instantie is, maar ook of de acties van burgers tot enig
85
Brief van staatssecretaris Albayrak aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 753, nr. 1, p. 5.
Brief van staatssecretaris Albayrak aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 753, nr. 1, p. 5-6.
87
E. Bauw, B. Böhler en M. Westerveld 2013, p. 170.
88
M. Westerveld 2014, p. 2. Westerveld maakt hier overigens wel de kritische kanttekening dat deze redenering
vooral opgaat voor het civiele recht en in iets mindere mate voor het bestuursrecht.
89
M. ter Voert 2014, p. 62.
86
22
resultaat hebben geleid. 90 Dit brengt mee dat de rechtvaardigheidsbeleving van de uitkomst
niet noodzakelijkerwijs met het feitelijk winnen of verliezen overeen hoeft te komen. Dit is
bijvoorbeeld het geval bij zogenaamde dwangschikkingen. 91 De transitie die het begrip
toegang tot het recht doorgaat, maakt dat het steeds meer gaat om vragen als: is het doel
bereikt, is het probleem opgelost en wordt de uitkomst rechtvaardig gevonden? 92 Het gaat er
dan, met andere woorden, niet alleen om dat toegang bij de ingang verleend wordt, maar ook
om het product of resultaat dat er aan de achterkant uitkomt.
In een artikel in het Nederlands Juristenblad uit 2008 zijn Bannier, Prakken en Verkijk
kritisch over het feit dat staatssecretaris Albayrak en het kabinet de samenleving ‘een toegang
tot het recht’ willen bieden en niet tot de rechter of de rechtshulp. Volgens hen zat daar een
adder onder het gras, want door te zoeken naar niet-juridische probleemoplossing en het recht
toegankelijk te maken als een consumptieartikel wordt een deel van de bevolking de deelname
aan het recht en rechtsvorming ontnomen. Wie geld heeft mag kiezen tussen procederen en
alternatieve oplossingen, wie geen geld heeft, wordt de goedkopere bemiddeling in geduwd,
zo stellen de auteurs. 93 Volgens de auteurs wordt de toegang tot het recht in de beleidsplannen
ingevuld als ‘toegang tot oplossing’ en wordt het accent verlegd van de rechten van de burger
naar diens belangen. Dit wordt vervolgens geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden:
mediation en geschillencommissies. Wie kiest voor mediation, geeft zijn formele en materiële
rechtsbescherming grotendeels op. De uitspraak van een consumentengeschillencommissie
geldt als bindend advies en wordt slechts onderworpen aan een marginale redelijkheidstoets.
Het met financiële prikkels aansturen op alternatieve wijzen van probleemoplossing kan naar
oordeel van de auteurs ten koste gaan van procedurele waarborgen. 94
Ook in het voorwoord van de Justitiële Verkenningen van maart 2014 met het thema
‘Toegankelijkheid van recht’ wordt deze vraag – zonder deze overigens te beantwoorden –
opgeworpen: wat zijn de gevolgen voor het gezag en de legitimiteit van de overheid als deze
niet meer vanzelfsprekend de instantie is waar rechtzoekenden hun recht halen? 95
De kans is groot dat de definitie ‘toegang tot het recht’ verder verschuift als gevolg van alle
nieuwe technologische ontwikkelingen. Verdonschot stelt in dit verband bijvoorbeeld dat
processen als digitalisering, disintermediation (mensen ondernemen steeds meer zelf) en
ontwarring van diensten (diensten worden met een beperkte reikwijdte en duidelijke
afbakening aangeboden) zowel risico’s als kansen meebrengen voor de toegang tot het recht.
Enerzijds wordt het door de versnippering van het juridische dienstverleningslandschap
complexer om passende hulp aan te bieden. Anderzijds leggen deze drie trends het fundament
90
M. ter Voert 2014, p. 69-70.
M. ter Voert 2014, p. 71-72.
92
M. ter Voert 2014, p. 71.
93
F. Bannier, T. Prakken, R. Verkijk, ‘Rechtshulp is meer dan probleemoplossing. Over de voorgestelde
bezuinigingen in de gefinancierde rechtshulp’ in: Nederlands Juristenblad 2008/2112, p. 2679.
94
F. Bannier e.a. 2008, p. 2681-2682.
95
M. Scheepmaker, ‘Voorwoord’ in: Justitiële Verkenningen, jaargang 40, maart 2014, p. 7.
91
23
om mensen goed getimede informatie, hulp en andere ondersteuning op maat aan te bieden. 96
Naar een praktisch hanteerbare definitie van het begrip
Volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (hierna: RMO) omvat toegang tot het
recht de vraag of burgers in de praktijk in de onderhandelingssamenleving – een samenleving
waarbij het initiatief niet langer bij de overheid ligt en waar zelfredzaamheid van de burger
wordt gestimuleerd - voldoende toegerust zijn om voor hun belangen op te komen en
conflicten op te lossen. De RMO beantwoordt deze vraag negatief, omdat kwetsbare
categorieën burgers, zoals ouderen, analfabeten en laag opgeleiden, om uiteenlopende redenen
minder bekend zijn met de details van het rechtssysteem. Hun gebrekkige toegang tot het
recht kan tot negatieve gevolgen leiden, zoals maatschappelijke afwending en ongewenste
vormen van eigenrichting. 97 Dit roept vragen op als: zijn burgers voldoende en in gelijke mate
geëquipeerd om zich op het veranderende speelveld van het recht staande te houden? Kennen
ze hun eigen rechtspositie (en die van de ander) om de door de overheid teruggelegde
verantwoordelijkheden waar te maken? Wat hebben ze nodig om voor hun belangen op te
komen en om elkaar op het speelveld van het recht in evenwicht te houden? Anders
geformuleerd: hoe kan voorkomen worden dat er een te groot verschil ontstaat tussen
‘sterken’ en ‘zwakken’ in het recht? 98 De vraag of sprake is van toegang tot het recht kan
daarnaast voor verschillende categorieën burgers en verschillende relaties tussen burgers een
ander antwoord krijgen. 99
Barendrecht en Kamminga onderzochten in opdracht van de RMO of de instellingen waarop
burgers een beroep kunnen doen als een probleem zich aandient voldoende toegankelijk zijn.
Toegang tot het recht wordt in hun studie onderscheiden in: (1) toegang tot goede informatie
over de objectieve normen die voor het gedrag in de relatie gelden, (2) toegang tot goede
begeleiding en hulp, (3) toegang tot een goede overleg- en onderhandelingsomgeving, en (4)
toegang tot een neutrale ‘bindende’ interventie. De prijs die personen voor toegang tot het
recht moeten betalen, bestaat niet alleen uit betalingen aan rechtshulp of andere ‘leveranciers
van recht’, maar ook uit tijdsinvesteringen, de schade die ontstaat door wachttijden,
emotionele lasten, de kosten van fouten en de schade aan de relatie die, paradoxaal genoeg,
soms ontstaat door een beroep op het recht. 100 Naast hun eigen definitie, laten de auteurs zien
hoe toegang tot het recht in de literatuur wordt gebruikt. Enkele voorbeelden van
invalshoeken waarmee naar de term gekeken wordt:
96
J.H. Verdonschot, ‘De technologie van toegang tot het recht’ in: Justitiële Verkenningen, jrg. 40, nr. 1, 2014,
p. 78-79. Wat overigens interessant is aan het artikel van Verdonschot, waarin hij ingaat op zijn eigen onderzoek
naar M-Sheria platforms in krottenwijken in Kenia, is dat het laat zien dat de definitie van toegang tot het recht
niet alleen sterk tijdsafhankelijk is, maar ook sterk contextafhankelijk. In Kenia gaat het in de definiëring van
toegang tot het recht meer om de fysieke bereikbaarheid omdat daar de problemen in zijn gelegen; dit zijn zaken
die in Nederland totaal geen beperking vormen en om die reden ook geen rol spelen in het afbakenen van het
begrip.
97
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Toegang tot recht. Den Haag, december 2004, p.8.
98
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling 2004, p.12.
99
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling 2004, p.13.
100
J.M. Barendrecht en P. Kamminga, Toegang tot recht: de lasten van een uitweg. Tilburg, augustus 2004,
opgenomen als bijlage 3 bij RMO Advies 32, p. 89.
24
1. Toegang tot rechtshulp, waaronder bureaus voor rechtshulp, commerciële advocatuur,
rechtsbijstandsverzekeraars, maar ook juridisch advies van vakbonden.
2. Toegang tot procedures en advies, waaronder toegang tot gerechtelijke procedures,
beschikbaarheid van adequate procesvertegenwoordiging, toegang tot meer informele
procedures en administratieve instanties en beschikbaarheid van juridisch advies en
juridische opleidingen. Ook interne klachtafhandelingstrajecten en ADR vallen
hieronder.
3. Toegang tot het rechtssysteem naar behoefte, waarbij vooral gekeken wordt naar
toegankelijkheid van het rechtssysteem vanuit het perspectief van de burger.
4. Effectieve toegang in de praktijk afgezet tegen toegang op papier. 101
De onderzoekers komen zelf met onderstaand schema, waarin zij de mate van interventie in
de relatie tussen partijen en de mate van informatie/begeleiding met elkaar combineren. Per
kwadrant signaleren zij knelpunten met betrekking tot toegang tot het recht. Een van de
belangrijkste uitkomsten van het onderzoek van Barendrecht en Kamminga is dat het
probleem niet zozeer ligt in het aanbod van informatie, begeleiding en interventie: dat lijkt
over het algemeen voldoende voorhanden te zijn. Het probleem ligt eerder in de lasten of
barrières om van dat aanbod gebruik te kunnen maken, zoals een gebrek aan kennis en
vaardigheden (of er een oplossing voor een probleem is hangt vaak af van de houding en
opstelling van de betrokken partijen) en aan te hoge lasten qua tijd, geld en emotie voor het
inschakelen van een neutrale instantie. 102
Mate van interventie in relatie tussen partijen
Mate van
Informatie/
Overleg/
Neutrale
Neutrale
informatie/
advies
onderhandeling bemiddeling beslissing
Zelf
informatie Samen
Zelf proberen Samen
begeleiding Zelf oplossen
tot
vergaren
overleggen
neutraal naar neutraal oordeel
/onderhandelen
geschil
te komen
kijken
en Met hulp van Iemand uit de Oordeel
van
Hulp in
naaste Informatie
advies
naasten
naasten
overleg
omgeving
iemand
uit
omgeving
bemiddelt
voeren
omgeving
Onderhandelen
Faciliterende
Evaluerende
Professionele hulp Professioneel
advies
met
professionele
mediation
mediation/
en steun
hulp
Voorlopig
oordeel rechter
Advies
Onderhandelen
Schikken
bij
Bindende
Vertegenwoordiging
rechtshulpverlener met rechtshulp
rechter
rechterlijke
beslissing
Figuur 1 Toegang tot het recht in zestien kwadranten (Barendrecht en Kamminga 2004). 103
101
J.M. Barendrecht en P. Kamminga 2004, p. 91.
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling 2004, p.31.
103
J.M. Barendrecht en P. Kamminga 2004, p.110.
102
25
De zestien kwadranten van Figuur 1 laten zien dat het begrip toegang tot het recht veel meer
kan omvatten dan professioneel advies of vertegenwoordiging (toegang tot een advocaat) en
een bindende rechterlijke beslissing (toegang tot de rechter). Het figuur laat zien dat dit
slechts onderdelen van het begrip ‘toegang tot het recht’ zijn.
Tussenconclusie
Het bovenstaande beschouwend, valt op dat toegang tot het recht in de juridische betekenis
vooral smal, als toegang op gesubsidieerde rechtsbijstand voor de rechter, wordt opgevat.
Vanuit de beleidsmatige invalshoek wordt het begrip breder opgevat, namelijk als toegang tot
alle vormen van rechtskundige hulpverlening in alle procedures, ook buiten de rechter om.
Daarnaast verschuift de beleidsbetekenis van toegang tot het recht onder druk van de
bezuinigingen steeds meer van effectieve rechtsverwerkelijking naar proactieve
conflictoplossing. De definitie en reikwijdte van het concept is in de juridische literatuur
bediscussieerd en deze discussie laat onder meer zien dat het begrip ook een effectieve en
rechtvaardige uitkomst kan omvatten. Het voorgaande laat in elk geval zien dat de invalshoek
die gekozen wordt van belang is voor de reikwijdte en de impact van het begrip.
2.2 Toegang tot de rechter
De toegang tot het recht wordt vaak direct geassocieerd met toegang tot de rechter. Hoewel
toegang tot de rechter wezenlijk is voor de beslechting van conflicten en als zodanig een
waarborg van rechtsstatelijkheid vormt, hoeft de gang naar de rechter niet in alle situaties de
meest geëigende voorziening te zijn om juridische conflicten op te lossen. Kortom, toegang
tot het recht is een (veel) ruimer concept dan toegang tot de rechter. Tegelijkertijd valt de
notie toegang tot de rechter binnen het concept toegang tot het recht te plaatsen. Deze
onderlinge samenhang leidt er toe dat het juridische beoordelingskader hieronder, dat wordt
gebruikt om te beoordelen of de toegang tot de rechter is geschonden, ook kan worden
gebruikt om nader inzicht te geven op de notie toegang tot het recht.
Juridisch beoordelingskader
De Raad van State stelde in 2008 dat toegang tot de rechter samen met het primaat van de
wet, de eerbiediging van grondrechten en de verdeling van staatsmacht over verschillende
organen één van de constitutionele waarden vormt die grenzen stellen aan het optreden door
de overheid, door medeburgers en door concurrenten ten opzichte van burgers en bedrijven. 104
Het juridische beoordelingskader aan de hand waarvan de vraag of de toegang tot de rechter
voldoende gewaarborgd is doorgaans beantwoord wordt, is primair gelegen in het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM),
het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest) en de Grondwet.
Artikel 6 lid 1 EVRM biedt burgers aanspraak op een eerlijk proces door een
onafhankelijke en onpartijdige rechter bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en
verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde
vervolging. Artikel 6 EVRM impliceert niet alleen dat er garanties voor onafhankelijkheid en
104
Advies van de Raad van State van 14 april 2008 over de adviesaanvraag inzake opdrachtverlening aan de
staatscommissie grondwet.
26
onpartijdigheid moeten zijn en dat dus niet elk willekeurig tribunaal of geschilbeslechtende
instantie die bescherming kan bieden, maar ook dat de toegang tot die onafhankelijke en
onpartijdige rechter moet worden gewaarborgd. 105 Lid 3 van artikel 6 EVRM bepaalt
vervolgens dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld (a) onverwijld, in een taal die
hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte moet worden gesteld van de aard en de reden
van de tegen hem ingebrachte beschuldiging; (b) het recht heeft om te beschikken over de tijd
en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van verdediging en (c) het recht heeft zich
zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of,
indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos
door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een
behoorlijke rechtspleging dit eisen.
Naast artikel 6 EVRM biedt artikel 13 EVRM een meer specifiek recht op effectieve
rechtsbescherming waar het vermeende schendingen van EVRM-rechten betreft. De eisen die
aan deze rechtsbescherming worden gesteld zijn voor een groot deel vergelijkbaar met die
onder artikel 6 EVRM. Aangezien de meeste geschillen onder het toepassingsbereik vallen
van artikel 6 EVRM heeft artikel 13 daar geen toegevoegde waarde.
Artikel 47 EU-Handvest bevat een bepaling die sterk lijkt op de zojuist behandelde
grondrechten uit het EVRM en ook expliciet op het EVRM is afgestemd, maar alleen ziet op
de toepassing van het recht van de Europese Unie en in die zin beperkter is. Tegelijkertijd
sluit het ook niet uit dat de rechtsbescherming onder het Unierecht een hoger
beschermingsniveau kent dan onder het EVRM (via algemene bepaling artikel 53 lid 3 EUHandvest). Artikel 47 lid 3 EU-Handvest bepaalt dat rechtsbijstand wordt verleend aan
degenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand
noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.
Het equivalent van artikel 6 EVRM op VN-niveau is artikel 14 van het Internationaal
Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Die bepaling biedt in essentie
niet meer waarborgen dan artikel 6 EVRM. Anders dan in artikel 6 EVRM is in artikel 14 lid
3 onder g IVBPR wel expliciet het recht opgenomen dat een ieder die wordt vervolgd voor
een strafbaar feit, het recht heeft niet te worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen of een
bekentenis af te leggen. Anders dan artikel 6 EVRM kent artikel 14 lid 5 IVBPR ook een
recht op hoger beroep in strafzaken. 106
Een expliciet recht op toegang tot de rechter is op nationaal niveau in onze grondwet niet
verankerd, maar hiertoe is wel een voorstel tot wijziging van de Grondwet gedaan. 107 Voor
wat betreft de Grondwet zijn met name de artikelen 15, 17, 18, 112 en 113 van belang. De
laatstgenoemde twee artikelen dragen de berechting van geschillen op aan de rechterlijke
macht. In artikel 17 Gw staat het ius de non evocando beschreven, wat betekent dat niemand
tegen zijn wil kan worden afgehouden van een rechter. Brenninkmeijer spreekt daarom ook
105
E. Bauw, F. van Dijk en F. van Tulder, ‘Een stille revolutie? De gevolgen van de invoering van
kostendekkende griffierechten’ in: Nederlands Juristenblad 2010, 2047, p. 2531.
106
T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik en J.H. Gerards 2009, p. 28.
107
Kamerstukken II 2013/14, 31 570, H, p.1. Barkhuysen, Van Emmerik en Gerards onderzoeken daarnaast in
hun rapport of de Nederlandse Grondwet aanvulling behoeft met de opname van een recht op toegang tot de
rechter. Zij concluderen na een horizonverkenning tot codificatie. T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik,
J.H.Gerards, a.w., 2009.
27
wel van een ‘negatief geformuleerde garantie van recht op toegang tot de rechter’. 108 Artikel
15 Gw regelt voorts het recht op toegang tot de rechter in geval van vrijheidsberoving en in 18
Gw is bepaald dat iedereen zich kan laten bijstaan en dat de wet regels stelt omtrent het
verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen.
Naast deze relevante wetsartikelen op nationaal en Europees niveau, is de rechtspraak van het
EHRM en het Hof van belang voor de vaststelling van de minimumeisen van het recht op
toegang tot de rechter. In standaardarresten als Airey vs. Ireland, en Kreuz vs. Poland wordt
dit recht verder afgebakend.
Ten eerste dient te worden opgemerkt dat het recht op toegang tot de rechter geen
absoluut recht betreft. 109 Onder bepaalde voorwaarden zijn beperkingen op dit recht mogelijk.
Zo heeft het EHRM In Podbielski and PPU Polpure vs. Poland bepaald dat dergelijke
beperkingen een legitiem doel moeten dienen en dat de daarbij gebruikte middelen in een
redelijke verhouding tot dat doel moeten staan, terwijl zij de toegang tot de rechter niet in de
praktijk illusoir mogen maken. Het ging in die zaak om eisers die klaagden dat zij geen
effectieve toegang tot de rechter hadden omdat zij te hoge griffierechten moesten betalen. Het
EHRM keek toen naar de feiten, het belang van toegang tot de rechter in een democratische
samenleving. De griffierechten waren in deze zaak een disproportionele beperking van de
toegang tot de rechter. Bezuinigingen, door de Poolse overheid aangedragen als reden voor de
verhoging van de griffierechten, vormen op zichzelf geen legitiem doel. 110 Uit zowel
Europese als nationale rechtspraak komen de volgende voorwaarden naar voren. Het recht op
toegang tot de rechter mag worden beperkt, mits (1) de beperkingen niet in essentie het recht
op toegang tot de rechter schaden (2) de beperkingen een gerechtvaardigd doel dienen en (3)
de beperkingen evenredig en proportioneel zijn. 111
In arresten van het EHRM is verder een lijn in de jurisprudentie zichtbaar waarin op
verdragsstaten in beginsel de verplichting rust om toegang tot de rechter in financiële zin
mogelijk te maken in zaken die onder de reikwijdte van artikel 6 EVRM vallen. Die
verplichting is niet absoluut: “It does not follow that free legal aid must be available for every
dispute relating to a civil right”. 112 De staat moet in gefinancierde rechtsbijstand voorzien
“wanneer de garantie van een doeltreffende voorziening in rechte wegens het ontbreken van
die bijstand ontwricht zou worden. 113 In de zaak Airey vs. Irelant betrof het een echtscheiding
en kwam het EHRM tot de conclusie dat Airey geen effectief recht op toegang tot de rechter
had, onder meer vanwege de complexiteit van de procedure, het toepasselijke juridische kader
en de emotionele betrokkenheid bij de zaak. In sommige type zaken zijn problemen juist
zodanig simpel dat rechtsbijstand voor de betrokkene niet noodzakelijk is. In de zaak
McVicar vs. The UK bijvoorbeeld, ging het om een hoogopgeleide en ervaren journalist. 114
108
A.F.M. Brenninkmeijer, De toegang tot de rechter. Een onderzoek naar de betekenis van onafhankelijke
rechtspraak in een democratische rechtsstaat (dissertatie). Zwolle 1987, p. 71.
109
EHRM 28 mei 1985, no. 8225/78 (Ashingdane vs United Kingdom), § 57; HvJEU 22 december 2010, C279/09 (DEB vs. Bundesrepublik Deutschland), § 60.
110
EHRM 26 juli 2005, no. 39199/98 (Podbielski and PPU Polure vs. Poland).
111
EHRM 24 oktober 1979, nr. 6301/73 (Winterwerp vs. the Netherlands); HvJEU 1 januari 2010, C-317/08, C318/08 en C-320/09 (Alassini) en ABRvS 25 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2012:BQ5948.
112
EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/73 (Airey vs.Ireland).
113
EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/7 (Airey vs. Ireland)
114
EHRM 7 mei 2002, nr. 68416/01 (McVicar vs. United Kingdom).
28
Het EHRM heeft expliciet erkend dat een stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, gelet op
de beperkte publieke middelen die beschikbaar zijn voor civielrechtelijke zaken, alleen kan
functioneren wanneer dat stelsel de mogelijkheid biedt om zaken te selecteren die voor
gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking komen. 115 Verdragstaten hebben een margin of
appreciation: zij zijn vrij in de wijze waarop zij een stelsel met als doel om toegang tot de
rechter in financiële zin mogelijk maken, vormgeven, mits de essentie van het recht op
toegang tot de rechter niet wordt aangetast. 116 Dit recht wordt bijvoorbeeld wel in essentie
aangetast
door
onnodige
drempels,
zoals
excessieve
formaliteiten 117
en
118
Redelijke griffierechten
ontvankelijkheidsvoorwaarden, die geen legitiem doel dienen.
119
raken het recht op toegang tot de rechter niet in de kern.
Verder heeft het Hof met
betrekking tot het recht op gratis rechtsbijstand overwogen dat de rechter bij de
evenredigheidsbeoordeling tevens rekening kan houden met de vraag of de hoogte van de
proceskosten mogelijk een onoverkomelijk obstakel voor de toegang tot de rechter vormt. 120
De bezuiniging op en de stelselvernieuwing van de gefinancierde rechtsbijstand, zoals
voorgesteld door de staatssecretaris in zijn brief van 12 juli 2013, is aan juridische toetsing
onderworpen door Barkhuysen. In zijn advies van 13 februari 2014 concludeert hij dat de
staatssecretaris het recht op toegang tot de rechter uitlegt als een recht dat mag worden
beperkt, voor zover die beperking redelijk is en niet de kern van het recht raakt. Echter,
volgens Barkhuysen is een beperking slechts toelaatbaar indien aan striktere normen wordt
voldaan. Hij concludeert op basis van een uitvoerige juridische toetsing dat de toegang tot de
rechter onder druk komt te staan als gevolg van de aanpassing van het stelsel van
gefinancierde rechtsbijstand. 121
Een beleidsmatige focus op effectieve toegang tot de rechter
Het ministerie van Justitie stelt in één van haar beleidsdoorlichtingen over toegang tot de
rechter dat:
“een ordelijke en doeltreffende vorm van geschilbeslechting een fundamenteel element
van onze samenleving [vormt]. Het recht op een effectieve toegang tot de rechter
maakt hier onlosmakelijk deel van uit. Dit houdt in dat de toegang tot de rechter niet
bepaald dient te worden door de toevallige marktpositie en individuele welstand. Bij
een adequate toegang tot de rechter zijn rechtvaardigheidsoverwegingen in het geding
die de individuele keuze overstijgen. Het recht is niet alleen van waarde voor de direct
115
EHRM 26 februari 2002, no. 46800/99 (Del Sol vs. France); EHRM 16 april 2002, nr. 39030/97 (Ivison vs.
United Kingdom).
116
Zie onder meer EHRM 21 januari 1975, nr. 4451/70 (Golder vs. UK), EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/7
(Airey vs. Ireland) en EHRM 19 juni 2001, nr. 28 249/95 (Kreuz vs. Poland).
117
EHRM 28 juni 2005, nr. 74328/01 (Zednik vs. Czech republik).
118
EHRM 11 januari 2001, nr. 38460/97 (Platakou vs. Greece).
119
EHRM 31 juli 2007, nr. 38736/04 (Mretebi vs Georgia).
120
HvJEU 22 december 2010, C-279/09 (DEB vs. Bundesrepublik Deutschland), § 61.
121
T. Barkhuysen, Advies met betrekking tot de bezuiniging op en de ‘stelselvernieuwing’ van de gefinancierde
rechtsbijstand en het recht op toegang tot de rechter aan het bestuur van de Vereniging Sociale Advocatuur
Nederland, 13 februari 2014, p. 19-21.
29
betrokkenen, maar heeft ook maatschappelijk een positieve betekenis. De toegang tot
de rechter is van groot belang voor het vertrouwen in de rechtsstaat. Daarbij geldt dat
rechtsbijstand dikwijls een middel is om toegang tot andere schaarse voorzieningen te
verkrijgen. Van een adequate toegang tot de rechter gaat bovendien een belangrijke
preventieve werking uit. Onder dreiging van een procedure ziet men eerder af van
contractbreuk en het onrechtmatig berokkenen van schade. En als onheil toch
geschiedt, zal dezelfde dreiging partijen eerder tot een minnelijke schikking
bewegen.” 122
In haar brief van 14 februari 2014 stelt de Raad voor de rechtspraak dat de mate van
toegankelijkheid van de rechtspraak mede wordt bepaald door de hoogte van het griffierecht,
dat rechtzoekenden verschuldigd zijn. De rechtspraak is een collectief goed en griffierecht kan
worden gezien als bijzondere belasting. De Raad stelt daarnaast de kritische vraag op waarom
overheidsdiensten als brandweer, politie en OM volledig uit rijksmiddelen worden vergoed,
terwijl er voor rechtspraak door de burger apart moet worden betaald. 123
In diezelfde brief, wordt opgemerkt dat het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak
(KEI) zich richt op snelle en eenvoudige standaardprocedures met korte termijnen voor
inbreng van partijen, beperkte ruimte voor bewijslevering en sterkere regiebevoegdheden voor
de rechter. De Raad stelt hierbij niet expliciet dat het programma KEI direct van invloed is op
de toegankelijkheid van de rechtspraak, maar dat het doel van het programma is te komen tot
voortvarende, digitaal toegankelijke en minder formele rechtspraak, zodat een conflict snel en
effectief kan worden beslecht. 124 In die zin zou KEI een positief effect kunnen sorteren op de
digitale toegankelijkheid van de rechtspraak. Hoe ruim de toegang tot de rechter
daadwerkelijk is, wordt namelijk bepaald door factoren zoals kwaliteit, snelheid en
complexiteit van rechterlijke procedures; factoren die niet alleen in handen van de wetgever
liggen. 125
Een complicerende factor volgens de Raad voor de rechtspraak is hierbij dat het omkleden
van een procedure met waarborgen ter verzekering van een juiste uitkomst de kosten, duur en
complexiteit juist opstuwt. De concrete vormgeving van de toegang tot de rechter is daarom
complex en dynamisch. Daarnaast zijn er verschillende actoren in het spel die aan de knoppen
kunnen draaien. Advocaten bepalen hun tarieven, rechters de inrichting van de procedures en
de wetgever initieert wetten die gevolgen hebben voor zaken als griffierechten, financiering
van de rechtsbijstand, enzovoorts. 126
Een ruime notie van toegang tot de rechter
Volgens Corstens en Kuiper betekent toegang tot de rechter in de kern dat kwesties die op een
serieuze manier raken aan iemands rechtspositie, ter beoordeling en beslissing kunnen worden
122
Ministerie van Justitie Directie Rechtsbestel, Beleidsdoorlichting Toegang tot het recht, juni 2008, p. 1-2.
Brief Raad voor de rechtspraak aan de Eerste Kamer, 14 februari 2014, p. 1.
124
Brief Raad voor de rechtspraak aan de Eerste Kamer, 14 februari 2014, p. 2.
125
G.J.M. Corstens en R. Kuiper 2014, p. 13.
126
G.J.M. Corstens en R. Kuiper 2014, p. 13.
123
30
voorgelegd aan de onafhankelijke overheidsrechter. 127 Rechten bestaan niet alleen op papier,
maar zijn ook afdwingbaar bij een rechter die in een met waarborgen omklede procedure tot
een deskundig oordeel komt. 128 Volgens Westerveld is toegang tot de rechter de mogelijkheid
een serieus geschil aan de rechter voor te leggen zonder onneembare of buitenproportionele
barrières, die zowel financieel of inhoudelijk van aard kunnen zijn. Ook de
basisuitgangspunten van eerlijke rechtspraak, fair trial en equality of arms, liggen besloten in
het recht op toegang tot de rechter. 129 In zijn bijdrage aan de expertmeeting van de Eerste
Kamer op 4 februari 2014, stelt Corstens dat de toegang tot de rechter in abstracto
onomstreden is, maar in concreto geen rustig bezit vormt. Dit komt onder meer door de
opkomst van nieuwe vormen van afdoening buiten de overheidsrechter als reactie op de
toegenomen en veranderende vraag naar geschilbeslechting en handhaving, zoals arbitrage,
mediation, bestuurlijke boete en de OM-beschikking. Daarnaast worden drempels voor
toegang tot de overheidsrechter verhoogd door bagatelzaken binnen de rechtspraak uit te
filteren en door financiële prikkels. 130
De opkomst van alternatieve handhavingstrajecten en geschilbeslechtingsmethoden is
één van de drie recente ontwikkelingen die door Corstens en Kuiper worden geschetst in hun
artikel. Deze ontwikkeling, tezamen met de onder invloed van juridisering en specialisering
toegenomen vraag vanuit de samenleving naar snelle, eenvoudige procedures en de
voortschrijdende internationalisering en europeanisering, roepen de vraag op welke innovaties
in de rechtspraak mogelijk zijn om beter tegemoet te komen aan wat de samenleving van de
rechtspraak verlangt, maar ook of de mate van rechtsbescherming van burgers tegen de
handhavende overheid toereikend is. 131 Interessant aan het perspectief van de auteurs, is dat
zij de notie ‘toegang tot de rechter’ dus betrekkelijk ruim opvatten. Zo valt daaronder ook de
vraag in hoeverre de hoogste rechters in de gelegenheid worden gesteld om belangrijke
rechtsvragen in de samenleving te beantwoorden (door bijvoorbeeld cassatierechtspraak en
‘aan de poort’ niet-ontvankelijkheidsverklaringen) en de vraag of de mate van
rechtsbescherming van burgers tegen de handhavende overheid toereikend is (doordat nieuwe
afdoeningsmodaliteiten het initiatief bij de burger leggen en niet iedere burger even vaardig is
in het vinden en bewandelen van de weg). 132
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande moge duidelijk zijn dat het juridische kader aan de hand
waarvan getoetst wordt of de toegang tot de rechter gewaarborgd wordt, in hoofdlijnen
relatief uitgekristalliseerd is. Op basis van nationale en internationale wetgeving en
jurisprudentie, kan toegang tot de rechter worden gedefinieerd als het recht op een eerlijk
proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, en wanneer rechtsbijstand
noodzakelijk is voor de toegang dient deze te worden verleend aan degenen die niet over
financiële middelen beschikken. Dit recht is niet absoluut en mag worden beperkt indien (1)
het recht in essentie niet geschaad wordt, (2) de beperkingen een gerechtvaardigd doel dienen
127
G.J.M. Corstens en R. Kuiper 2014, p. 11.
G.J.M. Corstens, Bijdrage aan de Expertmeeting Eerste Kamer, 4 februari 2014 (spreeknotitie), p. 1.
129
M. Westerveld 2014, p. 2.
130
G.J.M. Corstens 2014, p. 2.
131
G.J.M. Corstens en R. Kuiper 2014, p. 14.
132
G.J.M. Corstens en R. Kuiper 2014, p. 16-17.
128
31
en (3) evenredig en proportioneel zijn. Of sprake is van deze beperkingen dient steeds in het
individuele geval te worden getoetst. Dit brengt mee dat het voorgaande vrij abstract is en ons
nog weinig vertelt over de concrete situaties waarin het recht op toegang tot de rechter beperkt
wordt. De rijke jurisprudentie van het EHRM geeft weliswaar wat meer handen en voeten aan
deze abstracties.
2.3 Conclusie
In de voorgaande paragrafen zijn de verschillende perspectieven op ‘toegang tot het recht’ en
het ‘toegang tot de rechter’ nader bekeken. Wat opvalt, is dat het klassiek-juridische
toetsingskader van belang is om de minimumgrenzen van toegang tot het recht en de rechter
vast te stellen, maar dat het lastig blijkt te zijn om de precieze reikwijdte en inhoud te bepalen
van de beleidsmatige notie van het begrip, die als gevolg van politieke keuzes en
beleidsoverwegingen voortdurend aan verandering onderhevig is. De recente literatuur laat
zien dat hier uiteenlopende opvattingen over bestaan. Toch zijn er ook gemeenschappelijke
elementen te ontdekken. Op basis van een analyse van het voorgaande komen wij tot de
volgende, omvattende werkdefinities die gebruikt zullen worden ter beantwoording van de
hoofdvraag in dit onderzoeksrapport.
Toegang tot het recht is een veelkleurig begrip dat uit verschillende onderdelen bestaat. Wat
alle definities in ieder geval gemeen hebben, is dat zij gericht zijn op ‘effectieve
rechtsverwerkelijking’: zowel op papier als in de praktijk moeten burgers en bedrijven hun in
de rechtsorde neergelegde rechten in en buiten rechte geldend kunnen maken. Hiermee is de
‘wat?’- vraag beantwoord. De ‘hoe?’-vraag, hoe rechten effectief geldend kunnen worden
gemaakt, is vervolgens op verschillende wijzen te beantwoorden. In dit verband wordt
verwezen naar zowel niet-juridische als juridische hulpverlening. Wat deze vormen van
hulpverlening gemeen hebben, is dat zij moeten voldoen aan belangrijke rechtsstatelijke
elementen
zoals
kenbaarheid,
rechtvaardigheid,
rechtsgelijkheid,
transparantie,
onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Het schema van Barendrecht en Kamminga (2004) is
bruikbaar om de verschillende stappen die een rechtzoekende doorloopt in kaart te brengen.
Wij hebben dit schema samengevoegd met relevante inzichten van andere auteurs en komen
tot de volgende definitie:
Toegang tot het recht is de toegang die een rechtzoekende heeft tot informatie,
begeleiding, overleg en onderhandeling en een neutrale bindende interventie om zijn
probleem op een effectieve manier op te kunnen lossen.
32
Deze definitie valt als volgt uiteen in vier randvoorwaarden, vier treden die een rechtzoekende
doorgaans zal doorlopen.
Toegang tot een
neutrale ‘bindende’
interventie.
Toegang tot overleg
en onderhandeling
Toegang
begeleiding
Toegang
informatie
tot
tot
Figuur 2 De verschillende treden van toegang tot het recht, gebaseerd op Barendrecht en Kamminga (2004).
Het laatste onderdeel en tevens sluitstuk van toegang tot het recht is het recht op toegang tot
de rechter. Op basis van nationale en internationale wetgeving en jurisprudentie, kan toegang
tot de rechter als volgt worden gedefinieerd:
het recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, en
wanneer rechtsbijstand noodzakelijk is voor de toegang dient deze te worden verleend
aan degenen die niet over financiële middelen beschikken.
Dit recht is niet absoluut en mag worden beperkt indien (1) het recht in essentie niet geschaad
wordt, (2) de beperkingen een gerechtvaardigd doel dienen en (3) evenredig en proportioneel
zijn. Of sprake is van deze beperkingen dient steeds in het individuele geval te worden
getoetst. De Nederlandse Staat geniet onder het EVRM een margin of appreciation in de
wijze waarop zij een rechtsbijstandsstelsel vormgeeft, mits dit recht op toegang tot de rechter
in essentie niet wordt aangetast, voor wat betreft het Unierecht hangt het af van de reikwijdte
van het Unierecht zelf. De toegang tot de rechter komt heden ten dage volgens diverse auteurs
onder druk te staan door allerhande ontwikkelingen in de samenleving die innovatie en
veranderingen van de rechtspraak vergen.
Geconcludeerd kan worden dat toegang tot het recht en het recht op toegang tot de rechter
relatief abstract begrippen zijn waar vanuit een juridische en meer beleidsmatige invalshoek
naar gekeken kan worden. Om meer inzicht te krijgen in de eigenlijke betekenis van deze
begrippen voor de dagelijkse praktijk van een rechtzoekende, wordt in het volgende hoofdstuk
gekeken hoe deze de stappen van Figuur 2 doorloopt.
33
34
Hoofdstuk 3 De (cumulatieve) gevolgen van de
maatregelen
In dit hoofdstuk staat de derde deelonderzoeksvraag centraal: welke (cumulatieve) gevolgen
kunnen de maatregelen hebben voor verschillende soorten rechtzoekenden? Aan de hand van
zeven casestudies wordt een beeld gegeven van de mogelijke gevolgen van de 74 in kaart
gebrachte maatregelen voor rechtzoekenden. Hierbij is gewerkt met ‘Persona’s’, die zijn
gebaseerd op representanten van cliënten van het Juridisch Loket. De Persona’s zijn daarbij
geplaatst op een ‘schaal van zelfredzaamheid’. Zo is Persona Johan heel zelfredzaam, terwijl
Persona Mohammed dit absoluut niet is. Bij iedere casestudy zijn drie momenten in de tijd
gehanteerd: 2007, 2014 en 2016. Daardoor kan nader inzicht worden gegeven in de
veranderende reguleringscontext. De casestudies verkennen en illustreren gevolgen voor
rechtzoekenden.
Zelfredzaamheid
Waarom speelt zelfredzaamheid een belangrijke rol in het behandelen van de Persona’s en
wat wordt er precies onder zelfredzaamheid verstaan? Het antwoord op deze vraag is gelegen
in het feit dat de nadruk in het huidige beleid voor gesubsidieerde rechtsbijstand is komen te
liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, het informeren van de burger over
verschillende oplossingsmogelijkheden waartussen hij zelf kan kiezen, het bevorderen van
zelfredzaamheid en het stimuleren van alternatieven voor de rechtspraak. Volgens de
staatssecretaris moet het eigen probleemoplossend vermogen van burgers, bedrijven en
instellingen in de maatschappij verder worden gestimuleerd. 133
Artikel 12 lid 2 Wrb geeft zeven uitsluitingsgronden waarop rechtsbijstand wordt geweigerd.
Zelfredzaamheid is hier één van. Artikel 12 lid 2 onder g bepaalt dat rechtsbijstand niet wordt
verleend ‘indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de
aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of
instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de
werkingssfeer van deze wet’. Een ‘binnen de werkingssfeer van de wet’ gelegen instantie is
het Juridisch Loket. 134 Uit de toelichting op dit zelfredzaamheidscriterium blijkt dat de
rechtzoekende het nodige zelf moet ondernemen voordat rechtsbijstand verleend kan worden:
“In het algemeen kan gezegd worden dat indien nog geen sprake is van een
conflictueuze situatie de rechtzoekende het voortouw gelaten kan worden. Alleen in
bijzondere gevallen of indien een direct conflict dreigt, kan hiervan worden
afgeweken. Ook dient voorkomen te worden dat zaken in de sfeer van de rechtsbijstand
belanden terwijl nog andere, meer geëigende vormen van hulpverlening zoals
gemeentelijke of andere overheidsinstellingen, sociaal raadslieden of maatschappelijk
werk, openstaan. Zaken waaraan in dit verband gedacht kan worden zijn aanvragen
133
Brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 12 juli 2013, Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–
2013, 31 753, nr. 64. Zie over de tendens van zelfredzaamheid ook M. ter Voert 2014, pp. 62-76.
134
E. Bauw, B. Böhler en M. Westerveld 2013, noot 35.
35
van sociale verzekeringen en voorzieningen, huursubsidie, vergunningen,
betalingsregelingen en schuldsanering indien de schulden niet worden betwist.
Rechtsbijstandverleners kunnen, wanneer zij met dergelijke zaken tijdens het
spreekuur worden geconfronteerd, zich beperken tot het aangeven van de instanties of
personen tot wie men zich moet wenden.” 135
Zelfredzaamheid komt dus nauw overeen met het verantwoordelijk zijn voor (het oplossen
van) eigen problemen. De wijze waarop Denkers zelfredzaamheid heeft gedefinieerd voor het
sociale veiligheidsdomein past onzes inziens goed in de context van gesubsidieerde
rechtsbijstand. Zelfredzaamheid is volgens hem het vermogen en de bereidheid van mensen
om conflicten of problemen in relatie met anderen tot een oplossing te brengen vanuit de
opvatting dat het niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van de overheid is om problemen
tussen burgers op te lossen, maar ook de verantwoordelijkheid van die burgers zelf. 136
Wat opvalt aan de gevonden conflicthanteringsliteratuur over zelfredzaamheid, is dat
het vooral gaat over de verschillende initiatieven, die door overheid en andere instanties
worden genomen, om de zelfredzaamheid van burgers te bevorderen. 137 De twee
kernbegrippen van zelfredzaamheid zijn dus vermogen en bereidheid. Deze begrippen spelen
in verschillende wetenschappelijke disciplines, zoals gedragskunde, pedagogiek en
managementtheorieën een belangrijke rol. In 1991 ontwierp Ajzen bijvoorbeeld zijn ‘Theory
of Planned Behavior’. Deze theorie gaat ervan uit dat daadwerkelijk vertoond gedrag het
directe gevolg is van de intentie van gedrag. Hij ontdekte drie factoren die de intentie bepalen
om bepaald gedrag te vertonen. Dat zijn de attitude (het ‘willen’), de subjectieve norm (het
‘moeten’) en de gedragscontrole (het ‘kunnen’). De attitude heeft te maken met de houding
die de persoon over de te verwachten resultaten aanneemt (‘Wat levert het mij op als ik dit
gedrag ga vertonen?’), de subjectieve norm bestaat bijvoorbeeld uit sociale druk van de
omgeving van de persoon (‘Ik zie dat de mensen om mij heen dit gedrag ook vertonen’) en de
gedragscontrole heeft betrekking op de ervaring, kennis, tijd, geld en informatie die
beschikbaar is om het gedrag te kunnen vertonen. 138
Wanneer we deze theorie in de context van dit onderzoek plaatsen, houdt ‘kunnen’ nauw
verband met het vermogen om problemen op te lossen. Het gaat om weten wat je moet doen
(kennis van het recht), weten waar je oplossingen kunt vinden, en de communicatie- en
taalvaardigheid die rechtzoekenden hiervoor nodig hebben. Ook de ervaring die
rechtzoekenden met het recht en informatiekanalen hebben, de tijd die zij hebben om het één
en ander uit te zoeken en natuurlijk de financiële middelen beïnvloeden het ‘kunnen’ oplossen
van problemen.
135
Kamerstukken II 1992/93, 22 609, nr. 6, p. 13.
F.A.C.M. Denkers. Op eigen kracht onveiligheid de baas. De politie van pretentieuze
probleemoplosser naar bescheiden ondersteuner. Vermande, Lelystad 1993.
137
Een zoektocht binnen het Tijdschrift voor Conflicthantering op zelfredzaamheid levert bijvoorbeeld artikelen
op die gaan over een meer oplossingsgerichte aanpak van huurgeschillen, een landelijk aanspreekpunt voor
buurtbemiddeling en over Rechtwijzer: eerste hulp bij conflicten.
138
I. Ajzen, ‘The theory of planned behavior’ in: Organizational behavior and human decision processes, 50,
1991, pp. 179 – 211.
136
36
Het ‘willen’ is de bereidheid om problemen op te lossen en hangt samen met de houding van
de rechtzoekende tegenover het conflict, de houding van de rechtzoekende tegenover
autoriteiten in het algemeen en het vertrouwen dat zij in zichzelf hebben. Of er een oplossing
voor een probleem is, hangt vaak af van de houding en opstelling van de betrokken
partijen. 139
Het ‘moeten’ komt als zodanig in de definitie van zelfredzaamheid niet voor.
Desalniettemin speelt het moeten als subjectieve norm in dit onderzoek wel een rol. Immers,
rechtzoekenden worden door de verschillende maatregelen, zoals de versterking van de eerste
lijn, ook gedwongen om bepaalde stappen richting meer zelfredzaamheid te maken.
Bij het creëren van de Persona’s, zijn, op basis van het bovenstaande, vier factoren
onderscheiden die van invloed zijn op de mate van zelfredzaamheid. Het gaat daarbij om de
volgende:
- De bekendheid van de Persona met het recht. Om te weten in welke hoek iemand de
oplossing moet zoeken, en wat hij moet doen om zijn gelijk te halen, is het belangrijk dat hij
zich ervan bewust bent wat zijn rechten zijn. Onder meer Hertogh deed onderzoek naar het
rechtsgevoel en rechtsbewustzijn van burgers (legal consciousness). Hij kwam tot vier stijlen
van juridisch burgerschap. De juridisch actieven, ook wel de homo juridici, kennen het recht
en ‘herkennen’ het recht: het komt overeen met hun eigen normen. Ook de gezagsgetrouwen
herkennen zich in het recht, maar zij zijn niet goed op de hoogte van de inhoud; zij
respecteren het rechtssysteem omdat dit een autoriteit is die weet wat goed voor hen is. De
cynici kennen het recht, maar zijn kritisch over de inhoud van het recht dat hun vertrouwen in
het functioneren van het rechtssysteem beïnvloedt. De buitenstaanders ten slotte kennen het
recht niet en herkennen zich niet in het recht. 140 De mate waarmee een Persona bekend is met
het recht, heeft ook effect op zijn of haar gevoel van onzekerheid. Misschien is de bereidheid
om het probleem op te lossen aanwezig, maar weet hij of zij niet goed welke kanalen hiervoor
aangesproken moeten worden.
- De houding van Persona’s tegenover conflicten: zijn zij conflict vermijdend en gaan zij
conflicten liever uit de weg, of zijn zij juist actief in het zoeken van oplossingen? Deze factor
is geïnspireerd op Van den Brink, die, op basis van de houding die mensen hebben tegenover
het moderne leven, burgers onderscheidde in bedreigde, berustende en bedrijvige burgers.
Bedrijvige burgers hebben een positieve houding tegenover de moderne samenleving,
vervullen daarin een actieve rol, staan open voor nieuwe mogelijkheden en stellen zich actief
en ondernemend op. Bedreigde burgers zijn precies het tegenovergestelde van bedrijvige
burgers. Zij hebben moeite met de huidige maatschappij, stellen zich afwachtend op en willen
door de overheid beschermd worden. Beruste burgers vormen een tussenpositie. 141
139
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling 2004, p. 31.
M. Hertogh, ‘Wat weten en vinden burgers van het recht?’ in: M. Hertogh en H. Weyers (red.), Recht van
onderop. Antwoorden uit de rechtssociologie. Nijmegen: Ars Aequi Libri 2011, p. 295-296.
141
G. van den Brink, Geloofwaardige rechtspraak: de rechter als bruggenbouwer. Rechtspraaklezing 2008,
Rechtstreeks, p. 25-26. Onder ‘modern leven’ verstaat Van den Brink overigens de leefwijze van burgers waarin
beginselen als aanspreekbaarheid, gelijkwaardigheid, zelfwerkzaamheid en betrokkenheid richtinggevend zijn.
140
37
- De bekendheid van de Persona met het internet: de onlinekundigheid. De mate waarin een
Persona zelf verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn of haar problemen, hangt ook sterk af
van de bekendheid op het World Wide Web. Wij veronderstellen dan ook dat de online
mogelijkheden de zelfredzaamheid van Persona’s beïnvloeden. De mate waarin de Persona’s
hun weg kunnen vinden op het internet, beïnvloedt namelijk het ‘kunnen’. Op die manier
komen zij immers aan een groot deel van hun kennis en informatie.
Naar de onlinekundigheid van Nederlandse burgers zijn reeds verschillende
onderzoeken gedaan. Uit het onderzoek van de Universiteit Twente naar digitale
vaardigheden van burgers blijkt dat de overheid te gemakkelijk veronderstelt dat burgers haar
online informatie en diensten kunnen gebruiken. Hoewel het zoeken van informatie voor veel
respondenten geen probleem oplevert, kan slechts een beperkt deel deze informatie ook
omzetten in actie. 142 Ook de Nationale Ombudsman bracht in 2013 een onderzoeksrapport uit
over digitale vaardigheden van burgers. Wat opvalt, is dat niet alle burgers zomaar mee
kunnen komen met de digitale ontwikkelingen en een flinke groep blijvend problemen ervaart
met digitale diensten. 143 Bovendien wordt geconstateerd dat er geen helder beeld is van de
grootte van de groep mensen die niet mee kan komen met digitale ontwikkelingen. 144
Naar aanleiding van deze onderzoeken is het belangrijk dat met betrekking tot de
Persona’s een onderscheid wordt gemaakt tussen het kunnen internetten en Googlen en de
zelfstandigheid om online tools te gebruiken en daarmee problemen op te lossen.
- De taalvaardigheid van de Persona: weten wat je rechten zijn en weten waar je op internet
moet zijn om hier meer over te lezen, hangen beiden nauw samen met de mate waarin iemand
de Nederlandse taal beheerst. Ook in het contact met hulpverleners en rechtsbijstand is
taalvaardigheid een cruciale factor. Rechtzoekenden moeten immers in staat zijn om hun
problemen formuleren, zodat de hulpverlener deze problemen vervolgens kan vertalen in
‘juridische coördinaten’.
