Uitspraak RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector Kanton, locatie Eindhoven in de zaak van: [werknemer], verzoeker, wonende te [woonplaats], gemachtigde: mr. L.V. Claassens, tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Salto Re-Integratie B.V., gevestigd te Amersfoort, verweerster, gemachtigde: mr. W.H. Morselt heeft de kantonrechter de navolgende beschikking gewezen: 1. De procedure Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie Eindhoven, op 22 september 2009 heeft [werknemer] verzocht om de arbeidsovereenkomst met Salto te ontbinden. Salto heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2009 bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden voornoemd. Verweerster is in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen ter onderbouwing van haar financiële positie. Verzoeker heeft op deze stukken gereageerd. De beschikking is bepaald op heden. Partijen worden hierna aangeduid als “[werknemer]” en “Salto”. 2. Inleiding 2.1. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [werknemer] is sedert 1 januari 1999 in dienst van Salto, laatstelijk als arbeidsdeskundige voor 30,4 uur per week tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 4.593,48 en een persoonlijke toeslag van € 331,07 bruto per maand. [werknemer] is thans 62 jaar oud. Salto heeft op 7 juli 2009 voor [werknemer] een ontslagvergunning aangevraagd die op 26 augustus 2009 is verkregen. Bij brief van 27 augustus 2009 heeft Salto de arbeidsovereenkomst met [werknemer] met ingang van 1 november 2009 opgezegd. 2.2. [werknemer] grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande uit gewijzigde omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. [werknemer] begrijpt dat zijn arbeidsplaats komt te vervallen, maar van deze omstandigheid kan hem geen verwijt worden gemaakt. De omstandigheid die heeft geleid tot het vervallen van de arbeidsplaats en daarmee tot het einde van de arbeidsovereenkomst, komt voor risico van Salto. Daar past een vergoeding berekend met een neutrale c-factor bij. Om die reden vraagt hij een vergoeding van € 109.030,00 bruto. [werknemer] wijst erop, dat Salto helemaal niets heeft gedaan om de gevolgen van het ontslag voor [werknemer] op te vangen. In de huidige marktsituatie is het voor iedereen moeilijk een nieuwe baan te vinden, maar dit geldt te meer voor [werknemer] die ruim 62 jaar oud is en eenzijdig is opgeleid. [werknemer] zal aangewezen zijn op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet en er 50% in inkomen op achteruit gaan. Het verlies van zijn lease-auto en telefoon, als ook zijn pensioenbreuk zullen niet worden gecompenseerd. 2.3. Salto heeft verweer gevoerd. Daarbij heeft zij in de eerste plaats aangevoerd dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat de enige reden voor het verzoek het verkrijgen van een vergoeding is. Er is geen sprake van gewijzigde omstandigheden die nopen tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor effectuering van de arbeidsovereenkomst per 1 november aanstaande. Voorts doet Salto een beroep op het zogenaamde habe-nichtsverweer. Toekenning van een vergoeding zal zonder meer leiden tot een faillissement en het daardoor vervallen van de nog bestaande 149 arbeidsplaatsen. Dit verweer dient, omdat [werknemer] heeft gewacht tot 21 september 2009 met het indienen van een ontbindingsverzoek, in een veel te korte tijd door de kantonrechter te worden beoordeeld. De uitspraak moet immers, wil ze nog effect hebben op een termijn van drie dagen worden gedaan in plaats van op de gebruikelijke termijn van twee weken à drie weken. [werknemer] moet de vergoeding vorderen in een procedure op grond van artikel 7:681 BW. 3. De beoordeling 3.1. Allereerst is ter beoordeling of sprake is van gewijzigde omstandigheden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. De vraag daarbij is of die gewijzigde omstandigheden dezelfde omstandigheden kunnen zijn die aan de verlening van de ontslagvergunning ten grondslag hebben gelegen. Op dat standpunt heeft [werknemer] zich gesteld. Salto lijkt van mening dat [werknemer] moet kunnen wijzen op andere omstandigheden, die los staan van de in de vergunningprocedure aangevoerde omstandigheden. Er moet volgens haar sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden. 3.2 De kantonrechter is van oordeel dat het [werknemer] vrijstaat aan zijn verzoek tot ontbinding dezelfde omstandigheden ten grondslag te leggen als Salto aan de aanvraag tot de ontslagvergunning. Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsovereenkomst zal moeten eindigen. [werknemer] kiest daarvoor een andere weg, namelijk die via de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter omdat hij van oordeel is dat hem een ontslagvergoeding toekomt. [werknemer] kan ook via een dagvaardingsprocedure op grond van artikel 7:681 BW een vergoeding vorderen, maar dit staat er naar het oordeel van de kantonrechter niet aan in de weg dat [werknemer] ook via de ontbindingsprocedure om deze vergoeding kan verzoeken. 3.3 Salto heeft aangevoerd dat een beslissing over een ontbinding onder toekenning van een vergoeding in het onderhavige geval in strijd zou komen met de goede procesorde. De kantonrechter dient immers op de hele korte termijn van drie dagen te beslissen, terwijl normaal voor het nemen van een dergelijke beslissing twee tot drie weken de tijd wordt genomen. 3.4 De kantonrechter merkt op dat toewijzing van het verzoek alleen zinvol is als daarbij een vergoeding wordt toegekend. Bij de beoordeling daarvan, dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken. 3.5 Salto heeft in dit verband aangevoerd dat er gelet op de financiële situatie geen enkele ruimte is voor uitkering van een vergoeding. Zij heeft getracht dat aannemelijk te maken door overlegging van stukken. Bij de mondelinge behandeling is besproken dat deze stukken aanwijzingen bevatten dat de financiële situatie niet rooskleurig is, maar dat op grond van die stukken nog niet aannemelijk is geworden dat er in het geheel geen ruimte is voor een vergoeding. Salto heeft daarop een dik pak nadere stukken overgelegd. [werknemer] heeft primair bezwaar gemaakt tegen het betrekken van deze stukken in de beoordeling. De stukken zijn volgens hem tardief naar voren gebracht. De stukken hadden tijdig voor de mondelinge behandeling in het geding moeten worden gebracht. Nu wordt hij geschaad in de mogelijkheid tot het voeren van adequaat verweer. 3.6 De kantonrechter stelt vast dat [werknemer] een maand heeft gewacht met de indiening van het verzoek. Een verzoekende partij dient er rekening mee te houden dat een beslissing op een termijn van acht weken wordt genomen. Wanneer de gebruikelijke termijn van acht weken wordt gebruikt, is een beslissing zinloos geworden, omdat op die termijn de arbeidsovereenkomst al niet meer bestaat. In dit geval is de kantonrechter dus daardoor gedwongen op een veel kortere termijn uitspraak te doen, mede omdat [werknemer] heeft gewacht met het indienen van een verzoek. De ontstane tijdsdruk is mede door zijn toedoen ontstaan. [werknemer] heeft er terecht op gewezen dat het aan Salto is om haar standpunt aannemelijk te maken. Salto heeft bij haar verweerschrift stukken ingediend die aanwijzingen voor de slechte financiële situatie bevatten, maar niet afdoende onderbouwing leveren. Het is ook in een verzoekschriftprocedure niet ongebruikelijk dat onder bepaalde omstandigheden aan een partij de mogelijkheid wordt geboden nadere stukken in te dienen. Gebleken is nu dat een zorgvuldige bestudering van de nadere stukken in het korte tijdsbestek voor [werknemer], maar ook voor de kantonrechter niet goed mogelijk is geweest. Dit betekent dat er thans onvoldoende zicht is of Salto inderdaad niet in staat is enige ontslagvergoeding toe te kennen en misschien nog meer, hoe hoog die vergoeding dan moet zijn. Een thans geforceerde beslissing daarover zou in het nadeel kunnen zijn van beide partijen. 3.7 De kantonrechter komt om bovenstaande reden tot afwijzing van het verzoek. 3.8 De kantonrechter ziet in de aard van de procedure aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. 4. De beslissing De kantonrechter: wijst het verzoek af; compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2009 door mr. M.H. Kobussen, kantonrechter te Eindhoven in tegenwoordigheid van de griffier.