Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2003-2006

advertisement
2003.
Nr.
: 03.0108.
Dnst. : C&E
Vaststellen inspraakreacties Nota Lokaal
Gezondheidsbeleid.
Leiden, 30 juni 2003.
Door een wetwijziging van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid zijn
gemeenten verplicht om voor elke vier jaar een nota gemeentelijk
volksgezondheidsbeleid vast te stellen. De hoofdlijnen van de kaderstellende
discussienota Lokaal Gezondheidsbeleid zijn besproken in de Commissie Sociale
Infrastructuur van januari 2003.
De nota is primair kaderstellend, in een latere fase (2e helft 2003 en daarna) wordt deze
verder uitgewerkt in concrete activiteiten in overleg met verschillende actoren. Deze
nota biedt een samenhangend kader en is daarmee toetssteen voor het
gezondheidsbeleid in de komende collegeperiode. De visie op het gezondheidsbeleid
luidt als volgt:
Leiden wil haar gezondheidsbeleid richten op preventie door een gezonde leefstijl te
bevorderen en ernaar te streven een gezonde leefomgeving te creëren. De gemeente
zal in haar gezondheidsbeleid ook een appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid
van burgers voor hun eigen gezondheid. In het gezondheidsbeleid is het verkleinen van
gezondheidsverschillen een belangrijk aandachtspunt.
De gemeente Leiden wil zijn visie op gezondheidsbeleid realiseren langs twee lijnen. De
eerste lijn is om gezondheidsbeleid als facetbeleid te introduceren in een aantal
relevante beleidsterreinen (milieu, wonen, sport, sociale en economische zaken). Op
deze beleidsterreinen kan de gemeente invloed uitoefenen op de leefstijl en op de
leefomgeving, de twee belangrijkste door de gemeente beïnvloedbare determinanten
van gezondheid. De tweede lijn is dat de relaties met instellingen in stad en regio
(waaronder vanzelfsprekend de GGD) worden benut om bestaande
preventieactiviteiten te versterken en/of bij te stellen.
De inspraakreacties ondersteunen de aandacht voor preventie in het
gezondheidsbeleid. Een breed gedeeld kritiekpunt is de constatering dat de Nota
weinig concreet is en dat niet duidelijk is wat de vervolgactiviteiten zijn. De Nota bevat
inderdaad geen gedetailleerde beschrijving van activiteiten omdat deze nota
nadrukkelijk gericht is op de kaders en op de hoofdlijnen van het gezondheidsbeleid. In
de tweede helft van 2003 wordt aan de behoefte aan concrete vervolgacties
tegemoetgekomen door het opstellen van een activiteitenprogramma.
Wij stellen uw Raad voor het hierna in ontwerp afgedrukte besluit te nemen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
de Secretaris,
de Burgemeester,
P.I.M. v.d. WIJNGAART.
H.J.J. LENFERINK.
De Raad der gemeente Leiden;
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders (raadsvoorstel nr. 03.0108 van
2003);
B E S L U I T:
-
de Kaderstellende Nota Lokaal Gezondheidsbeleid, zoals vermeld in de bijlage, vast
te stellen;
-
het College van Burgemeester en Wethouders in de tweede helft van 2003 een
activiteitenprogramma op te laten stellen.
Gedaan ter openbare vergadering van
de Griffier,
BW030715
de Voorzitter,
Aanbiedingsformulier
Onderwerp
In te vullen door
Vaststellen inspraakreacties Nota Lokaal Gezondheidsbeleid
Ontwerper
Parafanten
Bestuurssecretariaat
B&W Nr:03.0715/30-06-2003 Dienst
: C&E
Agenda
Sector
: Z&W
Openbaar: ja
Naam
: B. Boelens, H. Bats
R.V
Tst.nr
: 5327, 5220
Datum
: 12-6-2003
nr:
Commissie:
Directeuren
Portefeuilleh.
C&E
WOWZ
BESLUITEN
Behoudens advies van de commi ssie WOWZ
1.
de hierbij gevoegde beantwoording van de inspraakreacties op de kaderstellende Nota
Lokaal Gezondheidsbeleid vast te stellen;
2.
de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid op basis van de onder 1 genoemde inspraakreacties, aan
te passen:
a. p.2 5e alinea, vervangen “Voor de Nota … centraal staat” door:
Omdat gezondheid vaak pas aandacht krijgt als het te laat is, wil de gemeente Leiden in de
Nota Lokaal Gezondheidsbeleid preventie centraal stellen. Hiermee wordt beoogd preventie
hoger op de politiek-maatschappelijke agenda te krijgen. Dit betekent niet dat er in het brede
gemeentelijke gezondheidsbeleid alleen aandacht is voor preventie, maar deze Nota richt zich
wel primair op preventie;
b. p.5 6e alinea, toevoegen na “een hoge opleiding”:
Evenals andere Nederlanders zijn Leidenaren in de afgelopen jaren ongezonder gaan eten en
minder gaan bewegen. Zo eet slechts 19% van de Leidenaren van 18 tot 64 jaar voldoende
groente en fruit en is 40% van deze groep te dik. Ook het bewegen van Leidenaren kan beter:
54% van de 18-64 jarigen voldoet aan de Nederlandse beweegnorm, dat wil zeggen dat
mensen tenminste vijf dagen per week matig actief zijn;
c. p.7 tabel wordt als volgt aangevuld:
Onder gemeente, preventie: gesubsidieerde 1e lijnszorg, welzijn
Onder andere actoren: niet-gesubsidieerde 1e lijnszorg (w.o. Rijngeest Groep)
Onder gemeente, cure: gesubsidieerde 1e lijnszorg
Onder andere actoren: niet-gesubsidieerde 1e lijnszorg (w.o. Rijngeest Groep);
d. p.8 2e alinea, toevoegen na “in het ouderenbeleid”:
Een doelgroep die aandacht verdient is de groep burgers met een lage sociaal-economische
status die vooral woonachtig is in de achterstandswijken (zie ook p.4).
e. p.9 2e alinea, “in samenwerking met andere instellingen” vervangen door:
en andere instellingen waarmee de gemeente een opdrachtgeversrelatie onderhoudt (zoals het
welzijnswerk).
toevoegen na “zorgen dat de GGD”:
en andere instellingen
f. p.10 aanvullen na “speerpunten te benoemen”:
De keuze van speerpunten is gebaseerd op de mate waarin met weinig extra inspanning of
bureaucratie gezondheidsaspecten kunnen worden meegewogen. Dit geldt bijvoorbeeld voor
beleidsterreinen waar gezondheid sowieso al hoog op de agenda staat en waarin het vooral
gaat om het leggen van verbindingen en samenhang.
g. p.10 3e alinea, toevoegen na “GSB-programma’s:
Onlangs heeft er een gezondheidseffectscreening plaatsgevonden op het Leidse GSB-beleid. De
uitkomsten van dit rapport worden meegenomen bij de uitwerking van dit speerpunt.
3.
in de tweede helft van 2003 op interactieve wijze een activiteitenprogramma op te laten
stellen, waarin de preventiedoelstellingen uit de Nota uitgewerkt worden in concrete
activiteiten;
4.
de inspraakreacties alsmede de beantwoording hiervan, overeenkomstig de
Inspraakverordening, ter kennis van de Raadscommissie en Raad te brengen;
5.
de Raad voor te stellen de (aangepaste) Nota Lokaal Gezondheidsbeleid vast te stellen;
6.
dit besluit te zenden aan de Griffie met het verzoek behandeling in de Raadscommissie en
Raad te bevorderen.
Korte overwegingen
Op de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid zijn 5 inspraakreacties binnen gekomen van de GGD, het
Overleg Gehandicaptenbeleid Leiden (OGL), de Stichting Dienstverlening Leiden, de Rijngeest
Groep en de Regionale Commissie voor de Gezondheidszorg (RCG). De teneur van de
inspraakreacties was positief; in algemene zin zijn de instellingen blij met de aandacht voor
preventie. Een breed gedeeld kritiekpunt is de constatering dat de Nota weinig concreet is en
dat het niet duidelijk is wat de follow up op de Nota is. Hoewel de nota nadrukkelijk bedoeld is
als kaderstellend, is deze kritiek voor een deel terecht. Daarom zal in de tweede helft van 2003
een activiteitenprogramma worden opgesteld.
Niet alleen externe partijen zullen hierbij worden betrokken maar juist ook de andere diensten
binnen de gemeente. Het vormgeven van gemeentelijk facetbeleid – een van de belangrijkste
prioriteiten in de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid – vraagt om een integrale aanpak en moet
primair binnen de gemeente plaatsvinden. Over de wijze waarop het activiteitenprogramma
wordt georganiseerd, volgen na de zomer nadere voorstellen. Het activiteitenprogramma bevat
een concrete uitwerking van de prioriteiten in de kaderstellende Nota.
Formatieve consequenties
Het realiseren van een activiteitenprogramma in samenspraak met interne en externe
instellingen kost naar schatting 80 uren (10 dagen). Dit wordt binnen de beschikbare capaciteit
van mensen en middelen opgelost.
Begrotingsconsequenties
Geen
Communicatie
Openbaar: B&W-besluitenlijst/ niet openbaar / anders, nl: ….
B&W-besluitenlijst
Samenvatting
Op de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid zijn 5 inspraakreacties binnen gekomen van de GGD, het
Overleg Gehandicaptenbeleid Leiden (OGL), de Stichting Dienstverlening Leiden, de Rijngeest
Groep en de Regionale Commissie voor de Gezondheidszorg (RCG). Uit hun reacties blijkt dat de
instellingen blij zijn met de aandacht voor preventie in het gezondheidsbeleid. Een breed
gedeeld kritiekpunt is de constatering dat de Nota weinig concreet is en dat niet duidelijk is wat
de vervolgactiviteiten zijn. De Nota bevat inderdaad geen gedetailleerde beschrijving van
activiteiten omdat deze nota nadrukkelijk gericht is op de kaders en op de hoofdlijnen van het
gezondheidsbeleid. In de tweede helft van 2003 wordt aan de behoefte aan concrete
vervolgacties tegemoetgekomen door een activiteitenprogramma op te stellen.
Aanpak verdere communicatie
De voorstellen voor de aanpak en organisatie van het activiteitenprogramma (te verwachten in
de loop van september) zullen vergezeld gaan van een communicatieparagraaf.
Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2003-2006
Een kaderstelling voor het gemeentelijke gezondheidsbeleid
0. Inleiding
Het doel van deze nota is om de kaders voor het lokale gezondheidsbeleid vast te
stellen. Het kaderstellende karakter van deze nota past in het nieuwe dualistische
stelsel waarin de gemeenteraad op hoofdlijnen de kaders bepaalt en waarin het college
van burgemeester en wethouders binnen deze kaders uitvoering geeft aan het
vastgestelde beleid. Dit betekent ook dat de voorliggende Nota Lokaal
Gezondheidsbeleid nadrukkelijk geen uitvoeringsnota is en dus ook geen
gedetailleerde beschrijving bevat van diverse activiteiten. Deze Nota biedt een
samenhangend kader en is daarmee een toetssteen voor het gezondheidsbeleid in de
komende collegeperiode.
