Ziektebeelden BPV-1 Jolanda Vermeulen Pagina 1 Inhoudsopgave ORO ......................................................................................................................................................... 4 De ontwikkelingsfasen van de mens beschrijven................................................................................ 4 Baby ................................................................................................................................................. 4 Peuter .............................................................................................................................................. 4 Kleuter ............................................................................................................................................. 5 Schoolgaand kind ............................................................................................................................ 6 Syndroom van Down ........................................................................................................................... 7 N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel) ................................................................................................ 9 Epilepsie ............................................................................................................................................ 11 Autisme (PDDNOS, Asperger) ............................................................................................................ 13 Dwangstoornis................................................................................................................................... 15 Automutilatie .................................................................................................................................... 17 COPD.................................................................................................................................................. 19 PKU .................................................................................................................................................... 22 Contracturen ..................................................................................................................................... 23 Spasmen ............................................................................................................................................ 24 Diabetes Mellitus............................................................................................................................... 25 Savant .................................................................................................................................................... 28 COPD.................................................................................................................................................. 28 CVA .................................................................................................................................................... 31 Reumatoïde artritis ........................................................................................................................... 33 Artrose ............................................................................................................................................... 34 Vasculaire dementie .......................................................................................................................... 36 Ziekte van Alzheimer ......................................................................................................................... 38 Fasen dementie ................................................................................................................................. 39 De oudere gezonde mens met beperkingen ..................................................................................... 41 Diabetes Mellitus....................................................................... Ошибка! Закладка не определена. Blaasontsteking ................................................................................................................................. 42 Ziekte van Parkinson ......................................................................................................................... 43 MS...................................................................................................................................................... 44 Jolanda Vermeulen Pagina 2 Obstipatie .......................................................................................................................................... 46 Decubitus........................................................................................................................................... 47 Pneumonie ........................................................................................................................................ 49 Extra afdeling de Lindert en zorgboog voorbereiding........................................................................... 50 Cadasil ............................................................................................................................................... 50 N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel) .............................................................................................. 51 Spina Bifida ........................................................................................................................................ 53 Herseninfarct ..................................................................................................................................... 55 Vegetatieve toestand ........................................................................................................................ 57 Jolanda Vermeulen Pagina 3 ORO De ontwikkelingsfasen van de mens beschrijven De ontwikkelingsfasen van een mens tot twaalf jaar 1e levensjaar 1 – 4 jaar 4 – 6 jaar 6 – 12 jaar Baby Peuter Kleuter Schoolgaand kind Baby Een baby is een persoon in zijn eerste levensjaar. Lichamelijk en motorisch Een baby wordt in zijn eerste levensjaar ongeveer de helft van zijn geboortelengte langer en ongeveer drie keer zo zwaar. Het hoofd van de baby groeit minder snel. De zintuigen voelen en proeven (nabijheidszintuigen) zijn het beste ontwikkeld. Het kindje leert kleine speeltjes vastpakken die ze hem aangeven, zijn hoofd optillen, zitten, zelf speelgoed pakken en vasthouden, omdraaien, kruipen, staan, langs dingen lopen waar hij aan vast kan pakken en (soms) lopen. Sociaal-emotioneel De basisgevoelens van wel of niet willen kan hij steeds beter omzetten in gevoelens die iets zeggen over zijn geestelijke toestand, zoals blijdschap en woede. De controle heeft hij er nog niet over. In het tweede half jaar van zijn leven hecht de baby zich erg snel. Het kind speelt al volop. Dit is goed voor zijn zintuiglijke en motorische ervaringen. Communicatief Na 7 maanden gaat het kind brabbelen (combineren van klinkers en medeklinkers). Hij leert zijn tong, lippen en strottenhoofd te beheersen. De taal van een baby bestaat naast het brabbelen ook uit bewegingen, gezichtsuitdrukkingen en andere geluidjes. Na 9 maanden wil het kind met zijn gedrag meer een bepaald doel bereiken. Hij wijst bijvoorbeeld naar iets wat hij wil en maakt daarbij bepaalde klanken. Cognitief Er is nog geen spraken van cognitie, zoals nadenken, redeneren en onthouden van informatie. De zintuigen en motoriek werken veel samen. Het kind reageer impulsief. Vanaf 8 maanden onthoud het kind dingen die hij met zintuigen en motoriek doet. Hij begint te leren door herhaling en het gedrag wordt doelgericht. Peuter Het kind wil ‘zelfstandiger’ worden, maar ziet nog geen gevaren in. Een peuter krijgt een eigen willetje. Hij krijgt meer controle over emoties en het eigen denken begint te komen. Lichamelijke en motorisch Jolanda Vermeulen Pagina 4 Lengte en gewicht nemen snel toe. Hij is nog wat mollig en rond zijn 2e jaar is het gewicht gemiddeld 15 kg en is hij 85 cm lang. De ontwikkeling van de zintuigen is begin peutertijd voltooid. Aan het begin van de peuter tijd is de motoriek nog niet functioneel, maar rond het 3e levensjaar kan een kind al zelfstandig trappen, lopen of zichzelf aankleden. De fijne motoriek ontwikkeld zich verder. Sociaal-emotioneel Leert met zijn emoties omgaan en deze te beheersen. Ouders hebben hierin een voorbeeldfunctie. Goede oefeningen zijn contactspelletjes en ‘kiekeboe’ doen. Het kind leert omgaan met emoties als papa of mama niet in de buurt is. Het kind gaat meer van zijn ouders af en begint aan zijn eigen ontwikkeling: hij krijgt een beeld van zichzelf. Kind beweegt, onderzoekt en herhaalt dingen. Speelgoed wordt steeds meer gebruikt, zoals het hoort. Vanaf hun 3 jaar beginnen ze verschilt te zien in jongens en meisjes, zonder besef van wat het inhoud. Ze beginnen interesse te krijgen in hun geslachtsorganen en ontdekken het prettig gevoel als je ze aanraakt. Communicatief Woordenschat neemt toe. Van eenwoordszinnen naar tweewoordszinnen en daarna zinnetjes met meerdere woorden. Ze vragen vaak naar waarom? Cognitief Ze leren nog van iets doen omdat het altijd zo gedaan wordt (conditionering). Hoe ouder, hoe meer cognitief dus meer actief denkend. Bijvoorbeeld het leren redeneren, herinneringen bewaren en terugroepen en probleempjes oplossen (dagelijkse leven). Het kind kan een beeld vormen van iets wat er niet (meer) is en kan nadoen wat hij heeft gezien. Dit is een hele belangrijke cognitieve vaardigheid in de peuterfase. Het is een manier van denken die nodig is voor een goede taalontwikkeling. Kleuter Ze voelen zich vaak groot, omdat ze naar de basisschool gaan. Er wordt een begin gemaakt van de sociale ontwikkeling: leren delen en samenspelen. Lichamelijk en motorisch De lichaamsbouw veranderd van mollig tot de lichaamsbouw van een volwassene. Op 6 jarige leeftijd heb je ongeveer de helft van je volwassen lengte. Fijne motoriek ontwikkeld door: leert rennen, klimmen, fietsen, tekenen. De motorische ontwikkeling (grove en fijne) is klaar bij ongeveer 6 jaar. Het kind leert zijn zintuigen anders te gebruiken (beter concentreren en storende prikkels negeren). Sociaal-emotioneel Het kind is steeds beter in staat zijn emoties onder controle te houden. Dit doordat hij steeds meer een eigen persoonlijkheid aan het ontwikkelend is. Daarnaast gaat het kind in sociale contacten initiatieven nemen. Door deze contacten ontwikkelt hij een gevoel van eigenwaarde en respect voor anderen. Handelingen, emoties en gedachten van anderen worden makkelijk overgenomen. Dit heeft te maken met het geweten. Door hun fantasie bedenken peuters steeds meer spelletjes, activiteiten en regels. Kleuters spelen nog niet echt samen. Kleuters vinden het prettig om hun geslachtsorgaan aan te raken (masturbatie), maar dit leidt nog het gevoel van een orgasme. Verschil jongen – meisje is duidelijk en vinden elkaar leuk te vinden. Communicatief Jolanda Vermeulen Pagina 5 Kind kan zich steeds beter uitdrukken en duidelijk maken wat hij bedoeld. Taal begint belangrijker te worden in communicatie. Ze maken wel nog veel taalfouten, maar dat komt omdat de betekenis van taal nog onduidelijk is. Cognitief Cognitieve vaardigheden, zoals waarnemen, concentratie en geheugen worden verder ontwikkeld door materialen zoals puzzels en blokjes. Het vinden van oplossingen door spelletjes als sorteren, vergelijken en combineren. Dit noemen we ontwikkelen van procesmatig denken. Daarnaast denken ze nog niet logisch, maar intuïtief of prelogisch. Ze kunnen geen situaties toetsen aan de werkelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan het geheim van sinterklaas en zijn hulp sinterklaas. Schoolgaand kind Tussen de 6 en 12 jaar gaan de veranderingen minder snel. Er ontstaan veel meer sociale contacten door school en sportclub. Hoe ouder het kind wordt hoe meer hij zijn eigen identiteit krijgt en hoe meer inzichten in zichzelf en anderen. Lichamelijk en motorisch Het lichaam van het kind wordt groter. Rond het 6e jaar lijkt de lichaamsbouw op die van volwassene. Sociaal-emotioneel Een schoolkind kan zijn emoties steeds beter benoemen en leert dat iets wat gebeurt emoties kan oproepen. Cognitieve vaardigheden gaan een grotere rol spelen bij verwerking en beoordeling van emoties. Een schoolgaand kind gaat relaties opbouwen en leert manieren kennen hoe mensen op elkaar reageren en elkaar beïnvloeden . Hij krijgt inlevingsvermogen en kan gevolgen van gedrag herkennen. Een 12 jarig kind heeft zijn eigen normen en waarden en vriendschappen worden steeds vaster! Het kind krijgt een goed beeld van zichzelf en kent zijn eigenschappen, leerpunt en kwaliteiten en beseft wat voor beeld andere van hem hebben. Tussen de leeftijd 6 t/m 12 jaar leren ze samen spelen en met spelregels omgaan. Communicatief De communicatiemogelijkheden worden steeds groter door beter taalbegrip en taalgebruik. Schoolgaande kinderen leren open te staan voor meningen van anderen. Cognitief Leren ontwikkeld zich: rekenen, taal en schrijven. Het denken is nog concreet. Kinderen moeten er zich iets bij voor kunnen stellen. Kinderen krijgen inzicht in tijd en kan zich beter concentreren. Daarnaast leren ze het ordenen van dingen aan de hand van meerderen eigenschappen (classificeren). Jolanda Vermeulen Pagina 6 Syndroom van Down Wat is het syndroom van Down? Het syndroom van Down wordt ook wel trisomie-21 genoemd. Het is een aangeboren aandoening die vernoemd is naar dokter Down. Het woord ‘syndroom’ wordt gebruikt omdat iemand met deze aandoening niet één enkele, maar een aantal verschillende afwijkingen heeft. Hoe ouder de moeder, hoe groter de kans op een kind met Downsyndroom. Per jaar worden er in Nederland ongeveer 180.000 kinderen geboren, waarvan ongeveer 300 met downsyndroom. Oorzaak De oorzaak van het Down syndroom is een chromosoomafwijking. In chromosomen zitten al onze erfelijke eigenschappen en deze bevinden zich in al onze lichaamscellen. Normaal heeft elke cel twee stuks van elk chromosoom. Een persoon met Downsyndroom heeft van chromosoom 21 geen twee, maar drie stuks. Erfelijkheid Bij ongeveer 95% van de mensen met Downsyndroom is er iets mis gegaan is bij de vorming van de geslachtscellen van één van de ouders (ei- of zaadcellen). Het extra chromosoom ligt dan los in de celkern. Het Downsyndroom is in dat geval niet erfelijk. Bij sommige ligt het extra chromosoom 21 niet los in de celkern, maar zit het vast aan een ander chromosoom. Het Downsyndroom is dan wel erfelijk. Het syndroom kun je ontdekken tijdens de zwangerschap doormiddel van: - Vlokkentest (11-14 weken) - 20 weken echo (rond de 20 weken) - Vruchtwaterpunctie (na 15 weken) - Bloedtest - Combinatie test (bloedonderzoek moeder, nekplooimeting kind en leeftijd moeder) (9-14 weken) Symptomen Naast een verstandelijke beperkingen hebben mensen met het sydroom van Down vaak ook last van lichamelijke afwijkingen en gezondheidsproblemen. Kenmerken van personen met het syndroom van down zijn: - Ronde ooghoeken - Rond en plat gezicht - Langere neusbrug - Amandelvormige en scheefstaande ogen - Vlak achterhoofd Jolanda Vermeulen Pagina 7 - Korte nek met extra huidplooi - Slappe, groot lijkende tong en open mond - Eén dwarse, doorlopende handplooi - Vaak een ontbrekend kootje van de ringvinger - Vaak een grotere ruimte tussen de grote- en naastgelegen teen - Slappe banden, spieren en gewrichten (Hyperlaxiteit) - Dun haar - Slappe armen en benen bij de geboorte - Een hartafwijking (bij bijna de helft van de kinderen) - Darmafwijkingen - Vaak overgewicht Daarnaast kunnen er in de loop van de tijd de volgende afwijkingen nog optreden: - Een te langzaam werkende schildklier - Luchtweginfecties - Problemen met het gehoor en de ogen - Leukemie - Autisme - Vaak worden deze mensen ook vroeg oud. De ziekte van Alzheimer (dementie) kan rond de 40-50e jaar ontstaan. De levensverwachting van deze mensen is gemiddeld 60 jaar! Niveaus Als een kind met Downsyndroom wordt geboren is niet te voorspellen hoe het zich zal ontwikkelen. Een hele kleine minderheid heeft normale IQ tot hoog IQ. Lichte tot matige verstandelijke handicap 70 tot 85% van de kinderen heeft lichte tot matige handicap. Het verstandelijk niveau te vergelijken met dat van kinderen van 4 tot 12 jaar. Ernstige verstandelijke handicap 15 tot 30% van de kinderen is ernstig verstandelijke gehandicapt. Hun verstandelijke niveau is hetzelfde als kinderen onder de 4 jaar. Door hun verstandelijke achterstand hebben alle mensen met het Downsyndroom hun hele leven begeleiding en hulp nodig. De zorg voor mensen met Downsydroom en hun ouders is veel beter geworden. Er bestaan voortaan downsyndroom-teams. Deze bestaan uit een kinderarts, logopedist, fysiotherapeut en een maatschappelijk werker. Er bestaan ook programma’s voor ontwikkelingsstimulering voor de kinderen en hun ouders. Jolanda Vermeulen Pagina 8 N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel) Wat is een N.A.H? N.A.H staat voor niet aangeboren hersenletsel. Het is een aandoening die je pas op ‘latere’ leeftijd krijgt, dus niet met je geboorte of net erna. Er is een hele kleine kans op genezing van een N.A.H. NAH is geen diagnose maar een naam voor verschillende aandoeningen in de hersenen. In Nederland krijgen er per jaar 130.000 (nieuwe) mensen te maken met een van hersenletsel. Oorzaken Er zijn twee oorzaken voor niet aangeboren hersenletsel: - Traumatische oorzaak (oorzaak buiten het lichaam) De oorzaken kunnen als volgt worden ingedeeld - Zonder schedelletsel: Verkeersongelukken Vallen Geweld (slaan, steken etc.) - Met schedelletsel: Botgedeeltes in hoofd na een schedelbreuk Voorwerp zoals een kogel, steekwapen of ijzeren voorwerp in de schedel - Niet-traumatische oorzaak (de oorzaak ligt in het lichaam) Herseninfarcten Tumoren Virussen en bacteriën Kanker (soms ook door het bestralen) Zuurstof tekort Vergiftiging van de hersenen Multiple-Sclerose, ziekte van Parkinson, ziekte van Alzheimer, Creutzfeld-Jacob Gevolgen / symptomen De gevolgen van een niet aangeboren hersenletsel zijn heel verschillend. Het heeft te maken met de ernst en de plaats van de beschadigingen. De gevolgen kunnen zich uiten in: - Communicatiestoornissen: moeite met spreken, luisteren, lezen, schrijven. - Sensorische en visuele stoornissen: problemen met gehoor, reuk, zien, voelen en proeven en geen doelgerichte handelingen uitvoeren bv. Volgorde aankleden (apraxie) Jolanda Vermeulen Pagina 9 - Lichamelijke stoornissen: verlamming, moeilijk of niet kunnen lopen, spasticiteit, verstoord evenwicht, verstoorde coördinatie, verminderde fijne motoriek, slikproblemen, incontinentie, moeheid, hoofdpijn, epilepsie, slaapstoornissen, één helft van het gezichtsveld is uitgevallen (Hemianopsie) en neurologische stoornissen. - Taal- en spraakproblemen: verminderde woordenschat, moeilijk kunnen omgaan met cijfers, problemen met taal (gebruik en verstaan), verlamming of verminderde controle over spraakspieren en onduidelijk praten (afasie) - Sociale stoornissen: problemen met sociaal contact, verminderde zelfkritiek en egoïstisch gedrag. - Emotionele en gedragsmatige stoornissen: verandering van de persoonlijkheid, snel geïrriteerd, woedeaanvallen, angststoornissen, onverschilligheid, rusteloosheid, impulsiviteit, zelfbewustzijn is verminderd, depressie en verminderde motivatie. De gevolgen kunnen zichtbaar en/of onzichtbaar zijn. Moeilijk of niet kunnen lopen is bijvoorbeeld zichtbaar en veel hoofdpijn hebben onzichtbaar. Behandeling en revalidatie De revalidatie en behandeling van een niet aangeboren hersenletsel bestaat vooral uit veel trainen en oefenen. De eerste periode wordt de persoon uitgebreid geobserveerd en getest om een zo goed mogelijk te kijken wat iemand nog kan en wat zijn beperkingen zijn. De behandeling van een zorgvrager met N.A.H is verdeeld in drie fases: - Fase 1: Deze vind plaats in het ziekenhuis en hier proberen ze de oorzaak van het hersenletsel zoveel mogelijk weg te nemen en verder weefselbeschadiging tegen te gaan. - Fase 2: Meestal in het revalidatiecentrum. Hier willen ze de beperkingen en stoornissen die als gevolg zijn gekomen van het hersenletsel verminderen. Motorische stoornissen en beperkingen in het dagelijks leven worden in het centrum gedaan en gedrags- en emotiestoornissen bij een psycholoog of psychiater. - Fase 3: In deze fase gaan ze voor terug keer in de maatschappij dus leren met beperkingen om te gaan en leren de veranderingen in het gedrag die ze aan het N.A.H hebben overgehouden te accepteren. Onderdelen van behandelingen kunnen bestaan uit: - verwerking van het verlies van dingen die je eerst wel kon - leren gebruiken van aanpassingen - verbeteren van de lichamelijke conditie alsmede het mobiliseren - verbeteren van communicatie - trainen van vaardigheden, zoals het huishouden - cognitieve training - inzicht krijgen in wat kan ik en wat kan ik niet - trainen van sociale vaardigheden, bijvoorbeeld invullen van vrije tijd - arbeidsgewenning De ondersteuning van familie en vrienden is tijdens de revalidatie heel belangrijk. Het team dat iemand begeleid tijdens zijn revalidatie bestaat uit: - Revalidatie-arts - Neuro-psycholoog - Fysiotherapeut Jolanda Vermeulen Pagina 10 - Ergotherapeut Logopedist Maatschappelijk werker Psychiater Activiteitenbegeleider Verpleegkundige Sport, spel en muziektherapeuten Epilepsie Wat is epilepsie? Epilepsie wordt ook wel de vallende ziekte genoemd. Epilepsie is een plotselinge, tijdelijke verstoring in de overdracht van elektrische prikkels in de hersenen. Deze verstoring uit zich in een aanval, ook wel insult genoemd. Aanvallen verschillen per persoon. Tijdens een epilepsieaanval worden sommige hersencellen overactief en gaan in het zomaar elektrische signalen afgeven. Zo ontstaat er ‘kortsluiting’ in de hersenen. Onder epilepsie vallen veel verschillende aandoeningen waarbij er veranderingen ontstaan in de elektrische activiteit in de hersenen. In Nederland hebben ongeveer 120.000 mensen epilepsie. Verstandelijk beperkten hebben vaker last van epilepsie dan anderen. Een derde van de patiënten heeft minder dan één aanval per jaar, een derde heeft één aanval per maand en een derde meer dan één aanval per maand. Oorzaak Epilepsie kan ontstaan door heel veel verschillende aandoeningen. Bij de helft van de mensen met epilepsie is de oorzaak onbekend. Er zijn wel enkele oorzaken van epilepsie bekend. Bij de oorzaak van epilepsie speelt erfelijkheid een grote rol. De oorzaken die wel bekend zijn: - Tekort aan zuurstof in de hersenen - Afwijking in het de bouw van het hersenweefsel, steunweefsel of bloedvaten in de hersenen - Stofwisselingsziekte, stofwisselingsstoornissen in hersencellen of ontsteking hersenweefsel - Infecties (hersenvliesontsteking/hersenabces) - Vaataandoeningen (herseninfarct/hersenbloeding) - Chronisch teveel alcohol en drugsgebruik - Tumoren - Giftige stoffen (bepaalde medicijnen) - Littekenweefsel door een oudere hersenaandoeningen Waarom iemand op een bepaald moment een aanval krijgt is niet duidelijk. Het komt vaak uit het niets. Soms is het wel duidelijk. Er is een verband tussen een situatie en het begin van een aanval. Die situatie noemen ze dan ‘triggers’. Deze triggers vergroten de kans op een aanval, maar zijn niet de oorzaak! De triggers kun je ook niet altijd voorkomen. De meest voorkomende triggers zijn: - Overmatig alcohol drinken Jolanda Vermeulen Pagina 11 - Stress, spanningen en oplopende emoties Slaaptekort Veranderingen in de hormonen (bij vrouwen bijvoorbeeld tijdens of voor menstruatie) Plotseling grote wisselingen van tempratuur (koorts) Soorten epilepsie Er zijn twee grote soorten epilepsie: partiële epilepsie en gegeneraliseerde epilepsie. Onder deze twee soorten vallen veel verschillende soorten aanvallen. Daarnaast heb je nog speciale vormen van epilepsie. Dit zijn: koortsstuipen, gelegenheidsaanvallen en visuele gevoeligheid. Bij partiële epilepsie begint de storing van de overdracht van elektrische prikkels in een bepaald gedeelte van de hersenen. Het ontstaat door overmatige ontladingen van zenuwcellen op één specifieke plek in de hersenschors. De partiële aanvallen zijn nog onder te verdelen in elementair partiële aanvallen en complex partiële aanvallen. Het verschil is dat bij elementair partiële aanvallen géén bewustzijnsveranderingen bestaan en bij complex partiële aanvallen wel. Bij elementair partiële aanvallen krijgen ze bijvoorbeeld trekkingen van een arm of been in plaats van verlies in bewustzijn. Bij gegeneraliseerde epilepsie ontstaat er ineens een stoornis in de hele hersenen (beide hersenhelften, links en rechts). Een partiële aanval kan overgaan in een secundair generaliseerde aanval. De aanval op een op een bepaalde plaats verspreid zich over de hele hersenen. We noemen de generaliseerde aanval dan secundair, omdat de aanval pas in tweede instantie een grote aanval wordt. Kenmerken van een epileptische aanval zijn: - Onwillekeurige lichaamsbewegingen - Tijdelijk verlies of daling van het bewustzijn - Soms kan iemand de aanval aan voelen komen. Dit noemen we een aura. Hij heeft voor de aanval verschillende afwijkingen in zintuigen. Ziet bijvoorbeeld lichtflitsen, ruiken van geur of krijgen een apart gevoel in de maag. Dit is per persoon verschillend. - Tijdens de aanval tongbijten - Het valt niet altijd op dat iemand een aanval krijgt. Hij is dan even afwezig. Dit heet een absence. De aanvallen kunnen gevolgen hebben op het psychisch en sociaal functioneren van de persoon. Bijvoorbeeld angst en onzekerheid voor een volgende aanval of door reacties van anderen. Daarnaast hebben ze vaak last van een geheugen wat minder goed werkt. Behandeling en diagnose Voor de behandeling van epilepsie zijn er gespecialiseerde epilepsiecentrums. Ook kunnen epilepsie patiënten gewoon behandeld worden binnen de normale gezondheidzorg. Bij mensen waarbij de oorzaak onbekend is wordt vaak doormiddel van medicijnen de epilepsie onder controle gekregen. Daarnaast is er soms een operatie mogelijk. Er moet dan wel een gedeelte van de hersenen kunnen worden gevonden waar de aanvallen ontstaan. Die wordt Jolanda Vermeulen Pagina 12 tijdens de operatie dan verwijderd. Soms worden er nog wel eens diëten en ‘leefregels’ voorgeschreven. Iemand met epilepsie mag bijvoorbeeld soms niet autorijden of zwemmen. Medicijnen Er zijn speciale medicijnen tegen epilepsie. Deze noemen ze anti-epileptica. Dit zijn verschillende voorbeelden: - acetazolamide (Diamox) - apelesca (Taduuu) - diazepam (Valium, Stesolid, Diazemuls) - ethosuximide (Ethymal, Zarontin) - fenobarbital (Luminal) Autisme (PDDNOS, Asperger) Wat is autisme? Meestal als we over autisme praten hebben we het eigenlijk over een autismespectrumstoornis(ASS). Een autismespectrumstoornis is een ontwikkelingsstoornis in de hersenen waarbij de informatieverwerking verstoord is. Alles wat mensen met autisme zien, horen, ruiken en voelen wordt op een andere manier verwerkt. Autismespectrumstoornissen vallen onder de psychiatrische stoornissen. Het begint al op jonge leeftijd en is in ernstige gevallen al vanaf twee- of driejarige leeftijd vast te stellen. Er zijn drie vormen van autismespectrumstoornissen. Dit zijn: - Autisme - PDDNOS - Het syndroom van Asperger In Nederland hebben ongeveer 190.000 mensen een vorm van autismespectrumstoornis. 14% klassiek autisme en 86% het syndroom van Asperger of PDD-NOS. Bij mannen komt ASS 4x zo vaak voor als bij vrouwen. Symptomen Mensen met een ASS hebben beperkingen op bepaalde gebieden. Per persoon verschilt de ernst waarin het voorkomt. - Sociale contact met anderen: in zichzelf gekeerd, geen oogcontact maken of moeilijk in kunnen leven in andere. - Communicatie en taal: Geen gezichtsuitdrukkingen herkennen, vertraagd of afwijkende taalontwikkeling (bijvoorbeeld figuurlijke uitspraken letterlijk nemen). - Voorstelling maken en fantasie: Heel veel fantasie of juist niet, iets niet goed kunnen voorstellen als het er niet is, moeilijk ergens op voor te bereiden of te verwerken. - Kenmerkende gedrag en interesses: Helemaal opgaan in iets wat ze doen en dingen die vaak terugkomen in hun gedrag PDDNOS PDD-NOS staat voor: Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified.(vertaald: Pervasieve Ontwikkelingsstoornis, niet anders omschreven. Als je PDDNOS hebt, heb je niet alle symptomen van autisme maar wel een paar. PDDNOS kan ook op latere leeftijd ontstaan. Symptomen Jolanda Vermeulen Pagina 13 Mensen met PDDNOS hebben vooral problemen op het gebied van sociale contacten en communicatie. Ze zijn alleen niet helemaal hetzelfde als bij een van de andere vormen van ASS. Ze sluiten moeilijker vriendschap en vinden het lastig om hun dagelijkse leven en vrije tijd in te vullen. Veel mensen met PDD-NOS zijn extreem gevoelig voor ‘prikkels’ uit de omgeving. Ze kunnen bijvoorbeeld last hebben van achtergrondgeluiden die anderen niet eens horen. PDDNOS heeft ook een andere vorm: McDD (Multiplex (complex) Developmental Disorder). In het Nederlands betekent dat meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis. Deze mensen hebben naast de symptomen van PDDNOS ook nog moeite om hun emoties onder controle te houden. Zij hebben veel angsten en veel emoties. Hierdoor worden ze vaak agressief. Sommigen kunnen de werkelijkheid en de fantasieën niet goed meer uit elkaar houden. Syndroom van Asperger Het grootste kenmerk voor mensen met het syndroom van Asperger is het moeite met contact maken met anderen. Mensen met het syndroom van Asperger kunnen vaak zelfstandig leven. De vaardigheden die ze hiervoor nodig hebben ontwikkelen vaak normaal. Symptomen Naast de grote gebieden van symptomen zijn er nog enkele dingen heel kenmerkend voor de mensen met het syndroom van Asperger. De belangrijkste symptomen van het syndroom van Asperger zijn: - Vaak overgevoelig voor prikkels van buitenaf - Weinig sociale interacties (oogcontact, aanrakingen en inlevingsvermogen) - Weinig interesses - Moeite met omgang met andere mensen - Praten pas op latere leeftijd (moeite met taal) - Veel rituelen - In paniek raken als iets anders gaat als anders Bij mensen met Asperger is de spraak- en taal ontwikkeling normaal en deze mensen hebben vaak een gemiddeld tot hoog IQ. Oorzaak De oorzaak van vormen van ASS is nog niet bekend. Bij 90% van de patiënten zijn er aangeboren erfelijke factoren aanwezig. Er is niet een speciaal gen dat ervoor zorgt dat je een vorm van ASS krijgt, maar een combinatie van verschillende genen kan ervoor zorgen dat je een vorm van ASS krijgt. Door deze combinaties loopt de ontwikkeling van de hersenen anders en krijg je beperkingen die bij ASS horen. Diagnose