uitwerking ziektebeelden BPV-1 UITGEWERKT

advertisement
Ziektebeelden BPV-1
Jolanda Vermeulen
Pagina 1
Inhoudsopgave
ORO ......................................................................................................................................................... 4
De ontwikkelingsfasen van de mens beschrijven................................................................................ 4
Baby ................................................................................................................................................. 4
Peuter .............................................................................................................................................. 4
Kleuter ............................................................................................................................................. 5
Schoolgaand kind ............................................................................................................................ 6
Syndroom van Down ........................................................................................................................... 7
N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel) ................................................................................................ 9
Epilepsie ............................................................................................................................................ 11
Autisme (PDDNOS, Asperger) ............................................................................................................ 13
Dwangstoornis................................................................................................................................... 15
Automutilatie .................................................................................................................................... 17
COPD.................................................................................................................................................. 19
PKU .................................................................................................................................................... 22
Contracturen ..................................................................................................................................... 23
Spasmen ............................................................................................................................................ 24
Diabetes Mellitus............................................................................................................................... 25
Savant .................................................................................................................................................... 28
COPD.................................................................................................................................................. 28
CVA .................................................................................................................................................... 31
Reumatoïde artritis ........................................................................................................................... 33
Artrose ............................................................................................................................................... 34
Vasculaire dementie .......................................................................................................................... 36
Ziekte van Alzheimer ......................................................................................................................... 38
Fasen dementie ................................................................................................................................. 39
De oudere gezonde mens met beperkingen ..................................................................................... 41
Diabetes Mellitus....................................................................... Ошибка! Закладка не определена.
Blaasontsteking ................................................................................................................................. 42
Ziekte van Parkinson ......................................................................................................................... 43
MS...................................................................................................................................................... 44
Jolanda Vermeulen
Pagina 2
Obstipatie .......................................................................................................................................... 46
Decubitus........................................................................................................................................... 47
Pneumonie ........................................................................................................................................ 49
Extra afdeling de Lindert en zorgboog voorbereiding........................................................................... 50
Cadasil ............................................................................................................................................... 50
N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel) .............................................................................................. 51
Spina Bifida ........................................................................................................................................ 53
Herseninfarct ..................................................................................................................................... 55
Vegetatieve toestand ........................................................................................................................ 57
Jolanda Vermeulen
Pagina 3
ORO
De ontwikkelingsfasen van de mens beschrijven
De ontwikkelingsfasen van een mens tot twaalf jaar
1e levensjaar
1 – 4 jaar
4 – 6 jaar
6 – 12 jaar
Baby
Peuter
Kleuter
Schoolgaand kind
Baby
Een baby is een persoon in zijn eerste levensjaar.
Lichamelijk en motorisch
Een baby wordt in zijn eerste levensjaar ongeveer de helft van zijn geboortelengte langer en
ongeveer drie keer zo zwaar. Het hoofd van de baby groeit minder snel. De zintuigen voelen
en proeven (nabijheidszintuigen) zijn het beste ontwikkeld. Het kindje leert kleine speeltjes
vastpakken die ze hem aangeven, zijn hoofd optillen, zitten, zelf speelgoed pakken en
vasthouden, omdraaien, kruipen, staan, langs dingen lopen waar hij aan vast kan pakken en
(soms) lopen.
Sociaal-emotioneel
De basisgevoelens van wel of niet willen kan hij steeds beter omzetten in gevoelens die iets
zeggen over zijn geestelijke toestand, zoals blijdschap en woede. De controle heeft hij er nog
niet over. In het tweede half jaar van zijn leven hecht de baby zich erg snel. Het kind speelt al
volop. Dit is goed voor zijn zintuiglijke en motorische ervaringen.
Communicatief
Na 7 maanden gaat het kind brabbelen (combineren van klinkers en medeklinkers). Hij leert
zijn tong, lippen en strottenhoofd te beheersen. De taal van een baby bestaat naast het
brabbelen ook uit bewegingen, gezichtsuitdrukkingen en andere geluidjes. Na 9 maanden wil
het kind met zijn gedrag meer een bepaald doel bereiken. Hij wijst bijvoorbeeld naar iets wat
hij wil en maakt daarbij bepaalde klanken.
Cognitief
Er is nog geen spraken van cognitie, zoals nadenken, redeneren en onthouden van
informatie. De zintuigen en motoriek werken veel samen. Het kind reageer impulsief. Vanaf
8 maanden onthoud het kind dingen die hij met zintuigen en motoriek doet. Hij begint te
leren door herhaling en het gedrag wordt doelgericht.
Peuter
Het kind wil ‘zelfstandiger’ worden, maar ziet nog geen gevaren in. Een peuter krijgt een
eigen willetje. Hij krijgt meer controle over emoties en het eigen denken begint te komen.
Lichamelijke en motorisch
Jolanda Vermeulen
Pagina 4
Lengte en gewicht nemen snel toe. Hij is nog wat mollig en rond zijn 2e jaar is het gewicht
gemiddeld 15 kg en is hij 85 cm lang. De ontwikkeling van de zintuigen is begin peutertijd
voltooid. Aan het begin van de peuter tijd is de motoriek nog niet functioneel, maar rond het
3e levensjaar kan een kind al zelfstandig trappen, lopen of zichzelf aankleden. De fijne
motoriek ontwikkeld zich verder.
Sociaal-emotioneel
Leert met zijn emoties omgaan en deze te beheersen. Ouders hebben hierin een
voorbeeldfunctie. Goede oefeningen zijn contactspelletjes en ‘kiekeboe’ doen. Het kind leert
omgaan met emoties als papa of mama niet in de buurt is. Het kind gaat meer van zijn
ouders af en begint aan zijn eigen ontwikkeling: hij krijgt een beeld van zichzelf. Kind
beweegt, onderzoekt en herhaalt dingen. Speelgoed wordt steeds meer gebruikt, zoals het
hoort. Vanaf hun 3 jaar beginnen ze verschilt te zien in jongens en meisjes, zonder besef van
wat het inhoud. Ze beginnen interesse te krijgen in hun geslachtsorganen en ontdekken het
prettig gevoel als je ze aanraakt.
Communicatief
Woordenschat neemt toe. Van eenwoordszinnen naar tweewoordszinnen en daarna
zinnetjes met meerdere woorden. Ze vragen vaak naar waarom?
Cognitief
Ze leren nog van iets doen omdat het altijd zo gedaan wordt (conditionering). Hoe ouder,
hoe meer cognitief dus meer actief denkend. Bijvoorbeeld het leren redeneren,
herinneringen bewaren en terugroepen en probleempjes oplossen (dagelijkse leven). Het
kind kan een beeld vormen van iets wat er niet (meer) is en kan nadoen wat hij heeft gezien.
Dit is een hele belangrijke cognitieve vaardigheid in de peuterfase. Het is een manier van
denken die nodig is voor een goede taalontwikkeling.
Kleuter
Ze voelen zich vaak groot, omdat ze naar de basisschool gaan. Er wordt een begin gemaakt
van de sociale ontwikkeling: leren delen en samenspelen.
Lichamelijk en motorisch
De lichaamsbouw veranderd van mollig tot de lichaamsbouw van een volwassene. Op 6
jarige leeftijd heb je ongeveer de helft van je volwassen lengte. Fijne motoriek ontwikkeld
door: leert rennen, klimmen, fietsen, tekenen. De motorische ontwikkeling (grove en fijne) is
klaar bij ongeveer 6 jaar. Het kind leert zijn zintuigen anders te gebruiken (beter
concentreren en storende prikkels negeren).
Sociaal-emotioneel
Het kind is steeds beter in staat zijn emoties onder controle te houden. Dit doordat hij
steeds meer een eigen persoonlijkheid aan het ontwikkelend is. Daarnaast gaat het kind in
sociale contacten initiatieven nemen. Door deze contacten ontwikkelt hij een gevoel van
eigenwaarde en respect voor anderen. Handelingen, emoties en gedachten van anderen
worden makkelijk overgenomen. Dit heeft te maken met het geweten. Door hun fantasie
bedenken peuters steeds meer spelletjes, activiteiten en regels. Kleuters spelen nog niet
echt samen. Kleuters vinden het prettig om hun geslachtsorgaan aan te raken (masturbatie),
maar dit leidt nog het gevoel van een orgasme. Verschil jongen – meisje is duidelijk en
vinden elkaar leuk te vinden.
Communicatief
Jolanda Vermeulen
Pagina 5
Kind kan zich steeds beter uitdrukken en duidelijk maken wat hij bedoeld. Taal begint
belangrijker te worden in communicatie. Ze maken wel nog veel taalfouten, maar dat komt
omdat de betekenis van taal nog onduidelijk is.
Cognitief
Cognitieve vaardigheden, zoals waarnemen, concentratie en geheugen worden verder
ontwikkeld door materialen zoals puzzels en blokjes. Het vinden van oplossingen door
spelletjes als sorteren, vergelijken en combineren. Dit noemen we ontwikkelen van
procesmatig denken. Daarnaast denken ze nog niet logisch, maar intuïtief of prelogisch. Ze
kunnen geen situaties toetsen aan de werkelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan het geheim van
sinterklaas en zijn hulp sinterklaas.
Schoolgaand kind
Tussen de 6 en 12 jaar gaan de veranderingen minder snel. Er ontstaan veel meer sociale
contacten door school en sportclub. Hoe ouder het kind wordt hoe meer hij zijn eigen
identiteit krijgt en hoe meer inzichten in zichzelf en anderen.
Lichamelijk en motorisch
Het lichaam van het kind wordt groter. Rond het 6e jaar lijkt de lichaamsbouw op die van
volwassene.
Sociaal-emotioneel
Een schoolkind kan zijn emoties steeds beter benoemen en leert dat iets wat gebeurt
emoties kan oproepen. Cognitieve vaardigheden gaan een grotere rol spelen bij verwerking
en beoordeling van emoties. Een schoolgaand kind gaat relaties opbouwen en leert
manieren kennen hoe mensen op elkaar reageren en elkaar beïnvloeden . Hij krijgt
inlevingsvermogen en kan gevolgen van gedrag herkennen. Een 12 jarig kind heeft zijn eigen
normen en waarden en vriendschappen worden steeds vaster! Het kind krijgt een goed
beeld van zichzelf en kent zijn eigenschappen, leerpunt en kwaliteiten en beseft wat voor
beeld andere van hem hebben. Tussen de leeftijd 6 t/m 12 jaar leren ze samen spelen en
met spelregels omgaan.
Communicatief
De communicatiemogelijkheden worden steeds groter door beter taalbegrip en taalgebruik.
Schoolgaande kinderen leren open te staan voor meningen van anderen.
Cognitief
Leren ontwikkeld zich: rekenen, taal en schrijven. Het denken is nog concreet. Kinderen
moeten er zich iets bij voor kunnen stellen. Kinderen krijgen inzicht in tijd en kan zich beter
concentreren. Daarnaast leren ze het ordenen van dingen aan de hand van meerderen
eigenschappen (classificeren).
Jolanda Vermeulen
Pagina 6
Syndroom van Down
Wat is het syndroom van Down?
Het syndroom van Down wordt ook wel trisomie-21 genoemd. Het is een aangeboren
aandoening die vernoemd is naar dokter Down. Het woord ‘syndroom’ wordt gebruikt
omdat iemand met deze aandoening niet één enkele, maar een aantal verschillende
afwijkingen heeft. Hoe ouder de moeder, hoe groter de kans op een kind met
Downsyndroom. Per jaar worden er in Nederland ongeveer 180.000 kinderen geboren,
waarvan ongeveer 300 met downsyndroom.
Oorzaak
De oorzaak van het Down syndroom is een chromosoomafwijking. In chromosomen zitten al
onze erfelijke eigenschappen en deze bevinden zich in al onze lichaamscellen. Normaal heeft
elke cel twee stuks van elk chromosoom. Een persoon met Downsyndroom heeft van
chromosoom 21 geen twee, maar drie stuks.
Erfelijkheid
Bij ongeveer 95% van de mensen met Downsyndroom is er iets mis gegaan is bij de vorming
van de geslachtscellen van één van de ouders (ei- of zaadcellen). Het extra chromosoom ligt
dan los in de celkern. Het Downsyndroom is in dat geval niet erfelijk. Bij sommige ligt het
extra chromosoom 21 niet los in de celkern, maar zit het vast aan een ander chromosoom.
Het Downsyndroom is dan wel erfelijk.
Het syndroom kun je ontdekken tijdens de zwangerschap doormiddel van:
- Vlokkentest (11-14 weken)
- 20 weken echo (rond de 20 weken)
- Vruchtwaterpunctie (na 15 weken)
- Bloedtest
- Combinatie test (bloedonderzoek moeder, nekplooimeting kind en leeftijd moeder)
(9-14 weken)
Symptomen
Naast een verstandelijke beperkingen hebben mensen met het sydroom van Down vaak ook
last van lichamelijke afwijkingen en gezondheidsproblemen.
Kenmerken van personen met het syndroom van down zijn:
- Ronde ooghoeken
- Rond en plat gezicht
- Langere neusbrug
- Amandelvormige en scheefstaande ogen
- Vlak achterhoofd
Jolanda Vermeulen
Pagina 7
- Korte nek met extra huidplooi
- Slappe, groot lijkende tong en open mond
- Eén dwarse, doorlopende handplooi
- Vaak een ontbrekend kootje van de ringvinger
- Vaak een grotere ruimte tussen de grote- en naastgelegen teen
- Slappe banden, spieren en gewrichten (Hyperlaxiteit)
- Dun haar
- Slappe armen en benen bij de geboorte
- Een hartafwijking (bij bijna de helft van de kinderen)
- Darmafwijkingen
- Vaak overgewicht
Daarnaast kunnen er in de loop van de tijd de volgende afwijkingen nog optreden:
- Een te langzaam werkende schildklier
- Luchtweginfecties
- Problemen met het gehoor en de ogen
- Leukemie
- Autisme
- Vaak worden deze mensen ook vroeg oud. De ziekte van Alzheimer (dementie) kan
rond de 40-50e jaar ontstaan. De levensverwachting van deze mensen is gemiddeld
60 jaar!
Niveaus
Als een kind met Downsyndroom wordt geboren is niet te voorspellen hoe het zich zal
ontwikkelen. Een hele kleine minderheid heeft normale IQ tot hoog IQ.
Lichte tot matige verstandelijke handicap
70 tot 85% van de kinderen heeft lichte tot matige handicap. Het verstandelijk niveau te
vergelijken met dat van kinderen van 4 tot 12 jaar.
Ernstige verstandelijke handicap
15 tot 30% van de kinderen is ernstig verstandelijke gehandicapt. Hun verstandelijke niveau
is hetzelfde als kinderen onder de 4 jaar.
Door hun verstandelijke achterstand hebben alle mensen met het Downsyndroom hun hele
leven begeleiding en hulp nodig. De zorg voor mensen met Downsydroom en hun ouders is
veel beter geworden. Er bestaan voortaan downsyndroom-teams. Deze bestaan uit een
kinderarts, logopedist, fysiotherapeut en een maatschappelijk werker. Er bestaan ook
programma’s voor ontwikkelingsstimulering voor de kinderen en hun ouders.
Jolanda Vermeulen
Pagina 8
N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel)
Wat is een N.A.H?
N.A.H staat voor niet aangeboren hersenletsel. Het is een aandoening die je pas op ‘latere’
leeftijd krijgt, dus niet met je geboorte of net erna. Er is een hele kleine kans op genezing
van een N.A.H. NAH is geen diagnose maar een naam voor verschillende aandoeningen in de
hersenen. In Nederland krijgen er per jaar 130.000 (nieuwe) mensen te maken met een van
hersenletsel.
Oorzaken
Er zijn twee oorzaken voor niet aangeboren hersenletsel:
- Traumatische oorzaak (oorzaak buiten het lichaam)
De oorzaken kunnen als volgt worden ingedeeld
- Zonder schedelletsel:
 Verkeersongelukken
 Vallen
 Geweld (slaan, steken etc.)
- Met schedelletsel:
 Botgedeeltes in hoofd na een schedelbreuk
 Voorwerp zoals een kogel, steekwapen of ijzeren voorwerp in de schedel
- Niet-traumatische oorzaak (de oorzaak ligt in het lichaam)
 Herseninfarcten
 Tumoren
 Virussen en bacteriën
 Kanker (soms ook door het bestralen)
 Zuurstof tekort
 Vergiftiging van de hersenen
 Multiple-Sclerose, ziekte van Parkinson, ziekte van Alzheimer, Creutzfeld-Jacob
Gevolgen / symptomen
De gevolgen van een niet aangeboren hersenletsel zijn heel verschillend. Het heeft te maken
met de ernst en de plaats van de beschadigingen. De gevolgen kunnen zich uiten in:
- Communicatiestoornissen: moeite met spreken, luisteren, lezen, schrijven.
- Sensorische en visuele stoornissen: problemen met gehoor, reuk, zien, voelen en
proeven en geen doelgerichte handelingen uitvoeren bv. Volgorde aankleden
(apraxie)
Jolanda Vermeulen
Pagina 9
-
Lichamelijke stoornissen: verlamming, moeilijk of niet kunnen lopen, spasticiteit,
verstoord evenwicht, verstoorde coördinatie, verminderde fijne motoriek,
slikproblemen, incontinentie, moeheid, hoofdpijn, epilepsie, slaapstoornissen, één
helft van het gezichtsveld is uitgevallen (Hemianopsie) en neurologische stoornissen.