De concrete acties zullen na de vaststelling van deze Nota vormgegeven worden in
samenwerking met de instellingen in de Leidse regio. De meeste van deze acties
zullen overigens niet compleet nieuw zijn, omdat er in Leiden op dit moment al veel
preventieactiviteiten lopen.
In deze nota komt de voorgeschiedenis en achtergrond van de Nota Lokaal
Gezondheidsbeleid aan de orde, alsmede de visie van de gemeente Leiden op
gezondheid(sbeleid) en de daaruit voortvloeiende beleidsdoelstellingen. De volgende
paragrafen behandelen achtereenvolgens het belang van een goede
informatievoorziening, de rol en taken van de gemeente, en de doelgroepen in het
preventiebeleid. Tot slot worden er prioriteiten geformuleerd. Op basis hiervan zullen
acties in gang worden gezet. Verder bevat de nota bijlagen met een overzicht van
activiteiten van de GGD, een overzicht met feiten en cijfers over de
gezondheidssituatie in Leiden en de resultaten van een digitale discussie die gevoerd
is door de Commissie Sociale Infrastructuur.
1. Voorgeschiedenis en achtergrond
Gezondheid vinden we in Nederland en dus ook in Leiden erg belangrijk. Toch krijgt
gezondheid vaak pas aandacht als het eigenlijk te laat is. Vooral preventie scoort niet
hoog op de politiek-maatschappelijke agenda. Vergelijk de aandacht voor wachtlijsten
bijvoorbeeld eens met het bevorderen van gezond gedrag. Omdat allerlei gemeentelijk
beleid direct of indirect de gezondheid van burgers beïnvloedt, is het van belang te
verkennen wat de gemeente samen met anderen kan doen om de gezondheid van
Leidenaren te beïnvloeden.
Sinds de invoering van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) in 1990
dragen gemeenten verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun inwoners. In
1993 werd de werking van de WCPV voor het eerst geëvalueerd. Daarop volgde in
1995 het onderzoeksrapport van de geneeskundige inspectie ‘Gemeentelijke
betrokkenheid collectieve preventie’. Dit leidde tot de instelling van de commissie
Versterking Collectieve Preventie (de commissie Lemstra). Op haar eindrapport uit
1996 ‘Gemeentelijk Gezondheidsbeleid beter op zijn plaats’ volgde in 1997 het
actieprogramma ‘Versterking gemeentelijk gezondheidsbeleid’ van het ministerie van
Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS).
Eén van de onderdelen van het actieprogramma ‘Versterking gemeentelijk
gezondheidsbeleid’ is het Nationaal Contract Openbare Gezondheidszorg (geldig van
22 februari 2001 tot en met 1 maart 2003). Hierin hebben de ministeries van VWS en
BZK, de VNG en de GGD Nederland afspraken met elkaar gemaakt en vastgelegd ter
verbetering en verankering van de infrastructuur voor de openbare gezondheidszorg.
Openbare gezondheidszorg bevat die delen van de gezondheidszorg en het openbaar
bestuur die zich doelbewust richten op ziektepreventie en de bescherming en
bevordering van de gezondheid van de bevolking. Voorbeelden zijn preventie van
ongezonde leefwijzen, het terugdringen van sociaal-economische
gezondheidsverschillen, het bestrijden van infectieziekten, gezondheidsvoorlichting,
het ondersteunen van mantelzorg, en beleid ten aanzien van geluidsoverlast en de
veiligheid in speeltuinen. Kortom een breed scala van activiteiten dat niet alleen tot de
verantwoordelijkheid van de landelijke, maar ook tot dat van de lokale overheid
behoort.
De toegenomen aandacht voor de openbare gezondheidszorg is ingegeven door de
kansen die de openbare gezondheidszorg biedt om:
 onnodige ziekte en vermijdbare sterfte te voorkomen;
 de autonome stijging van de kosten voor ziekte en zorg te remmen;
 onaanvaardbare verschillen in gezondheid te verminderen;
 langer te leven zonder daarbij langer ongezond te zijn.
Een ander resultaat van het actieprogramma was het maken van een advies over de
basistaken door de Stuurgroep Basistaken Collectieve Preventie. Dit advies is één van
de aanleidingen geweest voor de minister van VWS om te komen tot een voorstel tot
wijziging van de WCPV. Belangrijke wijziging voor de gemeenten is de opdracht aan
de gemeenteraden iedere vier jaar een nota lokaal gezondheidsbeleid vast te stellen.
2. Visie op gezondheid(sbeleid)
‘Een goede gezondheid’ is het meest gegeven antwoord op de vraag wat mensen
belangrijk vinden in het leven. Het doel van gemeentelijk gezondheidsbeleid ligt
daarmee voor de hand: het bevorderen van de gezondheid van burgers. Omdat
gezondheid vaak pas aandacht krijgt als het te laat is, wil de gemeente Leiden in de
Nota Lokaal Gezondheidsbeleid preventie centraal stellen. Hiermee wordt beoogd
preventie hoger op de politiek-maatschappelijke agenda te krijgen. Dit betekent niet dat
er in het brede gemeentelijke gezondheidsbeleid alleen aandacht is voor preventie,
maar deze Nota richt zich wel primair op preventie. Gezondheid in brede zin betekent
een toestand van lichamelijk, sociaal en psychisch evenwicht. Gezondheid is een
voorwaarde voor maatschappelijk functioneren en daarom van groot belang voor de
stad.
Volgens de theorie zijn er vier factoren die bepalend zijn voor de gezondheid:
biologische factoren, de kwaliteit van de zorg, de leefstijl en de leefomgeving (sociale
en fysieke omgeving). Vooral de laatste twee factoren zijn voor de gemeente
beïnvloedbaar. De invloed van de gemeente op leefstijl en leefomgeving vindt vooral
plaats in sectoren buiten het beleidsveld volksgezondheid. De meeste
gezondheidswinst is zelfs te behalen buiten de gezondheidszorg om. Voor de leefstijl
zijn bijvoorbeeld de beleidsvelden onderwijs, sport en sociale zaken van belang en
voor een gezonde leefomgeving onder meer de beleidsterreinen milieu, wonen,
groenvoorzieningen, verkeer en ruimtelijke ordening. Omdat de meeste
gezondheidswinst te behalen is in andere beleidssectoren is het van belang dat
gezondheid als facet wordt meegewogen bij alle belangrijke beleidsvoornemens van
anders gemeentelijke sectoren. Gezondheidsbeleid zou dan facetbeleid worden.
Hierover is meer te lezen verderop in de nota.
Onderstaand schema kan behulpzaam zijn bij het inzicht in de relatie tussen
beleidsvoornemen en gezondheid.
Direct (gemeentelijk)
Aanleg voor het krijgen
volksgezondheidsbeleid
van een ziekte
Leefgewoonten
Gezondheid
Fysieke omgeving
Sociale omgeving
(Gezondheids)zorg
Ander (gemeentelijk) beleid met effecten
op volksgezondheidsbeleid
Natuurlijk gebeurt er in Leiden al het nodige aan preventief gezondheidsbeleid in veel
beleidssectoren. Vanuit het milieubeleid wordt er veel aandacht geschonken aan
gezondheidsaspecten van bijvoorbeeld ruimtelijke plannen. Hierbij kan gedacht worden
aan de milieucriteria voor lucht, geluid en stank die gelden bij de ontwikkeling van
bijvoorbeeld de Oostvlietpolder. Ook de gezondheidsvoorlichting op scholen door de
GGD is een goed voorbeeld van bestaand preventief beleid. Met de nota lokaal
gezondheidsbeleid worden deze inspanningen in het gezondheidsperspectief
geplaatst. De gemeente kan op deze wijze de voorwaarden scheppen om Leidenaren
zo gezond mogelijk te kunnen laten leven.
Voor de visie van de gemeente Leiden zijn verder de sociaal-economische
gezondheidsverschillen van belang. De gemeente wil zich niet neerleggen bij het feit
dat de kansen op een gezond leven niet voor iedereen gelijk zijn. Binnen haar
beïnvloedingsmogelijkheden wil de gemeente een bijdrage leveren aan het verkleinen
van sociaal-economische gezondheidsverschillen. Van oudsher is bekend dat er
verschillen zijn op grond van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en inkomen. De laatste
tijd is er een beter inzicht ontstaan in de factoren die er toe leiden dat mensen met een
lage sociaal-economische status minder lang leven en vooral vele jaren in minder
goede gezondheid doorbrengen.
In Nederland leven mensen met een hoge opleiding en een hoog inkomen gemiddeld
12 jaar langer in goede gezondheid dan mensen met een lage sociaal-economische
status. Evenals in andere grote steden lopen in Leiden vooral de mensen in de
achterstandswijken gezondheidsrisico’s, omdat daar relatief veel mensen met een lage
sociaal-economisch status en veel allochtonen wonen. Beide groepen hebben een
minder goede gezondheidstoestand. Bovendien lijkt het erop dat wonen in een
achterstandswijk van een grote stad een extra risico vormt voor de gezondheid van de
bewoners. Hiermee is de wijk niet alleen vindplaats van gezondheidsachterstanden,
maar ook oorzaak.
Belangrijk voor de visie van de gemeente Leiden is verder dat burgers uiteindelijk zelf
verantwoordelijk zijn voor hun eigen gezondheid. Als burgers overmatig drinken en
onvoldoende bewegen, vergroten ze daarmee de kans op ziekte. Deze gedragingen
zijn bewust of onbewust een eigen keuze van mensen. Dat neemt niet weg dat de
gemeente toch gezonde keuzes kan stimuleren, bijvoorbeeld door een verbod op
happy hours, door te overleggen met sportkantines over het schenken van alcohol of
door de aanleg van een goed verlicht en bereikbaar hardloopparcours. Het blijft echter
van belang dat de gemeente zich bij elk beleidsvoornemen expliciet de vraag stelt waar
de verantwoordelijkheid van de burger ophoudt en waar die van de gemeente begint.
De hierboven beschreven noties leiden tot de volgende visie van de gemeente Leiden
op het gezondheidsbeleid:
Leiden wil haar gezondheidsbeleid richten op preventie door een gezonde leefstijl te
bevorderen en ernaar te streven een gezonde leefomgeving te creëren. De gemeente
zal in haar gezondheidsbeleid ook een appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid
van burgers voor hun eigen gezondheid. In het gezondheidsbeleid is het verkleinen
van gezondheidsverschillen een belangrijk aandachtspunt.
3. Doelstellingen: resultaatgericht inzetten op preventie
De gemeente Leiden wil haar visie op een gezonde stad in de Nota Lokaal
Gezondheidsbeleid vormgeven door in te zetten op preventie. Hiermee wil de
gemeente bevorderen dat alle inwoners van de gemeente Leiden zo gezond mogelijk
leven.
