Lied : 4 “Alzo lief had God de wereld” 1 Alzo lief had God de wereld, Alzo lief had God de wereld, De wereld, de wereld, God had de wereld lief. 2 Dat Hij aan ons heeft gegeven, Dat Hij aan ons heeft gegeven, Gegeven, gegeven, Zijn Eengeboren Zoon. 3 Opdat een ieder die gelooft, Opdat een ieder die gelooft, Een ieder, een ieder, het eeuw'ge leven heeft. Al roepen van de tinnen, de wachters nog: ‘Hoe lang?’ Straks gaat de dag beginnen, en ’t klagen wordt gezang. Lied 16 “Doorgrond mijn hart” Doorgrond mijn hart, en ken mijn weg o Heer Beproef m’ en zie, wat niet is tot uw eer. Is soms de weg, die ‘k ga niet goed voor mij; Leid m’op de eeuw’ge weg, Heer maak mij vrij! Zie Heer, hier ben ik; maak me een vat voor U; Woon in mijn hart, vernieuw het doe het nu! Verbreek mijn wil, maak m’ ook van hoogmoed vrij; ‘k wil in U blijven Heer, blijf Gij in mij Lied 6 “Als een hert dat verlangt naar water” Als een hert dat verlangt naar water, zo verlangt mijn ziel naar U. U alleen kunt mijn hart vervullen, mijn aanbidding is voor U. U alleen bent mijn Kracht, mijn Schild. Aan U alleen geef ik mij geheel. U alleen kunt mijn hart vervullen, mijn aanbidding is voor U. O, heil’ge Geest, kom tot Uw heerschappij; Schenk een herleving en begin bij mij. Zegen Uw volk, maak ’t als een bruid bereid. Wachtend op Jezus’ komst in heerlijkheid Lied 18 “Eens was ik een vreem’ling” Eens was ik een vreemd'ling voor God en mijn hart. Ik kende geen schuld en 'k gevoelde geen smart. Ik vroeg niet: "Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?" Lied 8 “Beveel gerust uw wegen” 1 Beveel gerust uw wegen, al wat u 't harte deert, der trouwe hoed' en zegen van Hem, die 't al regeert. Die wolken, lucht en winden wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden, waarlangs uw voet kan gaan. 2 De Heer moet gij vertrouwen, begeert gij d' uitkomst goed, op Hem uw hope bouwen, zal 't slagen wat gij doet. Door geen bekommeringen, geen kla gen en geen pijn laat God zich iets ontwringen: Hij wil gebeden. 3 Laat Hem besturen, waken, 't is wijsheid wat Hij doet! Zo zal Hij alles maken, dat g' u verwond'ren moet, als Hij, die alle macht heeft, met wonderbaar beleid geheel het werk volbracht heeft, waarom gij thans nog schreit. Al sprak daar een stem uit de heilige blaân van 't Lam, met de zonden der wereld belaân, ik zocht bij de kruispaal geen veilige wijk, 'k stond blind en van verre, in mij zelven zo rijk. Ik deed als Jeruzalems dochters weleer, ik weend' om de pijn van mijn lijdende Heer, maar dacht er niet aan, dat ik zelf door mijn schuld Zijn kroon had gevlochten, Zijn beker gevuld. Maar toen mij God Geest aan mij zelf had ontdekt, toen werd in mijn ziele de vreze gewekt. Toen voeld' ik wat eisen Gods heiligheid deed. Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed. Toen vlucht' ik tot Jezus. Hij heeft mij gered! Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet! Mijn heil en mijn vreugd' en mijn leven werd Hij. Ik boog m', en geloofd', en mijn God sprak mij vrij! Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis, dat Christus alleen mijn gerechtigheid is. Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf. Nu neemt mij geen satan de zegekroon af. Lied 15 “De kerk van alle tijden” De kerk van alle tijden, kent slechts één vaste grond. ’t Is Christus Die door lijden Zijn volk aan zich verbond. Om haar als bruid te werven, kwam Hij ten hemel af. ’t Was Hij, Die door Zijn sterven, aan haar het leven gaf. Nu reis ik getroost onder 't heiligend kruis naar 't erfgoed hierboven, naar 't Vaderlijk huis. Mijn Jezus geleidt mij door d' aardse woestijn. "Gestorven voor mij!" zal mijn zwanenzang zijn. Uit ieder volk verkoren, toch in haar Heiland één, Is zij door Hem herboren, blijft dit haar kracht alleen. Eén Geest, één vast vertrouwen, één doop, één heil’ge dis; Één Heer, op wie te bouwen, haar troost en rijkdom is God houdt Zijn Kerk in leven, hoe ook bespot verdrukt, Door dwalingen omgeven, verscheurd, uiteengerukt. 