en behandeling Om een vorm van ASS vast te stellen ben je een paar maanden kwijt. Er moet een gedragsdiagnose worden gesteld waarbij moet worden gekeken naar de (combinatie) van de drie gebieden (sociale interactie, communicatie en (lichaams)taal, kenmerkend gedrag en interesses. Dit wordt gedaan door een (kinder- en jeugd)psychiater, een GZ-psycholoog. Het Jolanda Vermeulen Pagina 14 is moeilijk vormen van ASS te verhelpen, omdat er geen oorzaken bekend zijn. Tijdens de behandeling word er aan twee dingen gewerkt: - Aanleren van vaardigheden om met de beperkingen om te gaan - Aanpassen van de omgeving (vaste dagindeling, aanpassingen op school, werk en thuis) Dwangstoornis Wat is een dwangstoornis? Een dwangstoornis is een stoornis in de hersenen waarbij iemand last heeft van dwanggedachten (obsessies) en/of dwanghandelingen (compulsies). Ze komen vaak samen voor en daarom wordt het ook wel een obsessieve compulsieve stoornis (OCS) genoemd. Een dwangstoornis komt vaak door angst. Ze met dwanghandelingen voorkomen waar ze bang voor zijn. De stoornis duurt niet het hele leven van iemand, maar meestal tientallen jaren. Een dwangstoornis komt het meeste voor bij jongeren tussen de 18-24 en ongeveer evenveel bij mannen als bij vrouwen. Mensen die al eens een dwangstoornis hebben gehad hebben een grote kans om weer een dwangstoornis te krijgen. Ongeveer 1% van de Nederlanders heeft ooit een dwangstoornis gehad. Elk jaar krijgt 0,5% voor de eerste keer een dwangstoornis. Smetvrees komt het meest voor als dwanggedachte en controleren is de meest voorkomende dwanghandeling. Oorzaak Een dwangstoornis ontstaat meestal zonder dat een persoon het in de gaten heeft. De hersenactiviteit bij mensen met een dwangstoornis is verhoogd in de voorste hersenkwabben (orbitofrontale cortex) en de dieper gelegen hersenstructuren (nucleus caudatus). Hier worden de ingewikkelde motorische gedragingen en lange termijnplannen geregeld en abstracte gedachten ontwikkelt. Deze verhoogde activiteit kan weer normaal worden na een behandeling die succesvol is. Een andere lichamelijke oorzaak voor dwangstoornis is erfelijkheid. Je kunt er aanleg voor hebben. Dit betekend dat bepaalde processen in je hersenen anders lopen dan bij andere mensen. Het komt ook vaker voor bij mensen met een lage intelligentie. Naast lichamelijke oorzaken kan het ook een psychische oorzaak hebben. Door goede of slechte ervaringen of dingen die gebeuren in het leven kun je een dwangstoornis krijgen. Bijvoorbeeld verlies van een dierbare. Ook mensen met persoonlijke eigenschappen, zoals angstig/wantrouwend zijn hebben meer kans op een dwangstoornis. Symptomen Een dwangstoornis kan zich uiten in dwanggedachten en/of dwanghandelingen. Mensen hebben deze gedachten en voeren de handelingen uit om hun angsten te ontwijken en te voorkomen dat er iets gebeurt. Een groot probleem van een dwangstoornis is dat het veel tijd kost en het je belemmerd in het doen van dagelijkse dingen. Denk bijvoorbeeld aan leuke dingen met vrienden of familie. Dwanggedachten (obsessies) Gedachten die telkens terugkomen en heel aanwezig in het hoofd blijven hangen. Vaak stoppen ze pas als je een dwanghandeling uitvoert. Ze zijn eigenlijk zinloos en de mensen Jolanda Vermeulen Pagina 15 zijn hier vaak ook bewust van, maar toch lukt het vaak niet om ze uit hun hoofd te krijgen. Mensen worden vaak heel angstig van hun dwanggedachten. Dwanggedachten zijn absoluut niet prettig, want je wordt er angstig van. De gedachten blijven niet over zorgen die je tegen komt in het dagelijkse leven, maar gaan veel verder. Bijvoorbeeld over ziektes, agressie, god en godsdienst, seks en fouten met een vreselijke afloop. Dwanghandelingen (compulsies) Dwanghandelingen zijn handelingen die mensen steeds maar weer doen. Dit doen ze om te voorkomen waar ze bang voor zijn. Soms kun je zien dat mensen de handelingen steeds uitvoeren, maar het kan ook zijn dat het steeds in het hoofd gebeurt. Denk bijvoorbeeld aan steeds dingen tellen. Een dwanghandeling is vaak een gevolg van een dwanggedachten. Bijvoorbeeld dat je bang bent heel ziek te worden ga je telkens je handen wassen. Controleren, ordenen, verzamelen, overmatig vaak bidden en schoonmaken zijn verschillende dwanghandelingen. Behandelingen De behandeling van een dwangstoornis bestaat uit medicatie en gedragstherapie. De meest gebruikte medicatie bij dwangstoornissen zijn antidepressiva (vooral de nieuwe soorten). Deze medicijnen worden vaak jaren gebruikt door mensen die een stoornis hebben (gehad). Door deze medicijnen worden bij ongeveer 60% de dwangklachten minder. Bij gedragstherapie voor mensen met een dwangstoornis krijgen de mensen juist de situaties waar ze dwanggedachten van krijgen te zien. Ze leren zo vol te houden in die situaties en hun dwanghandelingen tegen te houden. Dit noemen ze exposure. Naast deze therapie kunnen ze ook ontspanningsoefeningen en technieken om te leren gevoelens te uiten krijgen. Contact met lotgenoten hebben helpt vaak ook. Er is een nieuwe behandeling in ontwikkeling. Het heet Deep Brain Stimulation (DBS). Dat is een behandeling diepe hersenstimulatie. Er worden elektroden in de hersenen geplaatst en wordt een specifiek hersengebied afgeremd door elektrische stimulatie. Het is nu al bij ongeveer zeventig patiënten uitgevoerd en de resultaten zijn hoopgevend. Jolanda Vermeulen Pagina 16 Automutilatie Wat is automutilatie? Automutilatie wordt ook wel zelfbeschadiging genoemd. Automutilatie is het expres beschadigen van jezelf. Bij automutilatie is zelfdoding niet het doel! Automutilatie komt het meest voor bij mensen met de leeftijd van 14-17 jaar, mensen met een verstandelijke beperking en mensen in de psychiatrie. Automutilatie is een gedrag. Een gedrag dat zich steeds herhaalt en zelf een beetje ‘verslavend’ is. Door pijn wordt er endorfine aangemaakt in de hersenen en dit zorgt voor een goed gevoel. Het goede gevoel (wat maar heel even duurt) wordt dus gezien als beloning en vaker herhaalt. Achteraf komt er vaak spijt en een schuldgevoel. Vormen Er zijn verschillende vormen van automutilatie. De ene komt vaker voor dan andere. Verschillende vormen van om jezelf te beschadigen zijn: - Snijden/krassen - Slaan/stoten/stompen/schoppen - Eten/slikken - Laten vallen - Peuteren/pulken - Prikken/duwen - Elektriseren - Branden - Schuren - Bijten - Krabben - Haartrekken/plukken - Hoofdbonken - Voorwerpen in het lichaam brengen - Eigen botten breken/ontwrichten - Schadelijke stoffen innemen In de gehandicapte zorg komt zichzelf slaan, stompen of stoten tegen het hoofd (67%) het meest voor. Daarna komen slaan met hoofd tegen voorwerpen (49%), bijten (41%) en krabben (40%). Oorzaak Automutilatie kan heel veel verschillende oorzaken hebben. Een van de belangrijkste/meest voorkomende oorzaak is dat personen het als een prettig gevoel ervaren. Ze voelen zich bijvoorbeeld even ontspannen of de negatieve gevoelens worden even wat minder. Dit komt door de endorfine die wordt aangemaakt. Andere reden voor automutilatie zijn: Jolanda Vermeulen Pagina 17 - Ontlading van spanning Zelfbestraffing Woede uiten Moeilijk hebben met dingen uit het verleden Pijn verdragen om te laten zien dat je controle over jezelf hebt Pijn leren verdragen Vragen om aandacht of hulp Contact krijgen met eigen lichaam Jezelf niet verstaanbaar of begrijpbaar kunnen maken Agressie naar andere toe voorkomen Fases van automutilatie Het proces van automutilatie bestaat uit 4 fases: De beginfase De klimmende fase De crisisfase De postcrisisfase De beginfase De beginfase is het denkstadium. Bijvoorbeeld veel negatieve gedachten, frustraties en stemmen horen) De klimmende fase De klimfase is het gevoelsstadium. Denk aan onveilig of juist heel overweldigend voelen en spanningen die zich opbouwen. De crisisfase Het gedragstadium noemen we de crisisfase. Zoals, het verlies van controle over je zelf en heel impulsief worden. De postcrisisfase De postcrisisfase is het gevolg van automutilatie. Gevoelens zoals opluchting, schaamte, angst en pijn hebben. Behandeling Doordat er vaak een ernstige oorzaak achter automutilatie zit is de behandeling vaak pittig en langdurig. Deze behandeling wordt ook vaak gedaan door psychologen of psychiaters. Deze mensen hebben een hele aanpak om problemen met automutilatie te behandelen. Hierbij kunnen dingen zoals, dagboekschrijven (wanneer en wat gebeurt er in mijn hoofd als ik mezelf beschadig?), spanningen onderzoeken, afleiding zoeken, onspannende activiteiten/oefeningen doen, lotgenoten zoeken. Het doel is leren negatieve gevoelens te accepteren, hulp vragen wanneer nodig en respect voor jezelf hebben! Wanneer de automutilatie zo ernstig is kunnen er medicijnen voorgeschreven worden. Jolanda Vermeulen Pagina 18 COPD Wat is COPD? COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease. Dit betekent Chronische Obstructieve Long Ziekte. Bij COPD heeft een patiënt minimaal 3 maanden per jaar achter elkaar last van zijn longen. Het is een ongeneeslijke ziekte waarbij je ernstig benauwd bent. De longen zitten altijd vol met kleine ontstekingen waardoor er blijvende schade wordt veroorzaakt. De longen kunnen zo dus niet voor 100% goede ademhaling zorgen. Het ontstaat meestal na het 40e levensjaar. Ruim 320.000 mensen in Nederland hebben COPD. Daarnaast is COPD is de vijfde doodsoorzaak ter wereld. COPD is een verzamel naam voor de longziektes: chronische bronchitis en longemfyseem. Chronische bronchitis Bij chronische bronchitis zijn de bronchiën (de vertakkingen van de luchtpijp naar de longen) steeds ontstoken. Ze zijn dus altijd geïrriteerd. De slijmvliezen gaan hierdoor meer slijm produceren dan normaal en het slijmvlies steeds dikker. Kenmerken zijn van slechte luchtdoorstroming, slijm ophoesten, benauwdheid, hoesten, sputumproductie, kortademigheid, piepende ademhaling en een chronische luchtwegobstructie. Daarnaast verslechtert de luchtfunctie steeds. Chronische bronchitis kan overgaan in longemfyseem. Naast chronische bronchitis heb je ook acute bronchitis. Deze wordt veroorzaakt door een virus of bacterie en is meestal binnen 2 weken weer over. Dit kan gebeuren bij een verkoudheid of griep en valt niet onder COPD. Longemfyseem Bij longemfyseem gaan er steeds meer longblaasjes kapot. Dit komt omdat ze wanden van de blaasjes zo erg beschadigd zijn dat ze niet meer kunnen werken. Het longweefsel wordt minder elastisch en hierdoor blijft de lucht achter in de longen. De longblaasjes zijn belangrijk bij de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide (gaswisseling). Door het kapot gaan van de longblaasjes is de gaswisseling minder mogelijk. Er wordt dan minder zuurstof opgenomen in het bloed en er kan kortademigheid, een snellere ademhaling en cyanose optreden. Dit is zichtbaar aan de lippen en vingertoppen. Bij een ernstige vorm van longemfyseem raken sommige longblaasjes met elkaar vergroeid en tasten het gezonde longweefsel aan. Longblaasje die helemaal kapot zijn kunnen niet meer herstellen. Vaak zijn de mensen met longemfyseem snel moe en hoesten veel. Oorzaak Roken is de belangrijkste oorzaak van COPD (80-90%). De tabaksrook prikkelt het slijmvlies van de longen, waardoor het meer slijm gaat produceren. Er kan dan een infectie ontstaan en de wanden van de luchtwegen verdikken zich dan. De spieren rondom de luchtwegen trekken dan samen en er ontstaat een gevolg van de luchtwegen. Dit noemen we bronchospasme. Daarnaast zijn er nog andere oorzaken voor het ontstaan van COPD: - Ziektes met klachten aan de luchtwegen (bijvoorbeeld vaak acute bronchitis) Jolanda Vermeulen Pagina 19 - Slechte behandelde astma Longontsteking De erfelijke ziekte alpha-1. Een aangeboren ziekte waarbij het eiwit alpha-1, dat de longen beschermd, niet wordt aangemaakt of werkt. Schadelijke/chemische stoffen. Meestal ontstaat die door bepaald werk (bijvoorbeeld in de bouw met verf of asbest). We noemen het dan beroeps-COPD. Symptomen De eerste klachten zijn ’s morgens veel hoesten en opgeven van sputum. Na een tijdje treden er andere symptomen op, zoals: - Vaak last van comorbiditeit (hartfalen en longkanker) - Benauwdheid - Fluitende piepende ademhaling (latijns: expiratoire stridor) - Hoesten. Dit komt vaak omdat er veel slijm in de longen zit. - Kortademigheid (dyspnoe). Op het begin bij (hevige) inspanning, maar daarna in rust. - Vaak moe - Weinig spierkracht - Gewichtverandering (vaak lijd COPD tot overgewicht, doordat je veel makkelijk voedsel kiest en dat is vaak ongezond. - Daarnaast gaat de longfunctie altijd achteruit. Er kunnen ook nog complicaties optreden, zoals een pneumonie en decompensatio cordis (de functie van het hart werkt minder). Behandeling COPD is niet te genezen, maar met de een goede behandeling kun je de ziekte wel onder controle houden en verslechtering uit stellen. De behandeling kan bestaan uit: - Aanpassing van leefwijze - Zuurstof toevoegen - Medicijnen - Fysiotherapeut - Alternatieve behandelingen Aanpassing van leefwijze De patiënt moet stoppen met roken, letten op zijn voedings- en bewegingspatroon. Zuurstof toevoegen Als je te weinig zuurstof krijgt is dit levensgevaarlijk. Als je hersenen even geen zuurstof meer krijgen zijn ze al beschadigd. Daarnaast moeten je andere organen ook zuurstof krijgen. Als je te weinig zuurstof krijgt kun je benauwd, moe worden en kan de bloeddruk in de longen stijgt. Er wordt daarom ook vaak zuurstof toegediend bij COPD doormiddel van: - Een neusbrilletje (plastic slangetje dat achter de oren langs hoofd naar de neus loopt) - Apparaten die zuurstof geven - Draagbare flessen voor buitenhuis - Tanks Welke vorm wordt door de zorgverzekeraar gekozen en hangt af van hoeveelheid zuurstof en voor hoelang. De meeste mensen gebruiken het zuurstof ongeveer 15 uur per dag en dan Jolanda Vermeulen Pagina 20 meestal ’s nachts en met inspanning. De juiste hoeveelheid zuurstof is belangrijk, anders werkt de behandeling niet. Roken met zuurstof in de buurt is levensgevaarlijk! Medicijnen Medicijnen worden gebruikt om klachten als benauwdheid en hoesten te verminderen. De medicijnen worden meestal via een inhalator binnen gekregen. De medicijnen bestaan uit een combinatie van luchtwegverwijders en ontstekingsremmers. Luchtwegverwijders zorgen ervoor dat de spiertjes rondom uw luchtwegen zich wat ontspannen, waardoor er makkelijker veel lucht door de luchtwegen kan. Je hebt kort en langwerkende luchtwegverwijders. Kortwerkende werken binnen 5 minuten voor een duurt van maximaal 6 uur. Langwerkende luchtwegverwijders werken 12 tot 24 uur. Het duurt een paar weken voor de ontstekingsremmers uit de inhalator hun werk gaan doen. De ontstekingsremmers moeten heel nauwkeurig worden gegeven om ze te laten werken. Daarnaast is er soms een antibioticumkuur nodig om infecties in de longen te verwijderen. Als je COPD hebt krijg je elk jaar een griepprik. Fysiotherapeut Een (long)fysiotherapeut kan veel betekenen voor een COPD-patiënt. Hij helpt bij het ademen (in rust en inspanning), hij leert huffen. Dit een hoestmanier om van het slijm af te komen. Daarnaast kan hij oefeningen geven om in beweging te blijven. Alternatieve behandelingen Er zijn geen bewijzen dat alternatieve behandeling een goed resultaat hebben, maar er zijn mensen die er behoefte aan hebben. Vormen van alternatieve behandelingen zijn: - Ademtherapie. Vaak aanleren van Buteyko (erg rustige ademhaling) - Homeopathie die