Het belang van preventie is recentelijk nog bevestigd door het rapport “Gezondheid op
koers” van het RIVM dat in november 2002 is uitgekomen. In dit rapport staat dat
preventieve interventies een flinke gezondheidswinst kunnen opleveren, dikwijls tegen
weinig kosten. Zo zijn preventieve maatregelen aan het begin van de ziekteketen,
zoals de hielprik, vaccinaties of verkeersmaatregelen, vaak doelmatiger dan
interventies aan het einde van de zorgketen, zoals longtransplantaties. Het verplicht
stellen van autogordels is ook een voorbeeld van een preventieve maatregel die veel
verkeersdoden heeft voorkomen.
Het nut van preventie staat buiten kijf, het is echter vaak lastig om vooraf de precieze
opbrengst van preventieve maatregelen te bepalen. Het is dan ook van belang dat het
verwachte effect in kaart wordt gebracht, er meetbare doelen geformuleerd worden en
dat informatie wordt verzameld over de effectiviteit van beleidsmaatregelen. Realisme
over dergelijke effectmetingen is daarbij op zijn plaats, want op voorhand zal vaak niet
tot achter de komma uit te rekenen zijn wat de preventieve maatregelen zullen
opleveren. In deze tijden waarin financiën, facts en figures bepalende factoren zijn in
het beleidsproces, is er politieke lef voor nodig preventie de aandacht te geven die het
verdient.
De gemeente Leiden streeft er uiteraard naar haar acties effectief en gericht in te
zetten. Daarom zal de gemeente eerst actie ondernemen als verschijnselen echt als een
reëel probleem worden ervaren èn als de gemeente er invloed op kan uitoefenen. Zoals
we aan het eerder vermelde schema gezien hebben, behoren vooral de fysieke en
sociale leefomgeving en de leefgewoonten tot de invloedssfeer van de gemeente.
Daarom staat het bevorderen van een gezonde leefstijl èn het streven naar een
gezonde leefomgeving expliciet opgenomen in de visie van de gemeente op
gezondheids(beleid).
4. Informatievoorziening basis voor preventieve aanpak
De gemeente Leiden wil graag werk maken van een preventieve aanpak van het
gezondheidsvraagstuk. Maar voordat de gemeente daarmee actief aan de slag gaat, is
het voor de effectiviteit van het gezondheidsbeleid van belang dat er doorlopend
informatie wordt verzameld over de gezondheidssituatie van Leidenaren.
De gezondheid van Leidenaren
Voordat de gemeente gaat bepalen wat ze wil gaan doen om de gezondheid van haar
burgers te verbeteren, moet er eerst informatie op tafel komen over de feitelijke
gezondheidstoestand van Leidenaren. De GGD verricht periodiek onderzoek naar de
gezondheidssituatie in Leiden. Een greep uit een aantal bevindingen volgt hieronder en
een meer uitgebreide beschrijving staat in de bijlage.
Om te beginnen met het goede nieuws: Leidenaren voelen zich in het algemeen
gezond. Maar liefst 80% van de volwassen bevolking vindt zichzelf (zeer) gezond. In
vergelijking met andere grote steden scoort Leiden goed. In de drie grote steden
bijvoorbeeld ligt de ervaren gezondheid veel lager (ca. 72%)1.
Dit is echter geen reden om genoegzaam achterover te leunen, want in Leiden blijken
belangrijke gezondheidsverschillen te bestaan. Zo hebben twee keer zoveel
Leidenaren met een zeer lage opleiding last van drie of meer chronische ziekten of
aandoeningen als stadgenoten met een hoge opleiding. Evenals andere Nederlanders
zijn Leidenaren in de afgelopen jaren ongezonder gaan eten en minder gaan bewegen.
Zo eet slechts 19% van de Leidenaren van 18 tot 64 jaar voldoende groente en fruit en
is 40% van deze groep te dik. Ook het bewegen van Leidenaren kan beter: 54% van
1
Dit gegeven is gebaseerd op een vergelijking van de gemeente Amersfoort met de 25 grootste
steden van Nederland.
de 18-64 jarigen voldoet aan de Nederlandse beweegnorm, dat wil zeggen dat mensen
tenminste vijf dagen per week matig actief zijn.
Daarnaast is zorgwekkend dat het percentage rokers onder jongeren en volwassenen in
Leiden hoger is dan in de rest van Zuid-Holland Noord en Nederland (resp. 37%, 31%
en 33%). Ook blijkt dat Leidse jongeren vaak en veel drinken in vergelijking met
jongeren uit de rest van de provincie Zuid-Holland. Dit komt onder andere door de vele
studenten. Verder is het cannabisgebruik in Leiden groter dan in de rest van de regio
en Nederland.
De GGD speelt met preventieprogramma’s op de gezondheidssituatie in. Zo geeft de
GGD samen met andere instellingen voorlichting over het gebruik van alcohol en drugs
op scholen. Voor een goede informatievoorziening is het ook van belang om zo veel
mogelijk het rendement van deze preventieprogramma’s in kaart te brengen.
5. Rol van de gemeente: sturing, samenhang en samenwerking
De gemeente is sinds de invoering van de WCPV in 1990 verantwoordelijk voor de
collectieve preventie, dat wil zeggen de bescherming en de bevordering van de
gezondheid van de bevolking. Dit was een belangrijke koerswijziging, want tot dat
moment was het overheidsbeleid vooral gericht op (de bekostiging van) curatieve
voorzieningen. De aandacht ging daarmee van het verlenen van curatieve
gezondheidszorg aan hen die reeds ongezond of ziek zijn, naar het bevorderen van
gezondheid en het stimuleren van preventie op collectief en individueel niveau
(Gezondheidszorg en lokaal bestuur, Health Management Forum, 2001). Juist deze
accentverschuiving van curatieve naar preventieve zorg is de inzet van de gemeente
Leiden in het lokale gezondheidsbeleid.
De gemeente Leiden ambieert een regierol te vervullen in het gezondheidsbeleid door
hieraan sturing te geven, door samenhang (vooral tussen preventie en curatieve zorg)
te bewaken en door samenwerking tussen private en publieke instellingen te
bevorderen.
Sturing
Omdat de gemeente Leiden het bestuursorgaan is dat alle Leidse burgers
vertegenwoordigt, ziet de gemeente het als haar verantwoordelijkheid om inhoudelijk
sturing te geven aan het lokale gezondheidsbeleid. Deze kaderstellende nota dient
daarbij als vertrekpunt en als toetssteen. De gemeente Leiden hecht eraan dat vanuit
het publieke domein, in casu de gemeente Leiden, een kaderstelling wordt aangereikt,
zodat het speelveld voor de deelnemende partijen afgebakend is. De inzet van de
inhoudelijke sturing in deze nota mag inmiddels duidelijk zijn: preventie. Dit betekent
concreet dat de gemeente Leiden in haar (subsidie)relaties met instellingen aandacht
zal vragen voor preventieve activiteiten die de gezondheid bevorderen.
Samenhang
Een belangrijke taak voor gemeenten is om zorg te dragen voor de samenhang tussen
de collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg. De bepaling ‘collectief’
betekent dat het gaat om gezondheidsrisico’s van alle burgers, zoals bijvoorbeeld
inentingen. Dit in tegenstelling tot individuele aandoeningen, zoals reuma of buikgriep
waarvoor je naar de arts gaat. De uitvoerende taken op het gebied van ziektepreventie
zijn wellicht het best bekend: de inspectie op hygiëne in peuterspeelzalen, de
schooldokter, de consultatiebureaus, de bestrijding van infectieziekten en
vaccinatieprogramma’s.
Door meer aandacht te vragen voor preventie hoopt de gemeente een bijdrage te
leveren aan het verlichten van de druk op de curatieve gezondheidszorg en dan in het
bijzonder de eerstelijnszorg. De eerstelijnsvoorzieningen (bij voorbeeld huisartsen en
algemeen maatschappelijk werk) zijn direct in te schakelen door de patiënt. De
tweedelijnsvoorzieningen zijn alleen toegankelijk na verwijzing; voorbeelden zijn de
specialisten in ziekenhuizen en de verpleeg- en verzorgingshuizen.
Een andere indeling van de zorg is die in cure en care. Cure staat voor (meestal
kortdurende) behandeling en care voor verpleging, verzorging, opvang en begeleiding
(meestal langdurend). Deze indeling komt ook terug in de term
verzekeringscompartiment: het eerste compartiment wordt gevormd door carevoorzieningen (AWBZ-gefinancierd), het tweede compartiment door de curatieve zorg
(Ziekenfondswet als financieringsbasis) en het derde compartiment door de
plusvoorzieningen, waarvoor men in het kader van de Ziekenfondswet een aanvullende
verzekering kan afsluiten.
In onderstaande tabel is de rol van de gemeente weergegeven op de onderdelen
preventie, cure (behandeling en therapie), care (verpleging en verzorging) en welzijn.
Preventie
Cure
Care
Welzijn
Verantwoordelijkheid
Gemeente
GGD, gesubsidieerde 1e
lijnszorg (w.o. AMW), welzijn
Gesubsidieerde 1e lijnszorg
Regionaal Indicatieorgaan
WVG, AMW
Andere actoren
Niet-gesubsidieerde 1e lijnszorg
(w.o. Rijngeestgroep)
Artsen, ziekenhuizen
Verzorgings- en verpleeghuizen
Niet-gesubsidieerde 1e lijnszorg
(w.o. Rijngeestgroep)
Samenwerking
Naast sturing en samenhang richt de gemeentelijke regierol zich op samenwerking. De
gemeente wil samenwerking stimuleren, zodat de gezondheid van Leidse burgers een
gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt van diverse instellingen in de stad en regio.
De gemeente wil daarbij bewerkstelligen dat preventie een (nog) belangrijker thema
wordt in de samenwerkingsverbanden op het terrein van zorg en welzijn.
6. Preventie en doelgroepen
Preventie kan zich richten op verschillende doelgroepen. Hierbij geldt echter dat de
gemeente vooral wil kijken naar de kracht en mogelijkheden van doelgroepen en niet
naar de onmogelijkheden. Zo is de doelgroep jeugd geen synoniem voor een lastige
bevolkingsgroep met veel gedragsproblemen. Evenmin is de doelgroep ouderen te
kenschetsen als ziek, gebrekkig en hulpbehoevend. De gemeente Leiden acht het
principieel onjuist om beide doelgroepen zo nauw te verbinden met zorgbeleid. Liever
kiest Leiden bij deze doelgroepen voor preventie van ziektes, gebreken of
gedragsproblemen. Deze benadering geldt overigens ook voor jonggehandicapten en
gehandicapten: vanuit de visie van het hiervoor geformuleerde gezondheidsbeleid gaat
ook het bij deze groepen om het bevorderen van een gezonde leefstijl en vooral het
creëren van een gezonde leefomgeving.
Voor het beïnvloeden van de leefstijl is de jeugd de belangrijkste doelgroep onder het
mom “jong geleerd, oud gedaan”. Veel van de bestaande preventieactiviteiten zijn
gericht op de jeugd. De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de
jeugdgezondheidszorg (JGZ) is vanaf 1 januari 2003 uitgebreid tot alle kinderen van 019 jaar. Veel activiteiten in de JGZ bestaan uit het geven van voorlichting en advies
aan ouders en kinderen.