1 Lied 19 “Eens zal op de grote morgen” 1) Eens zal op de grote morgen klinken het bazuingeschal; dan zal Jezus wederkomen als de Rechter van 't heelal. Refr. 2) Eens zal op de grote morgen 't mensdom zwijgen, eind'lijk stil; dan zal Jezus Christus vragen: wat deed u om Mijnentwil? Refr. 3) Eens zal op de grote morgen Jezus' macht worden erkend; dan zal ieder mens beseffen, dat Gods woord geen leugens kent.. Refr. 4) Eens zal op de grote morgen blank en bruin worden vereend; kleur of ras is niet belangrijk, maar Gods gunst aan ons verleend. Refr. Refrein: Wie zal op die grote morgen buigen voor die Majesteit? Wie zal op die grote morgen vluchten voor die heerlijkheid? Groot is uw trouw o Heer, groot is uw trouw o Heer, iedere morgen aan mij weer betoond. Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven. Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond. Lied 30 “Hoe groot zijt Gij” (originele tekst) O, Heer mijn God, wanneer ik in verwondering de wereld zie die U hebt voortgebracht. Het sterrenlicht, het rollen van de donder, heel dit heelal, dat vol is van uw kracht. Refrein: Dan zingt mijn ziel tot U, o Heer mijn God: hoe groot zijt Gij, hoe groot zijt Gij! Lied 33 : 1 (wijs Ps 68 RITMISCH) 1 Ik zal, met zondelast belaân, toch opstaan en tot Christus gaan en Hem mijn schuld belijden. Hij zal mij wassen in Zijn bloed, mijn hart vernieuwen en Hij doet mij Hem mijn leven wijden. Och, werd die vreugde meer begeerd, de enige, die nooit verkeerd, op droefheid uit zal lopen. Ga naar de levensbron met mij, het aanbod tot dronk is vrij; ’t is zonder geld te kopen. Lied 20 “Ere zij aan God, de Vader” 1 Ere zij aan God, de Vader, ere zij aan God, de Zoon, eer de heil'ge Geest, de Trooster, de Drie-een'ge in zijn troon. Halleluja, halleluja, de Drie-een'ge in zijn troon. 2 Ere zij aan Hem, wiens liefde ons van alle smet bevrijdt, eer zij Hem die ons gekroond heeft, koningen in heerlijkheid. Halleluja, halleluja, ere zij het Lam gewijd. 3 Ere zij de Heer der eng'len, ere zij de Heer der kerk, ere aan de Heer der volken; aard' en hemel looft uw werk! Halleluja, halleluja, looft de Koning, heel zijn kerk. 4 Halleluja, lof, aanbidding brengen eng'len U ter eer heerlijkheid en kracht en machten legt uw schepping voor U neer. Halleluja, halleluja, lof zij U, der heren Heer! Lied 34 (op wijs van Psalm 87) 1 Ik zag de hemel nieuw en nieuw de aarde Want d’eerste schepping was voorbij gegaan. Er was geen zee, haar dreigen is gedaan, Nu onze God het Koningschap aanvaardde. 2 En uit de hemel zag ik nederdalen, De heil’ge stad, een nieuw Jeruzalem. Als bruid getooid voor hare man door Hem, Wiens gramschap brandd’ in zeven gouden schalen. 3 Ik hoorde van de troon het luid verkonden: “Zie bij de mensen is de tent van God. Hij woont bij hen, die doen naar Zijn gebod, God heeft Zijn volk gered van hunne zonden” Lied 25 “Groot is Uw trouw, o Heer’” 1 Groot is uw trouw o Heer, mijn God en Vader Er is geen schaduw van omkeer bij U. Ben ik ontrouw, Gij blijft immer dezelfde, die Gij steeds waart; dat bewijst Gij ook nu. Groot is uw trouw o Heer, groot is uw trouw o Heer, iedere morgen aan mij weer betoond. Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven. Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond. 4 Ja Hij, de Heer’ zal alle tranen drogen; En dood en rouw en moeite zijn gedaan. Want d’eerste dingen zijn voorbij gegaan Hun lied zal ’t Lam, dat voor hen stierf, verhogen. Lied 35 “Leer mij Uw weg, o Heer” 1 Leer mij Uw weg, o Heer; leer mij Uw weg. Schenk van Uw kracht mij meer, leer mij Uw weg. Houdt mij in evenwicht, dat ’k voor Uw aangezicht, Wandel in ’t volle licht. leer mij Uw weg. 2 Gij geeft ons vrede, vergeving van zonden, en uw nabijheid, die sterkt en die leidt; kracht voor vandaag, blijde hoop voor de toekomst. Gij geeft het leven tot in eeuwigheid. 2 Als vrees soms 't hart benauwt, leer mij Uw weg. Als zorg mijn dank verflauwt, leer mij Uw weg. Help mij in vreugd en pijn, noodweer of zonneschijn, steeds blij in U te zijn, leer mij Uw weg. 2 3 Hoe ook mijn toestand wordt, leer mij Uw weg. 't Leven zij lang of kort, leer mij Uw weg. Is dan mijn loop volbracht, vrees ik geen dood of macht, daar mijn ziel U verwacht, leer mij Uw weg. Met olie wordt’ mijn hoofd gezalfd, Mijn beker is bereid. 5 Genaad’ en goedheid volgen mij, Mij ganse levensdag, Totdat ik eens in ’s Heeren huis, Voor eeuwig wonen mag. 4 Wat ook dit leven brengt, Hij is nabij. 't Zij 't vreugd of droefheid schenkt, Hij is nabij. Hoe sterk ook satans macht, Jezus geeft licht en kracht, ieder die Hem verwacht; Hij is nabij. Lied 41 “Neem mijn leven” 1 Neem mijn leven, laat het, Heer, toegewijd zijn aan uw eer. Neem mijn handen, maak ze sterk door uw liefde tot uw werk. 2 Neem mijn stem, opdat mijn lied, U, mijn Koning, hulde bied'. Maak, o Heer, mijn lippen rein, dat zij uw getuigen zijn. 3 Neem mijn zilver en mijn goud, dat ik niets daarvan behoud'. Dat mijn kennis ’t allen tijd, Zij aan uwe dienst gewijd. 4 Neem ook mijne liefde, Heer; 'k leg voor U haar schatten neer. Neem mij zelf, en t' allen tijd ben ik aan U toegewijd. Lied 36 “Liefde was het, onuitputtelijk” 1 Rijd als Heerser door de velden, Jezus in Uw grote kracht. Niets, niets kan U tegenhouden, zelfs de hel niet met haar macht. Voor Uw Naam zo groot en heerlijk, zinkt de vijand weg in ’t niet. Heel de schepping Heer’, zal beven, als zij U, haar Koning ziet. 2 Liefde was het, onuitputtelijk, liefde en goedheid eind’loos groot! Toen de Levenvorst op aarde, tot ons heil Zijn bloed vergoot. Kom, laat ons Zijn liefde prijzen, God geeft vreugd’ en dankensstof. Eenmaal zingen wij voor eeuwig, in de hemel Zijne lof. Lied 54 “Rust mijn ziel, uw God is Koning” 1 Rust mijn ziel, uw God is Koning Heel de wereld Zijn gebied. Alles wisselt op Zijn wenken, Maar Hij Zelf verandert niet. 2 Rust mijn ziel, Uw God is Koning, Wees tevreden met uw lot. Zie hoe alles hier verandert En verlangt alleen naar God. Lied 38 “Leer ons Vader, U verbeiden” (wijs Ps 86) 1 Leer ons, Vader, U verbeiden. Volgen, waar Gij ons wilt leiden. Steunen op Uw trouw en macht. Psalmen zingen in de nacht. Horen, wat Gij ons wilt leren. Uw bevel met daden eren. En voor d’ uitkomst willig blind, Stil zijn als ‘t vertrouwend kind. 2 Leer ons wars zijn van het zorgen, Voor de naderende morgen, Bij het kwaad, dat ons ontmoet, Stil geloven: God is goed. Biddend waken, moedig strijden, Need’rig wachten, hopend lijden, Vrolijk zijn met stil ontzag, Leer ons, Heer’, dit elke dag! Lied 55 “Stilte over alle landen” 1 Stilte over alle landen In deze nacht Vouwen wij tezaam de handen Voor deze nacht. Welke zonden wij bedreven, Wil ze, Heere, ons vergeven. God wil goede rust ons geven In deze nacht. 2 Stilte over alle landen In deze nacht Vouwen wij tezaam de handen Nu voor de nacht. God zal voor ons allen zorgen, Tot het dagen van de morgen, Veilig en bij Hem geborgen, Zijn wij vannacht. 