142
A.J.A.M. van Deursen en J.A.G.M. van Dijk, Digitale vaardigheden van Nederlandse burgers. April 2008, p.
45
143
W.J. van Helden, E.J.E. Govers, G.L.B. von Maltzahn, B.J. Vegter en S. Beer, De burger gaat digitaal. 9
december 2013, p. II.
144
W.J. van Helden et al 2013, p. 32.
38
De casestudies
In het hiernavolgende zullen de zeven casestudies besproken worden. De casestudies zijn als
volgt opgebouwd. Allereerst wordt de betreffende Persona geïntroduceerd aan de hand van
enkele persoonsgegevens en wordt de mate van zelfredzaamheid van de Persona kort
toegelicht. Vervolgens wordt het geschil beknopt beschreven. Elke Persona heeft te maken
met een verschillend juridisch probleem waarvoor hij/zij een oplossing zoekt, waarvoor hij/zij
toegang tot het recht zoekt. Na beschrijving van het geschil wordende maatregelen, waarmee
de Persona in dit specifieke geschil te maken krijgt of zal krijgen, opgesomd, waarbij de
nummering verwijst naar de genummerde maatregelen in de bijlagen. Vervolgens wordt
getoetst of de Persona in 2007, 2014 en 2016 Wrb-gerechtigd was, is of zal zijn. Aan de hand
van al deze informatie, worden de vier stappen van toegang tot het recht (toegang tot
informatie, toegang tot begeleiding, toegang tot overleg en onderhandeling, en toegang tot een
neutrale bindende interventie) langsgelopen. Hierbij wordt beschreven hoe de situatie in 2007
was, en hoe de situatie als gevolg van de maatregelen in 2014 is, en hoe de situatie in 2016 zal
zijn als de thans voorgenomen maatregelen in werking zullen treden. Ook hierbij wordt
verwezen naar de genummerde maatregelen in de bijlagen. Op deze manier wordt inzicht
geboden in de praktische gevolgen van de maatregelen voor de verschillende typen
rechtzoekenden. De bespreking van elke stap begint in cursief met een casuïstische, fictieve
beschrijving van de redenen waarom de Persona die betreffende stap zet en de verwachtingen
en/of behoeften die hij/zij heeft. Daarna wordt de feitelijke juridische situatie op de drie
meetmomenten besproken. Vervolgens wordt, wederom in cursief, het (mogelijke) effect of
resultaat van de ondernomen stap(pen) besproken. Na bespreking van de vier stappen volgt
een korte samenvatting van de casestudy.
De casestudies zijn, zoals gezegd, gerangschikt naar de mate van zelfredzaamheid. Dit leidt
tot de volgende indeling:
Mohammed
(niet
zelfredzaam)
Pieter
(weinig
zelfredzaam)
Ans (weinig
zelfredzaam)
Reshmi
(matig
zelfredzaam)
39
Joyce
(redelijk
zelfredzaam)
Rachid
(redelijk
zelfredzaam)
Johan (zeer
zelfredzaam)
40
Johan
Johan (32 jaar) is een alleenstaande man, wonend in Amersfoort. Hij heeft een kantoorbaan
waarmee hij een modaal inkomen verdient. Johan is erg zelfredzaam. Hij lost zoveel mogelijk
zelf op en krijgt zijn informatie het liefst online, want hij is goed met computers. Voor zijn
werk schrijft Johan regelmatig brieven naar cliënten, dus hij is erg taal- en schrijfvaardig.
Johan weet niet precies wat zijn rechten zijn, maar hij vertrouwt erop dat hij veel op internet
kan vinden.
Het geschil
Johan weet zich geconfronteerd met twee geschillen. Allereerst heeft Johan een conflict met
zijn werkgever. Johans werkgever vindt dat hij te vaak te laat is gekomen en zijn werk niet
naar behoren uitvoert. Daarnaast heeft hij gehoord dat Johan ondertussen aan het solliciteren
is bij de grote concurrent. Dit alles heeft de werkgever geregistreerd in een dossier. De
werkgever van Johan heeft nu met ontslag gedreigd, omdat er sprake zou zijn van een
verstoorde arbeidsrelatie. De werkgever stelt dat het vertrouwen in Johan weg is. In het
contract van Johan staat een pittig concurrentiebeding en Johan vreest dat als hij zijn baan
verliest, hij niet snel een nieuwe baan zal vinden, te meer nu hij vanwege het
concurrentiebeding ook al niet bij de concurrent mag solliciteren.
Daarnaast heeft Johan ook een geschil met de gemeente. Johan wilde een dakkapel
laten bouwen, om meer licht en ruimte op de bovenverdieping te krijgen. Hiervoor had hij een
vergunning aangevraagd bij de gemeente, maar deze vergunning is afgewezen. Johan wil hier
bezwaar tegen maken.
Maatregelen die mogelijk van toepassing zijn
- Afschaffing van diagnose & triage-maatregel (2016) (maatregel 1).
- Invoering clawback (2026) (maatregel 2).
- Versterking eerstelijn (2016) (maatregel 3).
- Selectie aan de poort op basis van streng noodzakelijkheidscriterium (maatregel 4).
- Verhoging eis minimaal financieel belang (2) (2016) (maatregel 11).
- Generieke verhoging eigen bijdrage (2013) (maatregel 19).
- Afschaffing anticumulatiebepaling (2013) (maatregel 23).
- Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken (2013) (maatregel 26).
- Invoering diagnose en triage (2011) (maatregel 34).
- Wet griffierechten burgerlijke zaken (2010) (maatregel 38).
- Invoering lichte adviestoevoeging (2009) (maatregel 53).
41
Wrb-gerechtigd?
2007: Toen Johan in 2007 begon met werken was zijn inkomen €2486,- bruto. Dit
betekent dat hij 1870,- netto verdiende, wat op jaar basis €22.440,- is. Hierdoor komt
Johan in 2007 niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (artikel 34 Wrb
zoals geldend op 1 juni 2007 stelde de inkomensgrens op €22.400 voor
alleenstaanden).
 Johan is niet Wrb-gerechtigd
2014: In 2014 verdient Johan €2585,- bruto per maand, wat neerkomt op een netto
jaarsalaris van €23.100,- Hierdoor komt Johan in 2014 in aanmerking voor
gesubsidieerde rechtsbijstand (artikel 34 Wrb zoals geldend op 1 juni 2014 stelt de
inkomensgrens op €25.600 voor alleenstaanden).
 Johan is wel Wrb-gerechtigd
2016: Wanneer de casus van Johan plaats zou vinden in 2016 en hij op dat moment
hetzelfde inkomen zou hebben, zou hij ook dan binnen de Wrb-grens van €25.600,vallen (maatregel 9).
 Johan is wel Wrb-gerechtigd
42
Stap 1: toegang tot informatie
Johan heeft twee problemen die hij graag wil aanpakken. Allereerst heeft hij het geschil met
zijn werkgever, die dreigt met ontslag. Kort gezegd komt het er op neer dat Johan misschien
nog wel door één deur wil met zijn werkgever (namelijk als hij zijn baan terug krijgt), en als
hij niet meer terug kan, wil hij dat zijn werkgever wat milder oordeelt over het strenge
concurrentiebeding. Johan vindt het onterecht dat de werkgever zoveel waarde hecht aan het
elders solliciteren. Volgens Johan staat hij volledig in zijn recht. Omdat Johan heel goed met
internet en computers is, begint hij met het zoeken van belangrijke informatie.
Daarnaast wil Johan bezwaar maken tegen de beslissing van de gemeente Amersfoort.
Ook daarvoor begint hij met surfen op het internet.
2007: In 2007 is de website www.rechtwijzer.nl gelanceerd (maatregel 58). Hier vindt
Johan informatie over zijn problemen, want rechtwijzer.nl biedt informatie aan over
zowel arbeidsconflicten als over conflicten met de overheid.
Op http://www.amersfoort.nl/bezwaar.html vindt Johan meer informatie over
de wijze waarop hij bezwaar kan maken tegen het besluit van de gemeente. Dit kan
door een brief te sturen naar de gemeente Amersfoort. Johan heeft niet echt een idee
wat er precies in het bezwaarschrift moet staan, maar ook dit staat duidelijk uitgelegd
op de website van de gemeente. De gemeente Amersfoort heeft Johan bovendien
geïnformeerd dat hij zijn bezwaarschrift binnen zes weken moet indienen.
2014: Er zijn de afgelopen jaren veel mogelijkheden in het leven geroepen in het kader
van toegang tot informatie. Deze initiatieven gaan uit van een bepaalde mate van
zelfredzaamheid en proberen het eigen probleemoplossend vermogen te bevorderen. 145
Daarom zijn deze initiatieven voornamelijk gericht op het zelfstandig vergaren van
informatie via internet. Zo kan Johan goed terecht op het in 2012 volledig vernieuwde
rechtwijzer.nl. Hij beantwoordt de vragen die op de website aan hem worden gesteld,
en krijgt inzicht in zijn eigen standpunten en in zijn mogelijkheden. Uit het
stappenplan dat Johan op rechtwijzer.nl krijgt, staat dat hij eerst de communicatie met
de werkgever moet verbeteren en duidelijk met hem moet praten.
Op http://www.amersfoort.nl/bezwaar.html vindt Johan meer informatie over
de wijze waarop hij bezwaar kan maken tegen het besluit van de gemeente. Dit kan
door een brief te sturen naar de gemeente Amersfoort. In 2014 is het echter ook
mogelijk dat Johan online bezwaar maakt via zijn DigiD. Omdat Johan erg vaardig is
met computers en het internet, besluit hij online bezwaar te maken
2016: In 2016 verandert er voor wat betreft deze stap niet heel veel voor Johan. Het
kabinet wil dat de ontslagprocedure via het UWV straks alleen mogelijk is bij ontslag
145
Zie bijv. de brief van de minister en de staatssecretaris van Veiligheid & Justitie van 13 december 2013
(Kamerstukken I, 33 750, nr. P), p. 10; en de Nota van Toelichting bij het Besluit van 10 september 2013
(Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners), Staatsblad 2013,
345, p. 9-11.
43
wegens bedrijfseconomische redenen. 146 Dit zou voor de werkgever betekenen dat zijn
grond van verstoorde arbeidsrelatie niet langer voldoet om een ontslagvergunning te
verkrijgen. Deze door het kabinet voorziene maatregelen vallen echter buiten de
reikwijdte van dit onderzoek.
In 2016 verandert er voor wat betreft het bezwaar maken bij de gemeente
Amersfoort niet heel veel voor Johan. Op http://www.amersfoort.nl/bezwaar.html kan
hij nog steeds via zijn DigiD online een bezwaarschrift indienen.
Voor wat betreft Johans eerste probleem met zijn werkgever gaan we er vanuit dat de online
vaardige Johan de nodige informatie vindt. Hij zou bijvoorbeeld terecht kunnen komen op
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontslag/vraag-en-antwoord/wat-moet-ik-doen-alsik-word-ontslagen.html. Deze website geeft vrij veel informatie. Hieruit maakt Johan op dat
hij een eventuele ontslagvergunning kan aanvechten bij de kantonrechter door middel van een
procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag. Ook ziet hij op deze website dat hij mogelijk
recht zou kunnen hebben op een ontslagvergoeding. De website van Rijksoverheid geeft als
advies om bijstand te vragen bij de Rechtsbijstandsverzekeraar of het Juridisch Loket.
Voor wat betreft Johans tweede probleem ligt het voor de hand dat de zelfredzame
Johan genoeg informatie vindt om zelf bezwaar te maken tegen het besluit van de gemeente.
146
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontslag/vraag-en-antwoord/wat-moet-ik-doen-als-ik-wordontslagen.html
44
Stap 2: toegang tot begeleiding
Johan heeft voor zijn arbeidsconflict behoefte aan begeleiding. Hij is vooral op zoek naar
duiding en bevestiging van de vele informatie die hij op internet heeft gevonden. Verder heeft
hij behoefte aan advies in de vorm van een kosten-baten analyse en het inschatten van zijn
kansen. De ontslagvergunning is nog niet verleend; er is dus nog sprake van een dreigend
ontslag. Johan en zijn werkgever hebben eigenlijk nog niet echt goed met elkaar om de tafel
gezeten.
Met betrekking tot het conflict met de gemeente gaan we er vanuit dat de zelfredzame
Johan geen behoefte heeft aan begeleiding, maar dat het hem lukt om zelfstandig bezwaar te
maken.
2007: Johan stapt naar het Juridisch Loket. Hier wordt hem eerst geadviseerd om met
de werkgever om tafel te gaan zitten. Van een goed gesprek tussen beiden is immers
nog geen sprake geweest. Het Juridisch Loket neemt een aantal punten met Johan door
die hij daar moet bespreken. Zo moet Johan goed uitleggen wat zijn intenties waren
met het solliciteren bij de concurrent, dat hij nog steeds de intentie heeft om zich als
een goed werknemer te gedragen binnen het bedrijf en moet hij samen met zijn
werkgever zoeken naar oplossingen. De medewerker van het Juridisch Loket geeft
Johan nog wat extra tips over zijn houding en waar hij tijdens het gesprek zeker op in
moet gaan. De mogelijkheid van mediation wordt ook kort met Johan besproken (zie
stap 3).
2014: De medewerker van het Juridisch Loket adviseert Johan om eerst om tafel te
gaan met de werkgever, omdat van een goed gesprek tussen beiden nog geen sprake is
geweest. Johan zou aan de optie van mediation kunnen denken; een neutrale derde die
bemiddelt tijdens dit gesprek. De medewerker van het Juridisch Loket stelt voor om
Johan naar een mediator door te verwijzen (zie stap 3).
2016: in 2016 is het de bedoeling dat de eerste lijn wordt versterkt (maatregel 3). Dit
betekent dat de eerste lijn niet alleen adviezen geeft, maar ook problemen voor
rechtzoekenden probeert op te lossen. Binnen een pilot bij het Juridisch Loket zijn
zowel juristen als advocaten betrokken. De nadruk ligt dan op waar mogelijk nietjuridische oplossingen. Ook in 2016 zal het Juridisch Loket Johan daarom adviseren
om het probleem eerst met de werkgever zelf (al dan niet met behulp van een
mediator) op te lossen.
45
Stap 3: toegang tot overleg en onderhandeling
In het kader van het arbeidsconflict is het op dit moment belangrijk dat Johan in gesprek
treedt met zijn werkgever. Er is namelijk sprake van een dreigend ontslag; het UWV heeft de
ontslagvergunning nog niet verleend. Ook met betrekking tot het conflict met de gemeente is
er behoefte aan overleg.
2007: Bij brief van 19 april 2004 heeft de Minister van Justitie aangekondigd het
gebruik van mediation, ofwel conflictbemiddeling, te willen stimuleren. 147 Sinds 1
april 2005 kunnen rechtzoekenden ook voor mediation een toevoeging aanvragen. 148
Johan komt hier echter niet voor in aanmerking met zijn inkomen dat net boven de
Wrb-grens valt. Kortom, als Johan mediation zou willen, moet hij het zelf betalen. Dit
maakt het voor hem geen aantrekkelijke optie.
Na ontvangst van Johans bezwaarschrift, nodigt de gemeente Amersfoort Johan uit
voor de hoorzitting waar hij vragen kan stellen en zijn standpunt nog eens kan
toelichten. Omdat Johan hier geen ervaring mee heeft en omdat hij het fijn zou vinden
om wat meer begeleiding te krijgen van iemand met specialistische kennis, bezoekt hij
het Juridisch Loket. Op dit spreekuur wordt hem verteld dat in het bestuursrecht geen
beginsel van verplichte procesvertegenwoordiging geldt, dus dat Johan in principe
alleen naar de hoorzitting kan gaan. De medewerker van het Jurdisch Loket neemt zijn
standpunt en argumenten met hem door.
2014: Sinds 2009 bestaat er een wettelijke grondslag voor de Raad voor rechtsbijstand
om ook toevoegingen afgeven voor mediation (maatregel 54). Johan verdient €23.100
netto op jaarbasis en is in 2014 dus Wrb-gerechtigd. Dit maakt mediation voor Johan
een relatief goedkope optie, want voor vier uur mediation geldt slechts een eigen
bijdrage van €53,00. Als de mediation langer dan 4 uur duurt, wordt het bedrag
€105,00. 149 Johan wordt door het Juridisch Loket doorverwezen naar een mediator.
De gemeente Amersfoort is één van de gemeentes die meedoet aan het project
Prettig Contact met de Overheid van het ministerie van BZK (maatregel 39). Door een
meer informele aanpak en door eerder persoonlijk contact tussen ambtenaar en burger,
wordt geprobeerd om conflicten vroegtijdig op te lossen voordat zij verder escaleren.
Hiermee wordt een stap naar de rechter voorkomen. Na ontvangst van Johans
bezwaarschrift, belt een gemeenteambtenaar Johan op. De ambtenaar legt Johan uit
waarom hij geen vergunning voor zijn dakkapel krijgt. Daarnaast vertelt de ambtenaar
Johan dat er verschillende mogelijkheden zijn om vergunningsvrij te bouwen. Zo zou
Johan ervoor kunnen kiezen om een dakkapel aan de achterkant van zijn huis te
bouwen, of de maten van zijn gewenste dakkapel aan te passen zodat deze toch
147
Kamerstukken II 2003/04, 29 528, nr. 1, blz. 2 en 5
Vooruitlopend op een wettelijke grondslag, gaven de raden vanaf 1 april 2005 reeds op grond van artikel
4:23, derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht mediationtoevoegingen af. De wettelijke grondslag
voor mediationtoevoeging kwam per 1 juli 2009 met de Wet van 29 december 2008, Staatsblad 2009, 4.
149
http://rvr.org/nl/subhome_rz/rechtsbijstandverlener,Inkomensgrenzen.html#inkomensnormen
148
46
vergunningsvrij gebouwd kan worden. Johan voelt zich zeer respectvol en prettig
bejegend door de ambtenaar en is blij dat hij niet verder hoeft te procederen.
2016: in 2016 is er niet veel veranderd, te meer nu de verschuiving van
geschilbeslechting naar conflictoplossing steeds meer doorzet onder invloed van
succesvolle projecten als Prettig Contact met de Overheid en Proactieve
Geschiloplossing (maatregel 39).
Johan verzoekt zijn werkgever om met elkaar om tafel te gaan. Het is voorstelbaar dat de
werkgever openstaat voor overleg en dat zij er met elkaar goed uitkomen. In deze casestudy
gaan wij echter uit van de situatie dat ze er samen niet uit komen. De werkgever staat niet
open voor een gesprek (al dan niet onder begeleiding van een mediator); of het gesprek loopt
op niets uit. De werkgever blijft stellen dat het vertrouwen in Johan weg is. Met het
opgebouwde dossier in de hand vraagt de werkgever een ontslagvergunning aan bij het UWV
en deze wordt verleend. Johan heeft tien dagen de tijd om een verweerschrift in te dienen
waarmee hij het verleen van een ontslagvergunning aan zijn werkgever kan betwisten. Hij
gaat eerst terug naar het Juridisch Loket voor hulp en advies. Daar wordt hem verteld dat,
omdat het om persoonlijke redenen gaat, Johan goede kansen heeft in een verweerschrift. Het
Juridisch Loket geeft hem tips voor zijn verweerschrift. Omdat Johan Wrb-gerechtigd is, komt
hij voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking, maar betaalt wel een hoge eigen bijdrage
(stap 4).
In deze casestudy werpt het project Prettig Contact met de Overheid zijn vruchten af
voor de gemeente Amersfoort en voor Johan. Johan heeft in een vroeg stadium te horen
gekregen wat hij moet doen om vergunningsvrij een dakkapel te kunnen bouwen. Er zijn
natuurlijk ook gevallen voorstelbaar waar een burger minder ontvankelijk voor deze
informele aanpak is, of dat er desondanks reden is om toch in beroep te gaan bij de
bestuursrechter. Daarom wordt hieronder tenslotte nog de stap behandeld waarbij Johan wél
in beroep zou gaan tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente Amersfoort (stap 4).
47
Stap 4: toegang tot een neutrale bindende interventie
De werkgever heeft inmiddels een ontslagvergunning van het UWV gekregen. Johan wil zijn
ontslag aanvechten bij de kantonrechter door middel van een opzichzelfstaande procedure op
grond van kennelijk onredelijk ontslag. Deze procedure is veel moeilijker dan de
ontslagvergunningsprocedure. Daarom gaat Johan weer terug naar het Juridisch Loket om
meer inzicht te krijgen in zijn mogelijkheden, om samen een kosten-batenafweging te maken
en om zijn kansen in te schatten. Afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval
zal het Juridisch Loket hem adviseren om de procedure wel of niet te doorlopen. In de praktijk
wordt deze procedure maar relatief zelden gebruikt. In deze casestudy bespreken wij hoe de
situatie er voor Johan uit zou zien als hij de procedure wel zou willen doorlopen. Bij de
kantonrechter is procesvertegenwoordiging niet verplicht (art. 79 lid 1 Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering), maar Johan overweegt om zich toch te laten bijstaan door een
arbeidsrechtadvocaat.
Ook met de gemeente is Johan er nog niet uitgekomen. Daarom wil hij bij de
bestuursrechter in beroep tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente Amersfoort.
2007: Johan valt in 2007 buiten de Wrb-grens. Dat betekent dat hij geen recht heeft op
toevoeging en dat hij het uurtarief van de arbeidsrechtadvocaat zou moeten betalen.
De griffierechten bij de kantonrechter waren in 2007 voor Johan als eisende
partij €105,00 ingevolge artikel 2 lid 2 sub f van de Wet Tarieven in Burgerlijke
Zaken.
Als Johan in 2007 besluit om in beroep te gaan tegen de beslissing op bezwaar
van de gemeente Amersfoort, dan betekent dit allereerst dat hij €39,00 aan
griffierechten kwijt is, ingevolge het artikel 8:41 Awb. Voor rechtskundig advies komt
Johan niet in aanmerking voor een toevoeging, omdat hij in 2007 niet Wrb-gerechtigd
is. De anticumulatiebepaling die in 2013 is afgeschaft (maatregel 23) gold in 2007
wel, maar was niet op Johan van toepassing, omdat Johan niet in aanmerking komt
voor een toevoeging, aangezien hij niet Wrb-gerechtigd is. Als Johan middels een
procesvertegenwoordiger in beroep wil gaan tegen het besluit van de gemeente
Amersfoort, dan zal hij dus het uurtarief van een advocaat moeten betalen.
2014: Johan valt in 2014 binnen de Wrb-grens, die in 2014 €25.600 bedraagt
ingevolge artikel 34 Wet op de Rechtsbijstand. Johan heeft dus in principe recht op
toevoeging. De eigen bijdrage hiervoor is per 2013 verhoogd (maatregel 19). Op grond
van artikel 2 Bebr bedraagt zijn eigen bijdrage hiervoor €823,00. Wel krijgt Johan
€53,00 korting als gevolg van de diagnose en triagemaatregel (maatregel 34).
De griffierechten bij de kantonrechter zijn voor Johan als eisende partij €77,00,
ingevolge artikel 10 lid 2 van de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken, omdat zijn
zaak een onbepaalde waarde 150 heeft. Als gevolg van de Reparatiewet griffierechten
burgerlijke zaken (maatregel 26) heeft de rechter de bevoegdheid om te bepalen dat de
werkgever, wanneer die in het ongelijk wordt gesteld, het bedrag aan griffierechten
150
In beginsel vordert Johan vernietiging van het concurrentiebeding, dan wel het terugdraaien van zijn ontslag.
Het is denkbaar dat hij subsidiair schadevergoeding van zijn voormalig werkgever vordert.
48
moet betalen tot maximaal het bedrag dat de werkgever zelf zou moeten hebben
betaald als hij zelf eiser was.
Vanaf de zomer van 2014 zou Johan zijn zaak eventueel online kunnen
indienen, gebruikmakend van de eKantonrechter (maatregel 28). Dat is voor de online
handige Johan wel zo gemakkelijk. Zijn werkgever moet hier wel mee instemmen.
Voor het beroep bij de bestuursrechter is Johan in 2014 ingevolge artikel 8:41
Awb als natuurlijk persoon €45,00 kwijt. In 2014 valt Johan met zijn inkomen net
binnen de Wrb-grens, waardoor hij recht heeft op toevoeging. Als Johan zich bij het
Juridisch Loket laat doorverwijzen naar een bestuursrechtadvocaat krijgt hij als gevolg
van de diagnose en triagemaatregel €53,00 korting (maatregel 34). Omdat het beroep
van Johan niet ingewikkeld is, heeft Johan besloten dat hij graag rechtskundig advies
krijgt, maar niet per se bijstand van een advocaat tijdens de zitting nodig heeft. Sinds
2009 is de lichte adviestoevoeging in werking getreden (maatregel 52). Dit betekent
dat Johan tegen een eigen bijdrage van €77 eenvoudige rechtshulp (max 3 uur) van een
advocaat kan krijgen.
Sinds 2006 worden rechtzoekenden die met behulp van gesubsidieerde
rechtsbijstand een financieel resultaat behalen, alsnog in staat geacht zelf de kosten
van hun rechtsbijstand te kunnen dragen (resultaatsbeoordeling). Een toevoeging
wordt op grond van de resultaatsbeoordeling met terugwerkende kracht ingetrokken
als het financiële resultaat tenminste 50% van het heffingsvrij vermogen bedraagt. Dit
zou het geval kunnen zijn voor Johan wanneer zijn schadevergoeding hoog uitvalt (>
€10.570,00).
2016: Omdat Johan in 2016 binnen de Wrb-grens blijft vallen (maatregel 9), heeft hij
recht op toevoeging. Zijn eigen bijdrage bedraagt in 2016 door de herdefiniëring
inkomensgroepen €745,00 (maatregel 9). Dit is €78,00 goedkoper dan in 2014. Johan
krijgt echter geen €53,00 korting meer, omdat hij eerst langs het Juridisch Loket is
geweest (maatregel 1). Vanaf 2016 gaat er selectie aan de poort plaatsvinden
(maatregel 4). Dit betekent dat het Juridisch Loket toetst of er aan een streng
noodzakelijkheidscriterium wordt voldaan om in aanmerking te komen voor
toevoeging. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe dat noodzakelijkheidscriterium
eruit komt te zien, maar gelet op het grote belang van Johan bij zijn arbeidsconflict, is
het voorstelbaar dat Johan hier wel aan voldoet.
De griffierechten bij de kantonrechter zijn voor Johan, als eisende partij, nog
niet te voorzien in 2016. Als het wetsvoorstel aanpassing tarieven in bestuurs- en
burgerzaken wordt aangenomen, worden de griffierechten met 2% verhoogd bij
kantonzaken en civiele zaken in eerste aanleg. 151
Afhankelijk van wat Johan precies bewerkstelligt bij de kantonrechter, kan de
clawback-maatregel (maatregel 2) – die bepaalt dat rechtzoekenden die een financieel
resultaat hebben behaald met behulp van gesubsidieerde rechtsbijstand zelf de kosten
kunnen dragen – van toepassing zijn. Als Johan bijvoorbeeld schadevergoeding krijgt
151
Wijziging van de algemene wet bestuursrecht, de wet rechten burgerlijke zaken en de wet op hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten, Kamerstuk 33757, nr. 7.
(aangemeld voor plenaire behandeling voor Tweede Kamer, gestart op 16 april 2014).
49
voor de tijd dat hij niet aan de slag kon bij de werkgever of bij de concurrent, of als
Johan alsnog bij de kantonrechter een ontslagvergoeding krijgt, dan kan de clawbackmaatregel van toepassing worden geacht.
Vanaf de zomer van 2014 zou Johan zijn zaak eventueel online kunnen
indienen, gebruikmakend van de eKantonrechter (maatregel 28). Dat is voor de online
handige Johan wel zo gemakkelijk. Zijn werkgever moet hier wel mee instemmen.
Daarnaast zorgt het grootschalige project KEI ervoor dat burgers vanaf 2016 digitaal
kunnen gaan procederen, wat voor Johan ook een aantrekkelijke optie kan zijn. 152
Voor het beroep bij de bestuursrechter geldt dat de griffierechten omhoog gaan
als gevolg van het Wetsvoorstel aanpassing tarieven griffierecht in bestuurs- en
burgerzaken, zodat er één nominaal tarief komt voor zowel civiele als bestuurszaken in
eerste aanleg. De precieze hoogte van het bedrag is nog onbekend, maar een groter
bedrag aan griffierechten draagt bij aan een scherpere afweging van Johan om wel of
niet beroep in te stellen. Omdat Johan in 2016 binnen de Wrb-grens blijft vallen
(maatregel 9), heeft hij recht op toevoeging. Zijn eigen bijdrage bedraagt in 2016 door
de herdefiniëring inkomensgroepen €745,00 (maatregel 9). Dit is €78,00 goedkoper
dan in 2014. Johan krijgt echter geen €53,00 korting meer, omdat hij eerst langs het
Juridisch Loket is geweest (maatregel 1).
Samenvattend
Voorop moet worden gesteld dat Johan, als gevolg van zijn zelfredzaamheid en
computervaardigheid, goed zijn weg weet te vinden binnen de juridische rechtshulp. Voor wat
betreft de toegang tot informatie heeft Johan geen rechtsbijstand of rechtshulp nodig. In het
kader van toegang tot begeleiding, toegang tot overleg en onderhandeling en toegang tot
een neutrale bindende interventie valt op dat, hoewel Johan zeer zelfredzaam is, hij alsnog
op zoek is naar duiding en bevestiging van de vele – en soms foutieve - informatie die hij op
internet heeft gevonden. Verder heeft hij behoefte aan advies in de vorm van een kosten-baten
analyse en het inschatten van zijn kansen. Daarnaast kan gesteld worden dat projecten als
Prettig Contact met de Overheid en Proactieve Geschiloplossing voor een rechtzoekende als
Johan kunnen bijdragen aan een eenvoudigere en bevredigendere oplossing van het geschil. In
2014 en 2016 komt Johan, in tegenstelling tot in 2007, in aanmerking voor toevoeging, wat
voor hem de mogelijkheden tot mediation (in zijn arbeidsconflict) en
procesvertegenwoordiging (in de beroepsprocedure) vergroot. Dat is overigens niet zozeer het
gevolg van een overheidsmaatregel, maar van indexering op basis van inflatie etc.
Tegelijkertijd worden de griffierechten in 2016 verhoogd, waardoor de toegang tot een
neutrale bindende interventie voor Johan weer duurder wordt, al zijn de precieze implicaties
hiervan nog onduidelijk. Concluderend kan gesteld worden dat Johan door zijn vermogen en
bereidheid om problemen zelf op te lossen, de maatregelen vooral een financieel effect voor
Johan hebben.
152
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rechtspraak-en-geschiloplossing/vernieuwing-in-derechtspraak/programma-kwaliteit-en-innovatie-rechtspraak-kei.
50
Rachid
Rachid (40 jaar) is getrouwd en heeft twee kinderen van 9 en 12 jaar oud. Rachid en zijn
gezin wonen in een koophuis in Almere. Rachid heeft een kantoorbaan en verdient iets boven
modaal (ruim €3300 per maand, €40.000 per jaar, in loondienst). Zijn vrouw verdient ruim
€800 per maand (ongeveer €10.000 per jaar). Rachid is behoorlijk zelfredzaam. Hij is gewend
om problemen zelfstandig op te lossen. Ook formele dingen, zoals de belastingaangifte, doet
hij zelf, en hij en zijn vrouw houden de financiële administratie keurig bij. Een echtscheiding
vindt hij wel spannend, vanwege de sterke emotionele lading en omdat hij de gevolgen ervan
nog niet echt kan overzien. Het liefst praat hij hier face to face over met een professional.
Het geschil
Rachid is getrouwd, maar het loopt al lange tijd niet meer zo soepel met zijn vrouw. Tot nu
toe is hij bij haar gebleven, omwille van de kinderen. Nu overweegt hij toch een
echtscheiding, maar hiervan kan hij de gevolgen nog niet echt overzien. Kan hij zijn kinderen
straks nog wel regelmatig blijven zien? En wat voor financiële gevolgen zou een
echtscheiding voor hem kunnen hebben? De vrouw van Rachid erkent dat de relatie niet meer
optimaal is, maar twijfelt sterk of een scheiding de beste oplossing is. Het belang van het
geschil is van onbepaalde waarde. Uiteindelijk komen Rachid en zijn vrouw er samen niet uit
en doen dus een verzoek op tegenspraak en hebben allebei een eigen advocaat nodig. Er zijn
geen huwelijkse voorwaarden afgesproken.
Maatregelen die mogelijk van toepassing zijn
- Afschaffing diagnose en triage (2016) (maatregel 1).
- Versterking eerste lijn (2016) (maatregel 3).
- Selectie aan de poort (2016) (maatregel 4).
- Echtscheiding op basis van gezinsinkomen (2016) (maatregel 6).
- Generieke verhoging eigen bijdrage (2013) (maatregel 19).
- Extra verhoging eigen bijdrage bij echtscheiding (2013) (maatregel 20).
- Richtlijn vereenvoudiging kinderalimentatie (2013) (maatregel 29).
- Invoering diagnose en triage (2011) (maatregel 34).
- Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) (2010) (maatregel 38).
- Hulpmiddel op internet bij echtscheidingen (2010) (maatregel 42).
- Invoering verplicht ouderschapsplan (2009) (maatregel 49).
- Afschaffing flitsscheiding (2009) (maatregel 50).
- Invoering substantiëringsplicht (2009) (maatregel 51).
- Invoering mogelijkheid voor rechter om echtgenoten te verwijzen naar mediation
(2009) (maatregel 52).
- Invoering lichte adviestoevoeging (2009) (maatregel 53).
- Invoering toevoeging mediation (2009) (maatregel 54).
- Lancering website rechtwijzer.nl (2007) (maatregel 58).
- Wetsvoorstel aanpassing tarieven in bestuurs- en burgerzaken (staat op de agenda)
(maatregel 57).
51
Wrb-gerechtigd?
2007: In beginsel is sprake van een gemeenschappelijke huishouding en geldt dat het
gezamenlijke inkomen niet meer dan €31.700 mag bedragen, maar in geval van
echtscheiding wordt het inkomen van de ex-partner door de Raad voor rechtsbijstand
niet betrokken in de beoordeling en wordt de inkomensnorm van alleenstaanden
toegepast, welke €22.400 bedraagt (zie de uitzondering in art. 34 lid 3 sub a Wrb). Het
inkomen van Rachid is €40.000 en valt dus boven de norm. Rachid komt daarmee niet
in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Voor zijn vrouw geldt met haar
inkomen van €10.000 dat zij wel in aanmerking komt voor gesubsidieerde
rechtsbijstand.
 Rachid is niet Wrb gerechtigd, zijn vrouw wel
2014: In beginsel is sprake van een gemeenschappelijke huishouding en geldt dat het
gezamenlijke inkomen niet meer dan €36.100 mag bedragen (art. 34 lid 3 sub a Wrb),
maar in geval van echtscheiding wordt het inkomen van de ex-partner door de Raad
voor rechtsbijstand niet betrokken in de beoordeling en wordt de inkomensnorm van
alleenstaanden toegepast, welke €25.600 bedraagt (zie de uitzondering in art. 34 lid 3
sub a Wrb). Het inkomen van Rachid is €40.000 en valt dus boven de norm. Rachid
komt daarmee niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Voor zijn vrouw
geldt met haar inkomen van €10.000 dat zij wel in aanmerking komt voor
gesubsidieerde rechtsbijstand.
 Rachid is niet Wrb gerechtigd, zijn vrouw wel
2016: In beginsel is sprake van een gemeenschappelijke huishouding en geldt dat het
gezamenlijke inkomen niet meer dan €36.100 mag bedragen (art. 34 lid 3 sub a Wrb).
Door de maatregel ‘echtscheiding op basis van gezinsinkomen’ wordt er vanaf 2016
ook in echtscheidingszaken gekeken naar het gezinsinkomen (maatregel 6). De
uitzondering van art. 34 lid 3 sub a, die in 2007 en 2014 nog wel gold, geldt in 2016
niet meer. Het gezinsinkomen bedraagt €50.000 en valt dus boven de norm van
€36.100. Rachid komt daarmee niet in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand.
Voor zijn vrouw geldt uiteraard hetzelfde, aangezien het om het gezinsinkomen gaat
en het inkomen van Rachid dus wordt meegeteld.
 Rachid is niet Wrb gerechtigd, zijn vrouw ook niet
52
Stap 1: toegang tot informatie
Rachid wil informatie over het materiële recht: Wat zijn de financiële gevolgen van een
scheiding voor hem, en welke rechten heeft hij met betrekking tot de omgang met zijn
kinderen? Hij wil ook informatie over de procedures, er zal immers wel heel veel geregeld
moeten worden. Hoe gaat dat allemaal in zijn werk? Welke formaliteiten moeten geregeld
worden en naar wie moet hij toe om dat te regelen? Hoeveel tijd en geld kost een scheiding?
En wat nou als zijn vrouw uiteindelijk niet mee wil werken aan de scheiding? Hoe zit het met
het huis en alimentatie? En waar moet hij verder nog allemaal aan denken?
2007: Rechtwijzer.nl bestaat sinds 2007 (maatregel 58). Hier vindt Rachid veel
informatie over zijn probleem, want echtscheiding is één van de gebieden waar
rechtwijzer.nl informatie over aanbiedt.
2014: Er zijn de afgelopen jaren veel mogelijkheden in het leven geroepen in het kader
van toegang tot informatie. Deze initiatieven gaan uit van een bepaalde mate van
zelfredzaamheid en proberen het eigen probleemoplossend vermogen te bevorderen. 153
Daarom zijn deze initiatieven voornamelijk gericht op het zelfstandig vergaren van
informatie via internet. Zo kan Rachid goed terecht op het in 2012 volledig
vernieuwde rechtwijzer.nl. Daar wordt hem aangeraden om te proberen in goed
overleg met zijn partner alvast (voorlopige) afspraken te maken over de kinderen, de
woning, de inboedel en de financiën, voordat ze naar de advocaat/mediator stappen. In
2010 zijn echtscheidingsplan.nl (waar mensen hun echtscheidings- en ouderschapsplan
online kunnen opstellen) en ouders-uit-elkaar.nl (gericht op kinderen wiens ouders uit
elkaar gaan) gelanceerd (maatregel 42). Ook daar vindt Rachid wat nuttige informatie.
Zo komt Rachid erachter wat er zoal komt kijken bij een echtscheiding. Hij leest dat
alleen een rechter een huwelijk kan beëindigen, en dat er sowieso een advocaat of
advocaat-mediator nodig is om een scheiding aan te vragen. Als hij op één lijn zit met
zijn vrouw, kunnen ze samen één advocaat/mediator nemen. Dat is goedkoper en
sneller dan als ze allebei een eigen advocaat moeten inschakelen.
2016: Verwacht kan worden dat bovenstaande trend doorzet en dat steeds meer
informatie op een toegankelijke manier online beschikbaar komt (voor zover het dat
nu nog niet is). Rachid vindt zijn weg gemakkelijk op het internet en is hier dus mee
gediend.
Het is mogelijk dat Rachid hier al voldoende informatie en tips krijgt om aan de slag te gaan
en te proberen gezamenlijke afspraken met zijn vrouw te maken (stap 3). Soms is er behoefte
aan meer begeleiding. Een oplossing voor zijn probleem zit er in dit stadium sowieso nog niet
in, Rachid zal zich ook altijd nog tot een advocaat/mediator en rechter moeten wenden. 154
153
Zie bijv. de brief van de minister en de staatssecretaris van Veiligheid & Justitie van 13 december 2013
(Kamerstukken I, 33 750, nr. P), p. 10; en de NvT bij het Besluit van 10 september 2013 (Besluit aanpassingen
eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners), Staatsblad 2013, 345, p. 9-11.
154
Voor echtparen zonder minderjarige kinderen wordt dit binnenkort wellicht anders. Het Wetsvoorstel
scheiden zonder rechter betekent een vereenvoudiging van de echtscheidingsprocedure voor echtgenoten zonder
53
Stap 2: toegang tot begeleiding
De informatie die Rachid zelf heeft kunnen verzamelen, was voor hem erg nuttig. Toch zou hij
het fijn vinden om wat hulp te krijgen. Ook wil hij voor zijn eigen gemoedsrust nog steeds
graag face to face met een professional spreken.
2007: Een eerste stukje van de begeleiding die Rachid nodig heeft, wordt bij uitstek
aangeboden door het Juridisch Loket. Vanwege zijn hoge inkomen is het Juridisch
Loket eigenlijk niet voor hem bedoeld, maar in de praktijk zal de medewerker hem
toch te woord staan. Een rechtzoekende kan zich telefonisch, via de chat, of door in
persoon langs te gaan, kosteloos laten informeren. Het Juridisch Loket kan het
probleem van de rechtzoekende verhelderen en bijdragen aan het vinden van een
adequate oplossing. Daarbij kan het loket ook bepaalde handelingen voor de
rechtzoekende verrichten.
Het Juridisch Loket zal Rachid waarschijnlijk adviseren om een mediator in te
schakelen (stap 3).
2014: Rachid is niet Wrb-gerechtigd en de diagnose en triage korting is voor hem dus
geen prikkel om langs het Juridisch Loket te gaan. Bovendien is het Juridisch Loket,
zoals gezegd, niet primair voor mensen bedoeld met een inkomen zoals Rachid. Toch
is het goed voorstelbaar dat Rachid contact opneemt met het Juridisch Loket en in de
praktijk zal de medewerker hem toch te woord staan. Voor de vrouw van Rachid
bestaat de financiële prikkel van de diagnose en triage korting bovendien wel
(maatregel 34).
Het Juridisch Loket zal waarschijnlijk adviseren om een mediator in te
schakelen (stap 3).
2016: De diagnose en triage korting wordt afgeschaft (maatregel 1), met het oog op de
maatregelen ‘selectie aan de poort’ (maatregel 4) en ‘versterking eerste lijn’
(maatregel 3). Rechtzoekenden zoals Rachid zullen dan sowieso eerst langs het
Juridisch Loket moeten om in aanmerking te komen voor rechtsbijstand. Echter, zoals
hierboven uiteengezet, komen Rachid en zijn vrouw in 2016 niet meer in aanmerking
voor rechtsbijstand, omdat zij niet meer Wrb-gerechtigd zijn. Zij zullen zelf naar een
mediator (stap 3) of advocaat (stap 4) moeten stappen en het volle uurtarief moeten
betalen.
Ook na deze stap kan Rachid weer een stukje verder zijn geholpen, maar een oplossing voor
zijn probleem zit er in dit stadium nog niet in. Voor een echtscheiding zal hij zich altijd nog
tot een mediator (stap 3) of advocaat (stap 4) en rechter moeten wenden.
minderjarige kinderen op gemeenschappelijk verzoek. Echtgenoten moeten het dan wel eens zijn over de
echtscheiding en zelf afspraken maken over de gevolgen van hun scheiding (maatregel 61).
54
Stap 3: toegang tot overleg en onderhandeling
Rachid heeft geen zin in een vechtscheiding. Het lijkt hem voor de onderlinge
verstandhouding en voor hun kinderen het beste om alles zo veel mogelijk in goed overleg te
regelen. Bovendien kunnen ze dan een gezamenlijk verzoek bij de rechtbank indienen in
plaats van een verzoek op tegenspraak. Dat scheelt tijd, kosten en een hoop energie. De
makkelijkste en goedkoopste manier om een gezamenlijk verzoek in te dienen, is met behulp
van een mediator. Deze stap wordt hier besproken.
2007: Bij brief van 19 april 2004 heeft de Minister van Justitie aangekondigd het
gebruik van mediation, ofwel conflictbemiddeling, te willen stimuleren. 155 Sinds 1
april 2005 kunnen rechtzoekenden ook voor mediation een toevoeging aanvragen. 156
Rachid komt hier echter niet voor in aanmerking, omdat hij niet Wrb-gerechtigd is. De
vrouw van Rachid is wel Wrb-gerechtigd en komt daarom in aanmerking voor
mediationtoevoeging. In dat geval zou de vrouw van Rachid haar eigen bijdrage van
€46 (voor vier uur mediation) of €92 (voor verlengde mediation) moeten betalen, en
Rachid de helft van het uurtarief van de mediator.
In 2007 was de zogenaamde flitsscheiding nog mogelijk. Hierbij werd het
huwelijk eerst door een gemeenteambtenaar omgezet in een geregistreerd
partnerschap. Vervolgens kon dit geregistreerd partnerschap vrij eenvoudig en zonder
tussenkomst van een rechter ontbonden worden.
2014: Sinds 2009 bestaat er een wettelijke grondslag voor de Raad voor rechtsbijstand
om ook toevoegingen af te geven voor mediation (maatregel 54). Rachid komt hier
echter niet voor in aanmerking, omdat hij niet Wrb-gerechtigd is. De vrouw van
Rachid is wel Wrb-gerechtigd en komt daarom in aanmerking voor
mediationtoevoeging. In dat geval zou de vrouw van Rachid haar eigen bijdrage van
€53 (voor vier uur mediation) of €105 (als het langer duurt dan vier uur) moeten
betalen, en Rachid de helft van het uurtarief van de mediator.
Per 1 maart 2009 is de Wet bevordering ouderschap en zorgvuldige scheiding
in werking getreden. 157 Hiermee wordt de flitsscheiding afgeschaft (maatregel 49).
Ook worden ouders verplicht tot het opstellen van een ouderschapsplan (art. 815 lid 2
Rv) (maatregel 48). In dit plan staan afspraken over de gevolgen van scheiding voor de
daarbij betrokken minderjarige kinderen, zoals de verdeling van verzorging(skosten),
opvoeding(skosten) en omgang (art. 815 lid 3 Rv). Op echtscheidingsplan.nl kan
Rachid dat (alleen of samen met zijn vrouw) allemaal online regelen (maatregel 42).
De met dezelfde wet ingevoerde substantiëringsplicht (maatregel 50) is hier
ook van belang. Dit houdt in dat het uiteindelijke verzoekschrift moet vermelden over
155
Kamerstukken II 2003/04, 29 528, nr. 1, blz. 2 en 5
Vooruitlopend op een wettelijke grondslag, gaven de raden vanaf 1 april 2005 reeds op grond van artikel
4:23, derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht mediationtoevoegingen af. De wettelijke grondslag
voor mediationtoevoeging kwam per 1 juli 2009 met de Wet van 29 december 2008, Staatsblad 2009, 4.
157
Wet van 27 november 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het
afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet
bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad 2008, 500.
156
55
welke van de gevraagde voorzieningen al overeenstemming is bereikt en over welke
een verschil van mening bestaat met de gronden daarvoor (art. 815 lid 4 Rv). Partijen
moeten ook aangeven welke pogingen zij gedaan hebben om het conflict te beslechten.
Is bijvoorbeeld mediation geprobeerd? Deze informatie is voor een rechter belangrijk
om te bepalen of een verwijzing naar een mediator nog zinvol is. Met de Wet
bevordering ouderschap en zorgvuldige scheiding heeft de rechter namelijk de
wettelijke mogelijkheid gekregen om door te verwijzen naar mediation, art. 818 lid 2
Rv (maatregel 51). Rachid moet dus wel eerst goed overleggen met zijn vrouw.
Per 1 april 2013 is de Richtlijn vereenvoudiging kinderalimentatie ingevoerd
(maatregel 29). Dit is geen wet, maar een richtlijn afkomstig van de Werkgroep
Kinderalimentatienormen van de Rechtspraak. De belangrijkste verandering is de
invoering van een draagkrachttabel, aan de hand waarvan eenvoudig berekend kan
worden hoeveel de onderhoudsplichtige ouder op basis van zijn netto-inkomen moet
bijdragen. In het kader van overleg en onderhandeling kan dit behulpzaam zijn en
schept dit een hoop duidelijkheid. Ook kunnen ze op rechtwijzer.nl een tool vinden
waarmee ze de hoogte van de alimentatie kunnen berekenen (maatregel 58).
2016: Rachid en zijn vrouw zijn in 2016 beiden niet meer Wrb-gerechtigd. Zij zullen
dus beiden een mediator moeten zoeken en zelf het volle uurtarief moeten betalen.
Verder lijkt de situatie in 2016 wat betreft toegang tot overleg en onderhandeling niet
te verschillen van de situatie in 2014.
Zowel Rachid als zijn vrouw zien het nut van overleg en onderhandeling in, en beginnen dan
ook vol goede moed. De communicatie is echter niet optimaal en de emoties lopen gauw hoog
op. Het is mogelijk dat zij er met behulp van een mediator in slagen om samen goede
afspraken te maken. In dat geval zouden zij een gezamenlijk verzoek kunnen indienen, wat
goedkoper is dan een verzoek op tegenspraak. Niet altijd gaat het zo. In deze casestudy gaan
wij er vanuit dat Rachid en zijn vrouw er samen niet goed uit komen. Er zal dus een verzoek
op tegenspraak volgen; zowel Rachid als zijn vrouw hebben allebei een eigen advocaat nodig,
en moeten beiden griffierechten betalen.
56
Stap 4: toegang tot een neutrale bindende interventie
Rachid en zijn vrouw zullen voor hun echtscheiding sowieso ook toekomen aan deze laatste
stap. Ze zullen naar de rechter moeten. In deze casestudy gaan wij er van uit dat Rachid en
zijn vrouw er samen niet goed uit zijn gekomen. Er zal dus een verzoek op tegenspraak
volgen; zowel Rachid als zijn vrouw hebben allebei een eigen advocaat nodig en moeten
beiden griffierechten betalen.
2007: In 2007 is Rachid niet Wrb-gerechtigd en zal hij dus een advocaat moeten
zoeken en zelf het volle uurtarief moeten betalen. De vrouw van Rachid is wel Wrbgerechtigd en hoeft alleen een eigen bijdrage te betalen. Deze eigen bijdrage bedraagt
in 2007 €90 (art. 35 lid 3 sub a Wrb. In 2007 bestond het Bebr nog niet en werd de
eigen bijdrage geregeld in de Wrb zelf).