- Taal- en spraakproblemen: verminderde woordenschat, moeilijk kunnen omgaan met
cijfers, problemen met taal (gebruik en verstaan), verlamming of verminderde
controle over spraakspieren en onduidelijk praten (afasie)
- Sociale stoornissen: problemen met sociaal contact, verminderde zelfkritiek en
egoïstisch gedrag.
- Emotionele en gedragsmatige stoornissen: verandering van de persoonlijkheid, snel
geïrriteerd, woedeaanvallen, angststoornissen, onverschilligheid, rusteloosheid,
impulsiviteit, zelfbewustzijn is verminderd, depressie en verminderde motivatie.
De gevolgen kunnen zichtbaar en/of onzichtbaar zijn. Moeilijk of niet kunnen lopen is
bijvoorbeeld zichtbaar en veel hoofdpijn hebben onzichtbaar.
Behandeling en revalidatie
De revalidatie en behandeling van een niet aangeboren hersenletsel bestaat vooral uit veel
trainen en oefenen. De eerste periode wordt de persoon uitgebreid geobserveerd en getest
om een zo goed mogelijk te kijken wat iemand nog kan en wat zijn beperkingen zijn.
De behandeling van een zorgvrager met N.A.H is verdeeld in drie fases:
- Fase 1: Deze vind plaats in het ziekenhuis en hier proberen ze de oorzaak van het
hersenletsel zoveel mogelijk weg te nemen en verder weefselbeschadiging tegen te
gaan.
- Fase 2: Meestal in het revalidatiecentrum. Hier willen ze de beperkingen en
stoornissen die als gevolg zijn gekomen van het hersenletsel verminderen.
Motorische stoornissen en beperkingen in het dagelijks leven worden in het centrum
gedaan en gedrags- en emotiestoornissen bij een psycholoog of psychiater.
- Fase 3: In deze fase gaan ze voor terug keer in de maatschappij dus leren met
beperkingen om te gaan en leren de veranderingen in het gedrag die ze aan het
N.A.H hebben overgehouden te accepteren.
Onderdelen van behandelingen kunnen bestaan uit:
- verwerking van het verlies van dingen die je eerst wel kon
- leren gebruiken van aanpassingen
- verbeteren van de lichamelijke conditie alsmede het mobiliseren
- verbeteren van communicatie
- trainen van vaardigheden, zoals het huishouden
- cognitieve training
- inzicht krijgen in wat kan ik en wat kan ik niet
- trainen van sociale vaardigheden, bijvoorbeeld invullen van vrije tijd
- arbeidsgewenning
De ondersteuning van familie en vrienden is tijdens de revalidatie heel belangrijk.
Het team dat iemand begeleid tijdens zijn revalidatie bestaat uit:
- Revalidatie-arts
- Neuro-psycholoog
- Fysiotherapeut
Jolanda Vermeulen
Pagina 10
-
Ergotherapeut
Logopedist
Maatschappelijk werker
Psychiater
Activiteitenbegeleider
Verpleegkundige
Sport, spel en muziektherapeuten
Epilepsie
Wat is epilepsie?
Epilepsie wordt ook wel de vallende ziekte genoemd. Epilepsie is een plotselinge, tijdelijke
verstoring in de overdracht van elektrische prikkels in de hersenen. Deze verstoring uit zich
in een aanval, ook wel insult genoemd. Aanvallen verschillen per persoon. Tijdens een
epilepsieaanval worden sommige hersencellen overactief en gaan in het zomaar elektrische
signalen afgeven. Zo ontstaat er ‘kortsluiting’ in de hersenen. Onder epilepsie vallen veel
verschillende aandoeningen waarbij er veranderingen ontstaan in de elektrische activiteit in
de hersenen. In Nederland hebben ongeveer 120.000 mensen epilepsie. Verstandelijk
beperkten hebben vaker last van epilepsie dan anderen. Een derde van de patiënten heeft
minder dan één aanval per jaar, een derde heeft één aanval per maand en een derde meer
dan één aanval per maand.
Oorzaak
Epilepsie kan ontstaan door heel veel verschillende aandoeningen. Bij de helft van de
mensen met epilepsie is de oorzaak onbekend. Er zijn wel enkele oorzaken van epilepsie
bekend. Bij de oorzaak van epilepsie speelt erfelijkheid een grote rol. De oorzaken die wel
bekend zijn:
- Tekort aan zuurstof in de hersenen
- Afwijking in het de bouw van het hersenweefsel, steunweefsel of bloedvaten in de
hersenen
- Stofwisselingsziekte, stofwisselingsstoornissen in hersencellen of ontsteking
hersenweefsel
- Infecties (hersenvliesontsteking/hersenabces)
- Vaataandoeningen (herseninfarct/hersenbloeding)
- Chronisch teveel alcohol en drugsgebruik
- Tumoren
- Giftige stoffen (bepaalde medicijnen)
- Littekenweefsel door een oudere hersenaandoeningen
Waarom iemand op een bepaald moment een aanval krijgt is niet duidelijk. Het komt vaak
uit het niets. Soms is het wel duidelijk. Er is een verband tussen een situatie en het begin van
een aanval. Die situatie noemen ze dan ‘triggers’. Deze triggers vergroten de kans op een
aanval, maar zijn niet de oorzaak! De triggers kun je ook niet altijd voorkomen.
De meest voorkomende triggers zijn:
- Overmatig alcohol drinken
Jolanda Vermeulen
Pagina 11
-
Stress, spanningen en oplopende emoties
Slaaptekort
Veranderingen in de hormonen (bij vrouwen bijvoorbeeld tijdens of voor
menstruatie)
Plotseling grote wisselingen van tempratuur (koorts)
Soorten epilepsie
Er zijn twee grote soorten epilepsie: partiële epilepsie en gegeneraliseerde epilepsie. Onder
deze twee soorten vallen veel verschillende soorten aanvallen. Daarnaast heb je nog speciale
vormen van epilepsie. Dit zijn: koortsstuipen, gelegenheidsaanvallen en visuele gevoeligheid.
Bij partiële epilepsie begint de storing van de overdracht van elektrische prikkels in een
bepaald gedeelte van de hersenen. Het ontstaat door overmatige ontladingen van
zenuwcellen op één specifieke plek in de hersenschors. De partiële aanvallen zijn nog onder
te verdelen in elementair partiële aanvallen en complex partiële aanvallen. Het verschil is
dat bij elementair partiële aanvallen géén bewustzijnsveranderingen bestaan en bij complex
partiële aanvallen wel. Bij elementair partiële aanvallen krijgen ze bijvoorbeeld trekkingen
van een arm of been in plaats van verlies in bewustzijn.
Bij gegeneraliseerde epilepsie ontstaat er ineens een stoornis in de hele hersenen (beide
hersenhelften, links en rechts).
Een partiële aanval kan overgaan in een secundair generaliseerde aanval. De aanval op een
op een bepaalde plaats verspreid zich over de hele hersenen. We noemen de generaliseerde
aanval dan secundair, omdat de aanval pas in tweede instantie een grote aanval wordt.
Kenmerken van een epileptische aanval zijn:
- Onwillekeurige lichaamsbewegingen
- Tijdelijk verlies of daling van het bewustzijn
- Soms kan iemand de aanval aan voelen komen. Dit noemen we een aura. Hij heeft
voor de aanval verschillende afwijkingen in zintuigen. Ziet bijvoorbeeld lichtflitsen,
ruiken van geur of krijgen een apart gevoel in de maag. Dit is per persoon
verschillend.
- Tijdens de aanval tongbijten
- Het valt niet altijd op dat iemand een aanval krijgt. Hij is dan even afwezig. Dit heet
een absence.
De aanvallen kunnen gevolgen hebben op het psychisch en sociaal functioneren van de
persoon. Bijvoorbeeld angst en onzekerheid voor een volgende aanval of door reacties van
anderen. Daarnaast hebben ze vaak last van een geheugen wat minder goed werkt.
Behandeling en diagnose
Voor de behandeling van epilepsie zijn er gespecialiseerde epilepsiecentrums. Ook kunnen
epilepsie patiënten gewoon behandeld worden binnen de normale gezondheidzorg. Bij
mensen waarbij de oorzaak onbekend is wordt vaak doormiddel van medicijnen de epilepsie
onder controle gekregen. Daarnaast is er soms een operatie mogelijk. Er moet dan wel een
gedeelte van de hersenen kunnen worden gevonden waar de aanvallen ontstaan. Die wordt
Jolanda Vermeulen
Pagina 12
tijdens de operatie dan verwijderd. Soms worden er nog wel eens diëten en ‘leefregels’
voorgeschreven. Iemand met epilepsie mag bijvoorbeeld soms niet autorijden of zwemmen.
Medicijnen
Er zijn speciale medicijnen tegen epilepsie. Deze noemen ze anti-epileptica. Dit zijn
verschillende voorbeelden:
- acetazolamide (Diamox)
- apelesca (Taduuu)
- diazepam (Valium, Stesolid, Diazemuls)
- ethosuximide (Ethymal, Zarontin)
- fenobarbital (Luminal)
Autisme (PDDNOS, Asperger)
Wat is autisme?
Meestal als we over autisme praten hebben we het eigenlijk over een
autismespectrumstoornis(ASS). Een autismespectrumstoornis is een ontwikkelingsstoornis in
de hersenen waarbij de informatieverwerking verstoord is. Alles wat mensen met autisme
zien, horen, ruiken en voelen wordt op een andere manier verwerkt.
Autismespectrumstoornissen vallen onder de psychiatrische stoornissen. Het begint al op
jonge leeftijd en is in ernstige gevallen al vanaf twee- of driejarige leeftijd vast te stellen. Er
zijn drie vormen van autismespectrumstoornissen. Dit zijn:
- Autisme
- PDDNOS
- Het syndroom van Asperger
In Nederland hebben ongeveer 190.000 mensen een vorm van autismespectrumstoornis.
14% klassiek autisme en 86% het syndroom van Asperger of PDD-NOS. Bij mannen komt ASS
4x zo vaak voor als bij vrouwen.
Symptomen
Mensen met een ASS hebben beperkingen op bepaalde gebieden. Per persoon verschilt de
ernst waarin het voorkomt.
- Sociale contact met anderen: in zichzelf gekeerd, geen oogcontact maken of moeilijk
in kunnen leven in andere.
- Communicatie en taal: Geen gezichtsuitdrukkingen herkennen, vertraagd of
afwijkende taalontwikkeling (bijvoorbeeld figuurlijke uitspraken letterlijk nemen).
- Voorstelling maken en fantasie: Heel veel fantasie of juist niet, iets niet goed kunnen
voorstellen als het er niet is, moeilijk ergens op voor te bereiden of te verwerken.
- Kenmerkende gedrag en interesses: Helemaal opgaan in iets wat ze doen en dingen
die vaak terugkomen in hun gedrag
PDDNOS
PDD-NOS staat voor: Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified.(vertaald:
Pervasieve Ontwikkelingsstoornis, niet anders omschreven. Als je PDDNOS hebt, heb je niet
alle symptomen van autisme maar wel een paar. PDDNOS kan ook op latere leeftijd
ontstaan.
Symptomen
Jolanda Vermeulen
Pagina 13
Mensen met PDDNOS hebben vooral problemen op het gebied van sociale contacten en
communicatie. Ze zijn alleen niet helemaal hetzelfde als bij een van de andere vormen van
ASS. Ze sluiten moeilijker vriendschap en vinden het lastig om hun dagelijkse leven en vrije
tijd in te vullen. Veel mensen met PDD-NOS zijn extreem gevoelig voor ‘prikkels’ uit de
omgeving. Ze kunnen bijvoorbeeld last hebben van achtergrondgeluiden die anderen niet
eens horen.
PDDNOS heeft ook een andere vorm: McDD (Multiplex (complex) Developmental Disorder).
In het Nederlands betekent dat meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis. Deze mensen
hebben naast de symptomen van PDDNOS ook nog moeite om hun emoties onder controle
te houden. Zij hebben veel angsten en veel emoties. Hierdoor worden ze vaak agressief.
Sommigen kunnen de werkelijkheid en de fantasieën niet goed meer uit elkaar houden.
Syndroom van Asperger
Het grootste kenmerk voor mensen met het syndroom van Asperger is het moeite met
contact maken met anderen. Mensen met het syndroom van Asperger kunnen vaak
zelfstandig leven. De vaardigheden die ze hiervoor nodig hebben ontwikkelen vaak normaal.
Symptomen
Naast de grote gebieden van symptomen zijn er nog enkele dingen heel kenmerkend voor de
mensen met het syndroom van Asperger. De belangrijkste symptomen van het syndroom
van Asperger zijn:
- Vaak overgevoelig voor prikkels van buitenaf
- Weinig sociale interacties (oogcontact, aanrakingen en inlevingsvermogen)
- Weinig interesses
- Moeite met omgang met andere mensen
- Praten pas op latere leeftijd (moeite met taal)
- Veel rituelen
- In paniek raken als iets anders gaat als anders
Bij mensen met Asperger is de spraak- en taal ontwikkeling normaal en deze mensen hebben
vaak een gemiddeld tot hoog IQ.
Oorzaak
De oorzaak van vormen van ASS is nog niet bekend. Bij 90% van de patiënten zijn er
aangeboren erfelijke factoren aanwezig. Er is niet een speciaal gen dat ervoor zorgt dat je
een vorm van ASS krijgt, maar een combinatie van verschillende genen kan ervoor zorgen
dat je een vorm van ASS krijgt. Door deze combinaties loopt de ontwikkeling van de
hersenen anders en krijg je beperkingen die bij ASS horen.
Diagnose en behandeling
Om een vorm van ASS vast te stellen ben je een paar maanden kwijt. Er moet een
gedragsdiagnose worden gesteld waarbij moet worden gekeken naar de (combinatie) van de
drie gebieden (sociale interactie, communicatie en (lichaams)taal, kenmerkend gedrag en
interesses. Dit wordt gedaan door een (kinder- en jeugd)psychiater, een GZ-psycholoog. Het
Jolanda Vermeulen
Pagina 14
is moeilijk vormen van ASS te verhelpen, omdat er geen oorzaken bekend zijn. Tijdens de
behandeling word er aan twee dingen gewerkt:
- Aanleren van vaardigheden om met de beperkingen om te gaan
- Aanpassen van de omgeving (vaste dagindeling, aanpassingen op school, werk en
thuis)
Dwangstoornis
Wat is een dwangstoornis?
Een dwangstoornis is een stoornis in de hersenen waarbij iemand last heeft van
dwanggedachten (obsessies) en/of dwanghandelingen (compulsies). Ze komen vaak samen
voor en daarom wordt het ook wel een obsessieve compulsieve stoornis (OCS) genoemd.
Een dwangstoornis komt vaak door angst. Ze met dwanghandelingen voorkomen waar ze
bang voor zijn. De stoornis duurt niet het hele leven van iemand, maar meestal tientallen
jaren. Een dwangstoornis komt het meeste voor bij jongeren tussen de 18-24 en ongeveer
evenveel bij mannen als bij vrouwen. Mensen die al eens een dwangstoornis hebben gehad
hebben een grote kans om weer een dwangstoornis te krijgen. Ongeveer 1% van de
Nederlanders heeft ooit een dwangstoornis gehad. Elk jaar krijgt 0,5% voor de eerste keer
een dwangstoornis. Smetvrees komt het meest voor als dwanggedachte en controleren is de
meest voorkomende dwanghandeling.
Oorzaak
Een dwangstoornis ontstaat meestal zonder dat een persoon het in de gaten heeft. De
hersenactiviteit bij mensen met een dwangstoornis is verhoogd in de voorste
hersenkwabben (orbitofrontale cortex) en de dieper gelegen hersenstructuren (nucleus
caudatus). Hier worden de ingewikkelde motorische gedragingen en lange termijnplannen
geregeld en abstracte gedachten ontwikkelt. Deze verhoogde activiteit kan weer normaal
worden na een behandeling die succesvol is. Een andere lichamelijke oorzaak voor
dwangstoornis is erfelijkheid. Je kunt er aanleg voor hebben. Dit betekend dat bepaalde
processen in je hersenen anders lopen dan bij andere mensen. Het komt ook vaker voor bij
mensen met een lage intelligentie.
Naast lichamelijke oorzaken kan het ook een psychische oorzaak hebben. Door goede of
slechte ervaringen of dingen die gebeuren in het leven kun je een dwangstoornis
krijgen. Bijvoorbeeld verlies van een dierbare. Ook mensen met persoonlijke
eigenschappen, zoals angstig/wantrouwend zijn hebben meer kans op een dwangstoornis.
Symptomen
Een dwangstoornis kan zich uiten in dwanggedachten en/of dwanghandelingen. Mensen
hebben deze gedachten en voeren de handelingen uit om hun angsten te ontwijken en te
voorkomen dat er iets gebeurt. Een groot probleem van een dwangstoornis is dat het veel
tijd kost en het je belemmerd in het doen van dagelijkse dingen. Denk bijvoorbeeld aan
leuke dingen met vrienden of familie.
Dwanggedachten (obsessies)
Gedachten die telkens terugkomen en heel aanwezig in het hoofd blijven hangen. Vaak
stoppen ze pas als je een dwanghandeling uitvoert. Ze zijn eigenlijk zinloos en de mensen
Jolanda Vermeulen
Pagina 15
zijn hier vaak ook bewust van, maar toch lukt het vaak niet om ze uit hun hoofd te krijgen.
