Basiselektronica hoofdstuk 1 1. Wanneer kan je spreken over het begrip elektronica? Als er componenten gebruikt worden waarin elektrische stromen worden gemanipuleerd. Als er transistoren gebruikt worden. 2. Hoe noem je het kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof bevat? Een molecule 3. Hoe noem je de bouwsteentjes van een molecule? Protonen, neutronen, elektronen 4. Hoeveel elektronenbanen zijn er on hoe worden ze vanaf de kern aangeduid? 7 verschillende K,L,M,N,O,P,Q 5. Hoe verschillen de atomen in opbouw van elkaar? In het aantal protonen en neutronen in de kern en het aantal elektronen er rond. 6. Wat duidt het atoomnummer van een atoom aan? Het aantal protonen in de kern of het aantal elektronen. 7. Een elektron bevat negatief elektriciteit, een proton bevat positief elektriciteit. 8. Een neutron is neutraal. Wat betekent dit? Dat ze niet geladen zijn. (geen elektrische lading) 9. Ladingen met hetzelfde teken noem je gelijknamig. Ladingen met tegengesteld teken noem je ongelijknamig. 10. Bespreek 2 krachten die inwerken op een elektron. Aantrekkingskracht, middelpuntvliedendekracht 11. Welke elektronen zijn het zwakst een de kern gebonden? Protonen 12. Wat zijn vrije elektronen? Door scheikundige reacties of energie toevoegen kunnen elektronen zich vrij maken van hun baan rond de kern. 13. Welke stoffen bevatten veel vrije elektronen? Dat zijn geleiders. Omdat er hierbij warmte ontstaat. 14. Normaal is een atoom elektrisch neutraal. Verklaar. De positieve lading van de kern en de negatieve lading van de elektronen heffen elkaar op zodat de atoom geen lading heeft. 15. Wat is een ion? Atomen met meer of minder elektronen zijn door het verschil in lading elektrisch geladen. We spreken dan van een ion. 16. Wanneer spreek je van een negatief ion? In een atoom met teveel aan elektronen zijn er meer negatieve elektronen dan positieve protonen. We spreken dan van een negatief ion. 17. Bij te weinig elektronen is het atoom positief geladen. De positieve lading van de kern is groter dan de gezamenlijke negatieve lading van de elektronen 18. Bij te veel elektronen is het atoom negatief geladen. De negatieve lading van de elektronen is groter dan de positieve lading van de protonen. 19. Hoe ontstaat bij een dynamo aan de ene pool een teveel en aan de andere pool een tekort aan elektronen? Door het magnetisch veld dat wordt opgewekt. 20. Een negatief lichaam heeft elektronen afgegeven een positief lichaam heeft elektronen opgenomen. Bij een positief en negatief geladen lichaam bestaat er een neutraliteitsdrang. Verklaar. 21. Een positief lichaam bezit een drang om elektronen af te staan en een negatief lichaam wil elektronen bijwinnen. Verklaar. 22. Een positief geladen lichaam heeft te veel elektronen. Een negatief geladen lichaam heeft te weinig elektronen. 23. Hoe worden de stoffen elektrisch ingedeeld? Geleiders, halfgeleiders en isolatoren. 24. Hoe noem je stoffen waar de stroom bijna ongehinderd kan doorvloeien? supergeleider 25. Goede geleiders bieden kleine weerstand of een grote geleidbaarheid aan de stroomdoorgang. 26. Geef 5 voorbeelden van goede geleiders. Koper, tin, water met kalk, metaal, zilver 27. Zilver is een betere geleider dan koper. Toch wordt praktisch uitsluitend koper gebruikt. Wat is de reden? Het is goedkoper. 28. Waarvoor worden goede geleiders gebruikt? Om de stroom goed door te laten. 29. Wat is supergeleiding Dit is een ideale geleider 30. Welk groot voordeel biedt supergeleiding Elektrische energie transporteren zonder energieverlies. 31. Waarom is het algemeen gebruik van supergeleiding nu nog niet mogelijk? Geleerden over de hele wereld zoeken nog steeds naar een betaalbaar materiaal dat bij normaal temperatuur supergeleid. 32. Geef 3 andere benamingen voor isolatoren Antigeleider, niet geleider 33. Geef 5 voorbeelden van isolatoren Hout, plastiek, keramiek, rubber, glas 34. Waarvoor worden isolatoren gebruikt? Om de elektrische stroom niet te geleiden 35. Noem 4 weerstandsmaterialen Koolstof, metaallegering 36. Een ideale geleider heeft een weerstand gelijk aan 0 een ideale isolator heeft een weerstand gelijk aan oneindig. 37. Hoe noemen we de elektronen die vrij zijn uit hun baan rond de kern. Vrije elektronen 38. Een negatief ion is een atoom met? Meer elektronen dan neutronen 39. Wat zijn elektronenschillen? Denkbeeldige banen om de atoomkern 40. Waarop spreek je van energieniveaus bij elektronenschillen Hoe dichter bij de kern hoe meer energie. 41. Wanneer is de buitenste schil verzadigd? Als ze er 8 heeft dan spreekt men van een valentie elektron. 42. Leg uit wat je verstaat onder elektronenstroom en gatenstroom? Dit betekent dat een vrije elektron een gat heeft gevuld een recombinatie. Een vrije elektron is een negatieve lading drager en een gat een positieve lading heeft. 43. Het atoomgetal van zink is 30. Hoeveel atomen bevinden zich op de buitenste schil? 2 atomen 44. Teken het aluminium(AI) atoom en toon aan dat dit een goede geleider is? 45. Wat bedoel je met de edelgasconfiguratie? Evenveel valentie elektronen dan een edelgas.