Rachid en zijn vrouw moeten het verzoek om echtscheiding via hun advocaten
bij de civiele rechter indienen en er zal een zitting volgen. Volgens artikel 2 van de
Wet tarieven in burgerlijke zaken, zoals geldend op 1 juni 2007, bedraagt het
griffierecht bij de rechtbank in zaken met betrekking tot Boek 1 BW €199. Dit
griffierecht (in de Wtbz aangeduid als ‘vast recht’) kan voor onvermogenden zoals de
vrouw van Rachid gehalveerd worden (zie artikel 17 en 18 Wtbz). Dan hoeft zij dus
slechts €99,50 te betalen.
Sinds 2006 worden rechtzoekenden die met behulp van gesubsidieerde
rechtsbijstand een financieel resultaat behalen, alsnog in staat geacht zelf de kosten
van hun rechtsbijstand te kunnen dragen (resultaatsbeoordeling). Een toevoeging
wordt op grond van de resultaatsbeoordeling met terugwerkende kracht ingetrokken
als het financiële resultaat tenminste 50% van het heffingsvrij vermogen bedraagt. Dit
zou het geval kunnen zijn voor de vrouw van Rachid. Als zij uit de echtscheiding een
geldbedrag ontvangt van meer dan 50% van het heffingsvrij vermogen, dan wordt de
toevoeging ingetrokken en moet zij alsnog het uurtarief van de advocaat/mediator
betalen.
2014: In 2014 is Rachid niet Wrb-gerechtigd, en zal hij dus zelf een advocaat moeten
zoeken en het volle uurtarief zelf moeten betalen. De vrouw van Rachid is wel Wrbgerechtigd en hoeft alleen een eigen bijdrage te betalen. Per 1 oktober 2013 is deze
generiek verhoogd (maatregel 19). Daarbovenop is nog een extra verhoging van de
eigen bijdrage in echtscheidingszaken ingevoerd (maatregel 20). De vrouw van Rachid
betaalt met haar inkomen van €10.000 de laagste eigen bijdrage, namelijk €340 (art. 2a
lid 3 sub e Bebr). Ze maakt wel aanspraak op de diagnose en triagekorting van artikel
2 lid 6 Bebr van €53 als zij eerst langs het Juridisch Loket gaat voor een
diagnosedocument (maatregel 34).
Rachid en zijn vrouw moeten het verzoek om echtscheiding via hun advocaten
bij de civiele rechter indienen en er zal een zitting volgen. Hiervoor moeten zij
griffierechten betalen. Op 30 september 2010 is de Wet griffierechten burgerlijke
zaken (Wgbz) ingevoerd (maatregel 38). Dit nieuwe systeem werkt met eenvoudige
standaardtarieven in plaats van met de gecompliceerdere percentageregeling, zoals die
voorheen gold. Rachid kan geen aanspraak maken op het lagere griffierecht voor
57
onvermogenden en moet dus €282 betalen (zie bijlage bij de Wgbz). De vrouw van
Rachid kan wel aanspraak maken op het lagere griffierecht voor onvermogenden, als
zij een afschrift van het besluit tot toevoeging overlegt. Dan betaalt zij €77. Aangezien
het niet om een gezamenlijk verzoek gaat moeten zij het beiden apart betalen.
Voor wat betreft de resultaatsbeoordeling is er niets veranderd.
2016: Door de maatregel ‘echtscheiding op basis van gezinsinkomen’ (maatregel 6)
zijn Rachid en zijn vrouw beiden niet meer Wrb-gerechtigd. Zij zullen dus zelf een
advocaat moeten zoeken en het volle uurtarief moeten betalen.
Rachid en zijn vrouw kunnen in 2016 beiden geen aanspraak meer maken op
het lagere griffierecht voor onvermogenden en moeten dus beiden €282 betalen (zie
bijlage bij de Wgbz). Aangezien het niet om een gezamenlijk verzoek gaat, moeten zij
het beiden apart betalen. Als het wetsvoorstel aanpassing tarieven in bestuurs- en
burgerzaken wordt aangenomen, worden de griffierechten met 2% verhoogd bij
kantonzaken en civiele zaken in eerste aanleg (maatregel 57).
Vanaf 2016 wordt het systeem van de resultaatsbeoordeling vervangen door het
instrument van clawback (maatregel 2). Op grond van clawback dient de
rechtzoekende een met gesubsidieerde rechtsbijstand behaald financieel resultaat
vooreerst te gebruiken om de door de overheid gemaakte kosten te compenseren. Het
resterende bedrag komt aan de rechtzoekende toe.
58
Samenvattend
De toegang tot informatie is voor de online handige Rachid erg groot. Rechtwijzer.nl, en
juridischloket.nl kunnen hem een eind op weg helpen. Voor wat betreft de toegang tot
begeleiding biedt o.a. het Juridisch Loket mogelijkheden, maar Rachid is niet Wrb-gerechtigd
en valt dus eigenlijk niet onder de doelgroep van het Juridisch Loket. Toch zal hij in de
praktijk wel te woord worden gestaan en worden verwezen naar een mediator. In het kader
van toegang tot overleg en onderhandeling valt op dat er enkele maatregelen genomen zijn
die overleg en onderhandeling zouden moeten stimuleren, zoals de invoering van het
ouderschapsplan, de substantiëringsplicht, de afschaffing van de flitsscheiding, de richtlijn
vereenvoudiging kinderalimentatie, en de regeling van de vergoeding van
conflictbemiddeling. Ook in dit kader moet opgemerkt worden dat in 2007 en 2014 sprake is
van de volgende situatie: de vrouw van Rachid is wel Wrb-gerechtigd, maar Rachid niet. Dat
betekent dat de vrouw van Rachid slechts een eigen bijdrage hoeft te betalen voor een
mediator, en Rachid de helft van het uurtarief. In 2016 wordt deze ongelijkheid opgeheven en
zijn zij beiden niet meer Wrb-gerechtigd. Zij zullen dan allebei zelf de mediator moeten
betalen. Ook in het kader van de toegang tot een neutrale bindende interventie wordt
bovenstaande ongelijke situatie opgeheven. Ook hier was het zo dat Rachid het volledige
uurtarief van een advocaat moest betalen, en zijn vrouw slechts een eigen bijdrage. Vanaf
2016 moeten zij beiden het volledige uurtarief betalen. Een mogelijk gevolg hiervan is dat de
vrouw van Rachid een beroep zal doen op bijzondere bijstand, waardoor de overheid alsnog
opdraait voor de kosten. Dit soort consequenties vallen echter niet binnen de reikwijdte van
dit onderzoek. Ook met betrekking tot de griffiekosten wordt vanaf 2016 de ongelijkheid
opgeheven. De griffiekosten bedroegen voor Rachid in 2007 €199, in 2014 €282 en in 2016
€282 plus 2%. Voor de vrouw van Rachid waren de griffierechten in 2007 €99,50, in 2014
€77 en in 2016 €282 plus 2%. Wat tot slot nog kan worden opgemerkt, is dat Rachid en zijn
vrouw, ondanks hun in beginsel positieve en zelfredzame houding toch niet ontkomen aan de
gang naar de rechter, te meer omdat dit in het geval van echtscheiding meestal verplicht is.
59
60
Joyce
Joyce (20 jaar) is een alleenstaande student en huurt een kamer in Nijmegen. Ze heeft een
bijbaan in de Hema, ontvangt studiefinanciering en zorgtoeslag, waarmee haar inkomen
uitkomt op ongeveer €12.000 per jaar. Joyce is redelijk zelfredzaam. Op internet kan ze haar
weg uitstekend vinden en ze beheerst de Nederlandse taal prima, maar ze is nog jong, staat net
op eigen benen en vindt het spannend om zelfstandig formele dingen te regelen bij officiële
instanties. Op haar studentenvereniging vangt ze af en toe wel eens wat op over rechten die je
als huurder hebt. Ze bewaart al haar post keurig in een ordner.
Het geschil
Joyce heeft een probleem met de huisbaas. Ze is het niet eens met het
huurprijsverhogingsvoorstel van dit jaar. Volgens haar is er sprake van achterstallig
onderhoud, dus ze is zeker niet van plan om meer huur te gaan betalen. De verhuurder is
slecht bereikbaar, maar heeft telefonisch aangegeven dat de betreffende reparaties volgens
hem niet onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Hij zegt ook dat hij in zijn recht staat met de
huurverhoging. Het financieel belang van het geschil is gering, namelijk €920 (huurverhoging
van €30 per maand x 24 maanden 158 = €720. Reparatiekosten van het betreffende achterstallig
onderhoud: €200).
Maatregelen die mogelijk van toepassing zijn
- Afschaffing diagnose en triage (2016) (maatregel 1).
- Versterking eerste lijn (2016) (maatregel 3).
- Selectie aan de poort (2016) (maatregel 4).
- Uitsluiting huurgeschillen van rechtsbijstand (2016) (maatregel 5).
- Verhoging eis minimaal financieel belang (2) (2016) (maatregel 11).
- Generieke verhoging eigen bijdrage (2013) (maatregel 19).
- eKantonrechter (2013) (maatregel 28).
- Invoering diagnose en triage (2011) (maatregel 34).
- Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) (2010) (maatregel 38).
- Verhoging eis minimaal financieel belang (1) (2010) (maatregel 45).
- Invoering lichte adviestoevoeging (2009) (maatregel 53).
- Invoering toevoeging mediation (2009) (maatregel 54).
- Lancering website rechtwijzer.nl (2007) (maatregel 58).
158
Zie artikel 4 lid 6 Brt.
61
Wrb-gerechtigd?
2007: Vanwege haar lage inkomen (€12.000 per jaar) komt Joyce in aanmerking voor
gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb zoals geldend op 1 juni 2007 stelde de
inkomensgrens op €22.400 voor alleenstaanden).
 Joyce is wel Wrb-gerechtigd
2014: Vanwege haar lage inkomen (€12.000 per jaar) komt Joyce in aanmerking voor
gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb stelt de inkomensgrens op €25.600 voor
alleenstaanden). Per 23 april 2010 zijn de drempels voor het minimale financiële
belang (zie art. 4 Brt) verhoogd naar €250 (lichte adviestoevoeging, voorheen €90),
€500 (proceduretoevoeging, voorheen €180) en €1000 (toevoeging in een
cassatiezaak, voorheen €360). Als het financieel belang van een zaak onder die
drempel ligt, wordt in beginsel geen gesubsidieerde rechtsbijstand verstrekt (art. 4
Brt). Voor Joyce en haar zaak met een financieel belang van €920 is er niet veel
veranderd; ze voldoet aan het minimale financiële belang.
 Joyce is wel Wrb-gerechtigd
2016: Hoewel Joyce met haar geschil met een financieel belang van €920 nog wel
voldoet aan de wederom verhoogde drempel voor het minimale financiële belang van
€500 voor lichte adviestoevoeging (voorheen €250, tot 23 april 2010 €90) (zie art. 4
Brt) (maatregel 11), zal Joyce niet meer in aanmerking komen voor gesubsidieerde
rechtsbijstand. Niet alleen worden aanvragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand door
de maatregel ‘selectie aan de poort’ voortaan door het Juridisch Loket getoetst aan een
streng noodzakelijkheidscriterium (maatregel 4), per 1 januari 2016 worden
huurgeschillen bovendien uitgesloten van gesubsidieerde rechtsbijstand
(uitzonderingen daargelaten) (maatregel 5). De overheid is van mening dat
consumentengeschillen en huurrecht veelal goed verzekerbaar zijn en vaak ook door
burgers zelf aan bijvoorbeeld geschillencommissies kunnen worden voorgelegd. Als
deze maatregel ingevoerd wordt (en dat is beoogd per 1 januari 2016), dan kan Joyce
geen aanspraak meer maken op gesubsidieerde rechtsbijstand in dit specifieke geschil.
 Joyce is niet Wrb-gerechtigd
62
Stap 1: toegang tot informatie
Joyce wil informatie over het materiële recht: wie is er verantwoordelijk voor het onderhoud?
En mag de huisbaas inderdaad deze forse prijsverhoging zomaar doorvoeren? Ze wil ook
informatie over procedures: waar moet ze naar toe om haar gelijk te halen? En hoeveel tijd
en geld zal haar dat gaan kosten?
2007: Rechtwijzer.nl bestaat sinds 2007 (maatregel 58). Hier zou Joyce prima terecht
kunnen met haar probleem, want huurzaken is één van de gebieden waar rechtwijzer.nl
de rechtzoekende mee van dienst kan zijn.
2014: Er zijn de afgelopen jaren veel mogelijkheden in het leven geroepen in het kader
van toegang tot informatie. Deze initiatieven gaan uit van een bepaalde mate van
zelfredzaamheid en proberen het eigen probleemoplossend vermogen te bevorderen. 159
Daarom zijn deze initiatieven voornamelijk gericht op het zelfstandig vergaren van
informatie via internet. Het meest aansprekende en voor Joyce relevante voorbeeld
hiervan is het in 2012 volledig vernieuwde rechtwijzer.nl, waar iedere rechtzoekende
gereedschap kan vinden voor het oplossen van problemen en conflicten (maatregel
58). Ook het Juridisch Loket biedt op haar website juridischloket.nl veel informatie en
daarnaast ook praktische tips en voorbeeldbrieven. Zo komt Joyce erachter dat ze kan
kiezen tussen een gang naar de huurcommissie of naar de kantonrechter. Ook op de
website huurcommissie.nl vindt ze veel informatie.
2016: Verwacht kan worden dat bovenstaande trend doorzet en dat steeds meer
informatie op een toegankelijke manier online beschikbaar komt (voor zover het dat
nu nog niet is). Joyce vindt haar weg gemakkelijk op het internet en is hier dus mee
gediend.
Het is goed mogelijk dat Joyce na deze stap al voldoende informatie en/of tips krijgt om haar
probleem zelfstandig op te lossen (zelfhulp). Dan hoeft ze niet langs eerste- of tweedelijns
rechtshulpverlening en dat scheelt haar en de overheid tijd en geld.
Bijvoorbeeld: Joyce vindt informatie over wie er verantwoordelijk is voor de
betreffende reparatie. Dat blijkt zij inderdaad zelf te zijn. Ook vindt ze informatie over de
regels omtrent de jaarlijkse huurverhoging, en nadat ze op basis van die informatie heeft
uitgerekend wat de maximale huurverhoging mag zijn, blijkt dat de huurprijs na de
voorgestelde huurverhoging hoger wordt dan wettelijk toegestaan. Met behulp van de
modelbrief van huurcommissie.nl schrijft ze hem een nette en heldere brief, waarna het
probleem opgelost wordt. Niet altijd gaat het zo gemakkelijk. Soms is er behoefte aan meer
begeleiding.
159
Zie bijv. de brief van de minister en de staatssecretaris van Veiligheid & Justitie van 13 december 2013
(Kamerstukken I, 33 750, nr. P), p. 10; en de Nota van Toelichting bij het Besluit van 10 september 2013
(Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners), Staatsblad 2013,
345, p. 9-11.
63
Stap 2: toegang tot begeleiding
De informatie die Joyce zelf heeft kunnen verzamelen, was voor haar erg nuttig. Toch zou ze
het fijn vinden om wat hulp te krijgen. Ze wil eigenlijk gewoon concreet horen van iemand die
er verstand van heeft of het zin heeft om tegen haar huisbaas in te gaan. En ze heeft zelf ook
nog geen antwoord kunnen vinden op de vraag of ze dan het beste naar de huurcommissie kan
gaan of naar de kantonrechter.
2007: De begeleiding die Joyce nodig heeft, wordt bij uitstek aangeboden door het
Juridisch Loket. Een rechtzoekende kan zich telefonisch, via de chat, of door in
persoon langs te gaan, kosteloos laten informeren. Het Juridisch Loket kan het
probleem van de rechtzoekende verhelderen en bijdragen aan het vinden van een
adequate oplossing. Daarbij kan het loket ook bepaalde handelingen voor de
rechtzoekende verrichten.
Een andere vorm van hulp die Joyce wellicht verder kan helpen, is eenvoudig
rechtskundig advies door een rechtsbijstandsverlener, zoals bijvoorbeeld een advocaat.
Joyce is in 2007 Wrb-gerechtigd dus kan zij (via de betreffende advocaat) bij de Raad
voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging indienen. In 2007 werd er nog
geen onderscheid gemaakt tussen lichte adviestoevoeging en gewone toevoeging, en
was de eigen bijdrage dus ook hetzelfde voor beide vormen van rechtshulpverlening.
De eigen bijdrage die Joyce hiervoor zou moeten betalen was de per 1 januari 2007
geldende eigen bijdrage van €90 (art. 35 lid 3 sub a Wrb. In 2007 bestond het Bebr
nog niet en werd de eigen bijdrage geregeld in de Wrb zelf).
2014: Er bestaat voor Joyce een financiële prikkel om eerst langs het Juridisch Loket
te gaan en nog niet direct naar een advocaat te gaan en rechtsbijstand aan te vragen.
Met de per 1 juli 2011 ingevoerde maatregel ‘diagnose en triage’ krijgen
rechtzoekenden namelijk €53 korting op de eigen bijdrage voor rechtsbijstand, indien
zij eerst langs het Juridisch Loket zijn gegaan en daar met een diagnosedocument
doorverwezen zijn naar de tweedelijns rechtshulpverlening (maatregel 34).
De begeleiding die Joyce nodig heeft, wordt aangeboden door het Juridisch
Loket. Een rechtzoekende kan zich telefonisch, via de chat, of door in persoon langs te
gaan, kosteloos laten informeren. Het Juridisch Loket kan het probleem van de
rechtzoekende verhelderen en bijdragen aan het vinden van een adequate oplossing.
Daarbij kan het loket ook bepaalde handelingen voor de rechtzoekende verrichten.
Als het Juridisch Loket dat nodig vindt vanwege de aard en omvang van het
geschil, kan het Juridisch Loket adviseren om de hulp van een advocaat in te
schakelen. Joyce is Wrb-gerechtigd en kan dus (via de betreffende advocaat) bij de
Raad voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging indienen. In 2009 is de
zogenaamde lichte adviestoevoeging ingevoerd, met een daarbij behorende lagere
eigen bijdrage dan voor overige toevoegingen (maatregel 52). Deze eigen bijdrage
bedraagt bij de invoering in 2009 €39, maar is per 1 oktober 2013 generiek verhoogd
naar €76 (maatregel 19) en per 1 januari 2014 geïndexeerd op €77 (art. 2(3)a Bebr).
Hiermee is de eigen bijdrage voor Joyce lager dan in 2007.
64
2016: In 2016 is Joyce niet meer Wrb-gerechtigd. De afschaffing van de diagnose en
triage korting (maatregel 1), de ‘selectie aan de poort’ (maatregel 4) en ‘versterking
eerste lijn’ (maatregel 3) hebben dus niet veel invloed op haar situatie. Dit betekent dat
Joyce het zal moeten doen met de begeleiding van het Juridisch Loket. Zelf naar een
advocaat stappen en het uurtarief betalen is voor Joyce praktisch onmogelijk.
Het is goed mogelijk dat Joyce na de begeleiding door het Juridisch Loket een adequate
oplossing voor haar probleem vindt en het verder zelf af kan handelen. Dat is hoe de overheid
het graag zou zien, want dan hoeft ze niet langs tweedelijns rechtshulpverlening en dat scheelt
haar en de overheid tijd en geld.
Bijvoorbeeld: Joyce heeft het contract meegenomen naar het Juridisch Loket en de
baliemedewerkster legt haaruit dat de huisbaas de reparatie moet uitvoeren. De
huurverhoging is wel wettelijk toegestaan. Samen schrijven ze een brief naar de huisbaas
waarin hij verzocht wordt om de reparaties uit te (laten) voeren. De huisbaas gaat hiermee
akkoord en Joyce gaat daarop (toch nog wel met een beetje tegenzin) akkoord met de
huurverhoging. Het is ook mogelijk dat Joyce na eenvoudig rechtskundig advies een oplossing
voor haar probleem vindt. Niet altijd gaat het zo gemakkelijk. Soms zijn er verdere stappen
nodig.
65
Stap 3: toegang tot overleg en onderhandeling
De informatie die Joyce heeft vergaard en de begeleiding die zij heeft gekregen van het
Juridisch Loket en daarna eventueel nog van een advocaat, waren voor haar erg nuttig.
Hiermee heeft ze enkele tools in handen gekregen om in gesprek met haar huisbaas te gaan.
Het gebruik van mediation is in een huurgeschil niet realistisch, vanwege de aard van het
geschil en omdat de verhuurder hier waarschijnlijk niet aan wil meewerken, omdat deze
sowieso het volledige uurtarief zal moeten betalen. De optie van mediation wordt dan ook
buiten beschouwing gelaten. Joyce zal zelf in overleg moeten treden met haar huisbaas. Er
zijn geen maatregelen van toepassing.
66
Stap 4: toegang tot een neutrale bindende interventie
Als Joyce naar de rechter wil, zal zij zich geconfronteerd weten met de volgende maatregelen.
2007: Als Joyce de zaak voor de rechter wil brengen, zal ze naar de kantonrechter
moeten. Op grond van artikel 93 lid c Rv worden zaken betreffende een
huurovereenkomst door de kantonrechter behandeld en beslist, ongeacht het beloop of
de waarde van de vordering.
In het griffiestelsel zoals dat in 2007 gold, was de hoogte van de griffierechten
mede afhankelijk van de hoogte van het financieel belang van het geschil. Volgens
artikel 2 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken, zoals geldend op 1 juni 2007,
bedraagt het griffierecht bij de kantonrechter €151 bij een geschil met een financieel
belang tussen de €453 en €1361. Dit griffierecht (in de Wtbz aangeduid als ‘vast
recht’) kan voor onvermogenden als Joyce verlaagd worden met de helft. Dan hoeft zij
slechts €75,50 te betalen.
Hulp van een advocaat is bij een kantonprocedure niet verplicht (art. 79 lid 1
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Mocht Joyce toch hulp van een advocaat
willen, dan komt ze vanwege haar lage inkomen in theorie in aanmerking voor
gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb zoals geldend op 1 juni 2007 stelde de
inkomensgrens op €22.400 voor alleenstaanden). De eigen bijdrage die Joyce hiervoor
zou moeten betalen was de per 1 januari 2007 geldende eigen bijdrage van €90 (art. 35
lid 3 sub a Wrb. In 2007 bestond het Bebr nog niet en werd de eigen bijdrage geregeld
in de Wrb zelf).
2014: Als Joyce de zaak voor de rechter wil brengen, zal ze naar de kantonrechter
moeten. Op grond van artikel 93 lid c Rv worden zaken betreffende een
huurovereenkomst door de kantonrechter behandeld en beslist, ongeacht het beloop of
de waarde van de vordering.
Als Joyce de zaak voor de kantonrechter wil brengen, moet ze griffierechten
betalen. Op 30 september 2010 is de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)
ingevoerd. Dit nieuwe systeem werkt met eenvoudige standaardtarieven in plaats van
met de gecompliceerdere percentageregeling, zoals die voorheen gold. Joyce komt als
onvermogende (inkomen tot €25.600, art. 2(1) Bebr) in aanmerking voor het lage
tarief van €77 (art. 16 lid 1 Wgbz). Hiervoor moet zij wel een afschrift van het besluit
tot toevoeging van de Raad voor rechtsbijstand of een inkomensverklaring van de
Raad voor Rechtsbijstand kunnen overleggen, die zij digitaal of schriftelijk kan
aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. De griffierechten zijn voor Joyce door de
Wgbz niet verhoogd (de stijging van €75,50 naar €77 is indexering).
Hulp van een advocaat is bij een kantonprocedure niet verplicht (art. 79 lid 1
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Mocht Joyce toch hulp van een advocaat
willen, dan komt ze vanwege haar lage inkomen in theorie in aanmerking voor
gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb). Hiervoor betaalt ze de per 1 oktober 2013
generiek verhoogde eigen bijdrage van €196 voor verlening van rechtsbijstand op
basis van een toevoeging (art. 2(1)a Bebr). Omdat Joyce eerst langs het Juridisch
67
Loket is gegaan, krijgt ze de diagnose en triage korting van €53 (art. 2(6) Bebr). Voor
eenvoudig rechtskundig advies betaalt ze een eigen bijdrage van €76 (art. 2(3)a Bebr).
Als Joyce besluit om naar de kantonrechter te gaan, zou ze haar zaak vanaf de
zomer van 2014 mogelijk online kunnen indienen bij de eKantonrechter (maatregel
28). Dat is voor Joyce wel zo gemakkelijk. De wederpartij moet daar wel mee akkoord
gaan.
2016: Als Joyce de zaak voor de kantonrechter wil brengen, moet ze griffierechten
betalen. Als het wetsvoorstel aanpassing tarieven in bestuurs- en burgerzaken wordt
aangenomen, worden de griffierechten met 2% verhoogd bij kantonzaken en civiele
zaken in eerste aanleg (maatregel 57).
Zoals hierboven uitgelegd, is Joyce vanwege het uitsluiten van de
huurgeschillen voor rechtsbijstand, niet meer Wrb-gerechtigd in dit specifieke geschil
(maatregel 5). De overheid is van mening dat consumentengeschillen en huurrecht
veelal goed verzekerbaar zijn en vaak ook door burgers zelf aan bijvoorbeeld
geschillencommissies kunnen worden voorgelegd. Procederen, en dus toevoeging, is
niet de meest aangewezen route voor het vinden van een oplossing van het geschil,
aldus de regering. Als deze maatregel ingevoerd wordt (en dat is beoogd per 1 januari
2016), dan kan Joyce geen aanspraak meer maken op gesubsidieerde rechtsbijstand.
De gang naar bijvoorbeeld de huurcommissie wordt dan (nog) aantrekkelijker. Ook het
afsluiten van een rechtsbijstandsverzekering, lidmaatschap van de Woonbond, een
klachtregeling bij de woningbouwvereniging, of het melden van ernstig achterstallig
onderhoud bij bouw- en woningtoezicht van de gemeente worden door de
staatssecretaris genoemd als beschikbare alternatieven. 160
160
Zie brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7-8.
68
Samenvattend
De toegang tot informatie is voor de online handige Joyce erg groot. Rechtwijzer.nl,
juridischloket.nl en huurcommissie.nl kunnen haar een eind op weg helpen. Ook de toegang
tot begeleiding is ruim voldoende. Het Juridisch Loket biedt voldoende mogelijkheden en
tools om zelf met het probleem aan de slag te gaan. Wanneer zij eenvoudig rechtskundig
advies van een advocaat nodig heeft, betaalt zij hiervoor in 2007 een eigen bijdrage van €90
en in 2014 €77. In 2016 komt Joyce niet meer in aanmerking voor rechtsbijstand vanwege de
uitsluiting van huurgeschillen, dus wordt eenvoudig rechtskundig advies van een advocaat
praktisch onhaalbaar. In het kader van toegang tot overleg en onderhandeling kan worden
opgemerkt dat mediation in 2007 nog niet werd gesubsidieerd door middel van een
toevoeging. In 2014 is dat wel het geval, wat gunstig is voor Joyce, hoewel ze hiervoor wel de
eigen bijdrage van €196 (mogelijk nog met aftrek van de diagnose en triage korting van €53)
moet betalen. In 2016 is Joyce wat mediation betreft weer terug bij de situatie van 2007: er is
voor haar geen toevoeging mogelijk, omdat huurgeschillen uitgesloten worden van
toevoeging, en omdat ze de drempel van het minimaal financieel belang niet haalt. Met
betrekking tot de toegang tot een neutrale bindende interventie is er veel veranderd: ze
betaalt €77 aan griffierechten, mogelijk in 2016 nog met 2% verhoogd, ten opzichte van
€75,50 in 2007. Gesubsidieerde rechtsbijstand wordt in 2016 voor Joyce een heel lastig
verhaal, vanwege de selectie aan de poort op basis van een streng noodzakelijkheidscriterium,
vanwege de verhoging van het minimale financieel belang en (vooral) vanwege het in
beginsel uitsluiten van huurgeschillen. Mocht ze toch gesubsidieerde rechtsbijstand krijgen,
dan betaalt ze daarvoor de verhoogde eigen bijdrage van €196, wat tot 1 januari 2016 met de
diagnose en triage korting van €53 wordt verminderd.
69
70
Reshmi
Reshmi (27 jaar) is single en huurt een appartement in Den Haag. Reshmi ontvangt een WWuitkering en werkt daarnaast af en toe zwart in de strandtent van haar broer. Reshmi is matig
zelfredzaam. Haar Nederlands is redelijk, en op internet kan ze ook haar weg wel vinden,
maar ze is erg betrekkelijkconflict vermijdend. Ze gaat slordig om met haar post: ze opent
lang niet alles, houdt geen administratie bij en gooit ook wel eens zomaar dingen weg. Het
probleem met betrekking tot haar zelfredzaamheid is niet dat ze de capaciteiten mist (ze kan
het wel), maar dat ze de bereidheid mist (ze wil het niet); ze is passief en stelt zich afhankelijk
op.
Het geschil
Reshmi is een echte levensgenieter en geeft al een tijdje maandelijks meer geld uit dan er
binnenkomt. Zo heeft ze een veel te duur telefoonabonnement afgesloten, omdat ze graag de
nieuwste Samsung wilde, gaat ze bijna elke week shoppen en heeft ze in een impulsieve bui
een zonvakantie naar Curaçao geboekt. Voor die vakantie heeft ze online een lening
afgesloten van €1000. De afgelopen drie maanden kon haar telefoonrekening van €100 niet
afgeschreven worden omdat ze te diep in het rood stond. Ook heeft ze drie maanden
huurachterstand van €500 per maand. Totale schuld: €2800.
Na meerdere aanmaningen van schuldeisers wordt besloten over te gaan tot
beslaglegging. Reshmi moet de kosten van de schuld en procedure betalen. Daarnaast is het
UWV er achter gekomen dat Reshmi zwart bijverdient in de strandtent en dat zij deze
bijverdiensten niet gemeld heeft op haar werkbriefje. Dit leidt ertoe dat de WW-uitkering
wordt herzien door urenaftrek en inkomstenaftrek. Bovendien krijgt Reshmi een boete. Dit
kan zij er absoluut niet bij gebruiken, omdat zij hiermee nog meer geld kwijt is. Ze besluit om
bezwaar te maken tegen het besluit van het UWV.
Maatregelen die mogelijk van toepassing zijn
- Afschaffing diagnose en triage (2016) (maatregel 1).
- Versterking eerste lijn (2016) (maatregel 3).
- Verhoging eis minimaal financieel belang (2016) (maatregel 11).
- Invoering diagnose en triage (2011) (maatregel 34).
- Verhoging eis minimaal financieel belang (2010) (maatregel 45).
- Lancering website rechtwijzer.nl (2007) (maatregel 58).
71
Wrb-gerechtigd?
2007: Op grond van haar WW-uitkering (€1379,00 per maand) komt Reshmi in
aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb, zoals geldend op 1 juni
2007, stelde de inkomensgrens op €22.400 voor alleenstaanden).
 Reshmi is wel Wrb-gerechtigd
2014: Op grond van haar WW-uitkering (€1379,00 per maand) komt Reshmi in
aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb stelt de inkomensgrens op
€25.600 voor alleenstaanden). Reshmi voldoet nog steeds aan de per 23 april 2010
verhoogde drempel van het minimale financiële belang (maatregel 45).
 Reshmi is wel Wrb-gerechtigd
2016: Op grond van haar WW-uitkering (€1379,00 per maand) komt Reshmi in
aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb stelt de inkomensgrens op
€25.600 voor alleenstaanden). Reshmi voldoet nog steeds aan de per 2016 wederom
verhoogde drempel van het minimale financiële belang (maatregel 11).
 Reshmi is wel Wrb-gerechtigd
72
Stap 1: toegang tot informatie
Vast staat dat Reshmi een lange tijd geen informatie over het materiële recht wilde. Reshmi
hanteerde een struisvogel-strategie en stak haar kop in het zand. De UWV-medewerker heeft
haar echter wel uitgelegd dat zij haar bijverdiensten moet vermelden en nu Reshmi dit niet
gedaan heeft, wordt de WW-uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken en
teruggevorderd. Daarnaast heeft Reshmi problemen met de incassobureaus en haar
huurbaas. Het begint Reshmi wat heet onder de voeten te worden en ze besluit ten aanzien
van dit probleem meer informatie te zoeken.
2007: Rechtwijzer.nl bestaat sinds 2007 (maatregel 58). Hier heeft Reshmi echter niet
zo veel aan, want rechtwijzer.nl biedt geen informatie met betrekking tot schulden. In
2005 heeft het Nibud samen met de NVVK zelfjeschuldenregelen.nl gelanceerd. De
website helpt mensen met schulden met een stappenplan, het maken van een
begroting, het berekenen van de aflossingscapaciteit en het benaderen van de
schuldeisers door middel van o.a. voorbeeldbrieven.
Op de website van het UWV vindt Reshmi wel informatie over de
consequenties van het niet doorgeven van haar bijverdiensten. Dit beangstigt haar
alleen nog maar meer en ze besluit even niets te ondernemen.
2014: Er zijn de afgelopen jaren veel mogelijkheden in het leven geroepen in het kader
van toegang tot informatie. Deze initiatieven gaan uit van een bepaalde mate van
zelfredzaamheid en proberen het eigen probleemoplossend vermogen te bevorderen. 161
Daarom zijn deze initiatieven voornamelijk gericht op het zelfstandig vergaren van
informatie via internet. Zoals gezegd vindt Reshmi op rechtwijzer.nl niet de informatie
die zezoekt. Naast de website zelfjeschuldenregelen.nl biedt ook de website van het
Juridisch Loket veel informatie en daarnaast ook praktische tips en voorbeeldbrieven.
Op de website van het UWV vindt Reshmi wel informatie over de
consequenties van het niet doorgeven van haar bijverdiensten. Dit beangstigt haar
alleen nog maar meer en ze besluit even niets te ondernemen.
2016: Verwacht kan worden dat bovenstaande trend doorzet en dat steeds meer
informatie op een toegankelijke manier online beschikbaar komt (voor zover het dat
nu nog niet is). Reshmi vindt haar weg gemakkelijk op het internet en is hier dus mee
gediend.
Het is mogelijk dat Reshmi na deze stap al voldoende informatie en/of tips krijgt om haar
probleem zelfstandig op te lossen (zelfhulp). Echter blijkt duidelijk dat Reshmi niets met deze
informatie doet. Ze heeft behoefte aan meer begeleiding (stap 2).
161
Zie bijv. de brief van de minister en de staatssecretaris van Veiligheid & Justitie van 13 december 2013
(Kamerstukken I, 33 750, nr. P), p. 10; en de Nota van Toelichting bij het Besluit van 10 september 2013
(Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners), Staatsblad 2013,
345, p. 9-11.
73
Stap 2: toegang tot begeleiding
Reshmi heeft vooral veel behoefte aan hulp om te voorkomen dat er beslag wordt gelegd op
haar rekening. Ook wil ze absoluut niet dat haar WW-uitkering wordt ingetrokken.
2007: Op de website van het Juridisch Loket heeft Reshmi gelezen dat de
beslaglegging voorkomen kan worden door de deurwaarder een betalingsregeling aan
te bieden. De deurwaarder is echter niet verplicht om een betalingsregeling te
accepteren. Reshmi kan wel wat hulp gebruiken bij het doen van een redelijk voorstel
en besluit naar de balie van het Juridisch Loket te gaan. Ook kan het Juridisch Loket
namens Reshmi naar een schuldeiser bellen om uitstel van betaling te vragen. Indien
nodig, zal het Juridisch Loket Reshmi doorverwijzen naar maatschappelijk werk, of
naar schuldhulpverlening. Reshmi zal dan begeleid worden bij het maken van een
overzicht van haar financiën (inkomsten, uitgaven en schulden), bij het beheersen van
haar uitgaven door middel van besparingstips en bij het bijhouden van haar
administratie.
Bij het Juridisch Loket vertelt Reshmi ook dat ze problemen heeft met het
UWV. De medewerker van het Juridisch Loket adviseert haar om direct bezwaar te
maken tegen de beslissing. Omdat er nogal wat haast bij geboden is, wordt Reshmi
geadviseerd om een voorlopige voorziening aan te vragen bij de rechtbank.
2014: In 2014 lijkt er in het kader van toegang tot begeleiding niet veel veranderd te
zijn ten opzichte van 2007.
2016: In het kader van toegang tot begeleiding lijkt er tot 2016 niet veel te veranderen.
Het is mogelijk dat Reshmi na wat hulp van het Juridisch Loket en eventuele verdere
begeleiding door schuldhulpverlening of maatschappelijk werk haar financiën op orde heeft
gekregen en haar schulden kan gaan aflossen. Het is waarschijnlijk dat zij hier wel een
betalingsregeling voor nodig heeft. Hiervoor moet zij in overleg en onderhandeling treden
met haar schuldeisers (stap 3).
74
Stap 3: toegang tot overleg en onderhandeling
Om van haar schulden af te komen, moet Reshmi een betalingsregeling treffen met haar
schuldeisers. Hiertoe moet zij in overleg en onderhandeling treden met haar schuldeisers. Dit
kan zij zelfstandig doen, of met hulp/begeleiding.
2007: Reshmi moet een betalingsregeling met haar schuldeisers treffen. Dit zou ze zelf
kunnen doen, door zelf contact op te nemen met haar schuldeisers en een bedrag aan
aflossing per maand voor te stellen. Hierbij moet ze inzage geven in haar
gezinssituatie, inkomen en uitgaven. Vaak heeft de schuldeiser hier een formulier voor
dat zij kan invullen.
Lukt het Reshmi niet zelf, dan kan zij naar de Gemeentelijke kredietbank
(GKB) of de Sociale Dienst van haar gemeente gaan om een
schuldhulpverleningstraject te starten. Een schuldhulpverlener probeert dan een
zogeheten ‘minnelijk traject’ tot stand te brengen via schuldhulpbemiddeling. Dit
traject verloopt als volgt:
1. De schuldhulpverlener benadert namens Reshmi de schuldeisers en probeert
de schulden te regelen.
2. Meestal biedt de schuldhulpverlener iedere schuldeiser een percentage van de
totaalschuld aan. Er wordt dan uitgegaan van een spaarperiode van maximaal
36 maanden en een maximale aflosmogelijkheid. Dit houdt in dat Reshmi
slechts de bijstandsnorm overhoudt om van te leven. De schuldeisers zullen
geen rente berekenen en niet tot invordering overgaan.
3. Er wordt maandelijks een bedrag aan de schuldhulpverlener betaald en deze
zet het geld apart op een rekening voor de schuldeisers.
4. Na 36 maanden wordt het opgespaarde geld uitgekeerd aan de schuldeisers en
wordt de schuld die overblijft, kwijtgescholden.
In plaats van schuldhulpbemiddeling kan ook een aanbod van schuldsanering worden
gedaan. Dit traject verloopt als volgt:
1. Een saneringskrediet is een nieuwe lening bij een kredietbank om schulden
zoveel mogelijk af te kunnen lossen. De schuldeisers ontvangen in één keer
een bedrag tegen finale kwijting (kwijtschelding van het restantbedrag).
2. Reshmi ontvangt één nieuwe lening van een kredietbank, die zij gedurende 3
jaar aflost. Er wordt door de kredietbank wel rente berekend.
3. Als de schuldeisers akkoord gaan, ontvangen de schuldeisers het bedrag
ineens en schelden zij de restschuld kwijt.
2014: Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in werking
getreden, om gemeentelijke schuldhulpverlening sneller, beter en effectiever te maken.
Zo wordt de gemeente verplicht om een verzoek tot schuldhulpverlening binnen vier
weken in behandeling te nemen. Bij dringende situaties (zoals dreigende huisuitzetting
van een gezin met kinderen, of afsluiting van water en licht), moet dit zelfs binnen drie
dagen. Bovendien moet er een individueel plan worden opgesteld voor iedereen die
zich meldt voor schuldhulp, en moet de gemeente een beleidsplan opstellen voor de
schuldhulpverlening voor maximaal vier jaar.
75
2016: In het kader van toegang tot overleg en onderhandeling lijkt er tot 2016 niet veel
te veranderen.
De schuldeisers zijn vrij om het voorstel vanuit de schuldbemiddeling of schuldsanering te
accepteren. Als zij dit doen, dan kan Reshmi via het minnelijke traject aflossen. Als één of
meerdere schuldeisers niet akkoord gaan met het voorstel, dan is het minnelijk traject mislukt.
Dan is er een neutrale bindende interventie nodig, stap 4.
Aangezien Reshmi heeft besloten een voorlopige voorziening te vragen bij de rechtbank,
wordt deze stap voor wat betreft de procedure van Reshmi tegen het UWV overgeslagen.
76
Stap 4: toegang tot een neutrale bindende interventie
Als de schuldeisers het voorstel vanuit de schuldbemiddeling of schuldsanering niet
accepteren, dan is het minnelijk traject mislukt. Er is dan een neutrale bindende interventie
nodig voor de beslechting van het geschil.
2007: Nadat het minnelijk traject mislukt is, kan het zogenaamde wettelijke traject
(Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen, Wsnp) in gang worden gezet. De
schuldhulpverlener van Reshmi dient dan een verzoekschrift in bij de rechtbank tot
toelating tot de Wsnp (artikel 285 Faillissementswet). Voor een verzoek tot toelating
tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt geen griffierecht geheven (artikel 15
lid 1 Wtbz zoals geldend op 1 juni 2007).
Na enkele weken zal Reshmi een oproep van de rechtbank ontvangen om bij de
rechtbank te verschijnen. Tijdens de zitting zal de rechter om aanvullende informatie
vragen en legt hij uit welke verplichtingen Reshmi heeft, als ze tot de Wsnp wordt
toegelaten. In de meeste gevallen hoort men tijdens die zitting of men wordt toegelaten
tot de Wsnp. De gerechtelijke uitspraak wordt gepubliceerd in de Staatscourant, een
dagblad en het online Landelijk Register Schuldsaneringen.
Als Reshmi wordt toegelaten tot de Wsnp, heeft dit verschillende gevolgen. De
rechtbank benoemt een bewindvoerder die al haar in- en uitgaven beheert. De
bewindvoerder houdt haar inkomen in; Reshmi zal drie jaar lang moeten rondkomen
van ongeveer 90% van het bijstandsniveau (vrij te laten bedrag). Er geldt een
postblokkade voor in ieder geval 13 maanden (alle post gaat eerst langs de
bewindvoerder). Reshmi moet zich houden aan de afdracht verplichting (ze moet
zorgen dat ze haar werk behoudt en/of er alles aan doet om werk te krijgen), de
inlichtingenplicht (ze moet haar bewindvoerder op de hoogte houden over alles wat
van invloed is op haar situatie) en de inspanningsverplichting (ze moet zoveel
mogelijk inkomsten voor de schulden proberen te krijgen). Bovendien mag ze geen
nieuwe schulden maken. Gas, water, elektriciteit of verwarming, nodig voor eerste
levensbehoeften, mogen niet worden afgesloten in verband met schulden van vóór de
Wsnp of moeten weer aangesloten worden. Schuldeisers zijn verplicht om mee te
werken aan de wettelijke schuldsanering.
Als Reshmi zich drie jaar lang aan alle voorschriften houdt, wordt haar een
‘schone lei’ toegekend en is ze verlost van alle oorspronkelijke schulden die ze had.
De schulden die dan eventueel nog niet afgelost zijn, kunnen niet meer op haar
verhaald worden. Ze begint dus weer met een schone lei.
Voor het vragen van een voorlopige voorziening heeft Reshmi een advocaat
nodig. Zij krijgt geen €53,00 korting op de eigen bijdrage, omdat in 2007 de diagnoseen triagemaatregel nog niet was ingevoerd. De kans is groot dat Reshmi een groot deel
van de kosten die zij maakt, van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand
(artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Ook moet
Reshmi griffierechten betalen. Deze waren voor bestuursrechtelijke zaken in 2007
€39,00.
77
2014: Met betrekking tot het wettelijk traject Wsnp is de situatie nog steeds zoals
hierboven beschreven. In de wetstekst (artikel 284 – 362 Faillissementswet) is wel een
en ander aangepast, maar de inhoud is hetzelfde gebleven. Voor een verzoek tot
toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt nog steeds geen griffierecht
geheven (nu op grond van artikel 4 lid 2 sub j Wgbz). Per 1 november 2010 is er
ingevolge een wijziging in de Wgbz wel griffierecht verschuldigd voor het neerleggen
(deponeren) van een slotuitdelingslijst (€599 per 1 juni 2014) (maatregel ontbreekt
nog in bijlage en in chronologisch overzicht). 162
Voor het vragen van een voorlopige voorziening heeft Reshmi een advocaat nodig,
omdat zij zichzelf niet zelfredzaam genoeg acht om een verzoekschrift in te dienen. Zij
krijgt €53,00 korting op de eigen bijdrage als gevolg van de diagnose en
triagemaatregel (maatregel 34). De kans is groot dat Reshmi een groot deel van de
kosten die zij maakt, van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand (artikel
35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Ook moet Reshmi
griffierechten betalen. De kosten van de griffierechten zijn €45,00.
2016: In het kader van toegang tot een neutrale bindende interventie lijkt er tot 2016
niet veel te gaan veranderen.
Voor het vragen van een voorlopige voorziening heeft Reshmi een advocaat nodig. Zij
krijgt in 2016 geen €53,00 korting op de eigen bijdrage als gevolg van de afschaffing
van de diagnose & triagemaatregel (maatregel 1). De kans is groot dat Reshmi een
groot deel van de kosten die zij maakt, van de gemeente terug kan krijgen via
bijzondere bijstand (artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit
onderzoek. Ook moet Reshmi griffierechten betalen. Als het wetsvoorstel aanpassing
tarieven in bestuurs- en burgerzaken wordt aangenomen, bedragen deze €79,00 voor
een voorlopige voorziening.
162
Artikel 17 Wgbz bepaalt:
Lid 1. In elk faillissement betaalt de curator uit de baten van de boedel bij het deponeren van de eerste
uitdelingslijst of zodra de uitspraak tot homologatie van een akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een
griffierecht van € 599.
(…)
Lid 4. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij toepassing van de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
78
Samenvattend
De toegang tot informatie is voor Reshmi prima gewaarborgd, zij het dat de vele door elkaar
heen lopende problemen het lastig voor haar maken om zelfstandig iets met de informatie te
doen. Onder andere zelfjeschuldenregelen.nl en juridischloket.nl kunnen haar een eind op weg
helpen. Sinds 2007 is de hoeveelheid (online) beschikbare informatie vergroot. Voor wat
betreft de toegang tot begeleiding biedt o.a. het Juridisch Loketmogelijkheden. In het kader
van toegang tot overleg en onderhandeling moet Reshmi proberen om het ‘minnelijk
traject’ tot stand te brengen. Hierbij kan ze hulp inschakelen van een schuldhulpverlener van
het GKB of de Sociale Dienst van de gemeente. In dit opzicht lijkt er niet veel te zijn
veranderd tussen 2007 en 2016. In het kader van de toegang tot een neutrale bindende
interventie kan Reshmi een beroep doen op de Wsnp. Hiervoor betaalt zij geen griffierechten
en hiervoor heeft ze geen advocaat nodig. Ook in dit opzicht lijkt er tussen 2007 en 2016 niet
veel te zijn veranderd. Wel is er per 1 november 2010 griffierecht verschuldigd voor het
deponeren van een slotuitdelingslijst.
Reshmi heeft voor haar problemen met het UWV een advocaat nodig, hoewel dit niet
wettelijk verplicht is. Deze casestudy laat zien dat er in dit soort gevallen al snel sprake is van
een stapeling van procedures, waarbij een matig zelfredzame Persona al snel het overzicht
kwijtraakt. Bovendien is het lastig om het ene probleem op te lossen wanneer er tegelijkertijd
een ander financieel probleem loopt. Wat in deze casestudy tot slot opvalt, is dat de houding
en bereidheid van de Persona een doorslaggevende rol kunnen spelen in de mate waarin het
probleem zelfstandig kan worden opgelost. Deze Persona beschikt wel degelijk over de
capaciteiten, maar heeft niet de bereidheid.
79
80
Ans
Ans (46 jaar) is huisvrouw, heeft weinig opleiding genoten en woont met twee kinderen in
een sociale huurwoning in Amsterdam. Haar ex-man is sinds enige tijd werkloos en betaalt
daarom geen alimentatie. Ans ontvangt een bijstandsuitkering (€948,18 per maand). Ans is
niet erg zelfredzaam. Zij heeft geen verstand van computers en internet en raadpleegt deze
daarom nooit. Daarnaast heeft ze weinig tot geen kennis van haar rechten en heeft zij een
conflict vermijdende houding. Ans beheerst de Nederlandse taal goed.
Het geschil
Ans heeft een probleem: haar wasmachine is van de één op de andere dag gestopt met werken.
Dit verbaast haar, want deze wasmachine was nog maar een half jaar oud. Ans wil dat haar
wasmachine zo snel mogelijk gemaakt wordt. Hoewel de kosten voor een monteur maximaal
€200,00 zouden zijn, is dat niet de eerste stap die Ans onderneemt. Ans is namelijk woedend
dat de wasmachine nu al niet meer functioneert; zij is slechts een half jaar oud. Het financieel
belang is €700,00 (de prijs van een nieuwe, soortgelijke wasmachine). Ans baalt ervan, want
deze wasmachine kon zij zich eigenlijk niet veroorloven.
Maatregelen die mogelijk van toepassing zijn
- Afschaffing van diagnose & triage-maatregel (2016) (maatregel 1).
- Versterking eerstelijn (2016) (maatregel 3).
- Selectie aan de poort op basis noodzakelijkheidscriterium (2016) (maatregel 4).
- In beginsel uitsluiten van verbintenissen- en huurrecht (2016) (maatregel 5).
- Verhoging eis minimaal financieel belang (2016) (maatregel 11).
- Generieke verhoging eigen bijdrage (2013) (maatregel 19).
- Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken (2013) (maatregel 26).
- Wet griffierechten burgerlijke zaken (2010) (maatregel 26).
- Invoering diagnose en triage (2011) (maatregel 34).