Mensen worden vaak heel angstig van hun dwanggedachten. Dwanggedachten zijn absoluut
niet prettig, want je wordt er angstig van. De gedachten blijven niet over zorgen die je tegen
komt in het dagelijkse leven, maar gaan veel verder. Bijvoorbeeld over ziektes, agressie, god
en godsdienst, seks en fouten met een vreselijke afloop.
Dwanghandelingen (compulsies)
Dwanghandelingen zijn handelingen die mensen steeds maar weer doen. Dit doen ze om te
voorkomen waar ze bang voor zijn. Soms kun je zien dat mensen de handelingen steeds
uitvoeren, maar het kan ook zijn dat het steeds in het hoofd gebeurt. Denk bijvoorbeeld aan
steeds dingen tellen. Een dwanghandeling is vaak een gevolg van een dwanggedachten.
Bijvoorbeeld dat je bang bent heel ziek te worden ga je telkens je handen wassen.
Controleren, ordenen, verzamelen, overmatig vaak bidden en schoonmaken zijn
verschillende dwanghandelingen.
Behandelingen
De behandeling van een dwangstoornis bestaat uit medicatie en gedragstherapie. De meest
gebruikte medicatie bij dwangstoornissen zijn antidepressiva (vooral de nieuwe soorten).
Deze medicijnen worden vaak jaren gebruikt door mensen die een stoornis hebben (gehad).
Door deze medicijnen worden bij ongeveer 60% de dwangklachten minder.
Bij gedragstherapie voor mensen met een dwangstoornis krijgen de mensen juist de situaties
waar ze dwanggedachten van krijgen te zien. Ze leren zo vol te houden in die situaties en
hun dwanghandelingen tegen te houden. Dit noemen ze exposure.
Naast deze therapie kunnen ze ook ontspanningsoefeningen en technieken om te leren
gevoelens te uiten krijgen. Contact met lotgenoten hebben helpt vaak ook.
Er is een nieuwe behandeling in ontwikkeling. Het heet Deep Brain Stimulation (DBS). Dat is
een behandeling diepe hersenstimulatie. Er worden elektroden in de hersenen geplaatst en
wordt een specifiek hersengebied afgeremd door elektrische stimulatie. Het is nu al bij
ongeveer zeventig patiënten uitgevoerd en de resultaten zijn hoopgevend.
Jolanda Vermeulen
Pagina 16
Automutilatie
Wat is automutilatie?
Automutilatie wordt ook wel zelfbeschadiging genoemd. Automutilatie is het expres
beschadigen van jezelf. Bij automutilatie is zelfdoding niet het doel! Automutilatie komt het
meest voor bij mensen met de leeftijd van 14-17 jaar, mensen met een verstandelijke
beperking en mensen in de psychiatrie. Automutilatie is een gedrag. Een gedrag dat zich
steeds herhaalt en zelf een beetje ‘verslavend’ is. Door pijn wordt er endorfine aangemaakt
in de hersenen en dit zorgt voor een goed gevoel. Het goede gevoel (wat maar heel even
duurt) wordt dus gezien als beloning en vaker herhaalt. Achteraf komt er vaak spijt en een
schuldgevoel.
Vormen
Er zijn verschillende vormen van automutilatie. De ene komt vaker voor dan andere.
Verschillende vormen van om jezelf te beschadigen zijn:
- Snijden/krassen
- Slaan/stoten/stompen/schoppen
- Eten/slikken
- Laten vallen
- Peuteren/pulken
- Prikken/duwen
- Elektriseren
- Branden
- Schuren
- Bijten
- Krabben
- Haartrekken/plukken
- Hoofdbonken
- Voorwerpen in het lichaam brengen
- Eigen botten breken/ontwrichten
- Schadelijke stoffen innemen
In de gehandicapte zorg komt zichzelf slaan, stompen of stoten tegen het hoofd (67%) het
meest voor. Daarna komen slaan met hoofd tegen voorwerpen (49%), bijten (41%) en
krabben (40%).
Oorzaak
Automutilatie kan heel veel verschillende oorzaken hebben. Een van de belangrijkste/meest
voorkomende oorzaak is dat personen het als een prettig gevoel ervaren. Ze voelen zich
bijvoorbeeld even ontspannen of de negatieve gevoelens worden even wat minder. Dit komt
door de endorfine die wordt aangemaakt. Andere reden voor automutilatie zijn:
Jolanda Vermeulen
Pagina 17
-
Ontlading van spanning
Zelfbestraffing
Woede uiten
Moeilijk hebben met dingen uit het verleden
Pijn verdragen om te laten zien dat je controle over jezelf hebt
Pijn leren verdragen
Vragen om aandacht of hulp
Contact krijgen met eigen lichaam
Jezelf niet verstaanbaar of begrijpbaar kunnen maken
Agressie naar andere toe voorkomen
Fases van automutilatie
Het proces van automutilatie bestaat uit 4 fases:
 De beginfase
 De klimmende fase
 De crisisfase
 De postcrisisfase
De beginfase
De beginfase is het denkstadium. Bijvoorbeeld veel negatieve gedachten, frustraties en
stemmen horen)
De klimmende fase
De klimfase is het gevoelsstadium. Denk aan onveilig of juist heel overweldigend voelen en
spanningen die zich opbouwen.
De crisisfase
Het gedragstadium noemen we de crisisfase. Zoals, het verlies van controle over je zelf en
heel impulsief worden.
De postcrisisfase
De postcrisisfase is het gevolg van automutilatie. Gevoelens zoals opluchting, schaamte,
angst en pijn hebben.
Behandeling
Doordat er vaak een ernstige oorzaak achter automutilatie zit is de behandeling vaak pittig
en langdurig. Deze behandeling wordt ook vaak gedaan door psychologen of psychiaters.
Deze mensen hebben een hele aanpak om problemen met automutilatie te behandelen.
Hierbij kunnen dingen zoals, dagboekschrijven (wanneer en wat gebeurt er in mijn hoofd als
ik mezelf beschadig?), spanningen onderzoeken, afleiding zoeken, onspannende
activiteiten/oefeningen doen, lotgenoten zoeken. Het doel is leren negatieve gevoelens te
accepteren, hulp vragen wanneer nodig en respect voor jezelf hebben!
Wanneer de automutilatie zo ernstig is kunnen er medicijnen voorgeschreven worden.
Jolanda Vermeulen
Pagina 18
COPD
Wat is COPD?
COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease. Dit betekent Chronische
Obstructieve Long Ziekte. Bij COPD heeft een patiënt minimaal 3 maanden per jaar achter
elkaar last van zijn longen. Het is een ongeneeslijke ziekte waarbij je ernstig benauwd bent.
De longen zitten altijd vol met kleine ontstekingen waardoor er blijvende schade wordt
veroorzaakt. De longen kunnen zo dus niet voor 100% goede ademhaling zorgen. Het
ontstaat meestal na het 40e levensjaar. Ruim 320.000 mensen in Nederland hebben COPD.
Daarnaast is COPD is de vijfde doodsoorzaak ter wereld.
COPD is een verzamel naam voor de longziektes: chronische bronchitis en longemfyseem.
Chronische bronchitis
Bij chronische bronchitis zijn de bronchiën (de vertakkingen van de luchtpijp naar de longen)
steeds ontstoken. Ze zijn dus altijd geïrriteerd. De slijmvliezen gaan hierdoor meer slijm
produceren dan normaal en het slijmvlies steeds dikker. Kenmerken zijn van slechte
luchtdoorstroming, slijm ophoesten, benauwdheid, hoesten, sputumproductie,
kortademigheid, piepende ademhaling en een chronische luchtwegobstructie. Daarnaast
verslechtert de luchtfunctie steeds. Chronische bronchitis kan overgaan in longemfyseem.
Naast chronische bronchitis heb je ook acute bronchitis. Deze wordt veroorzaakt door een
virus of bacterie en is meestal binnen 2 weken weer over. Dit kan gebeuren bij een
verkoudheid of griep en valt niet onder COPD.
Longemfyseem
Bij longemfyseem gaan er steeds meer longblaasjes kapot. Dit komt omdat ze wanden van
de blaasjes zo erg beschadigd zijn dat ze niet meer kunnen werken. Het longweefsel wordt
minder elastisch en hierdoor blijft de lucht achter in de longen. De longblaasjes zijn
belangrijk bij de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide (gaswisseling). Door het kapot
gaan van de longblaasjes is de gaswisseling minder mogelijk. Er wordt dan minder zuurstof
opgenomen in het bloed en er kan kortademigheid, een snellere ademhaling en cyanose
optreden. Dit is zichtbaar aan de lippen en vingertoppen. Bij een ernstige vorm van
longemfyseem raken sommige longblaasjes met elkaar vergroeid en tasten het gezonde
longweefsel aan. Longblaasje die helemaal kapot zijn kunnen niet meer herstellen. Vaak zijn
de mensen met longemfyseem snel moe en hoesten veel.
Oorzaak
Roken is de belangrijkste oorzaak van COPD (80-90%). De tabaksrook prikkelt het slijmvlies
van de longen, waardoor het meer slijm gaat produceren. Er kan dan een infectie ontstaan
en de wanden van de luchtwegen verdikken zich dan. De spieren rondom de luchtwegen
trekken dan samen en er ontstaat een gevolg van de luchtwegen. Dit noemen we
bronchospasme. Daarnaast zijn er nog andere oorzaken voor het ontstaan van COPD:
- Ziektes met klachten aan de luchtwegen (bijvoorbeeld vaak acute bronchitis)
Jolanda Vermeulen
Pagina 19
-
Slechte behandelde astma
Longontsteking
De erfelijke ziekte alpha-1. Een aangeboren ziekte waarbij het eiwit alpha-1, dat de
longen beschermd, niet wordt aangemaakt of werkt.
Schadelijke/chemische stoffen. Meestal ontstaat die door bepaald werk (bijvoorbeeld
in de bouw met verf of asbest). We noemen het dan beroeps-COPD.
Symptomen
De eerste klachten zijn ’s morgens veel hoesten en opgeven van sputum.
Na een tijdje treden er andere symptomen op, zoals:
- Vaak last van comorbiditeit (hartfalen en longkanker)
- Benauwdheid
- Fluitende piepende ademhaling (latijns: expiratoire stridor)
- Hoesten. Dit komt vaak omdat er veel slijm in de longen zit.
- Kortademigheid (dyspnoe). Op het begin bij (hevige) inspanning, maar daarna in rust.
- Vaak moe
- Weinig spierkracht
- Gewichtverandering (vaak lijd COPD tot overgewicht, doordat je veel makkelijk
voedsel kiest en dat is vaak ongezond.
- Daarnaast gaat de longfunctie altijd achteruit.
Er kunnen ook nog complicaties optreden, zoals een pneumonie en decompensatio cordis
(de functie van het hart werkt minder).
Behandeling
COPD is niet te genezen, maar met de een goede behandeling kun je de ziekte wel onder
controle houden en verslechtering uit stellen. De behandeling kan bestaan uit:
- Aanpassing van leefwijze
- Zuurstof toevoegen
- Medicijnen
- Fysiotherapeut
- Alternatieve behandelingen
Aanpassing van leefwijze
De patiënt moet stoppen met roken, letten op zijn voedings- en bewegingspatroon.
Zuurstof toevoegen
Als je te weinig zuurstof krijgt is dit levensgevaarlijk. Als je hersenen even geen zuurstof
meer krijgen zijn ze al beschadigd. Daarnaast moeten je andere organen ook zuurstof
krijgen. Als je te weinig zuurstof krijgt kun je benauwd, moe worden en kan de bloeddruk in
de longen stijgt. Er wordt daarom ook vaak zuurstof toegediend bij COPD doormiddel van:
- Een neusbrilletje (plastic slangetje dat achter de oren langs hoofd naar de neus loopt)
- Apparaten die zuurstof geven
- Draagbare flessen voor buitenhuis
- Tanks
Welke vorm wordt door de zorgverzekeraar gekozen en hangt af van hoeveelheid zuurstof
en voor hoelang. De meeste mensen gebruiken het zuurstof ongeveer 15 uur per dag en dan
Jolanda Vermeulen
Pagina 20
meestal ’s nachts en met inspanning. De juiste hoeveelheid zuurstof is belangrijk, anders
werkt de behandeling niet. Roken met zuurstof in de buurt is levensgevaarlijk!
Medicijnen
Medicijnen worden gebruikt om klachten als benauwdheid en hoesten te verminderen. De
medicijnen worden meestal via een inhalator binnen gekregen. De medicijnen bestaan uit
een combinatie van luchtwegverwijders en ontstekingsremmers.
Luchtwegverwijders zorgen ervoor dat de spiertjes rondom uw luchtwegen zich wat
ontspannen, waardoor er makkelijker veel lucht door de luchtwegen kan. Je hebt kort en
langwerkende luchtwegverwijders. Kortwerkende werken binnen 5 minuten voor een duurt
van maximaal 6 uur. Langwerkende luchtwegverwijders werken 12 tot 24 uur.
Het duurt een paar weken voor de ontstekingsremmers uit de inhalator hun werk gaan
doen. De ontstekingsremmers moeten heel nauwkeurig worden gegeven om ze te laten
werken.
Daarnaast is er soms een antibioticumkuur nodig om infecties in de longen te verwijderen.
Als je COPD hebt krijg je elk jaar een griepprik.
Fysiotherapeut
Een (long)fysiotherapeut kan veel betekenen voor een COPD-patiënt. Hij helpt bij het
ademen (in rust en inspanning), hij leert huffen. Dit een hoestmanier om van het slijm af te
komen. Daarnaast kan hij oefeningen geven om in beweging te blijven.
Alternatieve behandelingen
Er zijn geen bewijzen dat alternatieve behandeling een goed resultaat hebben, maar er zijn
mensen die er behoefte aan hebben. Vormen van alternatieve behandelingen zijn:
- Ademtherapie. Vaak aanleren van Buteyko (erg rustige ademhaling)
- Homeopathie die het afweersysteem van het lichaam activeert
- Acupunctuur (naaldjes op plekken waar energie doorheen stroomt)
- Antroposofie (om lichaam, ziel en geest in balans te brengen)
- Natuurgeneeswijzen (gebruik van kruiden, massages, speciale voeding om
afvalstoffen in het lichaam te verwerken)
- Yoga (bewegingen om rust in het lichaam te krijgen)
Jolanda Vermeulen
Pagina 21
PKU
Wat is PKU?
PKU is de afkorting van Phenylketonurie. Het is een stofwisselingsziekte die erfelijk en niet is
te genezen is. Bij de geboorte van een kind wordt er binnen 8 dagen een hielprik gemaakt.
Deze is om te controleren of het kind PKU of HPA (lichtere vorm van PKU) heeft. Als dit het
geval is wordt er meteen een behandeling gestart. Als PKU niet wordt behandeld kan de
persoon zwakzinnig worden. Elk jaar worden er ongeveer 10 kinderen met PKU geboren.
Oorzaak
PKU ontstaat doordat er in de lever geen enzym (phenylalanine hydroxylase) aanwezig is die
het aminozuur Phenylalanine (een bestanddeel van eiwitten) niet of niet goed wordt
afgebroken. Het aminozuur komt allemaal in het bloed en stapelt zich op. De groei en
ontwikkeling van de hersenen (zenuwstelsel) wordt hier door belemmert. Er kan zo
hersenbeschadiging ontstaan.
Symptomen
Na een half jaar ontdek je het eerste symptoom: De ontwikkeling gaat langzamer dan bij
anderen. Andere symptomen van PKU:
- Zwakzinnig
- Last van epilepsie
- Eczeem
- Kleine schedel
- Vertraging in sociale en psychische vaardigheden
- Spastisch (armen en benen)
- Hyperactief (ADHD)
- Lichte huidskleur
- Blond haar
- Bruine ogen
- Hele tijd schudden met één of meer lichaamsdelen
- Rare stand van de handen
Behandeling
De behandeling van PKU is bedoeld om de opeenhoping van het aminozuur Phenylalanine
te voorkomen. Dit wordt gedaan doormiddel van een eiwitarm dieet. Dit dieet moet
levenslang worden gevolgd. Aan het dieet wordt een Phenylalinevrij preparaat (speciaal
aminozuurmengel en mineralen) toegevoegd. Dit is nodig voor de groei en ontwikkeling van
de hersenen. Tijdens het volgen van het dieet is er speciale begeleiding van een arts en
diëtist. Ze nemen regelmatig bloed af en controleren de waardes. Aan de hand hiervan
passen zij het dieet aan.
Soms krijgt een patiënt ook nog een medicijn: BH4. Dit is vaak als een patiënt niet z’n heel
streng dieet volgt.
Jolanda Vermeulen
Pagina 22
Contracturen
Wat is een contractuur?
Een contractuur is een stand van een gewricht of lichaamsdeel die niet normaal is
(dwangstand/gedwongen stand). Ongeveer 26% van de mensen met een verstandelijke
beperking hebben last van contracturen. Bij ouderen in een verpleeghuis heeft 15 tot 75%
last van contracturen en 75% van de mensen met Alzheimer is bekend met contracturen.
Oorzaak
Contracturen ontstaat als gewichten te lang in een bepaalde stand staat zonder ze bewegen.
De spier blijft dan voor altijd samengetrokken of wordt verkort. Er ontstaat dan een
verkromming of verstijving van het gewicht. Contracturen kunnen ook aangeboren zijn.
