LEESHULP Émile Boek I Rousseau volgt de natuurlijke ontwikkeling van het kind. In boek 1 gaat het over de opvoeding van Émile in diens eerste levensjaren. p. 61 De openingszin: bedenk dat Rousseau weliswaar gelovig was, maar dat je hier eigenlijk moet lezen: Alles is goed zoals het uit de handen van de natuur komt. p. 62 In het stukje in het kader staat aan het eind: “De opvoeding die de natuur volgt houdt geen rekening met zulke plannen op lange termijn, die een vrucht zijn van vooroordeel en menselijke opinie – dat is haar eerste principe.” Lees in plaats van vooroordeel en menselijke opinie: de menselijke cultuur, de beschaving. Rousseau bedoelt dus dat de opvoeding niet mag geschieden met het oog op de toekomst (in het bijzonder: iemands beroep), maar dus moet uitgaan van het kind hier-en-nu. Als opvoeder moet je kijken wat nu goed is voor het kind, en welke eerstvolgende stap de beste is, maar dus niet vooruitkijken naar wat iemand veel later, in een verre toekomst, allemaal zou moeten kunnen. De alinea die begint met “De landbouw kweekt…”. In deze alinea maakt Rousseau zich sterk voor een aparte kindertijd, een pedagogische provincie waarin de opvoeder er voor moet zorgen dat het kind kind mag zijn, en geen volwassene-in-de-dop. p. 63 Rousseau verdeelt opvoeding in drie soorten: opvoeding door de natuur (bijvoorbeeld fysieke groei; het vanzelf scherper worden van onze zintuigen; de toename van verstand en inzicht) opvoeding door de mens (als je een kind leert voetballen; of leert rekenen, etc.) opvoeding door de noodzaak (dat wat kinderen leren door ervaring; bijvoorbeeld dat je niet met je vingers aan een gloeiend hete pan moet komen) De eerste is per definitie goed; de tweede en derde niet. De tweede en derde zijn alleen goed als ze ten dienste staan van de opvoeding door de natuur (ofwel: val je een kind op het verkeerde moment in z’n ontwikkeling lastig met gortdroge cognitieve stof, en biedt je het de verkeerde ervaringen – bijvoorbeeld teveel laten kijken naar pulp op de 1 commerciële netten) dan druisen de tweede en derde soort tegen de opvoeding der natuur in, en ben je als opvoeder niet goed bezig. Onderaan: “als men een mens voor de anderen wil opvoeden”. Daarmee bedoelt Rousseau: als je een kind vooral wil klaarstomen voor de maatschappij, bijvoorbeeld voor een bepaald beroep. p.64 De natuurlijke mens is een eenheid; de burger een (versplinterd) deel. Wie kent deze ervaring niet? Op vakantie of met je joggingboek op de bank ben je helemaal jezelf; als je gebak staat te verkopen voor 8 euro per uur op zaterdagmiddag speel je een rol, en voel je zeker niet jezelf. Ofwel: je wordt maar voor een deel van je capaciteiten aangesproken, en mag bepaalde andere capaciteiten vooral niet laten zien (want als je toch eens gek doet, kopen de klanten misschien minder gebak). De passage beginnend met “de beste maatschappelijke instituties”: dit is sarcasme,w waarin hij een sneer geeft aan maatschappijen die z’n onderdanen reduceerde tot louter onderdanen van dat land, en niet zag als individuen. Maar als beschaving ben je dan wel geslaagd natuurlijk: je hebt de natuurlijke mens, met al z’n unieke karaktereigenschappen, dan effectief onder het tapijt geveegd. p. 65 “Degeen die het best de lusten en lasten van dit leven weet te doorstaan is naar mijn mening degeen die het best is opgevoed.” Ofwel: wie het beste kan copen met het leven, om maar eens een modern psychologisch begrip te gebruiken, is het beste opgevoed. Ofwel: wie op z’n 14de wordt doodgegooid met wiskunde en Latijn, maar niet leert hoe hij/zij zich kan handhaven in de klas, of hoe hij/zij kan leren ‘scoren’ bij de opposite sex, zal uiteindelijk niet leren leven en dus minder tools hebben om met het leven om te gaan. p. 66 Ook een te beschermende opvoeding bereidt niet voor op het echte leven, en is dus zwaar niet okay. p. 67 Inbakeren was in zwang in