- Verhoging eis minimaal financieel belang (2010) (maatregel 45).
- Invoering lichte adviestoevoeging (2009) (maatregel 53)
81
Wrb-gerechtigd?
2007: Ingevolge artikel 21 Wet Werk en Bijstand, zoals geldend op 1 juni 2007, heeft
een alleenstaande ouder recht op een bijstandsuitkering van €794,90. Hierdoor komt
Ans in 2007 in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (artikel 34 Wrb, zoals
geldend op 1 juni 2007, stelde de inkomensgrens op €22.400 voor alleenstaanden).
 Ans is wel Wrb-gerechtigd
2014: Ingevolge artikel 21 Wet Werk en Bijstand, zoals geldend op 1 juni 2014, heeft
een alleenstaande ouder recht op een bijstandsuitkering van €948,18. Hierdoor komt
Ans in 2014 in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (artikel 34 Wrb, zoals
geldend op 1 juni 2014, stelde de inkomensgrens op €25.600 voor alleenstaanden). Per
23 april 2010 zijn de drempels voor het minimale financiële belang (zie art. 4 Brt)
verhoogd naar €250 voor lichte adviestoevoeging (voorheen €90) en naar €500 voor
reguliere toevoeging (maatregel 45). Als het financieel belang van een zaak onder die
drempel ligt, wordt in beginsel geen gesubsidieerde rechtsbijstand verstrekt (art. 4
Brt). Ans voldoet aan het minimale financiële belang, nu de waarde van haar nog bijna
nieuwe wasmachine €700,00 is.
 Ans is wel Wrb-gerechtigd
2016: Hoewel Ans met haar geschil met een financieel belang van €700 nog wel
voldoet aan de wederom verhoogde drempel voor het minimale financiële belang van
€500 voor lichte adviestoevoeging (voorheen €250, tot 23 april 2010 €90) (zie art. 4
Brt) (maatregel 11), zal Ans niet zo gauw meer naar een advocaat stappen. Niet alleen
worden aanvragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand door de maatregel ‘selectie aan
de poort’ voortaan door het Juridisch Loket getoetst aan een streng
noodzakelijkheidscriterium (maatregel 4), per 1 januari 2016 wordt het
verbintenissenrecht bovendien uitgesloten van gesubsidieerde rechtsbijstand
(uitzonderingen daargelaten) (maatregel 5). De overheid is van mening dat
consumentengeschillen en huurrecht veelal goed verzekerbaar zijn en vaak ook door
burgers zelf aan bijvoorbeeld geschillencommissies kunnen worden voorgelegd. Als
deze maatregel ingevoerd wordt (en dat is beoogd per 1 januari 2016), dan kan Ans
geen aanspraak meer maken op gesubsidieerde rechtsbijstand voor dit specifieke
geschil.
 Ans is niet Wrb-gerechtigd
82
Stap 1: toegang tot informatie
Ans gaat naar de winkel waar zij haar wasmachine heeft gekocht. De verkoper vertelt Ans dat
het onmogelijk is dat de wasmachine nu al niet meer functioneert. Hij beschuldigt haar ervan
dat zij zeer onzorgvuldig met het product is omgegaan en stuurt haar ‘met een kluitje het riet
in’. Als Ans zich hier niet bij neer wil leggen, moet ze zelf maar contact op nemen met de
fabrikant. Ans wil daarom informatie over het materiële recht: heeft zij daadwerkelijk schuld
aan het disfunctioneren van de wasmachine? Heeft de verkoper hier een
verantwoordelijkheid? Mag de verkoper haar rechtstreeks naar de fabrikant sturen? En
hoeveel geld kan zij vragen voor het vervangen of herstellen van haar huidige wasmachine?
Als Ans zelfredzaam zou zijn geweest en vaardig op het internet, dan had zij op de website
van het Juridisch Loket of op de website van Consuwijzer een voorbeeldbrief kunnen vinden
om bijvoorbeeld de winkel in gebreke te stellen voor een ondeugdelijk product, om bezwaar te
maken tegen het bijbetalen van reparatiekosten of eventueel om de koopovereenkomst met de
witgoedzaak te ontbinden. 163 Zelfs door simpelweg op Google ‘wasmachine na half jaar
kapot’ in te vullen, had zij via een link van de resultaten onder andere op de website van de
consumentenbond kunnen lezen wat haar rechten zijn. Zo is er een recht op een deugdelijk
product, recht op reparatie vanwege fabricagefouten of een recht op vervanging. Ans kan zich
echter niet goed redden op het internet, wat het voor haar heel lastig maakt om zelfstandig
toegang tot informatie te krijgen. Hierbij heeft zij eigenlijk al begeleiding nodig. Daarom
wordt deze stap bij Ans als het ware overgeslagen en heeft zij direct begeleiding nodig (stap
2).
163
https://www.juridischloket.nl/consument-en-geldzaken/aankopen-en-garantie/
83
Stap 2: toegang tot begeleiding
Ans heeft hulp nodig bij het vinden van informatie. Ook heeft ze hulp nodig bij het
ondernemen van stappen tegen de witgoedzaak, zoals bijvoorbeeld het schrijven van een
brief.
2007: Ans besluit om naar het Juridisch Loket te gaan en om te vragen of iemand haar
daar kan helpen met het schrijven van een brief naar de witgoedwinkel. De
medewerker van het Juridisch Loket raadt Ans aan dat wanneer zij geen reactie op
haar in gebreke stelling krijgt, zij een klacht moet indienen bij de
geschillencommissie, omdat de brancheorganisatie waar de witgoedzaak toe behoort
(UNETO-VNI) bij de geschillencommissie is aangesloten. Ans vindt dit een goed
idee, maar twijfelt wel aan haar eigen kunnen. Zij zou het daarom fijn vinden om dit
samen met de medewerker van het Juridisch Loket te doen. De medewerker van het
Juridisch Loket plant haar daarom in op een spreekuur. Mocht Ans hierna
doorverwezen moeten worden naar een advocaat, dan krijgt zij €53,00 korting op de
eigen bijdrage als gevolg van de diagnose & triagemaatregel (maatregel 34). De kans
is groot dat Ans een groot deel van de kosten die zij maakt, van de gemeente terug kan
krijgen via bijzondere bijstand (artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte
van dit onderzoek.
2014: In 2014 is het voor Ans nog steeds aantrekkelijk om naar het Juridisch Loket te
gaan. Niet alleen wordt daar bij uitstek de begeleiding geboden die zij nodig heeft, er
bestaat ook een financiële prikkel om naar het Juridisch Loket te gaan in de vorm van
de diagnose en triage korting van €53 op de eventuele eigen bijdrage voor
rechtsbijstand (maatregel 34).
2016: In 2016 is de financiële prikkel van diagnose en triage korting weggevallen
(maatregel 1). Wat echter wel gunstig is voor Ans, is dat de eerste lijn wordt versterkt
(maatregel 3). De advocaten en juristen die bij het Juridisch Loket werken, helpen haar
bij het oplossen van het probleem. Ans komt in 2016 niet meer in aanmerking voor
advocatenbijstand, omdat ze niet voldoet aan het strenge noodzakelijkheidscriterium.
Het probleem is niet ernstig genoeg en de intensieve hulp die zij krijgt van het
Juridisch Loket volstaat (maatregel 4). Ook wanneer deze maatregel niet ingegaan zou
zijn, had Ans geen recht op een toevoeging, omdat het verbintenissenrecht hier vanaf
2016 van wordt uitgesloten. Procederen is namelijk niet de meest aangewezen route
voor het vinden van een oplossing van haar geschil (maatregel 5).
Het is goed mogelijk dat Ans na deze stap een adequate oplossing voor haar probleem vindt.
Niet altijd gaat het zo gemakkelijk. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de witgoedzaak niet
nakomt. Soms zijn er verdere stappen nodig en is er behoefte aan meer overleg en
onderhandeling.
84
Stap 3: toegang tot overleg en onderhandeling
De informatie die Ans heeft vergaard en de begeleiding die zij heeft gekregen van het
Juridisch Loket, waren voor haar erg nuttig. Ze is een heel eind op weg geholpen. Overleg en
onderhandeling vinden plaats door het schriftelijk contact wat ze met de witgoedwinkel en de
geschillencommissie heeft. Hierop zijn geen maatregelen van toepassing. Het gebruik van
mediation is in een dergelijke zaak niet realistisch, vanwege de aard van het geschil en omdat
de witgoedzaak hier waarschijnlijk niet aan wil meewerken. De optie van mediation wordt
dan ook buiten beschouwing gelaten. Ans zal zelf in overleg moeten treden met de
witgoedzaak. Als dit op niets uitloopt, zal zij naar de Geschillencommissie stappen (stap 4).
85
Stap 4: toegang tot een neutrale bindende interventie
Ans maakt de gang naar de Geschillencommissie. De situatie is voor haar als volgt.
2007: Ans heeft dankzij de hulp van een medewerker van het Juridisch Loket geklaagd
bij de geschillencommissie. 164 De uitspraak van een consumentengeschillencommissie
geldt als bindend advies en wordt slechts onderworpen aan een marginale
redelijkheidstoets bij de rechter. 165 De geschillencommissie geeft Ans gelijk. Omdat
de witgoedzaak het niet eens is met de uitspraak van de Geschillencommissie, legt zij
deze voor aan de kantonrechter, waar de procedure laagdrempelig en snel is en waar
geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt.
Ans ziet het niet zitten om in haar eentje haar verhaal bij de rechter te doen en
wil graag advies inwinnen bij een advocaat. Hulp van een advocaat is bij een
kantonprocedure niet verplicht (art. 79 lid 1 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering). Omdat Ans zich toch wil laten bijstaan door een advocaat, komt ze
vanwege haar bijstandsinkomen in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art.
34 Wrb). Hiervoor betaalt ze in 2007 een eigen bijdrage van €92, omdat haar inkomen
niet meer dan €15.200 bedraagt.
Bij de kantonrechter hoeft Ans geen griffierechten te betalen, aangezien zij
gedaagde is. Alleen de eiser dient in kantonzaken griffierechten te betalen (art. 2 lid 1
Wet Tarieven Burgerlijke Zaken, zoals geldend op 1 juni 2007).
2014: Ans heeft dankzij de hulp van een medewerker van het Juridisch Loket geklaagd
bij de geschillencommissie. De kosten voor het klagen bij de Geschillencommissie
voor Ans zijn €87,50 omdat het factuurbedrag van haar wasmachine lager is dan
€1500,00. De uitspraak van een consumentengeschillencommissie geldt als bindend
advies en wordt slechts onderworpen aan een marginale redelijkheidstoets bij de
rechter. 166 De geschillencommissie geeft Ans gelijk. Omdat de witgoedzaak het niet
eens is met de uitspraak van de Geschillencommissie, legt zij deze voor aan de
kantonrechter, waar de procedure laagdrempelig en snel is en waar geen verplichte
procesvertegenwoordiging geldt.
Ans ziet het niet zitten om in haar eentje haar verhaal bij de rechter te doen en
wil graag advies inwinnen bij een advocaat. Hulp van een advocaat is bij een
kantonprocedure niet verplicht (art. 79 lid 1 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering). Omdat Ans zich toch wil laten bijstaan door een advocaat, komt ze
vanwege haar bijstandsinkomen in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art.
34 Wrb). Ans betaalt in 2014 een eigen bijdrage van €196 voor verlening van
rechtsbijstand op basis van een toevoeging (art. 2(1)a Bebr). Zij krijgt, als gevolg van
de diagnose- en triagemaatregel (maatregel 34) €53,00 korting op haar eigen bijdrage,
omdat zij hiervoor bij het Juridisch Loket langs is geweest. Ans, die in de laagste
164
De kosten die aan het klagen bij de Geschillencommissie verbonden zijn, zijn voor het jaar 2007 niet meer te
achterhalen. In 2014 zijn deze kosten €87,50. Gemakshalve wordt in deze casus uitgegaan van een gelijksoortig
bedrag in 2007.
165
Zie pagina 4 van Hoofdstuk 2.
166
Zie pagina 4 van Hoofdstuk 2.
86
inkomenscategorie valt, betaalt hiervoor een eigen bijdrage, die sinds 2009 verhoogd
is tot €75,00 (maatregel 19) en door indexering in 2014 €77 bedraagt.
Bij de kantonrechter hoeft Ans geen griffierechten te betalen, aangezien zij
gedaagde is. Alleen de eiser dient in kantonzaken griffierechten te betalen (art. 4 lid 1
sub b Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken, zoals geldend op 1 juni 2014). Maar als
zij de zaak verliest, zal zij mogelijk wel de proceskosten en advocaatkosten van de
wederpartij moeten betalen.
De kans is groot dat Ans een groot deel van de kosten die zij maakt (eigen
bijdrage en griffierechten) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand
(artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
2016: De versterking van de eerste lijn in 2016 zou voor Ans kunnen betekenen dat zij
niet meer een advocaat in de arm hoeft te nemen. Voor de doelgroep waar Ans
toebehoort (weinig inkomen, slechts in geringe mate zelfredzaam, relatief weinig
complexe juridische casus) kan dit positief uitwerken. Zij worden graag bijgestaan
door iemand met kennis van zaken, maar dit hoeft niet per se een advocaat te zijn, te
meer nu het geschil tussen Ans en de witgoedzaak ook niet per se tot aan de rechter
hoeft te worden beslecht.
In de casus van Ans is het echter zo dat de
witgoedzaak zich niet neer wil leggen bij de beslissing van de
Consumentengeschillencommissie. Hierdoor wordt Ans voor de kantonrechter
gedaagd. In beginsel vallen consumentengeschillen nu niet meer binnen de reikwijdte
van de Wrb (maatregel 5). Hier zijn echter wel uitzonderingen van toepassing,
namelijk wanneer een toevoeging noodzakelijk is om een oplossing voor het geschil te
vinden of om de fundamentele rechten van de rechtzoekende te borgen. Als dat al het
geval zou zijn en Ans onder deze uitzonderingsclausule valt, dan geldt een minimaal
financieel belang van €1000,00 voor een proceduretoevoeging (maatregel 11). Hier
valt Ans dus buiten de boot. Een kanttekening die hier tot slot nog wel gemaakt moet
worden, is dat het betwist kan worden hoe aannemelijk het is dat de witgoedzaak de
beslissing van de Consumentengeschillencommissie voorlegt aan de rechter. De
rechter zal deze beslissing slechts marginaal toetsen en er bestaat dus een grote kans
dat Ans wederom in haar gelijk wordt gesteld.
De kans is groot dat Ans een groot deel van de kosten die zij maakt (eigen
bijdrage en griffierechten) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand
(artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
87
Samenvattend:
De toegang tot informatie houdt voor Ans in dat zij vrijwel direct naar telefonisch of face-toface contact stapt, nu zij haar weg op het internet niet kan vinden. Via de Rechtswinkel komt
Ans al snel voor informatie en begeleiding bij het Juridisch Loket terecht. De toegang tot
begeleiding wordt aan de ene kant voor Ans vergroot. Door de versterking eerste lijn krijgt zij
namelijk een medewerker van het Juridisch Loket aan haar zijde, die met haar het probleem
probeert op te lossen. Hoewel dit voor Ans heel gunstig kan zijn, wordt de toegang tot
begeleiding in een rechterlijke procedure problematisch. Wanneer de wederpartij niet
meegaand is en zich niet bij een beslissing zou neerleggen, betekent dit dat een Persona zoals
Ans in een juridische procedure wordt ‘getrokken’, terwijl zij geen recht meer heeft op
toevoeging in 2016, omdat consumentengeschillen buiten de reikwijdte van de Wrb vallen en
er een noodzakelijkheidscriterium voor toevoegingen wordt gehanteerd. Dit benadeelt haar
toegang tot een neutrale bindende interventie. De toegang tot overleg en onderhandeling
is in deze casestudy niet aan bod gekomen, omdat deze niet van toepassing was in de
juridische casus.
88
Pieter
Pieter (67 jaar) is een getrouwde man, die samen met zijn vrouw in het kleine Friese dorpje
Brantgum woont. Zij hebben geen kinderen. Pieter en zijn vrouw hebben beiden een AOWuitkering die hen samen €1519,06 per maand oplevert. Zij zijn daarmee Wrb-gerechtigd.
Hiervoor hadden zij een bijstandsuitkering. Pieter is niet erg zelfredzaam. Hij en zijn vrouw
maken weinig gebruik van het internet. Pieter is een man op leeftijd en is inmiddels aardig
thuis in zijn rechten. Hij gaat conflicten echter het liefst uit de weg; als het even kan, lost hij
zijn problemen op een vriendschappelijke manier op.
Het geschil
Pieter is al lopende naar de supermarkt aangereden door een fietser. Het was een flinke
botsing; Pieter heeft daarbij een rib gekneusd, zijn arm gebroken en de stoeprand heeft een
flinke bult op zijn voorhoofd achtergelaten. De fietser vindt dat de aanrijding Pieters schuld
was. De fietser heeft een enorme slag in zijn voorwiel, waardoor hij niet meer kan fietsen. Hij
wil de kosten voor de reparatie van zijn fiets op Pieter verhalen. Pieter is het hier niet mee
eens; hij vindt dat de schuld van het ongeluk bij de fietser ligt. Aangezien Pieter in 2014 nog
geen ziektekosten had gemaakt, moet hij zijn eigen risico van €360 zelf betalen. Dit bedrag in
combinatie met de €120 reparatiekosten aan de fiets is voor Pieter veel geld. Hij kan dit zich
niet veroorloven.
Maatregelen die mogelijk van toepassing zijn
- Verhoging eis voldoende financieel belang bij een zaak (2) (2016) (maatregel 11).
- Generieke verhoging van de eigen bijdrage (2013) (maatregel 19).
- Mogelijkheid om deelgeschillen voor de rechter te brengen (2010) (maatregel 40).
- Opheffen bureaus voor rechtshulp (2009) (maatregel 47).
- KEI (2016) (maatregel 58).
89
Wrb-gerechtigd?
2007: In 2007 waren Pieter en zijn vrouw nog niet AOW-gerechtigd, maar kregen zij
samen een bijstandsuitkering van €1186,37. Zij waren in die tijdWrb-gerechtigd,
aangezien hun gezamenlijk inkomen niet meer dan €31.700 per jaar bedroeg (artikel
34 Wrb, zoals geldend op 1 juni 2007, stelde de inkomensgrens op €31.700 voor
samenwonenden).
 Pieter is wel Wrb-gerechtigd
2014: Omdat Pieter en zijn vrouw een AOW-uitkering krijgen, zijn zij Wrbgerechtigd. Zijn AOW-uitkering en die van zijn vrouw bedragen netto namelijk
€721,69 per maand en hiermee valt hun gezamenlijk inkomen onder de Wrb-grens van
€36.100 per jaar (artikel 34 Wrb, zoals geldend op 1 juni 2014, stelde de
inkomensgrens op €36.100 voor samenwonenden.)
 Pieter is wel Wrb-gerechtigd
2016: In 2016 ontvangen Pieter en zijn vrouw nog steeds een AOW-uitkering en zijn
zij, net zoals in 2014 Wrb-gerechtigd, ervan uitgaande dat de inkomensgrens op
€36.100 voor samenwonenden blijft.
 Pieter is wel Wrb-gerechtigd
90
Stap 1: Toegang tot informatie
Pieter weet niet wat hij moet doen. Hij vindt niet dat hij schuldig is aan het ongeluk. Kan hij
op een bepaalde manier zijn schade vergoed krijgen? En hoe moet hij dit aanpakken? Pieter
wil de fietser eigenlijk nog niet benaderen, voordat hij weet wat zijn rechten zijn en hoe hij
deze situatie nu het beste kan aanpakken.
Omdat Pieter geen computer heeft en hij totaal niet overweg kan met internet, zijn online
initiatieven, zoals rechtwijzer.nl, niet aan hem besteed. Dat is jammer, want Pieter had op
internet veel informatie kunnen vinden over zijn probleem. Zo is er op de website van het
Juridisch Loket een voorbeeldbrief te vinden voor aansprakelijkheidsstelling bij
onrechtmatige daad. 167
Dit alles maakt het voor Pieter moeilijk om zelfstandig toegang tot informatie te verkrijgen.
Hij heeft hier eigenlijk al begeleiding nodig, bijvoorbeeld van het Juridisch Loket. Daarom
wordt stap 1 (toegang tot informatie) bij Pieter als het ware overgeslagen en heeft hij direct
begeleiding nodig (stap 2).
167
https://www.juridischloket.nl/schade-en-letsel/in-de-prive-omgeving/
91
Stap 2: Toegang tot begeleiding
Zoals hierboven gesteld, heeft Pieter begeleiding nodig bij het vinden van de juiste informatie
over zijn rechten en plichten en over de vervolgstappen die hij kan nemen. Ook kan hij
bijvoorbeeld hulp gebruiken bij het schrijven van een brief naar de fietser.
2007: Pieter maakt een afspraak bij het Juridische Loket in Leeuwarden. Die afspraak
is gratis, waar Pieter erg blij mee is. Het kost hem namelijk ook al wat geld om in
Leeuwarden te komen. Pieter heeft geen auto. Het kost hem ongeveer 2 uur en €10,00
om met het openbaar vervoer heen en weer naar Leeuwarden te gaan. 168 Tijdens zijn
afspraak helpt een medewerkster van het Juridisch Loket Pieter met het opstellen van
een brief. De brief gaat diezelfde dag nog met de post naar de fietser. De
medewerkster vertelt Pieter voor het weggaan nog dat als hij geen positieve reactie van
de fietser krijgt, hij nog maar eens langs moet komen bij het Juridisch Loket, om te
kijken hoe hij het dan het beste verder aan kan pakken.
2014: De situatie is niet veel veranderd. Er bestaat een financiële prikkel voor Pieter
om naar het Juridisch Loket te gaan, in de vorm van de diagnose- en triagemaatregel,
die hem een korting van €53 op zijn eigen bijdrage zou opleveren (maatregel 34).
2016: In 2016 zal de mogelijkheid om een afspraak te maken bij het Juridisch Loket in
Leeuwarden voor Pieter ook nog open staan. Dit zal Pieter waarschijnlijk ook doen,
aangezien hij wel wat hulp kan gebruiken bij het schrijven van de brief. De financiële
prikkel om eerst langs het Juridisch Loket te gaan, in plaats van meteen de hulp van
een advocaat te zoeken, is echter weg. Vanaf 1 januari 2016 zal de diagnose- en triagekorting namelijk worden afgeschaft (maatregel 1); Pieter krijgt dan dus geen €53
korting meer op zijn eigen bijdrage voor een advocaat, als hij eerst bij het Juridisch
Loket is langs geweest. Wel wordt Pieter door de maatregel over de versterking van de
eerste lijn geprikkeld om naar het Juridisch Loket te gaan. Het Juridisch Loket moet
behalve een advies uitbrengen ook echt problemen gaan oplossen (maatregel 3). Als
het Juridisch Loket zijn probleem oplost, en hij dus geen advocaat hoeft in te
schakelen, scheelt dit Pieter veel geld.
Het zou goed kunnen dat Pieter nadat hij hulp heeft gehad bij het schrijven van een brief naar
de fietser, het conflict af kan sluiten, omdat hij een positieve reactie krijgt van de fietser.
Pieter zou dan verder geen juridische stappen hoeven te ondernemen. Stap 4 (en stap 3)
zouden hem in dat geval bespaard blijven. Het kan echter ook anders lopen.
168
http://9292.nl/reisadvies/brantgum/station-leeuwarden/vertrek/2014-06-11T1244
92
Stap 3: Toegang tot overleg en onderhandeling
De informatie die Pieter heeft vergaard en de begeleiding die hij heeft gekregen van het
Juridisch Loket, waren voor hem erg nuttig. Hiermee heeft hij enkele tools in handen
gekregen om in gesprek te gaan met de fietser. Het gebruik van mediation is in een dergelijk
geschil niet realistisch, vanwege de aard van het geschil en omdat de fietser hier
waarschijnlijk niet aan wil meewerken. De optie van mediation wordt dan ook buiten
beschouwing gelaten. Pieter zal zelf in overleg moeten treden met de fietser. Er zijn geen
maatregelen van toepassing.
93
Stap 4: Toegang tot een neutrale bindende interventie
Pieter krijgt een brief terug van de fietser dat deze het niet eens is met wat Pieter beweert; hij
blijft erbij dat het ongeluk niet zijn schuld was en weigert te betalen. Pieter besluit het advies
van de medewerkster op te volgen en opnieuw een afspraak te maken bij het Juridisch Loket.
2007: In het geval dat de fietser er na de brief van Pieter nog steeds van overtuigd is
dat het ongeluk niet zijn schuld was, zou Pieter in 2007 ook opnieuw een afspraak bij
het Juridisch Loket kunnen maken. Dan zou hem waarschijnlijk ook zijn verteld dat hij
de zaak voor een kantonrechter zou moeten brengen. Procesvertegenwoordiging was
hierbij in 2007 niet verplicht, maar Pieters gebrek aan kennis over zijn rechten maakt
het waarschijnlijk dat Pieter toch graag de hulp van een advocaat in zou schakelen.
In 2007 was de diagnose- en triagemaatregel nog niet ingevoerd. Pieter kreeg
dan ook geen korting op zijn eigen bijdrage voor een advocaat.
Pieter zou voor een advocaat in 2007 een eigen bijdrage van €92 moeten betalen (zie
art. 35 lid 4(a) Wrb), aangezien het gezinsinkomen niet meer dan €22.000 per jaar
bedroeg. 169 In 2007 was het nieuwe griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wgbz)
nog niet ingevoerd.. Griffierechten werden toen nog bepaald aan de hand van de
hoofdsom van het conflict, zoals geregeld de Wet tarieven in burgerlijke zaken
(Wtbz).170 Als Pieter vermogend was geweest, had hij €151 aan griffierechten moeten
betalen, aangezien het conflict om een bedrag van €480 gaat (art. 2 lid 2 (1d) Wtbz).
Aangezien Pieter Wrb-gerechtigd is, zou hij echter maar de helft van de griffierechten
(€75,50) hoeven te betalen (art. 17 Wtbz).
De kans is groot dat Pieter een groot deel van de kosten die hij maakt (eigen
bijdrage en griffierechten) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand
(artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
2014: Bij het Juridisch Loket wordt Pieter verteld dat hij de zaak dan toch voor de
kantonrechter moet brengen. Bij de kantonrechter is procesvertegenwoordiging niet
verplicht (art. 79 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), maar Pieter heeft zo
weinig weet van waar de zaak juridisch om draait, dat hij toch graag een advocaat wil.
Als het financieel belang van een zaak onder de drempel van €500 ligt, wordt in
beginsel geen gesubsidieerde rechtsbijstand verstrekt (art. 4 Brt). Pieter betaalt dus de
volle prijs voor advocaten. Hij kan uitsluitend in een Lichte Adviestoevoeging (LAT)
geholpen worden, maar dan kan een advocaat geen procedure voeren. Sinds september
2013 moet Pieter €70 griffierechten betalen. Dit is een vast bedrag; ook personen die
on- of minvermogend zijn, moeten die €70 betalen (maatregel 38).
De kans is groot dat Pieter een groot deel van de kosten die hij maakt (eigen
bijdrage en griffierechten) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand
(artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
Vanaf de zomer van 2014 bestaat er ook de mogelijkheid om naar de
eKantonrechter te gaan (maatregel 28). Voor Pieter, die niet of nauwelijks gebruik
169
170
http://wetten.overheid.nl/BWBR0006368/geldigheidsdatum_14-06-2007 – zie art. 35 lid 3(a)
http://wetten.overheid.nl/BWBR0001852/geldigheidsdatum_27-04-2007 - zie art. 2
94
maakt van het internet en in dat opzicht dus niet erg zelfredzaam is, is dat helaas geen
goede optie.
2016: Indien Pieter in 2016 zijn zaak voor de kantonrechter wilt brengen, zal hij tegen
een aantal nieuwe maatregelen aanlopen die het voor hem moeilijker, en vooral
duurder, zullen maken. Zo zal hij geen €53 korting meer kunnen krijgen op zijn eigen
bijdrage voor een advocaat, omdat hij eerst bij het Juridisch Loket is geweest. De
diagnose- en triagemaatregel wordt namelijk per 1 januari 2016 afgeschaft (maatregel
1).
Ook zal Pieter hoogstwaarschijnlijk geen recht meer hebben op een toevoeging
van een advocaat, aangezien staatssecretaris Teeven heeft aangekondigd de eis van het
financiële belang voor toevoeging per 1 januari 2016 te verhogen. Als het financieel
belang van de zaak minder dan €500 euro betreft, wordt in beginsel helemaal geen
toevoeging verstrekt aan een rechtzoekende (maatregel 11). Dit levert voor Pieter
problemen op. Het financiële belang van zijn zaak is namelijk €480; €360 voor de
gemaakte ziekenhuiskosten en €120 voor de reparatiekosten van de fiets. Als deze
maatregel doorgaat, zou een advocaat dus volledig voor eigen rekening zijn. Verder
zullen de griffierechten die Pieter moet betalen om zijn zaak voor de kantonrechter te
brengen in 2016 waarschijnlijk hoger zijn dan in 2014. Het wetsvoorstel aanpassing
tarieven griffierechten in bestuurs- en burgerzaken is op dit moment aangemeld voor
plenaire behandeling in de Tweede Kamer (maatregel 59). Indien dit wetsvoorstel
wordt aangenomen, zullen de te betalen griffierechten voor een zaak bij de
kantonrechter met 2% verhoogd worden.
De kans is groot dat Pieter een groot deel van de kosten die hij maakt (eigen
bijdrage en griffierechten) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand
(artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
Voor mensen die goed met internet kunnen omgaan, zou de introductie van
Project Kwalitieit en Innovatie (KEI), dat de procedures in onder andere burgerlijke
zaken zou digitaliseren, de gang naar de rechter makkelijker en toegankelijker maken.
Dat geldt echter niet voor Pieter, aangezien hij geen computer heeft.
95
Samenvatting
Aan de toegang tot informatie en begeleiding verandert voor Pieter niet veel tussen 2007 en
2016. Aangezien hij geen computer heeft en niet of nauwelijks gebruik maakt van het
internet, zijn nieuwe informatievoorzieningen op internet aan hem niet besteed. Wel kan hij
zowel in 2007, als in 2014 en in 2016 bij het Juridisch Loket terecht voor informatie en
begeleiding. Wanneer Pieter echter op zoek is naar een neutrale bindende interventie,
verandert er voor hem wel relatief veel in de loop der jaren. In 2007 had Pieter een eigen
bijdrage van €92 voor zijn advocaat moeten betalen en €75,50 aan griffierechten. In 2014
bedraagt het griffierecht voor Pieter €70 en heeft hij geen recht op toevoeging van een
advocaat. Ook in 2016 komt Pieter niet in aanmerking voor een toevoeging, aangezien het
financiële belang van de zaak maar €480 bedraagt. Ook zijn de door hem te betalen
griffierechten met 2% verhoogd.
96
Mohammed
Mohammed (55 jaar) woont met zijn vrouw en drie kinderen in Capelle aan den IJssel. Hij
heeft alleen een basisopleiding genoten en heeft mede daarom al 7 jaar geen baan meer.
Mohammed en zijn vrouw leven van een bijstandsuitkering van €1354,54 per maand.
Mohammed is absoluut niet zelfredzaam. Hij beheerst de Nederlandse taal matig, maakt geen
gebruik van internet en kent zijn rechten niet of nauwelijks. Hij is ook erg conflict
vermijdend.
Het geschil
Mohammed heeft al 7 jaar geen baan en hij en zijn vrouw krijgen een bijstandsuitkering. Een
maand geleden ontving hij plotseling een brief van de gemeente dat zijn uitkering stopgezet
zou worden. Mohammeds Nederlands is niet goed genoeg om de brief te begrijpen. Zijn
dochter vertelt hem dat de uitkering wordt stopgezet, omdat hij niet voldoet aan de
verplichtingen voor een bijstandsuitkering. Zonder zijn uitkering kunnen hij en zijn vrouw
niet in het levensonderhoud van henzelf en hun kinderen voorzien. Het financieel belang van
het geschil is groot, namelijk ruim €32.500 (€1354,54 x 24 maanden 171).
Maatregelen die mogelijk van toepassing zijn
- Afschaffing van diagnose en triage (2016) (maatregel 1).
- Invoering clawback (2016) (maatregel 2).
- Versterking eerste lijn (2016) (maatregel 3).
- Herdefiniëring inkomensgroepen (2016)(maatregel 9).
- Generieke verhoging van de eigen bijdrage (2013) (maatregel 19).
- Opnieuw extra bijdrage heffen in bewerkelijke zaken (2013) (maatregel 22).
- Invoering diagnose en triage (2013) (maatregel 34).
- Het verhogen van de proceskosten door overheidsinstanties (2010)(maatregel 44).
- Opheffen bureaus voor rechtshulp (2009) (maatregel 47).
- Wetsvoorstel aanpassing tarieven griffierecht in bestuurs- en burgerzaken (maatregel
57).
171
Zie artikel 4 lid 6 Brt.
97
Wrb-gerechtigd?
2007: Op grond van zijn lage inkomen (€13.000 per jaar) komt Mohammed in
aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb, zoals geldend op 1 juni
2007, stelde voor gehuwden de inkomensgrens op €31.700).
 Mohammed is wel Wrb-gerechtigd
2014: Op grond van zijn lage inkomen (€13.000 per jaar) komt Mohammed in
aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb stelt voor gehuwden de
inkomensgrens op €36.100). Mohammed voldoet nog steeds aan de per 23 april 2010
verhoogde drempel van het minimale financiële belang (maatregel 45).
 Mohammed is wel Wrb-gerechtigd
2016: Vanwege zijn lage inkomen komt Mohammed in aanmerking voor
gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb stelt voor gehuwden de inkomensgrens op
€36.100). Mohammed voldoet nog steeds aan de per 2016 wederom verhoogde
drempel van het minimale financiële belang (maatregel 11).
 Mohammed is wel Wrb-gerechtigd
98
Stap 1: Toegang tot informatie
Mohammed wil informatie over het materiële recht: mag de gemeente zijn uitkering zomaar
stopzetten? Welke verplichtingen gelden er voor hem en mag de gemeente die verplichtingen
stellen? Hij wil ook informatie over de procedures: hoe kan hij laten weten dat hij het niet
eens is met de beslissing van de gemeente, en tot wie moet hij zich wenden om zo snel
mogelijk weer inkomsten te krijgen?
Omdat Mohammed de Nederlandse taal maar matig beheerst en geen gebruik maakt van
internet, zijn online initiatieven zoals rechtwijzer.nl niet aan hem besteed. Zijn oudste dochter
kan hier echter wel behulpzaam zijn. Door simpelweg te ‘googlen’ op “uitkering gestopt” en
te klikken op de eerste hit, komt zij uit op de website www.uitkering-gestopt.nl, waar een
telefoonnummer en een online formulier op staan. Mohammed zou hiermee in contact kunnen
komen met mensen die voor hem zouden kunnen controleren of de gemeente zijn uitkering
terecht stop heeft gezet, of dat hij tegen die beslissing in bezwaar zou kunnen gaan. Meer hulp
van een jurist is hier echter geboden.
Ook telefonisch of via foldertjes is het voor Mohammed moeilijk om aan zijn informatie te
komen, vanwege zijn taalachterstand. Al met al is het voor hem heel lastig om zelfstandig
toegang tot informatie te verkrijgen. Hij heeft hierbij eigenlijk al begeleiding nodig. Daarom
wordt deze stap bij Mohammed als het ware overgeslagen en heeft hij direct begeleiding
nodig, stap 2.
99
Stap 2: Toegang tot begeleiding
Zoals hierboven gesteld, heeft Mohammed begeleiding nodig bij het vinden van de juiste
informatie. Daarnaast zal hij ook niet zelf in staat zijn om een bezwaarschrift in te dienen
ende andere formaliteiten te regelen. Zijn dochter brengt hem naar het Juridisch Loket.
2007: De begeleiding die Mohammed nodig heeft, wordt bij uitstek aangeboden door
het Juridisch Loket. Een rechtzoekende kan zich aan de balie zonder afspraak
kosteloos laten informeren. Het Juridisch Loket kan het probleem van de
rechtzoekende verhelderen en bijdragen aan het vinden van een adequate oplossing.
Daarbij kan het loket ook bepaalde handelingen voor de rechtzoekende verrichten.
Een andere vorm van hulp die Mohammed in theorie verder zou kunnen
helpen, is eenvoudig rechtskundig advies door een rechtsbijstandsverlener, zoals
bijvoorbeeld een advocaat. Hiervoor zou hij een LAT kunnen aanvragen. In de
praktijk zal een LAT echter niet voldoende zijn. Er zal bezwaar moeten worden
ingediend en daarvoor is in het geval van Mohammed reguliere toevoeging nodig.
Binnen het korte tijdsbestek van een LAT (max 3 uur) kan een advocaat in dit geval
niets bereiken. Mohammed is Wrb-gerechtigd en kan dus (via de betreffende
advocaat) bij de Raad voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging indienen.
In 2007 was de eigen bijdrage voor zowel een LAT als voor reguliere toevoeging €90
(art. 35 lid 3 sub a Wrb. In 2007 bestond het Bebr nog niet en werd de eigen bijdrage
geregeld in de Wrb zelf). De kans is groot dat Mohammed een deel van de kosten voor
rechtsbijstand (eigen bijdrage) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere
bijstand (artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
2014: Er bestaat voor Mohammed een financiële prikkel om eerst langs het Juridisch
Loket te gaan, en nog niet direct naar een advocaat te gaan en rechtsbijstand aan te
vragen. Met de per 1 juli 2011 ingevoerde maatregel ‘diagnose en triage’ krijgen
rechtzoekenden namelijk €53 korting op de eigen bijdrage voor rechtsbijstand, indien
zij eerst langs het Juridisch Loket zijn gegaan en daar met een diagnosedocument
doorverwezen worden naar de tweedelijns rechtshulpverlening (maatregel 34).
De begeleiding die Mohammed nodig heeft, wordt aangeboden door het
Juridisch Loket. Een rechtzoekende kan zich aan de balie zonder afspraak kosteloos
laten informeren. Het Juridisch Loket kan het probleem van de rechtzoekende
verhelderen en bijdragen aan het vinden van een adequate oplossing. Daarbij kan het
loket ook bepaalde handelingen voor de rechtzoekende verrichten.
Het Juridisch Loket zal Mohammed vanwege de aard en omvang van het
geschil waarschijnlijk adviseren om de hulp van een advocaat in te schakelen.
Mohammed is Wrb-gerechtigd en kan dus (via de betreffende advocaat) bij de Raad
voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging indienen. In 2009 is de
zogenaamde lichte adviestoevoeging ingevoerd, met een daarbij behorende lagere
eigen bijdrage dan voor overige toevoegingen (maatregel 53). Zoals hierboven echter
opgemerkt, zal Mohammed met een LAT niet zo heel veel opschieten, en heeft hij een
reguliere toevoeging nodig. Hiervoor betaalt hij de per 1 oktober 2013 generiek
verhoogde eigen bijdrage van €196 (art. 2(1)a Bebr). Omdat Mohammed eerst langs
100
het Juridisch Loket is gegaan, krijgt hij de diagnose en triage korting van €53 (art. 2(6)
Bebr). De kans is groot dat Mohammed een groot deel van de kosten voor
rechtsbijstand (eigen bijdrage) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere
bijstand (artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
2016: De diagnose en triage korting wordt afgeschaft (maatregel 1), met het oog op de
maatregelen ‘selectie aan de poort’ (maatregel 4) en ‘versterking eerste lijn’
(maatregel 3).
Voor gesubsidieerde rechtsbijstand moet Mohammed een eigen bijdrage
betalen. De kans is groot dat Mohammed een groot deel hiervan van de gemeente
terug kan krijgen via bijzondere bijstand (artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de
reikwijdte van dit onderzoek. Wanneer de voorgenomen herdefiniëring
inkomensgroepen doorgaat, valt Mohammed nog steeds in de laagste categorie, en
blijft hij ongeveer eenzelfde bedrag betalen (€200, in plaats van €196). De diagnose en
triage korting wordt wel per 1 januari 2016 afgeschaft, met het oog op de maatregelen
‘selectie aan de poort’ en ‘versterking eerste lijn’.
Deze selectie aan de poort zal inhouden dat rechtzoekenden zoals Mohammed
sowieso eerst langs het Juridisch Loket zullen moeten, om in aanmerking te komen
voor rechtsbijstand. Het Juridisch Loket zal dan aan de hand van een streng
noodzakelijkheidscriterium moeten toetsen of er noodzaak bestaat voor rechtsbijstand,
en als dit het geval is, hiertoe een diagnosedocument opstellen. Hoewel nog
onduidelijk is hoe het noodzakelijkheidscriterium er precies uit komt te zien, nemen
wij aan dat Mohammed hier aan voldoet.
Gelet op zijn geringe mate van zelfredzaamheid, zal Mohammed ook na de begeleiding door
het Juridisch Loket of advocaat zijn probleem waarschijnlijk nog niet zelf kunnen afhandelen.
Er zijn verdere stappen nodig.
101
Stap 3: Toegang tot overleg en onderhandeling
Aangezien de stopzetting van Mohammeds uitkering een besluit door een bestuursorgaan is,
in de zin van de Awb, zal hij bezwaar moeten maken tegen de beslissing. Dit doet hij door een
bezwaarschrift in te dienen. Mohammed kan dit niet zelf, maar heeft hier hulp bij nodig van
een advocaat. Onder stap 2 is beschreven hoe hij deze hulp kan ontvangen en met welke
maatregelen Mohammed in dat verband te maken krijgt.
2007: Na ontvangst van Mohammeds bezwaarschrift, nodigt de gemeente Capelle aan
den IJssel Mohammed uit voor de hoorzitting waar hij vragen kan stellen, en zijn
standpunt nog eens kan toelichten. Mohammed neemt zijn advocaat mee.
2014: Na ontvangst van Mohammeds bezwaarschrift, belt een gemeenteambtenaar
hem op. De gemeente Capelle aan den IJssel is één van de gemeentes die meedoet aan
het project Prettig Contact met de Overheid van het ministerie van BZK (maatregel
39). Door een meer informele aanpak en door eerder persoonlijk contact tussen
ambtenaar en burger, wordt geprobeerd om conflicten vroegtijdig op te lossen, voordat
zij verder escaleren. Hiermee wordt een stap naar de rechter voorkomen. De
ambtenaar legt Mohammed uit waarom zijn uitkering is gestopt, en wat hij hieraan kan
doen. Mohammed voelt zich zeer respectvol en prettig bejegend door de ambtenaar.
2016: De verwachting is dat de verschuiving van geschilbeslechting naar
conflictoplossing steeds meer zal doorzetten onder invloed vanprojecten als Prettig
Contact met de Overheid en Proactieve Geschiloplossing (maatregel 39).
Het is goed mogelijk dat Mohammed na begeleiding en overleg/onderhandeling een adequate
oplossing voor zijn probleem heeft gevonden. Zo is het denkbaar dat de gemeente hem in
reactie op zijn bezwaarschrift in het gelijk stelt. Mocht het bezwaar niet slagen, dan kan
Mohammed een beroepsprocedure starten bij de bestuursrechter, stap 4.
Stap 4: Toegang tot een neutrale bindende interventie
Als Mohammed een beroepsprocedure bij de bestuursrechter wil starten, zal hij zich
geconfronteerd weten met de volgende maatregelen.
2007: In een beroepsprocedure bij de bestuursrechter worden griffierechten geheven
op grond van artikel 8:41 Awb. In 2007 was het bedrag dat Mohammed zou moeten
betalen €39.
Hulp van een advocaat is in een beroepsprocedure niet verplicht, maar voor
Mohammed wel nodig. Vanwege zijn lage inkomen komt hij in aanmerking voor
gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb, zoals geldend op 1 juni 2007, stelde voor
gehuwden de inkomensgrens op €31.700). Hiervoor kan hij (via de betreffende
advocaat) bij de Raad voor rechtsbijstand een aanvraag om een toevoeging indienen.
In 2007 was de eigen bijdrage die Mohammed hiervoor zou moeten betalen €90 (art.
35 lid 3 sub a Wrb. In 2007 bestond het Bebr nog niet en werd de eigen bijdrage
geregeld in de Wrb zelf). De kans is groot dat Mohammed een groot deel van de
102
kosten die hij maakt (eigen bijdrage en griffierechten) van de gemeente terug kan
krijgen via bijzondere bijstand (artikel 35 WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte
van dit onderzoek.
2014: In een beroepsprocedure bij de bestuursrechter worden griffierechten geheven
op grond van artikel 8:41 Awb. In 2014 was het bedrag dat Mohammed zou moeten
betalen €42.
Hulp van een advocaat is in een beroepsprocedure niet verplicht, maar voor
Mohammed wel nodig. Vanwege zijn lage inkomen komt Mohammed in aanmerking
voor gesubsidieerde rechtsbijstand (art. 34 Wrb stelt voor gehuwden de
inkomensgrens op €36.100). Hiervoor betaalt hij de per 1 oktober 2013 generiek
verhoogde eigen bijdrage van €196 voor verlening van rechtsbijstand op basis van een
toevoeging (art. 2(1)a Bebr). Omdat Mohammed eerst langs het Juridisch Loket is
gegaan, krijgt hij de diagnose en triage korting van €53 (art. 2(6) Bebr). De kans is
groot dat Mohammed een groot deel van de kosten die hij maakt (eigen bijdrage en
griffierechten) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand (artikel 35
WWB). Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
2016: Als Mohammed de zaak voor de bestuursrechter wil brengen, moet hij
griffierechten betalen. Als het wetsvoorstel aanpassing tarieven in bestuurs- en
burgerzaken wordt aangenomen, worden de griffierechten met 2% verhoogd bij
kantonzaken en civiele zaken in eerste aanleg. De kans is groot dat Mohammed een
groot deel van de kosten die hij maakt (eigen bijdrage en griffierechten) van de
gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand (artikel 35 WWB). Dit valt echter
buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
Voor gesubsidieerde rechtsbijstand moet Mohammed een eigen bijdrage
betalen. Wanneer de voorgenomen herdefiniëring inkomensgroepen doorgaat, dan valt
Mohammed nog steeds in de laagste categorie en blijft hij ongeveer eenzelfde bedrag
betalen (€200, in plaats van €196). De diagnose en triage korting wordt wel per 1
januari 2016 afgeschaft, met het oog op de maatregelen ‘selectie aan de poort’ en
‘versterking eerste lijn’.
Deze selectie aan de poort gaat inhouden dat gesubsidieerde rechtsbijstand
voortaan wordt getoetst aan een streng noodzakelijkheidscriterium. Advocatenbijstand
wordt alleen nog maar vergoed indien daartoe noodzaak bestaat. Het Juridisch Loket
zal dit moeten gaan toetsen en hiertoe een diagnosedocument opstellen.
103
Samenvattend
De toegang tot informatie is voor Mohammed matig, omdat hij niet zelfredzaam genoeg is
vanwege zijn taalachterstand en gebrekkige online vaardigheden. Het is voor hem lastig om
zelfstandig toegang tot informatie te verkrijgen. Hierbij heeft hij eigenlijk al begeleiding
nodig. Deze casestudy laat zien hoe belangrijk de taalvaardigheid van een Persona is voor de
toegang tot het recht. De toegang tot begeleiding is ruim voldoende. Het Juridisch Loket
biedt mogelijkheden, maar daar zal hij waarschijnlijk worden doorverwezen naar een
advocaat. Een LAT voor eenvoudig rechtskundig advies is waarschijnlijk niet voldoende, hij
heeft reguliere toevoeging nodig. Hiervoor betaalt hij in 2007 de eigen bijdrage van €90, in
2014 betaalt hij €196 waar de diagnose en triage korting van €53 nog vanaf gaat. In 2016
betaalt Mohammed €200 eigen bijdrage. In het kader van toegang tot overleg en
onderhandeling kan worden opgemerkt dat projecten als Prettig Contact met de Overheid en
PAGO bijdragen aan dejuridisering van conflicten, maar het is niet op voorhand te zeggen of
Mohammed hier iets aan heeft. Met betrekking tot de toegang tot een neutrale bindende
interventie verandert er niet veel. De griffierechten worden mogelijk iets verhoogd. De kans
is groot dat Mohammed een groot deel van de kosten die hij maakt (eigen bijdrage en
griffierechten) van de gemeente terug kan krijgen via bijzondere bijstand (artikel 35 WWB).
Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
104
Hoofdstuk 4 Conclusie
Verschillende auteurs en diverse belanghebbenden hebben zich in de literatuur en praktijk
reeds kritisch uitgelaten over een deel van de maatregelen die door de recente kabinetten zijn
voorgesteld. Opvallend is dat de verschillende gezichtspunten en maatregelen van de
afgelopen jaren nog niet of in zeer beperkte mate in samenhang zijn bekeken en beschouwd.
Met dit onderzoeksrapport is getracht om op een originele, creatieve en praktisch
georiënteerde wijze bij te dragen aan dit debat. Door met behulp van praktische casestudies te
werken ontstaat een praktische invalshoek en krijgen de begrippen toegang tot het recht en
toegang tot de rechter niet alleen een louter academische of beleidsmatige betekenis, maar
wordt ook duidelijk wat deze begrippen in het dagelijks leven van rechtzoekenden betekenen.
De doelstelling van het onderzoek was drieledig. In de eerste plaats is in hoofdstuk 2 getracht
een state of the art te geven van de conceptuele noties van toegang tot het recht en toegang tot
de rechter. Ten tweede zijn de relevante genomen overheidsmaatregelen en aangekondigde te
verwachten maatregelen op dit terrein grondig in kaart gebracht, zodat een ‘foto’ beschikbaar
is gekomen als momentopname van de huidige veranderende context. Deze veranderende
context is in hoofdstuk 1 tegen de achtergrond van veertig jaar overheidsbeleid geplaatst. Het
uiteindelijke overzicht, bestaande uit 74 maatregelen, is opgenomen als Bijlage 2 bij dit
rapport. Ten derde is geprobeerd om in concrete casestudies nader inzicht te geven in de
mogelijke cumulatieve gevolgen van deze maatregelen voor verschillende typen
rechtzoekenden. Dit laat zich samenvatten in de volgende drie onderzoeksvragen die centraal
hebben gestaan:
1. Wat moet worden verstaan onder de noties ‘toegang tot het recht’ en ‘toegang tot
de rechter’?