3 Stilte over alle landen In deze nacht Vouwen wij tezaam de handen Voor deze nacht. Heer’ omring ons met Uw vrede, Deel Uw rust aan allen mede. Zo klinkt tot U onze bede In deze nacht. Lied 39 “Mijn Herder is de Heere God” 1 Mijn Herder is de Heere God, In Hem is al mijn lust. In groene weiden voert Hij mij, Aan wateren der rust. 2 De Heer’ verkwikt mijn matte ziel, Hij doet mijn voeten gaan In ’t spoor van Zijn gerechtigheid, Ter wille van Zijn Naam. 3 En ga ’k door ’t diepe doodsravijn, Geen vrees verbijstert mij, Uw stok en staf zijn mij tot troost, Gij Zelf zijt mij nabij 4 Voor ’t oog van wie mijn hater is, Hebt Gij mijn dis gespreid. 3 Lied 58 : 1 en 2 “Vaste rots van mijn behoud” 1 Vaste rots van mijn behoud, als de zonde mij benauwt, laat mij steunen op uw trouw, laat mij rusten in uw schaûw, waar het bloed door u gestort, mij de bron des levens wordt. 2 Jezus, niet mijn eigen kracht, niet het werk door mij volbracht, niet het offer dat ik breng, niet de tranen die ik pleng, schoon ik ganse nachten ween, kunnen redden, Gij alleen. 2 Uw trouwe zorg wou mij bewaren, uw hand heeft mij gevoed, geleid; Gij waart nabij in mijn bezwaren, nabij in elke moeilijkheid. Deez' avond roept mij na mijn zorgen tot rust voor lichaam en voor geest. Heb dank, reeds van de vroege morgen zijt Gij mijn heil en hulp geweest. 4 Laat uwe hand mij nu ook dekken, 'k verlaat m' op U, ook in de nacht. U word', als Gij mij weer zult wekken, opnieuw mijn lofzang toegebracht. En zo ik nooit weer mocht ontwaken, aan U beveel ik dan mijn geest, om voor uw troon die rust te smaken, die hier mijn uitzicht is geweest. Lied 59 “Wat de toekomst brengen moge” 1 Wat de toekomst brengen moge, Mij geleidt des Heeren hand; moedig sla ik dus de oogen naar het onbekende land. Leer mij volgen zonder vragen; Vader, wat Gij doet is goed! Leer mij slechts het heden dragen met een rustig kalmen moed! 4 Waar de weg mij brengen moge, aan des Vaders trouwe hand loop ik met gesloten oogen naar het onbekende land. Lied 65 “Zie ons ootmoedig tot U naad’ren” 1 Zie ons ootmoedig tot U naad’ren O God, zo eind’loos goed en groot, Gij waart de God van onze vaad’ren Gij waart hun Redder in de nood. Wanneer wij zien op ’t voorgeslacht, Blijkt ons alom Uw liefd’ en macht. 2 Wij pleiten, Heer’, op Uw genade, Die nooit de boeteling verstoot; Ook zij kwam ’t voorgeslacht te stade En is nog altijd eind’loos groot. Wij pleiten, knielend voor Uw troon, Op ’t bloed van Uwe lieve Zoon. Lied 62 (op wijs van Psalm 89) 1 Wij loven U, o God, wij prijzen uwen naam; U, eeuwig’ Vader, U verheft al ’t schepsel saam! Zingt serafs, englen zingt, heft aan, gij machten, tronen: Onafgebroken rijz’ uw lied op hooge tonen! Gij, driemaal heilig zijt G’, o God der legerscharen; dat aard’ en hemel steeds uw grootheid openbaren! 3 Red, schraag, versterk door Uw vermogen, Wat eens Uw hand gewrocht heeft, Heer’! Zo slaan w’op U de dankbaar’ ogen En geven U als Redder eer; Zo word’ door voor en nageslacht U Naam de glorie toegebracht! 3 U, Vader, U zij lof op een verhoogde toon! Lof uwen eigenen, uw eengeboor'nen Zoon. Lof uwen Geest, die ons ten Trooster is gegeven, ten Leidsman op den weg naar 't eeuwig zalig leven! U looft uw kerk alom, waar Gij die ook vergaarde; U looft wat loven kan, in hemel en op aarde! Lied 67 : 1, 2 en 3 Zoek eerst het koninkrijk van God, 1 Zoekt eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid. En al het andere ontvangt u bovendien, Halleluja, haleluja, Halleluja, halleluja, Hallelu-, halleluja. 6 Wij zegenen, o Heer, uw goedheid al den dag! Geef, dat, eeuw in eeuw uit, ons lied U loven mag, Geef, dat we bij uw komst onstraff’lijk wezen mogen; ontferm, ontferm U, Heer, toon ons uw mededoogen! Op U steunt onze hoop, o God van ons vertrouwen: zij worden nooit beschaamd, die op uw goedheid bouwen. 