Rousseau’s tijd, en hield in dat je het kind bijna mummificeerde om het maar het bewegen te beletten en te beschermen tegen alle gevaar van buitenaf. Funest natuurlijk, volgens Rousseau. Boek II p. 95 Puer betekent jongen; en inderdaad: ons woord puber komt er vandaan. p.96 2 “Emile zal niet in een bedompte kamer hokken, maar dagelijks in het vrije veld verkeren, om te hollen, te stoeien, en honderd maal op een dag te vallen: des te beter, want des te eerder zal hij leren op te staan. Het genot van de vrijheid vergoedt vele kwetsuren. Mijn leerling zal vaak blauwe plekken hebben, maar daar staat tegenover dat hij altijd vrolijk zal zijn. Uw kinderen, met minder blauwe plekken, zijn daarentegen altijd ontevreden, altijd geketend, altijd treurig.” Uitprinten en boven je bed hangen. p. 96/7 Hier pleit Rousseau nog een keer fervent voor een opvoeding die niet uitgaat van het toekomst, maar van het kind hier-en-nu. Een opvoeding voor de toekomst zuigt alle energie uit het kind, en maakt het doodongelukkig. p. 98 Rousseau brengt hier sterke argumenten naar voren tegen een betuttelende en repressieve opvoeding. Vraag aan jullie: kunnen jullie Rousseau’s argumenten indenken die hij zou hebben tegen het huidige beschavingsoffensief jegens kinderen (“er moet weer geleerd worden”; “er moet weer respect bijgebracht worden!”; “die jeugd van tegenwoordig die doet maar!”) ? p. 99/100 Schoenmaker, blijf bij je leest. Ofwel: streef niet andermans idealen en talenten na, maar blijf dicht bij jezelf. Bovenaan p. 100: denk je ‘ns in: hebben jullie het idee dat George Bush, Jan-Peter Balkenende, de directeur van de Shell, Bill Gates, Britney of Marco van Basten, gelukkiger zijn dan jijzelf? p. 101-3 Interessante observaties over verwennen, grenzen stellen, zeuren, verbieden en behoeden. Kern van het verhaal: belet het kind (op resolute, autoritaire wijze) zijn valse (= niet natuurlijke, maar sociale, cultureel bepaalde) verlangens na te streven. Ofwel: laat uw kind viool spelen als het daar zin in heeft, maar verbiedt het te allen tijd mee te doen aan een vioolconcours. p. 104 Over de overlegcultuur, of ook tegenwoordig wel het onderhandelinghuishouden genoemd. Rousseau had er zo z’n bedenkingen bij.. p. 105 Samengevat: Slecht voorbeeld doet slecht volgen. 3 p. 106 De moraal van het verhaal: Verstop de koekjes; probeer vooral niet het kind ervan te overtuigen dat het beter voor hem/haar is van de koekjes af te blijven. p. 107 “Geef uw leerling in geen geval mondelinge lessen; alleen van de ervaring moet hij leren: geef hem in geen geval slaag, want hij weet niet wat het is, schuldig te zijn: laat hem nooit om vergiffenis vragen, want hij zou niet weten hoe u te krenken.” Uitprinten en boven je bed hangen. p. 108 De liefde tot zichzelf = altijd goed. De eigenliefde = in principe ook goed, maar wel uitsluitend zolang die nog niet verpest is door de cultuur / beschaving / jaloezie. p. 108-109 Het kind is van nature goed. p. 109 En daarom: uitsluitend negatieve opvoeding (ofwel: het kind ervoor behoeden bedorven te raken door de cultuur / beschaving / verwendheid / eigenliefde, etc. Boek IV Émile is een adolescent geworden. De vermogens van empathie en mededogen zijn nu ontwikkeld, en hij kan zich in het standpunt van anderen verplaatsten. Dit is de tijd om voor het eerst met leeftijdgenoten in contact te worden gebracht (van dezelfde zowel als de andere sekse..). p. 199 Op basis van zijn uitgangspunt dat de natuurlijk instincten per definitie goed zijn, pleit Rousseau hier voor een vrije opvoeding. p. 200 Voor wie meer wil weten over wie Romulus was: http://nl.wikipedia.org/wiki/Romulus . p. 201 “Daardoor is een mens wezenlijk goed als hij weinig behoeften heeft en zich weinig met anderen vergelijkt; is hij wezenlijk slecht als hij veel behoeften heeft en zich sterk aan opinie hecht.” 4 Laat tot je doordringen. (Na 5 minuten:) Mee eens? 5