2. Welke maatregelen zijn er sinds 2008 genomen die invloed (kunnen) hebben op de
toegang tot het recht en de toegang tot de rechter?
3. Welke (cumulatieve) gevolgen kunnen deze maatregelen hebben voor
verschillende soorten rechtzoekenden?”
4.1 Beantwoording van de deelvragen
Deelvraag 1: Wat moet worden verstaan onder de noties ‘toegang tot het recht’ en
‘toegang tot de rechter’?
De toegang tot het recht wordt vaak direct geassocieerd met toegang tot de rechter. In
hoofdstuk 2 is gebleken dat toegang tot het recht echter een (veel) ruimer concept is dan
toegang tot de rechter. Tegelijkertijd valt de notie toegang tot de rechter binnen het concept
toegang tot het recht te plaatsen. Een en ander wordt duidelijk in onderstaand venndiagram.
105
Toegang tot het
recht
Toegang tot de
rechter
Figuur 3 Toegang tot het recht en toegang tot de rechter weergegeven in een venndiagram.
In hoofdstuk 2 is gebleken dat de betekenis van de ‘toegang tot het recht’ niet eenduidig is en
zowel eng (toegang op gesubsidieerde rechtsbijstand voor de rechter), als ruim (toegang tot
alle vormen van rechtskundige hulpverlening in alle procedures, ook buiten de rechter om)
kan worden opgevat. Het is een veelkleurig begrip dat uit verschillende onderdelen bestaat.
Wat alle definities in ieder geval gemeen hebben, is dat zij gericht zijn op ‘effectieve
rechtsverwerkelijking’: zowel op papier als in de praktijk moeten burgers en bedrijven hun in
de rechtsorde neergelegde rechten in en buiten rechte geldend kunnen maken. Het schema van
Barendrecht en Kamminga (2004) is gebruikt om de verschillende stappen die een
rechtzoekende doorloopt in kaart te brengen. In dit onderzoek is dan ook de volgende definitie
gebruikt:
Toegang tot het recht is de toegang die een rechtzoekende heeft tot informatie,
begeleiding, overleg, onderhandeling en een neutrale bindende interventie om zijn
probleem op een effectieve manier op te kunnen lossen.
Deze definitie valt als volgt uiteen in vier randvoorwaarden, vier treden die een rechtzoekende
doorgaans zal doorlopen:
Toegang tot een
neutrale ‘bindende’
interventie.
Toegang tot overleg
en onderhandeling
Toegang
begeleiding
Toegang
informatie
tot
tot
Figuur 4 De verschillende treden van toegang tot het recht, gebaseerd op Barendrecht en Kamminga (2004).
106
Het laatste onderdeel en tevens sluitstuk van toegang tot het recht is recht op toegang tot de
rechter. In hoofdstuk 2 is gebleken dat de betekenis van de notie ‘toegang tot de rechter’ en
het juridische kader aan de hand waarvan getoetst wordt of de toegang tot de rechter
gewaarborgd is, redelijk uitgekristalliseerd zijn. Op basis van nationale en internationale
wetgeving en jurisprudentie kan toegang tot de rechter als volgt worden gedefinieerd:
het recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter, en
wanneer rechtsbijstand noodzakelijk is voor de toegang dient deze te worden verleend
aan degenen die niet over financiële middelen beschikken.
Dit recht is niet absoluut en mag worden beperkt indien (1) het recht in essentie niet geschaad
wordt, (2) de beperkingen een gerechtvaardigd doel dienen en (3) evenredig en proportioneel
zijn. Of sprake is van deze beperkingen dient steeds in het individuele geval te worden
getoetst. De Nederlandse staat heeft bijvoorbeeld onder het EVRM een margin of
appreciation in de wijze waarop zij een rechtsbijstandsstelsel vormgeeft, mits dit recht op
toegang tot de rechter in essentie niet wordt aangetast. Voor wat betreft het EU-recht geldt in
grote lijnen hetzelfde, mits de effectieve rechtsbescherming van Unierechtelijke aanspraken
niet wordt doorkruist. De toegang tot de rechter komt heden ten dage volgens diverse auteurs
onder druk te staan door allerhande ontwikkelingen in de samenleving die innovatie en
veranderingen van de rechtspraak vergen.
Deelvraag 2: Welke maatregelen zijn er sinds 2008 genomen die invloed (kunnen)
hebben op de toegang tot het recht en de toegang tot de rechter?
Vervolgens is getracht om alle maatregelen in kaart te brengen die sinds 2008 genomen zijn
of momenteel aangekondigd zijn en die invloed (kunnen) hebben op de toegang tot het recht,
waarbij de bovenstaande werkdefinitie van toegang tot het recht gehanteerd is. Hiertoe is
onderzoek verricht naar relevante parlementaire stukken en beleidsdocumenten die tussen
2007 en 2014 zijn gepubliceerd. Iedere relevante maatregel die hieruit te destilleren valt, is in
een overzicht ondergebracht en nader bestudeerd. Het uiteindelijke overzicht, bestaande uit 74
maatregelen, is opgenomen als Bijlage 2 bij dit rapport. Alle maatregelen zijn conform
hetzelfde format in kaart gebracht, waarbij onder andere gekeken is naar de status van de
overheidsmaatregel, de adressa(a)t(en) van de maatregel, de achterliggende gedachte van de
maatregel en een korte analyse van wat de mogelijke implicaties van de maatregel kunnen
zijn. Zo werd er een ‘foto’ zichtbaar als momentopname van de huidige veranderende context,
een actueel portret van de toegang tot het recht.
Duidelijk is dat de maatregelen niet alleen zien op een deelfacet van het stelsel van
rechtsbijstand, maar ook in onderlinge samenhang moeten worden begrepen. Zo komen de
achterliggende gedachtes en implicaties van sommige maatregelen nauw overeen. De
maatregelen die ingevoerd zullen worden in 2016, zien bijvoorbeeld voor een groot deel op de
versterking van de eerstelijnsrechtsbijstand en trachten gezamenlijk de druk op de rechtspraak
weg te nemen. Van de 74 maatregelen uit Bijlage 2, zien er vier op het strafrecht. Dit
rechtsgebied is in hoofdstuk 3 buiten beschouwing gelaten. 16 andere maatregelen hebben als
addressaat de rechtshulpverlener, rechtsbijstandsverzekeraar of advocaat. Deze hebben vooral
indirect effect voor de rechtzoekende. Omdat het voor de onderzoekers niet haalbaar bleek om
107
deze gevolgen goed door te berekenen voor de rechtzoekende, zijn ook deze maatregelen in
Hoofdstuk 3 buiten beschouwing gelaten.
Naar oordeel van de onderzoekers is er niet direct een heldere lijn in de
bezuinigingsmaatregelen van Bijlage 2 zichtbaar. De maatregelen geven een indruk van
vergankelijkheid en lijken mee te waaien mee met de politieke wind van het kabinet. Waar de
diagnose en triage-maatregel in 2011 werd ingevoerd (maatregel 34), met de gedachte dat het
de filterfunctie van het Juridisch Loket zou versterken, wordt deze in 2016 (maatregel 1) weer
afgeschaft, omdat het geen functie meer zou hebben in het nieuwe stelsel. Ditzelfde geldt
bijvoorbeeld voor de verlaging van de vergoeding bij een kennelijke afdoening van zaken in
het bestuursrecht per 1 oktober 2013 (maatregel 25), die per 15 februari 2014 weer afgeschaft
is (maatregel 18). Een ander voorbeeld dat illustreert dat een overkoepelende visie lijkt te
ontbreken, betreft de beperking van de ambtshalve toevoeging verdachten in het strafrecht
(maatregel 7). Staatssecretaris Albayrak opperde dit idee al in haar brief van 24 oktober
2008. 172 Vervolgens zegt Staatssecretaris Teeven hierover tijdens een algemeen overleg met
de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie op 9 maart 2011:
“Als zaken uit een vorige kabinetsperiode niet doordacht blijken te zijn, heb ik die
teruggedraaid. Ik noem bijvoorbeeld het niet meer toevoegen van een raadsman na een
schorsing van inbewaringstelling dat in de vorige taakstelling was opgenomen. Het
lijkt mij niet zinvol om, in het kader van de belangen die ook verdachten in onze
rechtsstaat hebben, iemand die geschorst wordt bij de inbewaringstelling, na die
periode geen advocaat meer te laten hebben. Wij moeten heel goed kijken welke
maatregelen effectief zijn en welke niet.”
In de brief van 18 februari 2014 173 stelt Teeven toch weer deze maatregel voor, en blijkens de
brief van 8 april 2014 wordt de maatregel ingevoerd per 1 januari 2016. 174
Tot slot moet nog worden opgemerkt dat de maatregelen uit Bijlage 2 niet allemaal een
belemmerende en beperkende werking hebben voor wat betreft de toegang tot het recht.
Verschillende initiatieven, zoals onder meer de e-kantonprocedure (maatregel 28), de
verhoging van de competentiegrens bij de kantonrechter (maatregel 11), het project proactieve
geschilbeslechting (maatregel 39), de invoering van de lichte adviestoevoeging (maatregel
53), het besluit toevoeging mediation (maatregel 54) hebben juist tot doel om de toegang tot
het recht voor de rechtzoekende laagdrempeliger te maken.
Deelvraag 3: Welke (cumulatieve) gevolgen kunnen deze maatregelen hebben voor
verschillende soorten rechtzoekenden?
Het overzicht van maatregelen is louter beschrijvend van aard geweest. Daaruit valt moeilijk
op te maken wat deze maatregelen nu voor praktische consequenties zullen hebben. Daarom
is getracht om aan de hand van zeven casestudies een impressie te geven van de praktische
172
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70).
174
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
173
108
effecten en mogelijke (cumulatieve) gevolgen van de maatregelen voor bepaalde soorten
rechtzoekenden.
De casestudies zijn geïnspireerd op de Persona’s die eerder door onderzoeksbureau
Motivaction zijn gemaakt voor het Juridisch Loket en die voor het onderhavige onderzoek
mochten worden gebruikt. Een Persona is een fictief karakter die representatief is voor een
deel van de betreffende doelgroep, aan de hand waarvan een veranderende context inzichtelijk
kan worden gemaakt. In iedere casestudy kreeg één van de Persona’s te maken met een fictief
maar realistisch juridisch probleem, wat hij of zij wilde oplossen en waarvoor hij/zij dus
toegang tot het recht zocht.
In elke casestudy is vervolgens een vergelijking gemaakt tussen het verleden (2007), het
heden (2014) en de toekomst (2016), waarbij de vierledige werkdefinitie van toegang tot het
recht gehanteerd is. Voor iedere Persona is aldus steeds antwoord gezocht op de vragen of en
hoe hij/zij in 2007, 2014 en 2016 toegang had tot achtereenvolgens informatie (stap 1),
begeleiding (stap 2), overleg en/of onderhandeling (stap 3) en een neutrale bindende
interventie (stap 4). Hierbij werd steeds benoemd welke specifieke maatregel(en) invloed
had(den) op de ontstane situatie, werd inzichtelijk gemaakt wat deze maatregel(en)
veranderde(n) aan één van de vier stappen van toegang tot het recht en werd verwezen naar de
vindplaats van de betreffende maatregel(en) in Bijlage 1 en 2.
Door de zeven Persona’s onderling te laten verschillen in leeftijd, werkomstandigheden en
thuissituatie en doordat hun juridische geschillen wijd uiteenlopen, is getracht om zoveel
mogelijk overheidsmaatregelen van toepassing te laten zijn op de casestudies, onder
voorwaarde dat het wel realistisch moest blijven. Op basis van hun (1) bekendheid met het
recht, (2) houding tegenover conflicten, (3) bekendheid met het internet en (4)
taalvaardigheid, zijn de Persona’s op schaal van zelfredzaamheid geplaatst.
Hoofdstuk 3 laat zien hoe weerbarstig de praktijk is. Een Persona is niet óf zelfredzaam, óf
kwetsbaar, zoals dit door de verschillende kabinetten wel wordt voorgesteld. In iedere van de
zeven casestudies valt op dat er heel veel factoren zijn die beïnvloeden hoe een Persona met
een probleem omgaat. Zo is Persona Johan zeer zelfredzaam en vindt hij gemakkelijk zijn
weg binnen het recht, maar is hij alsnog op zoek naar duiding en bevestiging van de vele
informatie die hij op internet heeft gevonden. Verder heeft hij behoefte aan advies in de vorm
van een kosten-baten analyse en het inschatten van zijn kansen. Datzelfde geldt voor onze
Persona Joyce; zij wil van iemand die er verstand van heeft concreet horen wat zij moet doen,
ook al kan zij dit misschien zelf ook bedenken. De casus van onze Persona Rachid laat zien
dat, hoewel hij bereid is om zijn probleem samen met zijn vrouw op vriendschappelijke
wijzeop te lossen, hij alsnog genoodzaakt is zich tot een advocaat en rechter te wenden. Soms
is de stap naar de rechter dan ook geen keuze. De casestudy van Reshmi maakt duidelijk dat
de capaciteit om een probleem op te lossen weliswaar aanwezig is, maar dat de houding van
een rechtzoekende net zo belangrijk is. Reshmi kan het wel, maar wil het niet en stelt zich
daarom passief en afhankelijk op.
Het valt op dat de zeven Persona’s een kleurrijker, gelaagder beeld aan rechtzoekenden
opleveren dan het beeld van ‘de rechtzoekende’ zoals deze blijkt uit de verschillende
109
kabinetsstandpunten, weergeven in Hoofdstuk 1 en 2. Onze Persona’s en de problemen waar
zij mee te maken krijgen, laten zien dat het onderscheid tussen een zelfredzame en kwetsbare
rechtzoekende niet zo evident en helder is, als beleidsmatig wordt gesteld. De Persona’s laten
zien dat het spectrum van rechtzoekenden breed en kleurrijk is. Het werken met Persona’s
heeft daarbij ook laten zien dat er verschillende paden te bewandelen zijn. In de cursieve
tekstgedeeltes laten wij zien dat het ‘soms gemakkelijk op te lossen is’, maar een persona toch
een ‘trede omhoog’ wil maken op de trap, zoals weergegeven in figuur 4.
Voor wat betreft de maatregelen die van toepassing zijn in hoofdstuk 3, moet gesteld worden
dat er vooral een specifiek aantal maatregelenveelvuldig terugkomt. De afschaffing diagnose
en triage (maatregel 1), de versterking van de eerste lijn (maatregel 3) en de generieke
verhoging eigen bijdrage (maatregel 19) kwamen het meest aan bod. Daarnaast is gebleken
dat de selectie aan de poort op basis van een noodzakelijkheidscriterium (maatregel 4) een
impact op de rechtzoekende kan hebben, omdat een gang naar de rechter geen
vanzelfsprekende stap meer is. Door de versterking van de eerste lijn wordt duidelijk hoe
belangrijk de rol van het Juridisch Loket is en hoe belangrijk deze in de toekomst kan worden.
4.2 Discussie en aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Dit onderzoek heeft een verkennende en inventariserende aard. De impressie van de
(cumulatieve) gevolgen die maatregelen voor een bepaalde doelgroep van rechtzoekenden
zouden kunnen hebben, blijkt geen sinecure. Het domein van onderzoek is zeer breed en
omvat een breed scala van maatregelen en beleidsontwikkelingen, verschillende soorten
rechtzoekenden, diverse soorten rechtsrelaties die deze rechtzoekenden aangaan en een rijke
variëteit in typen geschillen. Tegen die achtergrond hebben de gebruikte casestudies met
name een praktische, exploratieve functie; zij hielpen om een beeld te geven van de
(cumulatieve) gevolgen van de maatregelen. Daarbij moet worden gerealiseerd dat dit maar
een beperkt domein van de veranderende context verschaft. Inherent aan het gebruik van
Persona’s is dat het perspectief van de rechtzoekende wordt gehanteerd.
Als gevolg van het feit dat met reële casestudies is gewerkt, zijn niet alle in Bijlage 1
en 2 genoemde maatregelen aan bod gekomen, omdat veel van deze maatregelen geen
(directe) gevolgen voor rechtzoekenden hebben, maar veeleer voor advocaten, mediators of
rechtsbijstandsverzekeraars (denk bijvoorbeeld aan de verlagingen van vergoedingen). Hun
perspectief is in dit onderzoek buiten beschouwing gebleven. Het zou echter interessant zijn
om dit in vervolgonderzoek mee te nemen, omdat maatregelen gericht op rechtshulpverleners
indirect effect kunnen sorteren voor rechtzoekenden.
Daarnaast is, gegeven de tijd en middelen beschikbaar, gewerkt met een selectie van
zeven Persona’s, maar uit de contacten met het Juridisch Loket blijkt dat de mogelijke
geschillen en typen rechtzoekenden talloos zijn. De gekozen Persona’s vertegenwoordigen
naar ons idee de meest voorkomende rechtzoekenden, maar ook de meest voorkomende
rechtsgebieden in het geschilbeslechtingslandschap. Het gehanteerde stappenplan, ontleend
aan Barendrecht en Kamminga (2004), kan in vervolgonderzoek als nuttige handreiking
worden gebruikt en toegepast worden op meer, en andere Persona’s of concrete zaken. Een
aanbeveling zou tegen die achtergrond kunnen zijn om vergelijkbaar onderzoek op bestaande
gevallen in de komende jaren uit te voeren. Daarbij kan uitstekend gebruik worden gemaakt
110
van de reeds aanwezige ervaring en expertise van het Juridisch Loket. De gesprekken met
diverse medewerkers van het Juridisch Loket tijdens de loop van het onderzoek hebben
gevoerd, zijn erg nuttig geweest en hebben bijgedragen aan de kwaliteit van het onderzoek.
In het verlengde daarvan zou het waardevol zijn om een empirische follow up aan dit
onderzoek te geven. Voor de praktische haalbaarheid van dit onderzoek is de
methodologische keuze gemaakt om te werken met Persona’s, in plaats van empirische
casestudies. Voor een vervolgonderzoek zou het interessant zijn om echte voorgekomen
praktijkgevallen bij het onderzoek te betrekken. Daarbij zouden dan ook de ervaringen van
rechtshulpverleners, mediators en advocaten kunnen worden betrokken. Omdat met name uit
die hoek veel kritiek op de overheidsmaatregelen wordt geuit, is het relevant en interessant
om te bezien hoe daar de impact van de maatregelen wordt ervaren.
Tot slot zou, mede gezien de kritiek op de overheidsmaatregelen zoals verwoord in
hoofdstuk 1, het een goed idee zijn om verder onderzoek te laten verrichten doen naar de
oorza(a)k(en) van de stijging van de kosten. Met Hanenberg kan gesteld worden dat het
omgooien van het stelsel van gefinancierde rechtshulp gerechtvaardigd dient te worden door
een heldere afbakening van het werkelijke probleem en werkelijke oorzaak van de stijging
van de kosten voor dit stelsel.
111
112
Bijlage I: Chronologisch overzicht gevonden
maatregelen
2016 (voornemen)
1. Afschaffing diagnose en triage 175
2. Invoering clawback 176
3. Versterking van de eerste lijn 177
4. Selectie aan de poort op basis van een streng noodzakelijkheidscriterium 178
5. In beginsel uitsluiten verbintenissenrecht en huurrecht 179
6. Echtscheiding op basis van gezinsinkomen 180
7. Beperking ambtshalve toevoeging verdachten (1) 181
8. Beperking ambtshalve toevoeging verdachten (2) 182
9. Herdefiniëring inkomensgroepen (van 5 naar 3) 183
10. Generieke verlaging uurtarief advocaten (tweede tranche) 184
11. Verhoging eis minimaal financieel belang (2) 185
12. Vervallen vergoeding administratieve kosten advocatuur 186
2015
13. Generieke verlaging uurtarief advocaten (eerste tranche) 187
14. Tijdelijke uitschakeling jaarlijkse indexeringen 188
15. Herijking enkele strafrechtelijke forfaitaire vergoedingen, waaronder supersnelrecht 189
175
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7.; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31
753, nr. 81).
176
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31
753, nr. 81).
177
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31
753, nr. 81).
178
Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64, p. 6; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr.
81).
179
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81); Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64;
Brief Teeven 18 februari 2014, Kamerstuk 31753 nr. 70
180
Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64, p. 6; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr.
81).
181
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31
753, nr. 81).
182
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31
753, nr. 81).
183
Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64, p. 6; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr.
81).
184
Ontwerpbesluit van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82; Brief Teeven 18
februari 2014, Kamerstuk 31753 nr. 70; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
185
Brief Teeven 18 februari 2014, Kamerstuk 31753 nr. 70; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr.
81).
186
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81); Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64.
187
Ontwerpbesluit van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82; Brief Teeven 18
februari 2014, Kamerstuk 31753 nr. 70; Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
188
Ontwerpbesluit van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82; Brief Teeven 8
april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
189
Ontwerpbesluit van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82; Brief Teeven 8
april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
113
16. Vaststelling
financiële
draagkracht
bij
geschil
met
voogden 190
2014
17. Aanpassing vergoeding tweede of volgende aanvragen vreemdelingen 191
18. Afschaffing lagere vergoeding bij een kennelijke afdoening van zaken in het
bestuursrecht 192
2013
19. Generieke verhoging eigen bijdrage 193
20. Extra verhoging van de eigen bijdrage bij echtscheiding 194
21. Opnieuw een eigen bijdrage bij het vragen van een tweede of volgend
deskundigenoordeel en bij toestemming voor het besteden van extra uren 195
22. Opnieuw een eigen bijdrage heffen in bewerkelijke zaken 196
23. Afschaffing anti-cumulatiebepaling 197
24. Verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandsverleners en mediators (tweede
tranche) 198
25. Invoering lagere vergoeding bij een kennelijke afdoening van zaken in het
bestuursrecht 199
26. Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken 200
27. Herziening gerechtelijke kaart 201
28. E-kantonprocedure 202
29. Richtlijn vereenvoudiging kinderalimentatie 203
2012
30. Wet hervorming herziening ten voordele 204
31. Verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en mediators (eerste
tranche) 205
190
Ontwerpbesluit van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
Besluit van 18 december 2013 (Besluit aanpassing vergoeding tweede of volgende aanvragen
vreemdelingen), Staatsblad 2013, 585.
192
Ontwerpbesluit van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
193
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345.
194
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345.
195
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345.
196
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345.
197
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345.
198
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345.
199
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345.
200
Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw
griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken), Staatsblad 2013, 92.
201
Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere
wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening
gerechtelijke kaart)
202
http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-kantonrecht/Pages/eKantonrechter.aspx
203
http://www.rechtspraak.nl/procedures/landelijke-regelingen/sector-familie-en-jeugdrecht/pages/werkgroepalimentatienormen.aspx
204
Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van
de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten
voordele), Staatsblad 2012, 275.
191
114
32. Aanpassing indexeringsmechanisme vergoeding rechtsbijstandverleners.
33. Pilot multitoevoeging 207
206
2011
34. Invoering diagnose en triage 208
35. Aanpassing van de voorschotregeling voor advocaten 209
36. Verhoging competentiegrens bij de kantonrechter 210
37. Bezuiniging op de organisatiekosten van de Raad
2010
38. Griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) 211
39. Project proactieve geschiloplossing (Pago) 212
40. Mogelijkheid om deelgeschillen voor de rechter te brengen. 213
41. Bestuurlijke centralisatie Raden voor Rechtsbijstand 214
42. Hulpmiddel op internet bij echtscheidingen: echtscheidingsplan.nl en ouders-uitelkaar.nl
43. Aanpassing
van
beloning
advocaten
bij
vervolgberoepen
inzake
215
vreemdelingenbewaring.
44. Verhoging proceskostenvergoedingen door overheidsinstanties.
45. Verhoging eis minimaal financieel belang (1). 216
46. Eén landelijke huurcommissie 217
205
Besluit van 7 december 2011, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het
Besluit toevoeging mediation in verband met een verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en een
aanpassing van de wijze van indexeren van deze vergoeding alsmede aanpassing van de indexeringsregeling in
het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Besluit aanpassing vergoeding en indexering
rechtsbijstandverleners), Staatsblad 2011, 590.
206
Besluit van 7 december 2011 (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners),
Staatsblad 2011, 590.
207
Brief Teeven 31 oktober 2011, Kamerstuk 31 753, nr. 39, p. 9-10; Brief 4 mei 2012 (Kamerstuk 31753 nr.
51, p. 6-7
208
Besluit van 22 juni 2011, houdende aanpassing van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit
vergoedingen rechtsbijstand 2000, onder meer in verband met het stimuleren van de verlening van rechtshulp
door een voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, van de Wet op de
rechtsbijstand, Staatsblad 2011, 322 (hierna: Besluit van 22 juni).
209
Besluit van 22 juni, Staatsblad 2011, 322.
210
Wet van 19 mei 2011 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke
indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie
van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake
gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie), Staatsblad 2011,
255
211
Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet
griffierechten burgerlijke zaken), Staatsblad 2010, 715.
212
Brief Albayrak 29 april 2009, Kamerstuk 31753, nr. 12:
213
Kamerstukken II 2007/08 en 2008/09, 31 518, nr. 1-9.
214
Kamerstukken II 2008/09, 31 835, nr. 1-6.
215
Besluit van 10 april 2010, Staatsblad 2010, nr. 153.
216
Besluit van 10 april 2010, Staatsblad 2010, nr. 153.
217
Wet van 23 december 2009 tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een
landelijke huurcommissie) (Stb. 2010, 28).
115
2009
47. Pilots met invoering regierechter bij rechtbanken. 218
48. Opheffen bureaus voor rechtshulp 219
49. Invoering verplicht ouderplan 220
50. Afschaffen flitsscheiding 221
51. Invoering substantiëringsplicht bij echtscheiding 222
52. Invoering mogelijkheid voor rechter om echtgenoten te verwijzen naar mediation 223
53. Invoering lichte adviestoevoeging 224
54. Besluit Toevoeging Mediation 225
2008
55. Herziening Leidraad Bewerkelijke Zaken 226
56. Afschaffen van de vergoeding voor administratieve kosten in geval van ambtshalve
toevoegingen (artikel 27 Bvr) 227
57. Aanpassen van de voorschotregeling advocatuur (artikel 35 Bvr). 228
2007
58. Lancering website rechtwijzer.nl
Staat op de agenda
59. Wetsvoorstel aanpassing tarieven griffierecht in bestuursrecht en burgerlijke zaken. 229
60. Project Kwaliteit en Innovatie (KEI) 230
218
Brief Albayrak 24 oktober 2008, Kamerstuk 31 753, nr. 1.
Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de
verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging,
alsmede de regeling van de vergoeding van mediation, Staatsblad 2009, 4.
220
Wet van 27 november 2008 (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad
2008, 500.
221
Wet van 27 november 2008 (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad
2008, 500.
222
Wet van 27 november 2008 (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad
2008, 500.
223
Wet van 27 november 2008 (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad
2008, 500.
224
Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de
verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging,
alsmede de regeling van de vergoeding van mediation, Staatsblad 2009, 4; Besluit van 4 februari 2009, houdende
regels met betrekking tot de eigen bijdrage voor de rechtzoekende in geval van verlening van gesubsidieerde
rechtsbijstand alsmede enige nadere regels omtrent de vaststelling van de financiële draagkracht van de
rechtzoekende (Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand), Staatsblad 2009, 46.
225
Besluit van 4 mei 2009, houdende regels met betrekking tot de verlening van een toevoeging ten behoeve van
mediation, de eigen bijdrage in geval van mediation op basis van een toevoeging alsmede de vaststelling van de
vergoeding voor op basis van een toevoeging verleende mediation (Besluit toevoeging mediation).
226
Bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 31 753, nr. 3
227
Besluit van 19 mei 2008, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, Staatsblad
2008, 170.
228
Besluit van 19 mei 2008, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, Staatsblad
2008, 170.
229
Wijziging van de algemene wet bestuursrecht, de wet griffierechten burgerlijke zaken en de wet op hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten, Kamerstuk 33757, nr. 7.
219
116
61. Tariefregulering 231
62. Besparing Raad voor rechtsbijstand en Juridisch Loket 232
63. Echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek zonder minderjarige kinderen 233
64. Modernisering arbitragerecht 234
65. Lange termijn maatregel ‘verdere verbetering kwaliteit dienstverlening binnen het
stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand’ 235
66. Lange termijn maatregel ‘Coördinatie van besluiten bestuursrecht’ 236
Niet meer ingevoerde maatregelen die wel waren voorgenomen
67. Kostendekkende griffierechten
68. “Gemengd” verzekeringsstelsel.
69. Lager uurtarief in bewerkelijke zaken.
70. Ambtshalve toevoeging pas bij gevangenhouding in plaats van bij inbewaringstelling
(verlenging piketfase)
71. Verhoging eigen bijdrage bij eenzijdig verzoek echtscheiding
72. Eenvoudiger berekening kinderalimentatie
Status onbekend
73. Normering kinderalimentatie 237
74. Rol juridisch loket in de echtscheidingsprocedure 238
230
Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht
in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht
231
Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64; Brief Teeven 18 februari 2014, Kamerstuk 31753, nr. 70,
p. 13.
232
Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64.
233
Brief Teeven 12 juli 2013, Kamerstuk 31753 nr. 64. Zie
http://internetconsultatie.nl/wetsvoorstel_scheiden_zonder_rechter
234
Zie Kamerstukken II 2012-13, 33 611, nrs. 1-3.
235
Brief Teeven 18 februari 2014, Kamerstuk 31753, nr. 70, p. 4-5.
236
Brief Teeven 18 februari 2014, Kamerstuk 31753, nr. 70, p. 4-5.
237
Brief Albayrak 24 oktober 2008, Kamerstuk 31 753, nr. 1, p. 12.
238
Brief Albayrak 24 oktober 2008, Kamerstuk 31 753, nr. 1.
117
118
Bijlage II: Overzicht van de maatregelen
2016
Afschaffing van diagnose en triage 239
Artikel 2 lid 6 Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand (Bebr)
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 240
De korting op de eigen bijdrage voor rechtsbijstand die rechtzoekenden
voorheen kregen omdat zij eerst langs het Juridisch Loket gingen, wordt
afgeschaft.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Minder draagkrachtige rechtzoekenden.
Achterliggende De diagnose en triage-korting heeft geen functie meer binnen het nieuwe
gedachte
stelsel, nu de toegang tot gesubsidieerde rechtsbijstand in beginsel altijd via
de eerste lijn plaatsvindt. 241
Implicaties
- Rechtzoekenden krijg geen €53,- korting meer op de eigen bijdrage.
- Er is geen financiële prikkel meer om met het probleem eerst langs
het Juridisch Loket te gaan, maar de eerste lijn wordt als zodanig
versterkt (staatssecretaris is bezig met het maken van een
inrichtingsvoorstel).
Maatregel 1
Wet
Status
Inhoud
maatregel
Maatregel 2
Wet
Status
Inhoud
Afkomstig van
Adressaat
Invoering clawback 242
Wrb moet hiervoor gewijzigd worden.
Het huidige artikel 34g bepaalt dat dat rechtzoekenden die met behulp van
gesubsidieerde rechtsbijstand een financieel resultaat behalen, alsnog in
staat worden geacht zelf de kosten van hun rechtsbijstand te kunnen dragen.
Een toevoeging wordt thans op grond van de resultaatsbeoordeling met
terugwerkende kracht ingetrokken als het financiële resultaat tenminste 50%
van het heffingsvrij vermogen bedraagt.
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 243
Op grond van clawback dient de rechtzoekende een met gesubsidieerde
rechtsbijstand behaald financieel resultaat vooreerst te gebruiken om de
door de overheid gemaakte kosten te compenseren. Het resterende bedrag
komt aan de rechtzoekende toe.
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Minder draagkrachtige rechtzoekenden.
239
Voornemen wordt geïntroduceerd in: Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7.
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
241
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7.
242
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 12.
243
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
240
119
Achterliggende De achtergrond van de clawback is dat de gesubsidieerde rechtsbijstand
gedachte
bepaalde groepen rechtzoekenden in staat stelt om in rechte persoonlijke
doeleinden na te streven, bijvoorbeeld het opeisen van een geldvordering.
Wanneer dat persoonlijke doel wordt bereikt met de inzet van publieke
middelen, is het redelijk dat zoveel mogelijk van die middelen weer
terugstromen naar de gemeenschap.
Implicaties
Rechtzoekenden die gebruik maken van gesubsidieerde rechtsbijstand
worden daardoor in een vergelijkbare positie gebracht met rechtzoekenden
die zelf hun rechtsbijstand dienen te bekostigen.
Versterking van eerste lijn. 244
Dit is vooralsnog een voornemen van de staatssecretaris dat nog geen
uitvoering heeft gekregen in een wet.
De Wrb zou hiertoe aangepast moeten worden. 245
Status
Voornemen is uitgesproken in brief van 18 februari 2014. 246
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 247
Inhoud
Eerste lijn gaat niet alleen adviseren, maar ook problemen helpen oplossen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Eerste lijnrechtsbijstandverleners.
Achterliggende Advocatuur heeft het belang van een versterking eerste lijn benadrukt,
gedachte
omdat nu nog te veel zaken naar een advocaat doorstromen die ook door een
gespecialiseerde rechtsbijstandverlener opgelost hadden kunnen worden.
Het Juridisch Loket is hier in haar huidige vorm onvoldoende op ingericht.
Implicaties
- Pilot bij het Juridisch Loket met zowel juristen van daar als
advocaten. Doel van deze pilots is onderzoeken of het efficiënt is om
binnen de eerste lijn eenvoudige rechtsbijstand met een korte
doorlooptijd te verlenen. In die pilots worden zowel advocaten als
juristen van het Juridisch Loket ingezet.
- Bij de advisering in de eerste lijn komt daarom de nadruk te liggen
op het gebruik van andere, en waar mogelijk niet-juridische,
oplossingen en zal het probleemoplossend vermogen van de
rechtzoekende worden gestimuleerd.
- De eerste lijn gaat deze rechtzoekenden met de juiste instantie(s) in
contact brengen. Dit vergt een goede aansluiting op bijvoorbeeld de
gemeentelijke schuldhulpverlening, gerechtsdeurwaarders en de
incassobranche.
Maatregel 3
Wet
244
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31753 nr. 70), p. 6-7.
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
246
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31753 nr. 70)
247
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
245
120
Maatregel 4
Selectie
aan
de
poort
op
basis
van
een
streng
noodzakelijkheidscriterium.
Wet
Voornemen in beleid staatssecretaris Teeven, (nog) niet vormgegeven in een
concrete wet. 248 Het zou een omkering betekenen van het huidige, negatief
geformuleerde, artikel 12, tweede lid, van de Wrb.
Status
Uitgangspunt in brief van 12 juli 2013. 249
Beoogde ingangsdatum 1 januari 2016. 250
Inhoud
De gesubsidieerde rechtsbijstand wordt daarom – vanzelfsprekend met
inachtneming van de verantwoordelijkheid van de overheid die is geborgd in
het EVRM en de Grondwet – zo vormgegeven dat advocatenbijstand alleen
wordt vergoed indien daartoe noodzaak bestaat. Deze noodzaak zal in
beginsel door de rechtzoekende moeten worden aangetoond wanneer om
een toevoeging wordt verzocht.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Rechtzoekenden
Achterliggende Gesubsidieerde rechtsbijstand is een vangnet, toets op basis van
gedachte
noodzakelijkheid. Het eigen probleemoplossend vermogen van burgers,
bedrijven en instellingen in de maatschappij moet worden gestimuleerd.
Minder procederen betekent een beperking van de lasten van rechtspraak en
rechtsbijstand. Dat is van belang omdat het beschikbare budget voor de
rechtspraak en de gesubsidieerde rechtsbijstand slinkt en het belang van de
beheersbaarheid van het stelsel, en daarmee de effectieve toegang tot het
recht, vergt dat de kosten van een procedure voor de rechtzoekende niet te
sterk kunnen oplopen.
Implicaties
- De selectie aan de poort zal worden uitgevoerd door juridische
professionals. Voor invulling van de rol van selectiefunctionaris zijn
er thans twee opties, namelijk de advocatuur (niet in loondienst) en
een selectiefunctionaris, niet zijnde advocaat, die bij de eerstelijns
voorziening in dienst is. In pilots zal worden getoetst welke van deze
opties de voorkeur heeft.
- Ieder verzoek om een toevoeging zal worden getoetst aan de hand
van onder meer de ernst van het probleem, het rechtsgebied waarop
het probleem betrekking heeft, de zwaarte van het belang en de
beschikbaarheid van mogelijkheden om het geschil op andere wijze
dan met behulp van gesubsidieerde rechtsbijstand te beslechten.
- Hiermee wordt een beperking van het aantal zaken dat in
aanmerking komt voor tweedelijns rechtsbijstand beoogd.
- Door de keuze voor volumereductie als besparend mechanisme kan
worden afgezien van het door integrale verhoging van de kosten
voor rechtzoekenden besparing te bewerkstelligen.
248
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31753 nr. 64), p. 6.
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31753 nr. 64).
250
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
249
121
-
-
-
De eerste lijn wordt in staat gesteld een filter te vormen voor de
tweede lijn. Hiermee wordt voorkomen dat advocaten
werkzaamheden verrichten die ook zeer goed en adequaat op andere,
goedkopere wijze kunnen worden verricht.
Selectie aan de poort maakt het verder mogelijk de apparaatskosten
van de overheid te beperken. De Raad voor rechtsbijstand kan
immers een kleinere rol krijgen (backoffice). Als selectie aan de
poort heeft plaatsgevonden, is verdere beoordeling van een
toevoegaanvraag niet meer nodig.
Dit betekent verder dat ook voor de advocatuur intakewerkzaamheden worden beperkt. Zij behoeven ook geen kosten
meer te maken voor het indienen van een toevoegaanvraag. Dit
maakt verdere beperking van kosten mogelijk, omdat de advocaten
momenteel voor dergelijke administratieve werkzaamheden een
vergoeding ontvangen.
In beginsel uitsluiten verbintenissenrecht en huurrecht. 251
Wrb moet hiervoor gewijzigd worden. 252
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 253
Voornemen in de brief van Teeven van 12 juli 2013 254 en 18 februari
2014. 255
Inhoud
Gesubsidieerde rechtsbijstand voor het verbintenissenrecht en huurrecht
wordt beperkt tot uitzonderlijke gevallen waarbij een toevoeging
noodzakelijk is om een oplossing voor het geschil te vinden en waarin een
toevoeging noodzakelijk is om fundamentele rechten van de rechtzoekende
te borgen.
(Met de categorie verbintenissenrecht wordt gedoeld op civiel recht, minus
huur-, arbeids-, ontslag-, personen- en familierecht. Hoofdzakelijk betreft
het in deze categorie consumenten-geschillen.)
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Albayrak/Teeven
Het idee wordt geopperd in brief Albayrak van 24 oktober 2008 onder de
noemer ‘andere route consumentenzaken’. 256
Adressaat
Rechtzoekenden met een geschil op het gebied van verbintenissenrecht
en/of huurrecht.
Achterliggende Waar binnen de markt een passende oplossing voor een geschil verkrijgbaar
Maatregel 5
Wet
Status
251
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753, nr. 64), p. 9.
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
253
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
254
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
255
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70).
256
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1), p. 14.
252
122
gedachte
Implicaties
Maatregel 6
Wet
Status
Inhoud
is, hoeft de overheid geen advocaat te subsidiëren. Consumentengeschillen
en huurrecht zijn veelal goed verzekerbaar en kunnen vaak ook door burgers
zelf aan bijvoorbeeld geschillencommissies. Procederen, en dus toevoeging,
is niet de meest aangewezen route voor het vinden van een oplossing van
het geschil.
- Gesubsidieerde rechtsbijstand draagt er in deze gevallen vaak niet
toe bij dat de onderliggende problematiek wordt opgelost. Sterker
nog, door rechtsbijstand te betalen is de prikkel om zich bij de
schuldhulpverlening te melden kleiner. Hierdoor zullen zich
opnieuw vergelijkbare problemen voordoen, totdat de wal het schip
keert.
- In de nieuwe systematiek zullen rechtzoekenden met een huurgeschil
zich melden bij de eerstelijnsvoorziening en informatie krijgen over
de meest efficiënte en effectieve oplossing. Bij huurgeschillen die
niet voortvloeien uit betalingsonmacht, zijn er verschillende
alternatieve mogelijkheden zoals de rechtsbijstandverzekering, het
lidmaatschap van de Woonbond, de Huurcommissie, een
klachtregeling bij de woningbouwvereniging.
- Huuren
verbintenissenrecht
vormden
volgens
de
Rechtsbijstandsmonitor 2012 samen 25% van de activiteiten van het
Juridisch Loket. Interessant is te bezien wat het gevolg voor het
Juridisch Loket zal zijn.
Echtscheiding op basis van gezinsinkomen
Wrb moet hiertoe aangepast worden. 257
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 258
Voorgesteld in brief 12 juli 2013. 259
In brief van 18 februari 2014 houdt Teeven vast aan dit voornemen. 260
Momenteel gelden nog de individuele inkomens van echtelieden als
uitgangspunt. De Wrb bepaalt op dit moment – samengevat – dat bij de
vaststelling van het inkomen en vermogen van de rechtzoekende, mede het
inkomen en vermogen van de echtgenoot of geregistreerde partner van de
rechtzoekende in aanmerking wordt genomen, tenzij deze op het moment
van de aanvraag duurzaam van hem gescheiden leeft. Teeven wil deze
uitzondering opheffen (en net als in andere zaken het gezinsinkomen als
uitgangspunt te nemen).
Dat betekent in beginsel dat in het geval van echtscheidingszaken het
inkomen van de ex-partner door de Raad voor rechtsbijstand wel wordt
betrokken in de beoordeling of de rechtzoekende in aanmerking komt voor
257
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
259
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753, nr. 64).
260
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70).
258
123
een toevoeging.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Echtelieden die willen scheiden.
Achterliggende Het is niet de taak van de overheid rechtsbijstand te subsidiëren in gevallen
gedachte
waarin in beginsel voldoende middelen beschikbaar zijn, maar echtelieden
door omstandigheden dat niet met elkaar willen delen.
Implicaties
Dit vergt niet alleen een wijziging in het stelsel van de gesubsidieerde
rechtsbijstand, maar ook in het familierecht. Er zal immers op andere wijze
moeten worden voorzien in gewaarborgde toegang tot het recht voor de
minder verdienende of -vermogende partner.
Maatregel 7
Beperking ambtshalve toevoeging verdachten (1)
Niet afgeven van een ambtshalve last indien de bewaring nadat deze is
bevolen direct wordt geschorst (strafprocesrecht)
Wet
Wetboek van Strafvordering moet hiertoe aangepast worden
Status
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016 261
Voorgesteld in brief van 18 februari 2014. 262
Inhoud
Indien een verdachte na zijn inverzekeringstelling op vrije voeten komt,
wordt de organisatie van zijn verdediging aan hemzelf overgelaten.
Verdachten die minder draagkrachtig zijn kunnen wel een toevoeging
aanvragen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven. Wordt ook al genoemd
door Albayrak in haar brief van 24 oktober 2008. 263
Adressaat
Verdachten in een strafproces
Achterliggende Een verdachte die na onmiddellijke schorsing van de inbewaringstelling op
gedachte
vrije voeten komt, zit in een vergelijkbare situatie als verdachten tegen wie
geen bewaring is bevolen. Die verdachten moeten ook hun eigen
verdediging organiseren.
Implicaties
Deze maatregel maakt het organiseren van de verdediging voor bepaalde
verdachten moeilijker, en treft zo dus rechtstreeks de rechtzoekenden in het
strafrecht. De in de bewaringsfase heengezonden verdachte moet nu of een
eigen bijdrage aan zijn rechtsbijstand betalen (als hij minder daadkrachtig
is) of de kosten voor rechtsbijstand zelf betalen (als hij daadkrachtig is).
Volgens Teeven (in zijn brief op 12 juli 2012) betekent dit: “Er is dus geen
sprake van een beperking op het recht op een advocaat, wel een verandering
van de bekostiging.” 264
261
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70).
263
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
264
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
262
124
[NB: Teeven zegt hier tijdens een algemeen overleg met de vaste commissie
voor V&J op 9 maart 2011 nog het volgende over: “Als zaken uit een vorige
kabinetsperiode niet doordacht blijken te zijn, heb ik die teruggedraaid. Ik
noem bijvoorbeeld het niet meer toevoegen van een raadsman na een
schorsing van inbewaringstelling dat in de vorige taakstelling was
opgenomen. Het lijkt mij niet zinvol om, in het kader van de belangen die
ook verdachten in onze rechtsstaat hebben, iemand die geschorst wordt bij
de inbewaringstelling, na die periode geen advocaat meer te laten hebben.
Wij moeten heel goed kijken welke maatregelen effectief zijn en welke
niet.”]
Maatregel 8
Beperking ambtshalve toevoeging verdachten (2)
Niet afgeven van een ambtshalve last in hoger beroep als de verdachte op
vrije voeten verkeert (strafprocesrecht)
Wet
Wetboek van Strafvordering moet hiertoe aangepast worden
Status
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 265
Voorgesteld in brief van 18 februari 2014. 266
Inhoud
Wanneer de verdachte op vrije voeten is, organiseert hij zelf de organisatie
van zijn verdediging. Indien de verdachte minder draagkrachtig is kan hij
een beroep doen op gesubsidieerde rechtsbijstand.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Wordt ook al genoemd door Albayrak in haar brief van 24 oktober 2008. 267
Adressaat
Verdachten in het hoger beroep van een strafproces.
Achterliggende Een verdachte die op vrije voeten is, kan zelf de rechtsbijstandverlening
gedachte
door een advocaat inroepen.
Implicaties
Deze maatregel maakt het organiseren van de verdediging voor bepaalde
verdachten in hoger beroep moeilijker, en treft zo dus rechtstreeks de
rechtzoekenden in het strafrecht.
Maatregel 9
Wet
Status
Inhoud
Herdefiniëring inkomensgroepen (van 5 naar 3)
Bebr moet hiertoe aangepast worden
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016 268
Voorgesteld door Teeven in brief van 12 juli 2013. 269
De systematiek wordt vereenvoudigd door het aantal categorieën terug te
265
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70).
267
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
268
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
269
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
266
125
brengen van vijf tot drie, waarbij elke categorie een duidelijk herkenbare
inkomensgroep omvat. De herverdeling van de inkomensgroepen is bedoeld
om per groep een eigen bijdrage te vragen die beter aansluit bij het inkomen
van die groep. Daarmee kan de staatssecretaris bij het opnieuw vaststellen
van de eigen bijdragen ervoor zorgen dat zij die het minst verdienen, ook
daadwerkelijk het minst betalen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Rechtzoekenden in het algemeen
Achterliggende In het Bebr zijn vijf inkomenscategorieën genoemd. Alleen de bovengrens
gedachte
van het inkomen is vastgelegd in de Wrb. De inkomenscategorieën bepalen
de hoogte van de eigen bijdrage die is verschuldigd. Hoe hoger het de
inkomenscategorie, hoe hoger de eigen bijdrage. De grenzen tussen de
verschillende categorieën zijn in de afgelopen jaren niet altijd mee
veranderd met overige sociale voorzieningen, en zijn daarom nu niet meer
logisch te duiden.
Daarbij is het ook opvallend dat ruim 80% van de toevoegingen wordt
afgegeven aan gebruikers van het stelsel binnen de eerste categorie. Binnen
die groep vallen zowel rechtzoekenden op het sociaal minimum, als zij met
een minimumloon. De staatssecretaris vindt het onevenwichtig dat zij
dezelfde eigen bijdragen verschuldigd zijn. 270
Implicaties
- Zij die door de herdefiniëring van de grenzen in een hogere categorie
komen te vallen, zullen de bij die categorie behorende eigen bijdrage
moeten betalen.
- Als uitgangspunt hanteert de staatssecretaris een driedeling die is
gebaseerd op het sociaal minimum, vervolgens het minimumloon en
ten slotte het inkomen daarboven (tot de Wrb-grens). Voor de
laagste inkomenscategorie is thans gerekend met een eigen bijdrage
van € 200,-. Voor de middelste categorie met € 355,– en voor de
hoogste inkomenscategorie met € 745,–.
De systematiek is per 1 januari 2014 (art. 2 Bebr), op basis van
alleenstaande:
(1) Inkomen tot €18.000 = eigen bijdrage €196 [nb: zowel sociaal
minimum als minimumloon]
(2) Inkomen tot €18.700 = eigen bijdrage €360
(3) Inkomen tot €19.700 = eigen bijdrage €514
(4) Inkomen tot €21.600 = eigen bijdrage €669
(5) Inkomen tot €25.600 = eigen bijdrage €823
De systematiek zou dan per 1 januari 2016 worden (voor alleenstaanden):
(1) Sociaal minimum (+/- €13.000) = eigen bijdrage €200
(2) Minimumloon (+/- €18.000) = eigen bijdrage €355
270
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
126
(3) Inkomen tot Wrb grens (max €25.600) = eigen bijdrage €745
Voor de categorie ‘sociaal minimum’ (0 - €13.000) blijft de hoogte vd eigen
bijdrage gelijk.
Voor de categorie €13.000 - €18.000 wordt de eigen bijdrage verhoogd met
€150.
Voor de categorie €18.000 - €18.700 blijft het nagenoeg gelijk.
Voor de categorie €18.700 – €19.700 wordt het ruim €200 duurder.
Voor de categorie €19.700 - €21.600 wordt het bijna €100 duurder.
Voor de categorie €21.600 - €25.600 wordt het bijna €75 goedkoper.
Conclusie: de driedeling op zich klinkt inderdaad logischer en duidelijker
herkenbaar. Tegelijk betekent deze herdefiniëring ook een flinke verhoging
van de eigen bijdrage voor de meeste categorieën (met name de groepen
onder of rond het minimumloon).