2 Bid en u zal gegeven zijn, zoekt en gij zult hem zien. Klopt en de deur zal voor u open gaan (Refrein) Lied 63 “’k Wil U, o God, mijn dank betalen” 1 'k Wil U, o God, mijn dank betalen, U prijzen in mijn avondlied. Het zonlicht moge nederdalen, maar Gij, mijn Licht, begeef mij niet. Gij woudt mij met uw gunst omringen, meer dan een vader zorgdet Gij, Gij, milde bron van zegeningen; zulk een ontfermer waart Gij mij. 3 Men kan niet leven van brood alleen, maar van ieder woord. dat door de Heer gesproken word, (Refrein) 4 Verzoeklied “Abba Vader U alleen” Abba Vader, U alleen, U behoor ik toe. U alleen doorgrondt mijn hart, U behoort het toe. Laat mijn hart steeds vurig zijn, U laat nooit alleen. Abba Vader, U alleen, U behoor ik toe. Zwerv’ling kom naar huis! Want steeds is er nog plaats genoeg, In het vaderhuis. Lied “Genade, zo oneindig groot” 1 Genade, zo oneindig groot Dat ik, die ’t niet verdien, Het leven vond, want ik was dood En blind, maar nu kan ‘k zien. 2 Genade die mij heeft geleerd te vrezen voor het kwaad. Maar ook, als ik mij tot Hem keer, dat God mij nooit verlaat. 3 Want Jezus droeg mijn zondelast en tranen aan het kruis Hij houdt mij door genade vast en brengt mij veilig thuis. 4 Als ik daar in zijn heerlijkheid mag stralen als de zon, dan prijs ik Hem in eeuwigheid dat ik genade vond. Abba Vader, laat mij zijn, slechts van U alleen. Dat mijn wil voor eeuwig zij, d'Uwe en anders geen. Laat mijn hart nooit koud zijn Heer. Laat mij nimmer gaan. Abba Vader, laat mij zijn, slechts van u alleen. Verzoeklied “Scheepje onder Jezus’ hoede” 1 't Scheepke onder Jezus' hoede, met de kruisvlag hoog in top, neemt als arke der verlossing allen die in nood zijn op. Al slaat de zee ook hoog en hol en zweept de storm ons voort, wij hebben 's Vaders Zoon aan boord, en 't veilig strand voor oog. 2 Zonne, bied dat scheepj' uw glanzen, koeltjes stuwt het zacht vooruit; golven, steunt gebed en psalmzang met uw zilv'ren maatgeluid. Al slaat de zee ook hoog en hol en zweept de storm ons voort, wij hebben 's Vaders Zoon aan boord, en 't veilig strand voor oog. Verzoeklied “Ik ga slapen ik ben moe” Ik ga slapen ik ben moe sluit mijn beide oogjes toe Heere, houdt ook deze nacht over mij getrouw de wacht. ‘t Boze dat ik heb gedaan Zie dat Heere toch niet aan Schoon mijn zonde velen zijn Maak om Jezus wil mij rein. Zorg voor de arme kind'ren Heer’ en genees de zieken weer ja, voor alle mensen saam bidden wij in Jezus naam. Sta mijn ouders trouw ter zij wees mijn vrienden ook nabij Geef ons allen nieuwe kracht door de rust van deze nacht Doe mij dankbaar en gezond opstaan in de morgenstond als ik mijn oogjes open doe zing ik U mijn loflied toe. 3 Arme zondaar, zie de kruisvlag, wapp'rend langs de oceaan, weet! de Heer’ is in ons midden, kom! neem dit gelovig aan! Dies rijst een lied tot God omhoog, rijst vol een dankakkoord: wij hebben 's Vaders Zoon aan boord, en 't veilig strand voor oog. Verzoeklied “Kom naar huis” Gij die van God zijt afgedwaald, Ver van ’t vaderhuis, O weet, de poort blijft openstaan. Kom, o kom naar huis! Refrein Amen, amen. Want alzo lief had God deez’ aard, Dat Hij zond Zijn Zoon, Opdat een ieder die gelooft, Door Hem wordt gespaard. Refrein Gij allen zo vermoeid, belaân, Jezus geeft u rust. Wie tot Hem komt, werpt Hij niet uit. Kom, gij moet nu gaan. Refrein Het leven hier is slechts een zucht, In de eeuwigheid. Als Jezus komt, dan is’t te laat. Kom ’t is nu uw tijd! Refrein Refrein Kom naar Huis! Kom naar Huis! 5