Symptomen
Contracturen hebben de volgende kenmerken:
- Constant pijn
- Bewegingsbeperkingen
- Standafwijkingen
- Spier zwellingen/verdikkingen
- Verkleuring van de huid
- Samentrekking spieren
- Mensen met een verstandelijke beperking kunnen vaak geen pijn herkennen. Bij hun
herken je een contractuur aan gedragsveranderingen en een standafwijking.
Behandeling
Het belangrijkste is dat je (meerdere) contracturen probeert voor voorkomen. Dat kan door:
- Veel te bewegen
- Oefentherapie doen
- Dekenboog en voetenbankje gebruiken
- De dekens en lakens omhoog trekken als je in bed ligt
Wanneer er al een contractuur is opgetreden kan er een operatie worden uitgevoerd, maar
ook de zorgvrager vaak een wisselligging geven.
Jolanda Vermeulen
Pagina 23
Spasmen
Wat is spasmen?
Spasmen zijn een soort krampen in de spieren. Ze zorgen voor onwillekeurige bewegingen
van spieren in ledenmaten of romp. Er is dan geen controle over die bewegingen. Spasmen
kunnen soms wel een paar minuten duren. Spasmen kunnen voorkomen in buigspieren (arm
of been buigt naar boven), strekspieren (arm of been strekt zich) en adductie/aanvoerende
spieren (spierbeweging naar lichaam toe). Spasmen komt vaak voor als symptoom van een
symptoom van een ziektebeeld. Bijvoorbeeld bij MS en bij verschillende neurologische
aandoeningen met ruggenmergletsel.
Oorzaak
De oorzaak van spasmen is een te hoge spierspanning, dit komt door een stoornis in het
gebied van de hersenen waar het bewegen geregeld wordt. Voor de zorgvrager voelt het
bewegen van de lichaamsdelen met een te hoge spierspanning als stijfheid. Het is dan
moeilijk dit lichaamsdeel zelf te bewegen, omdat de spieren strak aanvoelen.
Symptomen
Symptomen van spasmen zijn:
- Onwillekeurige bewegingen van lichaamsdelen
- Stijfheid van spieren
- Moeilijk om spieren zelf te bewegen
- Bewegen van de spieren is soms pijnlijk
- Spier voelt strak aan
Behandeling
De behandeling van spasmen kan worden gedaan door een fysiotherapeut. Hij probeert zo
rustig mogelijk de spieren te ontspannen en met oefeningen de beweeglijkheid van
gewrichten te bevorderen.
Er zijn ook verschillende medicijnen om spasmen te verminderen, zoals Valium,
Baclofen,Tizanidine, Dantroleen en Conazepam. Vaak wordt er ook de drug Cannabis
gebruikt. Die zorgt ervoor dat de spieren goed kunnen ontspannen.
Jolanda Vermeulen
Pagina 24
Diabetes Mellitus
Wat is Diabetes Mellitus?
Diabetes Mellitus (letterlijk: honingzoete doorstroming) wordt ook wel suikerziekte of
diabetes genoemd. Diabetes is de meest voorkomende chronische ziekte in Nederland.
Diabetes Mellitus is een stofwisselingsziekte waarbij het lichaam de bloedsuikerspiegel niet
meer goed op peil kan houden. De bloedsuikerspiegel hoort tussen de 4 en 8 mmol/l te
zittten. Normaal regelt het lichaam de bloedsuikerspiegel zelf heel precies met het hormoon
insuline. Deze insuline wordt gemaakt in de alvleesklier(pancreas). Bij mensen met diabetes
is dit niet het geval. De bloedsuiker blijft dan in het bloed zitten en kan niet gebruikt worden
als brandstof. Dit is levensgevaarlijk, want bloedsuiker (officieel bloedglucose) is de
brandstof voor het lichaam waar spieren en organen op werken. De glucose wordt uit
koolhydraten van voeding gehaald. Koolhydraten zitten in suiker, fruit, sommige groente,
melk, brood en aardappelen. Van koolhydraten maakt het lichaam weer glucose en die komt
in het bloed. Deze gaat als bloedsuiker naar alle lichaamscellen voor energie. Doordat de
insuline niet doet wat hij moet doen wordt de bloedsuiker veel te hoog of laag. Een te lage
bloedsuikerspiegel heet hypoglykemie (hypo). De bloedsuikerspiegel is dan onder de mmol/l.
Dit is te merken aan:
- Zweten
- Trillen
- Duizeligheid
- Wisselend humeur (plotseling)
- Geen concentratie
- Hoofdpijn
- Honger
- Moe
Een hypo gaat over als je snel iets zoets eet of drinkt. Er kan ook glucose of glucagon
worden ingespoten. Glucagon doet het tegenovergestelde van insuline. Het zorgt ervoor dat
de bloedsuiker omhoog gaat.
Een te hoge bloedsuiker heet hyperglykemie (hyper). Er zit dan teveel suiker (glucose in het
bloed, meer dan 10 mmol/l. Dit merk je door:
- Veel plassen
- - Veel dorst hebben en houden
- Vermoeidheid
- Extreme humeurigheid
- Alles in het lichaam voelt slecht aan
Het lichaam moet suiker kwijt. Veel water drinken helpt daarbij.
Er zijn drie soorten/typen diabetes:
- type 1
- type 2 of 'ouderdomsdiabetes'
- zwangerschapsdiabetes
Ongeveer 1.000.000 Nederlanders hebben diabetes mellitus. De meeste mensen (900.000)
hebben diabetes type 2. Veel diabeten krijgen ook te maken met bijvoorbeeld hart- en
vaatziekten, uitval van nieren en slechtziendheid.
Jolanda Vermeulen
Pagina 25
Type 1
Diabetes type 1 komt vooral voor bij jongeren. Daarom heette het vroeg ook wel
'jeugddiabetes'. 10% van de diabetespatiënten heeft diabetes type 1
Oorzaak
Bij Diabetes mellitus type 1 maakt het lichaam zelf geen of heel weinig insuline aan. Het is
een auto-immuunziekte. Bij een normaal persoon ruimt de afweer alleen ziektes in je
lichaam op, maar bij diabetes type 1 maakt het een foutje. Je afweersysteem maakt cellen
die insuline aanmaken (béta-cellen) per ongeluk kapot.
Het is niet erfelijk, maar aanleg om de ziekte te krijgen wel. 4-6% kans dat je het ook krijgt
als een van je ouders het ook heeft.
Symptomen
De symptomen die bij elk type diabetes voorkomen zijn:
- Veel dorst
- Veel plassen
- Erg moe zijn
- Last van ogen
Typische symptomen voor diabetes type 1 zijn:
- Afvallen zonder dat daar een reden voor is
- Ziek en beroerd voelen
- Veel honger hebben, of juist helemaal niet
- Wazig zien
- Misselijk zijn of overgeven
- Adem en zweet hebben een zoete appeltjesgeur.
Diagnose en behandeling
Vaak ontstaan de klachten van diabetes type 1 binnen een paar weken. De huisarts kan dit
type diabetes snel ontdekken door een bloedonderzoek te doen.
Er zijn verschillende soorten insuline om de bloedsuiker te regelen.
Snelle insuline. Deze wordt snel in het bloed opgenomen na het inspuiten. Deze spuit je
bijvoorbeeld voor het eten in, zodat de bloedsuikerpiek na een maaltijd wordt opgevangen.
Langzame insuline. Deze wordt langzaam opgenomen in het bloed. Een tot twee keer per
dag wordt ie ingespoten en er kan dan steeds een beetje bloedsuiker op worden genomen in
het lichaam.
Steeds afstemmen van insuline op de bloedsuiker heet ‘reguleren’. Dit is voor altijd nodig .
Een behandeling voor diabetes type 1 is insuline inspuiten. Dit moet een paar keer per dag.
Het gebeurt met een speciale insulinepen. Het is een dikke pen met daarin een vulling met
insuline en daarboven op een haarfijn naaldje. De dosering kun je bovenaan de pen
makkelijk instellen. Op de bovenkant van de bovenbenen, onderbuik, billen en bovenarmen
wordt het meest gespoten.
Daarnaast kun je een insuline pomp krijgen. Dit is een klein apparaatje dat in je broekzak
past. Via een naaldje in de buik kan er steeds een beetje insuline af worden gegeven. Op het
Jolanda Vermeulen
Pagina 26
apparaatje zit een klein afstandbedieninkje. Bij een insulinepomp blijft de bloedsuikerspiegel
vaak beter op peil. Wel kun je het apparaatje in de weg voelen zitten.
Ook moet een diabetespatiënt een paar keer per dag zelf de bloedsuiker meten, om te
weten hoeveel dat op dat moment is en hoeveel insuline er nodig is.
Hoe deze behandelingen allemaal werken kan een diabetesverpleegkundige allemaal
uitleggen/aanleren.
Daarnaast is voor iedereen met diabetes een gezonde leefstijl erg belangrijk: regelmatig
bewegen en gezond eten.
Type 2
Vroeger werd dit type diabetes ook wel ‘ouderdomssuiker’ genoemd. Bij diabetes mellitus
type 2 reageert het lichaam niet meer op insuline (ongevoeligheid). Dit heet
insulineresistentie. Daarnaast is er te weinig insuline in het lichaam. Het lichaam kan de niet
genoeg suiker uit het bloed halen. De bloedsuikerspiegel blijf te hoog. De bloeddruk en
cholesterol zijn ook vaak te hoog. Diabetes type 2 is de moeilijke soort diabetes om te
herkennen. Het begint zo langzaam dat je het bijna niet merkt. De klachten zijn vaag en
daardoor lopen veel mensen er heel lang mee rond zonder dat ze het weten of naar de
huisarts gaan.
Het is de meest voorkomende soort diabetes. 90% van de diabeten hebben diabetes type 2.
Oorzaak
De oorzaak van diabetes type 2 is nog niet bekend. Wel is het duidelijk dat je meer kans op
diabetes hebt, als:
- Je overgewicht hebt
- Je te weinig beweegt
- Je ouder bent
- Het in de familie zit
- Rookt
- Veel verkeerde voeding eet
- Je bepaalde medicijnen gebruikt
- Hoe gezonder je leeft, hoe kleiner de kans op diabetes.
Symptomen
De symptomen die bij elk type diabetes voorkomen zijn:
- Veel dorst
- Veel plassen
- Erg moe zijn
- Last van ogen
Typische klachten voor diabetes type 2 zijn:
- Veel moe zijn
- Last van ogen (rode ogen, branderige ogen, wazig zien en dubbel of slecht zien)
- Slecht genezende wondjes
- Kortademigheid
- Droge mond
- Pijn in de benen bij het lopen
Jolanda Vermeulen
Pagina 27
-
Infecties die vaak terugkomen (blaasontsteking)
Steeds jeukende witte vloed die terugkomt (bij vrouwen)
Steeds jeukende ontsteking aan de eikel (bij mannen)
Diagnose en behandeling
Het duurt vaak lang meestal lang om diabetes type 2 te herkennen. Veel langer dan bij type
1. Dit komt omdat de klachten vaak vaag zijn en ze zich over langere tijd ontwikkelen.
Doormiddel van een bloedonderzoek kan een dokter diabetes mellitus type 2 vaststellen.
Het doel van de behandeling is:
- De bloedglucose tussen 4 en 10 mmol/l houden. Dit wordt meestal gedaan met
tabletten.
- Gezond gewicht bereiken en vasthouden. Voeding word hierop aangepast.
- Cholesterolgehalte in het bloed verlagen
- Bloeddruk verlagen
Daarnaast gaat de alvleesklier steeds minder werken. De behandeling moet daarom steeds
verandert worden. De kans dat mensen met type 2 op een gegeven moment insuline
moeten spuiten is groot.
Savant
COPD
Wat is COPD?
COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease. Dit betekent Chronische
Obstructieve Long Ziekte. Bij COPD heeft een patiënt minimaal 3 maanden per jaar achter
elkaar last van zijn longen. Het is een ongeneeslijke ziekte waarbij je ernstig benauwd bent.
De longen zitten altijd vol met kleine ontstekingen waardoor er blijvende schade wordt
veroorzaakt. De longen kunnen zo dus niet voor 100% goede ademhaling zorgen. Het
ontstaat meestal na het 40e levensjaar. Ruim 320.000 mensen in Nederland hebben COPD.
Daarnaast is COPD is de vijfde doodsoorzaak ter wereld.
COPD is een verzamel naam voor de longziektes: chronische bronchitis en longemfyseem.
Chronische bronchitis
Bij chronische bronchitis zijn de bronchiën (de vertakkingen van de luchtpijp naar de longen)
steeds ontstoken. Ze zijn dus altijd geïrriteerd. De slijmvliezen gaan hierdoor meer slijm
produceren dan normaal en het slijmvlies steeds dikker. Kenmerken zijn van slechte
luchtdoorstroming, slijm ophoesten, benauwdheid, hoesten, sputumproductie,
kortademigheid, piepende ademhaling en een chronische luchtwegobstructie. Daarnaast
verslechtert de luchtfunctie steeds. Chronische bronchitis kan overgaan in longemfyseem.
Naast chronische bronchitis heb je ook acute bronchitis. Deze wordt veroorzaakt door een
virus of bacterie en is meestal binnen 2 weken weer over. Dit kan gebeuren bij een
verkoudheid of griep en valt niet onder COPD.
Longemfyseem
Jolanda Vermeulen
Pagina 28
Bij longemfyseem gaan er steeds meer longblaasjes kapot. Dit komt omdat ze wanden van
de blaasjes zo erg beschadigd zijn dat ze niet meer kunnen werken. Het longweefsel wordt
minder elastisch en hierdoor blijft de lucht achter in de longen. De longblaasjes zijn
belangrijk bij de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide (gaswisseling). Door het kapot
gaan van de longblaasjes is de gaswisseling minder mogelijk. Er wordt dan minder zuurstof
opgenomen in het bloed en er kan kortademigheid, een snellere ademhaling en cyanose
optreden. Dit is zichtbaar aan de lippen en vingertoppen. Bij een ernstige vorm van
longemfyseem raken sommige longblaasjes met elkaar vergroeid en tasten het gezonde
longweefsel aan. Longblaasje die helemaal kapot zijn kunnen niet meer herstellen. Vaak zijn
de mensen met longemfyseem snel moe en hoesten veel.
Oorzaak
Roken is de belangrijkste oorzaak van COPD (80-90%). De tabaksrook prikkelt het slijmvlies
van de longen, waardoor het meer slijm gaat produceren. Er kan dan een infectie ontstaan
en de wanden van de luchtwegen verdikken zich dan. De spieren rondom de luchtwegen
trekken dan samen en er ontstaat een gevolg van de luchtwegen. Dit noemen we
bronchospasme. Daarnaast zijn er nog andere oorzaken voor het ontstaan van COPD:
- Ziektes met klachten aan de luchtwegen (bijvoorbeeld vaak acute bronchitis)
- Slechte behandelde astma
- Longontsteking
- De erfelijke ziekte alpha-1. Een aangeboren ziekte waarbij het eiwit alpha-1, dat de
longen beschermd, niet wordt aangemaakt of werkt.
- Schadelijke/chemische stoffen. Meestal ontstaat die door bepaald werk (bijvoorbeeld
in de bouw met verf of asbest). We noemen het dan beroeps-COPD.
Symptomen
De eerste klachten zijn ’s morgens veel hoesten en opgeven van sputum.
Na een tijdje treden er andere symptomen op, zoals:
- Vaak last van comorbiditeit (hartfalen en longkanker)
- Benauwdheid
- Fluitende piepende ademhaling (latijns: expiratoire stridor)
- Hoesten. Dit komt vaak omdat er veel slijm in de longen zit.
- Kortademigheid (dyspnoe). Op het begin bij (hevige) inspanning, maar daarna in rust.
- Vaak moe
- Weinig spierkracht
- Gewichtverandering (vaak lijd COPD tot overgewicht, doordat je veel makkelijk
voedsel kiest en dat is vaak ongezond.
- Daarnaast gaat de longfunctie altijd achteruit.
Er kunnen ook nog complicaties optreden, zoals een pneumonie en decompensatio cordis
(de functie van het hart werkt minder).
Behandeling
COPD is niet te genezen, maar met de een goede behandeling kun je de ziekte wel onder
controle houden en verslechtering uit stellen. De behandeling kan bestaan uit:
- Aanpassing van leefwijze
- Zuurstof toevoegen
Jolanda Vermeulen
Pagina 29
-
Medicijnen
Fysiotherapeut
Alternatieve behandelingen
Aanpassing van leefwijze
De patiënt moet stoppen met roken, letten op zijn voedings- en bewegingspatroon.
Zuurstof toevoegen
Als je te weinig zuurstof krijgt is dit levensgevaarlijk. Als je hersenen even geen zuurstof
meer krijgen zijn ze al beschadigd. Daarnaast moeten je andere organen ook zuurstof
krijgen. Als je te weinig zuurstof krijgt kun je benauwd, moe worden en kan de bloeddruk in
de longen stijgt. Er wordt daarom ook vaak zuurstof toegediend bij COPD doormiddel van:
- Een neusbrilletje (plastic slangetje dat achter de oren langs hoofd naar de neus loopt)
- Apparaten die zuurstof geven
- Draagbare flessen voor buitenhuis
- Tanks
Welke vorm wordt door de zorgverzekeraar gekozen en hangt af van hoeveelheid zuurstof
en voor hoelang. De meeste mensen gebruiken het zuurstof ongeveer 15 uur per dag en dan
meestal ’s nachts en met inspanning. De juiste hoeveelheid zuurstof is belangrijk, anders
werkt de behandeling niet. Roken met zuurstof in de buurt is levensgevaarlijk!