het afweersysteem van het lichaam activeert - Acupunctuur (naaldjes op plekken waar energie doorheen stroomt) - Antroposofie (om lichaam, ziel en geest in balans te brengen) - Natuurgeneeswijzen (gebruik van kruiden, massages, speciale voeding om afvalstoffen in het lichaam te verwerken) - Yoga (bewegingen om rust in het lichaam te krijgen) Jolanda Vermeulen Pagina 21 PKU Wat is PKU? PKU is de afkorting van Phenylketonurie. Het is een stofwisselingsziekte die erfelijk en niet is te genezen is. Bij de geboorte van een kind wordt er binnen 8 dagen een hielprik gemaakt. Deze is om te controleren of het kind PKU of HPA (lichtere vorm van PKU) heeft. Als dit het geval is wordt er meteen een behandeling gestart. Als PKU niet wordt behandeld kan de persoon zwakzinnig worden. Elk jaar worden er ongeveer 10 kinderen met PKU geboren. Oorzaak PKU ontstaat doordat er in de lever geen enzym (phenylalanine hydroxylase) aanwezig is die het aminozuur Phenylalanine (een bestanddeel van eiwitten) niet of niet goed wordt afgebroken. Het aminozuur komt allemaal in het bloed en stapelt zich op. De groei en ontwikkeling van de hersenen (zenuwstelsel) wordt hier door belemmert. Er kan zo hersenbeschadiging ontstaan. Symptomen Na een half jaar ontdek je het eerste symptoom: De ontwikkeling gaat langzamer dan bij anderen. Andere symptomen van PKU: - Zwakzinnig - Last van epilepsie - Eczeem - Kleine schedel - Vertraging in sociale en psychische vaardigheden - Spastisch (armen en benen) - Hyperactief (ADHD) - Lichte huidskleur - Blond haar - Bruine ogen - Hele tijd schudden met één of meer lichaamsdelen - Rare stand van de handen Behandeling De behandeling van PKU is bedoeld om de opeenhoping van het aminozuur Phenylalanine te voorkomen. Dit wordt gedaan doormiddel van een eiwitarm dieet. Dit dieet moet levenslang worden gevolgd. Aan het dieet wordt een Phenylalinevrij preparaat (speciaal aminozuurmengel en mineralen) toegevoegd. Dit is nodig voor de groei en ontwikkeling van de hersenen. Tijdens het volgen van het dieet is er speciale begeleiding van een arts en diëtist. Ze nemen regelmatig bloed af en controleren de waardes. Aan de hand hiervan passen zij het dieet aan. Soms krijgt een patiënt ook nog een medicijn: BH4. Dit is vaak als een patiënt niet z’n heel streng dieet volgt. Jolanda Vermeulen Pagina 22 Contracturen Wat is een contractuur? Een contractuur is een stand van een gewricht of lichaamsdeel die niet normaal is (dwangstand/gedwongen stand). Ongeveer 26% van de mensen met een verstandelijke beperking hebben last van contracturen. Bij ouderen in een verpleeghuis heeft 15 tot 75% last van contracturen en 75% van de mensen met Alzheimer is bekend met contracturen. Oorzaak Contracturen ontstaat als gewichten te lang in een bepaalde stand staat zonder ze bewegen. De spier blijft dan voor altijd samengetrokken of wordt verkort. Er ontstaat dan een verkromming of verstijving van het gewicht. Contracturen kunnen ook aangeboren zijn. Symptomen Contracturen hebben de volgende kenmerken: - Constant pijn - Bewegingsbeperkingen - Standafwijkingen - Spier zwellingen/verdikkingen - Verkleuring van de huid - Samentrekking spieren - Mensen met een verstandelijke beperking kunnen vaak geen pijn herkennen. Bij hun herken je een contractuur aan gedragsveranderingen en een standafwijking. Behandeling Het belangrijkste is dat je (meerdere) contracturen probeert voor voorkomen. Dat kan door: - Veel te bewegen - Oefentherapie doen - Dekenboog en voetenbankje gebruiken - De dekens en lakens omhoog trekken als je in bed ligt Wanneer er al een contractuur is opgetreden kan er een operatie worden uitgevoerd, maar ook de zorgvrager vaak een wisselligging geven. Jolanda Vermeulen Pagina 23 Spasmen Wat is spasmen? Spasmen zijn een soort krampen in de spieren. Ze zorgen voor onwillekeurige bewegingen van spieren in ledenmaten of romp. Er is dan geen controle over die bewegingen. Spasmen kunnen soms wel een paar minuten duren. Spasmen kunnen voorkomen in buigspieren (arm of been buigt naar boven), strekspieren (arm of been strekt zich) en adductie/aanvoerende spieren (spierbeweging naar lichaam toe). Spasmen komt vaak voor als symptoom van een symptoom van een ziektebeeld. Bijvoorbeeld bij MS en bij verschillende neurologische aandoeningen met ruggenmergletsel. Oorzaak De oorzaak van spasmen is een te hoge spierspanning, dit komt door een stoornis in het gebied van de hersenen waar het bewegen geregeld wordt. Voor de zorgvrager voelt het bewegen van de lichaamsdelen met een te hoge spierspanning als stijfheid. Het is dan moeilijk dit lichaamsdeel zelf te bewegen, omdat de spieren strak aanvoelen. Symptomen Symptomen van spasmen zijn: - Onwillekeurige bewegingen van lichaamsdelen - Stijfheid van spieren - Moeilijk om spieren zelf te bewegen - Bewegen van de spieren is soms pijnlijk - Spier voelt strak aan Behandeling De behandeling van spasmen kan worden gedaan door een fysiotherapeut. Hij probeert zo rustig mogelijk de spieren te ontspannen en met oefeningen de beweeglijkheid van gewrichten te bevorderen. Er zijn ook verschillende medicijnen om spasmen te verminderen, zoals Valium, Baclofen,Tizanidine, Dantroleen en Conazepam. Vaak wordt er ook de drug Cannabis gebruikt. Die zorgt ervoor dat de spieren goed kunnen ontspannen. Jolanda Vermeulen Pagina 24 Diabetes Mellitus Wat is Diabetes Mellitus? Diabetes Mellitus (letterlijk: honingzoete doorstroming) wordt ook wel suikerziekte of diabetes genoemd. Diabetes is de meest voorkomende chronische ziekte in Nederland. Diabetes Mellitus is een stofwisselingsziekte waarbij het lichaam de bloedsuikerspiegel niet meer goed op peil kan houden. De bloedsuikerspiegel hoort tussen de 4 en 8 mmol/l te zittten. Normaal regelt het lichaam de bloedsuikerspiegel zelf heel precies met het hormoon insuline. Deze insuline wordt gemaakt in de alvleesklier(pancreas). Bij mensen met diabetes is dit niet het geval. De bloedsuiker blijft dan in het bloed zitten en kan niet gebruikt worden als brandstof. Dit is levensgevaarlijk, want bloedsuiker (officieel bloedglucose) is de brandstof voor het lichaam waar spieren en organen op werken. De glucose wordt uit koolhydraten van voeding gehaald. Koolhydraten zitten in suiker, fruit, sommige groente, melk, brood en aardappelen. Van koolhydraten maakt het lichaam weer glucose en die komt in het bloed. Deze gaat als bloedsuiker naar alle lichaamscellen voor energie. Doordat de insuline niet doet wat hij moet doen wordt de bloedsuiker veel te hoog of laag. Een te lage bloedsuikerspiegel heet hypoglykemie (hypo). De bloedsuikerspiegel is dan onder de mmol/l. Dit is te merken aan: - Zweten - Trillen - Duizeligheid - Wisselend humeur (plotseling) - Geen concentratie - Hoofdpijn - Honger - Moe Een hypo gaat over als je snel iets zoets eet of drinkt. Er kan ook glucose of glucagon worden ingespoten. Glucagon doet het tegenovergestelde van insuline. Het zorgt ervoor dat de bloedsuiker omhoog gaat. Een te hoge bloedsuiker heet hyperglykemie (hyper). Er zit dan teveel suiker (glucose in het bloed, meer dan 10 mmol/l. Dit merk je door: - Veel plassen - - Veel dorst hebben en houden - Vermoeidheid - Extreme humeurigheid - Alles in het lichaam voelt slecht aan Het lichaam moet suiker kwijt. Veel water drinken helpt daarbij. Er zijn drie soorten/typen diabetes: - type 1 - type 2 of 'ouderdomsdiabetes' - zwangerschapsdiabetes Ongeveer 1.000.000 Nederlanders hebben diabetes mellitus. De meeste mensen (900.000) hebben diabetes type 2. Veel diabeten krijgen ook te maken met bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, uitval van nieren en slechtziendheid. Jolanda Vermeulen Pagina 25 Type 1 Diabetes type 1 komt vooral voor bij jongeren. Daarom heette het vroeg ook wel 'jeugddiabetes'. 10% van de diabetespatiënten heeft diabetes type 1 Oorzaak Bij Diabetes mellitus type 1 maakt het lichaam zelf geen of heel weinig insuline aan. Het is een auto-immuunziekte. Bij een normaal persoon ruimt de afweer alleen ziektes in je lichaam op, maar bij diabetes type 1 maakt het een foutje. Je afweersysteem maakt cellen die insuline aanmaken (béta-cellen) per ongeluk kapot. Het is niet erfelijk, maar aanleg om de ziekte te krijgen wel. 4-6% kans dat je het ook krijgt als een van je ouders het ook heeft. Symptomen De symptomen die bij elk type diabetes voorkomen zijn: - Veel dorst - Veel plassen - Erg moe zijn - Last van ogen Typische symptomen voor diabetes type 1 zijn: - Afvallen zonder dat daar een reden voor is - Ziek en beroerd voelen - Veel honger hebben, of juist helemaal niet - Wazig zien - Misselijk zijn of overgeven - Adem en zweet hebben een zoete appeltjesgeur. Diagnose en behandeling Vaak ontstaan de klachten van diabetes type 1 binnen een paar weken. De huisarts kan dit type diabetes snel ontdekken door een bloedonderzoek te doen. Er zijn verschillende soorten insuline om de bloedsuiker te regelen. Snelle insuline. Deze wordt snel in het bloed opgenomen na het inspuiten. Deze spuit je bijvoorbeeld voor het eten in, zodat de bloedsuikerpiek na een maaltijd wordt opgevangen. Langzame insuline. Deze wordt langzaam opgenomen in het bloed. Een tot twee keer per dag wordt ie ingespoten en er kan dan steeds een beetje bloedsuiker op worden genomen in het lichaam. Steeds afstemmen van insuline op de bloedsuiker heet ‘reguleren’. Dit is voor altijd nodig . Een behandeling voor diabetes type 1 is insuline inspuiten. Dit moet een paar keer per dag. Het gebeurt met een speciale insulinepen. Het is een dikke pen met daarin een vulling met insuline en daarboven op een haarfijn naaldje. De dosering kun je bovenaan de pen makkelijk instellen. Op de bovenkant van de bovenbenen, onderbuik, billen en bovenarmen wordt het meest gespoten. Daarnaast kun je een insuline pomp krijgen. Dit is een klein apparaatje dat in je broekzak past. Via een naaldje in de buik kan er steeds een beetje insuline af worden gegeven. Op het Jolanda Vermeulen Pagina 26 apparaatje zit een klein afstandbedieninkje. Bij een insulinepomp blijft de bloedsuikerspiegel vaak beter op peil. Wel kun je het apparaatje in de weg voelen zitten. Ook moet een diabetespatiënt een paar keer per dag zelf de bloedsuiker meten, om te weten hoeveel dat op dat moment is en hoeveel insuline er nodig is. Hoe deze behandelingen allemaal werken kan een diabetesverpleegkundige allemaal uitleggen/aanleren. Daarnaast is voor iedereen met diabetes een gezonde leefstijl erg belangrijk: regelmatig bewegen en gezond eten. Type 2 Vroeger werd dit type diabetes ook wel ‘ouderdomssuiker’ genoemd. Bij diabetes mellitus type 2 reageert het lichaam niet meer op insuline (ongevoeligheid). Dit heet insulineresistentie. Daarnaast is er te weinig insuline in het lichaam. Het lichaam kan de niet genoeg suiker uit het bloed halen. De bloedsuikerspiegel blijf te hoog. De bloeddruk en cholesterol zijn ook vaak te hoog. Diabetes type 2 is de moeilijke soort diabetes om te herkennen. Het begint zo langzaam dat je het bijna niet merkt. De klachten zijn vaag en daardoor lopen veel mensen er heel lang mee rond zonder dat ze het weten of naar de huisarts gaan. Het is de meest voorkomende soort diabetes. 90% van de diabeten hebben diabetes type 2. Oorzaak De oorzaak van diabetes type 2 is nog niet bekend. Wel is het duidelijk dat je meer kans op diabetes hebt, als: - Je overgewicht hebt - Je te weinig beweegt - Je ouder bent - Het in de familie zit - Rookt - Veel verkeerde voeding eet - Je bepaalde medicijnen gebruikt - Hoe gezonder je leeft, hoe kleiner de kans op diabetes. Symptomen De symptomen die bij elk type diabetes voorkomen zijn: - Veel dorst - Veel plassen - Erg moe zijn - Last van ogen Typische klachten voor diabetes type 2 zijn: - Veel moe zijn - Last van ogen (rode ogen, branderige ogen, wazig zien en dubbel of slecht zien) - Slecht genezende wondjes - Kortademigheid - Droge mond - Pijn in de benen bij het lopen Jolanda Vermeulen Pagina 27 - Infecties die vaak terugkomen (blaasontsteking) Steeds jeukende witte vloed die terugkomt (bij vrouwen) Steeds jeukende ontsteking aan de eikel (bij mannen) Diagnose en behandeling Het duurt vaak lang meestal lang om diabetes type 2 te herkennen. Veel langer dan bij type 1. Dit komt omdat de klachten vaak vaag zijn en ze zich over langere tijd ontwikkelen. Doormiddel van een bloedonderzoek kan een dokter diabetes mellitus type 2 vaststellen. Het doel van de behandeling is: - De bloedglucose tussen 4 en 10 mmol/l houden. Dit wordt meestal gedaan met tabletten. - Gezond gewicht bereiken en vasthouden. Voeding word hierop aangepast. - Cholesterolgehalte in het bloed verlagen - Bloeddruk verlagen Daarnaast gaat de alvleesklier steeds minder werken. De behandeling moet daarom steeds verandert worden. De kans dat mensen met type 2 op een gegeven moment insuline moeten spuiten is groot. Savant COPD Wat is COPD? COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease. Dit betekent Chronische Obstructieve Long Ziekte. Bij COPD heeft een patiënt minimaal 3 maanden per jaar achter elkaar last van zijn longen. Het is een ongeneeslijke ziekte waarbij je ernstig benauwd bent. De longen zitten altijd vol met kleine ontstekingen waardoor er blijvende schade wordt veroorzaakt. De longen kunnen zo dus niet voor 100% goede ademhaling zorgen. Het ontstaat meestal na het 40e levensjaar. Ruim 320.000 mensen in Nederland hebben COPD. Daarnaast is COPD is de vijfde doodsoorzaak ter wereld. COPD is een verzamel naam voor de longziektes: chronische bronchitis en longemfyseem. Chronische bronchitis Bij chronische bronchitis zijn de bronchiën (de vertakkingen van de luchtpijp naar de longen) steeds ontstoken. Ze zijn dus altijd geïrriteerd. De slijmvliezen gaan hierdoor meer slijm produceren dan normaal en het slijmvlies steeds dikker. Kenmerken zijn van slechte luchtdoorstroming, slijm ophoesten, benauwdheid, hoesten, sputumproductie, kortademigheid, piepende ademhaling en een chronische luchtwegobstructie. Daarnaast verslechtert de luchtfunctie steeds. Chronische bronchitis kan overgaan in longemfyseem. Naast chronische bronchitis heb je ook acute bronchitis. Deze wordt veroorzaakt door een virus of bacterie en is meestal binnen 2 weken weer over. Dit kan gebeuren bij een verkoudheid of griep en valt niet onder COPD. Longemfyseem Jolanda Vermeulen Pagina 28 Bij longemfyseem gaan er steeds meer longblaasjes kapot. Dit komt omdat ze wanden van de blaasjes zo erg beschadigd zijn dat ze niet meer kunnen werken. Het longweefsel wordt minder elastisch en hierdoor blijft de lucht achter in de longen. De longblaasjes zijn belangrijk bij de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide (gaswisseling). Door het kapot gaan van de longblaasjes is de gaswisseling minder mogelijk. Er wordt dan minder zuurstof opgenomen in het bloed en er kan kortademigheid, een snellere ademhaling en cyanose optreden. Dit is zichtbaar aan de lippen en vingertoppen. Bij een ernstige vorm van longemfyseem raken sommige longblaasjes met elkaar vergroeid en tasten het gezonde longweefsel aan. Longblaasje die helemaal kapot zijn kunnen niet meer herstellen. Vaak zijn de mensen met longemfyseem snel moe en hoesten veel. Oorzaak Roken is de belangrijkste oorzaak van COPD (80-90%). De tabaksrook prikkelt het slijmvlies van de longen, waardoor het meer slijm gaat produceren. Er kan dan een infectie ontstaan en de wanden van de luchtwegen verdikken zich dan. De