Maatregel 10
Wet
Generieke verlaging vergoeding advocaten per punt (tweede tranche)
Het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’ past hiertoe artikel 3 lid 1 van het
‘Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000’ aan.
Status
Opgenomen als maatregel in het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’. 271
Voorgesteld in brief van 18 februari 2014 van staatssecretaris Teeven. 272
Beoogde ingangsdatum tweede tranche: 1 januari 2016. 273
Inhoud
Artikel 3 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 luidt dat het
basisbedrag (vanaf 1 januari 2014) €105,96 bedraagt. Deze generieke
vergoeding per punt dient in beperkte maten verlaagd te worden. De
verlaging zal in twee fases verlopen: een eerste tranche per 1 januari 2015
en een tweede tranche per 1 januari 2016 274 (dit afhankelijk van de
besparing die de maatregel ‘clawback’ oplevert). Er zal in principe een
ondergrens van €100 worden aangehouden.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Strafrechtadvocaten (en indirect rechtzoekenden?)
Achterliggende Besparing.
gedachte
Aangezien de aanpassing van het maatregelenpakket, ten opzichte van de
brief van 12 juli 2013, ertoe leiden dat bepaalde besparingen niet worden
gehaald (aangezien met deze aanpassingen forse kosten worden gemaakt),
271
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82.
272
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70).
273
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
274
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
127
Implicaties
ziet Teeven de noodzaak om de generieke vergoeding per punt te verlagen.
Minder vergoeding voor strafrechtadvocaten.
Maatregel 11
Wet
Verhoging eis minimaal financieel belang (2)
Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria moet hiertoe aangepast worden.
Deze maatregel is als nieuwe maatregel geïntroduceerd in de brief van
Teeven van 18 februari 2014. 275
Status
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 276
Inhoud
De drempels voor het minimale financiële belang worden verhoogd naar
respectievelijk €500, €1000 en €2000,-. Onder die drempel wordt in
beginsel, ogv art. 4 Brt, geen toevoeging verstrekt. De geldende
uitzonderingen bij de toepassing van die drempelbedragen worden
behouden. Dat betekent dat een toevoeging toch wordt verstrekt, indien
zwaarwegende belangen van de rechtzoekende of principiële belangen dit
rechtvaardigen, of indien zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van
de rechtzoekende dit rechtvaardigen in het belang van een effectieve
toegang tot het recht.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven. Het idee werd al
genoemd door toenmalig Staatssecretaris Albayrak in haar brief van 17
december 2008. 277
Adressaat
Minder draagkrachtige rechtzoekende
Achterliggende Uitgangspunt dat de burger, waar mogelijk, zelf verantwoordelijkheid dient
gedachte
te nemen voor het oplossen van zijn probleem. Alleen reële rechtsbelangen
behoren door de overheid te worden gefinancierd.
Implicaties
- Geen gesubsidieerde rechtsbijstand in zaken van een klein financieel
belang
- Beoogd door de staatssecretaris is in ieder geval dat het gebruik van
alternatieve geschilbeslechting wordt gestimuleerd.
Maatregel 12
Wet
Status
Vervallen vergoeding administratieve kosten advocatuur
Besluit vergoedingen Rechtsbijstand 2000
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2016. 278
In brief van 18 februari 2014 bevestigt staatssecretaris Teeven dat deze
maatregel ongewijzigd zal blijven. 279
Voornemen in brief van 12 juli 2013. 280
275
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70).
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
277
Brief Albayrak 17 december 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 2).
278
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
279
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70).
280
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
276
128
Inhoud
De vergoeding van €18,74 die advocaten maken voor administratieve
handelingen ter verkrijging van een toevoeging, vervalt.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Advocaten
Achterliggende In civiele en bestuursrechtelijke zaken ontvangt de advocaat thans een
gedachte
vergoeding van € 18,74 voor administratieve kosten. Doordat de verlening
van de toevoeging plaatsvindt in de eerste lijn, en niet meer op aanvraag van
de advocaat die de zaak behandelt, maken advocaten niet langer kosten voor
het verkrijgen van een toevoeging.
Implicaties
Feitelijk ontstaat dezelfde situatie als bij ambtshalve toevoeging door de
rechter in strafzaken. In die zaken wordt ook geen vergoeding voor
administratiekosten toegekend.
2015
Maatregel 13
Wet
Status
Inhoud
Afkomstig van
Adressaat
Generieke verlaging vergoeding advocaten per punt (eerste tranche)
Het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’ 281 past hiertoe artikel 3 lid 1 van het
‘Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000’ aan.
Opgenomen als maatregel in het Ontwerpbesluit van 30 april 2014.
Voorgesteld in brief van 18 februari 2014 van staatssecretaris Teeven. 282
Beoogde ingangsdatum eerste tranche: 1 januari 2015. 283
Artikel 3 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 luidt dat het
basisbedrag (vanaf 1 januari 2014) €105,96 bedraagt. Deze generieke
vergoeding per punt dient in beperkte maten verlaagd te worden. De
verlaging zal in twee fases verlopen: een eerste tranche per 1 januari 2015
en een tweede tranche per 1 januari 2016 284 (dit afhankelijk van de
besparing die de maatregel ‘clawback’ oplevert). Er zal in principe een
ondergrens van €100 worden aangehouden.
Op basis van het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’ verlaagt de eerste
tranche de vergoeding met €0,35 tot €105,61 per punt. Daarmee is de
vergoeding per punt nog altijd hoger dan het basisbedrag zoals dat gold per
1 oktober 2013 (€104,85).
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Strafrechtadvocaten (en indirect rechtzoekenden?)
281
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
282
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70).
283
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
284
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
129
Achterliggende Besparing.
gedachte
Aangezien de aanpassing van het maatregelenpakket, ten opzichte van de
brief van 12 juli 2013 285, ertoe leiden dat bepaalde besparingen niet worden
gehaald (aangezien met deze aanpassingen forse kosten worden gemaakt),
ziet Teeven de noodzaak om de generieke vergoeding per punt te verlagen.
Implicaties
Minder vergoeding voor strafrechtadvocaten.
Maatregel 14
Wet
Tijdelijke uitschakeling jaarlijkse indexeringen
Het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’ past hiertoe het ‘Bebr’ en het
‘Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000’ aan.
Status
Opgenomen als maatregel in het Ontwerpbesluit van 30 april 2014. 286
Voorgesteld in brief van 12 juli 2013 van Staatssecretaris Teeven. 287
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2015. 288
Inhoud
De hoogte van de vergoedingen aan advocaten, de hoogte van de eigen
bijdragen en de inkomensgrenzen worden ieder jaar geïndexeerd. Op grond
van het onderhavige besluit wordt de automatische indexering van de
vergoedingen en de eigen bijdragen tijdelijk, namelijk vanaf 2015 tot en met
2018, uitgeschakeld.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Rechtzoekende
Rechtsbijstandverlener
Achterliggende De rechtvaardiging van deze maatregel is gelegen in het feit dat door macrogedachte
economische ontwikkelingen veel beroepsgroepen momenteel al langere tijd
op de nullijn staan. In tegenstelling tot veel andere beroepsgroepen is de
indexering van de vergoedingen voor de advocatuur binnen het stelsel
doorgezet. Door het tijdelijk uitschakelen van de indexering, draagt ook de
advocatuur, voor zover door de overheid gesubsidieerd, bij aan de financiële
beheersbaarheid van het stelsel. Overigens hebben de gebruikers van
gesubsidieerde rechtsbijstand (de rechtzoekenden) hun inkomen de laatste
jaren veelal nauwelijks zien stijgen. Door ook de eigen bijdrage tijdelijk niet
te indexeren wordt daarmee rekening gehouden. De indexering van de
inkomensgrenzen, zowel de inkomensgrens die is neergelegd in artikel 34
van de Wrb, als de in het Bebr
genoemde inkomensgrenzen, zal tot en met 2018 op reguliere wijze
plaatsvinden. 289
285
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
287
Brief Teeven 12 juli 2013, (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
288
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
286
130
Implicaties
-
De eigen bijdrage wordt niet geïndexeerd en dus niet verhoogd 290,
wat goed nieuws is voor de rechtzoekende.
De vergoeding voor advocaten wordt ook niet geïndexeerd en dus
niet verhoogd (wat voor hen uiteraard slecht nieuws is)
Herijking van enkele strafrechtelijke forfaitaire vergoedingen,
waaronder supersnelrecht (strafprocesrecht)
Wet
Het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’ past hiertoe het ‘Bebr’ en het
‘Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000’ aan.
Status
Opgenomen als maatregel in het Ontwerpbesluit van 30 april 2014. 291
Voorgesteld in brief van 18 februari 2014 van staatssecretaris Teeven. 292
Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2015. 293
Inhoud
Artikel 14 van het Bvr luidt: “Aan een strafzaak wordt het aantal punten
toegekend dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort
zaak is bepaald.” De onderhavige maatregel houdt in om een aantal
forfaitaire vergoedingen (punten) in het Bvr voor onderdelen van het
strafproces
naar
beneden
bij
te
stellen.
De puntenverlaging geldt voor: supersnelrechtzittingen; ingetrokken hoger
beroep; overleveringszaken; beklagzaken detentie; gijzelingszaken op grond
van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
ondertoezichtstellingszaken; en strafzaken of hoger beroepen waarin over de
gevangenhouding of gevangenneming van de rechtzoekende is geoordeeld,
maar waarbij er slechts één raadkamer met de aanwezigheid van een
advocaat heeft plaatsgevonden.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven.
(het voorstel is afkomstig van het bestuur van de Nederlandse Vereniging
Strafrecht Advocaten als alternatief voor verlaging vergoeding voor
bewerkelijke zaken)
Adressaat
Strafrechtadvocaten (en indirect rechtzoekenden?)
Achterliggende De vergoeding moet meer in overeenstemming worden gebracht met de
gedachte
reële tijdsbesteding bij die zaken. “In de praktijk blijkt het aantal uren dat
aan deze zaken wordt besteed, structureel lager te liggen dan het aantal uren
Maatregel 15
289
Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader
van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de
Tweede Kamer van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82, p. 3.
290
Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader
van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de
Tweede Kamer van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82, p. 3.
291
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82.
292
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70), p. 10.
293
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
131
Implicaties
waarop de huidige vergoeding is gebaseerd.”
Strafrechtadvocaten krijgen een lagere vergoeding voor de betreffende
zaken.
Maatregel 16
Wet
Vaststelling financiële draagkracht bij geschil met voogd(en)
Het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’ past hiertoe artikel 8 van het ‘Bebr’
aan. 294
Status
De maatregel is opgenomen in het Ontwerpbesluit van 30 april 2014 en is
beoogd in te gaan per 1 januari 2015. 295
Inhoud
Artikel 8 onderdeel c in de Bebr wordt zo aangepast, dat het inkomen van de
ouders van een minderjarige buiten beschouwing wordt gelaten als een
toevoeging wordt aangevraagd door de minderjarige voor een geschil met
zijn voogd(en).
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Idee afkomstig van de Kinderombudsman
Adressaat
Minderjarige rechtzoekende bij geschil met voogd(en)
Achterliggende Als tussen een minderjarige en zijn voogd(en) een conflict ontstaat en de
gedachte
minderjarige vraagt daarvoor een toevoeging aan, dan werd op basis van
artikel 8, onderdeel c, Bebr voor de vaststelling van de financiële
draagkracht het inkomen van de ouders in aanmerking genomen (in
tegenstelling tot conflicten tussen minderjarigen en ouders). Als het
inkomen van de ouders in dat geval boven de in de Wrb genoemde grens
uitkomt, dan werd de aanvraag voor een toevoeging door de minderjarige
afgewezen. Er werd dan verondersteld dat de ouder(s) van de minderjarige
financieel kunnen bijdragen in de procedure. In dat geval zou de
minderjarige voor rechtsbijstand in het geschil met zijn voogd dus bij zijn
ouders moeten aankloppen. De relatie tussen een minderjarige en zijn
ouders ligt echter veelal gecompliceerd als er een voogd is benoemd. In de
praktijk is gebleken dat, gelet op deze complexe verhouding, (financiële)
bijstand van de ouder(s) voor de minderjarige in zijn geschil met de
voogd(en) niet vanzelfsprekend is. Bijvoorbeeld omdat de minderjarige zijn
ouders niet om (financiële) bijstand kan of wil vragen of omdat de ouders te
kennen geven dat zij niet bereid zijn om de minderjarige (financieel) bij te
staan in het geschil met zijn voogd(en). De minderjarige zou in deze
gevallen verstoken blijven van rechtsbijstand. Dit wordt als onwenselijk
beschouwd.
294
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
295
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
132
Implicaties
Op 5 juli 2012 bracht de Kinderombudsman een adviesrapport (hierna: het
rapport) uit over de waarborging van de stem en de belangen van kinderen
in de praktijk met als titel ‘De bijzondere curator, een lot uit de loterij?’.296
De Kinderombudsman beveelt hierin o.a. aan om bovenstaande regeling in
aansluiting op artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan te passen,
en gelijk te stellen aan de situatie van conflicten tussen minderjarigen en
ouders.
Hierin wordt met de in de onderhavige maatregel opgenomen wijziging van
artikel 8 van het Bebr voorzien.
Een minderjarige zal niet meer op basis van financiële draagkracht van
ouders verstoken blijven van rechtsbijstand in conflicten met voogd(en).
296
http://www.dekinderombudsman.nl/92/ouders-professionals/publicaties/rapport-bijzondere-curator-een-lotuit-de-loterij/?id=178.
133
2014
Maatregel 17
Wet
Aanpassing vergoeding tweede of volgende aanvragen vreemdelingen
Besluit van 18 december 2013 (Besluit aanpassing vergoeding tweede of
volgende aanvragen vreemdelingen) wijzigt hiertoe het Bvr.
Status
Per 1 januari 2014 ingevoerd met het Besluit van 18 december 2013. 297
Inhoud
In dit wijzigingsbesluit wordt middels een gedifferentieerd
vergoedingensysteem geregeld dat ingeval van rechtsbijstandverlening bij
tweede of volgende aanvragen die zien op het verkrijgen van een
verblijfsvergunning in Nederland, de rechtsbijstandverlener in elke aanleg
de volledige vergoeding ontvangt indien de vreemdeling in het gelijk wordt
gesteld, en een lagere vergoeding indien de vreemdeling niet in het gelijk
wordt gesteld.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven.
Werd al genoemd door toenmalig staatssecretaris Albayrak in haar brief van
17 december 2008. 298
Adressaat
De rechtsbijstandverlener die bij tweede of volgende verblijfsaanvragen
gesubsidieerde rechtsbijstand heeft verleend
Achterliggende In het immigratiehoofdstuk van het regeerakkoord van 30 september 2010 is
gedachte
onder andere opgenomen dat de behandeling van aanvragen voor asiel zo
effectief, efficiënt en zorgvuldig mogelijk plaatsvindt. Dit wordt onder meer
bereikt door de mogelijkheden tot het stapelen van procedures te beperken,
procedures te versnellen en de vergoeding voor verleende rechtsbijstand zo
aan te passen dat na de behandeling van de eerste asielaanvraag prikkels
voor nieuwe procedures worden weggenomen.
Implicaties
De Adviescommissie Vreemdelingenrecht (hierna: Adviescommissie) van
de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: Orde) wijst er op dat een
verlaging van de vergoeding voor verleende rechtsbijstand bij tweede en
volgende aanvragen een risico met zich brengt dat vreemdelingen wier
eerste aanvraag werd afgewezen geen kwalitatief goede rechtshulpverlener
meer zullen vinden die bereid is hen bij te staan.
Hoewel de Adviescommissie zich uitspreekt tegen de invoering van de
voorgestelde maatregelen, kan zij zich, als algemeen uitgangspunt, vinden in
de wens om het stapelen van procedures door vreemdelingen te beperken.
De raad voor rechtsbijstand vreest dat de goede rechtsbijstandverleners zich
mogelijk zullen terugtrekken en dat de slechte rechtsbijstandverleners de
aan de orde zijnde zaken zullen blijven behartigen.
297
Besluit van 18 december 2013, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in
verband met de wijziging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners in geval van tweede of volgende
aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning van vreemdelingen (Besluit aanpassing vergoeding
tweede of volgende aanvragen vreemdelingen), Staatsblad 2013, 585.
298
Brief Albayrak 17 december 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 2).
134
Maatregel 18
Afschaffing lagere vergoeding bij een kennelijke afdoening van zaken in
het bestuursrecht
Wet
Het ‘Ontwerpbesluit van 30 april 2014’ past hiertoe het ‘Besluit vergoeding
rechtsbijstandverleners’ aan. 299
Status
Deze afschaffing geldt per 15 februari 2014. 300
Deze afschaffing is opgenomen in het Ontwerpbesluit van 30 april 2014.301
NB: Deze maatregel ziet op de afschaffing van de ‘Invoering lagere
vergoeding bij een kennelijke afdoening van zaken in het bestuursrecht’ uit
het besluit van 30 september 2013 (zie hieronder)
Inhoud
De lagere vergoeding die een rechtsbijstandsverlener/advocaat zou krijgen
wanneer zijn zaak kennelijk afgedaan zou worden zonder zitting, wordt
weer ingetrokken.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Rechtsbijstandsverleners/advocaten
Achterliggende Conform de toezegging die staatssecretaris Teeven deed in het algemeen
gedachte
overleg van 14 november 2013, heeft hij naar de wijze van kennelijke
afdoening nader laten kijken. Daaruit is naar voren gekomen dat uit de
praktijk blijkt dat een kennelijke afdoening ex artikel 8:54 Awb niet zonder
meer betekent dat het om een eenvoudige zaak gaat. Vanuit de advocatuur is
hier ook op gewezen. Gelet hierop heeft hij besloten de op 1 oktober 2013
ingevoerde maatregel ten aanzien van de kennelijke afdoeningen in te
trekken. 302
Implicaties
De situatie van vóór het besluit van 30 september 2013 wordt hersteld. De
vergoeding voor Rechtsbijstandverleners/advocaten bij een kennelijke
afdoening van zaken wordt weer verhoogd naar het oorspronkelijke bedrag.
299
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
300
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 14: “Gelet hierop heb ik besloten de op 1
oktober 2013 ingevoerde maatregel ten aanzien van de kennelijke afdoeningen in te trekken. Met de aanpassing
van de regelgeving en de inwerkingtreding daarvan is de nodige tijd gemoeid. Om die reden heb ik de raad voor
rechtsbijstand gevraagd om, vooruitlopend op deze aanpassing, met ingang 15 februari feitelijk uitvoering te
geven aan mijn beslissing.”
In het algemeen overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 maart 2014 is het intrekken deze
maatregel wederom aangekondigd.
Zie ook: artikel V lid 2 van het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader
van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de
Tweede Kamer van 30 april 2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
301
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing
gesubsidieerde rechtsbijstand. Bijlage bij Brief van staatssecretaris Teeven aan de Tweede Kamer van 30 april
2014, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 753, nr. 82
302
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 15.
135
2013
Maatregel 19
Wet
Generieke verhoging van de eigen bijdrage
Besluit van 10 september 2013 houdende aanpassingen eigen bijdrage
rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners past hiertoe art. 2
Bebr aan.
Status
Per 1 oktober 2013 ingevoerd met het Besluit van 10 september 2013. 303
Aangekondigd in brief van 31 oktober 2011. 304
Inhoud
De eigen bijdrage die rechtzoekenden betalen binnen alle inkomensgroepen
wordt verhoogd.
Afkomstig van Ministerie van Veiligheid en Justitie: Teeven.
Adressaat
Rechtzoekenden
Achterliggende De generieke verhoging eigen bijdrage dient ter dekking van de kosten die
gedachte
gemoeid zijn met de Salduz-uitspraak en de uitvoering van het Besluit van 9
november 2011 tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand
2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van
rechtsbijstand in het kader van politieverhoren. 305 De Salduz-uitspraak
resulteert erin dat rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor en voor
jeugdigen zelfs tijdens het politieverhoor verplicht is. Hierdoor lopen de
kosten hoog op.
Implicaties
- Ook de minst draagkrachtigen zullen een substantiële bijdrage
moeten leveren.
- Zowel in absolute zin als verhoudingsgewijs wordt de eigen bijdrage
voor de hoogste inkomenscategorie het minst verhoogd. De reden
hiervoor is dat aan de burger geen eigen bijdrage kan worden
gevraagd die hoger is dan de vergoeding die de advocaat van de
overheid ontvangt.
- Ook de eigen bijdrage voor de lichte adviestoevoeging wordt
verhoogd, van respectievelijk € 40 naar € 75 (inkomenscategorieën 1
en 2) en van € 75 naar € 125 (inkomenscategorieën 3 tot en met 5).
Deze verhoging is nodig om het huidige evenwicht tussen de eigen
bijdrage voor lichte adviestoevoegingen en de eigen bijdrage voor
proceduretoevoegingen te behouden.
- De Orde en de VFAS hebben in hun advies op een ontwerp van dit
wijzigingsbesluit aangegeven dat de grote groep van rechtzoekenden
met minimale draagkracht met de extra verhoging van de eigen
bijdrage direct en hard geraakt wordt in de toegang tot het recht.
303
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 13-14.
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 3-4.
305
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 12.
304
136
Maatregel 20
Extra verhoging van de eigen bijdrage bij echtscheiding / beëindiging
samenwoning en aanverwante zaken
Wet
Besluit van 10 september 2013 houdende aanpassingen eigen bijdrage
rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners voert hiertoe art. 2a
Bebr in.
Status
Per 1 oktober 2013 ingevoerd met het Besluit van 10 september 2013. 306
Aangekondigd in brief van 8 maart 2011 307 en 31 oktober 2011. 308
Inhoud
De eigen bijdragen voor de verlening van rechtsbijstand in
echtscheidingszaken worden substantieel verhoogd. De verhoging betreft
zowel de rechtsbijstand die nodig is ter beëindiging van een huwelijkse of
niet-huwelijkse relatie, als de vervolgzaken die uit een dergelijke
beëindiging kunnen voortvloeien.
Afkomstig van Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
(idee afkomstig van de Orde en van de raad v rechtsbijstand). 309
Adressaat
Rechtzoekenden die een huwelijkse of niet- huwelijkse band willen
verbreken en daarbij rechtsbijstand nodig hebben.
Achterliggende Door een extra verhoging van de eigen bijdrage van de rechtzoekende wordt
gedachte
verwacht dat partijen vanaf het begin van de verbreking van de relatie zich
meer dan voorheen toeleggen op het realiseren van een duurzame
oplossing. 310
Implicaties
- Deze verhoging komt bovenop de generieke verhoging van de eigen
bijdrage, zoals hierboven genoemd.
- Er staan, volgens de nota van toelichting, verschillende
hulpmiddelen ter beschikking. Zoals het kosteloos informatie
verkrijgen
bij
het
Juridisch
Loket,
ouderschapsplan/alimentatieplan/etc. invullen op rechtwijzer.nl, etc.
Deze middelen die beschikbaar zijn voor rechtzoekenden om tot een
duurzame oplossing te komen leiden er toe dat, ondanks de
verhoging van de eigen bijdrage bij aanvragen om toevoegingen die
voortkomen uit de verbreking van een huwelijkse of niet- huwelijkse
relatie, de toegang tot het recht in voldoende mate gewaarborgd blijft
(aldus de Nota van Toelichting).
- De maatregel beslaat alle echtscheidingen. Het aantal
echtscheidingen is groot. Circa 20% van de toevoegingen voor
civiele zaken wordt afgegeven met het oog op de afwikkeling van
echtscheidingen, ontbindingen van het huwelijk na scheiding van
tafel en bed alsmede de beëindiging van de samenwoning
inbegrepen. Bij een eenzijdig of gemeenschappelijk verzoek tot
echtscheiding worden de nevenvorderingen meegenomen. Deze
306
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 14-15.
Brief Teeven en Opstelten 8 maart 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 27).
308
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 3-4.
309
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 6.
310
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 14.
307
137
-
vallen onder het bereik van de echtscheidingstoevoeging. Daarnaast
worden ook toevoegingen afgegeven voor het verlenen van
rechtsbijstand voor de behandeling van vervolgzaken.
Nota bene: de eigen bijdrage bij mediation blijft gelijk (!). De eigen
bijdrage bij mediation bedraagt € 50 of € 101 afhankelijk van de
bestede tijd of, bij de laagste inkomenscategorie € 50, ongeacht de
aan de zaak bestede tijd. Hierin is de verplichte rechterlijke
afhechting van de echtscheiding inbegrepen (artikel 8, vierde lid, van
het Besluit toevoeging mediation). Dit betekent enerzijds dat voor
rechtzoekenden die een beroep kunnen doen op de Wrb een
goedkoop alternatief voor rechtsbijstand bij hun echtscheiding
beschikbaar is, anderzijds dat door het gebruik van mediation de
duurzaamheid van de afspraken naar verwachting zal toenemen.
Maatregel 21
Opnieuw een eigen bijdrage bij het vragen van een tweede of volgend
deskundigenoordeel en bij toestemming voor het besteden van extra
uren
Wet
Artikel 6 Bebr
Status
Per 1 oktober 2013 ingevoerd met het Besluit van 10 september 2013. 311
Inhoud
Wanneer een rechtzoekende om een niet dwingende reden zijn zaak door
een andere advocaat wil laten beoordelen en hier zijn extra kosten aan
verbonden, dan zal deze rechtzoekende nogmaals een eigen bijdrage moeten
leveren. Deze tweede of volgende eigen bijdrage voor een dergelijk
deskundigenoordeel is gelijk aan de eigen bijdrage die voor de procedure- of
adviestoevoeging is verschuldigd
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven. Aangekondigd in brief
van 31 oktober 2011. 312
Adressaat
Rechtzoekenden die de behoefte voelen om een zaak opnieuw te laten
beoordelen.
Achterliggende De rechtzoekende kan de behoefte voelen om de zaak opnieuw te laten
gedachte
beoordelen. Aangezien er in dit geval geen dwingende reden is een andere
advocaat de zaak te laten beoordelen, maar hieraan wel extra kosten
verbonden zijn, is het redelijk dat de rechtzoekende bijdraagt aan de kosten
van een tweede of volgende herziene beoordeling. Deze tweede eigen
bijdrage is gelijk aan de eigen bijdrage die voor de toevoeging is opgelegd.
Implicaties
- De rechtzoekende betaalt opnieuw een eigen bijdrage bij het vragen
van een volgend deskundigenoordeel.
- Hier ligt ook een taak voor de opvolgend advocaat. Het behoort tot
een goede beroepsuitoefening de cliënt erop te wijzen of een
herziene raadpleging van de zaak in redelijkheid tot een andere of
311
312
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 18-19.
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39, p. 6-7).
138
-
-
relevante zienswijze zal leiden en welke kosten dit met zich brengt.
De cliënt kan op basis van die informatie afwegen of een hernieuwde
raadpleging voor hem zinvol is.
De opvolgende advocaat (die geen relatie heeft met het betreffende
kantoor) krijgt een opslag van twee punten op het gebruikelijke
forfait.
Bij de tweede eigen bijdrage wordt geen rekening gehouden met de
korting van 53 euro (diagnose
& triage).
Zowel de Orde als de vFAS wijzen in hun advies op de spanning
tussen het opnieuw heffen van de eigen bijdrage bij een opvolgend
deskundigen-oordeel en het recht van een vrije advocaatkeuze. De
staatssecretaris volgt deze stelling niet en zegt dat een overstap naar
een andere advocaat altijd mogelijk is en dat de rechtzoekende
hierbij vrij is in zijn advocaatkeuze.
Maatregel 22
Wet
Status
Opnieuw eigen bijdrage heffen in bewerkelijke zaken
Vereist aanpassing van Bebr/Bvr.
Per 1 oktober 2013 ingevoerd met het Besluit van 10 september 2013. 313
Aangekondigd in brief van 31 oktober 2011 314
Inhoud
In bewerkelijke zaken moet de rechtzoekende opnieuw de eigen bijdrage
gaat betalen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
(idee afkomstig van de Orde en van de raad v rechtsbijstand) 315
Adressaat
Rechtzoekenden met advocaat
Achterliggende In deze bewerkelijke zaken loopt de tijdsinvestering van de
gedachte
rechtsbijstandverlener zodanig uit de pas met de te betalen eigen bijdrage
dat de verhouding tussen de hoogte van deze bijdrage en de inzet van de
advocaat disproportioneel is. Daarom mag een extra bijdrage van de
rechtzoekende worden verlangd.
Implicaties
- Verwacht wordt dat deze extra bijdrage de rechtzoekende ertoe
beweegt zijn belangen in de zaak scherper af te wegen en te
bespreken met de advocaat. Wellicht kan dit betekenen dat de
rechtzoekende in een dergelijke situatie serieuzer overweegt met een
redelijk schikkingsvoorstel akkoord te gaan dan in het ge
- De hoogte van deze eigen bijdrage is gelijk aan de eigen bijdrage die
in eerste instantie zou zijn geheven met dien verstande dat geen
rekening wordt gehouden met de mogelijk toegekende korting van €
313
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, 345, p. 19-20.
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 8.
315
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 6.
314
139
-
Maatregel 23
Wet
Status
Inhoud
Afkomstig van
Adressaat
52 wegens het overleggen van een diagnosedocument van het
juridisch loket met het oog op de aanvraag om een toevoeging.. In
bewerkelijke zaken wordt éénmaal opnieuw een eigen bijdrage
opgelegd. Worden in één procedure meerdere aanvragen om
uitbreiding van uren ingediend, dan wordt na goedkeuring van die
uitbreiding niet telkens opnieuw een eigen bijdrage geheven. 316
De vFAS stelt dat het in familiezaken regelmatig voorkomt dat de
hoeveelheid van geschillen wordt veroorzaakt door de wederpartij
door telkens de strijd op te zoeken en niet het gesprek. Voor zover de
vFAS hiermee doelt op een hoeveelheid van procedures die naast
elkaar of achter elkaar gevoerd worden, verwijst de minister naar de
toelichting op de maatregel ‘Extra verhoging van de eigen bijdrage
bij echtscheiding’. Voor zo ver de vFAS hiermee doelt op de
hoeveelheid van geschillen binnen één procedure die
bewerkelijkheid kunnen veroorzaken, stelt de minister dat mag
worden aangenomen dat zowel een rechtzoekende, een advocaat als
een eventuele derde betrokken partij een juridische kwestie binnen
zo kort mogelijke tijd tot een oplossing wil brengen en daardoor de
hoeveelheid van geschillen binnen de betreffende procedure en de
bewerkelijkheid tot een minimum trachten te beperken. Ook al heeft
de rechtzoekende niet altijd invloed op de zaak en de tijd die de
rechtsbijstandverlener daaraan kwijt is, de extra bijdrage draagt er
aan bij dat de rechtzoekende zijn belangen in de zaak scherper
afweegt en bespreekt met zijn rechtsbijstandverlener. 317
Afschaffing anticumulatiebepaling
Artikel 5 Bebr
Per 1 oktober 2013 ingevoerd met het Besluit van 10 september 2013. 318
De anticumulatieregeling zoals deze gold voor de inwerkingtreding van het
wijzigingsbesluit bepaalde dat, indien binnen een half jaar na verlening van
een toevoeging aan een rechtzoekende opnieuw een of meer toevoegingen
werden verleend, de eigen bijdrage voor de tweede tot en met de vierde
toevoeging de helft bedroeg van de eerst opgelegde eigen bijdrage. Deze
bepaling had tot doel de rechtzoekende die binnen korte tijd bij veel
procedures is betrokken financieel tegemoet te komen.
Met deze maatregel wordt de anticumulatieregeling afgeschaft.
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven.
Rechtzoekenden die in korte tijd bij veel procedures betrokken zijn.
316
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 19-20.
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 20.
318
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 20-22.
317
140
Achterliggende (aanpassing van anticumulatiebepaling was aangekondigd in brief van 31
gedachte
oktober 2011 319 en 4 mei 2012, maar dit bleek te ingewikkeld. Daarom, en
vanwege de mogelijkheid van een multitoevoeging [zie maatregel
multitoevoeging onder het kopje 2012] , is besloten tot afschaffing van de
anticumulatieregeling.)
Vanuit het uitgangspunt dat de burger eerst moet proberen zoveel mogelijk
zijn eigen probleem op te lossen en of naar alternatieve oplossingen moet
zoeken alvorens een beroep te doen op het stelsel van gesubsidieerde
rechtsbijstand, past de doelstelling achter de anticumulatieregeling niet
langer.
Degenen die meer gebruik maken van de juridische dienstverlening, moeten
ook meer betalen.
Implicaties
- Rechtzoekenden die in korte tijd bij veel procedures betrokken zijn,
krijgen geen korting op hun eigen bijdrage.
- In de visie van de Orde, de VSAN en de VSAA werpt de afschaffing
van de anticumulatieregeling met de cumulatie van verhoogde eigen
bijdragen een onaanvaardbare drempel op. De vFAS daarentegen
heeft aangegeven dat afschaffing van de anticumulatiebepaling in het
familierecht aanvaardbaar is. 320
Maatregel 24
Verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en mediators
(tweede tranche).
Wet
Het besluit van 10 september 2013 past hiertoe artikel 3 lid 1 van het Bvr
aan.
Status
Per 1 oktober 2013 ingevoerd met het Besluit van 10 september 2013. 321
Inhoud
Het tarief van rechtsbijstandsverleners wordt met 2% verlaagd, van €106,23
/ €106,99 naar €104,85.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie:Teeven
Adressaat
Rechtsbijstandsverleners
Achterliggende Bezuiniging.
gedachte
Vanuit de wens het stelsel als zodanig beheersbaar te houden, is dit besluit
noodzakelijk om een deel van de structurele taakstelling van € 50 miljoen op
de gesubsidieerde rechtsbijstand, zoals deze voortvloeit uit het
regeerakkoord van oktober 2010, te realiseren. De verlaging van de
vergoeding van het basisbedrag is door het nemen van alternatieve
maatregelen (zie hierboven) weliswaar tot een minimum beperkt gebleven.
Implicaties
De Orde, de vFAS, de VSAN, de VSAA en de raad hebben in hun adviezen
op een ontwerp van dit wijzigingsbesluit aandacht gevraagd voor het feit dat
een verlaging van de vergoeding gevolgen kan hebben voor de omvang en
kwaliteit van het aanbod van rechtsbijstandverleners. De vFAS heeft voorts
319
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p.9-10.
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 24.
321
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 24-25.
320
141
in haar advies aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de verlaging
van de vergoeding van de rechtsbijstandverlener. 322
Maatregel 25
Invoering lagere vergoeding bij een kennelijke afdoening van zaken in
het bestuursrecht
Wet
Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding
rechtsbijstandverleners
Status
Aangekondigd in brief van 31 oktober 2011. 323
Per 1 oktober 2013 ingevoerd met het Besluit van 10 september 2013. 324
Afgeschaft per 15 februari 2014, zie hierboven.
Inhoud
Wanneer een zaak kennelijk wordt afgedaan zonder zitting, dan krijgt de
rechtsbijstandsverlener/advocaat een lagere vergoeding. Aan een procedure
die wordt beëindigd door een kennelijke afdoening, worden twee punten
toegekend.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven.
(idee afkomstig van de Orde en de raad v rechtsbijstand). 325
Adressaat
Advocaat of rechtsbijstandverlener
Achterliggende Bij de keuze van deze maatregel heeft voor ogen gestaan dat een kennelijke
gedachte
afdoening op grond van artikel 8:54 van de Algemeen wet bestuursrecht
(Awb) wordt toegepast als uit de feiten van de zaak aanstonds duidelijk is
op welke wijze de zaak moet worden afgedaan. De rechter kan de zaak dan
zonder zitting afdoen. 326 De onderbouwing van deze maatregel is gekoppeld
aan de rol die de advocaat in een dergelijke procedure speelt. Al in een
eerste gesprek met een cliënt inventariseert een rechtsbijstandverlener het
belang van de zaak en zal hij een inschatting moeten maken van de
haalbaarheid van de zaak. Daartoe zal hij enig feitenonderzoek moeten
doen, de cliënt horen en wellicht enige stukken lezen. Uit deze inventarisatie
zal blijken of de zaak bij de rechter enige kans van slagen heeft. Is er geen
kans van slagen dan ligt het in de rede dat de advocaat zijn cliënt zal
adviseren de zaak niet door te zetten. De gedragsregels voor de advocatuur
dragen hem dat ook op. Indien de zaak door de rechter met het dictum
kennelijk niet-ontvankelijk wordt afgedaan, betekent dit dat de advocaat een
evident andere inschatting van de zaak heeft gemaakt.
Implicaties
Uit de praktijk blijkt dat een kennelijke afdoening ex artikel 8:54 Awb niet
zonder meer betekent dat het om een eenvoudige zaak gaat. Vanuit de
322
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 24.
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 9.
324
Besluit van 10 september 2013, Staatsblad 2013, 345, p. 20-22.
325
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 6.
326
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 15.
323
142
advocatuur is Teeven hierop gewezen. In het algemeen overleg van 14
november 2013 heeft Teeven toegezegd hier nader naar te (laten) kijken.
Gevolg: de maatregel wordt per 15 februari 2014 afgeschaft (zie
hierboven).
Maatregel 26
Wet
Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken
Wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw
griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten
burgerlijke zaken) 327
Status
Ingevoerd op 1 april 2013
Inhoud
- De wet introduceert een hardheidsclausule: Op grond van het nieuwe
artikel 237(5) RV krijgt de rechter de bevoegdheid om te bepalen dat
het griffierecht dat volgens de proceskostenveroordeling moet
worden betaald door de in het ongelijk gestelde partij, niet hoger is
dan het griffierecht dat al van deze laatste partij wordt gevraagd. Als
het om een zaak bij de kantonrechter gaat, kan de in het ongelijk
gestelde gedaagde de griffierechten van de eiser betalen tot
maximaal het bedrag dat gedaagde zou moeten hebben betaald als hij
zelf de eiser was geweest.
- Een aantal terminologische wijzigingen ten opzichte van de Wgbz.
(zoals belanghebbende i.p.v. verweerder).
- Over het (uit de wgbz voortvloeiende) feit dat de vordering wordt
toegewezen als de gedaagde de griffierechten niet tijdig betaalt,
wijzigt deze wet dit in die zin dat: het niet geldt voor het kort geding
(art. 254 lid 4 Rv)
Afkomstig van Minister van Veiligheid en Justitie: Opstelten.
Adressaat
Alle rechtzoekenden in burgerlijke zaken
Achterliggende
- Wet is ingevoerd naar aanleiding van wetstechnische gebreken en
gedachte
leemten in de wet griffierechten burgerlijke zaken, waarvan in de
parlementaire behandeling was toegezegd om deze te verhelpen.
- Bij de wet griffierechten burgerlijke zaken had de Eerste Kamer
zorgen geuit over de gevolgen die het verhogen van griffierechten
van rechtspersonen bij de kantonrechter zou kunnen hebben op
natuurlijke personen tegen wie een kostenveroordeling wordt
uitgesproken en voert daarom een vijfde lid aan artikel 237 RV toe.
Implicaties
Minimaal: meer terminologische wijzigingen, behalve de hardheidsclausule
die voorkomt dat natuurlijke personen de hogere tarieven van
rechtspersonen moeten betalen indien zij veroordeeld worden tot betaling
van de proceskosten.
327
Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw
griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken), Staatsblad 2013, 92.
143
Maatregel 27
Wet
Herziening Gerechtelijke Kaart
Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke
organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van
het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke
kaart) 328
Status
Ingevoerd op 1 januari 2013.
Inhoud
Herindeling van de indeling van gerechten, waardoor er 10 rechtbanken en 4
gerechtshoven overblijven.
Afkomstig van Regering
Adressaat
Rechtzoekenden in arrondissementen.
Achterliggende Achterliggend idee is dat het de kwaliteit van de rechtspraak ten goede
gedachte
komt. De HGK draagt bij aan de verbetering van kwaliteit op drie
hoofdonderdelen; de kwaliteit en toegankelijkheid van het primaire proces
(de rechtspraak) en – mede in de sleutel daarvan – de kwaliteit van bestuur
en de kwaliteit van de bedrijfsvoering. Men gaat ervan uit dat de herziening
ervoor zorgt dat zaken sneller op zitting kunnen worden gepland en beter
zullen worden verdeeld over (gespecialiseerde) rechters.
Implicaties
- Waar moet de rechtzoekende zijn voor zijn toegang? Voor de
rechtspleging in Nederland en voor toegang van de justitiabele tot de
rechter is wezenlijk hoe het systeem van rechtsbedeling nader
geografisch onderverdeeld is. 329
- Burger kan nog bij 32 zittingslocaties terecht. Met de 32 goed
toegeruste zittingslocaties is er gelijkelijke rechtspraak van hoge
kwaliteit in heel Nederland, waarbij tevens de toegang tot de rechter
in ruime mate is gewaarborgd. 330
- In wetgevingsadvies van de RvS vroeg de RvS om dragend te
motiveren waarom de voorgestelde indeling in het bijzonder voorde
gerechten met een grote omvang en aanmerkelijke regionale
verschillen, uit een oogpunt van bestuurskracht en kwaliteit van de
rechtspraak doelmatig is én voldoende waarborgen biedt voor de
toegang tot de rechter, en zo nodig de indeling alsnog aan te passen.
Daarnaast heeft de regering het advies van de RvS om de
bevoegdheid om in geval van een gebrek aan voldoende
zittingscapaciteit zaken in afwijking van de regeling van de relatieve
competentie naar een ander gerecht te verwijzen, aan de minister te
geven in plaats van aan de Raad voor de rechtspraak, overgenomen,
gelet op de verantwoordelijkheid van de overheid voor de toegang
tot het recht en een evenwichtige spreiding van zaken. 331
328
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 891, nr. 3 (Memorie van Toelichting).
I. Giesen en L. Coenraad, Kroniek van de rechtspleging ‘Toegang tot de rechtspleging in Nederland anno
2008’ in: NJB 2009, 691, p. 7.
330
Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 891, nr. 3 (Memorie van Toelichting). p. 19.
331
http://jaarverslag.raadvanstate.nl/legisprudentie/zoeken/Toetsing.Juridische/Juridische.Rechtsbesc1/aDU1915
_default.aspx
329
144
Maatregel 28
Wet
Status
De eKantonrechter
Geen wet, maar een initiatief van de Rechtspraak.
De eKantonrechter werd/wordt in fases ingevoerd. Het project is in 2013
opgestart. Sinds oktober 2013 kunnen rechtsbijstandverleners zaken online
indienen. Sinds april 2014 kunnen advocaten met een rekeningcourantverhouding met de rechtspraak zaken online indienen bij de
eKantonrechter. Vanaf de zomer van 2014 zullen onder andere ook burgers
zaken online kunnen indienen.
Inhoud
Eenvoudige civielrechtelijke zaken kunnen eenvoudig online worden
ingediend via loket.rechtspraak.nl. De kantonrechter doet 8 weken na het
indienen van een online verzoek uitspraak, waarbij de zaak wel mondeling
wordt behandeld. Beide partijen dienen daarbij akkoord te gaan met de
online procedure en afstand te doen van de mogelijkheid om tegen de
uitspraak in hoger beroep te gaan.
Afkomstig van De Rechtspraak 332
Adressaat
Rechtzoekenden die kampen met eenvoudige civielrechtelijke conflicten.
Achterliggende In een wereld die steeds meer ‘online’ is, wil de rechtspraak niet
gedachte
achterblijven. Er wordt met de eKantonrechter ook een snellere afhandeling
van zaken beoogd.
Implicaties
Een snellere en eenvoudigere afhandeling van eenvoudige civielrechtelijke
conflicten.
Maatregel 29
Wet
Status
Inhoud
Richtlijn vereenvoudiging kinderalimentatie
Geen wet, maar een richtlijn.
Ingevoerd per 1 april 2013.
De belangrijkste verandering is de invoering van een draagkrachttabel, aan
de hand waarvan eenvoudig berekend kan worden hoeveel de
onderhoudsplichtige ouder op basis van zijn netto-inkomen moet bijdragen.
De lasten, zoals die voor wonen, ziektekosten en de verzorging van de
kinderen hoeven daardoor niet meer te worden gespecificeerd. Ook nieuw is
de mogelijkheid om een zorgkorting toe te passen, wat recht geeft op
vermindering van de alimentatie naarmate ouders vaker voor hun kinderen
zorgen. Op die manier wil de Rechtspraak rekening houden met de
verdeling van de zorg tussen beide ouders.
Afkomstig van De Werkgroep Alimentatienormen van de Rechtspraak 333
Adressaat
Ouders die willen scheiden waarbij kinderalimentatie moet worden
berekend
Achterliggende De verwachting is dat een eenvoudiger berekening zal leiden tot meer
332
http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-kantonrecht/Pages/eKantonrechter.aspx
http://www.rechtspraak.nl/procedures/landelijke-regelingen/sector-familie-en-jeugdrecht/pages/werkgroepalimentatienormen.aspx
333
145
gedachte
Implicaties
begrip bij beide partijen over de hoogte van de kinderalimentatie. In het
verlengde hiervan zullen er dan minder vervolgprocedures nodig zijn om
een hoger of een lager bedrag toegekend te krijgen. 334
Deze richtlijn is in hoge mate bepalend voor de wijze waarop de rechter in
de hoogte van de kinderalimentatie zal vaststellen. De richtlijn is geen
wettelijke regeling, dus de rechter kan hier van afwijken.
2012
Maatregel 30
Wet
Wet hervorming herziening ten voordele
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een
hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de
gewezen verdachte. 335
Status
Ingevoerd op 18 juni 2012
Inhoud
- Verruiming van het novum begrip naar: “een gegeven dat bij het
onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was” (art.
457, lid 1(c) Sv)
- Verruiming van de herzieningsgrond ‘geslaagde klacht bij het
EHRM’, doordat het nu niet meer noodzakelijk is dat de medeverdachte veroordeeld is onder dezelfde bewijsconstructie (art. 457
lid 1 (b) Sv)
- Uitbreiding van de mogelijkheid voor de verdachte om de procureur
generaal te verzoeken om nader onderzoek te doen naar een
eventueel novum. (art. 461 Sv)
- Instelling van een commissie “belast met de advisering over de
wenselijkheid van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 461,
eerste lid.”  de Adviescommissie afgesloten strafzaken (art.462 Sv)
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven.
Adressaat
Gewezen verdachten in onherroepelijke strafzaken
Achterliggende
- Vanuit de Evaluatie commissie afgesloten strafzaken kwam de roep
gedachte
naar meer bevoegdheden om nader feitelijk onderzoek in een
afgesloten strafzaak te doen.
- Onder het oude novum begrip vielen geen gewijzigde inzichten van
deskundigen. Het is wel noodzakelijk dat rekening kan worden
gehouden met nieuwe forensische expertise.
- Het dient te worden voorkomen dat de gewezen verdachte in
bewijsnood komt, omdat hij de middelen niet heeft om zelf met nader
onderzoek een novum naar voren te brengen.
334
Monitor Rechtsbijstand 2012, p. 151
Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van
de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten
voordele), Staatsblad 2012, 275.
335
146
Implicaties
Toegang tot de rechter wordt verbreed voor gewezen verdachten die
onherroepelijk zijn veroordeeld in een strafzaak.
Maatregel 31
Verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandsverleners en mediators
(eerste tranche). 336
Wet
Besluit van 7 december 2011 (Besluit aanpassing vergoeding en indexering
rechtsbijstandsverleners) past hiertoe de Bvr en het Besluit toevoeging
mediation aan.
Status
Per 1 januari 2012
Inhoud
De vergoedingen van de rechtsbijstandverleners wordt met (ongeveer) 5%
verlaagd van €111,82 naar €106,23 per punt.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven (aangekondigd in o.a.
regeerakkoord 2010 en in brief van 8 maart 2011 337)
Adressaat
Rechtsbijstandverleners
Achterliggende Versobering van de gesubsidieerde rechtsbijstand om het stelsel beheersbaar
gedachte
te houden. De groei van de uitgaven voor de gesubsidieerde rechtsbijstand
in de afgelopen jaren hangt nauw samen met de stijging van de vergoeding
per punt van de rechtsbijstandverlener van € 41,– in 1994 naar € 111,82 per
1 juli 2010.
Implicaties
Rechtsbijstandverleners krijgen een lagere vergoeding. Dit kan ten koste
gaan van de kwaliteit. Ook kan dit ervoor zorgen dat sommige
rechtsbijstandverleners afhaken.
Maatregel 32
Wet
Status
Inhoud
Aanpassing indexeringsmechanisme vergoeding rechtsbijstandverleners
Besluit van 7 december 2011 (Besluit aanpassing vergoeding en indexering
rechtsbijstandsverleners) past hiertoe de Bvr en het Besluit toevoeging
mediation aan. 338
Per 1 januari 2012
Voorheen werden de vergoedingen jaarlijks geïndexeerd op basis van de
stijging van het loon- en prijspeil. Dit automatisme is per 1 januari 2012
losgelaten. Een betere aansluiting bij de kostenontwikkeling wordt
verkregen door de indexeringsregeling voor deurwaarders te hanteren.
Voorheen was de loonkostenindexering gekoppeld aan de marktgemiddelde
ontwikkeling. Het basisbedrag werd jaarlijks geïndexeerd op basis van de
336
Besluit van 7 december 2011, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het
Besluit toevoeging mediation in verband met een verlaging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners en een
aanpassing van de wijze van indexeren van deze vergoeding alsmede aanpassing van de indexeringsregeling in
het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Besluit aanpassing vergoeding en indexering
rechtsbijstandverleners), Staatsblad 2011, 590.
337
Brief Teeven en Opstelten 8 maart 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 27).
338
Besluit van 7 december 2011 (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners),
Staatsblad 2011, 590.
147
stijging van het loon- en prijspeil (inflatiecorrectie). Een betere aansluiting
bij de kostenontwikkeling wordt verkregen door de indexering mede te
baseren op de productiviteitsstatistiek, aangezien de productiviteit mede de
ontwikkeling van de loonkosten bepaalt. Hiermee wordt de regeling in
overeenstemming gebracht met de reeds voor ambtshandelingen door
gerechtsdeurwaarders geldende indexeringsregeling.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven (aangekondigd in o.a.
regeerakkoord 2010 en in brief van 8 maart 2011 339)
Adressaat
Rechtsbijstandverleners
Achterliggende
- Versobering van de gesubsidieerde rechtsbijstand om het stelsel
gedachte
beheersbaar te houden.