Voor de doelgroep ouderen geldt ook dat preventie prioriteit heeft. In de Nota Integraal
Ouderenbeleid is dit een van de beleidsuitgangspunten. Het voorkomen van
gezondheidsproblemen, sociaal isolement, inkomensproblemen, informatieachterstand
en onveiligheid staat daarbij voorop in het ouderenbeleid. Een doelgroep die aandacht
verdient is de groep burgers met een lage sociaal-economische status die vooral
woonachtig zijn in de achterstandswijken (zie ook p.4).
Onderstaande tabel geeft een overzicht van een doelgroepenbenadering in het
gezondheidsbeleid. Het preventieve gezondheidsbeleid richt zich vooral op gezonden
en bedreigden.
Bevolking
1
Gezonden
2
Bedreigden
Doelgroep
Jeugd
Situatie
Goede
gezondheid
Ouderen,
burgers met
lage SES2
Verhoogd
risico door
gedrag,
omgeving en
condities
Risico
Gemiddeld –
niet specifiek
– risico,
differentiatie
o.b.v. bijv.
demografie,
cultuur,
economie
Verbeteren en
borgen:
- gezonde
leefstijl
- gezonde
omgeving
- gezonde
condities,
zoals
bevredigend
werk
Pro-actie
Actie
Type
preventie
Financier
Gemeente
WCPV
3
Risicodragers
4
Zieken
5
Functiebeperkten
Gehandicapten
6
Hulpafhankelijken
Gehandicapten
Aangeboren of
verworven
functiebeperking door
chronische
ziekte of
restschade
Progressie
Aangeboren of
verworven
functiebeperking die
afhankelijk
maakt van
zorg
Progressie
- zelfzorg
- eigen sociaal
netwerk
- medische
hulpverlening
- eigen sociaal
netwerk
- revalidatie
- hulpmiddelen
- vervoersvoorziening
- woonvoorziening
- eigen sociaal
netwerk
- georganiseerde
mantelzorg
- extra- en
intramurale
zorg
Tertiaire
preventie
Zorgverzekeraar
Tertiaire
preventie
Gemeente
WVG,
provincie
Tertiaire
preventie
AWBZ
Arbeidsongeschikten
Kenmerken
van
afwijkingen
Afwijkingen
met klachten
en/of
hulpbehoefte
Verhoogd
risico op
specifiek
gez.problemen, niet
individu
specifiek
Individu- en
Geen of niet
ziektespecifiek volledig
risico
herstel
Opsporen en
uitschakelen
van
risicofactoren
in:
- leefwijzen
- omgeving
- condities
Herkennen
van signalen
Primaire
preventie
Gemeente
WCPV
Secundaire
preventie
Gemeente
WCPV,
AWBZ,
zorgverzekeraar
Vroege
opsporing
7. Prioriteiten
Deze paragraaf bevat op basis van de visie, doelstellingen en de gezondheidssituatie in
Leiden de belangrijkste prioriteiten in het gezondheidsbeleid. De vormgeving van de
concrete activiteiten vindt plaats in overleg met de betreffende beleidssectoren en
instellingen. Het vertrekpunt hierbij is dat zo veel mogelijk wordt aangehaakt bij de vele
preventieve activiteiten die nu reeds verricht worden, maar niet altijd expliciet als
preventief gezondheidsbeleid beschouwd worden.
De gemeente Leiden wil het preventieve gezondheidsbeleid invulling geven langs twee
lijnen. De eerste lijn is de uitvoering van de preventieve taken door en andere instellingen
waarmee de gemeente een opdrachtgeversrelatie onderhoudt (zoals het welzijnswerk). De
gemeente moet ervoor zorgen dat de GGD en andere instellingen zo goed mogelijk
wordt benut als uitvoerder en adviseur bij zaken die de gezondheid van mensen raken.
De tweede lijn is om gezondheidsbeleid bij belangrijke beleidsvoornemens als
2
SES = sociaal-economische status, afhankelijk van opleidingsniveau en inkomen
facetbeleid te behandelen, zodat gezondheid expliciet wordt meegewogen bij
beleidsmaatregelen van andere beleidssectoren. Op deze wijze wordt een
bewustwordingsproces voor gezondheid(seffecten) gestimuleerd.
Activiteiten GGD in samenwerking met andere instellingen
In opdracht van de gemeente Leiden voert de GGD Zuid-Holland Noord basis- en
andere taken op het terrein van de volksgezondheid uit. De belangrijkste in het kader
van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid zijn:
- infectieziektenbestrijding
- preventieprogramma’s (zoals gezondheidsvoorlichting en –opvoeding)
- integrale jeugdgezondheidszorg
- medisch-milieukundige zorg
- technische hygiënezorg
- openbare geestelijke gezondheidszorg.
Voor een volledig overzicht van de activiteiten van de GGD wordt verwezen naar de
bijlagen.
De gemeente kan de aandacht voor preventie intensiveren door de uitvoering van de
huidige activiteiten door de GGD te monitoren en te onderzoeken of er op basis van de
(verwachte) effectiviteit van preventieve acties accentverschuivingen nodig zijn.
Via de (huidige) activiteiten van de GGD kan een gezonde leefstijl als volgt
gestimuleerd worden:
- De betrokkenheid van Leidse burgers bij de zorg voor hun eigen gezondheid te
vergroten (o.a. gezondheidsvoorlichting, opvoedingsondersteuning,
jeugdgezondheidszorg, ouderenbeleid). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden
aan speciale preventieprogramma’s over alcohol gelet op het hoge aantal
Leidenaren dat veel en vaak drinkt of bijvoorbeeld aan voorlichting over gezonde
voeding op scholen.
- Aandacht te geven aan het thema bewegen. De gemeente Leiden wil samen met
de GGD invulling geven aan het thema “bewegen”, omdat bewegen ziekte kan
voorkómen en bovendien een positieve invloed heeft op de ontwikkeling en het
herstel van ziekten.
Introductie volksgezondheid als facetbeleid in de gemeente Leiden
Gezondheidsbeleid beweegt zich op het snijvlak van beleidsterreinen zoals welzijn,
verkeersveiligheid, wonen en zorg. Daarom is het relevant dat bij beslissingen op deze
terreinen de gevolgen voor de volksgezondheid worden meegewogen. Dit wordt
facetbeleid genoemd. In het verleden is veel gezondheidswinst behaald door een
betere huisvesting, scholing, werkomstandigheden en sociale zekerheid. Ook nu nog
liggen veel mogelijkheden voor gezondheidswinst buiten het bereik van de
volksgezondheidssector. De raadscommissie SI heeft er terecht op gewezen dat het
benoemen van gezondheidsbeleid als facetbeleid niet mag leiden tot extra
bureaucratie. Dit kan voorkomen worden door gezondheidsbeleid niet bij elk
beleidsterrein expliciet mee te wegen, maar een aantal speerpunten te benoemen. De
keuze van speerpunten is gebaseerd op de mate waarin met weinig extra inspanning of
bureaucratie gezondheidsaspecten kunnen worden meegewogen. Dit geldt
bijvoorbeeld voor beleidsterreinen waar gezondheid sowieso al hoog op de agenda
staat en waarin het vooral gaat om het leggen van verbindingen en samenhang.
Voorgesteld wordt om de volgende beleidsterreinen als speerpunt te benoemen in het
facetbeleid, waarbij vooral gelet is op het creeren van een gezonde leefomgeving:
- Het versterken van de relatie tussen milieu en gezondheid. Bij de (her)inrichting
van stedelijke gebieden wordt in de beleidsvoorbereiding rekening gehouden met
(wettelijk verplichte) milieuaspecten, zoals bijvoorbeeld geluidshinder,
luchtverontreiniging en dergelijke. Door een goede afstemming van milieu- en
gezondheidsaspecten kunnen deze twee benaderingen elkaar versterken.
- Het versterken van de relatie tussen gezondheid en de fysieke leefomgeving
(wonen, zorg en welzijn). Uit de deelname aan een landelijke pilot
gezondheidseffectmeting waarin een ruimtelijk plan van de gemeente Leiden
(EWR/Slachthuisterrein) is getoetst op gezondheidseffecten, is gebleken dat het
gebruik van een checklist hierbij een nuttig instrument kan zijn. Ook is uit deze pilot
gebleken dat burgers gezondheidsaspecten zelf hoog op de agenda zetten als zij
betrokken worden bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen. De evaluatie van de
pilot is binnenkort afgerond.
Voor de beinvloeding van de leefstijl worden de volgende beleidsvelden als speerpunt
voorgesteld:
- Verhoging arbeidsparticipatie bijstandscliënten en arbeidsongeschikten. Voor de
Dienst Sociale Zaken en Arbeidsmarktbeleid is de gebrekkige gezondheid van veel
werkzoekenden een van de belangrijkste thema’s de komende jaren. Voor veel
Leidenaren staan fysieke en/of geestelijke klachten werkaanvaarding in de weg.
Gezondheidsverschillen kunnen mogelijk worden verkleind door kennis en ervaring
te bundelen over gezondheid en arbeidstoeleiding.
- Grote Stedenbeleid. Gezondheidsverschillen zijn landelijk een belangrijk thema in
het GSB-beleid. Onderzocht moet worden hoe het gezondheidsbeleid ingebed kan
worden in de GSB-programma’s. Onlangs heeft er een gezondheidseffectscreening
plaatsgevonden op het Leidse GSB-beleid. De uitkomsten van dit rapport worden
meegenomen bij de invulling van dit speerpunt.
9. Financiën
Om aan deze kaderstellende nota ook daadwerkelijk een vervolg te kunnen geven, is
een bedrag van € 52.000 beschikbaar voor preventieactiviteiten. Van dit bedrag wordt
€ 25.000 besteed aan het buurtgericht gezondheidsproject in Leiden Noord.
Bijlage 1: Overzicht basistaken GGD
In het schema worden de basistaken kort omschreven. Voor meer informatie per taak wordt
verwezen naar de begroting van de GGD Zuid-Holland Noord 2003.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Infectiebestrijding
Deze taak is gericht op de vermindering en voorkoming van de besmetting met
infectieziekten en vindt onder meer plaats door registratie, voorlichting, preventie
en behandeling.
Tuberculosebestrijding
De bestrijding verkleint de kans op tuberculose en tuberculose-infectie onder
meer door voorlichting en BCG-vaccinatie van groepen die meer risico lopen.
Daarnaast gaat het om de vroege opsporing, behandeling en begeleiding van
mensen met tuberculose(infectie).
Infectieziektebestrijding seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)/ AIDS
Met informatie en voorlichting probeert men een positieve houding ten aanzien
van veilig vrijen te bevorderen onder meer door het geven van informatie en
voorlichting. Daarnaast gaat het om de opvang van psychosociale en
maatschappelijke problemen die mensen met een mogelijke infectie kunnen
hebben.
Medische Milieukunde
Het doel van deze taak is om gezondheidsklachten en –risico’s als gevolg van
milieuverontreinigingen te voorkomen en te verminderen. Dit gebeurt onder meer
aan de hand van voorlichting over risico’s, adviezen hoe deze zijn te vermijden,
de signalering van ongewenste situaties en door communicatie ingeval een
incident zich heeft voorgedaan.