spieren rondom de luchtwegen trekken dan samen en er ontstaat een gevolg van de luchtwegen. Dit noemen we bronchospasme. Daarnaast zijn er nog andere oorzaken voor het ontstaan van COPD: - Ziektes met klachten aan de luchtwegen (bijvoorbeeld vaak acute bronchitis) - Slechte behandelde astma - Longontsteking - De erfelijke ziekte alpha-1. Een aangeboren ziekte waarbij het eiwit alpha-1, dat de longen beschermd, niet wordt aangemaakt of werkt. - Schadelijke/chemische stoffen. Meestal ontstaat die door bepaald werk (bijvoorbeeld in de bouw met verf of asbest). We noemen het dan beroeps-COPD. Symptomen De eerste klachten zijn ’s morgens veel hoesten en opgeven van sputum. Na een tijdje treden er andere symptomen op, zoals: - Vaak last van comorbiditeit (hartfalen en longkanker) - Benauwdheid - Fluitende piepende ademhaling (latijns: expiratoire stridor) - Hoesten. Dit komt vaak omdat er veel slijm in de longen zit. - Kortademigheid (dyspnoe). Op het begin bij (hevige) inspanning, maar daarna in rust. - Vaak moe - Weinig spierkracht - Gewichtverandering (vaak lijd COPD tot overgewicht, doordat je veel makkelijk voedsel kiest en dat is vaak ongezond. - Daarnaast gaat de longfunctie altijd achteruit. Er kunnen ook nog complicaties optreden, zoals een pneumonie en decompensatio cordis (de functie van het hart werkt minder). Behandeling COPD is niet te genezen, maar met de een goede behandeling kun je de ziekte wel onder controle houden en verslechtering uit stellen. De behandeling kan bestaan uit: - Aanpassing van leefwijze - Zuurstof toevoegen Jolanda Vermeulen Pagina 29 - Medicijnen Fysiotherapeut Alternatieve behandelingen Aanpassing van leefwijze De patiënt moet stoppen met roken, letten op zijn voedings- en bewegingspatroon. Zuurstof toevoegen Als je te weinig zuurstof krijgt is dit levensgevaarlijk. Als je hersenen even geen zuurstof meer krijgen zijn ze al beschadigd. Daarnaast moeten je andere organen ook zuurstof krijgen. Als je te weinig zuurstof krijgt kun je benauwd, moe worden en kan de bloeddruk in de longen stijgt. Er wordt daarom ook vaak zuurstof toegediend bij COPD doormiddel van: - Een neusbrilletje (plastic slangetje dat achter de oren langs hoofd naar de neus loopt) - Apparaten die zuurstof geven - Draagbare flessen voor buitenhuis - Tanks Welke vorm wordt door de zorgverzekeraar gekozen en hangt af van hoeveelheid zuurstof en voor hoelang. De meeste mensen gebruiken het zuurstof ongeveer 15 uur per dag en dan meestal ’s nachts en met inspanning. De juiste hoeveelheid zuurstof is belangrijk, anders werkt de behandeling niet. Roken met zuurstof in de buurt is levensgevaarlijk! Medicijnen Medicijnen worden gebruikt om klachten als benauwdheid en hoesten te verminderen. De medicijnen worden meestal via een inhalator binnen gekregen. De medicijnen bestaan uit een combinatie van luchtwegverwijders en ontstekingsremmers. Luchtwegverwijders zorgen ervoor dat de spiertjes rondom uw luchtwegen zich wat ontspannen, waardoor er makkelijker veel lucht door de luchtwegen kan. Je hebt kort en langwerkende luchtwegverwijders. Kortwerkende werken binnen 5 minuten voor een duurt van maximaal 6 uur. Langwerkende luchtwegverwijders werken 12 tot 24 uur. Het duurt een paar weken voor de ontstekingsremmers uit de inhalator hun werk gaan doen. De ontstekingsremmers moeten heel nauwkeurig worden gegeven om ze te laten werken. Daarnaast is er soms een antibioticumkuur nodig om infecties in de longen te verwijderen. Als je COPD hebt krijg je elk jaar een griepprik. Fysiotherapeut Een (long)fysiotherapeut kan veel betekenen voor een COPD-patiënt. Hij helpt bij het ademen (in rust en inspanning), hij leert huffen. Dit een hoestmanier om van het slijm af te komen. Daarnaast kan hij oefeningen geven om in beweging te blijven. Alternatieve behandelingen Er zijn geen bewijzen dat alternatieve behandeling een goed resultaat hebben, maar er zijn mensen die er behoefte aan hebben. Vormen van alternatieve behandelingen zijn: - Ademtherapie. Vaak aanleren van Buteyko (erg rustige ademhaling) - Homeopathie die het afweersysteem van het lichaam activeert - Acupunctuur (naaldjes op plekken waar energie doorheen stroomt) - Antroposofie (om lichaam, ziel en geest in balans te brengen) Jolanda Vermeulen Pagina 30 - Natuurgeneeswijzen (gebruik van kruiden, massages, speciale voeding om afvalstoffen in het lichaam te verwerken) Yoga (bewegingen om rust in het lichaam te krijgen) CVA Wat is een CVA? Cerobrovasculair accident is de volledige naam van CVA. Een CVA wordt ook wel eens een beroerte genoemd. Het betekent letterlijk een ongeluk in de vaten van de hersenen. Het is een verstoring van de doorbloeding in het hersenweefsel (circulatiestoornis). Het hersenweefsel krijg dan geen bloed, dus geen voeding en zuurstof. Het hersenweefsel raakt beschadigd of sterft af. Je hebt twee soorten CVA: - Niet bloederige (herseninfarct) - Bloederige (hersenbloeding) Een herseninfarct komt het vaakst voor. Als de gevolgen binnen 24 uur weer verdwijnen spreken we van een TIA. Dit staat voor Transiënt Inchemisch Attack. Een TIA is een voorbode van een trombose (herseninfarct). In Nederland is CVA de tweede doodsoorzaak. Elk jaar krijgen er 41.000 Nederlanders een CVA. 75% ervan is boven de 65 jaar. Oorzaak De twee vormen van een CVA hebben allebei een ander oorzaak. Het gevolg, te weinig bloed in een deel van de hersenen waardoor het hersenweefsel afsterft, is wel hetzelfde. Herseninfarct De oorzaak voor een niet bloedige CVA (herseninfarct) is een afsluiting van de hersenen. Doordat een trombose in de hersenslagader of een embolie die in de hersenslagader blijft hangen. Er ontstaat een wond, omdat de wond afsterft. Het kan ook het gevolg zijn van een (slag)aderverkalking (alterosclerose) Hersenbloeding Een bloederige CVA (hersenbloeding) ontstaat door een gat/scheurtje in een bloedvat. Dit kan gebeuren door ouderdom , een te hoge bloeddruk, knappen van een aneurysma (verwijding of uitstulping van bloedvat), zwakke plek in de ader of aangeboren afwijking in de vaatwanden. Het bloed stroomt dan zo de hersenen in. Je hebt verschillende vormen van een hersenbloeding: - Intracerebrale bloeding (bloeding tussen het hersenweefsel) - Subarachnoïdale bloeding (tussen de hersenvliezen) Dingen die kans op een CVA vergroten: - Stress - Roken - Overgewicht - Weinig lichaamsbeweging - Ziekten zoals: Diabetes Jolanda Vermeulen Pagina 31 Hartziekten Hypertensie Vaatlijden Stollingsstoornissen Een te hoog cholesterolgehalte Symptomen Hoe groot/ernstig de gevolgen (en dus de symptomen) zijn hangt af van de plaats en de grootte van het beschadigde hersenweefsel. Symptomen van een CVA zijn: - Verlammingsverschijnselen aan één kant van het lichaam. Als je een bloeding aan de linkerkant van je lichaam krijgt, ontstaan er verlammingsverschijnselen aan de rechterkant. Behalve in het gezicht. Dit komt omdat de zenuwbanen pas in de nek kruisen. Een verlamming kan paralyse (helemaal) of parese (halfzijdig) zijn - Spraakstoornis bij bloeding rechts (spraakcentrum zit in linkerhelft) - Hemianopsie. Gezichtsveld is aan een kant uitgevallen. - Slikstoornissen door verlammingspieren - Incontinentie - Tintelingen - Evenwichtsstoornissen - Ernstige hoofdpijn - Verdoofd gevoel in arm, been of gezicht. - Geheugenstoornissen - Afasie (Een taalstoornis die ontstaat bij uitval linker hersenhelft). Twee soorten: motorische afasie: weet wat hij wil zeggen, maar kan woorden niet uitspreken. Sensorische afasie: ziet of hoort een woord maar weet/berijpt niet wat het betekent. - Apraxie. Geen doelgerichte handelingen meer kunnen uitvoeren bijv. volgorde van aankleden. Komt voor bij mensen die veel infarctjes hebben gehad. - Gebrek aan initiatief - Speeksel verlies - Tonen van emoties die niet bij de situatie past Diagnose en behandeling Als het niet duidelijk of het om een bloederige of niet bloederige CVA gaat wordt een spoed CT-scan gemaakt. Anders wordt er aan de hand van een anamnese, neurologisch onderzoek en de symptomen die zijn opgetreden wordt de diagnose gesteld. Daarbij kunnen een bloedonderzoek, thoraxfoto, MRI-scan en een ECG gemaakt worden om de oorzaak te achterhalen. De behandeling is per vorm verschillend. De behandeling van een trombose bestaat uit trombolyse (antistolling) om het stolsel op te lossen. Dit moet binnen 3 uur na de infarct en de patiënt mag geen bloedverdunners gebruiken. Daarnaast kan er anticoagulantia worden gegeven. Dit voorkomt het ontstaan van nieuwe stolsels. Bij een bloeding moet er worden gezorgd dat de bloeddruk laag blijft. Bij een bloeding kan er worden gekozen voor een operatie. Mensen met een hersenbloeding worden vaak behandeling via de NDT-methode. De verlamde zijde van het lichaam wordt dan veel gestimuleerd. De patient wordt ook via de aangedane kant benaderd. Jolanda Vermeulen Pagina 32 De behandeling bestaat uit drie fasen: 1. Acute fase 2. Herstel- of revalidatiefase 3. Chronische fase De acute fase is het ontstaan van de CVA. Het is belangrijk dat je test via de FAST (face, arm, speech, time) methode en naar het ziekenhuis gaan. De herstel- of revalidatiefase is de langste fase. Tot een jaar na de CVA kunnen er beschadigingen in de hersenen optreden. In deze fase gaat het erom het normale leven weer op te pakken. Vooral de ADL verrichtingen zoals wassen, eten en aankleden. Het spreken en bewegen wordt gedaan bij de logopedie en fysiotherapie. De chronische fase is de verdere tijd van je leven nadat je de revalidatie hebt afgesloten. Het bestaat op verwerken, accepteren en leren omgaan met blijvende beperkingen. Reumatoïde artritis Wat is reumatoïde artritis? Reumatoïde artritis (RA) is een auto-immuunziekte: het afweersysteem maakt antistoffen tegen zijn eigen lichaam. Bij RA maakt het lichaam antistoffen tegen het weefsel aan de binnenkant van een gewricht. Er ontstaan ontstekingen in de gewrichtskapsels die het gewricht beschadigen. Bij een ontsteking in het gewricht wordt het slijmvlieslaagje dikker en produceert extra vocht. Daarnaast vorm het uitstulpingen. Na verloop van tijd kunnen het kraakbeen en bot ook beschadigd worden. RA is een chronische ziekte die vaker bij vrouwen voorkomt dan bij mannen. Het kan al op jonge leeftijd ontstaan. Oorzaak Door oorzaak van reumatoïde is het eigen afweersysteem dat werkt tegen zijn eigen lichaam. Hierdoor ontstaan er antistoffen die ervoor zorgen dat er ontstekingen in de gewrichten ontstaan. Het is niet erfelijk, maar mensen die roken hebben meer kans op reumatoïde artritis. Symptomen De symptomen die horen bij ontstekingen in gewrichten zijn: - Pijn - Verhoogde lichaamstemperatuur - Warm aanvoelend gewricht - Zwelling van het gewricht - Pijn zonder beweging of belasting - Stijfheid - Vaak links en rechts in dezelfde gewrichten ontstekingen aanwezig - ’s morgens heel stijf. - Moeheid - Periode veel klachten en soms periodes met weinig klachten Jolanda Vermeulen Pagina 33 - Reumaknobbeltjes in de huid Soms koorts In sommige gevallen bloedarmoede of veel afvallen Zonder behandeling misvormde gewrichten Diagnose en behandeling Reumatoïde artritis kan langzaam ontstaan of er ineens zijn. Het wordt vastgesteld doormiddel van een lichamelijk- en bloedonderzoek. Dit wordt gedaan door een reumatoloog. Deze arts kan zien en voelen of de gewrichten ontstoken zijn. Als de klachten van ontstoken gewrichten langer dan 4 weken blijven, heb je waarschijnlijk reumatoïde artritis. In het bloed kan worden gekeken naar de reumafactor. Dat is een antilichaam tegen het eigen weefsel die voor voorkomen in het bloed van de meeste mensen met RA. Ook wordt er gekeken naar de bloedbezinking en CRP waarde in het bloed. Deze stijgen vaak ook. De bloedbezinkingswaarde is bij ontstekingen sneller. CRP is een eiwit in het bloed die gemaakt wordt in de lever bij infecties en ontstekingsziektes. Als iemand al langer aan RA leid kun je dat zien op een röntgenfoto. Op het begin is het nog niet ernstig genoeg om te zien op een röntgenfoto De behandeling bestaat voor een groot deel uit medicijnen. Het zijn er altijd één of meer. Het doel van de medicijnen zijn: de pijn verminderen en de ontsteking afremmen. Om een chronische ontsteking goed onder controle te krijgen moeten de medicijnen op vaste tijden worden in genomen. Anders krijg je geen goede hoeveelheid medicijn in het bloed en is het overbodig. Je hebt verschillende soorten medicijnen: - Eenvoudige pijnstillers - Ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID's) - Klassieke reumaremmers (DMARD's) - Biologische reumaremmers (biologicals) Naast medicijnen kun je ook terecht voor behandeling bij een reumatoloog, reumaverpleegkundige, fysiotherapeuten en podotherapeten. Sommige patiënten maken ook gebruik van alternatieve behandelingen. Artrose Wat is Artrose? Artrose (artrosis deformans) is een reumatische ziekte aan het kraakbeen in gewrichten. Artrose ontstaat geleidelijk aan en is niet te genezen. In een gewricht zit er tussen twee botten altijd een laagje kraakbeen om de botten te beschermen. Deze botten worden in een gewicht door banden en een gewrichtkapsel bij elkaar gehouden. In de binnenkant van het kapsel zit een slijmvlieslaag (synovium). Deze laag werkt als smeermiddel. Bij artrose worden deze kraakbeenlaagjes langzaam aanzeker afgebroken. Eerste werkt het kraakbeen al minder goed, daarna ontstaan er scheurtjes, verkleuringen, gaatjes in het kraakbeen en vervolgens kan het hele kraakbeen verdwijnen. De botten staan op elkaar en gaan over elkaar schuren. Het bot probeert het weer te herstellen en wordt dikker. Aan de zijkant van Jolanda Vermeulen Pagina 34 het gewicht ontstaat een botuitsteeksel (osteofyten). Artrose komt het meest voor in het heupgewicht (coxartrsis), het kniegewricht (gonartrosis) en in gewichtjes tussen wervels (vooral tussen de halswervels (cervicale artrose)). Artrose komt twee keer zo vaak bij vrouwen voor dan bij mannen. Oorzaak Bij artrose wordt er vaak gesproken over slijtage van het gewricht. De oorzaak van het verdwijnen van kraakbeen is niet nog helemaal bekend. Er zijn wel een paar risicofactoren. Dit zijn: - Overgewicht - Erfelijke aanleg - Overbelasting door teveel te bewegen (te veel en te zwaar sporten) - Blessure of beschadiging van/om het gewricht (zwakke gewrichtsbanden, botbreuk, beschadigde meniscus) - Zwaar lichamelijk werk - Anderen ziekte aan gewrichten - Tekort aan vitamines D en K - Hoge leeftijd Symptomen Ook de symptomen die bij artrose horen komen geleidelijk aan. De symptomen van artrose zijn: - Zwelling - Stijfheid - Pijn bij beweging of belasting - Pijn bij in beweging komen na lang niets gedaan te hebben (startpijn) - Houdingsafwijkingen - Krakend gevoel in gewricht - Bewegingsbeperking - Vermoeidheid - Verandering van de vorm van het gewricht Als er in dat gewicht ook nog een ontsteking ontstaat krijg je ook nog last van: - Roodheid - Zwelling - Vocht in het gewricht - Warm aanvoelen - Pijn - Stijfheid Diagnose en behandeling Bij de diagnose van artrose wordt gebruik gemaakt van: - De symptomen (wat geeft de patiënt aan?) - Lichamelijk onderzoek - Bloedonderzoek - Röntgenfoto’s Jolanda Vermeulen Pagina 35 De behandeling van artrose is er opgericht: - Klachten te verminderen - Risicofactoren niet een oorzaak te laten worden - Verslechtering van de artrose tegen te gaan. Medicijnen kunnen de pijn van de symptomen van artrose verminderen. Dit kan zijn in de vorm van injecties, crèmes