Wereldeconomie Hfst. 1 Een wereld van verschillen Landen naar bbp per hoofd van de bevolking in 2015 > $64.000 $32.000 – 64.000 $16.000 – 32.000 $8.000 – 16.000 $4.000 – 8.000 $2.000 – 4.000 $1.000 – 2.000 $500 – 1.000 < $500 niet beschikbaar https://www.index mundi.com/g/r.as px?t=50&v=67&l= nl Human Development Index (HDI) https://en.wikipedia.org/wiki/Human_Development_Index Hfst 2 Internationaal economisch verkeer Handel: 1. Zichtbare handel: goederenverkeer 2. Onzichtbare handel: dienstenverkeer Belang van handel voor een land: Invoerquote = Invoer / BBP x 100% Uitvoerquote = Uitvoer / BBP x 100% Open economie: hoge in- en uitvoerquotes. Nederland heeft open economie Naast handel ook kapitaalverkeer: 1. Beleggingen (aandelenhandel om dividend en koerswinst te verkrijgen 2. Directe investeringen (aankoop aandelen om zeggenschap te verkrijgen + investeringen in huizen, fabrieken, kantoren + leningen Oorzaken van handel: • Aanwezigheid van een product • Kwaliteit van een product • Prijs van een product Niet alleen absolute kostenverschillen, maar ook comparatieve kostenverschillen leiden tot handel. Een comparatief kostenvoordeel ontstaat als je kijkt naar de laagste opofferingskosten. Als landen zich specialiseren in die goederen waarin ze een comparatief kostenvoordeel hebben, gaan beide landen erop vooruit. Oorzaken van kostenverschillen door verschillen in kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren arbeid en kapitaal Handelspolitiek: Vrijhandel of Protectie ? Vrijhandel: • Leidt tot meeste welvaart voor alle landen gezamenlijk • Prikkelt binnenlandse bedrijven tot innovatie Protectie: (invoerrechten, -quota, -kwaliteitseisen, uitvoersubsidie): • Vrijhandel kan leiden tot scheve verdeling van welvaart binnen en tussen landen • Korte termijn werkgelegenheid beschermen • Beschermen vitale bedrijfstakken (voedsel/wapens) Hfst 3 Betalingsbalans en wisselkoers Alle transacties met het buitenland worden verzameld en in een overzicht geplaatst = de betalingsbalans van een land. De betalingsbalans bestaat uit 3 onderdelen: • Lopende rekening (maakt een land rijker of armer) export en import van goederen en diensten en van productiefactoren Inkomensoverdrachten (uitkeringen en giften; kenmerk geen tegenprestatie) • Kapitaalrekening Als kapitaal in buitenland gespaard, geïnvesteerd of aan buitenland geleend wordt en omgekeerd Als schulden aan of van het buitenland worden afgelost • Salderingsrekening / Goud- en deviezenrekening Lopende en kapitaalrekening samen leveren een tekort of een overschot op in de betalingen van en aan het buitenland. Stel er is een tekort, dan vloeit er per saldo geld naar het buitenland in de vorm van buitenlands geld (deviezen) of goud). De salderingsrekening zorgt voor een formeel evenwicht van de betalingsbalans (zie voorbeeld) De betalingsbalans https://www.youtube.com/watch?v=atCZGu6hMhw https://www.youtube.com/watch?v=oQAAS-ugDUo Ontvangsten Uitgaven Lopende rekening * Loon, Rente, * Huur Pacht, Winst ** ** Uitkeringen *** (Leningen) *** Oa. Ontwikkelingshulp Valuta = de munt van een land Koers van een munt = de waarde van een munt uitgedrukt in buitenlandse valuta. Koers van de dollar (in euro’s): $1 = € 0,80 Koers van de euro (in dollars): €1 = $ 1,25 De koers is afhankelijk van de vraag naar en het aanbod van een munt. • Als de vraag stijgt of het aanbod daalt: koers ↑ • Als de vraag daalt of het aanbod stijgt: koers ↓ Handel tussen landen zorgt voor vraag naar en aanbod van een munt: • Import van goederen en diensten zorgt voor aanbod van een munt • Export van goederen en diensten zorgt voor vraag naar een munt Ook kapitaalverkeer tussen landen zorgt voor vraag naar en aanbod van een munt: • Kapitaalexport (leningen aan buitenland) zorgt voor aanbod van een munt • Kapitaalimport (leningen van het buitenland) zorgt voor vraag naar een munt Waar boeken we de onderstaande transacties op de Betalingsbalans van de VS? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Ford (Amerikaans bedrijf) heeft in Europa $ 600 miljoen winst gemaakt Een Fransman koopt een ticket Parijs – New York bij American Airlines (AA) a $ 1000 Griekenland leent $ 500 miljoen van een Amerikaanse bank Starbucks koopt voor $ 50 miljoen koffiebonen in Guatemala Griekenland betaalt 5% rente aan de Amerikaanse bank over het geleende bedrag Een duitse werknemer van Apple ontvangt loon ($ 6000) op zijn duitse bankrekening Ex-President Obama gaat tijdens een bezoek aan Spanje naar de kapper $ 75. Ferrari opent een showroom in Miami. Het gaat om een investering van $ 200 miljoen Van de omzet van Apple, $ 74 miljard, komt 20% uit China. Terug naar de koers: Een tekort op de betalingsbalans betekent meer uitgaven aan het buitenland dan ontvangsten uit het buitenland > aanbod van de munt op de valutamarkt is groter dan de vraag naar de munt > koers ↓ Valutamarkt is geheel van vraag naar en aanbod van valuta. Kun je in een grafiek uitbeelden: Qa ` Koers 11 De Betalingsbalans Ontvangsten Omzet Apple China Ontvangsten AA vliegticket Ontvangsten Ford EU Rente Griekenland Ontvangsten Goederenrekening $ 14,8 miljard Koffie Guatemala Dienstenrekening Kapper Spanje $ 1000 Inkomensrekening $ 600 miljoen $ 25 miljoen $ 50 miljoen Uitgaven $ 75 Uitgaven Loon werknemer Apple Kapitaalrekening Ferrari showroom $ 200 miljoen Totaal ontvangsten $ 15.625.001.000 Tekort = afname deviezenvoorraad Uitgaven $ 6000 Uitgaven Lening Griekenland Totaal uitgaven Overschot = toename deviezenvoorraad $ 500 miljoen $ 550.006.075 $ 15.074.994.925 3.4 Inflatie, concurrentiepositie en wisselkoers De hoeveelheid goederen die een land exporteert en importeert, hangt af van de internationale concurrentiepositie van een land: kunnen bedrijven in dat land goed concurreren op prijs en kwaliteit met buitenlandse bedrijven? De kostprijs van een product hangt af van: • Arbeidsproductiviteit (= productie per arbeider in een bepaalde tijd) • loonkosten • overige kosten (grondstoffen, diensten, bijv.) Loonkosten per product = loonkosten per arbeider aantal producten per arbeider. Als het loon harder stijgt dan het aantal producten, stijgen de loonkosten per product en verslechtert de concurrentiepositie. Als arbeidsproductiviteit even hard stijgt als de lonen, blijven de loonkosten per product gelijk. Loonstijgingen worden vaak veroorzaakt door inflatie = stijging van het gemiddelde prijsniveau in een land: > arbeiders willen dan ook een hoger loon om hetzelfde te kunnen kopen. Wil je als land veel exporteren, dan moet je dus de lonen en inflatie laag houden en de arbeidsproductiviteit verhogen. De prijs van overige kosten kun je vaak nauwelijks beïnvloeden. Hoe kun je inflatie tegengaan? 1) Kosten van bedrijven niet laten stijgen 2) Zorgen dat de vraag naar goederen in jouw land niet te groot wordt Hoe kun je de lonen laag houden? Loonbelasting en sociale premies laag houden. Hoe kun je de arbeidsproductiviteit verbeteren? Arbeiders beter scholen en goed onderwijs zodat er betere productiemethodes ontwikkeld kunnen worden. Altijd weer evenwicht op de markt door vrije werking van de valutamarkt Goede concurrentiepositie Verbetering saldo lopende rekening Koers van munt gaat stijgen Export duurder en import goedkoper Lopende rekening verslechtert weer Koers daalt weer. 3.5 De wisselkoerssystemen en -beleid De wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar kan vrij bewegen: flexibele wisselkoers. Appreciatie = koers stijgt op valutamarkt Depreciatie = koers daalt op valutamarkt • Voordeel van flexibele wisselkoersen: zorgt voor herstel op handelsbalans. • Nadeel van flexibele wisselkoersen: onzekerheid voor internationale handel Een vaste wisselkoers kan nadeel opvangen. (bijv. de Antilliaanse gulden: 1 NAF = $ 1,82). De centrale bank van een land stelt die wisselkoers vast en zal moeten zorgen dat er voldoende valuta op de valutamarkt beschikbaar zijn door het opkopen of verkopen van de eigen valuta. Dit noemen we interventie op de valutamarkt. Door interventie kan echter de hoeveelheid internationale valuta opraken, dus dit kan niet ongelimiteerd. Een centrale bank kan ook de koers van haar munt beïnvloeden met het rente-instrument: bijvoorbeeld een verhoging van de officiële rente in een land, lokt meer buitenlandse beleggingen uit > meer vraag naar de munt > koers stijgt. Een verandering van de officiële rente kan overigens ongewenste effecten hebben op de economie, dus ook dit instrument kan niet altijd worden gebruikt. Als laatste redmiddel kan de centrale bank bij een vaste wisselkoers maar één ding doen: verlagen/verhogen van de vastgestelde wisselkoers. Devaluatie = verlagen van vastgestelde wisselkoers Revaluatie = verhogen van vastgestelde wisselkoers Tenslotte heb je nog het systeem van zwevende