Technische hygiënezorg
Hygiëne en veiligheid in gemeenschappelijke voorzieningen voorkomen de
overdracht van micro-organismen. De GGD geeft voorlichting. Daarnaast
beoordeelt zij of voorzieningen zoals kindercentra, tattoo- en piercingshops en
bordelen voldoen aan de voorwaarden of dat ze een risico inhouden voor de
gezondheid.
Bevolkingsonderzoeken borstkanker en baarmoederhalskanker
Met de vroege opsporing van borst- en baarmoederhalskanker vermindert in de
bevolking de sterfte en de ziektelast als gevolg van deze ziekten. Omdat
daarvoor een zo groot mogelijke deelname van de vrouwen in de doelgroepen
aan de onderzoeken van belang is, geeft de GGD voorlichting en levert
adresgegevens. Daarnaast gaat het om een beleidsmatige bijdrage aan de
kwaliteit van de bevolkingsonderzoeken.
Vangnethulpverlening en vertrouwensarts voor honger- en dorststakers
Vangnethulpverlening is gericht op verwaarloosde en vervuilde personen ter
voorkoming van infectieziekten, verloedering en overlijden. Naast directe hulp
gaat het om toeleiding naar de juiste hulp.
De GGD levert een functionaris die als vertrouwenspersoon optreedt voor
honger- en dorststakers.
Lokaal gezondheidsbeleid
Als ondersteuning bij de ontwikkeling van lokaal gezondheidsbeleid levert de
GGD relevante informatie, onderhoudt contact met de gemeenten, adviseert over
preventie en organiseert werkgroepen en werkconferenties.
Algemene beleidsadvisering
De GGD adviseert betrokkenen op het gebied van de openbare
gezondheidszorg. Zij volgt daartoe relevante landelijke, regionale en
gemeentelijke beleidsontwikkelingen.
Gezondheidspeilingen
De GGD levert informatie over de gezondheid van (groepen uit) de bevolking.
Daartoe voert ze periodiek peilingen uit.
Advisering en gezondheidsinformatie
12
13
14
15
16
17
18
19
20
De GGD adviseert gemeenten en (zorg)instellingen op basis van bestaande
gezondheidsgegevens uit eigen onderzoek, registraties en andere bronnen.
Publieksgerichte informatiefunctie
Een eenvoudige toegang voor inwoners in Zuid-Holland Noord tot
publieksinformatie over gezondheid, zorg en welzijn bestaat nog in onvoldoende
mate. De GGD is betrokken bij de ontwikkeling van systemen waardoor het
publiek snel, eenvoudig en laagdrempelig de gewenste informatie kan krijgen.
Bevorderen van gezond leven
Omdat met gezond leven veel gezondheidswinst mogelijk is, draagt de GGD bij
aan de opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s. In overleg
met gemeenten is vastgesteld dat de GGD een vierjarig programma opstelt rond
het thema bewegen. Naast een aanbod voor alle gemeenten, is specifieke
ondersteuning mogelijk voor clusters van gemeenten.
Informatie- en documentatiecentrum GVO
Met het samenstellen en uitlenen van actuele voorlichtings- en lesmaterialen
ondersteunt de GGD preventieprojecten bij scholen en instellingen in de regio.
Daarnaast is hulp mogelijk bij gerichte vragen over gezondheid en preventie door
verstrekking van informatie uit digitale informatiebestanden of door verwijzing
naar informatiebronnen.
OGGZ Preventie en Beleid
De GGD voert het inhoudelijke secretariaat van het OGGZ-platform waar
betrokken partijen een samenhangend beleid formuleren op het gebied van de
OGGZ. Ook voert de GGD enkele OGGZ-taken uit zoals de coördinatie,
aansturing en uitvoering van de psychosociale opvang bij calamiteiten.
JGZ Overdracht 0-4 jarigenzorg naar de GGD
De zorg van vierjarigen gaat over van het consultatiebureau naar de JGZ / GGD.
De overdracht van informatie vindt plaats zodat gezondheidskennis over de
kinderen niet verloren gaat. De JGZ schat op grond van deze informatie voor elk
kind in of een extra contact nodig is.
JGZ Individuele zorg: gehele populatie
De JGZ onderzoekt kinderen een aantal keren tijdens de schoolperiode. Als
daarbij een lichamelijk of geestelijk probleem is vastgesteld, volgt een gericht
advies. Dit draagt bij aan een zo goed mogelijke ontwikkeling van kinderen.
JGZ Individuele zorg: op indicatie
Jongeren en ouders kunnen bij de GGD terecht met vragen over gezondheid,
ontwikkeling, opvoeding en leefstijl. Om de drempel voor het stellen van deze
vragen laag te houden, voert de GGD activiteiten uit zoals consult op verzoek,
spreekuur op school en huisbezoek op indicatie. Jongeren zelf, hun ouders,
docenten of anderen kunnen vragen om een extra zorgcontact. De GGD zoekt
met de jongere en/ of de ouders naar een oplossing voor de zorgvraag.
JGZ Aanbod voor nieuwkomers
De GGD biedt een cliëntcontact aan op scholen die onderwijs geven in de
Nederlandse taal voor iedere leerling die het Nederlands nog niet machtig is. Als
er een gezondheidsprobleem is geconstateerd, geeft de GGD een gericht advies.
Ook vindt afstemming plaats met andere aanbieders van vergelijkbare zorg zoals
het opvangcentrum voor asielzoekers.
Rijksvaccinatieprogramma
Dit programma voorziet in de vaccinatie van kinderen om hen optimaal te
beschermen tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio, bof, mazelen, rodehond en
haemaphilius influenza type b (Hib) en meningococcen-C. De GGD verzorgt de
vaccinaties die plaats vinden in het jaar dat kinderen negen jaar worden.
Daarnaast gaat het om jeugdigen van 4-19 jaar die nog niet (volledig) zijn
gevaccineerd volgens het programma voor kinderen tot 4 jaar.
21
22
23
24
25
Zorg voor leerlingen op Speciale Scholen voor Basisonderwijs (SBO), Voortgezet
Onderwijs (SVO) en scholen voor Speciaal Onderwijs (SO)
Doel is om optimale zorg en onderwijs te realiseren voor leerlingen met
problemen op cognitief, emotioneel, gedrags- of sociaal-medisch gebied. De
GGD kan een multidisciplinair advies uitbrengen, bijdragen aan een
indicatiestelling voor SBO, SVO of SO en sociaal-medische begeleiding bieden
aan geplaatste leerlingen.
JGZ Onderzoek en Beleidsadvisering
De gezondheid van de jeugd, de bedreigingen van hun gezondheid en hun
zorgbehoefte wordt op grond van gegevens uit de JGZ registratie en uit
onderzoek in kaart gebracht. Dit ondersteunt gerichte beleidsvoering en inzet van
preventieprogramma’s.
JGZ Voorlichting en advies
Naast het geven van voorlichting en advies om gezondheidsproblemen van
jongeren te voorkomen of tijdig te signaleren voert de GGD
preventieprogramma’s uit. Deze zijn gericht op het gebied van psychosociale
problematiek, opvoedingsondersteuning, kindermishandeling, leefstijl en
tandverzorging.
JGZ Zorgnetwerken
Goede signalering en vroegtijdige hulpverlening beperkt de schade van
psychosociale problemen bij jongeren en kindermishandeling. Daartoe is
samenwerking nodig van verschillende instellingen. Er is een aantal
zorgnetwerken met vertegenwoordigers van onder meer Algemeen
Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, Ouder- en Kindzorg en GGD. Samen
zoekt men in periodiek overleg oplossingen voor kinderen, jongeren of gezinnen
die extra aandacht nodig hebben.
JGZ Beleidsnetwerken
Deze beleidsnetwerken zijn gericht op afstemming en samenwerking tussen
verschillende instellingen en gemeenten op het gebied van
jeugdgezondheidszorg. Enkele voorbeelden: Project Integrale
Jeugdgezondheidszorg, Stuurgroepen Opvoedingsondersteuning en
Ontwikkelingsstimulering, Gemeentelijke werkgroepen rond preventief
jeugdbeleid en onderwijsachterstandenbeleid.
Bijlage 1a: Overzicht aanvullende diensten GGD
In het schema worden de aanvullende diensten kort omschreven. Voor meer informatie per taak
wordt verwezen naar de begroting van de GGD Zuid-Holland Noord 2003. Een aanvullende
dienst is een extra taak, die boven op de verplichte basistaken wordt afgenomen en waarvoor
Leiden extra betaalt.
1
2
3
4
5
6
7
8
Forensische Geneeskunde
Doel is het uitbrengen van medische adviezen ten behoeve van politie en justitie
en ten behoeve van de gedetineerden in de Penitentiaire Inrichtingen ‘De
Geniepoort’ en Teylingereind.
Medische Opvang Asielzoekers
Doel is het bevorderen van de integratie van de MOA-medewerkers met de GGD
door middel van consultatie, deskundigheidsbevordering en het verlenen van
expertise ten behoeve van de preventieve medische zorg aan de asielzoekers.
Meldpunt Vangnet en Advies
Doel is het beheersbaar houden van de problematiek van personen uit de
doelgroep. Dit zijn mensen die door hun gedrag ernstige overlast veroorzaken of
zorgen oproepen, terwijl zij zelf geen hulpvraag hebben.
Breed Bemoeizorg Project
Doel is het in kaart brengen van de groep die bestaat uit burgers in Leiden en
omstreken die zelf geen hulpvraag hebben, maar door hun gedrag ernstige
overlast veroorzaken of ernstige zorgen oproepen. Op grond van de verkregen
inzichten worden beleidsadviezen aan Leiden gegeven. Coördinatie van de
toeleiding van de doelgroep naar reguliere zorg en monitoring van de doelgroep.
Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR)
Doel is het optimaal functioneren van de grootschalige hulpverlening bij een groot
ongeval of een – dreigende – ramp door het leveren van deskundige personele
inzet van De Regionaal Geneeskundig Functionaris en de Commandant van
Dienst Geneeskundig ten behoeve van onderlinge afstemming en samenwerking
in de keten van zorg en openbare orde in het kader van rampenbestrijding, onder
meer door afspraken, overleg en oefeningen.
Doeluitkering verslavingszorg, preventie en onderzoek
Doel is preventie van riskante leefstijlgewoonten die kunnen leiden tot overmatig
genotmiddelengebruik. Daarnaast wordt een breed gedragen
onderzoeksprogramma uitgevoerd naar aard, achtergronden en omvang van het
middelengebruik en de aantallen in zorg en het bereik van preventie-, zorg- en
maatschappelijk herstelactiviteiten.
Hara, centrum voor seksespecifieke en interculturele gezondheidsbevordering
Bewerkstelligen van integratie van sekse- en etnisch specifieke dienstverlening in
de gezondheidszorg uitgaande van de diversiteit van de zorgvraag.
Innoveren van de gezondheidszorg door het initiëren, coördineren, uitvoeren en
implementeren van sekse- en etnisch specifieke activiteiten voor groepen met een
specifiek gezondheidsrisico.