Medicijnen
Medicijnen worden gebruikt om klachten als benauwdheid en hoesten te verminderen. De
medicijnen worden meestal via een inhalator binnen gekregen. De medicijnen bestaan uit
een combinatie van luchtwegverwijders en ontstekingsremmers.
Luchtwegverwijders zorgen ervoor dat de spiertjes rondom uw luchtwegen zich wat
ontspannen, waardoor er makkelijker veel lucht door de luchtwegen kan. Je hebt kort en
langwerkende luchtwegverwijders. Kortwerkende werken binnen 5 minuten voor een duurt
van maximaal 6 uur. Langwerkende luchtwegverwijders werken 12 tot 24 uur.
Het duurt een paar weken voor de ontstekingsremmers uit de inhalator hun werk gaan
doen. De ontstekingsremmers moeten heel nauwkeurig worden gegeven om ze te laten
werken.
Daarnaast is er soms een antibioticumkuur nodig om infecties in de longen te verwijderen.
Als je COPD hebt krijg je elk jaar een griepprik.
Fysiotherapeut
Een (long)fysiotherapeut kan veel betekenen voor een COPD-patiënt. Hij helpt bij het
ademen (in rust en inspanning), hij leert huffen. Dit een hoestmanier om van het slijm af te
komen. Daarnaast kan hij oefeningen geven om in beweging te blijven.
Alternatieve behandelingen
Er zijn geen bewijzen dat alternatieve behandeling een goed resultaat hebben, maar er zijn
mensen die er behoefte aan hebben. Vormen van alternatieve behandelingen zijn:
- Ademtherapie. Vaak aanleren van Buteyko (erg rustige ademhaling)
- Homeopathie die het afweersysteem van het lichaam activeert
- Acupunctuur (naaldjes op plekken waar energie doorheen stroomt)
- Antroposofie (om lichaam, ziel en geest in balans te brengen)
Jolanda Vermeulen
Pagina 30
-
Natuurgeneeswijzen (gebruik van kruiden, massages, speciale voeding om
afvalstoffen in het lichaam te verwerken)
Yoga (bewegingen om rust in het lichaam te krijgen)
CVA
Wat is een CVA?
Cerobrovasculair accident is de volledige naam van CVA. Een CVA wordt ook wel eens een
beroerte genoemd. Het betekent letterlijk een ongeluk in de vaten van de hersenen. Het is
een verstoring van de doorbloeding in het hersenweefsel (circulatiestoornis). Het
hersenweefsel krijg dan geen bloed, dus geen voeding en zuurstof. Het hersenweefsel raakt
beschadigd of sterft af. Je hebt twee soorten CVA:
- Niet bloederige (herseninfarct)
- Bloederige (hersenbloeding)
Een herseninfarct komt het vaakst voor.
Als de gevolgen binnen 24 uur weer verdwijnen spreken we van een TIA. Dit staat voor
Transiënt Inchemisch Attack. Een TIA is een voorbode van een trombose (herseninfarct).
In Nederland is CVA de tweede doodsoorzaak. Elk jaar krijgen er 41.000 Nederlanders een
CVA. 75% ervan is boven de 65 jaar.
Oorzaak
De twee vormen van een CVA hebben allebei een ander oorzaak. Het gevolg, te weinig bloed
in een deel van de hersenen waardoor het hersenweefsel afsterft, is wel hetzelfde.
Herseninfarct
De oorzaak voor een niet bloedige CVA (herseninfarct) is een afsluiting van de hersenen.
Doordat een trombose in de hersenslagader of een embolie die in de hersenslagader blijft
hangen. Er ontstaat een wond, omdat de wond afsterft. Het kan ook het gevolg zijn van een
(slag)aderverkalking (alterosclerose)
Hersenbloeding
Een bloederige CVA (hersenbloeding) ontstaat door een gat/scheurtje in een bloedvat. Dit
kan gebeuren door ouderdom , een te hoge bloeddruk, knappen van een aneurysma
(verwijding of uitstulping van bloedvat), zwakke plek in de ader of aangeboren afwijking in
de vaatwanden. Het bloed stroomt dan zo de hersenen in.
Je hebt verschillende vormen van een hersenbloeding:
- Intracerebrale bloeding (bloeding tussen het hersenweefsel)
- Subarachnoïdale bloeding (tussen de hersenvliezen)
Dingen die kans op een CVA vergroten:
- Stress
- Roken
- Overgewicht
- Weinig lichaamsbeweging
- Ziekten zoals:
 Diabetes
Jolanda Vermeulen
Pagina 31





Hartziekten
Hypertensie
Vaatlijden
Stollingsstoornissen
Een te hoog cholesterolgehalte
Symptomen
Hoe groot/ernstig de gevolgen (en dus de symptomen) zijn hangt af van de plaats en de
grootte van het beschadigde hersenweefsel. Symptomen van een CVA zijn:
- Verlammingsverschijnselen aan één kant van het lichaam. Als je een bloeding aan de
linkerkant van je lichaam krijgt, ontstaan er verlammingsverschijnselen aan de
rechterkant. Behalve in het gezicht. Dit komt omdat de zenuwbanen pas in de nek
kruisen. Een verlamming kan paralyse (helemaal) of parese (halfzijdig) zijn
- Spraakstoornis bij bloeding rechts (spraakcentrum zit in linkerhelft)
- Hemianopsie. Gezichtsveld is aan een kant uitgevallen.
- Slikstoornissen door verlammingspieren
- Incontinentie
- Tintelingen
- Evenwichtsstoornissen
- Ernstige hoofdpijn
- Verdoofd gevoel in arm, been of gezicht.
- Geheugenstoornissen
- Afasie (Een taalstoornis die ontstaat bij uitval linker hersenhelft). Twee soorten:
motorische afasie: weet wat hij wil zeggen, maar kan woorden niet uitspreken.
Sensorische afasie: ziet of hoort een woord maar weet/berijpt niet wat het betekent.
- Apraxie. Geen doelgerichte handelingen meer kunnen uitvoeren bijv. volgorde van
aankleden. Komt voor bij mensen die veel infarctjes hebben gehad.
- Gebrek aan initiatief
- Speeksel verlies
- Tonen van emoties die niet bij de situatie past
Diagnose en behandeling
Als het niet duidelijk of het om een bloederige of niet bloederige CVA gaat wordt een spoed
CT-scan gemaakt. Anders wordt er aan de hand van een anamnese, neurologisch onderzoek
en de symptomen die zijn opgetreden wordt de diagnose gesteld. Daarbij kunnen een
bloedonderzoek, thoraxfoto, MRI-scan en een ECG gemaakt worden om de oorzaak te
achterhalen.
De behandeling is per vorm verschillend. De behandeling van een trombose bestaat uit
trombolyse (antistolling) om het stolsel op te lossen. Dit moet binnen 3 uur na de infarct en
de patiënt mag geen bloedverdunners gebruiken. Daarnaast kan er anticoagulantia worden
gegeven. Dit voorkomt het ontstaan van nieuwe stolsels.
Bij een bloeding moet er worden gezorgd dat de bloeddruk laag blijft. Bij een bloeding kan er
worden gekozen voor een operatie. Mensen met een hersenbloeding worden vaak
behandeling via de NDT-methode. De verlamde zijde van het lichaam wordt dan veel
gestimuleerd. De patient wordt ook via de aangedane kant benaderd.
Jolanda Vermeulen
Pagina 32
De behandeling bestaat uit drie fasen:
1. Acute fase
2. Herstel- of revalidatiefase
3. Chronische fase
De acute fase is het ontstaan van de CVA. Het is belangrijk dat je test via de FAST (face, arm,
speech, time) methode en naar het ziekenhuis gaan.
De herstel- of revalidatiefase is de langste fase. Tot een jaar na de CVA kunnen er
beschadigingen in de hersenen optreden. In deze fase gaat het erom het normale leven weer
op te pakken. Vooral de ADL verrichtingen zoals wassen, eten en aankleden. Het spreken en
bewegen wordt gedaan bij de logopedie en fysiotherapie.
De chronische fase is de verdere tijd van je leven nadat je de revalidatie hebt afgesloten. Het
bestaat op verwerken, accepteren en leren omgaan met blijvende beperkingen.
Reumatoïde artritis
Wat is reumatoïde artritis?
Reumatoïde artritis (RA) is een auto-immuunziekte: het afweersysteem maakt antistoffen
tegen zijn eigen lichaam. Bij RA maakt het lichaam antistoffen tegen het weefsel aan de
binnenkant van een gewricht. Er ontstaan ontstekingen in de gewrichtskapsels die het
gewricht beschadigen. Bij een ontsteking in het gewricht wordt het slijmvlieslaagje dikker en
produceert extra vocht. Daarnaast vorm het uitstulpingen. Na verloop van tijd kunnen het
kraakbeen en bot ook beschadigd worden. RA is een chronische ziekte die vaker bij vrouwen
voorkomt dan bij mannen. Het kan al op jonge leeftijd ontstaan.
Oorzaak
Door oorzaak van reumatoïde is het eigen afweersysteem dat werkt tegen zijn eigen
lichaam. Hierdoor ontstaan er antistoffen die ervoor zorgen dat er ontstekingen in de
gewrichten ontstaan. Het is niet erfelijk, maar mensen die roken hebben meer kans op
reumatoïde artritis.
Symptomen
De symptomen die horen bij ontstekingen in gewrichten zijn:
- Pijn
- Verhoogde lichaamstemperatuur
- Warm aanvoelend gewricht
- Zwelling van het gewricht
- Pijn zonder beweging of belasting
- Stijfheid
- Vaak links en rechts in dezelfde gewrichten ontstekingen aanwezig
- ’s morgens heel stijf.
- Moeheid
- Periode veel klachten en soms periodes met weinig klachten
Jolanda Vermeulen
Pagina 33
-
Reumaknobbeltjes in de huid
Soms koorts
In sommige gevallen bloedarmoede of veel afvallen
Zonder behandeling misvormde gewrichten
Diagnose en behandeling
Reumatoïde artritis kan langzaam ontstaan of er ineens zijn. Het wordt vastgesteld
doormiddel van een lichamelijk- en bloedonderzoek. Dit wordt gedaan door een
reumatoloog. Deze arts kan zien en voelen of de gewrichten ontstoken zijn. Als de klachten
van ontstoken gewrichten langer dan 4 weken blijven, heb je waarschijnlijk reumatoïde
artritis. In het bloed kan worden gekeken naar de reumafactor. Dat is een antilichaam tegen
het eigen weefsel die voor voorkomen in het bloed van de meeste mensen met RA. Ook
wordt er gekeken naar de bloedbezinking en CRP waarde in het bloed. Deze stijgen vaak ook.
De bloedbezinkingswaarde is bij ontstekingen sneller. CRP is een eiwit in het bloed die
gemaakt wordt in de lever bij infecties en ontstekingsziektes.
Als iemand al langer aan RA leid kun je dat zien op een röntgenfoto. Op het begin is het nog
niet ernstig genoeg om te zien op een röntgenfoto
De behandeling bestaat voor een groot deel uit medicijnen. Het zijn er altijd één of meer.
Het doel van de medicijnen zijn: de pijn verminderen en de ontsteking afremmen. Om een
chronische ontsteking goed onder controle te krijgen moeten de medicijnen op vaste tijden
worden in genomen. Anders krijg je geen goede hoeveelheid medicijn in het bloed en is het
overbodig. Je hebt verschillende soorten medicijnen:
- Eenvoudige pijnstillers
- Ontstekingsremmende pijnstillers (NSAID's)
- Klassieke reumaremmers (DMARD's)
- Biologische reumaremmers (biologicals)
Naast medicijnen kun je ook terecht voor behandeling bij een reumatoloog,
reumaverpleegkundige, fysiotherapeuten en podotherapeten. Sommige patiënten maken
ook gebruik van alternatieve behandelingen.
Artrose
Wat is Artrose?
Artrose (artrosis deformans) is een reumatische ziekte aan het kraakbeen in gewrichten.
Artrose ontstaat geleidelijk aan en is niet te genezen. In een gewricht zit er tussen twee
botten altijd een laagje kraakbeen om de botten te beschermen. Deze botten worden in een
gewicht door banden en een gewrichtkapsel bij elkaar gehouden. In de binnenkant van het
kapsel zit een slijmvlieslaag (synovium). Deze laag werkt als smeermiddel. Bij artrose worden
deze kraakbeenlaagjes langzaam aanzeker afgebroken. Eerste werkt het kraakbeen al
minder goed, daarna ontstaan er scheurtjes, verkleuringen, gaatjes in het kraakbeen en
vervolgens kan het hele kraakbeen verdwijnen. De botten staan op elkaar en gaan over
elkaar schuren. Het bot probeert het weer te herstellen en wordt dikker. Aan de zijkant van
Jolanda Vermeulen
Pagina 34
het gewicht ontstaat een botuitsteeksel (osteofyten). Artrose komt het meest voor in het
heupgewicht (coxartrsis), het kniegewricht (gonartrosis) en in gewichtjes tussen wervels
(vooral tussen de halswervels (cervicale artrose)). Artrose komt twee keer zo vaak bij
vrouwen voor dan bij mannen.
Oorzaak
Bij artrose wordt er vaak gesproken over slijtage van het gewricht. De oorzaak van het
verdwijnen van kraakbeen is niet nog helemaal bekend. Er zijn wel een paar risicofactoren.
Dit zijn:
- Overgewicht
- Erfelijke aanleg
- Overbelasting door teveel te bewegen (te veel en te zwaar sporten)
- Blessure of beschadiging van/om het gewricht (zwakke gewrichtsbanden, botbreuk,
beschadigde meniscus)
- Zwaar lichamelijk werk
- Anderen ziekte aan gewrichten
- Tekort aan vitamines D en K
- Hoge leeftijd
Symptomen
Ook de symptomen die bij artrose horen komen geleidelijk aan. De symptomen van artrose
zijn:
- Zwelling
- Stijfheid
- Pijn bij beweging of belasting
- Pijn bij in beweging komen na lang niets gedaan te hebben (startpijn)
- Houdingsafwijkingen
- Krakend gevoel in gewricht
- Bewegingsbeperking
- Vermoeidheid
- Verandering van de vorm van het gewricht
Als er in dat gewicht ook nog een ontsteking ontstaat krijg je ook nog last van:
- Roodheid
- Zwelling
- Vocht in het gewricht
- Warm aanvoelen
- Pijn
- Stijfheid
Diagnose en behandeling
Bij de diagnose van artrose wordt gebruik gemaakt van:
- De symptomen (wat geeft de patiënt aan?)
- Lichamelijk onderzoek
- Bloedonderzoek
- Röntgenfoto’s
Jolanda Vermeulen
Pagina 35
De behandeling van artrose is er opgericht:
- Klachten te verminderen
- Risicofactoren niet een oorzaak te laten worden
- Verslechtering van de artrose tegen te gaan.
Medicijnen kunnen de pijn van de symptomen van artrose verminderen. Dit kan zijn in de
vorm van injecties, crèmes of tabletten. Daarnaast kan de behandeling bestaan uit:
- Warmte toediening in het gewricht
- Een operatie (kunstgewricht)
- Een loophulpmiddel
- Fysiotherapie
- Voedingsvoorschriften
Vasculaire dementie
Wat is vasculaire dementie?
Vasculaire dementie is een vorm van dementie. Na de ziekte van Alzheimer is het de meest
voorkomende vorm van dementie. Vasculaire dementie is niet te genezen. Deze vorm van
dementie ontstaat vaak na een beroerte (herseninfarct). Een bepaald hersengebied is dan
afgestorven doordat de bloedtoevoer in de hersenen verstoord is. Vaak hebben de patiënten
al andere hart- en vaatziekten voordat ze te maken krijgen met vasculaire dementie. Het
denkvermogen daalt bij mensen met vasculaire dementie. Bij vasculaire dementie hebben
mensen momenten dat ze heel helder zijn, maar ook momenten dat ze geen besef hebben
van de realiteit. Hoe ernstiger de ziekte, hoe meer momenten dat iemand geen besef heeft
van de realiteit. Vasculaire dementie komt meer voor bij mannen. Het begint meestal op een
leeftijd van 65-75 jaar, maar kan ook op jongere leeftijd al ontstaan. In Nederland zijn er
ongeveer 270.000 mensen met vasculaire dementie.
Oorzaak
De oorzaak van vasculaire dementie heeft vaak te maken met ziektes of aandoeningen die
de persoon al heeft. Denk hierbij aan hart- en vaatziekten, hartritmestoornissen, te hoog
cholesterol, te hoge bloeddruk, diabetes of andere aandoeningen aan de bloedvaten.
De meest voorkomende oorzaak van vasculaire dementie is een stoornis in de bloedtoevoer
in de hersenen. Het hersenweefsel krijgt geen voeding en zuurstof, waardoor het beschadig
raakt of afsterft. Dit kan zijn door een herseninfarct of hersenbloeding (CVA/beroerte). Vaak
komt er één beroerte of twee beroertes gelijkertijd of vlak na elkaar. Andere oorzaken zijn:
- De ziekte van Binswanger: Zeldzame oorzaak. De witte stof van de hersenstof wordt
aangetast.