- Een betere aansluiting bij de kostenontwikkeling wordt verkregen
door de indexering mede te baseren op de productiviteitsstatistiek,
aangezien de productiviteit mede de ontwikkeling van de loonkosten
bepaalt.
- Ook is overwogen om niet langer jaarlijks te indexeren, maar dan
zouden rechtsbijstandverleners wellicht afhaken. Daarom wordt niet
gekozen voor afschaffing, maar voor wijziging van de
indexeringssystematiek.
Implicaties
Het verdisconteren van de productiviteitsstijging werkt prijsverlagend (met
de stijging van de productiviteit per medewerker, dalen de tijdsbesteding per
product en de arbeidskosten) dus rechtsbijstandverleners krijgen een lagere
vergoeding.
Dit kan ten koste gaan van de kwaliteit. Ook kan dit ervoor zorgen dat
sommige rechtsbijstandverleners afhaken.
Maatregel 33
Wet
Status
Inhoud
Multitoevoeging (houdt verband met de beperking/afschaffing van de
anticumulatieregeling)
Nog geen wettelijke basis, de pilot wordt op dit moment geëvalueerd.
Pilot van een jaar tussen 1 mei 2012 en 1 mei 2013.
Evaluatie van de pilot tussen 1 mei 2013 en 1 mei 2014.
Maatregel aangekondigd in de brieven van 31 okt 2011 340 en 4 mei 2012 341.
Ook al aangekondigd in brief van 24 oktober 2008. 342
Rechtzoekenden met veel schuld gerelateerde problemen ontvangen een
multitoevoeging. Daarbij krijgt de rechtzoekende een casemanager (in de
pilot zijn dat ervaren bewindvoerders Wsnp) toegewezen die de
rechtzoekende behulpzaam is bij het zoeken naar een duurzame oplossing
voor geschillen die naar hun oorzaak en oplossing als samenhangend
339
Brief Teeven en Opstelten 8 maart 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 27).
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 9-10.
341
Brief 4 mei 2012 (Kamerstuk 31753 nr. 51), p. 6-7.
342
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1), p. 14.
340
148
kunnen worden beschouwd. De rechtzoekende betaalt slechts eenmaal de
eigen bijdrage. Voor het Juridisch Loket is een rol weggelegd om klanten te
screenen op multiproblematiek en de klanten door te verwijzen naar de
pilot. 343
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven.
Adressaat
Raad voor rechtsbijstand / rechtzoekende
Achterliggende Op deze wijze worden veelgebruikers zo adequaat mogelijk geholpen, in de
gedachte
hoop het aantal toevoegingen te verlagen.
Implicaties
- Teeven op 4 mei 2012 344: Indien uit de evaluatie blijkt dat deze
werkwijze succesvol is, zal de multitoevoeging in beginsel in het
reguliere werkproces van de raad voor rechtsbijstand en het juridisch
loket worden opgenomen. Ook zal dan worden bezien in hoeverre
andere rechtshulpverleners dan bewindvoerders Wsnp voor de rol
van casemanager kunnen worden gecontracteerd en welke kosten
hieraan verbonden zijn.
- Teeven op 14 maart 2013 345: “De pilot voor de multitoevoeging, 6,4
miljoen, loopt op dit moment bij de Raad voor Rechtsbijstand. De
resultaten zijn echter niet erg bemoedigend en de vraag is wat dit aan
besparing oplevert.”
- Vervolgens wordt het in de nota van toelichting bij het besluit van 10
september 2013, wel genoemd als belangrijke overweging bij de
afschaffing van de anticumulatieregeling… 346
- Raad voor rechtsbijstand Jaarverslag 2012: “De eerste ervaringen
van zowel cliënten als casemanagers zijn goed. De evaluatie start in
mei 2013 en duurt een jaar. De gegevens komen namelijk tot een
jaar na het aanvragen van een toevoeging binnen. Pas dan zal blijken
of het project een structureel vervolg kan krijgen. Het wordt lastig
om aan te tonen dat de aanpak effect heeft, want hoe bewijs je dat er
toevoegingen zijn voorkomen?
343
Raad voor rechtsbijstand Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2011.
Brief 4 mei 2012 (Kamerstuk 31753 nr. 51), p. 6-7.
345
Verslag algemeen overleg 14 maart 2013 (Kamerstuk 31753, nr. 63).
346
Besluit van 10 september 2013 houdende aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding
rechtsbijstandverleners. Staatsblad 2013, 345, Nota van Toelichting.
344
149
2011
Maatregel 34
Wet
Status
Invoering diagnose en triage
Besluit van 22 juni 2011 347 wijzigt hiertoe oa Artikel 2 lid 6 Bebr
Per 1 juli 2011 ingevoerd met het Besluit van 22 juni 2011. 348
Wordt genoemd in brief van 24 oktober 2008. 349
Inhoud
Eigen bijdrage rechtzoekenden wordt verhoogd (met ongeveer €25), maar
€53,00 350 korting als ze eerst langs het Juridisch Loket gaan en worden
doorverwezen naar advocaat.
Afkomstig van Regering
(inhoud van de maatregel is voorbereid in overleg met de raad voor
rechtsbijstand en het juridisch loket). 351
Adressaat
Rechtzoekenden die aanspraak willen maken op rechtsbijstand
Achterliggende Versterking van de filterfunctie van het juridisch loket. Met deze
gedachte
filterfunctie kan worden bereikt dat rechtzoekenden zoveel mogelijk pas na
een eerste beoordeling door het juridisch loket doorstromen naar
verdergaande rechtsbijstand. Cliënten worden gestimuleerd en financieel
geprikkeld om eerst gebruik te maken van laagdrempelige, algemene
voorzieningen, alvorens zich tot specialisten te wenden, waarvan de
capaciteit aanzienlijk schaarser beschikbaar is. Circa 85% van de aan de
juridische loketten voorgelegde rechtsvragen worden zonder doorverwijzing
naar een advocaat afgehandeld. De juridische loketten fungeren duidelijk als
filter en voorkomen dat zaken zonder weging van de inhoudelijke en
financiële consequenties doorstromen naar de advocatuur.
Sturing van rechtzoekenden op het gebruik maken van de route langs het
juridisch loket is slechts op een gering aantal manieren mogelijk. De meest
voor de hand liggende is de invoering van een financiële prikkel. 352
De verwachting bestaat dat meer rechtsvragen of juridische problemen in
een vroegtijdig stadium kunnen worden opgelost, wanneer zij eerst aan het
juridisch loket worden voorgelegd. Hierdoor hoeven in de toekomst minder
toevoegingen te worden verleend.
Implicaties
- Het gebruik van alternatieve vormen van geschilbeslechting wordt
hiermee gestimuleerd.
- Groepen die geen aanspraak kunnen maken op de korting voor de
eigen bijdrage.
- Er zijn overigens wel uitzonderingen opgenomen op de hoofdregels
347
Besluit van 22 juni 2011, houdende aanpassing van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit
vergoedingen rechtsbijstand 2000, onder meer in verband met het stimuleren van de verlening van rechtshulp
door een voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, van de Wet op de
rechtsbijstand, Staatsblad 2011, 322 (hierna: Besluit van 22 juni).
348
Besluit van 22 juni, Staatsblad 2011, 322.
349
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
350
De korting bedroeg per 1 juli 2011 €50; per 1 januari 2013 €52 en per 1 januari 2014 €53.
351
Besluit van 22 juni, Staatsblad 2011, 322, p. 11.
352
Besluit van 22 juni, Staatsblad 2011, 322, p. 6.
150
-
-
-
-
-
van het systeem van diagnose en triage (artikel 2, zevende lid, Bebr).
Bereikbaarheid van het Juridisch Loket moet gewaarborgd zijn.
Hiervoor wordt o.a. gewaarschuwd door de Raad van State in haar
wetgevingsadvies. 353
Het aantal klantactiviteiten dat het Juridisch Loket verricht en het
aantal verwijzingen vanuit het Juridisch Loket naar de advocatuur is
door de invoering van gestegen. Dit blijkt uit de Monitor
Rechtsbijstand 2012. 354
De eigen bijdrage wordt verhoogd, maar met de korting komt de
eigen bijdrage lager te liggen dan het lag op het moment van
inwerkingtreding van deze maatregel.
De NOvA kan zich vinden in de maatregel. NOvA dringt aan op
goede protocollen bij het juridisch loket op basis waarvan de
rechtzoekende op juiste wijze wordt doorverwezen. 355
Raad voor Rechtsbijstand, Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand
2012, p. 132: “Hoewel het aantal klantactiviteiten in 2012 is
toegenomen, lijkt de dienstverlening van het Juridisch Loket sinds de
inwerkingtreding van de maatregel ‘diagnose en triage’ minder
effectief te zijn geworden door de maatregel. Doordat het Juridisch
Loket nu ook klanten moet helpen die eigenlijk in de tweede lijn
thuishoren
(namelijk
met
het
verstrekken
van
een
diagnosedocument), houdt men minder tijd over voor de klanten
voor wie zij daadwerkelijk iets kunnen betekenen. Door de
opgelopen wachttijden vanwege de extra toeloop kan het bovendien
voorkomen dat de doelgroep afhaakt.”
De diagnose en triage-korting heeft geen functie meer binnen het nieuwe
stelsel, nu de toegang tot gesubsidieerde rechtsbijstand in beginsel altijd via
de eerste lijn plaatsvindt. 356 Gevolg: de maatregel wordt per 1 januari
2016 afgeschaft. 357
Maatregel 35
Wet
Status
Inhoud
Aanpassing van de voorschotregeling voor advocaten
Besluit van 22 juni 2011 wijzigt hiertoe artikel 35 Bvr.
Per 1 juli 2011 ingevoerd met het Besluit van 22 juni 2011. 358
Met deze maatregel wordt een verlaging doorgevoerd van de hoogte van de
bevoorschotting (artikel 35, tweede lid, Bvr). Op voorstel van NOvA vindt
deze verlaging stapsgewijs plaats. Met deze maatregel wordt voorzien in een
verlaging van de bevoorschotting van 75% naar 50% met ingang van 1 juli
353
http://www.raadvanstate.nl/adviezen/zoeken-in-adviezen/tekst-advies.html?id=9788
Monitor Rechtsbijstand 2012, p. 35.
355
Besluit van 22 juni, Staatsblad 2011, 322, p. 11.
356
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 7.
357
Brief Teeven 8 april 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 81).
358
Besluit van 22 juni, Staatsblad 2011, 322.
354
151
2011. Een jaar later, 1 juli 2012, wordt de bevoorschotting verder verlaagd
naar 25% en wederom een jaar later, 1 juli 2013, naar 10%. Hierdoor
hebben advocaten(kantoren) de tijd om zich voor te bereiden op de afbouw
van het systeem van bevoorschotting.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven.
Adressaat
Rechtsbijstandsverleners (advocaten)
Achterliggende Advocaten die zijn ingeschreven bij het bestuur van de raad voor
gedachte
rechtsbijstand ontvangen op grond van artikel 37, vierde lid, Wrb en artikel
35 Bvr periodiek een voorschot op hun vergoedingen. De bevoorschotting
dient ertoe om, vooruitlopend op de vaststelling en uitbetaling van de
uiteindelijke vergoeding, alvast een tegemoetkoming beschikbaar te stellen
aan advocaten voor hun verwachte werkzaamheden. De voorschotregeling is
ingevoerd in een tijdperk waarin een advocaat na declaratie van verleende
rechtsbijstand soms lang moest wachten op uitbetaling van de vergoeding.
Inmiddels kan de raad vaker en eerder uitbetalen. Daarom wordt het niet
langer nodig geacht om de omvang van de voorschotten op het oude peil te
handhaven.
Hiermee wordt over de komende jaren een eenmalige besparing gerealiseerd
van 25 mln. euro, aangezien er vanuit het bestuur minder geld uitstaat bij de
advocatuur in het kader van bevoorschotting.
(NB: in de nota van toelichting wordt gesteld dat deze verlaging
vooruitloopt op een gehele afschaffing van de verplichte deelname voor
advocaten aan een systeem van bevoorschotting, maar daarvan is (nog) geen
sprake, en dit plan is ook niet meer terug te vinden in recentere
beleidsvoornemens)
Implicaties
Advocaten krijgen een veel lager voorschot dan voorheen, maar de raad stelt
dat uitbetaling thans door technologische ontwikkelingen ook vaker en
eerder geschied dan ten tijde van invoering van deze voorschotregeling.
Maatregel 36
Wet
Status
Inhoud
Afkomstig van
Adressaat
Verhoging competentiegrens bij de kantonrechter
Wet van 19 mei 2011 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke
organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie
van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de
regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren
(Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie), Staatsblad 2011, 255.
Ingevoerd per 1 juli 2011.
De competentiegrens van kantongerechten wordt verhoogd van €5.000 naar
€25.000. Consumentenkrediet (tot en met €40.000) en consumentenkoop als
zaak worden onder de competentie van de kantonrechter gebracht.
Minister van Veiligheid en Justitie: Hirsch Ballin.
Wordt genoemd in Brief Albayrak 15 mei 2009, 31 753, nr. 13.
Rechtzoekenden met een geschil tot €25.000
152
Achterliggende Ruimere toepassing van de eenvoudige kantonprocedure.
gedachte
De kantonrechtspraak doet zaken op een snelle, professionele en
toegankelijke wijze af. Twee elementen die wezenlijk zijn voor het
laagdrempelige karakter van de kantonrechtspraak zijn de mogelijkheid om
bij de kantonrechter zonder advocaat of rechtshulpverlener te procederen en
de mogelijkheid om standpunten mondeling ter zitting uiteen te zetten.
Met deze maatregelen wordt de toegang tot het recht gediend, omdat het
aantal zaken waarin de burger zonder verplichte inschakeling van een
advocaat kan procederen wordt uitgebreid. Hiermee wordt de drempel om
een procedure aan te spannen verlaagd en wordt tevens een belangrijke
kostenbesparing voor de burger gerealiseerd.
Implicaties
Domeinmonopolie van advocaten is hiermee ingeperkt omdat burgers voor
handelszaken en consumentengeschillen geen advocaat meer nodig hebben.
De NOvA is kritisch: (1) het beoordelen van een juridisch geschil vereist
doorgaans deskundigheid en ervaring, (2) de zeefwerking van de advocatuur
vervalt, dus meer werk voor de rechterlijke macht, (3) verlies aan kwaliteit
in het procederen. En: ongelijkheid tussen partijen als een hunner wel
voorzien is van bijstand van een advocaat.
Maatregel 37
Wet
Status
Inhoud
Bezuiniging op de organisatiekosten van de Raad
Geen wet
Ingevoerd in 2011 volgens Monitor rechtsbijstand 2012 359
De Monitor rechtsbijstand 2012 stelt op pagina 132: “Van de Raad wordt
gevraagd te bezuinigen op organisatiekosten. Dit heeft tot gevolg dat de
Raad zijn taken met een steeds kleiner wordende organisatie uitvoert. Als
gevolg daarvan vindt een steeds grotere concentratie van kennis plaats. Zo
worden alle extra uren zaken inmiddels op 1 vestiging afgehandeld en ook
asielaanvragen komen nog slechts op 1 vestiging binnen. Op die manier kan
de Raad slagvaardig reageren op (aan)vragen van de advocatuur.
Daarnaast zet de Raad in op verbetering van zijn werkprocessen in de vorm
van High Trust en het webportaal, zoals hiervoor reeds is beschreven
(paragraaf 2). Ook de pilot multiproblematiek, waarin cliënten met
meervoudige problemen (waaronder in elk geval schulden) door worden
gestuurd naar een juridisch casemanager (zie hiervoor onder 2), laat zien dat
de Raad de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden probeert te vergroten.
De Raad zet erop in om het aantal toevoegingen zo veel mogelijk te
beperken.”
In brief van 8 maart 2011 wordt het volgende genoemd: “Daarnaast worden
de administratieve lasten teruggebracht door het reduceren van controles op
de afgifte van toevoegingen en de uitkering van vergoedingen. Dit levert een
359
Monitor Rechtsbijstand 2012, p. 153.
153
reële besparing op bij de Raad voor Rechtsbijstand. Door de professionele
verantwoordelijkheid van de advocaat meer centraal te stellen, gerichter te
controleren en de digitale mogelijkheden beter te benutten, kunnen niet
alleen de administratieve lasten van advocaten sterk afnemen, maar ook de
werklast en uitvoeringskosten van de Raad voor Rechtsbijstand worden
teruggedrongen.” 360
Dit voornemen komt terug in de brieven van 31 oktober 2011 en tijdens het
algemeen overleg van 30 november 2011, daar zegt Teeven in een rijtje met
voorgenomen bezuinigingen: “De raad wordt een taakstelling van 5 miljoen
opgelegd” 361
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Raad voor rechtsbijstand
Achterliggende Bezuiniging
gedachte
Implicaties
De Raad moet zijn taken uitvoeren met een steeds kleiner wordende
organisatie.
2010
Maatregel 38
Wet
Status
Inhoud
Afkomstig van
Adressaat
Griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)
Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw
griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke
zaken) 362
Ingevoerd op 30 september 2010
- Er wordt een standaard tarief vastgesteld, in plaats van de
berekening van het griffierecht vastgesteld als een percentage van de
vordering.
- Invoering van een vast laag tarief voor mensen met een laag
inkomen. (€70 in eerste aanleg voor onvermogenden)
- Inning van griffierechten aan het begin van een procedure. Het niet
tijdig betalen van deze kosten heeft procedurele gevolgen. Voor de
gedaagde betekent dit het intreden van de verstekregeling en dus een
toewijzing van de vordering. (art. 128(6) RV)
- Verschillende griffierechten voor rechtspersonen en natuurlijke
personen.
Minister van Justitie: Opstelten.
Alle rechtzoekenden in burgerlijke zaken
360
Brief Teeven en Opstelten 8 maart 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 27).
Brief Teeven 31 oktober 2011 (Kamerstuk 31 753, nr. 39), p. 3-4.
362
Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet
griffierechten burgerlijke zaken), Staatsblad 2010, 715.
361
154
Achterliggende Het voormalige griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken kent een grote
gedachte
diversiteit aan tarieven en wordt mede daardoor als ingewikkeld, niet
transparant, niet consistent en arbeidsintensief ervaren. Het wetsvoorstel
beoogde het griffierechtenstelsel voor civiele zaken te vereenvoudigen.
Implicaties
Waarschijnlijk een minder gecompliceerd systeem, wat het voor
rechtzoekenden meer begrijpelijk maakt. Wel gevaar voor grote (financiële)
gevolgen van 1) het niet op tijd betalen van griffierechten en 2) het
veroordeeld worden tot betalen van proceskosten in geval een natuurlijk
persoon tegenover een rechtspersoon staat. & hoge tarieven in hoger beroep
en bij de hoge raad.
Maatregel 39
Wet
Project proactieve geschiloplossing
Deze maatregel is vooral een beleidsmaatregel en hier is geen wetgeving uit
voortgevloeid.
Status
Voornemen in brief 24 oktober 2008. 363
Sinds 2010 lopen er onder leiding van De Vries allerlei trajecten
Inhoud
Een projectorganisatie wordt ingericht die als taak heeft om een
cultuuromslag in het uitvoeringsbeleid richting een proactieve wijze van
geschiloplossing te stimuleren, om zo de formele rechtsgang en het beroep
op gesubsidieerde rechtsbijstand te verminderen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Justitie: Albayrak
Adressaat
Overheidsinstellingen die onder Justitie vallen
Achterliggende Door een proactieve aanpak van conflicten kunnen overheidsinstanties voor
gedachte
zowel de burger, de gesubsidieerde rechtsbijstand, de rechtspraak als de
eigen organisatie beperken en tegelijkertijd de klanttevredenheid van de
burger, de arbeidstevredenheid van de professional en de kwaliteit van
besluiten en procedures verhogen. Door in een vroeg stadium al contact op
te nemen met de burger worden veel problemen opgelost, die vroeger
uitmondden in slepende procedures.
Implicaties
- Van deze maatregel valt een positief effect te verwachten voor de
groep minderdraagkrachtige rechtzoekenden die mogelijk een
conflict hebben met een overheidsinstantie. Proactief handelen van
deze overheidsinstantie bespaart de betreffende doelgroep nodeloze
procedures en de betaling van een eigen bijdrage.
- In een reactie op de aangenomen 364 Motie-Heerts/Van VroonhovenKok 365 geeft staatssecretaris Albayrak in een brief van 29 april
2009 366 aan dat oud-staatssecretaris Monique de Vries is aangesteld
als Justitie-ambassadeur proactieve geschiloplossing. Zij zal het
363
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
Zie Handelingen II 2008-2009, 55.
365
Motie-Heerts/Van Vroonhoven-Kok over een ambassadeur proactieve geschiloplossing bij alle ministeries en
rijksdiensten (31753, nr. 6)
366
Brief Albayrak 29 april 2009 (Kamerstuk 31 753, nr. 12).
364
155
-
ministerie van Justitie en de taakorganisaties van Justitie gaan
stimuleren om geschillen met burgers op te lossen vóór zij bezwaarof beroepsprocedures starten.
Binnen een aantal rechtsgebieden daalde in 2011 het aantal
toevoegingen. Dit loopt samen met inspanningen die worden verricht
op het gebied van het project Proactieve Geschiloplossing Overheid
(Pago). 367
In dit kader moet ook het project Prettig Contact met de Overheid is van het
Ministerie van BZK worden genoemd. Het Project Proactieve
Geschiloplossing is van het Ministerie van V&J en richt zich op
taakorganisaties van Justitie. Prettig Contact met de Overheid richt zich op
overheidsinstellingen die onder BZK vallen. Beide projecten hebben
soortgelijke doelstellingen, maar staan in principe los van elkaar, hebben
zich parallel ontwikkeld.
Mogelijkheid om deelgeschillen voor de rechter te brengen 368
Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot invoering
van een procedure voor deelgeschillen ter bevordering van de
buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade (Wet
deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade)
Status
Inwerking getreden op 1 juli 2010.
Inhoud
Mogelijkheid voor zowel slachtoffer als aangesprokenen in letsel-en
overlijdensschadezaken tijdens de onderhandelingsfase de rechter te
verzoeken om een beslissing te geven over een deelgeschil dat partijen
verdeeld houdt.
Afkomstig van Regering
Adressaat
Slachtoffers of aangesprokenen in een letsel- of overlijdensschadezaak
Achterliggende Het primaire doel is het bevorderen van buitengerechtelijke
gedachte
onderhandelingen, want met de procedure wordt de-escalerend gebruik van
de voorfase beoogd. 369
Implicaties
- Door critici werd gewezen op het risico dat de deelgeschilprocedure
door verzekeraars (Voor wie tijd en geld om te procederen het
probleem niet zijn) juist als vertragingstactiek gebruikt kan worden.
- De winst van een deelgeschilprocedure zou met name moeten zitten
in een versnelling van de onderhandelingsfase en de grotere kans op
succes (via een vaststellingsovereenkomst). Een impasse in de
onderhandelingen kan enorm vertragend werken en uiteindelijk
leiden tot het stuklopen van onderhandelingen.
Maatregel 40
Wet
367
http://www.rvr.org/nl/news,2012/10/3-9-Monitor-2011--Daling-aantal-toevoegingen-zette.html
Kamerstukken II 2007/08 en 2008/09, 31 518, nr. 1-9.
369
I. Giesen en L. Coenraad, Kroniek van de rechtspleging ‘Toegang tot de rechtspleging in Nederland anno
2008’ in: NJB 2009, 691, p. 6.
368
156
-
Uit de Memorie van Toelichting: “De toegang tot de rechter wordt
door dit voorstel verbeterd. Het toepassingsgebied is beperkt tot
personenschade om tegemoet te kunnen komen aan de vooral daar
levende wens om het buitengerechtelijke traject bij de afhandeling
van personenschade te versterken. Tegelijkertijd wordt aldus op een
relatief overzichtelijk terrein ervaring met dit nieuwe instrument
opgedaan. In een later stadium kan, mede naar aanleiding van de in
dit voorstel voorziene evaluatie, worden bezien of uitbreiding van
het toepassingsgebied aanbeveling verdient.
Bestuurlijke centralisatie van de Raden voor Rechtsbijstand. 370
Artikel 2 van de Wrb.
Wetsvoorstel is ingediend op 13 januari 2009, Wet is in werking getreden
op 1 juli 2010.
Inhoud
De toenmalige vijf Raden voor Rechtsbijstand werden samengevoegd tot
één Raad voor Rechtsbijstand. De raad voor de Rechtsbijstand heeft zijn
zetel te Utrecht en heeft uitvoeringskantoren in 5 andere grote steden en zo
nodig op andere plaatsen. Het wetsvoorstel brengt geen wijzigingen aan in
het inhoudelijke proces van het verlenen van eerstelijns rechtshulp.
Afkomstig van Minister van Justitie: Hirsch Ballin
Adressaat
De Raden voor Rechtsbijstand en indirect rechtzoekenden
Achterliggende Met de bestuurlijke centralisatie wordt een vergroting van de efficiency in
gedachte
besluitvorming en in het bestuur beoogd en een versterking van de
eenduidigheid in beleidsvorming en uitvoering. Daarnaast is een voldoende
verspreiding van de raad voor rechtsbijstand over het gehele land beoogd,
waardoor de raad het aanbod van rechtsbijstand beter kan afstemmen op de
regionale vraag.
Implicaties
Niet geheel duidelijk: indien de centralisatie tot meer efficiency leidt, is dit
gunstig voor rechtzoekenden.
Maatregel 41
Wet
Status
370
Kamerstukken II 2008/09, 31 835, nr. 1-6.
157
Maatregel 42
Wet
Status
Hulpmiddel op internet bij echtscheidingen
Geen wet.
www.echtscheidingsplan.nl en ouders-uit-elkaar.nl zijn in 2010 gelanceerd.
Gericht op burgers die willen scheiden en dit via internet willen doen.
Inhoud
In opdracht van de Raad voor de rechtsbijstand is TISCO bezig gegaan om
een applicatie te ontwerpen die kan dienen als hulpmiddel voor partijen.
Afkomstig van Raad voor de rechtsbijstand
Adressaat
Rechtzoekenden in echtscheidingszaken
Achterliggende De bedoeling is dat duidelijk kenbare normen en richtlijnen, rechtzoekenden
gedachte
behulpzaam zijn bij het maken van een afgewogen keuze.
Implicaties
Toegankelijke
informatievoorziening
voor
rechtzoekenden
in
echtscheidingszaken.
Maatregel 43
Aanpassing van de beloning van advocaten die betrokken zijn bij
vervolgberoepen inzake vreemdelingenbewaring.
Wet
Besluit van 10 april 2010 voegt hiertoe een artikel 14a Bvr in en wijzigt
artikel 16 Bvr. 371
Status
Per 23 april ingevoerd met het Besluit van 10 april 2010. 372
Inhoud
De hoogte van de vergoeding bij toevoegingen voor bepaalde beroepszaken
in vreemdelingen wordt verlaagd (artikel 14a en artikel 16 Bvr)
Afkomstig van Minister van Justitie: Hirsch Ballin.
Adressaat
De toegevoegde raadsman die een vreemdeling rechtsbijstand verleend bij
een vervolgberoep
Achterliggende In het geval een vreemdeling een vervolgberoep instelt op grond van artikel
gedachte
96 van de Vreemdelingenwet 2000, wordt hem op last van de rechter telkens
opnieuw een raadsman toegevoegd. De raden hanteren daarbij als
uitgangspunt dat aan een rechtzoekende zoveel mogelijk dezelfde raadsman
wordt toegevoegd die hem eerder al heeft bijgestaan. Vóór het onderhavige
besluit ontving de (al dan niet opnieuw) toegevoegde raadsman telkens de
volledige forfaitaire vergoeding die hem op grond van het Bvr en de bijlage
bij dat besluit wordt toegekend aan een zaak betreffende
vreemdelingenbewaring, terwijl het rechtsbelang in principe hetzelfde was
en de feiten en het dossier hem al bekend waren. Bovendien doet de rechter
vervolgberoepen vaak zonder zitting af, aangezien doorgaans geen nieuwe
371
Besluit van 10 april 2010, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit
rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met de aanpassing van de hoogte van vergoedingen voor bepaalde
beroepszaken in vreemdelingenbewaring en de verhoging van de eis van voldoende financieel belang, Staatsblad
2010, 153.
372
Besluit van 10 april 2010, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit
rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met de aanpassing van de hoogte van vergoedingen voor bepaalde
beroepszaken in vreemdelingenbewaring en de verhoging van de eis van voldoende financieel belang, Staatsblad
2010, 153.
158
Implicaties
Maatregel 44
Wet
Status
Inhoud
argumenten, feiten, omstandigheden of standpunten naar voren worden
gebracht. In dat geval hoeft de advocaat ook geen werkzaamheden in het
kader van een zitting te verrichten. De forfaitaire vergoeding die de
raadsman in deze gevallen ontving voor een vervolgberoep was daardoor
doorgaans niet in overeenstemming met de tijd en inspanningen die hij aan
de behandeling daarvan daadwerkelijk besteedde. Om de beloningsstructuur
beter te laten aansluiten op de daadwerkelijke inspanningen in
vervolgberoepen door een reeds eerder toegevoegde raadsman, wordt met
deze maatregel de hoogte van de vergoeding bij toevoegingen voor bepaalde
beroepszaken in vreemdelingen verlaagd (artikel 14a en artikel 16 Bvr)
- De raad plaatst kanttekeningen bij de voorgestelde hardheidsclausule
in het nieuwe zevende lid van artikel 4 Brt. De raad wijst erop dat
deze clausule voor ieder geval een specifieke beoordeling vraagt,
met daarmee gepaard gaande uitvoeringsproblemen en
uitvoeringslasten. Het begrippenkader is volgens de raad moeilijk
objectiveerbaar, zodat niet van een goed uitvoerbare regeling kan
worden gesproken. De voorgestelde regeling zou ook gemakkelijk
aanleiding kunnen geven tot geschillen.
- De Adviescommissie Vreemdelingenrecht van de Orde is van
mening dat de bezuinigingen op de vergoedingen bij
vervolgberoepen in vreemdelingenbewaring te fors zijn, een leemte
veroorzaken in de rechtsbijstand en niet in overeenstemming zijn
met de feitelijke aannames die daaraan ten grondslag zijn gelegd.
Voorts meent de Orde dat deze voorstellen de beleidsdoelstelling
van verbetering van de kwaliteit van rechtsbijstand aan in bewaring
gestelde vreemdelingen niet waarborgen.
Verhoging van de proceskostenvergoedingen door overheidsinstanties.
Besluit van 4 september 2009, houdende aanpassing van de bijlage bij het
Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de indexering van
bedragen in die bijlage. 373
Ingevoerd per 1 oktober 2009
Als burgers zich in een bestuursrechtelijke procedure laten bijstaan door een
advocaat en de burger wordt door de rechter in het gelijk gesteld, dan zal het
overheidsorgaan de proceskosten moeten vergoeden. Per proceshandeling
ontvangt de burger dan een (kleine) vergoeding. De bedragen voor de
berekening van de hoogte van de proceskostenvergoeding staan in het
Besluit proceskosten bestuursrecht.
De tarieven voor de proceskostenvergoeding zijn met het wijzigen van het
373
Besluit van 4 september 2009, houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht
in verband met de indexering van bedragen in die bijlage, Staatsblad 2009, 375.
159
Besluit proceskosten bestuursrecht per 1 oktober 2009 verhoogd van €322
per proceshandeling naar €437, -.
Afkomstig van Minister van Justitie: Hirsch Ballin.
Adressaat
Burgers die zich in een bestuursrechtelijke procedure laten bijstaan door en
advocaat en door de rechter in het gelijk worden gesteld; overheidsorganen
Achterliggende Deze maatregel beoogt een tweeledig effect te hebben. Ten eerste moet dit
gedachte
leiden tot een directe besparing op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Indien
er sprake is van een toevoeging, kan de Raad de uitgekeerde
proceskostenveroordeling verrekenen met de vergoeding aan de
rechtsbijstandverlener. Ten tweede moet de maatregel overheidsinstanties
prikkelen om geld uit te sparen door geschillen proactief aan te pakken en
de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren om zo bezwaren, beroepen
en rechtszaken te voorkomen. 374
Implicaties
Burgers krijgen een hogere vergoeding wanneer zij in een
bestuursrechtelijke procedure in het gelijk worden gesteld.
Maatregel 45
Wet
Verhoging eis minimaal financieel belang (1)
Wijziging van het artikel 4 Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in
verband met de verhoging van de eis van voldoende financieel belang bij
een zaak. 375
Status
Per 23 april ingevoerd met het Besluit van 10 april 2010. 376
Inhoud
Voor een lichte adviestoevoeging is het financiële belang verhoogd van €90
naar € 250, voor een reguliere toevoeging van €180 naar € 500 en voor een
toevoeging in een cassatiezaak van €360 naar € 1 000.
Afkomstig van Regering
Adressaat
Rechtzoekenden
Achterliggende Om het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand betaalbaar te houden, en
gedachte
daarmee de toegang tot het recht blijvend te kunnen waarborgen, is één van
de voorwaarden voor het verlenen van rechtsbijstand dat het financiële
belang van een rechtzoekende in redelijke verhouding staat tot de
maatschappelijke kosten die verbonden zijn aan de te verlenen
rechtsbijstand. Daar waar de besteding van overheidsmiddelen in
redelijkheid niet opweegt tegen het financiële belang van een rechtzoekende
bij een zaak, wordt in beginsel geen gesubsidieerde rechtsbijstand verleend
374
Monitor Rechtsbijstand 2012, p. 153.
Besluit van 10 april 2010, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit
rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met de aanpassing van de hoogte van vergoedingen voor bepaalde
beroepszaken in vreemdelingenbewaring en de verhoging van de eis van voldoende financieel belang, Staatsblad
2010, 153.
376
Besluit van 10 april 2010, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit
rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met de aanpassing van de hoogte van vergoedingen voor bepaalde
beroepszaken in vreemdelingenbewaring en de verhoging van de eis van voldoende financieel belang, Staatsblad
2010, 153.
375
160
Implicaties
(artikel 12, tweede lid, onderdeel b, Wrb).
De maatregel betreft een indexering van inkomens- en prijsontwikkelingen
en houdt tevens rekening met andere ontwikkelingen, zoals de opkomst van
alternatieve methoden van geschillenbeslechting.
Een strikte toepassing van de in het eerste tot en met vierde lid neergelegde
drempelbedragen kan in de praktijk tot onrechtvaardige situaties leiden.
Indien er sprake is van zwaarwegende belangen van de rechtzoekende kan
het rechtvaardig zijn dat rechtsbijstand of een toevoeging wordt verleend,
ook indien het financieel belang bij de zaak onder deze drempels blijft. Om
deze reden was al vóór de onderhavige wijziging van het besluit in het
zevende lid van artikel 4 een hardheidsclausule opgenomen. Ook indien er
geen sprake is van een in hoofdzaak immaterieel belang, kan het
rechtvaardig zijn dat aan een rechtzoekende rechtsbijstand of een
toevoeging wordt verleend wanneer het materiële belang bij een zaak niet
boven de (nieuwe) drempelbedragen uitstijgt. Om deze reden wordt de
hardheidsclausule herzien dat – ongeacht het financiële belang bij een zaak
– rechtsbijstand of een toevoeging kan worden verleend indien ofwel
zwaarwegende belangen van de rechthebbende dit rechtvaardigen, ofwel
indien persoonlijke omstandigheden van de rechtzoekende dit
rechtvaardigen in het belang van een effectieve toegang tot het recht.
Maatregel 46
Wet
Één landelijke Huurcommissie
Wet van 23 december 2009 tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) (Stb. 2010, 28),
Status
In werking getreden per 1 januari 2010
Inhoud
De 59 afzonderlijke Huurcommissies worden ondergebracht in één
zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).
Afkomstig van Regering
Adressaat
De huurcommissies
Achterliggende De landelijke Huurcommissie wil klantgerichter, sneller en efficiënter gaan
gedachte
werken. Dit heeft meer kans van slagen als vanuit één organisatie wordt
gewerkt die eenduidig wordt aangestuurd. De landelijke Huurcommissie
wordt in de nieuwe opzet een zelfstandig bestuursorgaan en komt daarmee
meer op afstand te staan van de minister. De Huurcommissie krijgt ook
meer vrijheid om efficiënt invulling te geven aan de geschillenbeslechting.
De verwachting is dat door deze maatregelen het werk duidelijker en
eenvoudiger te organiseren is. Belangrijkste voorwaarde is dat bij deze
organisatorische verandering en kwalitatieve verbeteringsslag de
geschillenbeslechting van de huurprijs laagdrempelig en onafhankelijk blijft.
Implicaties
Huurders en verhuurders zijn daardoor bij een zaak niet gebonden aan de
Huurcommissie in hun eigen regio, maar kunnen ook in een nabijgelegen
regio terecht. Op deze manier kan de drukte beter verspreid worden.
161
2009
Maatregel 47
Wet
Status
Inhoud
Pilots met invoering regierechter bij rechtbanken.
Geen officiële wetgeving, wel beleid bij rechtbanken
Eerste pilot in 2009.
Meer actieve rol en intensievere bemoeienis van de rechter in
echtscheidingszaken. De echtscheiding inclusief alle nevenvoorzieningen
zoveel mogelijk in één zitting worden behandeld.
Afkomstig van Staatsecretaris van Justitie: Albayrak. 377
Adressaat
Rechtzoekenden die willen scheiden en kiezen voor een procedure op
tegenspraak bij de rechter.
Achterliggende Een actieve rol van de rechter kan bijdragen aan dejuridisering van
gedachte
echtscheidingen. De verwachting is dat hiermee een flexibele schakeling
kan worden gecreëerd tussen onderhandelen buiten rechte, en een
(deel)uitspraak van de rechter.
Implicaties
Begin 2009 is in de Haagse rechtbank een experiment met de
scheidingsrechter van start gegaan, waardoor ook in de praktijk
geëxperimenteerd kon worden met het instituut scheidingsrechter.
Achtergrond van dit project is een doelstelling van het Landelijk Bureau
Mediation die in het meerjarenplan “Mediation naast rechtspraak 20082010” is opgenomen, namelijk het streven naar differentiatie naar methode
van geschilafdoening resulterend in finale geschilafdoening. 378
Maatregel48
Wet
Opheffen bureaus voor rechtshulp
Wijziging Wet op de rechtsbijstand in verband met de verlenging van
rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand 379
Status
Ingevoerd op 13 januari 2009
Inhoud
“Met dit wetsvoorstel worden de bureaus voor rechtshulp in hun huidige
vorm opgeheven en gaan de raden voor rechtsbijstand belast worden met de
uitvoering van de eerstelijns rechtshulp. Hiervoor zullen de raden één
stichting "het juridisch loket" oprichten. De stichting zal dertig, over het
land verspreide, vestigingen krijgen die deze taak feitelijk gaan uitvoeren.”
Afkomstig van Minister van Justitie: Hirsch Ballin
Adressaat
Bureaus voor rechtshulp, raden voor rechtsbijstand en het Juridisch Loket.
Indirect de rechtzoekenden.
Achterliggende Bij de bureaus voor rechtshulp was een verschuiving van taken die gericht
377
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
P. Vlaardingerbroek, ‘Over interactieve scheiding en de regierechter’ in: M. V. Antokolskaia, & L. Coenraad
(red.), Het nieuwe scheidingsrecht: Ouderschapsplan, positie van het kind, regierechter en collaborative
divorce. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2010, pp. 105-119.
379
Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de
verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging,
alsmede de regeling van de vergoeding van mediation, Staatsblad 2009, 4.
378
162
gedachte
Implicaties
waren op het waarborgen van de toegang tot het recht naar commerciële
taken waarneembaar. Daarnaast waren er zorgen over een voldoende aanbod
van advocaten die bereid waren om deel te nemen aan het stelsel van
gesubsidieerde rechtsbijstand. Een juridisch loket met een toegankelijke
uitstraling en een duidelijke taakstelling biedt de rechtzoekende een
laagdrempelige toegang tot de eerstelijns rechtshulp. “De toegang tot het
recht wordt hiermee gewaarborgd.”
Verbetering van de rechtsbijstand?
Maatregel 49
Wet
Status
Inhoud
Invoering verplicht ouderschapsplan
Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding 380
Inwerking getreden per 1 maart 2009
Deze wet wijzigt het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van
Rechtsvordering ter bevordering van het ouderschap na een scheiding. Deze
wet verplicht ouders tot het opstellen van een ouderschapsplan. In dit plan
moeten afspraken gemaakt worden over verzorging en opvoeding van
kinderen als ouders gaan scheiden.
Afkomstig van Minister van justitie: Hirsch Ballin en minister van Jeugd & Gezin:
Rouvoet.
Adressaat
Ouders die uit elkaar willen (echtscheiding, ontbinding geregistreerd
partnerschap, scheiding van tafel en bed)
Achterliggende Binnen het personen- en familierecht zijn het vooral de echtscheidingen en
gedachte
daarmee samenhangende zaken (alimentatie, zorgregeling, ouderlijk gezag)
die een groot beslag op de middelen leggen.
Deze wet is er op gericht dat ouders vroegtijdig nadenken over de invulling
van het ouderschap na scheiding en hierover afspraken maken om onnodige
conflicten te voorkomen. 381
Implicaties
Ouders moeten vroegtijdig nadenken over de invulling van het ouderschap
na scheiding en hierover afspraken maken. Dit moet onnodige conflicten
voorkomen.
Maatregel 50
Wet
Status
Inhoud
Afschaffen flitsscheiding
Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding 382
Inwerking getreden per 1 maart 2009
De zogenaamde flitsscheiding wordt afgeschaft. Het is niet langer mogelijk
een huwelijk via de burgerlijke stand om te zetten in een geregistreerd
380
Wet van 27 november 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het
afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet
bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad 2008, 500.
381
Kamerstukken II 30145, nr. 3 (MvT).
382
Wet van 27 november 2008 (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad
2008, 500.
163
partnerschap (en dat vervolgens buiten de rechter om te beëindigen).
Afkomstig van Minister van justitie: Hirsch Ballin en minister van Jeugd & Gezin:
Rouvoet.
Adressaat
Echtelieden die een flitsscheiding willen
Achterliggende De ontbinding van het huwelijk via een omzetting in een geregistreerd
gedachte
partnerschap kunnen voor betrokkenen grote problemen opleveren. De
problemen ten gevolge van de omzetting van een huwelijk in een
geregistreerd partnerschap gevolgd door een onmiddellijke beëindiging van
dit geregistreerd partnerschap betreffen met name de erkenning van de
«echtscheiding» in het buitenland en het ontbreken van een executoriale titel
met betrekking tot de gemaakte afspraken. Deze problemen zijn zodanig dat
wordt voorgesteld om deze mogelijkheid tot omzetting uit de wet te
schrappen. 383
Implicaties
Het afschaffen van de «flitsscheiding» wordt breed ondersteund door VFAS
en Raad voor de rechtspraak en NOvA.
In 2003 zijn 4 800 huwelijken beëindigd via een omzetting in een
geregistreerd
partnerschap
(CBS).
Afschaffing
van
de
omzettingsmogelijkheid betekent een werklastvermeerdering voor de
rechterlijke macht in de zin dat het aantal verzoeken tot echtscheiding zal
toenemen. Verondersteld mag worden dat deze toename met name
gemeenschappelijk verzoeken zullen zijn, omdat deze echtparen in staat zijn
om samen afspraken te maken en dus ook in de mogelijkheid verkeren om
een gemeenschappelijk verzoek in te dienen. Deze gemeenschappelijke
verzoeken worden nu reeds zonder mondelinge behandeling afgedaan en
kosten relatief gezien weinig tijd. Behalve een verwachte toename van het
aantal verzoeken tot echtscheiding zal het wetsvoorstel vermoedelijk het
aantal gemeenschappelijke verzoekschriften verder doen toenemen.
Daarnaast kunnen de zaken in beginsel ter zitting efficiënt worden afgedaan
door de opname van de «substantiëringsplicht». Ook de inzet van mediation
zal hier aan moeten bijdragen. Tot slot is het de verwachting dat het aantal
procedures dat na de echtscheiding wordt gevoerd zoals een verzoek tot
wijziging van het gezag of het vaststellen van een omgangsregeling, op den
duur zal afnemen door de preventieve werking die van het ouderschapsplan
zal uitgaan. Deze aspecten van het wetsvoorstel zullen naar verwachting de
rechterlijke macht tijdswinst opleveren. Het is derhalve de verwachting dat
het totaal van de effecten van het wetsvoorstel de rechterlijke macht niet
extra zal belasten. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn advies ook niet
aangegeven dat het wetsvoorstel effecten heeft voor de rechterlijke macht.
383
Kamerstukken II 30145, nr. 3 (MvT).
164
Maatregel 51
Wet
Status
Inhoud
Invoering substantiëringsplicht bij echtscheiding
Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding 384
Inwerking getreden per 1 maart 2009
De eis wordt gesteld dat het verzoekschrift vermeldt over welke van de
gevraagde voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke van de
gevraagde voorzieningen een verschil van mening bestaat met de gronden
daarvoor. Deze eis sluit aan bij de substantiëringsplicht (artikel 111 lid 3
Rv) in het civiele procesrecht.
Afkomstig van Minister van justitie: Hirsch Ballin en minister van Jeugd & Gezin:
Rouvoet.
Adressaat
Echtelieden die willen scheiden
Achterliggende Ter verdere stroomlijning van de scheidingsprocedure en ter bevordering dat
gedachte
een gezamenlijk verzoekschrift wordt ingediend. En om het maken van
gemeenschappelijke afspraken te stimuleren.
Implicaties
Het maken van gemeenschappelijke afspraken wordt gestimuleerd.
Maatregel 52
Invoering mogelijkheid voor rechter om echtgenoten te verwijzen naar
mediation
Wet
Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding 385
Status
Inwerking getreden per 1 maart 2009
Inhoud
De rechter krijgt de mogelijkheid om echtgenoten te verwijzen naar een
bemiddelaar (mediation) met als doel om de echtgenoten in onderling
overleg tot afspraken over één of meer gevolgen van de echtscheiding te
laten komen.
Afkomstig van Minister van justitie: Hirsch Ballin en minister van Jeugd & Gezin:
Rouvoet.
Adressaat
Echtelieden die willen scheiden
Achterliggende
- Stimuleren van gemeenschappelijke afspraken.
gedachte
- Binnen het personen- en familierecht zijn het vooral de
echtscheidingen en daarmee samenhangende zaken (alimentatie,
zorgregeling, ouderlijk gezag) die een groot beslag op de middelen
leggen.
- Deze wet is er op gericht dat ouders vroegtijdig nadenken over de
gevolgen van de scheiding en hierover afspraken maken om
onnodige conflicten te voorkomen. 386
Implicaties
Echtgenoten die willen scheiden kunnen worden verwezen naar mediation.
384
Wet van 27 november 2008 (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad
2008, 500.
385
Wet van 27 november 2008 (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding), Staatsblad
2008, 500.
386
Kamerstukken II 30145, nr. 3 (MvT).
165
Maatregel 53
Wet
Status
Inhoud
Invoering lichte adviestoevoeging
Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand
houdende herijking van de verlening van rechtsbijstand door de raden voor
rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging, alsmede de
regeling van de vergoeding van mediation, Staatsblad 2009, 4.
En: invoering Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand 387
Inwerking getreden per 1 juli 2009
Deze wet legt de formele basis voor de opheffing van de bureaus voor
rechtshulp. De raden voor rechtsbijstand hebben een nieuwe stichting 'het
juridisch loket’ opgericht; de bureaus zijn opgegaan in die stichting of
hebben zich gevestigd als advocatenkantoor. Het juridisch loket beperkt zich
tot de eerstelijnsrechtshulp. Verdergaande rechtsbijstand wordt door de
advocatuur afgehandeld. Die taak past volgens de MvT meer dan de
eerstelijns rechtshulp bij de advocatuur met als te verwachten gevolg dat de
interesse voor deelname aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand op
een voldoende peil blijft. Opdat de toegankelijkheid van het stelsel niet in
het gedrang komt, is een laagdrempelige mogelijkheid tot het verkrijgen van
gesubsidieerde rechtsbijstand geschapen. Er is een kortlopende
adviestoevoeging geïntroduceerd in de vorm van een zogenaamde lichte
adviestoevoeging. De rechtsbijstand op basis van deze toevoeging wordt
verzorgd door de advocatuur. Met het oog op het stimuleren van het gebruik
van mediation in plaats van het voeren van een procedure voor de rechter, is
in deze wet voorts geregeld dat mediators in aanmerking kunnen komen
voor een subsidie voor de uitvoering van mediation aan minder
draagkrachtigen.
Voor rechtzoekenden geldt dat zij voor de verlening van gesubsidieerde
rechtsbijstand in beginsel een eigen bijdrage zijn verschuldigd. Tot nu toe
waren de regels over deze eigen bijdrage in belangrijke mate opgenomen in
de artikelen 35 en 36, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).
Voortaan worden de regels omtrent de eigen bijdrage bij algemene
maatregel van bestuur vastgesteld. Het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
bevat die regels.
Belangrijke wijzigingen: (1) de invoering van een toevoeging voor
eenvoudig rechtskundig advies (lichte adviestoevoeging) met een daarmee
gepaard gaande lagere eigen bijdrage. (2) de onverschuldigheid van een
eigen bijdrage in geval van rechtshulp (rechtshulp wordt per definitie door
het Juridisch Loket verricht, en die is gratis, in tegenstelling tot voorheen,
387
Besluit van 4 februari 2009, houdende regels met betrekking tot de eigen bijdrage voor de rechtzoekende in
geval van verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand alsmede enige nadere regels omtrent de vaststelling van de
financiële draagkracht van de rechtzoekende (Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand), Staatsblad 2009, 46.