Coördineren en initiëren van activiteiten gericht op een adequaat
hulpverleningsaanbod, vroegsignalering en preventie en beleidsontwikkeling ten
aanzien van problematiek rondom geweld in huis en seksueel geweld, met als
uitgangspunt meersporenbeleid.
Vervolg Convenant Mantelzorg
Het primaire doel van het convenant is het ontwikkelen en in stand houden van
een samenhangend, zo compleet mogelijk en nauw op de behoefte aansluitend
ondersteuningsaanbod ten behoeve van mantelzorgers in Leiden. De
convenantsperiode loopt van mei 2000 tot januari 2003.
9
10
Leiden Noord Gezond en Wel
Doel is het verbeteren en/of in stand houden van de gezondheidssituatie, in
termen van lichamelijk, geestelijke en sociaal welbevinden, van de mensen in
Leiden Noord.
Basiszorg coördinatie kwetsbare kinderen
Voorkomen dat kinderen van ouders met psychiatrische en/of
verslavingsproblemen zelf ernstige problemen ontwikkelen. Dat kan alleen als
deze kinderen voldoende basiszorg ontvangen.
Stimuleren dat instellingen protocollen ontwikkelen, die de basis vormen voor de
gedeelde zorg voor de doelgroep.
Bijlage 1b: Overzicht markttaken GGD
In het schema worden de markttaken kort omschreven. Voor meer informatie per taak wordt
verwezen naar de begroting van de GGD Zuid-Holland Noord 2003. Markttaken zijn (nietwettelijke) taken die door Leiden extra aan de GGD zijn opgedragen.
1
2
3
4
5
Reizigersvaccinaties
Voorkomen en verminderen van infectieziekten bij reizigers naar (sub)tropische
landen.
Sociaal Medische Advisering
De gemeente Leiden en urgentiecommissies van woningbouwcorporaties
voorzien van sociaal medische adviezen ten behoeve van schaarse middelen. In
deze adviezen is weergegeven of men op medische en/of psychosociale gronden
in aanmerking komt voor (gemeentelijke) voorzieningen, bijdragen in gemaakte
kosten of uitzonderingen op algemeen gebruikelijke procedures, of voor een
urgentieregeling voor huisvesting.
Medische Adviesfunctie
Het leveren van specifiek medische expertise aan de ambulancediensten EHD en
de gebroeders De Jong, CPA, reïntegratiebedrijf Kliq, RIO, WSW-Octant.
Groepsvaccinaties
Het beschermen door middel van vaccinatie van personen die een verhoogd risico
hebben op het oplopen van Hepatitis B en/of andere infectieziekten.
Het voorkomen van Hepatitis B overdracht van zorgverlener naar patiënt, door
Hepatitis B dragerschap bij de zorgverlener uit te sluiten.
Sociaal-medische zorg voor Kinderdagcentrum voor verstandelijk en meervoudig
gehandicapte kinderen ‘De Walnoot’
Sociaal-medische begeleiding van geplaatste kinderen; signaleren van en
adviseren over gezondheidsproblemen van (groepen) leerlingen.
Bijlage 2 Gezondheidssituatie van de Leidse burgers
1 GEZONDHEID EN ZIEKTE
Gezondheid en ziekte zijn niet willekeurig over de bevolking verdeeld. Het is nooit toevallig dat de ene persoon fit van lijf
en leden een hoge leeftijd bereikt, terwijl de ander gedurende vele jaren aan één of meer chronische aandoeningen lijdt.
De kans op gezondheid of ziekte hangt van veel factoren af. Leefomstandigheden in de jeugd, voedingsgewoonten,
lichaamsbeweging, alcoholgebruik, maar ook de bestaanszekerheid, sociale netwerken, woon- en werkomstandigheden
en de opleiding die men heeft genoten, bepalen samen hoe groot de kans is om, soms vele jaren later, (chronische)
gezondheidsproblemen te krijgen. Behalve deze factoren speelt de erfelijke aanleg natuurlijk ook een rol.
Soms is de relatie tussen een risicofactor en gezondheidsproblemen duidelijk. Zoals de relatie tussen roken en
longkanker. Maar meestal hangen de risicofactoren op een ingewikkelde wijze met elkaar samen en is de invloed die zij
hebben op gezondheid indirect. Bijvoorbeeld de combinatie van werkloosheid, psychosociale problemen en het drinken
van (te) veel alcohol. Welke van deze factoren van het grootst belang is voor de gezondheid of in welke mate ze elkaar
beïnvloeden is niet duidelijk.
Een groot aantal risicofactoren is in principe beïnvloedbaar, ook door middel van
gemeentelijk gezondheidsbeleid. Daarom is het belangrijk te weten hoe deze factoren
zijn verdeeld over de Leidse bevolking. Dit hoofdstuk geeft informatie over
Nederlandse en Leidse cijfers.
2
SOCIAAL-ECONOMISCHE GEZONDHEIDSVERSCHILLEN
Bij lagere SES*-groepen
hogere sterfte aan:
maagkanker
longkanker
blaaskanker
hartziekte
beroerte
COPD
astma
verkeersongevallen
*sociaal-economische status
bron: SEGV-II
Er zijn belangrijke sociaal-economische
verschillen in de kans om voortijdig te
overlijden en in het vóórkomen van ziekte.3
Vrijwel alle belangrijke gezondheidsproblemen
komen vaker voor bij mensen met een lage
opleiding, beroepsstatus en inkomenspositie.
Dat geldt voor de objectief gemeten klachten,
aandoeningen, beperkingen en
levensverwachting, maar ook voor subjectieve
maten zoals het oordeel over de eigen
gezondheid.
De hogere sterfte bij lagere sociaal-economische groepen is niet alleen omdat ziekten
bij deze groepen vaker voorkomen, maar ook omdat hun overlevingskansen bij ziekte
kleiner zijn.
Voor een groot aantal chronische aandoeningen en lichamelijke beperkingen geldt dat
zij meer vóórkomen in de lagere sociaal-economische groepen. De aandoeningen
hebben ook een ongunstiger beloop dan bij zieken met een hogere sociaaleconomische status. Gemiddeld leven mensen in de hoogste sociaal-economische
klasse (opleidingsniveau universiteit of hogeschool) vijftien jaar langer in een goede
ervaren gezondheid dan mensen in de laagste sociaal-economische klasse (geen
Programmacommissie Sociaal-Economische Gezondheidsverschillen-tweede fase, Sociaaleconomische gezondheidsverschillen verkleinen. Eindrapportage en beleidsaanbevelingen SEGV-II,
maart 2001
3
opleiding of alleen basisonderwijs). De sociaal-economische gezondheidsverschillen
zijn bovendien de laatste tien jaar toegenomen.
(Gezonde) levensverwachting in jaren voor mannen en vrouwen in Nederland naar sociaal-economische status
mannen
laag
Levensverwachting
Levensverwachting zonder beperkingen
Levensverwachting in goede ervaren gezondheid
vrouwen
hoog
73,178,0 4,9
63,8
73,7
52,9
68,7
Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid65,573,3 7,9
Ziektevrije levensverwachting
49,2
59,1
verschil
laag
hoog
verschil
79,5
9,9
16,o
82,1
64,7
54,2
2,6
73,3
68,2
8,5
14,0
67,7
9,9
72,1
49,3
4,4
54,6
5,3
laag = geen opleiding of alleen lagere school
hoog = hoger beroeps en wetenschappelijk onderwijs
bron: TNO rapport | 2002.170, Gezonde levensverwachting naar sociaal-economische status, juli 2002
In bovenstaand schema valt op dat de verschillen in gezondheid tussen laagste en
hoogste SES-categorie4 bij mannen groter is dan bij vrouwen. Mogelijke verklaring is
het grote aantal vrouwen in de laagste SES-categorie, waardoor de heterogeniteit in
deze groep naar verwachting groter is dan bij mannen. Verder valt op dat de
levensverwachting van de hoogste SES-categorie bij mannen lager is dan de
levensverwachting in de laagste SES-categorie bij vrouwen. Ook op 65-jarige leeftijd
zijn de sociaal-economische gezondheidsverschillen nog aanzienlijk.
2.1
Verklaring van sociaal-economische gezondheidsverschillen
Sociaal-economische gezondheidsverschillen worden in de eerste plaats verklaard door
slechtere levensomstandigheden en ongezonder gedrag bij personen met een lage
opleiding, beroepsstatus en inkomenspositie. Minder belangrijk is de sociale selectie,
waarbij personen met gezondheidsproblemen minder kans maken een opleiding te
voltooien en de maatschappelijke ladder te beklimmen.
In onderstaand verklaringsmodel wordt de sociaal-economische status gemeten aan
de hand van opleidingsniveau. Gezondheid wordt gemeten aan de hand van de
aanwezigheid van chronische aandoeningen, de aanwezigheid van
gezondheidsklachten en de ervaren gezondheid. Veertien procent van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen wordt verklaard door een direct effect van
gedragsfactoren op gezondheid (route 1 in het schema); 23% wordt verklaard door een
indirect effect van materiële factoren via gedragsfactoren (route 2a); 33% wordt
verklaard door een direct effect van materiële factoren op gezondheid (route 2b).
Ongeveer 30% van de gezondheidsverschillen blijft onverklaard.
4
SES = sociaal-economische status
Verklaringsmodel voor het ontstaan van sociaal-economische
gezondheidsverschillen
1
Sociaaleconomische status
gedragsfactoren
Gezondheid
2a (23%)
materiële
factoren
1
2a
2b
(14%) + 2a
2b (33%)
direct effect van gedragsfactoren op gezondheid
indirect effect van materiële factoren op gezondheid (via gedragsfactoren)
direct effect van materiële factoren op gezondheid
Omgevingsfactoren en
psychosociale factoren ongunstiger
bij lagere sociaal-economische
groepen:
* slechtere arbeidsomstandigheden
* slechtere woonomstandigheden
* meer financiële problemen
* meer psychosociale stress
* externe beheersingsoriëntatie
* minder adequate sociale steun
* slechtere omstandigheden in de
jeugd
bron: SEGV-II
Materiële factoren zijn bijvoorbeeld
werkomstandigheden, zowel in financiële
zin (laag inkomen), fysieke zin (vuil werk)
als psychosociale zin (geen controle over
eigen werk). Woonomstandigheden vallen
hier ook onder. Er zijn steeds meer
aanwijzingen dat fysieke en sociale
buurtkenmerken bijdragen aan het
ontstaan van sociaal-economische
gezondheidsverschillen.
Van de gedragsfactoren zijn roken,
excessief alcoholgebruik, gebrek aan
lichaamsbeweging, geringe consumptie
van groente en fruit en overgewicht de
belangrijkste. Deze komen alle meer voor
in de lagere sociaal-economische groepen.
Psychosociale factoren worden in bovenstaand model niet apart genoemd. Zij spelen
wel een belangrijke intermediaire rol tussen materiële en gedragsfactoren en tussen
materiële factoren en gezondheid. Factoren zoals stress (bijvoorbeeld moeilijkheden
ten gevolge van financiële problemen) duren bij lagere sociaal-economische groepen
vaak langer dan bij hogere. Bij lagere sociaal-economische groepen ziet men ook
vaker een externe beheersingsoriëntatie. Hieronder wordt verstaan de verwachting van
een persoon, over de mate waarin gebeurtenissen door hem of haar zelf zijn te
beïnvloeden. Zo kan men een ziekte zien als iets waarop het individu zelf invloed heeft,
of als een ongeluk dat men overkomt. In het eerste geval spreken we van een interne,
in het tweede geval van een externe beheersingsoriëntatie.