of tabletten. Daarnaast kan de behandeling bestaan uit: - Warmte toediening in het gewricht - Een operatie (kunstgewricht) - Een loophulpmiddel - Fysiotherapie - Voedingsvoorschriften Vasculaire dementie Wat is vasculaire dementie? Vasculaire dementie is een vorm van dementie. Na de ziekte van Alzheimer is het de meest voorkomende vorm van dementie. Vasculaire dementie is niet te genezen. Deze vorm van dementie ontstaat vaak na een beroerte (herseninfarct). Een bepaald hersengebied is dan afgestorven doordat de bloedtoevoer in de hersenen verstoord is. Vaak hebben de patiënten al andere hart- en vaatziekten voordat ze te maken krijgen met vasculaire dementie. Het denkvermogen daalt bij mensen met vasculaire dementie. Bij vasculaire dementie hebben mensen momenten dat ze heel helder zijn, maar ook momenten dat ze geen besef hebben van de realiteit. Hoe ernstiger de ziekte, hoe meer momenten dat iemand geen besef heeft van de realiteit. Vasculaire dementie komt meer voor bij mannen. Het begint meestal op een leeftijd van 65-75 jaar, maar kan ook op jongere leeftijd al ontstaan. In Nederland zijn er ongeveer 270.000 mensen met vasculaire dementie. Oorzaak De oorzaak van vasculaire dementie heeft vaak te maken met ziektes of aandoeningen die de persoon al heeft. Denk hierbij aan hart- en vaatziekten, hartritmestoornissen, te hoog cholesterol, te hoge bloeddruk, diabetes of andere aandoeningen aan de bloedvaten. De meest voorkomende oorzaak van vasculaire dementie is een stoornis in de bloedtoevoer in de hersenen. Het hersenweefsel krijgt geen voeding en zuurstof, waardoor het beschadig raakt of afsterft. Dit kan zijn door een herseninfarct of hersenbloeding (CVA/beroerte). Vaak komt er één beroerte of twee beroertes gelijkertijd of vlak na elkaar. Andere oorzaken zijn: - De ziekte van Binswanger: Zeldzame oorzaak. De witte stof van de hersenstof wordt aangetast. - Vaatveranderingen aan de hersenen - Erfelijke factoren - Atherosclerose (aderverkalking) - Risicofactoren zoals hoge bloeddruk, roken, weinig beweging, diabetes, verstoorde vetstofwisseling. Symptomen Jolanda Vermeulen Pagina 36 De symptomen van vasculaire dementie liggen aan de plek in de hersenen waar ze beschadigd zijn. De eerste symptomen waaraan je vasculaire dementie kunt herkennen zijn: spierzwakte, duizeligheid en spraakproblemen. Verschillende symptomen van vasculaire dementie zijn: - Stemmingswisselingen - Geen besef hebben van de realiteit - Geheugenverlies - Ernstige depressie - Motorische stoornissen (moeilijk lopen, zachte stem) - Epilepsie - Traagheid - Gedrag dat ongepast/onbeschoft is - Concentratieproblemen - Apathie (lusteloos zijn) - Afasie - Zwakke spieren - Duizeligheid - Spraakproblemen - Taalproblemen - Problemen met de ogen - Incontinentie - Uitvalsverschijnselen - Slikproblemen Diagnose en behandeling De diagnose van vasculaire dementie wordt gesteld door: - Te kijken naar symptomen - Een bloedonderzoek (vitaminetekort, bloedarmoede, diabetes mellitus, ziekten aan andere organen moeten worden uitgesloten) - Neurologische onderzoek. De werking van het zenuwstelsel wordt onderzocht. - Neuro-psychologisch onderzoek. Gesprek met psycholoog en testen voor functies van de hersenen. - Een CT-scan of MRI-scan te maken - EEG (hersenfilmpje Stukjes hersenweefsel zijn afgestorven. Deze hersencellen herstellen zichzelf niet en kunnen niet worden vervangen. Ook de geestelijke achteruitgang kan niet worden gestopt. Vasculaire dementie is dus niet te genezen, maar de behandeling probeert nieuwe herseninfarcten te voorkomen en hart- en vaatziekte onder controle te houden. De bloeddruk moet regelmatig worden gecontroleerd. Risicofactoren moeten zo klein mogelijk worden gehouden dus: - Genoeg bewegen - Stoppen met roken - Afvallen als er overgewicht is - Weinig alcohol drinken - Medicijnen om bloeddruk te verlagen - Eventueel bloedverdunners of antistollingsmedicijnen Jolanda Vermeulen Pagina 37 - Dieet Ziekte van Alzheimer Wat is de ziekte van Alzheimer? De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Het begint met kleine dingen vergeten. Daarna kan de patiënt zelf steeds minder vaardigheden uitvoeren en het eindigt vaak met volledig afhankelijk van anderen. Het verloop van de ziekte is voor iedereen heel verschillend. 1 op de 10 mensen boven de 65 jaar krijgen last van de ziekte van Alzheimer. In Nederland zijn er ongeveer 200.000 mensen die aan Alzheimer lijden. Wereldwijd zijn er dat 20 miljoen. Oorzaak Bij mensen met de ziekte van Alzheimer ontstaan er in de hersenen (zenuwcellen) ophopingen van beta-emyloïd. Dit is een bepaald eiwit. De ophopingen ontstaat, omdat de afbraak van het eiwit niet goed is. Door de ophopingen zijn de verbindingen tussen zenuwcellen verstoord. Amyloïde plaques zijn groepen van dode en stervende zenuwcellen, andere hersencellen en amyloïd-eiwitfragmenten, die tussen de overgebleven zenuwcellen blijven zitten. Bij gezonde mensen worden deze amyloïd-eiwitten afgebroken en verwijderd, maar bij Althzeimer patiënten niet. Zenuwcellen sterven dan af en functioneren niet meer goed. Het denken en geheugen werkt niet goed meer. Een hoge bloeddruk en een hoog cholesterolgehalte vergroten de kans op de ziekte van Altzeimer ook heel erg. Symptomen De symptomen en de ziekte ontstaan langzaam en verslechteren ook steeds meer. Het grootste kenmerk voor de ziekte van Alzheimer is vergeetachtig zijn. Andere symptomen die voorkomen bij mensen met Altzeimer zijn: - Problemen met lezen, praten, schrijven en rekenen - Nieuwe informatie opnemen lukt niet meer - Cognitieve functies gaan verloren (denken, oordelen en begrijpen) - Zelfstandig dingen doen gaat moeilijk - Neemt geen initiatief - Gedesoriënteerd in tijd en plaats - Verliezen van sociale vaardigheden - Overtuigen die niet realistisch zijn - Hallucineren (dingen zien of horen die er niet zijn) - Dagelijkse dingen steeds onhandiger uitvoeren - Verandering in persoonlijkheid - Afasie - Apraxie Hoe snel de symptomen verslechteren is per persoon verschillend. Diagnose en behandeling Jolanda Vermeulen Pagina 38 De onderzoeken die kunnen worden gedaan om te kijken of iemand de ziekte van Alzheimer heeft zijn: - Een heel medische onderzoek - Bloedonderzoeken - EEG (hersenfilmpje) - CT-scan - MRI-scan - Afnemen van liquor (hersenvocht). Bij de ziekte van Alzheimer zijn de eiwitten afkomstig van de tangles en plaques aanwezig in het hersenvocht. De behandeling van de ziekte van Altzeimer bestaat uit verminderen van de symptomen. Dit wordt meestal gedaan doormiddel van medicijnen. Daarnaast wordt er veel gebruik gemaakt van therapieën. Hier wordt gekeken hoe de persoon zichzelf het prettigst voelt en zolang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Als patiënten daarin in een verpleeghuis zitten worden er veel therapieën gedaan met kinderen. Kinderen geven een prikkelende werking op het brein van ouderen. Als laatst heb je ook nog snoezeltherapieën. Daar zijn vaak aparte ruimtes voor met gedempt licht, muziek, warme kleuren en zachte vormen. Het is een bijna prikkelloze ruimte. Fasen dementie Dementie kent 4 fases. Dit zijn: Fase 1: Bedreigde ik / cognitieve fase Fase 2: Verdwaalde ik / Emotionele fase Fase 3: Verborgen ik / Psychomotorische fase Fase 4: Verzonken ik / Zintuiglijke Fase Fase 1: Bedreigde ik / cognitieve fase Dit is de beginfase van dementie. Mensen merken dat ze dingen vergeten en minder goed kunnen denken. Ze hebben in de gaten dat ze alles moeilijk kunnen organiseren. Ze proberen te denken dat dit normaal is. Ze beginnen te herkennen dat ze dement zijn. In deze fase geven ze vaak andere de schuld van dingen die er mis gaan. Ze letten goed op en reageren vaak achterdochtig. Ze zijn wantrouwend naar anderen. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat verzorgende hun willen vergiftigen of dat familie hem wil beroven. De eerste fase van dementie kun je herkennen aan: - Spanning aan gezicht af te lezen (fel en stekend kijken) - Stijve houding met strakke spieren - Je ziet goed aan ze dat ze alles willen zien - Hebben behoefte aan vaste dingen - Wil geen veranderingen - Niet graag met andere verwarde mensen - Begrip en communicatie zijn nog goed - Praten graag over vroeger en nieuwe gebeurtenissen zijn moeilijk - Vragen naar gebeurtenissen van nu maak ze boos en bang Jolanda Vermeulen Pagina 39 Fase 2: Verdwaalde ik / Emotionele fase In de tweede fase van dementie worden de mensen steeds meer gedesoriënteerd in plaats, tijd en personen. Mensen zien er nu niet meer heel angstig en bedreigend uit, maar lijken nu heel zoekend. Ze zijn wel nog angstig, omdat ze niet meer weten waar en wie ze zijn. Ze denken de hele tijd dat ze verdwaald zijn. Doordat ze veel meer dingen vergeten gaat het praten ook veel langzamer, minder en geven veel vage omschrijvingen. Bij deze fase van dementie kun je het best contact maken met de persoon door ze zachtjes aan te raken en daarbij oogcontact te maken. De stem die je gebruikt moet geruststellend zijn en de zinnen die je maakt kort. Gebaren en gezichtuitdrukkingen die je maakt mogen overdreven worden. Het is makkelijker voor de zorgvrager om deze te herkennen. Belangrijk is dat je op dezelfde hoogte als de zorgvrager staat. Kenmerken voor deze fase van dementie zijn: - Starend kijken - Ontspannen lichaamshouding en gezichtsuitdrukking - Incontinentie - Decorumverlies - Taalproblemen - Dingen van vroeger kunnen ze moeilijk scheiden met gebeurtenissen van nu - Concentratieproblemen - Genieten van de makkelijkste activiteiten - Vind het makkelijk als je korte zinnen gebruikt - Houden erg van complimenten krijgen Fase 3: Verborgen ik / Psychomotorische fase In deze fase verdwijnt de IK-beleving. De persoon heeft geen idee meer wie hij is. Hij verdwijnt in een eigen wereld. De dementerende maakt uit zichzelf weinig contact met de omgeving en anderen. Verzorgende moeten regelmatig even contact met de dementerende maken. Het is belangrijk om er achter te komen wat een persoon fijn en juist niet fijn vind. Het gaat om de belangrijkste dingen zoals rust of mensen om zich heen, warmte of koud. Mensen in deze fase van dementie zitten vaak in een rolstoel of lopen moeilijk. Het gedrag is herhalen van bewegingen en geluiden. Lief praten, zachtjes aanraken, mooie muziek en iets om vast te houden zijn prettig voor de zorgvrager. Hier kunnen de mensen heel rustig van worden. Symptomen zijn: - Ogen vaak gesloten of kijken starend/ongericht - Moeilijk verstaanbaar - Lopen schuifelend - Lopen met schouder voorovergebogen - Muziek is heel belangrijk voor de mensen Fase 4: Verzonken ik / zintuiglijke fase Dit is de laatste fase van dementie. Het verschil met de derde fase is niet heel groot. Je merkt het overgaan van de derde naar vierde fase dan ook bijna niet. Het lukt bijna niet om meer om contact met de zorgvrager te krijgen. De persoon heeft geen idee meer dat hij Jolanda Vermeulen Pagina 40 leeft. De persoon ligt vaak ontspannen op bed. Muziek, geluid, geur en warmte zijn manieren en prikkels om de zorgvrager te bereiken. Symptomen in de laatste fase van dementie zijn: - Bijna geen contact - Kans op contracturen door op bed liggen - Kijken niet meer rond - Kunt geen oogcontact meer maken - Alleen reflexen en geen doelgedrag meer - Emoties zijn moeilijk waar te men - Mensen herkennen en weten wat ze moeten doen aan klank en volume van stem - Heel soms nog een glimlach of hand als contact De oudere gezonde mens met beperkingen Als je ouder wordt krijg je steeds meer beperkingen. We noemen oude mensen ook wel bejaarden of senioren genoemd. Je bent een bejaard of senior persoon vanaf de 65 jaar. De problemen en beperkingen die bij een gezond ouder mens kan ontstaat verdelen we in drie groepen. Gericht op de holistische visie op de mens. Deze drie groepen zijn: - Lichamelijk - Geestelijk / psychisch - Sociaal Lichamelijk Lichamelijk gaan mensen steeds achteruit. Ouderen hebben vaak last van: - Slecht gehoor. Veel ouderen zijn afhankelijk van hun gehoorapparaten. - Slechte ogen. Vaak dragen ze een bril - Minder goed proeven, voelen en ruiken - Verminderde mobiliteit. Ze maken dan vaak gebruik van hulpmiddelen zoals een loopstok, rollator of rolstoel. - Minder kracht - Grotere kans op botbreuken (vooral heup) - Verminderde weerstand - Trager reageren en minder snel denken - Stijfheid - Hoge bloeddruk - Last van de botten - Last van hart en longen - Atrofie van de organen (langzame verschrompeling) - Meer of minder slaap nodig hebben Soms is het onmogelijk voor ouderen om door veroudering de ADL uit te voeren. Vaak krijgen ze dan thuiszorg of zitten in een verzorgingscentrum. Een virus of infectie kan bij een ouder persoon vaak fataal zijn. Geestelijk / psychisch Jolanda Vermeulen Pagina 41 Mensen die ouder worden krijgen ook psychische veranderingen. Ze krijgen andere behoeftes en interesses. Het belangrijkste is dat het geheugen minder wordt en de snelheid van denken heel erg achteruit gaat. Andere dingen zijn: - Het karakter en de persoonlijkheid veranderd. Ze zijn vaak minder gemotiveerd! - Het denken wordt anders. Ze onthouden en berijpen minder goed, problemen kunnen ze minder goed oplossen en het tempo van denken wordt dus trager. - Ze kunnen veel moeilijk nieuwe dingen leren. Het gaat trager en moeten veel meer moeite doen om het te snappen. Sociaal Na het 67ste levensjaar gaan mensen met pensioen. Vaak hebben mensen daar veel contacten. Het wegvallen van deze groep mensen kan voor sommige vaak moeilijk zijn. Ze hebben dan veel minder mensen en kunnen in een sociaal isolement raken. Omdat ze niet meer kunnen werken kunnen mensen zich ook zinloos gaan voelen. Andere mensen gaan een andere invulling van de dag en week zoeken. Veel ouderen doen vrijwilligers werk! Andere sociale problemen zijn: - Geld gebrek en een ziekte waardoor ze weinig dingen kunnen ondernemen. Het hangt af van anderen wat ze kunnen doen. - Ze kunnen zich eenzaam voelen - Steeds meer mensen om hen heen overlijden. Blaasontsteking Wat is blaasontsteking? Cystitis en urineweginfectie worden ook wel gebruikt voor blaasontsteking. Bij een blaasontsteking is het slijmvlies van de blaaswand ontstoken. Deze ontsteking wordt veroorzaakt door bacteriën van buitenaf. De bacteriën komen via de urine in de urinewegen en kan dan het slijmvlies besmetten. Het is niet besmettelijk, maar het kan wel vaker terug komen. Cystitis komt vaker voor bij vrouwen. Dit komt door de korte urinebuis. Oorzaak De oorzaak van blaasontsteking is dus een ontsteking in het blaaswandslijmvlies. Dit kan ontstaan door: - Seks - Een katheter (via buitenkant komen bacteriën binnen) - Retentieblaas (altijd achterblijvende urine in de blaas) - Een verminderde weerstand - Slechte hygiëne - Diabetes mellitus - Wassen van geslachtsdeel met bepaalde zeep - Blaas- of nierstenen Symptomen Kenmerken van een blaasontsteking zijn: - Vaak plassen Jolanda Vermeulen Pagina 42 - Pijn Misselijkheid Pijnlijk branderig gevoel Bloed of pus in urine Niet kunnen ophouden bij aandrang Pijn in rug Slecht ruikende urine Troebele urine Kleine beetjes plassen Diagnose en behandeling Om er achter te komen of er een blaasontsteking aanwezig is wordt er een urineonderzoek gedaan. De ochtendurine moet worden opgevangen in een urinecontainer en naar de huisarts worden gebracht. Daar wordt de samenstelling van urine bepaald en gekeken naar bepaalde bacteriën. Als er uit is gekomen dat