166
toen rechtshulp door het Bureau voor rechtshulp werd verricht, waar een
eigen bijdrage van €13,50 voor gold. Deze eigen bijdrage van €13,50 voor
spreekuur wordt afgeschaft).
Afkomstig van Staatssecretaris van Justitie: Albayrak.
Adressaat
Wrb gerechtigde rechtzoekenden
Achterliggende Het Juridisch Loket moet zich beperken tot eerstelijnsrechtshulp.
gedachte
Verdergaande rechtshulp is een taak voor de advocatuur.
Implicaties
Het Juridisch Loket biedt geen drie uur durend spreekuur meer aan. Voor
eenvoudig rechtskundig advies wat buiten het bereik van de normale
werkzaamheden van het Juridisch Loket valt, bestaat nu de mogelijkheid tot
een Lichte Advies Toevoeging (LAT) door de advocatuur.
Maatregel 54
Wet
Besluit toevoeging mediation
Besluit van 4 mei 2009, houdende regels met betrekking tot de verlening
van een toevoeging ten behoeve van mediation, de eigen bijdrage in geval
van mediation op basis van een toevoeging alsmede de vaststelling van de
vergoeding voor op basis van een toevoeging verleende mediation (Besluit
toevoeging mediation).
Status
Inwerking getreden per 4 mei 2009
Inhoud
De raden voor rechtsbijstand krijgen de taak om toevoegingen af te geven
voor mediation. Hiertoe wordt een hoofdstuk IVa ingevoegd in de Wrb.
Afkomstig van Staatssecretaris van Justitie: Albayrak.
Adressaat
Rechtzoekende
Achterliggende In de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) is de mogelijkheid opgenomen om
gedachte
rechtzoekenden ook in aanmerking te laten komen voor een toevoeging ten
behoeve van mediation. Daarbij is ervoor gekozen om ten aanzien van
verlening van mediation op basis van een toevoeging zo veel mogelijk aan
te sluiten bij datgene wat in de Wrb en de daarop berustende regelgeving al
met betrekking tot rechtsbijstand op basis van een toevoeging is geregeld.
Implicaties
Dit houdt onder meer in dat rechtzoekenden, ook als het mediation betreft,
een toevoeging kunnen verkrijgen als hun inkomen of vermogen de in
artikel 34 van de Wrb vastgelegde grenzen niet overschrijdt.
167
2008
Herziening van de Leidraad bewerkelijke zaken 388
De regelgeving met betrekking tot de aanvragen om toestemming om en
toekenning en vergoeding van extra uren is neergelegd in het Besluit
vergoedingen rechtsbijstand 2000. Voor civiele en bestuursrechtelijke zaken
zijn de artikelen 13, eerste lid, en 31 van toepassing en voor advieszaken
artikel 13, tweede lid, en artikel 31. Bewerkelijke strafzaken worden
geregeld in de artikelen 22 en 31.
Status
Leidraad gepubliceerd in december 2008.
Inhoud
Deze leidraad voorziet in een geharmoniseerde regeling voor de vergoeding
van verleende rechtsbijstand op toevoeging in zaken waarin een advocaat
dermate veel uren heeft moeten steken dat de gebruikelijke forfaitaire
vergoeding niet toereikend is.
Afkomstig van Raden voor Rechtsbijstand in samenspraak met een landelijke werkgroep
(Vertegenwoordigers van Ministerie van Justitie, de Raden voor
Rechtsbijstand, NOvA).
Adressaat
Advocaten die op toevoeging werken.
Achterliggende Op de regel van de forfaitaire vergoeding is op grond van het Bvr echter een
gedachte
uitzondering mogelijk. Het gaat hierbij om de extra urenzaken. In dergelijke
zaken wordt, boven een bepaalde grens de vergoeding niet forfaitair
vastgesteld, maar op urenbasis. Voorwaarde voor het verkrijgen van deze
vorm van vergoeding is dat van de raad vooraf toestemming is verkregen
om de extra uren te mogen besteden. De regelgeving biedt de raden
beleidsvrijheid met betrekking tot de afhandeling en beoordeling van
deze bewerkelijk zaken. Daarom is er een Leidraad.
Implicaties
De kritiek op de herziening richtte zich vooral op het loslaten in de leidraad
van de differentiatie van de vergoedingen tussen grofweg de Randstad en de
provincie.
Maatregel 55
Wet
Maatregel 56
Wet
Status
Inhoud
Afkomstig van
Adressaat
Afschaffen van de vergoeding voor administratieve kosten in geval van
ambtshalve toevoegingen (artikel 27 Bvr)
Besluit van 19 mei 2008, houdende aanpassing van het Bvr. 389
Ingevoerd op 1 juni 2008
De vergoeding voor administratieve kosten wordt afgeschaft voor gevallen
waarbij op last van de rechter door de raad voor rechtsbijstand een raadsman
wordt toegevoegd aan een rechtzoekende (ambtshalve toevoegingen).
Staatssecretaris van Justitie: Albayrak.
Rechtsbijstandsverleners die ambtshalve toevoegingen doen
388
Bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 31 753, nr. 3
Besluit van 19 mei 2008, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, Staatsblad
2008, 170.
389
168
Achterliggende Op grond van artikel 27 Bvr wordt voor de administratieve kosten die door
gedachte
rechtsbijstandverleners in het kader van de rechtsbijstandverlening worden
gemaakt, per toevoeging een vergoeding toegekend. Onder administratieve
kosten vallen (a) kosten van kantoorvoering zoals porti en fotokopieën, en
(b) kosten die worden gemaakt in het kader van het verkrijgen van een
toevoeging.
Vóór het onderhavige besluit werd in de praktijk de vergoeding voor
administratieve kosten standaard toegekend bij iedere toevoeging, ongeacht
of deze kosten ook daadwerkelijk werden gemaakt. Uit de toevoegpraktijk is
gebleken dat bij bepaalde toevoegingen door rechtsbijstandverleners
feitelijk geen administratieve kosten worden gemaakt voor het aanvragen
van de toevoeging (type b kosten). Het gaat hierbij om de gevallen waarbij
op last van de rechter door de raad voor rechtsbijstand een raadsman wordt
toegevoegd aan een rechtzoekende. Dit zijn de zogenoemde ambtshalve
toevoegingen.
Ten aanzien van de kosten voor de kantoorvoering (type a kosten) merkt de
staatssecretaris
het
volgende
op:
“Thans
worden
door
rechtsbijstandverleners nog kosten gemaakt ten behoeve van het ter
uitvoering van artikel 28 Bvr toezenden van declaratieformulieren en
kopiëren en toezenden van uitspraken aan de raden voor rechtsbijstand. De
raden voor rechtsbijstand zullen ten behoeve van rechtsbijstandverleners
elektronische voorzieningen openstellen waarlangs de declaratieformulieren
en afschriften van uitspraken toegezonden kunnen worden. Door middel van
dit elektronische berichtenverkeer zullen de rechtsbijstandverleners deze
kosten op de kantoorvoering gaan besparen, zodat vergoeding daarvan niet
langer noodzakelijk is.” (Voorbeelden hiervan zijn de invoering van de High
Trust werkwijze in juni 2011, die zorgt voor minder administratieve lasten,
en de invoering van ‘Mijn RvR’ in juli 2012, waarmee advocaten online
aanvragen voor toevoegingen en declaraties kunnen indienen. )
Implicaties
Gelet op het voorgaande is het redelijk om met het nieuwe tweede lid van
artikel 27 Bvr een einde te maken aan de praktijk waarbij standaard bij
iedere toevoeging de vergoeding voor administratieve kosten wordt
toegekend. Hiermee wordt de vergoedingsstructuur beter in
overeenstemming gebracht met de daadwerkelijk verrichte inspanningen.
Rechtsbijstandsverleners die ambtshalve toevoegingen doen, krijgen geen
vergoeding voor administratieve kosten.
169
Maatregel 57
Wet
Status
Inhoud
Aanpassen van de voorschotregeling advocatuur (artikel 35 Bvr).
Besluit van 19 mei 2008, houdende aanpassing van het Bvr. 390
Ingevoerd op 1 juni 2008
Met deze maatregel wordt middels een wijziging van het tweede lid van
artikel 35 Bvr voorzien in een vermindering van de bevoorschotting van
advocaten. Met ingang van 2008 wordt het gebruikelijke kwartaalvoorschot
verminderd met 25%. Advocaten ontvangen daardoor dus met ingang van
2008 aan het begin van ieder kwartaal 75% van het voorschot dat zij
normaal gesproken zouden ontvangen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Justitie: Albayrak.
Adressaat
Advocaten
Achterliggende Advocaten die zijn ingeschreven bij het bestuur van de raad voor
gedachte
rechtsbijstand ontvangen op grond van artikel 37, vierde lid, Wrb en artikel
35 Bvr periodiek een voorschot op hun vergoedingen. De bevoorschotting
dient ertoe om, vooruitlopend op de vaststelling en uitbetaling van de
uiteindelijke vergoeding, alvast een tegemoetkoming beschikbaar te stellen
aan advocaten voor hun verwachte werkzaamheden. De voorschotregeling is
ingevoerd in een tijdperk waarin een advocaat na declaratie van verleende
rechtsbijstand soms lang moest wachten op uitbetaling van de vergoeding.
Inmiddels kan de raad vaker en eerder uitbetalen. Daarom wordt het niet
langer nodig geacht om de omvang van de voorschotten op het oude peil te
handhaven.
Implicaties
Advocaten krijgen een lager voorschot dan voorheen, maar de raad stelt dat
uitbetaling thans door technologische ontwikkelingen ook vaker en eerder
geschied dan ten tijde van invoering van deze voorschotregeling. De Orde
hecht aan dit laatste veel waarde en vindt dat voor declaraties van advocaten
een betalingstermijn van veertien dagen zou moeten gelden.
Deze aanpassing leidt niet tot verminderde vergoedingen voor de
advocatuur. Aan het einde van ieder kwartaal wordt het toegekende
voorschot nog altijd verrekend met de declaraties voor dat kwartaal en
zonodig aangevuld tot aan het bedrag van de werkelijke vergoedingen
waarop de betrokkene recht heeft.
390
Besluit van 19 mei 2008, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, Staatsblad
2008, 170.
170
2007
Maatregel 58
Wet
Status
Lancering website rechtwijzer.nl
Geen wet
September 2007 gelanceerd en in 2012 volledig vernieuwd. Het geeft de
gebruiker een stappenplan, waarmee hij zelf aan de slag kan om zijn
probleem of conflict zelfstandig op te lossen.
Inhoud
Een door de Raad voor Rechtsbijstand ontwikkelde internetapplicatie
waarbij de burger met een conflict geholpen wordt met het vinden van de
weg naar een mogelijke oplossing.
Op deze website kunnen burgers, door middel van het beantwoorden van
vragen over hun probleem of conflict, advies krijgen. Dat advies bestaat uit
mogelijke stappen die de burger zelf kan zetten. Daarnaast worden instanties
genoemd die hem kunnen helpen bij het zoeken naar een oplossing.
Rechtwijzer bevat ondermeer een online Echtscheidings- en
Ouderschapsplan en een website voor kinderen van wie de ouders in
scheiding
liggen.
Daarnaast
zijn
aan
Rechtwijzer
een
kinderalimentatierekentool (KART) en een pensioencalculator toegevoegd.
Tot slot is er ook een website opgezet voor mensen die twijfelen of ze
daadwerkelijk willen scheiden, reeds besloten hebben te gaan scheiden of
problemen ondervinden ná hun scheiding (www.wijzeruitelkaar.nl).
Afkomstig van Rechtwijzer is ontwikkeld door de Raad voor Rechtsbijstand, in
samenwerking met de Universiteit van Tilburg en het Justice Innovation
Adressaat
Rechtzoekenden
Achterliggende De nadruk ligt op het zelfstandig oplossen, maar daar waar nodig wordt de
gedachte
gebruiker verwezen naar een deskundige. Het doel van deze websites en
applicaties is om de toegang tot het recht te vergroten. Rechtwijzer beoogt
ook de zelfredzaamheid van burgers te versterken. Zo krijgen ze meer
controle over het proces en een beter inzicht in hun eigen positie en in die
van de wederpartij. Voorts beoogt Rechtwijzer de afhankelijkheid van
professionals te verkleinen. Er kan daarom worden gesproken van een
‘nuldelijnsfunctie’ in de Nederlandse rechtshulpketen.
Implicaties
Rechtzoekenden kunnen op internet zelf informatie vinden en advies krijgen
over hun juridische probleem. Digibeten of analfabeten hebben hier niets
aan.
171
Staat op de agenda
Maatregel 59
Wetsvoorstel aanpassing tarieven griffierecht in bestuurs- en
burgerzaken
Wet
Wijziging van de algemene wet bestuursrecht, de wet griffierechten
burgerlijke zaken en de wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten. 391
Status
Aangemeld voor plenaire behandeling voor Tweede Kamer (gestart op 16
april 2014)
Inhoud
- Uitgangspunten en structuur van de Wgbz en het griffierechtenstelsel
van de Awb blijven intact.
- Alleen verhoging van griffierechten. 2% verhoging bij kantonzaken
en civiele zaken in eerste aanleg.
- Griffierechten in bestuurszaken gaan omhoog, zodat er één nominaal
tarief komt voor zowel civiele als bestuurszaken in eerste aanleg.
- Hoger griffierecht voor hoger beroep en cassatie (in civiele zaken
met wel 70 tot 100%)
- Voor rechtspersonen in handelszaken met een financieel belang van
meer dan miljoen euro wordt het griffierecht aanzienlijk verhoogd.
- Voor alle bestuurszaken over toeslagen geldt hetzelfde lage tarief.
Afkomstig van Minister van Veiligheid en Justitie: Opstelten.
Adressaat
Alle rechtzoekenden in civiele en bestuurszaken
Achterliggende “In het kader van het op orde brengen van de financiën van de rechtspraak”
gedachte
Invoering van het verlaagde tarief voor bestuurszaken over toelagen: omdat
de meeste rechters dit tarief nu al hanteren
Implicaties
- Verdere verhoging van griffierechten na de forse verhoging
ingevoerd met de Wgbz.
- Vooral door de forse verhoging van de griffierechten in hoger beroep
en cassatie zaken kan art. 6 EVRM in het geding komen (zie advies
Raad van State).
Maatregel 60
Wet
Status
Project Kwaliteit en Innovatie (KEI), deelprogramma Civiel en Bestuur
Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en
de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht
Wetsvoorstel, inmiddels zijn Hoge Colleges van Staat en andere personen
en instanties via internet geconsulteerd. Internetconsultatie is in december
391
Wijziging van de algemene wet bestuursrecht, de wet rechten burgerlijke zaken en de wet op hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten, Kamerstuk 33757, nr. 7.
172
2013 gesloten. Het nieuwe procesrecht, de digitale start van de procedure en
het digitaal indienen van stukken wordt gefaseerd ingevoerd voor nieuwe
zaken.
Inhoud
De vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht en de invoering van
termijnen voor partijen en de rechter maakt de procesgang overzichtelijker
en meer voorspelbaar. Door de nadruk te leggen op vroegtijdig contact met
de rechter en sturing door de rechter, wordt bereikt dat de procedure sneller
kan verlopen en ook minder kostbaar is. Dat draagt bij aan de kwaliteit van
de rechtspraak. De digitalisering van procedures in het burgerlijk recht en
het bestuursrecht maakt het procederen voor veel rechtzoekenden
toegankelijker. De rechtspraak wordt hiermee aan de eisen van de tijd
aangepast.
Afkomstig van Minister van Veiligheid en Justitie: Opstelten
Adressaat
Rechtzoekenden die contact zoeken met de rechter voor het beslechten van
hun geschil.
Achterliggende Vereenvoudiging van burgerlijk procesrecht. Meer overzichtelijke en
gedachte
voorspelbaarder procesgang, sneller verloop van procedures en een grotere
toegankelijkheid van de rechterlijke macht.
Implicaties
- Steeds verdergaande digitalisering van het burgerlijk- en
bestuursprocesrecht, waardoor het alleen voor natuurlijk personen
zonder advocaat nog mogelijk is om op papier te procederen.
- Wat zijn de implicaties voor digibeten?
- De te verwachten effecten van de nieuwe wetgeving zijn volgens het
ministerie van Veiligheid en Justitie een meer overzichtelijke en
voorspelbaarder procesgang, een sneller verloop van procedures en
een grotere toegankelijkheid van de rechterlijke macht. 392
Maatregel 61
Wet
Status
Tariefregulering
Nog geen wet
Genoemd in brief van Teeven van 12 juli 2013. 393
Brief Teeven 18 februari 2014 394: “In mijn brief van 12 juli 2013 kondigde
ik reeds aan samen met de Minister van Economische Zaken of het
wenselijk is tot enige vorm van tariefregulering te komen. Ook worden
hierbij alternatieve mogelijkheden betrokken die de bereikbaarheid en
betaalbaarheid van het recht voor burgers kunnen vergemakkelijken. Aan de
onderzoeksopdracht hiertoe wordt de laatste hand gelegd. Wanneer het
onderzoek gereed is zal ik over de conclusies die daaruit kunnen worden
getrokken ook in overleg treden met de NOvA.”
392
http://www.internetconsultatie.nl/KEI
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
394
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 13.
393
173
Inhoud
Een vorm van tariefregulering in de advocatuur. Te denken valt
bijvoorbeeld aan maximumtarieven voor veelvoorkomende procedures.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Advocaten
Achterliggende Op dit moment is het verschil in kosten die een rechtzoekende moet dragen
gedachte
buiten het stelsel en een rechtzoekende binnen het stelsel (zelfs vallend
onder de hoogste inkomenscategorie) hoog. Dat maakt dat
advocatenbijstand voor hen die (net) buiten het stelsel vallen, vaak moeilijk
betaalbaar is. Verder is voor de rechtzoekende buiten het stelsel, in
tegenstelling tot de gebruikers van het stelsel, aan het begin van een
procedure zeer lastig in te schatten wat de uiteindelijke kosten worden. Het
reguleren van de tarieven door middel van de invoering van
maximumtarieven voor veel voorkomende procedures wordt soms genoemd
als middel om de betaalbaarheid van advocatenbijstand te vergroten. In
Nederland is alleen een maximumtariefregeling voor ambtshandelingen van
gerechtsdeurwaarders en in het notariaat voor de familiepraktijk. In
bijvoorbeeld Duitsland is tariefregulering ook gebruikelijk in de advocatuur.
De aldaar opgedane ervaringen rechtvaardigen ook de verwachting dat door
een vorm van tariefregulering de verzekerbaarheid van rechtsbijstand kan
toenemen, doordat de voorspelbaarheid van de kosten toeneemt. In
Nederland is de rechtsbijstandverzekering vooralsnog vooral een
naturaverzekering. Juridische problemen van verzekerden worden vooral «in
huis» door juristen en advocaten in dienst van de rechtsbijstandsverzekeraar
afgehandeld. Meestal wordt een zaak alleen doorgestuurd naar een externe
advocaat, indien de verzekeraar de zaak zelf niet kan behandelen. Hierbij is
van belang dat onlangs door de Hoge Raad prejudiciële vragen zijn gesteld
over de uitleg van recht op vrije advocatenkeuze opgenomen in de EUrichtlijn betreffende rechtsbijstandverzekeringen. Indien de Nederlandse
praktijk van het zoveel mogelijk in huis afdoen van zaken
(naturaverzekering), niet volledig in stand kan blijven, zouden de kosten
voor rechtsbijstandverzekeringen fors kunnen toenemen. Een vorm van
tariefregulering zou ook hier mogelijk uitkomst kunnen bieden, waardoor de
dekkingsgraad voor burgers zal toenemen. Te denken valt bijvoorbeeld aan
maximumtarieven voor procedures waar burgers frequent mee worden
geconfronteerd.
Implicaties
Of een dergelijke ingrijpende, marktwerking beperkende, maatregel in de
Nederlandse situatie tot voordelen leidt, kan niet anders dan na gedegen
onderzoek en uitwerking worden besloten. Ik wil daarom samen met de
Minister van Economische Zaken en in overleg met de Nederlandse orde
van advocaten laten onderzoeken of het wenselijk is tot enige vorm van
tariefregulering te komen. Ook worden hierbij alternatieve mogelijkheden
174
betrokken die de bereikbaarheid en betaalbaarheid van het recht voor
burgers kunnen vergemakkelijken. 395 Op basis van dit onderzoek zal moeten
worden bezien of invoering van tariefregulering in de Nederlandse situatie
gewenst is.
Maatregel 62
Wet
Status
Inhoud
Besparing Raad voor rechtsbijstand en Juridisch Loket
Nog geen wet
Genoemd in brief van Teeven van 12 juli 2013. 396
Op de kosten voor de Raad voor rechtsbijstand en het Juridisch loket zal nog
taakstellend worden bespaard. De wijze waarop hieraan invulling kan
worden gegeven, dient nog nader in kaart gebracht te worden. Hierbij zal in
ieder geval worden bezien op welke wijze ingewikkelde regelgeving kan
worden vereenvoudigd teneinde het uitvoeringsproces te vereenvoudigen.
Verder zal ook de noodzaak tot het handhaven van het huidige aantal
vestigingen van de Raad voor rechtsbijstand (5) en het Juridisch loket (30)
onder de loep worden genomen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Raad voor rechtsbijstand en Juridisch Loket
Achterliggende Bezuiniging
gedachte
Implicaties
Implicaties nog niet duidelijk
Maatregel 63
Wet
Status
Echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek zonder minderjarige
kinderen
Wetsvoorstel Scheiden zonder rechter 397
Voornemen uit het regeerakkoord 2012 en ook voorgesteld als maatregel in
brief van staatssecretaris Teeven van 12 juli 2013. 398
Van 9 december 2013 tot 9 februari 2014 was hiertoe het ‘wetsvoorstel
scheiden
zonder
rechter’
ter
consultatie
gepubliceerd
op
399
internetconsultatie.nl
Opmerking Teeven op 11 maart 2014 400: “De consultatietermijn voor dit
wetsvoorstel is medio februari afgesloten. Op dit moment worden de
395
Teeven verwijst hier naar zijn brief van 12 april 2013 (Kamerstuk 31 753, nr. 62).
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31753 nr. 64).
397
http://www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstel_scheiden_zonder_rechter/document/883
398
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
399
Zie http://internetconsultatie.nl/wetsvoorstel_scheiden_zonder_rechter
400
Debat over de staat van de rechtsstaat, 11 maart 2014, Handelingen EK 2013-2014, Vergaderingnummer 22,
p. 48.
396
175
Inhoud
adviezen bestudeerd, waaronder de kritische adviezen van de Raad voor de
rechtspraak. Als die zijn verwerkt, zullen wij dat gaan bespreken in de
ministerraad.”
Echtscheiding zonder tussenkomst van de rechter zal mogelijk worden
gemaakt voor situaties waarin geen minderjarige kinderen betrokken zijn en
beide partners overeenstemming over de scheiding hebben bereikt.
Voor echtgenoten die wel gezag hebben over minderjarige kinderen blijft
gelden dat zij zich voor een echtscheiding tot de rechter dienen te wenden.
Bij het echtscheidingsverzoek dient op grond van art. 815 Rv een
ouderschapsplan te worden overgelegd, welk plan door de rechter wordt
getoetst. Echtgenoten voor wie de verplichting om een ouderschapsplan op
te stellen niet geldt en die het eens zijn over de echtscheiding zullen
voortaan de keuze hebben om hun echtscheidingsverzoek aan de rechter
voor te leggen of aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een procedure
bij de rechter betekent dat nevenvoorzieningen kunnen worden verzocht en,
indien echtgenoten dat wensen, een door hen opgestelde overeenkomst op
hun verzoek in de echtscheidingsbeschikking kan worden opgenomen.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
(eerder wetsvoorstel met vergelijkbare strekking strandde in juni 2006 in de
EK 401)
Adressaat
Echtelieden die willen scheiden
Achterliggende Vereenvoudiging van de echtscheidingsprocedure voor echtgenoten zonder
gedachte
minderjarige kinderen die het eens zijn over de echtscheiding, tevens
kostenbesparing voor de burger.
Implicaties
Reactie NOvA op wetsvoorstel: “de adviescommissie voorziet problemen
bij inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel in ongewijzigde
vorm. De commissie vindt het niet consistent dat de staatssecretaris erkent
dat de gevolgen van een echtscheiding juridisch en fiscaal complex zijn en
juridische begeleiding nodig is, maar er vervolgens niet voor kiest om een
echtscheidingsovereenkomst verplicht te stellen bij beëindiging van het
huwelijk via de ambtenaar van de burgerlijke stand, gelijk thans het geval is
bij de beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
De door de staatssecretaris beoogde bezuiniging voor de overheid en de
lastenverlichting voor de burger zullen naar de mening van de commissie
niet of nauwelijks gerealiseerd kunnen worden.”
De Raad voor rechtsbijstand is “te spreken over het wetsvoorstel”. 402
De Raad voor de Rechtspraak: voorziet het risico “dat dat echtgenoten
sneller dan wenselijk, en wellicht vanuit een ongelijke positie, tot
echtscheiding komen en hun zaken niet of niet goed regelen”; vraagt zich af
401
Kamerstukken I 2005/06, 29 676, nr. A; Handelingen I 2005/06, nr. 32, p. 1483.
http://internetconsultatie.nl/wetsvoorstel_scheiden_zonder_rechter/reactie/90700311-f59a-4f9c-8a5cef74b182665f
402
176
“of er voor echtgenoten veel te besparen valt”; vraagt zich af of deze
administratieve ontbinding in het buitenland, met name in de niet-EU
lidstaten, wel erkend zal worden; voorziet extra kosten voor gemeenten; en
voorziet paradoxaal genoeg een forse werkdruktoename bij de
Rechtspraak. 403
Maatregel 64
Wet
Modernisering arbitragerecht
Wijziging van Boek 6 en Boek 10 van het BW en het vierde Boek van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering
van het arbitragerecht. 404
Status
Plenaire vergadering Eerste Kamer is gepland op 27 mei 2014.
Inhoud
1. Modernisering Nederlandse arbitragerecht (gebruik van eigentijdse
elektronische middelen)
2. Codificatie “best practices” uit de bestaande arbitragepraktijk (bijv
regels over de schriftelijke fase in een arbitragegeding en de
plaatsopneming en bezichtiging)
3. Lastenvermindering voor partijen (bijv deponering van een vonnis
bij de rechtbank niet meer verplicht)
4. Terugbrengen van de procedure tot vernietiging van een arbitraal
vonnis tot één feitelijke instantie, namelijk het gerechtshof (dit
scheelt tijd en geld, waardoor arbitrage aantrekkelijker wordt)
5. Nederland interessanter maken voor internationale arbitrage.
6. Vergroting van het vertrouwen van consumenten in arbitrage.
Afkomstig van Minister van Veiligheid en Justitie: Opstelten
Adressaat
Partijen die arbitrage overwegen
Achterliggende
- Aantrekkelijker maken van arbitrage door eenvoudigere en
gedachte
goedkopere procedure.
- Wegnemen van belemmeringen voor het gebruik van vormen van
geschilbeslechting en geschiloplossing buiten de rechter om.
- Ontlasting van het gerechtelijk apparaat.
Implicaties
- Niet alle zaken zijn vatbaar voor arbitrage
403
http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Raad-Voor-DeRechtspraak/Wetgevingsadvisering/Wetgevingsadviezen2014/2014-09-Advies-wetsvoorstel-Scheiden-zonderrechter.pdf
404
Zie Kamerstukken II 2012-13, 33 611, nrs. 1-3.
177
Maatregel 65
Wet
Status
Inhoud
405
Lange termijn maatregel ‘verdere verbetering kwaliteit dienstverlening
binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand’
Nog geen wet
Genoemd in brief Teeven 18 februari 2014 405
De NOvA heeft aangegeven de kwaliteit van de dienstverlening binnen het
stelsel verder te willen verbeteren door middel van verdere specialisatie van
advocaten en de inzet van peer reviews of andere vormen van intercollegiale
en vakinhoudelijke toetsing. Met de NOvA is Teeven van mening dat
advocaten die niet aan de te stellen kwaliteitseisen voldoen of die zich niet
onderwerpen aan intercollegiale toetsing, niet in het stelsel thuis horen.
Al enige tijd is binnen de advocatuur een duidelijke positieve ontwikkeling
gaande om door instelling van specialisatieverenigingen tot meer
transparantie in de beroepsuitoefening te komen. De balie kent thans ruim
dertig verenigingen van advocaten met een specialisatie op een bepaald
rechtsterrein. Deze verenigingen hanteren wat betreft toelating
deskundigheidsvoorwaarden aan hun leden. Ook aan het behoud van het
lidmaatschap worden verschillende eisen gesteld aangaande permanente
educatie of het aantal zaken dat men in een bepaalde periode moet
behandelen. Sommige verenigingen kennen een vorm van intercollegiale
toetsing en best practice modellen.
Teeven juicht deze initiatieven toe.
Met het op dit moment in de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot
aanpassing van de Advocatenwet (Wet positie en toezicht advocatuur;
Kamerstukken 32 382), wordt de NOvA nog beter toegerust om regels te
stellen ter verhoging van de integriteit en kwaliteit van de advocatuur.
Allereerst wordt met dat wetsvoorstel aan de NOvA de wettelijke opdracht
gegeven om te voorzien in een systeem van kwaliteitstoetsen voor
advocaten. Uitgangspunt hierbij is dat iedere advocaat en ieder
advocatenkantoor met enige regelmaat te maken krijgt met een collegiale
toetsing. Voorts voorziet het wetsvoorstel in modernisering van het toezicht
op advocaten. Dit toezichtssysteem voldoet aan de moderne eisen:
onafhankelijk, uniform, proactief, effectief en transparant. Daarnaast heeft
de NOvA zelf ook al veel activiteiten in gang gezet om het toezicht op
advocaten door de lokale dekens te verbeteren. Het toezicht door de dekens
ziet zowel op de integriteit van advocaten als de kwaliteit van hun
dienstverlening. Bij het toezicht wordt ook gecontroleerd of advocaten
voldoen aan de vereisten die worden gesteld aan het behalen van
opleidingspunten in het kader van de permanente educatie. Tot slot zij
vermeld dat de advocatuur zelf recent de opleiding tot advocaat ingrijpend
heeft herzien, ten einde deze te moderniseren en te verbeteren. Dit geheel
aan maatregelen draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van de
dienstverlening door advocaten en het versterkt optreden tegen onder de
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 4-5.
178
maat presterende advocaten.
Afkomstig van NOvA / Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Advocaten
Achterliggende Verdere verbetering kwaliteit van de advocatuur binnen het stelsel van
gedachte
gesubsidieerde rechtsbijstand. Zou op den duur de vraag naar gesubsidieerde
rechtsbijstand kunnen verminderen.
Implicaties
Implicaties zijn nog niet duidelijk
Maatregel 66
Wet
Status
Inhoud
Lange termijn maatregel ‘Coördinatie van besluiten bestuursrecht’
Nog geen wet
Genoemd in brief Teeven 18 februari 2014 406
Teeven zegt hierover in zijn brief van 18 februari 2014 407: “In de
gesprekken met de advocatuur kwam de besluitvorming binnen het
bestuursrecht aan de orde. Dit werd ook aangestipt tijdens het algemeen
overleg op 14 november 2013. De heer Recourt vroeg toen aandacht voor
het probleem dat in het bestuursrecht, meer in het bijzonder het
socialezekerheidsrecht,
belanghebbenden
of
hun
gemachtigden
zekerheidshalve meerdere malen bezwaar of beroep instellen in een lopende
rechtsverhouding, omdat niet altijd duidelijk is wanneer sprake is van een
voor beroep vatbaar besluit.
In dit verband is van belang dat in de Innovatieagenda Rechtsbestel een
verdere doordenking is aangekondigd van een model waarbij de
rechtsverhouding tussen overheid en burger niet steeds wordt opgeknipt via
een beroeps- recht tegen afzonderlijke besluiten. 408 Op dit moment wordt
daarom onder leiding van de regeringscommissaris voor de algemene regels
van bestuursrecht bezien hoe een dergelijk model concreet vorm zou kunnen
krijgen. Zoals toegezegd in het algemeen overleg, wordt hierover overleg
gevoerd met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.”
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Burger met conflicten met overheid
Achterliggende Betere stroomlijning en slagvaardiger maken van het bestuursprocesrecht
gedachte
Implicaties
Implicaties zijn nog niet duidelijk
406
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 4-5.
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 4-5.
408
Bijlage bij Kamerstuk 33 071, nr. 5, p. 6–7.
407
179
Niet meer ingevoerde
voorgenomen:
maatregelen
die
wel
waren
Maatregel 67
Wet
Kostendekkende griffierechten
Wetsvoorstel “Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet
griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van
kostendekkende griffierechten” 409
Status
Wetsvoorstel is tijdens het “Kunduz-coalitie” overleg op 26 april 2012
geschrapt.
Inhoud
De civiele- en bestuursrechtspraak zal worden bekostigd door
degene die er gebruik van maken.
“De belangrijkste wijziging in het griffierechtenstelsel van de
Wgbz en de Awb in dit wetsvoorstel is de opheffing van het
onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen.”
“Een andere wijziging die ertoe strekt de kosten zo rechtvaardig
mogelijk te verdelen, is de invoering in het civiele procesrecht van
een zeer beperkte differentiatie van zaakscategorieën. Er zal slechts
onderscheid gemaakt worden tussen familiezaken en
handelszaken.”
Nieuwe compensatieregeling: 3 categorieën: onvermogende,
minvermogende, middeninkomen
Eiser en verweerder betalen beide griffierecht
Het minimumtarief is €125
Standaardtarief van handels- en bestuurszaken bedraagt €500
Onvermogende, minvermogende en middeninkomens betalen
respectievelijk 25%, 50% en 75%.
Afkomstig van Minister van Veiligheid en Justitie: Opstelten.
Adressaat
Alle eisers en verweerders in civiele en bestuurszaken
Achterliggende
De eigen verantwoordelijkheid van de rechtzoekende. Nu betalen
gedachte
alle belastingbetalers mee, terwijl uit onderzoek blijkt dat het
gebruik van de rechtspraak onevenredig over de Nederlanders is
verdeeld.
Het voorstel past binnen het programma om te komen tot een beter
functionerend rechtsbestel. Het innovatieve vermogen van de
rechtspraak wordt geprikkeld door een directere relatie tussen
rechtspraak en rechtzoekende.
Kostendekkende griffierechten zijn nodig om overheidsfinanciën
op orde te brengen.
Implicaties
De implicaties van dit stelsel zou zijn dat een rechtzoekende standaard €500
griffierechten betaalt, tenzij hij/zij in aanmerking komt voor een
compensatieregeling.
409
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/regelingen/2011/04/04/memorie-van-toelichtinginvoering-van-kostendekkende-griffierechten.html
180
“Gemengd” verzekeringsstelsel 410
Is niet tot een wet gekomen.
Een meerderheid in de Tweede Kamer bleek tegen de maatregel te zijn. In
reactie daarop heeft de staatssecretaris toegezegd deze maatregel te willen
heroverwegen. Het omstreden verzekeringsstelsel lijkt hiermee van de
baan. 411 Staatssecretaris Albayrak heeft haar plan om de gefinancierde
rechtsbijstand door een commercieel verzekeringsstelsel te vervangen
definitief ingetrokken.
Inhoud
Rechtzoekenden in de hogere inkomensgroepen binnen de Wrb worden voor
wat betreft de civiele- en bestuursrechtelijke zaken uitgesloten van
gesubsidieerde rechtsbijstand. Deze groepen dienen zelf vrijwillig,
bijvoorbeeld dmv rechtsbijstandverzekering een voorziening te treffen.
Afkomstig van In ieder geval een voornemen van staatssecretaris Albayrak. 412
Adressaat
Rechtzoekenden in de hogere inkomensgroepen binnen de Wrb.
Achterliggende Er is sprake van een substantiële overlapping van het publiek gefinancierde
gedachte
stelsel van rechtsbijstand en de private voorziening in de vorm van een
vrijwillige verzekering. Voor de hogere inkomens binnen het bereik van de
WRB zijn de kosten van rechtsbijstand niet langer prohibitief. Deze groep
rechtzoekenden moet financieel in staat worden geacht zelf zijn
verantwoordelijkheid te nemen. De WRB is immers bedoeld voor minder
daadkrachtige rechtzoekenden en niet voor rechtzoekenden die zelf in staat
zijn om in de kosten van rechtsbijstand te voorzien. Daarbij is van belang
dat de premie voor een rechtsbijstandverzekering zich gunstig verhoudt tot
de eigen bijdrage die de hogere inkomensgroepen binnen de Wrb
verschuldigd zijn.
Implicaties
- De hogere WRB-inkomens zullen voor wat betreft de toevoeging
van een advocaat worden uitgesloten in civiele en bestuursrechtelijke
zaken die door een rechtsbijstandverzekering kunnen worden gedekt.
Deze rechtzoekenden kunnen zich wel voor advies en informatie
kosteloos wenden tot het Juridisch Loket.
- Vanuit de advocatuur is veel kritiek geleverd op dit punt. Diegenen
met hogere inkomens die toen onder de WRB vielen, zouden door de
maatregel in de toekomst van toevoeging door een advocaat worden
uitgesloten en geacht worden vrijwillig een voorziening voor
rechtsbijstand te treffen. De critici van dit plan wezen op het risico
dat rechtzoekenden onverzekerd rondlopen.
Maatregel 68
Wet
Status
410
Staatssecretaris vindt dit een ongelukkig gekozen benaming, dus in de praktijk wordt het veeleer
‘verzekeringsstelsel’ genoemd.
411
I. Giesen en L. Coenraad, Kroniek van de rechtspleging ‘Toegang tot de rechtspleging in Nederland anno
2008’ in: NJB 2009, 691, p. 5.
412
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
181
Lager uurtarief in bewerkelijke zaken 413
Geen wet
Dit was een voornemen uit brief Teeven 12 juli 2013 414 en 19 november
2013 415, maar gezien de vrees geuit door strafrechtadvocaten dat dan geen
(financiële) ruimte meer zal bestaan voor gespecialiseerde advocaten, heeft
de staatssecretaris besloten de vergoeding voor bewerkelijke zaken niet te
beperken. 416
Inhoud
Indien een advocaat meer dan drie maal het forfaitair vastgestelde aantal
punten (lees uren) aan een zaak moet besteden kan hij (onder voorwaarden)
voor de meerdere uren per uur een vergoeding ontvangen. De advocaat moet
hiervoor bij de Raad voor rechtsbijstand een verzoek indienen. In de huidige
systematiek ontvangt de advocaat ongeacht het aantal extra uren een
uurvergoeding die gelijk is aan de vergoeding per punt. Door middel van
deze maatregel wordt deze uurvergoeding in bewerkelijke zaken met één
derde verlaagd, van €104 naar ongeveer €70.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Teeven
Adressaat
Advocaten
Achterliggende Bezuiniging.
gedachte
Dat de advocaat in bewerkelijke zaken per gewerkt uur een lagere
vergoeding ontvangt dan in zaken die op forfaitaire wijze worden vergoed,
wordt redelijk geacht nu de advocaat in een bewerkelijke zaak de zekerheid
heeft dat elk gewerkt uur voor vergoeding in aanmerking komt. Ook is in de
commerciële praktijk niet ongebruikelijk dat aan cliënten een lager uurtarief
in rekening wordt gebracht indien hun zaak arbeidsintensief blijkt.
Implicaties
Wel zal de staatssecretaris de ontwikkeling van de kosten van bewerkelijke
zaken nauwlettend blijven monitoren.
Maatregel 69
Wet
Status
Maatregel 70
Wet
Status
Ambtshalve toevoeging pas bij gevangenhouding in plaats van bij
inbewaringstelling (verlenging piketfase)
Geen wet
Van de baan
Voornemen in de brieven van 24 oktober 2008 417, 12 juli 2013 418 en 19
november 2013 419.
Brief Teeven van 18 februari 2014 420:
413
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31753 nr. 70), p. 10.
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
415
Brief Teeven 19 november 2013 (Kamerstuk 31 753, nr. 66).
416
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753 nr. 70), p. 10.
417
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
418
Brief Teeven 12 juli 2013 (Kamerstuk 31 753 nr. 64).
419
Brief Teeven 19 november 2013 (Kamerstuk 31753, nr. 66).
420
Brief Teeven 18 februari 2014 (Kamerstuk 31 753, nr. 70), p. 10.
414
182
“Van de zijde van de advocatuur alsmede door uw Kamer is kritisch
gereageerd op het voornemen betreffende de verlenging van de piketfase.
(…) Gegeven de beschikbaarheid van realistische alternatieven die een
besparing opleveren die gelijk is aan die van verlenging van de piketfase zie
ik (…) af van mijn voornemen de verlengde piketfase in te voeren.”
De alternatieven, die wel doorgaan, zijn:
- Niet afgeven van een ambtshalve last indien de bewaring nadat deze
is bevolen direct wordt geschorst.
- Niet afgeven van een ambtshalve last in hoger beroep als de
verdachte op vrije voeten verkeert.
Inhoud
Deze maatregel leidt tot het naar achteren verschuiven van het moment
waarop de verstrekking van de zogeheten ambtshalve last tot een toevoeging
plaatsvindt (na beslissing tot gevangenhouding in plaats van na de beslissing
tot inbewaringstelling) en het verlengen van de piketfase tot het moment van
het eerste bevel tot gevangenhouding. De verdachte houdt in deze fase recht
op de kosteloze rechtsbijstand, maar dan – net als nu al het geval is voor de
fase van inverzekeringstelling – van een advocaat die vergoeding krijgt op
basis van de piketregeling.
Afkomstig van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: Albayrak en Teeven.
Adressaat
Advocaten
Achterliggende Onderzoek door een ambtelijke werkgroep heeft uitgewezen dat in een niet
gedachte
gering aantal gevallen de verdachte na de beslissing tot inbewaringstelling
alsnog wordt heengezonden in afwachting van zijn strafzaak. De ambtshalve
last is dan reeds verstrekt. De voorgestelde maatregel is daarom om de
piketfase te verlengen tot het moment van het eerste bevel tot
gevangenhouding. Het recht op rechtsbijstand blijft in deze situatie
behouden; wel wordt de verdachte, die voor of aan het einde van de
bewaring wordt heengezonden, zelf verantwoordelijk voor het al dan niet
aanvragen van gesubsidieerde rechtsbijstand. De rechtvaardiging daarvoor is
gelegen in het feit dat betrokkene geen fysieke belemmering meer heeft –
zoals bij detentie – om tijdig een raadsman in te schakelen.
De besparing van deze maatregel ontstaat doordat de in de bewaringsfase
heengezonden verdachten óf een eigen bijdrage betalen (minder
draagkrachtigen), dan wel de kosten van rechtsbijstand zelf betalen, óf er
zelf voor kiezen geheel af te zien van rechtsbijstand.
Tevens speelt de overweging een rol dat de positie van een verdachte tegen
wie de bewaring is bevolen, maar die vervolgens is heengezonden, niet
wezenlijk verschillend is met de positie van de verdachte die na aanhouding
c.q. na inverzekeringstelling op vrije voeten is gesteld en die ook zelf
verantwoordelijk is voor het al dan niet aanvragen van gesubsidieerde
rechtsbijstand. De basis voor de piketregeling en de last tot ambtshalve
toevoeging is immers gelegen in de gedachte dat iemand die van zijn
vrijheid is beroofd niet geacht kan worden op dezelfde voet zijn belangen te
183
Implicaties
kunnen behartigen als iemand die op vrije voeten verkeert.
Er is geen sprake van een beperking op het recht op een advocaat, wel een
verandering van de bekostiging.
Maatregel 71
Wet
Status
Verhoging eigen bijdrage bij eenzijdig verzoek echtscheiding
Geen wet
Voornemen in de brief van 2008 421, maar daarna niets meer mee gedaan.
Per 1 oktober 2013 is wel de eigen bijdrage in alle echtscheidingszaken
verhoogd.
Inhoud
Brief 2008: Het kabinet wil het aantal gemeenschappelijke verzoeken tot
echtscheiding verhogen door bijvoorbeeld financiële prikkels in te bouwen,
zoals een aanzienlijke verhoging van de eigen bijdrage van de burger die
kiest voor een eenzijdig verzoek.
Afkomstig van Overheid
Adressaat
Echtgenoten die willen scheiden
Achterliggende De verwachting is dat dit zal leiden tot meer echtscheidingen op
gedachte
gemeenschappelijk verzoek, in plaats van op tegenspraak. Omdat de kans op
het naleven groter wordt geacht bij afspraken die met gezamenlijke
instemming zijn gemaakt, zullen vervolgprocedures dan ook minder vaak
nodig zijn. 422
Implicaties
Geen implicaties bekend
Maatregel 72
Wet
Status
Inhoud
421
422
Eenvoudiger berekening kinderalimentatie
Geen wet
Van de baan.
Wel ingevoerd: Nieuwe richtlijn voor het berekenen van de
kinderalimentatie per 1 april 2013.
Op 29 september 2011 hebben de PvdA en de VVD een nota tot
vereenvoudiging (van de berekening van) kinderalimentatie bij
staatssecretaris Teeven ingediend. Het doel van dit wetsvoorstel is om de
problemen rondom de betaling van kinderalimentatie (betalingsonwil) te
verhelpen door de berekening eenvoudiger te maken. Volgens het plan zou
uit rapporten uit binnen- en buitenland blijken dat veel betalingsproblemen
worden veroorzaakt door de ingewikkelde en niet herkenbare berekening.
De Tremanormen zouden niet transparant zijn en niet op eenvoudige wijze
kunnen worden uitgewerkt. PvdA en VVD stelden voor om te rekenen met
vele forfaitaire bedragen. Zo zouden onderhoudsplichtigen in 80% van de
gevallen zelf een berekening kunnen maken. Ook in deze nota heeft het
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
Monitor Rechtsbijstand 2012, p. 153.
184
LBIO een rol: een wijziging van de alimentatie zou eerst aan het LBIO
moeten worden voorgelegd, voor de weg naar de rechter open staat. 423
Afkomstig van PvdA en VVD
Adressaat
Ouders die willen scheiden waarbij kinderalimentatie moet worden
berekend
Achterliggende De verwachting is dat een eenvoudiger berekening zal leiden tot meer
gedachte
begrip bij beide partijen over de hoogte van de kinderalimentatie. In het
verlengde hiervan zullen er dan minder vervolgprocedures nodig zijn om
een hoger of een lager bedrag toegekend te krijgen. 424
Implicaties
Op de nota is veel kritiek gekomen. Volgens de advocatuur blijkt uit de
praktijk dat niet zozeer onduidelijkheid over de berekening leidt tot
betalingsproblemen, maar dat deze problemen vooral voortkomen uit
betalingsonwil en -onmacht. Bovendien zouden alimentatieplichtigen
moeilijk accepteren dat de alimentatie wordt besteed op een manier waarop
zij geen invloed hebben. De vereniging van Familierechtadvocaten en
Scheidingsmediators (vFAS) heeft erop gewezen dat de onderzoeken van
TNO (slechts gebaseerd op 15 ondervraagden) en het LBIO, die ten
grondslag liggen aan de nota, niet representatief zijn. Want uit onderzoek
van NIPO (in opdracht van de vFAS) blijkt dat slechts 14 % van de
Nederlanders het moeilijk vindt om afspraken over kinderalimentatie te
maken. Bovendien vindt 82% van de gescheiden Nederlanders het zelfs
noodzakelijk, dat er bij een scheiding een specialist wordt betrokken. Ook
stelt de vFAS vast dat het in de nota voorgestelde nieuwe rekenmodel niet
veel eenvoudiger is en dat niet mag worden verwacht dat 80% van de ouders
zelf de berekening kunnen maken. 425
423
http://www.banning.nl/5379/home-nl/publicaties/archief/is-de-vereenvoudigde-berekening-vankinderalimentatie-ook-een-verbetering.html.
424
Monitor Rechtsbijstand 2012, p. 151
425
http://www.banning.nl/5379/home-nl/publicaties/archief/is-de-vereenvoudigde-berekening-vankinderalimentatie-ook-een-verbetering.html.
185
Status onbekend:
Maatregel 73
Wet
Status
Normering kinderalimentatie
Geen wet
Genoemd in brief van 24 oktober 2008. 426
Minister Hirsch Ballin noemt het nog onderaan zijn brief van 15 juni 2009
(kamerstukken II, 2008-2009 31753, nr. 14).
Ook in zijn brief van 7 juli 2010 (kamerstukken II, 2009-2010, 31753, nr.
22) staat het nog in een tabel als voorgenomen maatregelen.
Daarna is er niets meer over dit voorstel vernomen.
Inhoud
Totstandkoming van minimumnormen en objectieve richtsnoeren voor de
hoogte van de kinderalimentatie.
Afkomstig van Staatssecretaris van Justitie: Albayrak
Adressaat
Echtgenoten die gaan scheiden en kinderen hebben
Achterliggende Het kabinet meent dat eenduidige normen eraan bijdragen dat geschillen
gedachte
worden voorkomen en dat bestaande geschillen niet escaleren. Immers, de
mogelijke opbrengsten van de gerechtelijke procedure bepalen of een
rechtszaak nog een meerwaarde heeft.
Implicaties
Geen implicaties bekend
Maatregel 74
Wet
Status
Inhoud
Rol Juridisch Loket in de echtscheidingsprocedure
Geen wet
Voornemen in de brief van 2008 427, daarna niets meer over terug te vinden
Binnen de wettelijke taken wil het kabinet het Juridisch Loket een rol geven
in de echtscheidingsprocedure. Voorstelbaar is dat het Juridisch Loket een
echtscheidingspreekuur inricht waarin gericht advies wordt gegeven en
zonodig wordt doorverwezen naar de instantie die de burger behulpzaam
kan zijn bij het opstellen van een echtscheidingsplan.
Afkomstig van Staatssecretaris van Justitie: Albayrak.
Adressaat
Juridisch Loket
Achterliggende Achterliggende gedachte niet bekend
gedachte
Implicaties
Implicaties niet bekend
426
427
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1), p. 12.
Brief Albayrak 24 oktober 2008 (Kamerstuk 31 753, nr. 1).
186
Download