Bij de laagste sociaal-economische groep komt een
opeenstapeling van ongunstige determinanten voor:
20% combineert drie of meer ongunstige
determinanten; dit geldt voor 7% van de hoogste
sociaal-economische groep.
Ongezonder gedrag bij lagere sociaaleconomische groepen:
* meer roken
* ongezonder eten
* meer excessief alcoholgebruik
* meer overgewicht
* hogere bloeddruk
* hoger serumcholesterolgehalte
* minder beweging in de vrije tijd
* minder deelname aan
screeningprogramma’s
* minder gebruik autogordel
* minder tandenpoetsen
* minder fluoridengebruik
* minder volgen van zwemles
Groepen met een lage sociaal-economische status
zijn: (alleenstaande) ouderen, alleenstaande ouders
en hun kinderen, niet-westerse etnische minderheden,
woonwagenbewoners en dak- en thuislozen.
bron: SEGV-II
2.2
Sociaal-economische
gezondheidsverschillen in Leiden
Gezondheidsenquêtes onder de Leidse bevolking laten sociaal-economische
gezondheidsverschillen zien.5 Een slechter oordeel over de eigen gezondheid en
diverse chronische aandoeningen komen vaker voor bij mensen met een lage
opleiding, laag inkomen, zwakke arbeidspositie en onder niet-westers allochtonen.
Lagere sociaal-economische groepen hebben vaker last van psychische problemen en
gedragen zich ongezonder.
Figuur 1
Sociaal-economische gezondheidsverschillen bij 18-64 jarigen
ervaren gezondheid matig tot slecht (%)
niet-westerse allochtoon
alleenstaande ouder
zeer laag inkomen
zeer laag opgeleid
werkloos
arbeidsongeschikt
gemiddeld
0
10
20
30
40
50
GGD Zuid-Holland Noord, Jongeren beter in beeld, augustus 1999 en Gezondheid gemeten en
gewogen, juni 2001
5
% 18-64 jarigen met drie of meer chronische aandoeningen naar opleiding, inkomen en
werksituatie
opleiding
inkomen
werksituatie
zeer laag
%
27
onder modaal
%
21
laag
19
modaal
15
midden
hoog
17
14
boven modaal
13
arbeidsongeschikt
werkloos
huisvrouw/man
betaald werk
VUT/gepensioneerd
scholier/student
%
49
32
20
14
12
10
bron: GGD Zuid-Holland Noord
Hoge bloeddruk, suikerziekte, migraine, gewrichtsslijtage, reuma, rug-, nek- en
schouderaandoeningen, overspannenheid, depressiviteit, allergie, eczeem, hart- en
vaatziekten en kanker komen meer voor bij de lagere sociaal-economische groepen.
Gemiddeld geeft 17% van de 18-64 jarigen aan dat ze drie of meer chronische ziekten
of aandoeningen hebben.
In Leiden komt ongezond gedrag meer voor bij lagere sociaal-economische groepen
dan bij hogere. De gezondheidsverschillen op latere leeftijd worden voor een deel
veroorzaakt door ongezond gedrag op jonge leeftijd.
Naarmate de ouders van 12-17 jarigen lager zijn opgeleid:
 roken de jongeren meer
 doen ze minder aan sport
 eten ze minder groente en fruit
 lijden ze vaker aan overgewicht
 gebruiken ze minder vaak een condoom bij het vrijen.
Volwassenen met een lagere opleiding roken vaker, sporten minder vaak, drinken
vaker excessief alcohol en lijden vaker aan overgewicht dan volwassenen met een
hoger opleidingsniveau.
3
SPECIFIEKE GEZONDHEIDSPROBLEMEN
3.1 Belangrijkste doodsoorzaken
In Leiden sterven gemiddeld 914 personen per jaar.6 Bijna tweederde van deze sterfte
wordt veroorzaakt door hart- en vaatziekten en kanker (respectievelijk 34% en 29%).
Het aandeel van hart- en vaatziekten en kanker voor wat betreft de
ziekenhuisopnames is veel kleiner. Dit aandeel neemt wel toe omdat de
overlevingskansen door betere behandelmethoden zijn toegenomen.
Voor mannen is bijna 10% van de landelijke instroom van arbeidsongeschikten toe te
schrijven aan hart- en vaatziekten. Voor kanker is dit lager omdat kanker veel mensen
treft boven de 65 jaar.
6
CBS 1995-1999
Belangrijke risicofactoren voor hart- en vaatziekten en kanker zijn ongezonde
leefgewoonten: roken, overmatig alcoholgebruik, ongezonde voeding en te weinig
beweging. Deze determinanten van gezondheidsklachten geven belangrijke
beïnvloedingsmogelijkheden voor de gemeente.
Trend
Het aantal ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten neemt toe, vooral bij mensen
boven de 65 jaar. Door medische en technologische vooruitgang zijn diverse ingrepen
ook op hogere leeftijd veilig uit te voeren. Daarnaast blijven door de verbeterde
behandeling meer personen met een hartziekte in leven. Zij blijven kwetsbaar voor
hart- en vaatziekten; bij een deel is later opnieuw opname in het ziekenhuis nodig.
Hierdoor stijgt de druk op de zorg.
Steeds minder mannen krijgen longkanker. Daarentegen komt het juist in toenemende
mate vaker voor bij vrouwen (vanwege de ‘inhaalslag’ van het roken van vrouwen in de
zestiger en zeventiger jaren). In de komende tien tot twintig jaar zullen zowel de daling
bij mannen als de stijging bij vrouwen verder doorgaan.
3.2
Belangrijkste chronische ziekten en aandoeningen
De belangrijkste doodsoorzaken in de bevolking vormen slechts een deel van de
belangrijkste chronische ziekten en staan niet op de eerste plaats. Het zijn juist ziekten
waar men niet snel aan overlijdt die de meeste jaren in slechte gezondheid
veroorzaken en de druk op de zorg
Top 10 van ziekten met meeste ziektejaren
vergroten.
mannen
vrouwen
Een ziektejaar is een berekening van de
duur van de ziekte in combinatie met
het verlies aan kwaliteit van leven. De
jaren geleefd met ziekte worden
voornamelijk bepaald door psychische
aandoeningen (angststoornissen,
depressie en afhankelijkheid van
alcohol), gehoor- en
gezichtsstoornissen, astma, chronische
obstructieve longziekten (COPD) en
bron: www.rivm.nl/nationaalkompas
suikerziekte. Hart- en vaatziekten en
kanker zorgen ook nog voor een aantal
ziektejaren in de bevolking omdat een deel van de patiënten door moderne
behandelmethoden vaker overleeft.
afhankelijkheid alcohol
angststoornissen
gezichtsstoornissen
astma/COPD
gehoorstoornissen
depressie
beroerte
coronaire hartziekten
verkeersongeval
longkanker
angststoornissen
gezichtsstoornissen
depressie
gewrichtsslijtage
gehoorstoornissen
astma/COPD
suikerziekte
beroerte
borstkanker
coronaire hartziekten
De ziekten met de hoogste kosten voor de samenleving zijn psychische stoornissen
(inclusief verstandelijke handicap en dementie), gevolgd door hart- en vaatziekten,
maagdarmziekten en ziekten van het bewegingsstelsel. Deze ziekten vereisen
langdurige opnames, dure behandelmethoden of leiden vaak tot
arbeidsongeschiktheid.
Chronische ziekten en aandoeningen in Leiden
De GGD Zuid-Holland Noord heeft in 2000 een gezondheidsenquête gehouden onder
de bevolking van 18-64 jaar. De meest gerapporteerde chronische ziekten of
aandoeningen zijn aandoeningen van het bewegingsapparaat en psychische
problemen: 25% heeft last van rug-, nek- of schouderklachten en 16% lijdt aan
overspannenheid, ernstige nervositeit of depressie. Aangezien driekwart van deze
leeftijdsgroep werkt, hebben deze klachten vooral betekenis voor het ziekteverzuim en
de arbeidsongeschiktheid.
Ruim 6% van de volwassenen tussen 18-64 jaar rapporteert astma of chronische
bronchitis en 5% van de totale sterfte in Leiden overlijdt aan astma, chronische
bronchitis of emfyseem. Ruim 7% rapporteert letsel ten gevolge van een sportongeval.
Ongeveer 5% van de 18-64 jarigen vindt dat ze een slecht gehoor hebben; er is een
toename met de leeftijd, van 2% bij 18-34 jarigen tot 9% van de 50-64 jarigen. Een
bijzondere vermelding verdient het risico van slechthorendheid bij jongeren door
lawaai, bijvoorbeeld door harde muziek via de walkman, bij popconcerten of
discotheken.
4
GEDRAGSFACTOREN
4.1 Roken, alcohol en cannabis
Roken
De meeste mensen beginnen rond hun twaalfde jaar met roken: 10% van de 12-14
jarigen rookt. Onder de 15-17 jarigen is het aandeel rokers al even groot als onder
volwassenen, namelijk een derde.7 Ondanks het feit dat iedereen wel weet dat roken
zeer slecht is voor de gezondheid, blijkt het lastig te zijn het percentage rokers terug te
dringen. Het percentage rokers onder jongeren en volwassenen is in Leiden iets hoger
dan in de rest van Zuid-Holland Noord en in Nederland (in Leiden rookt 37% van de
18-64 jarigen, in Zuid-Holland Noord 31%8, Nederland 33%).
Alcohol
Het drinken van alcohol onder scholieren in het voortgezet onderwijs is tussen 1992 en
1996 sterk gestegen (landelijk van 44 naar 54%; in Leiden en omstreken van 43 naar
59%). Na 1996 is het percentage drinkers gestabiliseerd.9 In Leiden blijken vooral de 1826 jarigen vaak en veel te drinken. Dit komt door de vele studenten. Maar sinds 2001
wordt een sterke toename van de alcoholconsumptie onder 13-15 jarigen
waargenomen door het verschijnen op de markt van zoete mixdrankjes, zogenaamde
breezers.
GGD Zuid-Holland Noord, Jongeren beter in beeld, augustus 1999
GGD Zuid-Holland Noord, Gezondheid gemeten en gewogen, juni 2001
9
Trimbosinstituut, Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens 1999, Utrecht, 2000
7
8
% alcoholconsumptie
12-17 jaar
LeidenZH*
afgelopen 4 weken gedronken
44 4688
meer dan 4x gedronken in 4 weken 16 1461
meer dan 4 glazen per keer gedronken
14
12
18-26 jaar
Leiden ZH
75
37
30
25
* ZH = provincie Zuid-Holland
bron: GGD Zuid-Holland Noord, 1999
In Nederland toont onderzoek in opdracht van het NIGZ10 aan dat in 2001 slechts 8%
van de 15-25 jarige jongeren alcoholvrij leeft. Het jaar ervoor was dit nog 18%. Vooral
het aantal meisjes dat drinkt, neemt toe. Niet alleen het aantal drinkende jongeren
neemt toe; jongeren drinken ook vaker op doordeweekse dagen. Het toenemende
drankgebruik hangt sterk samen met het drinken van mixdrankjes. Mixdranken zijn bij
15-17 jarigen al populairder dan fris. Het NIGZ vindt dat de kinderlijke uitstraling van
de mixdranken (vanaf 5% alcohol), die in elke supermarkt te koop zijn, leidt tot een
vaak onverantwoord hoge alcoholconsumptie van jongeren.