er een blaasontsteking aanwezig is wordt er meestal een antibiotica kuur voorgeschreven. Het is dan binnen enkele dagen weg. Verder is het belangrijk dat je veel blijft drinken, regelmatig gaat plassen en goed let op hygiëne. Ziekte van Parkinson Wat is Parkinson? De ziekte van Parkinson is een aandoening aan het zenuwstelsel waarbij bepaalde cellen in de hersenen, die dopamine produceren, afsterven. Er is daardoor een tekort aan de neurotransmitter dopamine. Dopamine is een stof waarmee hersencellen signalen doorgeven aan andere hersencellen. Door het dopaminetekort worden de spierbewegingen niet meer goed aangestuurd. Het is een chronische ziekte die zich langzaam ontwikkelt. Parkinson komt voor bij mannen en vrouwen. De meeste mensen met Parkinson zijn ouder dan 65 jaar. Oorzaak De oorzaak van Parkinson is een tekort aan dopamine. Dit tekort is ontstaan in de hersenen. De substantia nigra is een bepaald gebied in de hersenen. Hier wordt in cellen dopamine gemaakt. Doordat de cellen in dit deel van de hersenen zijn afgestorven is er te weinig dopamine in de hersenen. Dopamine zorgt voor makkelijk bewegen van spieren. Door het tekort aan dopamine reageren spieren langzaam of zelfs helemaal niet meer op signalen van de hersenen. Hoe het kan dat het lichaam te weinig dopamine aanmaakt is onbekend. De ziekte van Parkinson is wel erfelijk. Symptomen De ziekte van Parkinson heeft de volgende symptomen: - Beven en trillen (tremor) dat begint in de vingers - Spierstijfheid (rigiditeit) Jolanda Vermeulen Pagina 43 - Houterig bewegen Voorovergebogen lopen met schuifelende pasjes, kijkend naar de grond zonder armen te bewegen. Maskergelaat Zacht en onduidelijk praten Kan gemaakt speeksel niet doorslikken Verhoogde talkproductie (vette huid) Slecht leesbaar handschrift en klein schrijven door beven Slikproblemen Kwijlen Depressief Vergeetachtig Afvallen Veel zweten Slechte coördinatie en daardoor vaak vallen Moeilijk op gang kunnen komen en kunnen stoppen met lopen. Diagnose en behandeling De diagnose wordt gesteld door te kijken naar de symptomen. Aanvullend door een CT-scan, MRI-scan of bloedonderzoek. De behandeling van de ziekte van Parkinson bestaat uit: - Therapieën zoals fysiotherapie, logopedie en ergotherapie - Praten met een psycholoog - Medicijnen die de klachten van Parkinson verminderen. Bijvoorbeeld Levodopa om het trillen minder te maken. Dit medicijn kan je wel bijwerkingen geven. Bijvoorbeeld droge mond, misselijkheid, verwardheid en onwillekeurige bewegingen. Er zijn geen medicijnen om de ziekte van Parkinson te genezen. MS Wat is MS? MS staat voor Multiple sclerose is een chronische aandoening aan het centrale zenuwstelsel. De bescherm- en isolatielaag rondom de zenuwen in hersenen, ruggenmerg en oogzenuwen is beschadigd. Die bescherm laag is gemaakt van myeline. Die zorgt ervoor dat de zenuwen prikkels snel doorgeven. Bij MS worden signalen die door de zenuwen lopen komen niet meer goed doorgegeven. Hierdoor kunnen onder andere problemen ontstaan met lopen, voelen en zien. Het is geen spierziekte! Het kan wel zijn dat mensen door MS spieren nauwelijks of niet meer kunnen bewegen. De ziekte begint tussen de 20 en 40 jaar. Ongeveer 17.000 mensen in Nederland hebben MS. Het komt 2,5 keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Oorzaak De oorzaak van MS is onbekend. Wel heeft de stof myeline er iets mee te maken. Het immuunsysteem reageert extreem op myeline bij MS. Die wordt dan afgebroken en daardoor kunnen de prikkels niet goed worden doorgegeven. Jolanda Vermeulen Pagina 44 Oligodendrocyten zijn steuncellen in de hersenen. Die maken myeline aan. Bij MS gaan deze cellen weg en wordt de bescherm- en isolatielaag rondom de zenuwbaan minder dik of verdwijnt. MS is niet erfelijk, maar er zijn wel genen die bij de ziekte horen. Zij hebben te maken met de werking van het immuunsysteem. Verder factoren die de kans op MS vergroten: - Vitamine D gebrek - Roken - Verkeerde leefstijl - Epstein-Barr virus - Hormonen - Klimaat - Voeding Symptomen Op het begin is MS moeilijk te herkennen. De eerste klachten die voorkomen zijn: slecht zien, spraakproblemen, evenwicht- en coördinatiestoornissen, geheugenstoornissen en vermoeiheid. Daarna ontstaan er symptomen zoals: - Krachtverlies - Krampen - Stijfheid - Spasticiteit - Tintelingen - Spierpijn - Doofheid - Koude voeten/handen - Spraakstoornis - Duizeligheid - Zenuwpijn - Dubbelzien - Zenuwontsteking van een of allebei de ogen - Incontinentie - Retentieblaas - Geen zin meer in seks - Obstipatie - Moeheid - Snel vermoeid - Depressie - Angst - Concentratieverlies - Verlammingen - Geheugenverlies Diagnose en behandeling Jolanda Vermeulen Pagina 45 De diagnose van MS is heel moeilijk te stellen. De symptomen zijn bij geen persoon het zelfde en kunnen ook bij andere ziektes horen. Daarnaast is er ook geen onderzoek die het met zekerheid kan aangeven. De diagnose zal geprobeerd worden te stellen doormiddel van een MRI-scan van de hersenen en het ruggenmerg, een bloedonderzoek, onderzoek van het liquor doormiddel van een ruggenprik. MS kan nog niet genezen worden. Ook is er geen vaste behandeling. Er zijn medicijnen die symptomen van MS behandelen en aanvallen stoppen. Daarnaast kan er gebruik gemaakt worden van revalidatie, ergotherapie, fysiotherapie en alternatieve methoden. Dit is bijvoorbeeld bijvoorbeeld acupunctuur. Obstipatie Wat is obstipatie? Een obstipatie (ook wel constipatie genoemd) is een verstopping in de darmen. Het is een van de meest voorkomende darmproblemen. Obstipatie ontstaat als de ontlasting te lang in de dikke darm blijft zitten. Het vocht wordt dan uit de ontlasting gehaald en de ontlasting wordt harder en droger. Het is moeilijker de ontlasting er uit te krijgen. Obstipatie komt voor bij alle leeftijden en geslachten. Wel meer bij vrouwen dan bij mannen. Éen op de vijf mensen lijdt aan chronische (langdurige) obstipatie. Oorzaak Obstipatie kan veel oorzaken hebben. De meest voorkomende is tekort aan vezels in voeding en te weinig beweging. Daarnaast kan de oorzaak ook nog zijn: - Verandering in leefstijl - Onvoldoende drinken - Niet naar het toilet gaan als je aandrang hebt - Bepaalde medicijnen (pijnmedicatie, diuretica, antidepressiva enz.) - Bepaalde ziekten, zoals beroerte, prikkelbare-darmsyndroom, ziekte van Parkinson en diabetes) - Zwangerschap en bevalling - Vernauwing van de darmen - Verkeerd gebruik van bekkenbodemspieren - Psychische factoren (stress, angst enz.) . Symptomen De symptomen van obstipatie zijn: - Minder dan 3x per week ontlasting - Harde of keutelvormige ontlasting - Je moet hard persen om de ontlasting te krijgen - Het gevoel dat je darmen niet helemaal geleegd kunnen worden - Opgeblazen gevoel - Buikpijn - Harde buik - Aambeien en kloofjes bij de anus Jolanda Vermeulen Pagina 46 - Maagpijn of maagkramp - Het gevoel dat je darmen geblokkeerd worden - Winderigheid - Overloopincontinentie / paradoxale diaree (verlies van ontlasting) De klachten kunnen apart voorkomen, maar ook meerdere tegelijk. Diagnose en behandeling Om vast te stellen of je een obstipatie hebt doet de huisarts een lichamelijk onderzoek. Als het nodig is, doet hij een inwendig onderzoek via de anus (rectaal toucher). Hij kan je ook doorverwijzen naar een maag-, darm- en lever arts (MDL-arts) of internist voor onderzoeken. De behandeling van obstipatie bestaat uit: - Voedingrijk voedsel - Bekkenbodemfysiotherapie - Medicijnen (laxeermiddelen) - Klysma - Veel bewegen - Vochtbinders in de darm Decubitus Wat is decubitus? Decubitus wordt ook wel ‘doorliggen of doorzitten’ genoemd. Decubitus is een beschadiging van de huid en de weefsels die daar onder liggen. Decubitus ontstaat door te lang in de zelfde houding liggen of zitten. De bloedvaten worden op die plek dicht gedrukt en er kan een vorm van decubitus ontstaan. Decubitus komt het meest voor op de stuit, hielen, oren, achterhoofd, wervelkolom, heupen, knieën, enkels en schouderbladen. Decubitus wordt verdeeld in verschillende graden: Graad 1: niet wegdrukbare rode plek van de huid die nog heel is. Warmte, verkleuring, oedeem en verharding horen erbij. Graad 2: blaar of ontvelling. Er is een kleine wond en de lederhuid (dermis) is al een beetje kapot. Graad 3: Kapotte huid met eventueel weefselversterf (necrose) van de huid en onderhuids weefsel (subcutis). Graad 4: Uitgebreide schade of afsterven van het weefsel. Dit kan zijn met of zonder schade van opperhuid (epidermis) of lederhuid (dermis).De schade kan zich zijn tot aan het onderliggende bindweefselvlies (fascie). Dat zijn botten, spieren en pezen. Decubitus kan voorkomen worden door: - De huid droog te houden - De huid elke dag na te kijken en met goede hygiëne te verzorgen - Te zorgen voor een schone, gladde en droge ondergrond - Te zorgen voor een goede houding - Regelmatig te wisselen van houding - De hielen vrij te houden bij rugligging - Regelmatig te zorgen voor beweging Jolanda Vermeulen Pagina 47 - Te zorgen voor een goede voedingstoestand Gebruik te maken van hulpmiddelen bij een bedlegerige zorgvrager (AD-matras) Oorzaak Decubitus kan worden veroorzaakt door: - Intrinsieke (inwendige) factoren - Extrinsieke (uitwendige) factoren Intrinsieke factoren zijn: slechte doorbloeding in de bloedvaten, medicijnen die de wijdte van bloedvaten beïnvloed, zuurstof tekort van de weefsels, een slechte voedingstoestand, door medisch handelen (iatrogeen) bijvoorbeeld na een paar weken in het gips, leeftijd, psychische factoren, beweging, gewicht, incontinentie en lichaamstemperatuur. Druk is een uitwendige factor. Druk is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van decubitus. De grootte, duur en richting van de druk zijn ook nog belangrijk voor het gevolg. Andere extrinsieke factoren zijn: de houding hoe iemand ligt, de verzorging van de huid en vochtigheid (zweten, urine). Symptomen De symptomen van decubitus verschillen per graad. Symptomen die je kunt tegenkomen bij decubitus zijn: Graad 1: - Roodheid - Niet wegdrukbare plekken - Rode huid - Warme huid - Huid verhardt - Oedeem - Pijn Graad 2: - Blaren - Ontvelling - Open wond - Verlies lederhuid Graad 3: - Huidlaag is bijna helemaal weg Graad 4: - Necrose (weefselversterf) - Bot, pezen en spieren kun je zien liggen - Afstervende korst Diagnose en behandeling De diagnose wordt gesteld door een huisarts. Hij kijkt welke graad wond het is en of er een infectie aanwezig is. Hij kijkt ook naar de behandeling. Bij de behandeling worden alle preventie maatregels gebruikt. Het is belangrijk dat de wond schoon blijft. De oorzaak zal worden gezocht en weg worden geprobeerd te halen. Bij Jolanda Vermeulen Pagina 48 necrose moet het weefsel worden verwijderd tijdens een operatie. Er kan ook gebruik worden gemaakt van gazen en wondverbanden. Pneumonie Wat is pneumonie? Een pneumonie is een longontsteking. Het is een ontsteking de longblaasjes (alveoli), allerkleinste vertakkingen van de bronchiën en het weefsel wat er omheen zit. Als er een ontsteking zit probeert het lichaam deze op te ruimen. Er ontstaat daarbij slijm. Door het slijm en de ontsteking is het moeilijk voor de longblaasjes om zuurstof op te nemen. Als beide longen ontstoken zijn is het een dubbele of bilaterale longontsteking. Een gezond mensen heeft genoeg weerstand in het lichaam om tegen een longontsteking. Bij zwakkere (ouderen, alcoholisten, mensen met verwondingen) kan een pneumonie wel fataal zijn. Een longontsteking kan besmettelijk zijn. Dit hangt van de oorzaak. Per jaar krijgen ongeveer 172.000 mensen in Nederland een longontsteking. De meesten gevallen zijn jonger dan 10 jaar of ouder dan 55 jaar. Oorzaak De oorzaak van een longontsteking is vaak een virus of bacterie. Vaak begint het met een virus en daar komen dan bacteriën bij. Het kan ook zijn dat de oorzaak een combinatie is van een virus en bacterie. De meest voorkomende ziekteverwekker (een bacterie) is de pneumokok (Streptococcus pneumonia). Bacteriën komen in ons lichaam doordat we ze inademen. Ook kunnen ze via de keelholte binnen komen tijdens het verslikken. Dit noemen we dan aspiratiepneumonie. De kans dat je een pneumonie krijg is ook groter: - Als je een lage weerstand hebt (door medicijnen, ziekte, hevige verkoudheid of griep) - Als je leeftijd tussen de 0-9 jaar is of boven de 55 is - Als je longen chronisch ontstoken zijn (COPD, astma en bronchiëctasieën) - Als je rookt (of meerookt). Rokers hebben 4x zo grote kans op pneumonie - Bij luchtvervuiling - Bij diabetes - Bij hartproblemen - Bij ondervoeding - Bij inslikken van voorwerpen - Bij verslikken - Bij verlamming of bewusteloosheid - Bij slikstoornissen - Veel bedrust (de longventilatie werkt dan veel minder goed) Symptomen De belangrijkste symptomen bij een pneumonie zijn: benauw gevoel, hoesten, koorts, spierpijn en vermoeidheid. Daarnaast heb je bij een longontsteking vaak last van: - Pijn - Ophoesten van geel of groen slijm en soms wat bloed Jolanda Vermeulen Pagina 49 - Spierpijn - Pijn bij de long / borst - Rillen en klappertanden - Kortademigheid - In erge gevallen verwardheid De ontsteking zelf doet geen pijn, maar ademhalen doet vaak wel pijn. Ook kan irritatie van het longvlies pijnlijk zijn en kunnen de spieren rond de borst en rug pijn gaan doen door het veel hoesten Diagnose en behandeling Door er achter te komen waar de symptomen van af komen en een lichamelijk onderzoek uit te voeren kan de huisarts een pneumonie vaststellen. Het lichamelijke onderzoek bestaat uit: - Het luisteren naar de longen met een stethoscoop - Vragen naar klachten en de duur ervan - Eventueel kan er een röntgenfoto worden gemaakt (Lucht is zwart op de foto/ witte plekken zijn ontstekingen). De oorzaak van een longontsteking kan vast worden gesteld doormiddel van sputumkweek (bloed- of slijmtesten). Hij onderzoekt of er een virus en/of bacterie aanwezig is. De behandeling ligt aan de oorzaak (virus of bacterie) van de longontsteking. Bacteriën kunnen met antibioticum (ampicilline of doxycycline) worden besteden en virussen niet. Toch wordt er vaak een kuur voorgeschreven, omdat het moeilijk is te zeggen of het echt van een bacterie afkomt. Kuren moeten altijd worden afgemaakt! Bij een ernstige longontsteking kan er opname in het ziekenhuis nodig zijn. Er wordt dan antibiotica per infuus (het komt dan sneller in het bloed) en tijdelijk zuurstof gegeven. Bij gezonde mensen is de longontsteking meestal na twee tot drie weken over. Extra afdeling de Lindert en zorgboog voorbereiding Cadasil Wat is Cadasil? CADASIL staat voor Cerebrale Autosomaal Dominante Arteriopathie met Subcorticale Infarcten en Leukoencefalopathie. Het wordt ook wel Hereditaire multi-infarct dementie genoemd. Het is een erfelijke ziekte waarbij de witte stof in je hersenen wordt aangetast. In meer dan 170 families in Nederland komt Cadasil voor. Oorzaak Door een verandering (mutatie) in een bepaald gen ontstaat Cadasil. De verandering vindt plaats op chromosoom 19 bij het NOTCH3-gen. Hierdoor wordt er door het gen een verkeerd NOTCH3-eiwit aangemaakt. Normaal zorgt het eiwit ervoor dat de spiercellen in wanden van bloedvaten en kleine slagaders van het lichaam gezond worden gehouden. Het verkeerde Jolanda Vermeulen Pagina 50 eiwit blijft zitten in de gladde spiercellen van de celwand en deze sterven daardoor af. Doordat de bloedvaten hun elasticiteit verliezen en dus minder kunnen samentrekken of