- Vaatveranderingen aan de hersenen
- Erfelijke factoren
- Atherosclerose (aderverkalking)
- Risicofactoren zoals hoge bloeddruk, roken, weinig beweging, diabetes, verstoorde
vetstofwisseling.
Symptomen
Jolanda Vermeulen
Pagina 36
De symptomen van vasculaire dementie liggen aan de plek in de hersenen waar ze
beschadigd zijn. De eerste symptomen waaraan je vasculaire dementie kunt herkennen zijn:
spierzwakte, duizeligheid en spraakproblemen.
Verschillende symptomen van vasculaire dementie zijn:
- Stemmingswisselingen
- Geen besef hebben van de realiteit
- Geheugenverlies
- Ernstige depressie
- Motorische stoornissen (moeilijk lopen, zachte stem)
- Epilepsie
- Traagheid
- Gedrag dat ongepast/onbeschoft is
- Concentratieproblemen
- Apathie (lusteloos zijn)
- Afasie
- Zwakke spieren
- Duizeligheid
- Spraakproblemen
- Taalproblemen
- Problemen met de ogen
- Incontinentie
- Uitvalsverschijnselen
- Slikproblemen
Diagnose en behandeling
De diagnose van vasculaire dementie wordt gesteld door:
- Te kijken naar symptomen
- Een bloedonderzoek (vitaminetekort, bloedarmoede, diabetes mellitus, ziekten aan
andere organen moeten worden uitgesloten)
- Neurologische onderzoek. De werking van het zenuwstelsel wordt onderzocht.
- Neuro-psychologisch onderzoek. Gesprek met psycholoog en testen voor functies
van de hersenen.
- Een CT-scan of MRI-scan te maken
- EEG (hersenfilmpje
Stukjes hersenweefsel zijn afgestorven. Deze hersencellen herstellen zichzelf niet en kunnen
niet worden vervangen. Ook de geestelijke achteruitgang kan niet worden gestopt.
Vasculaire dementie is dus niet te genezen, maar de behandeling probeert nieuwe
herseninfarcten te voorkomen en hart- en vaatziekte onder controle te houden. De
bloeddruk moet regelmatig worden gecontroleerd.
Risicofactoren moeten zo klein mogelijk worden gehouden dus:
- Genoeg bewegen
- Stoppen met roken
- Afvallen als er overgewicht is
- Weinig alcohol drinken
- Medicijnen om bloeddruk te verlagen
- Eventueel bloedverdunners of antistollingsmedicijnen
Jolanda Vermeulen
Pagina 37
-
Dieet
Ziekte van Alzheimer
Wat is de ziekte van Alzheimer?
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Het begint met
kleine dingen vergeten. Daarna kan de patiënt zelf steeds minder vaardigheden uitvoeren en
het eindigt vaak met volledig afhankelijk van anderen. Het verloop van de ziekte is voor
iedereen heel verschillend. 1 op de 10 mensen boven de 65 jaar krijgen last van de ziekte
van Alzheimer. In Nederland zijn er ongeveer 200.000 mensen die aan Alzheimer lijden.
Wereldwijd zijn er dat 20 miljoen.
Oorzaak
Bij mensen met de ziekte van Alzheimer ontstaan er in de hersenen (zenuwcellen)
ophopingen van beta-emyloïd. Dit is een bepaald eiwit. De ophopingen ontstaat, omdat de
afbraak van het eiwit niet goed is. Door de ophopingen zijn de verbindingen tussen
zenuwcellen verstoord. Amyloïde plaques zijn groepen van dode en stervende zenuwcellen,
andere hersencellen en amyloïd-eiwitfragmenten, die tussen de overgebleven zenuwcellen
blijven zitten. Bij gezonde mensen worden deze amyloïd-eiwitten afgebroken en verwijderd,
maar bij Althzeimer patiënten niet. Zenuwcellen sterven dan af en functioneren niet meer
goed. Het denken en geheugen werkt niet goed meer.
Een hoge bloeddruk en een hoog cholesterolgehalte vergroten de kans op de ziekte van
Altzeimer ook heel erg.
Symptomen
De symptomen en de ziekte ontstaan langzaam en verslechteren ook steeds meer. Het
grootste kenmerk voor de ziekte van Alzheimer is vergeetachtig zijn.
Andere symptomen die voorkomen bij mensen met Altzeimer zijn:
- Problemen met lezen, praten, schrijven en rekenen
- Nieuwe informatie opnemen lukt niet meer
- Cognitieve functies gaan verloren (denken, oordelen en begrijpen)
- Zelfstandig dingen doen gaat moeilijk
- Neemt geen initiatief
- Gedesoriënteerd in tijd en plaats
- Verliezen van sociale vaardigheden
- Overtuigen die niet realistisch zijn
- Hallucineren (dingen zien of horen die er niet zijn)
- Dagelijkse dingen steeds onhandiger uitvoeren
- Verandering in persoonlijkheid
- Afasie
- Apraxie
Hoe snel de symptomen verslechteren is per persoon verschillend.
Diagnose en behandeling
Jolanda Vermeulen
Pagina 38
De onderzoeken die kunnen worden gedaan om te kijken of iemand de ziekte van Alzheimer
heeft zijn:
- Een heel medische onderzoek
- Bloedonderzoeken
- EEG (hersenfilmpje)
- CT-scan
- MRI-scan
- Afnemen van liquor (hersenvocht). Bij de ziekte van Alzheimer zijn de eiwitten
afkomstig van de tangles en plaques aanwezig in het hersenvocht.
De behandeling van de ziekte van Altzeimer bestaat uit verminderen van de symptomen. Dit
wordt meestal gedaan doormiddel van medicijnen. Daarnaast wordt er veel gebruik gemaakt
van therapieën. Hier wordt gekeken hoe de persoon zichzelf het prettigst voelt en zolang
mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Als patiënten daarin in een verpleeghuis zitten
worden er veel therapieën gedaan met kinderen. Kinderen geven een prikkelende werking
op het brein van ouderen. Als laatst heb je ook nog snoezeltherapieën. Daar zijn vaak aparte
ruimtes voor met gedempt licht, muziek, warme kleuren en zachte vormen. Het is een bijna
prikkelloze ruimte.
Fasen dementie
Dementie kent 4 fases. Dit zijn:
Fase 1: Bedreigde ik / cognitieve fase
Fase 2: Verdwaalde ik / Emotionele fase
Fase 3: Verborgen ik / Psychomotorische fase
Fase 4: Verzonken ik / Zintuiglijke Fase
Fase 1: Bedreigde ik / cognitieve fase
Dit is de beginfase van dementie. Mensen merken dat ze dingen vergeten en minder goed
kunnen denken. Ze hebben in de gaten dat ze alles moeilijk kunnen organiseren. Ze
proberen te denken dat dit normaal is. Ze beginnen te herkennen dat ze dement zijn. In deze
fase geven ze vaak andere de schuld van dingen die er mis gaan. Ze letten goed op en
reageren vaak achterdochtig. Ze zijn wantrouwend naar anderen. Ze zijn bijvoorbeeld bang
dat verzorgende hun willen vergiftigen of dat familie hem wil beroven.
De eerste fase van dementie kun je herkennen aan:
- Spanning aan gezicht af te lezen (fel en stekend kijken)
- Stijve houding met strakke spieren
- Je ziet goed aan ze dat ze alles willen zien
- Hebben behoefte aan vaste dingen
- Wil geen veranderingen
- Niet graag met andere verwarde mensen
- Begrip en communicatie zijn nog goed
- Praten graag over vroeger en nieuwe gebeurtenissen zijn moeilijk
- Vragen naar gebeurtenissen van nu maak ze boos en bang
Jolanda Vermeulen
Pagina 39
Fase 2: Verdwaalde ik / Emotionele fase
In de tweede fase van dementie worden de mensen steeds meer gedesoriënteerd in plaats,
tijd en personen. Mensen zien er nu niet meer heel angstig en bedreigend uit, maar lijken nu
heel zoekend. Ze zijn wel nog angstig, omdat ze niet meer weten waar en wie ze zijn. Ze
denken de hele tijd dat ze verdwaald zijn. Doordat ze veel meer dingen vergeten gaat het
praten ook veel langzamer, minder en geven veel vage omschrijvingen. Bij deze fase van
dementie kun je het best contact maken met de persoon door ze zachtjes aan te raken en
daarbij oogcontact te maken. De stem die je gebruikt moet geruststellend zijn en de zinnen
die je maakt kort. Gebaren en gezichtuitdrukkingen die je maakt mogen overdreven worden.
Het is makkelijker voor de zorgvrager om deze te herkennen. Belangrijk is dat je op dezelfde
hoogte als de zorgvrager staat.
Kenmerken voor deze fase van dementie zijn:
- Starend kijken
- Ontspannen lichaamshouding en gezichtsuitdrukking
- Incontinentie
- Decorumverlies
- Taalproblemen
- Dingen van vroeger kunnen ze moeilijk scheiden met gebeurtenissen van nu
- Concentratieproblemen
- Genieten van de makkelijkste activiteiten
- Vind het makkelijk als je korte zinnen gebruikt
- Houden erg van complimenten krijgen
Fase 3: Verborgen ik / Psychomotorische fase
In deze fase verdwijnt de IK-beleving. De persoon heeft geen idee meer wie hij is. Hij
verdwijnt in een eigen wereld. De dementerende maakt uit zichzelf weinig contact met de
omgeving en anderen. Verzorgende moeten regelmatig even contact met de dementerende
maken. Het is belangrijk om er achter te komen wat een persoon fijn en juist niet fijn vind.
Het gaat om de belangrijkste dingen zoals rust of mensen om zich heen, warmte of koud.
Mensen in deze fase van dementie zitten vaak in een rolstoel of lopen moeilijk. Het gedrag is
herhalen van bewegingen en geluiden. Lief praten, zachtjes aanraken, mooie muziek en iets
om vast te houden zijn prettig voor de zorgvrager. Hier kunnen de mensen heel rustig van
worden.
Symptomen zijn:
- Ogen vaak gesloten of kijken starend/ongericht
- Moeilijk verstaanbaar
- Lopen schuifelend
- Lopen met schouder voorovergebogen
- Muziek is heel belangrijk voor de mensen
Fase 4: Verzonken ik / zintuiglijke fase
Dit is de laatste fase van dementie. Het verschil met de derde fase is niet heel groot. Je
merkt het overgaan van de derde naar vierde fase dan ook bijna niet. Het lukt bijna niet om
meer om contact met de zorgvrager te krijgen. De persoon heeft geen idee meer dat hij
Jolanda Vermeulen
Pagina 40
leeft. De persoon ligt vaak ontspannen op bed. Muziek, geluid, geur en warmte zijn
manieren en prikkels om de zorgvrager te bereiken.
Symptomen in de laatste fase van dementie zijn:
- Bijna geen contact
- Kans op contracturen door op bed liggen
- Kijken niet meer rond
- Kunt geen oogcontact meer maken
- Alleen reflexen en geen doelgedrag meer
- Emoties zijn moeilijk waar te men
- Mensen herkennen en weten wat ze moeten doen aan klank en volume van stem
- Heel soms nog een glimlach of hand als contact
De oudere gezonde mens met beperkingen
Als je ouder wordt krijg je steeds meer beperkingen. We noemen oude mensen ook wel
bejaarden of senioren genoemd. Je bent een bejaard of senior persoon vanaf de 65 jaar. De
problemen en beperkingen die bij een gezond ouder mens kan ontstaat verdelen we in drie
groepen. Gericht op de holistische visie op de mens. Deze drie groepen zijn:
- Lichamelijk
- Geestelijk / psychisch
- Sociaal
Lichamelijk
Lichamelijk gaan mensen steeds achteruit. Ouderen hebben vaak last van:
- Slecht gehoor. Veel ouderen zijn afhankelijk van hun gehoorapparaten.
- Slechte ogen. Vaak dragen ze een bril
- Minder goed proeven, voelen en ruiken
- Verminderde mobiliteit. Ze maken dan vaak gebruik van hulpmiddelen zoals een
loopstok, rollator of rolstoel.
- Minder kracht
- Grotere kans op botbreuken (vooral heup)
- Verminderde weerstand
- Trager reageren en minder snel denken
- Stijfheid
- Hoge bloeddruk
- Last van de botten
- Last van hart en longen
- Atrofie van de organen (langzame verschrompeling)
- Meer of minder slaap nodig hebben
Soms is het onmogelijk voor ouderen om door veroudering de ADL uit te voeren. Vaak
krijgen ze dan thuiszorg of zitten in een verzorgingscentrum.
Een virus of infectie kan bij een ouder persoon vaak fataal zijn.
Geestelijk / psychisch
Jolanda Vermeulen
Pagina 41
Mensen die ouder worden krijgen ook psychische veranderingen. Ze krijgen andere
behoeftes en interesses. Het belangrijkste is dat het geheugen minder wordt en de snelheid
van denken heel erg achteruit gaat. Andere dingen zijn:
- Het karakter en de persoonlijkheid veranderd. Ze zijn vaak minder gemotiveerd!
- Het denken wordt anders. Ze onthouden en berijpen minder goed, problemen
kunnen ze minder goed oplossen en het tempo van denken wordt dus trager.
- Ze kunnen veel moeilijk nieuwe dingen leren. Het gaat trager en moeten veel meer
moeite doen om het te snappen.
Sociaal
Na het 67ste levensjaar gaan mensen met pensioen. Vaak hebben mensen daar veel
contacten. Het wegvallen van deze groep mensen kan voor sommige vaak moeilijk zijn. Ze
hebben dan veel minder mensen en kunnen in een sociaal isolement raken. Omdat ze niet
meer kunnen werken kunnen mensen zich ook zinloos gaan voelen. Andere mensen gaan
een andere invulling van de dag en week zoeken. Veel ouderen doen vrijwilligers werk!
Andere sociale problemen zijn:
- Geld gebrek en een ziekte waardoor ze weinig dingen kunnen ondernemen. Het
hangt af van anderen wat ze kunnen doen.
- Ze kunnen zich eenzaam voelen
- Steeds meer mensen om hen heen overlijden.
Blaasontsteking
Wat is blaasontsteking?
Cystitis en urineweginfectie worden ook wel gebruikt voor blaasontsteking. Bij een
blaasontsteking is het slijmvlies van de blaaswand ontstoken. Deze ontsteking wordt
veroorzaakt door bacteriën van buitenaf. De bacteriën komen via de urine in de urinewegen
en kan dan het slijmvlies besmetten. Het is niet besmettelijk, maar het kan wel vaker terug
komen. Cystitis komt vaker voor bij vrouwen. Dit komt door de korte urinebuis.
Oorzaak
De oorzaak van blaasontsteking is dus een ontsteking in het blaaswandslijmvlies. Dit kan
ontstaan door:
- Seks
- Een katheter (via buitenkant komen bacteriën binnen)
- Retentieblaas (altijd achterblijvende urine in de blaas)
- Een verminderde weerstand
- Slechte hygiëne
- Diabetes mellitus
- Wassen van geslachtsdeel met bepaalde zeep
- Blaas- of nierstenen
Symptomen
Kenmerken van een blaasontsteking zijn:
- Vaak plassen
Jolanda Vermeulen
Pagina 42
-
Pijn
Misselijkheid
Pijnlijk branderig gevoel
Bloed of pus in urine
Niet kunnen ophouden bij aandrang
Pijn in rug
Slecht ruikende urine
Troebele urine
Kleine beetjes plassen
Diagnose en behandeling
Om er achter te komen of er een blaasontsteking aanwezig is wordt er een urineonderzoek
gedaan. De ochtendurine moet worden opgevangen in een urinecontainer en naar de
huisarts worden gebracht. Daar wordt de samenstelling van urine bepaald en gekeken naar
bepaalde bacteriën.
Als er uit is gekomen dat er een blaasontsteking aanwezig is wordt er meestal een antibiotica
kuur voorgeschreven. Het is dan binnen enkele dagen weg. Verder is het belangrijk dat je
veel blijft drinken, regelmatig gaat plassen en goed let op hygiëne.
Ziekte van Parkinson
Wat is Parkinson?
De ziekte van Parkinson is een aandoening aan het zenuwstelsel waarbij bepaalde cellen in
de hersenen, die dopamine produceren, afsterven. Er is daardoor een tekort aan de
neurotransmitter dopamine. Dopamine is een stof waarmee hersencellen signalen
doorgeven aan andere hersencellen. Door het dopaminetekort worden de spierbewegingen
niet meer goed aangestuurd. Het is een chronische ziekte die zich langzaam ontwikkelt.
Parkinson komt voor bij mannen en vrouwen. De meeste mensen met Parkinson zijn ouder
dan 65 jaar.
Oorzaak
De oorzaak van Parkinson is een tekort aan dopamine. Dit tekort is ontstaan in de hersenen.
De substantia nigra is een bepaald gebied in de hersenen. Hier wordt in cellen dopamine
gemaakt. Doordat de cellen in dit deel van de hersenen zijn afgestorven is er te weinig
dopamine in de hersenen. Dopamine zorgt voor makkelijk bewegen van spieren. Door het
tekort aan dopamine reageren spieren langzaam of zelfs helemaal niet meer op signalen van
de hersenen. Hoe het kan dat het lichaam te weinig dopamine aanmaakt is onbekend. De
ziekte van Parkinson is wel erfelijk.