wisselkoersen. Dit is een systeem van afspraken waarbij een wisselkoers maar een klein beetje mag afwijken van een vastgestelde koers (‘spilkoers’ genoemd). Er wordt dan een onder- en bovengrens vastgesteld waarbinnen de wisselkoers mag schommelen. Dreigt de koers onder of boven de grens te gaan dan moet de centrale bank ingrijpen door eigen valuta op te kopen of juist te verkopen. Dit systeem bestond in de EMU voorafgaand aan de euro en geldt nog voor landen die ook de euro willen invoeren. Interventie op de valutamarkt bovengrens spilkoers ondergrens Links: als wisselkoers onder de ondergrens zakt, bijvoorbeeld door te grote import, dan moet de centrale bank ingrijpen. Rechts: de centrale bank intervenieert door opkopen van de eigen valuta, waardoor de vraag naar rechts schuift en de koers weer boven de ondergrens komt. Hfst 4 Europese integratie Economische samenwerking leidt tot • Meer welvaart voor alle deelnemers • Vrede tussen de deelnemers want ze zijn van elkaar afhankelijk en meer bij elkaar betrokken Vanuit dat idee in 1952 eerste samenwerking tussen Frankrijk, Duitsland, Italië en BeNeLux. Nu bestaat de EU (Europese Unie) uit 27 landen en is er sprake van • een interne markt waar vrij verkeer is van goederen, diensten en kapitaal. • ook in meeste landen vrij verkeer van personen • Ook samenwerking op monetair gebied (gezamenlijke munt, de euro) in de EMU (Europese Monetaire Unie) De EMU en de euro Sinds 2002 is in twintig landen van de Europese Unie (EU) één gezamenlijke munt ingevoerd, de euro. Voordelen van één munt: • Geen omwisselkosten • Geen koersonzekerheid • Meer concurrentie binnen de EU • Euro is stabiele betrouwbare munt Nadeel: • Landen sterker van elkaar afhankelijk en moeten beleid meer op elkaar afstemmen Het monetair beleid binnen de EMU ligt in handen van de Europese Centrale Bank (ECB). Sinds de invoering van de euro is de Nederlandse bank en zijn alle nationale banken ondergeschikt aan de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB is verantwoordelijk voor handhaving van de externe (wisselkoers) en interne (koopkracht) waarde van de gezamenlijk munt, euro. Monetair beleid van de ECB (=beleid ten aanzien van de geldhoeveelheid en de rentestand) heeft als doel te voorkomen dat de inflatie hoger wordt dan 2%, maar ook om deflatie te voorkomen Een stijgende geldhoeveelheid wordt veroorzaakt door kredietverlening door commerciële banken. Banken zullen proberen zoveel mogelijk uit te lenen, want de rentemarge is de belangrijkste winstbron voor banken. Het monetaire beleid van de ECB richt zich dan ook vooral op het beperken van de leenmogelijkheden van deze banken of indien deflatie dreigt juist het vergroten van die leenmogelijkheden. Dit kan met een verhoging of verlaging van het officiële rentetarief of het verruimen of verkrappen van de kassen van de banken Maatregelen om inflatie te beperken/deflatie te voorkomen: 1. Verplichte kasreserve: Banken kunnen niet onbeperkt geld uitlenen. Ze zijn gebonden aan een liquiditeitseis van de ECB: de hoeveelheid geld dat ze in kas moeten hebben tegenover de hoeveelheid rekeningcouranttegoeden en spaargelden van het publiek. De ECB kan dan besluiten dat de banken een verplichte kasreserve bij de ECB moeten aanhouden. Hierdoor verslechtert hun liquiditeit en zullen ze geld bij de ECB moeten lenen. 2. Het rente-instrument: De rente die de ECB rekent aan banken die geld willen lenen (de refi-rente) kan de ECB vervolgens verhogen. De banken zullen dan ook een hogere rente aan hun eigen klanten gaan vragen. Gevolg: minder kredietverlening > vraag naar goederen daalt – inflatie daalt. 3. Opkopen van staatsobligaties en andere obligaties van de banken zorgt juist voor een verruiming van de mogelijkheden van de banken om kredieten te verlenen; hierdoor stijgen de bestedingen en wordt deflatie voorkomen stabiliteits- en groeipact Eisen waaraan EMU-landen moeten voldoen: • Begrotingstekort maximaal 3% van het BBP • Overheidsschuld maximaal 60% BBP • Inflatie mag niet hoger zijn dan 1,5% van de drie EU-landen met de laagste inflatie • Rente op de kapitaalmarkt mag niet hoger zijn dan 2% boven die van de drie EU-landen met de laagste rente Deze eisen worden gesteld omdat de vraag van de overheid naar geld (leningen) de rente opstuwt, wat weer gevolgen heeft voor de economie, de koers van de euro en de internationale handel.