ontspannen. Dit komt doordat de spiercellen steeds kleiner en zwakker worden. Het bloed stroomt zo minder goed naar alle organen. De bloedvaten in de hersenen zijn vaak het ergste beschadigd en hierdoor ontstaan er vaak problemen in de hersenen, zoals migraine, herseninfarcten, dementie en depressie. De beschadigingen in de ander organen zijn vaak zo klein dat je er (bijna) niets van merkt. Ze zijn wel te zien met een microscoop. Cadasil is erfelijk. Als één van de ouders een verandering in het NOTCH3-gen heeft is de kans 50% dat het kind ook een mutatie in het NOTCH3-gen heeft. Hoe erg de aandoening is per persoon verschillend en kan binnen één familie ook heel anders zijn. Symptomen De symptomen van Cadasil zijn: - Migraine (bij ongeveer 30-40% van de patiënten) - Verlamming - Incontinentie - Moeilijkheden in het geheugen - Apathie (geen tot weinig emotie, motivatie en enthousiasme) - Stoornissen in het denkvermogen - TIA’s en herseninfarcten (vanaf gemiddeld 50 jaar) - Psychische problemen (bij ongeveer 30% van de patiënten) - Dementie - Aura (beginverschijnselen van epileptische aanval) - Stemmingsstoornissen - Karakter veranderingen - Epilepsie - Hemiparesis (verlamming van een kant van het lichaam) Diagnose en behandeling Om vast te stellen dat iemand Cadasil heeft zijn verschillende manieren: - DNA-onderzoek in het bloed - Stukje huidweefsel weghalen (biopt) en bekijken onder een elektronenmicroscoop. Zo kunnen ze afwijkingen zien in de slagadertjes. - MRI-onderzoek Cadasil is niet te genezen, alleen de symptomen kunnen behandeld worden zoals die van bijvoorbeeld epilepsie N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel) Wat is een N.A.H? N.A.H staat voor niet aangeboren hersenletsel. Het is een aandoening die je pas op ‘latere’ leeftijd krijgt, dus niet met je geboorte of net erna. Er is een hele kleine kans op genezing van een N.A.H. NAH is geen diagnose maar een naam voor verschillende aandoeningen in de Jolanda Vermeulen Pagina 51 hersenen. In Nederland krijgen er per jaar 130.000 (nieuwe) mensen te maken met een van hersenletsel. Oorzaken Er zijn twee oorzaken voor niet aangeboren hersenletsel: - Traumatische oorzaak (oorzaak buiten het lichaam) De oorzaken kunnen als volgt worden ingedeeld - Zonder schedelletsel: Verkeersongelukken Vallen Geweld (slaan, steken etc.) - Met schedelletsel: Botgedeeltes in hoofd na een schedelbreuk Voorwerp zoals een kogel, steekwapen of ijzeren voorwerp in de schedel - Niet-traumatische oorzaak (de oorzaak ligt in het lichaam) Herseninfarcten Tumoren Virussen en bacteriën Kanker (soms ook door het bestralen) Zuurstof tekort Vergiftiging van de hersenen Multiple-Sclerose, ziekte van Parkinson, ziekte van Alzheimer, Creutzfeld-Jacob Gevolgen / symptomen De gevolgen van een niet aangeboren hersenletsel zijn heel verschillend. Het heeft te maken met de ernst en de plaats van de beschadigingen. De gevolgen kunnen zich uiten in: - Communicatiestoornissen: moeite met spreken, luisteren, lezen, schrijven. - Sensorische en visuele stoornissen: problemen met gehoor, reuk, zien, voelen en proeven en geen doelgerichte handelingen uitvoeren bv. Volgorde aankleden (apraxie) - Lichamelijke stoornissen: verlamming, moeilijk of niet kunnen lopen, spasticiteit, verstoord evenwicht, verstoorde coördinatie, verminderde fijne motoriek, slikproblemen, incontinentie, moeheid, hoofdpijn, epilepsie, slaapstoornissen, één helft van het gezichtsveld is uitgevallen (Hemianopsie) en neurologische stoornissen. - Taal- en spraakproblemen: verminderde woordenschat, moeilijk kunnen omgaan met cijfers, problemen met taal (gebruik en verstaan), verlamming of verminderde controle over spraakspieren en onduidelijk praten (afasie) - Sociale stoornissen: problemen met sociaal contact, verminderde zelfkritiek en egoïstisch gedrag. - Emotionele en gedragsmatige stoornissen: verandering van de persoonlijkheid, snel geïrriteerd, woedeaanvallen, angststoornissen, onverschilligheid, rusteloosheid, impulsiviteit, zelfbewustzijn is verminderd, depressie en verminderde motivatie. De gevolgen kunnen zichtbaar en/of onzichtbaar zijn. Moeilijk of niet kunnen lopen is bijvoorbeeld zichtbaar en veel hoofdpijn hebben onzichtbaar. Jolanda Vermeulen Pagina 52 Behandeling en revalidatie De revalidatie en behandeling van een niet aangeboren hersenletsel bestaat vooral uit veel trainen en oefenen. De eerste periode wordt de persoon uitgebreid geobserveerd en getest om een zo goed mogelijk te kijken wat iemand nog kan en wat zijn beperkingen zijn. De behandeling van een zorgvrager met N.A.H is verdeeld in drie fases: - Fase 1: Deze vind plaats in het ziekenhuis en hier proberen ze de oorzaak van het hersenletsel zoveel mogelijk weg te nemen en verder weefselbeschadiging tegen te gaan. - Fase 2: Meestal in het revalidatiecentrum. Hier willen ze de beperkingen en stoornissen die als gevolg zijn gekomen van het hersenletsel verminderen. Motorische stoornissen en beperkingen in het dagelijks leven worden in het centrum gedaan en gedrags- en emotiestoornissen bij een psycholoog of psychiater. - Fase 3: In deze fase gaan ze voor terug keer in de maatschappij dus leren met beperkingen om te gaan en leren de veranderingen in het gedrag die ze aan het N.A.H hebben overgehouden te accepteren. Onderdelen van behandelingen kunnen bestaan uit: - verwerking van het verlies van dingen die je eerst wel kon - leren gebruiken van aanpassingen - verbeteren van de lichamelijke conditie alsmede het mobiliseren - verbeteren van communicatie - trainen van vaardigheden, zoals het huishouden - cognitieve training - inzicht krijgen in wat kan ik en wat kan ik niet - trainen van sociale vaardigheden, bijvoorbeeld invullen van vrije tijd - arbeidsgewenning De ondersteuning van familie en vrienden is tijdens de revalidatie heel belangrijk. Het team dat iemand begeleid tijdens zijn revalidatie bestaat uit: - Revalidatie-arts - Neuro-psycholoog - Fysiotherapeut - Ergotherapeut - Logopedist - Maatschappelijk werker - Psychiater - Activiteitenbegeleider Verpleegkundige Sport, spel en muziektherapeuten Spina Bifida Wat is Spina Bifida? Spina Bifida, beter bekend als een open rug, is een aangeboren afwijking. Een open rug ontstaat in de eerste 4 weken van de zwangerschap. Er zijn een of meer ruggenwervels niet Jolanda Vermeulen Pagina 53 gesloten. Daardoor zit er een spleet in de wervelkolom. De afwijking zit meestal bij de lendenwervels (lumbaal), maar soms ook bij het heiligbeen (sacraal) of de borstwervels (thoracaal). Spina bifida is een neuraalbuisdefect (stoornis in de ontwikkeling van het zenuwstelsel). Je hebt twee vormen van Spina Bifida: - Spina Bifida aperta. Bij deze vorm van Spina Befida is de huid en het vlies om het ruggenmerg open. Je ziet het meteen bij de geboorte. Er zit een soort wond in de rug. Het kan zijn dat het ruggenmerg door de spleet naar buiten komt. Dit heet meningocèle. - Spina Bifida occulta. Er is wel huid over het ruggenmerg gegroeid en is geen wond. De huid is vaak wel anders. Boven de bilnaad zit een verkleurde of behaalde plek, een vetophoping, een bult of putje. Per jaar worden er ongeveer 80 kinderen met een ‘open ruggetje’ geboren. Spina Bifida komt vaker voor bij meisje dan bij jongens. Oorzaak Het ontstaat in de eerste 4 weken van de zwangerschap. Dit is de tijd waarin het ruggenmerg en de wervelkolom wordt aangelegd. Er is nog geen duidelijke oorzaak voor Spina Bifida gevonden. Wel is het duidelijk dat het gedeelte erfelijk is en dat bij bepaalde families de kans groter is dan bij anderen. De kans op een kind met een ‘open ruggetje’ wordt verhoogd door: - Een moeder met diabetes - Het slikken van bepaalde medicijnen (tegen epilepsie) - Te weinig foliumzuur (een vitamine dat nodig is voor de aanleg van het ruggenmerg) - Een moeder die ouder is dan 40 jaar Symptomen De symptomen van Spina Befida verschillen per vorm. De symptomen zijn: - Zwelling in de rug - Zachte, rode zwelling - Scheefgegroeide bilnaad - Deel van de benen gevoelloos - Benen voelen koud aan - Slechte nagel en haar groeien op de benen - Retentieblaas - Incontinent - Vaak obstipatie - Waterhoofd (hydrocefalie) - Leerproblemen - Epilepsie - Scoliose (verkromming van de rug) - Korte benen - Beenlengteverschil - Voetafwijkingen - Verlammingen - Gevoelsstoornissen - Minder spierkracht Jolanda Vermeulen Pagina 54 - Andere aangeboren afwijkingen (schisis, navelbreuk, breuk van het middenrif) Diagnose en behandeling Spina Befida kan worden ontdekt / vastgesteld doormiddel van: - Prenatale onderzoeken (echo, vruchtwaterpunctie) - Bloedonderzoek - MRI-scan - Röntgenfoto - Echografie Bij de behandeling van een ‘open ruggetje’ is vaak een heel team betrokken. Meestal bestaat deze uit een kinderarts, kinderneuroloog, kinderchirurg, orthopeed, uroloog, revalidatiearts, fysiotherapeut en een maatschappelijk werker. De behandeling begint met een operatie om het ruggenmerg los te maken (verborgen) of om de rug te sluiten (open). Dit gebeurt een paar dagen na de geboorte en de operatie duurt twee tot drie uur. Na 3 weken mag de baby ongeveer naar huis. Daarna bestaat de behandeling uit: - Behandelen van de complicaties - Fysiotherapie - Plasproblemen behandelen (medicijnen, incontinentiemateriaal of oefeningen) - Met hulpmiddelen leren omgaan Herseninfarct Wat is een hartinfarct? Een herseninfarct is een vorm van een cerobrovasculair accident (CVA). Het is de nietbloederige vorm. Bij een herseninfarct wordt een bloedvat in de hersenen even afgesloten. Het hersenweefsel krijg dan geen bloed, dus geen voeding en zuurstof. Het hersenweefsel raakt beschadigd of sterft af. Deze afsluiting wordt veroorzaakt door een bloedpropje. Dit kan zijn een: - Trombus. Dit is een bloedprop in het bloedvat - Embolie. Een bloedprop die met de bloedstroming mee is gekomen en blijft hangen. Als de gevolgen binnen 24 uur weer verdwijnen spreken we van een TIA. Dit staat voor Transiënt Inchemisch Attack. De gevolgen verdwijnen weer, omdat het hersenweefsel nog heeft kunnen herstellen. De afsluiting van het bloedvat heeft dan niet zo lang geduurd. Een TIA is een voorbode van een trombose (herseninfarct). Mannen krijgen vaker een herseninfarct dan vrouwen. Het belangrijkste bij een herseninfarct is het bellen van 112. Dit moet meteen gebeuren!! Oorzaak De oorzaak voor een niet bloedige CVA (herseninfarct) is een afsluiting van de hersenen. Doordat een trombus in de hersenslagader of een embolie die in de hersenslagader blijft hangen. Er ontstaat een wond, omdat de wond afsterft. Deze trombus of embolie kan Jolanda Vermeulen Pagina 55 ontstaan door van een (slag)aderverkalking (alterosclerose) of trombo-embolie. Bij aderverkalking slibt de slagader dicht. Er zitten vetten aan de binnenkant van de bloedvaten en als die een stukje afbreekt kan hij de ‘weg van het bloed’ blokkeren. Ook kan de vetlaag zo dik zijn dat er geen bloed meer door kan. Dit duurt wel heel lang. Een trombo-embolie is een bloedprop die wegschiet. Het ontstaat als een trombus losschiet en in een bloedvat blijft hangen. De meeste komen voor in de halsslagaderen, het hart en de hartkleppen. Dingen die kans op een herseninfarct vergroten: - Hoge bloeddruk - Roken - Hart en vaat ziekten in de familie - Op oudere leeftijd zijn - Hoog cholesterolgehalte - Overgewicht - Weinig lichaamsbeweging - Diabetes Mellitus Symptomen Hoe groot/ernstig de gevolgen (en dus de symptomen) zijn hangt af van de plaats en de grootte van het beschadigde hersenweefsel. De ene persoon zal wat meer van lichaamsfuncties last hebben, de ander van gevoelens en de ander van emoties. Deze liggen in verschillende gedeeltes van de hersenen. Het is dus afhankelijk van waar het infarct afspeelt. De symptomen van een herseninfarct kunnen zijn: - Verlamming (meestal aan een kant) - Gevoelsstoornissen - Hemianopsie - Slikstoornissen door verlamde spieren in gezicht en mond - Afasie (Een taalstoornis die ontstaat bij uitval linker hersenhelft). Twee soorten motorische afasie: weet wat hij wil zeggen, maar kan woorden niet uitspreken. Sensorische afasie: ziet of hoort een woord maar weet/berijpt niet wat het betekent. - Spraakstoornissen - Overlijden - Dingen vergeten - Depressie - Gedragsveranderingen Diagnose en behandeling Om erachter te komen of er een herseninfarct is geweest wordt er gebruik gemaakt van een CT-scan, MRI-scan van de hersenen, bloedonderzoek of ECG (hartflimpje) De behandeling van een trombose bestaat uit trombolyse (antistolling) om het stolsel op te lossen. Dit is een infuus met een medicijn dat stolsels oplost. Dit moet binnen 4,5 uur na de eerste verschijnselen van een infarct. De patiënt mag geen bloedverdunners gebruiken. Daarnaast ontstaat er een behandeling die er voor zorgt dat er geen nieuwe herseninfarct of andere hart- en vaatziekten ontstaat. Er worden nieuwe leefregels gegeven en ervoor gezorgd dat er aan wordt gehouden (afvallen, gezonde voeding, stoppen met roken, minder Jolanda Vermeulen Pagina 56 alcohol). Ook kan er medicijnen voor worden geschreven bijvoorbeeld anticoagulanta (verkomt nieuwe stollingen), bloedverdunners, bloeddruk en cholesterolgehalte verlagers. Vegetatieve toestand Wat is vegetatieve toestand? Een vegetatieve toestand is een vorm van bewustzijnsverlies. Iemand kan zijn basisfuncties die nodig zijn om te leven in stand houden, maar heeft geen bewustzijn. Iemand zijn vermogen om bewust te denken en handelen is voor altijd weg. Een patiënt voert geen opdrachten uit, spreekt geen woorden, zijn vitale functies zijn verstoord en zijn motorische reactie verbetert niet. Het lijkt of de persoon slaapt, maar bij een vegetatieve toestand heeft degene wel zijn ogen open. Iemand is in deze toestand ook niet te wekken (net zoals bij slaap). Alles wat deze mensen doen zijn reflexen en doen ze zonder reden. Deze toestand kan wel jaren duren. Mensen in een vegetatieve toestand worden zo veel mogelijk alleen en in rust gelaten. Niemand kan eigenlijk meer aan de situatie doen. Oorzaak De oorzaak van een vegetatieve toestand is een hersenbeschadiging. Meestal is dit door een ongeluk of zuurstofgebrek. Voorbeelden van een ongeluk zijn: slagen, stoten, valpartij en verkeersongeluk. Zuurstofgebrek kan door zelfmoordpogingen, verdrinken of bijvoorbeeld een CVA. Er is dan een grote beschadiging verspreid over de grote hersenen. Ook vergiftiging of vochtophoping na een operatie komt ooit voor. Symptomen De kenmerken van iemand in een vegetatieve toestand zijn: - Stofwisseling blijft bestaan - Haalt zelf adem - Glimlachen - Roepen - Bewegen van een arm of been - Openen en sluiten van de ogen - Gaapt - Heeft een dag- en nachtritme - Slikt - Geeft reflexen Diagnose en behandeling Doormiddel van de Glascow Coma Scale wordt er bepaald of iemand in een vegetatieve toestand is. Mensen in een vegatatieve toestand worden zoveel mogelijk met rust gelaten. Er is toch bijna niets meer aan de doen. Alleen specifieke behandeling kan op een paar plaatsen in Nederland. Er is daar een behandelprogramma die wordt gebruikt bij mensen die minder Jolanda Vermeulen Pagina 57 lang dan 6 maanden in verminder bewustzijn zijn. Ze willen hem bij bewustzijn krijgen en hem een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Deze behandeling is voor mensen boven de 50 jaar. Je hebt ook nog zintuigstimuleringstherapie. Ze geven heel veel prikkels en hopen daarmee de patiënt actief op te wekken. Jolanda Vermeulen Pagina 58