Symptomen
De ziekte van Parkinson heeft de volgende symptomen:
- Beven en trillen (tremor) dat begint in de vingers
- Spierstijfheid (rigiditeit)
Jolanda Vermeulen
Pagina 43
-
Houterig bewegen
Voorovergebogen lopen met schuifelende pasjes, kijkend naar de grond zonder
armen te bewegen.
Maskergelaat
Zacht en onduidelijk praten
Kan gemaakt speeksel niet doorslikken
Verhoogde talkproductie (vette huid)
Slecht leesbaar handschrift en klein schrijven door beven
Slikproblemen
Kwijlen
Depressief
Vergeetachtig
Afvallen
Veel zweten
Slechte coördinatie en daardoor vaak vallen
Moeilijk op gang kunnen komen en kunnen stoppen met lopen.
Diagnose en behandeling
De diagnose wordt gesteld door te kijken naar de symptomen. Aanvullend door een CT-scan,
MRI-scan of bloedonderzoek.
De behandeling van de ziekte van Parkinson bestaat uit:
- Therapieën zoals fysiotherapie, logopedie en ergotherapie
- Praten met een psycholoog
- Medicijnen die de klachten van Parkinson verminderen. Bijvoorbeeld Levodopa om
het trillen minder te maken. Dit medicijn kan je wel bijwerkingen geven. Bijvoorbeeld
droge mond, misselijkheid, verwardheid en onwillekeurige bewegingen. Er zijn geen
medicijnen om de ziekte van Parkinson te genezen.
MS
Wat is MS?
MS staat voor Multiple sclerose is een chronische aandoening aan het centrale zenuwstelsel.
De bescherm- en isolatielaag rondom de zenuwen in hersenen, ruggenmerg en oogzenuwen
is beschadigd. Die bescherm laag is gemaakt van myeline. Die zorgt ervoor dat de zenuwen
prikkels snel doorgeven. Bij MS worden signalen die door de zenuwen lopen komen niet
meer goed doorgegeven. Hierdoor kunnen onder andere problemen ontstaan met lopen,
voelen en zien. Het is geen spierziekte! Het kan wel zijn dat mensen door MS spieren
nauwelijks of niet meer kunnen bewegen. De ziekte begint tussen de 20 en 40 jaar.
Ongeveer 17.000 mensen in Nederland hebben MS. Het komt 2,5 keer zo vaak voor bij
vrouwen als bij mannen.
Oorzaak
De oorzaak van MS is onbekend. Wel heeft de stof myeline er iets mee te maken. Het
immuunsysteem reageert extreem op myeline bij MS. Die wordt dan afgebroken en
daardoor kunnen de prikkels niet goed worden doorgegeven.
Jolanda Vermeulen
Pagina 44
Oligodendrocyten zijn steuncellen in de hersenen. Die maken myeline aan. Bij MS gaan deze
cellen weg en wordt de bescherm- en isolatielaag rondom de zenuwbaan minder dik of
verdwijnt.
MS is niet erfelijk, maar er zijn wel genen die bij de ziekte horen. Zij hebben te maken met de
werking van het immuunsysteem. Verder factoren die de kans op MS vergroten:
- Vitamine D gebrek
- Roken
- Verkeerde leefstijl
- Epstein-Barr virus
- Hormonen
- Klimaat
- Voeding
Symptomen
Op het begin is MS moeilijk te herkennen. De eerste klachten die voorkomen zijn: slecht
zien, spraakproblemen, evenwicht- en coördinatiestoornissen, geheugenstoornissen en
vermoeiheid.
Daarna ontstaan er symptomen zoals:
- Krachtverlies
- Krampen
- Stijfheid
- Spasticiteit
- Tintelingen
- Spierpijn
- Doofheid
- Koude voeten/handen
- Spraakstoornis
- Duizeligheid
- Zenuwpijn
- Dubbelzien
- Zenuwontsteking van een of allebei de ogen
- Incontinentie
- Retentieblaas
- Geen zin meer in seks
- Obstipatie
- Moeheid
- Snel vermoeid
- Depressie
- Angst
- Concentratieverlies
- Verlammingen
- Geheugenverlies
Diagnose en behandeling
Jolanda Vermeulen
Pagina 45
De diagnose van MS is heel moeilijk te stellen. De symptomen zijn bij geen persoon het
zelfde en kunnen ook bij andere ziektes horen. Daarnaast is er ook geen onderzoek die het
met zekerheid kan aangeven. De diagnose zal geprobeerd worden te stellen doormiddel van
een MRI-scan van de hersenen en het ruggenmerg, een bloedonderzoek, onderzoek van het
liquor doormiddel van een ruggenprik.
MS kan nog niet genezen worden. Ook is er geen vaste behandeling. Er zijn medicijnen die
symptomen van MS behandelen en aanvallen stoppen. Daarnaast kan er gebruik gemaakt
worden van revalidatie, ergotherapie, fysiotherapie en alternatieve methoden. Dit is
bijvoorbeeld bijvoorbeeld acupunctuur.
Obstipatie
Wat is obstipatie?
Een obstipatie (ook wel constipatie genoemd) is een verstopping in de darmen. Het is een
van de meest voorkomende darmproblemen. Obstipatie ontstaat als de ontlasting te lang in
de dikke darm blijft zitten. Het vocht wordt dan uit de ontlasting gehaald en de ontlasting
wordt harder en droger. Het is moeilijker de ontlasting er uit te krijgen. Obstipatie komt voor
bij alle leeftijden en geslachten. Wel meer bij vrouwen dan bij mannen. Éen op de vijf
mensen lijdt aan chronische (langdurige) obstipatie.
Oorzaak
Obstipatie kan veel oorzaken hebben. De meest voorkomende is tekort aan vezels in voeding
en te weinig beweging. Daarnaast kan de oorzaak ook nog zijn:
- Verandering in leefstijl
- Onvoldoende drinken
- Niet naar het toilet gaan als je aandrang hebt
- Bepaalde medicijnen (pijnmedicatie, diuretica, antidepressiva enz.)
- Bepaalde ziekten, zoals beroerte, prikkelbare-darmsyndroom, ziekte van Parkinson
en diabetes)
- Zwangerschap en bevalling
- Vernauwing van de darmen
- Verkeerd gebruik van bekkenbodemspieren
- Psychische factoren (stress, angst enz.)
.
Symptomen
De symptomen van obstipatie zijn:
- Minder dan 3x per week ontlasting
- Harde of keutelvormige ontlasting
- Je moet hard persen om de ontlasting te krijgen
- Het gevoel dat je darmen niet helemaal geleegd kunnen worden
- Opgeblazen gevoel
- Buikpijn
- Harde buik
- Aambeien en kloofjes bij de anus
Jolanda Vermeulen
Pagina 46
- Maagpijn of maagkramp
- Het gevoel dat je darmen geblokkeerd worden
- Winderigheid
- Overloopincontinentie / paradoxale diaree (verlies van ontlasting)
De klachten kunnen apart voorkomen, maar ook meerdere tegelijk.
Diagnose en behandeling
Om vast te stellen of je een obstipatie hebt doet de huisarts een lichamelijk onderzoek. Als
het nodig is, doet hij een inwendig onderzoek via de anus (rectaal toucher). Hij kan je ook
doorverwijzen naar een maag-, darm- en lever arts (MDL-arts) of internist voor onderzoeken.
De behandeling van obstipatie bestaat uit:
- Voedingrijk voedsel
- Bekkenbodemfysiotherapie
- Medicijnen (laxeermiddelen)
- Klysma
- Veel bewegen
- Vochtbinders in de darm
Decubitus
Wat is decubitus?
Decubitus wordt ook wel ‘doorliggen of doorzitten’ genoemd. Decubitus is een beschadiging
van de huid en de weefsels die daar onder liggen. Decubitus ontstaat door te lang in de
zelfde houding liggen of zitten. De bloedvaten worden op die plek dicht gedrukt en er kan een
vorm van decubitus ontstaan. Decubitus komt het meest voor op de stuit, hielen, oren, achterhoofd,
wervelkolom, heupen, knieën, enkels en schouderbladen.
Decubitus wordt verdeeld in verschillende graden:
Graad 1: niet wegdrukbare rode plek van de huid die nog heel is. Warmte, verkleuring,
oedeem en verharding horen erbij.
Graad 2: blaar of ontvelling. Er is een kleine wond en de lederhuid (dermis) is al een beetje
kapot.
Graad 3: Kapotte huid met eventueel weefselversterf (necrose) van de huid en onderhuids
weefsel (subcutis).
Graad 4: Uitgebreide schade of afsterven van het weefsel. Dit kan zijn met of zonder schade
van opperhuid (epidermis) of lederhuid (dermis).De schade kan zich zijn tot aan het
onderliggende bindweefselvlies (fascie). Dat zijn botten, spieren en pezen.
Decubitus kan voorkomen worden door:
- De huid droog te houden
- De huid elke dag na te kijken en met goede hygiëne te verzorgen
- Te zorgen voor een schone, gladde en droge ondergrond
- Te zorgen voor een goede houding
- Regelmatig te wisselen van houding
- De hielen vrij te houden bij rugligging
- Regelmatig te zorgen voor beweging
Jolanda Vermeulen
Pagina 47
-
Te zorgen voor een goede voedingstoestand
Gebruik te maken van hulpmiddelen bij een bedlegerige zorgvrager (AD-matras)
Oorzaak
Decubitus kan worden veroorzaakt door:
- Intrinsieke (inwendige) factoren
- Extrinsieke (uitwendige) factoren
Intrinsieke factoren zijn: slechte doorbloeding in de bloedvaten, medicijnen die de wijdte
van bloedvaten beïnvloed, zuurstof tekort van de weefsels, een slechte voedingstoestand,
door medisch handelen (iatrogeen) bijvoorbeeld na een paar weken in het gips, leeftijd,
psychische factoren, beweging, gewicht, incontinentie en lichaamstemperatuur.
Druk is een uitwendige factor. Druk is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van
decubitus. De grootte, duur en richting van de druk zijn ook nog belangrijk voor het gevolg.
Andere extrinsieke factoren zijn: de houding hoe iemand ligt, de verzorging van de huid en
vochtigheid (zweten, urine).
Symptomen
De symptomen van decubitus verschillen per graad. Symptomen die je kunt tegenkomen bij
decubitus zijn:
Graad 1:
- Roodheid
- Niet wegdrukbare plekken
- Rode huid
- Warme huid
- Huid verhardt
- Oedeem
- Pijn
Graad 2:
- Blaren
- Ontvelling
- Open wond
- Verlies lederhuid
Graad 3:
- Huidlaag is bijna helemaal weg
Graad 4:
- Necrose (weefselversterf)
- Bot, pezen en spieren kun je zien liggen
- Afstervende korst
Diagnose en behandeling
De diagnose wordt gesteld door een huisarts. Hij kijkt welke graad wond het is en of er een
infectie aanwezig is. Hij kijkt ook naar de behandeling.
Bij de behandeling worden alle preventie maatregels gebruikt. Het is belangrijk dat de wond
schoon blijft. De oorzaak zal worden gezocht en weg worden geprobeerd te halen. Bij
Jolanda Vermeulen
Pagina 48
necrose moet het weefsel worden verwijderd tijdens een operatie. Er kan ook gebruik
worden gemaakt van gazen en wondverbanden.
Pneumonie
Wat is pneumonie?
Een pneumonie is een longontsteking. Het is een ontsteking de longblaasjes (alveoli),
allerkleinste vertakkingen van de bronchiën en het weefsel wat er omheen zit. Als er een
ontsteking zit probeert het lichaam deze op te ruimen. Er ontstaat daarbij slijm. Door het
slijm en de ontsteking is het moeilijk voor de longblaasjes om zuurstof op te nemen. Als
beide longen ontstoken zijn is het een dubbele of bilaterale longontsteking. Een gezond
mensen heeft genoeg weerstand in het lichaam om tegen een longontsteking. Bij zwakkere
(ouderen, alcoholisten, mensen met verwondingen) kan een pneumonie wel fataal zijn. Een
longontsteking kan besmettelijk zijn. Dit hangt van de oorzaak. Per jaar krijgen ongeveer
172.000 mensen in Nederland een longontsteking. De meesten gevallen zijn jonger dan 10
jaar of ouder dan 55 jaar.
Oorzaak
De oorzaak van een longontsteking is vaak een virus of bacterie. Vaak begint het met een
virus en daar komen dan bacteriën bij. Het kan ook zijn dat de oorzaak een combinatie is van
een virus en bacterie. De meest voorkomende ziekteverwekker (een bacterie) is de
pneumokok (Streptococcus pneumonia). Bacteriën komen in ons lichaam doordat we ze
inademen. Ook kunnen ze via de keelholte binnen komen tijdens het verslikken. Dit noemen
we dan aspiratiepneumonie.
De kans dat je een pneumonie krijg is ook groter:
- Als je een lage weerstand hebt (door medicijnen, ziekte, hevige verkoudheid of griep)
- Als je leeftijd tussen de 0-9 jaar is of boven de 55 is
- Als je longen chronisch ontstoken zijn (COPD, astma en bronchiëctasieën)
- Als je rookt (of meerookt). Rokers hebben 4x zo grote kans op pneumonie
- Bij luchtvervuiling
- Bij diabetes
- Bij hartproblemen
- Bij ondervoeding
- Bij inslikken van voorwerpen
- Bij verslikken
- Bij verlamming of bewusteloosheid
- Bij slikstoornissen
- Veel bedrust (de longventilatie werkt dan veel minder goed)
Symptomen
De belangrijkste symptomen bij een pneumonie zijn: benauw gevoel, hoesten, koorts,
spierpijn en vermoeidheid.
Daarnaast heb je bij een longontsteking vaak last van:
- Pijn
- Ophoesten van geel of groen slijm en soms wat bloed
Jolanda Vermeulen
Pagina 49
- Spierpijn
- Pijn bij de long / borst
- Rillen en klappertanden
- Kortademigheid
- In erge gevallen verwardheid
De ontsteking zelf doet geen pijn, maar ademhalen doet vaak wel pijn. Ook kan irritatie van
het longvlies pijnlijk zijn en kunnen de spieren rond de borst en rug pijn gaan doen door het
veel hoesten
Diagnose en behandeling
Door er achter te komen waar de symptomen van af komen en een lichamelijk onderzoek uit
te voeren kan de huisarts een pneumonie vaststellen. Het lichamelijke onderzoek bestaat
uit:
- Het luisteren naar de longen met een stethoscoop
- Vragen naar klachten en de duur ervan
- Eventueel kan er een röntgenfoto worden gemaakt (Lucht is zwart op de foto/ witte
plekken zijn ontstekingen).
De oorzaak van een longontsteking kan vast worden gesteld doormiddel van sputumkweek
(bloed- of slijmtesten). Hij onderzoekt of er een virus en/of bacterie aanwezig is.
De behandeling ligt aan de oorzaak (virus of bacterie) van de longontsteking. Bacteriën
kunnen met antibioticum (ampicilline of doxycycline) worden besteden en virussen niet.
Toch wordt er vaak een kuur voorgeschreven, omdat het moeilijk is te zeggen of het echt
van een bacterie afkomt. Kuren moeten altijd worden afgemaakt!
Bij een ernstige longontsteking kan er opname in het ziekenhuis nodig zijn. Er wordt dan
antibiotica per infuus (het komt dan sneller in het bloed) en tijdelijk zuurstof gegeven.
Bij gezonde mensen is de longontsteking meestal na twee tot drie weken over.
Extra afdeling de Lindert en zorgboog voorbereiding
Cadasil
Wat is Cadasil?
CADASIL staat voor Cerebrale Autosomaal Dominante Arteriopathie met Subcorticale
Infarcten en Leukoencefalopathie. Het wordt ook wel Hereditaire multi-infarct dementie
genoemd. Het is een erfelijke ziekte waarbij de witte stof in je hersenen wordt aangetast. In
meer dan 170 families in Nederland komt Cadasil voor.
Oorzaak
Door een verandering (mutatie) in een bepaald gen ontstaat Cadasil. De verandering vindt
plaats op chromosoom 19 bij het NOTCH3-gen. Hierdoor wordt er door het gen een verkeerd
NOTCH3-eiwit aangemaakt. Normaal zorgt het eiwit ervoor dat de spiercellen in wanden van
bloedvaten en kleine slagaders van het lichaam gezond worden gehouden. Het verkeerde
Jolanda Vermeulen
Pagina 50
eiwit blijft zitten in de gladde spiercellen van de celwand en deze sterven daardoor af.
Doordat de bloedvaten hun elasticiteit verliezen en dus minder kunnen samentrekken of
ontspannen. Dit komt doordat de spiercellen steeds kleiner en zwakker worden. Het bloed
stroomt zo minder goed naar alle organen. De bloedvaten in de hersenen zijn vaak het
ergste beschadigd en hierdoor ontstaan er vaak problemen in de hersenen, zoals migraine,
herseninfarcten, dementie en depressie. De beschadigingen in de ander organen zijn vaak zo
klein dat je er (bijna) niets van merkt. Ze zijn wel te zien met een microscoop.
Cadasil is erfelijk. Als één van de ouders een verandering in het NOTCH3-gen heeft is de kans
50% dat het kind ook een mutatie in het NOTCH3-gen heeft. Hoe erg de aandoening is per
persoon verschillend en kan binnen één familie ook heel anders zijn.
Symptomen
De symptomen van Cadasil zijn:
- Migraine (bij ongeveer 30-40% van de patiënten)
- Verlamming
- Incontinentie
- Moeilijkheden in het geheugen
- Apathie (geen tot weinig emotie, motivatie en enthousiasme)
- Stoornissen in het denkvermogen
- TIA’s en herseninfarcten (vanaf gemiddeld 50 jaar)
- Psychische problemen (bij ongeveer 30% van de patiënten)
- Dementie
- Aura (beginverschijnselen van epileptische aanval)
- Stemmingsstoornissen
- Karakter veranderingen
- Epilepsie
- Hemiparesis (verlamming van een kant van het lichaam)
Diagnose en behandeling
Om vast te stellen dat iemand Cadasil heeft zijn verschillende manieren:
- DNA-onderzoek in het bloed
- Stukje huidweefsel weghalen (biopt) en bekijken onder een elektronenmicroscoop.
Zo kunnen ze afwijkingen zien in de slagadertjes.
- MRI-onderzoek
Cadasil is niet te genezen, alleen de symptomen kunnen behandeld worden zoals die van
bijvoorbeeld epilepsie
N.A.H (Niet aangeboren hersenletsel)
Wat is een N.A.H?
N.A.H staat voor niet aangeboren hersenletsel. Het is een aandoening die je pas op ‘latere’
leeftijd krijgt, dus niet met je geboorte of net erna. Er is een hele kleine kans op genezing
van een N.A.H. NAH is geen diagnose maar een naam voor verschillende aandoeningen in de
Jolanda Vermeulen
Pagina 51
hersenen. In Nederland krijgen er per jaar 130.000 (nieuwe) mensen te maken met een van
hersenletsel.
Oorzaken
Er zijn twee oorzaken voor niet aangeboren hersenletsel:
- Traumatische oorzaak (oorzaak buiten het lichaam)
De oorzaken kunnen als volgt worden ingedeeld
- Zonder schedelletsel:
 Verkeersongelukken
 Vallen
 Geweld (slaan, steken etc.)
- Met schedelletsel:
 Botgedeeltes in hoofd na een schedelbreuk
 Voorwerp zoals een kogel, steekwapen of ijzeren voorwerp in de schedel
- Niet-traumatische oorzaak (de oorzaak ligt in het lichaam)
 Herseninfarcten
 Tumoren
 Virussen en bacteriën
 Kanker (soms ook door het bestralen)
 Zuurstof tekort
 Vergiftiging van de hersenen
 Multiple-Sclerose, ziekte van Parkinson, ziekte van Alzheimer, Creutzfeld-Jacob
Gevolgen / symptomen
De gevolgen van een niet aangeboren hersenletsel zijn heel verschillend. Het heeft te maken
met de ernst en de plaats van de beschadigingen. De gevolgen kunnen zich uiten in:
- Communicatiestoornissen: moeite met spreken, luisteren, lezen, schrijven.
- Sensorische en visuele stoornissen: problemen met gehoor, reuk, zien, voelen en
proeven en geen doelgerichte handelingen uitvoeren bv. Volgorde aankleden
(apraxie)
- Lichamelijke stoornissen: verlamming, moeilijk of niet kunnen lopen, spasticiteit,
verstoord evenwicht, verstoorde coördinatie, verminderde fijne motoriek,
slikproblemen, incontinentie, moeheid, hoofdpijn, epilepsie, slaapstoornissen, één
helft van het gezichtsveld is uitgevallen (Hemianopsie) en neurologische stoornissen.
- Taal- en spraakproblemen: verminderde woordenschat, moeilijk kunnen omgaan met
cijfers, problemen met taal (gebruik en verstaan), verlamming of verminderde
controle over spraakspieren en onduidelijk praten (afasie)
- Sociale stoornissen: problemen met sociaal contact, verminderde zelfkritiek en
egoïstisch gedrag.
- Emotionele en gedragsmatige stoornissen: verandering van de persoonlijkheid, snel
geïrriteerd, woedeaanvallen, angststoornissen, onverschilligheid, rusteloosheid,
impulsiviteit, zelfbewustzijn is verminderd, depressie en verminderde motivatie.
De gevolgen kunnen zichtbaar en/of onzichtbaar zijn. Moeilijk of niet kunnen lopen is
bijvoorbeeld zichtbaar en veel hoofdpijn hebben onzichtbaar.
Jolanda Vermeulen
Pagina 52
Behandeling en revalidatie
De revalidatie en behandeling van een niet aangeboren hersenletsel bestaat vooral uit veel
trainen en oefenen. De eerste periode wordt de persoon uitgebreid geobserveerd en getest
om een zo goed mogelijk te kijken wat iemand nog kan en wat zijn beperkingen zijn.
De behandeling van een zorgvrager met N.A.H is verdeeld in drie fases:
- Fase 1: Deze vind plaats in het ziekenhuis en hier proberen ze de oorzaak van het
hersenletsel zoveel mogelijk weg te nemen en verder weefselbeschadiging tegen te
gaan.
- Fase 2: Meestal in het revalidatiecentrum. Hier willen ze de beperkingen en
stoornissen die als gevolg zijn gekomen van het hersenletsel verminderen.
Motorische stoornissen en beperkingen in het dagelijks leven worden in het centrum
gedaan en gedrags- en emotiestoornissen bij een psycholoog of psychiater.
- Fase 3: In deze fase gaan ze voor terug keer in de maatschappij dus leren met
beperkingen om te gaan en leren de veranderingen in het gedrag die ze aan het
N.A.H hebben overgehouden te accepteren.
Onderdelen van behandelingen kunnen bestaan uit:
- verwerking van het verlies van dingen die je eerst wel kon
- leren gebruiken van aanpassingen
- verbeteren van de lichamelijke conditie alsmede het mobiliseren
- verbeteren van communicatie
- trainen van vaardigheden, zoals het huishouden
- cognitieve training
- inzicht krijgen in wat kan ik en wat kan ik niet
- trainen van sociale vaardigheden, bijvoorbeeld invullen van vrije tijd
- arbeidsgewenning
De ondersteuning van familie en vrienden is tijdens de revalidatie heel belangrijk.
Het team dat iemand begeleid tijdens zijn revalidatie bestaat uit:
- Revalidatie-arts
- Neuro-psycholoog
- Fysiotherapeut
- Ergotherapeut
- Logopedist
- Maatschappelijk werker
- Psychiater
-
Activiteitenbegeleider
Verpleegkundige
Sport, spel en muziektherapeuten
Spina Bifida
Wat is Spina Bifida?
Spina Bifida, beter bekend als een open rug, is een aangeboren afwijking. Een open rug
ontstaat in de eerste 4 weken van de zwangerschap. Er zijn een of meer ruggenwervels niet
Jolanda Vermeulen
Pagina 53
gesloten. Daardoor zit er een spleet in de wervelkolom. De afwijking zit meestal bij de
lendenwervels (lumbaal), maar soms ook bij het heiligbeen (sacraal) of de borstwervels
(thoracaal). Spina bifida is een neuraalbuisdefect (stoornis in de ontwikkeling van het
zenuwstelsel).
Je hebt twee vormen van Spina Bifida:
- Spina Bifida aperta. Bij deze vorm van Spina Befida is de huid en het vlies om het
ruggenmerg open. Je ziet het meteen bij de geboorte. Er zit een soort wond in de rug.
Het kan zijn dat het ruggenmerg door de spleet naar buiten komt. Dit heet
meningocèle.
- Spina Bifida occulta. Er is wel huid over het ruggenmerg gegroeid en is geen wond.
De huid is vaak wel anders. Boven de bilnaad zit een verkleurde of behaalde plek, een
vetophoping, een bult of putje.
Per jaar worden er ongeveer 80 kinderen met een ‘open ruggetje’ geboren. Spina Bifida
komt vaker voor bij meisje dan bij jongens.
Oorzaak
Het ontstaat in de eerste 4 weken van de zwangerschap. Dit is de tijd waarin het ruggenmerg
en de wervelkolom wordt aangelegd. Er is nog geen duidelijke oorzaak voor Spina Bifida
gevonden. Wel is het duidelijk dat het gedeelte erfelijk is en dat bij bepaalde families de kans
groter is dan bij anderen.
De kans op een kind met een ‘open ruggetje’ wordt verhoogd door:
- Een moeder met diabetes
- Het slikken van bepaalde medicijnen (tegen epilepsie)
- Te weinig foliumzuur (een vitamine dat nodig is voor de aanleg van het ruggenmerg)
- Een moeder die ouder is dan 40 jaar
Symptomen
De symptomen van Spina Befida verschillen per vorm. De symptomen zijn:
- Zwelling in de rug
- Zachte, rode zwelling
- Scheefgegroeide bilnaad
- Deel van de benen gevoelloos
- Benen voelen koud aan
- Slechte nagel en haar groeien op de benen
- Retentieblaas
- Incontinent
- Vaak obstipatie
- Waterhoofd (hydrocefalie)
- Leerproblemen
- Epilepsie
- Scoliose (verkromming van de rug)
- Korte benen
- Beenlengteverschil
- Voetafwijkingen
- Verlammingen
- Gevoelsstoornissen
- Minder spierkracht
Jolanda Vermeulen
Pagina 54
-
Andere aangeboren afwijkingen (schisis, navelbreuk, breuk van het middenrif)
Diagnose en behandeling
Spina Befida kan worden ontdekt / vastgesteld doormiddel van:
- Prenatale onderzoeken (echo, vruchtwaterpunctie)
- Bloedonderzoek
- MRI-scan
- Röntgenfoto
- Echografie
Bij de behandeling van een ‘open ruggetje’ is vaak een heel team betrokken. Meestal bestaat
deze uit een kinderarts, kinderneuroloog, kinderchirurg, orthopeed, uroloog, revalidatiearts,
fysiotherapeut en een maatschappelijk werker.
De behandeling begint met een operatie om het ruggenmerg los te maken (verborgen) of
om de rug te sluiten (open). Dit gebeurt een paar dagen na de geboorte en de operatie duurt
twee tot drie uur. Na 3 weken mag de baby ongeveer naar huis.
Daarna bestaat de behandeling uit:
- Behandelen van de complicaties
- Fysiotherapie
- Plasproblemen behandelen (medicijnen, incontinentiemateriaal of oefeningen)
- Met hulpmiddelen leren omgaan
Herseninfarct
Wat is een hartinfarct?
Een herseninfarct is een vorm van een cerobrovasculair accident (CVA). Het is de nietbloederige vorm. Bij een herseninfarct wordt een bloedvat in de hersenen even afgesloten.
Het hersenweefsel krijg dan geen bloed, dus geen voeding en zuurstof. Het hersenweefsel
raakt beschadigd of sterft af. Deze afsluiting wordt veroorzaakt door een bloedpropje. Dit
kan zijn een:
- Trombus. Dit is een bloedprop in het bloedvat
- Embolie. Een bloedprop die met de bloedstroming mee is gekomen en blijft hangen.
Als de gevolgen binnen 24 uur weer verdwijnen spreken we van een TIA. Dit staat voor
Transiënt Inchemisch Attack. De gevolgen verdwijnen weer, omdat het hersenweefsel nog
heeft kunnen herstellen. De afsluiting van het bloedvat heeft dan niet zo lang geduurd. Een
TIA is een voorbode van een trombose (herseninfarct).
Mannen krijgen vaker een herseninfarct dan vrouwen. Het belangrijkste bij een
herseninfarct is het bellen van 112. Dit moet meteen gebeuren!!
Oorzaak
De oorzaak voor een niet bloedige CVA (herseninfarct) is een afsluiting van de hersenen.
Doordat een trombus in de hersenslagader of een embolie die in de hersenslagader blijft
hangen. Er ontstaat een wond, omdat de wond afsterft. Deze trombus of embolie kan
Jolanda Vermeulen
Pagina 55
ontstaan door van een (slag)aderverkalking (alterosclerose) of trombo-embolie. Bij
aderverkalking slibt de slagader dicht. Er zitten vetten aan de binnenkant van de bloedvaten
en als die een stukje afbreekt kan hij de ‘weg van het bloed’ blokkeren. Ook kan de vetlaag
zo dik zijn dat er geen bloed meer door kan. Dit duurt wel heel lang.
Een trombo-embolie is een bloedprop die wegschiet. Het ontstaat als een trombus losschiet
en in een bloedvat blijft hangen. De meeste komen voor in de halsslagaderen, het hart en de
hartkleppen.
Dingen die kans op een herseninfarct vergroten:
- Hoge bloeddruk
- Roken
- Hart en vaat ziekten in de familie
- Op oudere leeftijd zijn
- Hoog cholesterolgehalte
- Overgewicht
- Weinig lichaamsbeweging
- Diabetes Mellitus
Symptomen
Hoe groot/ernstig de gevolgen (en dus de symptomen) zijn hangt af van de plaats en de
grootte van het beschadigde hersenweefsel. De ene persoon zal wat meer van
lichaamsfuncties last hebben, de ander van gevoelens en de ander van emoties. Deze liggen
in verschillende gedeeltes van de hersenen. Het is dus afhankelijk van waar het infarct
afspeelt. De symptomen van een herseninfarct kunnen zijn:
- Verlamming (meestal aan een kant)
- Gevoelsstoornissen
- Hemianopsie
- Slikstoornissen door verlamde spieren in gezicht en mond
- Afasie (Een taalstoornis die ontstaat bij uitval linker hersenhelft).
Twee soorten motorische afasie: weet wat hij wil zeggen, maar kan woorden niet
uitspreken.
Sensorische afasie: ziet of hoort een woord maar weet/berijpt niet wat het betekent.
- Spraakstoornissen
- Overlijden
- Dingen vergeten
- Depressie
- Gedragsveranderingen
Diagnose en behandeling
Om erachter te komen of er een herseninfarct is geweest wordt er gebruik gemaakt van een
CT-scan, MRI-scan van de hersenen, bloedonderzoek of ECG (hartflimpje)
De behandeling van een trombose bestaat uit trombolyse (antistolling) om het stolsel op te
lossen. Dit is een infuus met een medicijn dat stolsels oplost. Dit moet binnen 4,5 uur na de
eerste verschijnselen van een infarct. De patiënt mag geen bloedverdunners gebruiken.
Daarnaast ontstaat er een behandeling die er voor zorgt dat er geen nieuwe herseninfarct of
andere hart- en vaatziekten ontstaat. Er worden nieuwe leefregels gegeven en ervoor
gezorgd dat er aan wordt gehouden (afvallen, gezonde voeding, stoppen met roken, minder
Jolanda Vermeulen
Pagina 56
alcohol). Ook kan er medicijnen voor worden geschreven bijvoorbeeld anticoagulanta
(verkomt nieuwe stollingen), bloedverdunners, bloeddruk en cholesterolgehalte verlagers.
Vegetatieve toestand
Wat is vegetatieve toestand?
Een vegetatieve toestand is een vorm van bewustzijnsverlies. Iemand kan zijn basisfuncties
die nodig zijn om te leven in stand houden, maar heeft geen bewustzijn. Iemand zijn
vermogen om bewust te denken en handelen is voor altijd weg. Een patiënt voert geen
opdrachten uit, spreekt geen woorden, zijn vitale functies zijn verstoord en zijn motorische
reactie verbetert niet. Het lijkt of de persoon slaapt, maar bij een vegetatieve toestand heeft
degene wel zijn ogen open. Iemand is in deze toestand ook niet te wekken (net zoals bij
slaap). Alles wat deze mensen doen zijn reflexen en doen ze zonder reden. Deze toestand
kan wel jaren duren. Mensen in een vegetatieve toestand worden zo veel mogelijk alleen en
in rust gelaten. Niemand kan eigenlijk meer aan de situatie doen.
Oorzaak
De oorzaak van een vegetatieve toestand is een hersenbeschadiging. Meestal is dit door een
ongeluk of zuurstofgebrek. Voorbeelden van een ongeluk zijn: slagen, stoten, valpartij en
verkeersongeluk. Zuurstofgebrek kan door zelfmoordpogingen, verdrinken of bijvoorbeeld
een CVA. Er is dan een grote beschadiging verspreid over de grote hersenen. Ook
vergiftiging of vochtophoping na een operatie komt ooit voor.
Symptomen
De kenmerken van iemand in een vegetatieve toestand zijn:
- Stofwisseling blijft bestaan
- Haalt zelf adem
- Glimlachen
- Roepen
- Bewegen van een arm of been
- Openen en sluiten van de ogen
- Gaapt
- Heeft een dag- en nachtritme
- Slikt
- Geeft reflexen
Diagnose en behandeling
Doormiddel van de Glascow Coma Scale wordt er bepaald of iemand in een vegetatieve
toestand is.
Mensen in een vegatatieve toestand worden zoveel mogelijk met rust gelaten. Er is toch
bijna niets meer aan de doen. Alleen specifieke behandeling kan op een paar plaatsen in
Nederland. Er is daar een behandelprogramma die wordt gebruikt bij mensen die minder
Jolanda Vermeulen
Pagina 57
lang dan 6 maanden in verminder bewustzijn zijn. Ze willen hem bij bewustzijn krijgen en
hem een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Deze behandeling is voor mensen boven de 50
jaar.
Je hebt ook nog zintuigstimuleringstherapie. Ze geven heel veel prikkels en hopen daarmee
de patiënt actief op te wekken.
Jolanda Vermeulen
Pagina 58
Download