Van de volwassen inwoners (18-64 jaar) van Leiden drinkt 83% alcohol en 13% drinkt
excessief11. Dit komt overeen met het gemiddelde in Zuid-Holland Noord. Er is een
groot verschil tussen mannen en vrouwen.
% drinkers en excessieve drinkers (18-64 jaar) in Leiden
drinkt alcohol
drinkt excessief alcohol
totaal
83
13
man
89
19
vrouw
78
7
bron: GGD Zuid-Holland Noord, 2000
Cannabis
Hasj, wiet en marihuana zijn cannabisproducten. In Leiden was in 1996 het
cannabisgebruik onder scholieren op het voortgezet onderwijs hoger dan regionaal en
landelijk. Na 1996 is landelijk het gebruik van cannabis gedaald naar 9% in 1999.12
Nederlands Instituut voor Gezondheid en Zorg; www.alcoholvoorlichting.nl
Excessieve drinker drinkt ten minste twee van de drie dagen meer dan drie glazen alcohol per dag
12 Trimbosinstituut, Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens 1999, Utrecht 2000
10
11
% 12-plussers in voortgezet onderwijs in 1996
ooit cannabis gebruikt recent* cannabis gebruikt
Nederland
21
11
Leiden en omstreken
27
14
Duin- en Bollenstreek
23
12
Rijnstreek
21
10
bron: Trimbosinstituut, 1996
* afgelopen 4 weken
In 1998 heeft de GGD Zuid-Holland Noord een gezondheidsenquête gehouden. Hieruit
blijkt dat 9% van de 12-26 jarigen de afgelopen vier weken cannabis heeft gebruikt. In
Leiden blijven jongeren tot op hogere leeftijd cannabis gebruiken dan in de rest van de
regio. Het percentage cannabisgebruikers is op 24-26 jarige leeftijd in Zuid-Holland
Noord gedaald tot 7%, in Leiden blijft het percentage hoger op 10%. Bovendien
gebruiken in Leiden meer meisjes cannabis (8%) dan in de rest van de regio (4%).
GGD-onderzoek onder 18-64 jarigen in 2000 toont aan dat de inwoners van Leiden
vaker ooit cannabis hebben gebruikt dan elders in de regio (Leiden 27%, regio 19%).
Ook het recente gebruik van cannabis is in Leiden hoger (Leiden 6%, regio 4%). Dit
hogere gebruik geldt voor mannen en vrouwen en op elke leeftijd.
4.2 Voeding en overgewicht
Een ongezond voedingspatroon heeft grote gevolgen voor de gezondheid. Het is een
belangrijke risicofactor voor doodsoorzaak nummer één in Nederland: hart- en
vaatziekten. Het risico op hart- en vaatziekten neemt toe door een voeding die rijk is
aan verzadigd vet en arm aan groenten en fruit. Een lage consumptie van groenten en
fruit geeft ook een hoger risico op vele vormen van kanker.13
Chronische ziekten gerelateerd aan voedingsfactoren en inactieve leefstijl
• kanker
ongeveer een derde van de kankergevallen is mede te wijten
aan voedingsfactoren en inactieve leefstijl
• hart- en vaatziekten
(hartinfarct, overige
minstens een derde van de vroegtijdige sterfgevallen aan
hart- en vaatziekten zijn mede te wijten aan
coronaire hartziekten,
beroerte)
• diabetes mellitus type 2
verloopt voor een belangrijk deel via overgewicht
• osteoporose
verhoogt het risico van heupfracturen
Bron: Eurodiet, 2000
13
voedingsfactoren en inactieve leefstijl
www.rivm.nl/nationaalkompas.nl
In vergelijking met de aanbeveling volgens de Richtlijnen Goede Voeding is de
gemiddelde dagelijkse inneming van verzadigd vet te hoog en van koolhydraten,
voedingsvezels, groente en fruit te laag. In 1997/98 voldeed 40% van de Nederlanders
ouder dan 12 jaar aan de aanbeveling voor vet. Dit is gunstiger dan tien jaar daarvoor,
toen nog maar 25% van de Nederlanders voldeed aan de richtlijn. Voor groente en fruit
is de trend echter ongunstig: voor beide productgroepen is het aandeel Nederlanders
dat aan de aanbeveling voldeed in tien jaar gedaald van ongeveer 25% naar ongeveer
20% in 1997/98. In Leiden voldoet 19% van de 18-64 jarigen aan de aanbeveling voor
groente en fruit.14
Voedingsgewoonten van jongeren in Leiden
Vrijwel alle 12-17 jarigen wonen nog thuis en zorgen waarschijnlijk niet zelf voor het
eten. Toch blijkt dat gezonde eetgewoonten, zoals dagelijks ontbijten en gezonde
producten eten (fruit en volkorenproducten), afnemen met toenemende leeftijd. Dit is
waarschijnlijk een gevolg van de afnemende invloed van ouders op hun opgroeiende
kinderen. Een deel van de 18-plussers gaat zelfstandig wonen en moet zelf voor de
maaltijd zorgen. Het is duidelijk dat het ontbijt en de warme maaltijd dan vaker worden
overgeslagen. Ongeveer eenderde van de 18-26 jarigen ontbijt door de week niet elke
dag en nuttigt door de week niet elke dag een warme maaltijd. Dit is een grote
toename vergeleken met de 12-17 jarigen. Bovendien eten de 18-26 jarigen minder
fruit, volkoren- en zuivelproducten dan 12-17 jarigen.15
Overgewicht in Leiden
Ongeveer 20% van de 12-17 jarigen is te dik. De groep te dikke mensen stijgt snel met
de leeftijd. Bijna 40% van de 18-64 jarigen is te dik. Ernstig overgewicht komt voor bij
5% van de 12-17 jarigen en 10% van de 18-64 jarigen. In Leiden komt overgewicht
ongeveer evenveel voor als in de rest van Zuid-Holland Noord en in Nederland.
4.3 Beweging
Voldoende lichamelijke activiteit verkleint het
risico van diverse ziekten. Het risico van ziekten
wordt verkleind omdat regelmatig bewegen een
gunstige invloed heeft op bloeddruk,
cholesterolgehalte, vetpercentage, botdichtheid,
insulinegevoeligheid en lichaamsgewicht. De
ziekten waartegen voldoende beweging
beschermt staat in het kader hiernaast.
regelmatige lichamelijke activiteit
verkleint het risico van:
hartziekten
beroerte
suikerziekte type 2
botontkalking (heupfracturen)
dikke darmkanker
borstkanker
Bron: RIVM, nationaal kompas
Regelmatig bewegen heeft ook een gunstig effect
op het beloop van veel ziekten. Dit geldt vooral voor coronaire hartziekten en
suikerziekte, maar mogelijk ook voor tal van andere ziekten en aandoeningen.
14
15
regelmatige lichamelijke activiteit heeft
GGD Zuid
Holland
Noord,
gemeten en gewogen. 2000
gunstig
effect
op het
beloopGezondheid
van:
GGD Zuid-Holland Noord, Jongeren beter in beeld, 1998
coronaire hartziekten
beroerte
suikerziekte
depressie
astma
gewrichtsreuma
COPD
epilepsie
botontkalking
cystic fibrosis
Intensieve activiteit, zoals fitness of voetballen, verbetert bovendien de conditie van
hart en longen.
Lichamelijke activiteit omvat behalve sporten ook wandelen en tuinieren, maar ook
huishoudelijk werk en fietsen van en naar werk of school. Het gunstige effect op
gezondheid treedt alleen op als de activiteit regelmatig wordt verricht.
Naar schatting is 40-55% van de Nederlanders van 16 jaar en ouder onvoldoende
lichamelijk actief (Hildebrandt et al, 1999) ofwel zij voldoen niet aan de Nederlandse
beweegnorm. Dat wil zeggen dat men niet tenminste vijf dagen per week een half uur
matig actief is. Ook in Leiden voldoet 46% van de 18-64 jarigen niet aan deze norm.
De beweegnorm voor kinderen luidt 'minimaal een uur matig intensieve lichamelijke
activiteit per dag'. Onbekend is hoeveel kinderen aan deze norm voldoen. Wel blijkt
één op de zeven kinderen van 10 tot 14 jaar (17% van de meisjes en 10% van de
jongens) in totaal minder dan 3 uur per week te besteden aan gymles, sporten en het
van en naar school fietsen16.
Vrouwen zijn minder lichamelijk actief dan mannen; naarmate men ouder is, is men
minder actief; autochtonen zijn actiever dan allochtonen; personen met een hoger
opleidingsniveau zijn actiever dan personen met een lager opleidingsniveau.
16
TNO Preventieve Gezondheidszorg 2000
Bijlage: Resultaten digitale discussie lokaal gezondheidsbeleid
De discussienota Hoofdlijnen lokaal gezondheidsbeleid was geagendeerd voor de
Raadscommissie Sociale Infrastructuur van 4 december 2002. Daarbij zou aan de hand
van stellingen gediscussieerd worden over de uitgangspunten en hoofdlijnen van het
gemeentelijk gezondheidsbeleid. Vanwege tijdgebrek is dit punt niet plenair behandeld
en is besloten om de raadsfracties per email te laten reageren op de stellingen. Alle
fracties (met uitzondering van Leefbaar Leiden en LWG/De Groenen) hebben op de
valreep van 2002 een reactie gegeven op de stellingen en sommige fracties hebben ook
in algemene zin op de discussienota gereageerd. Deze notitie bevat een samenvatting
van alle reacties.
Algemeen
In de discussienota Hoofdlijnen lokaal gezondheidsbeleid is de volgende visie van de gemeente
Leiden gepresenteerd:
Leiden wil haar gezondheidsbeleid richten op preventie door een gezonde leefstijl te
bevorderen en ernaar te streven een gezonde leefomgeving te creëren. De gemeente zal in
haar gezondheidsbeleid ook een appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers voor
hun eigen gezondheid. In het gezondheidsbeleid is het verkleinen van gezondheidsverschillen
een belangrijk aandachtspunt.
Er zijn geen reacties binnengekomen die aanleiding zijn om deze visie te wijzigen. Wel is er
discussie over de eigen verantwoordelijkheid van burgers voor hun gezondheid (in hoeverre
kunnen burgers die verantwoordelijkheid waarmaken) en over de verantwoordelijkheid. De
discussie hierover en over andere zaken volgt hieronder.
De stellingen en de standpunten
Tijdens de Raadscommissie is een vijftal stellingen gepresenteerd. Deze worden hieronder
vermeld en de reacties van de verschillende fracties worden hieronder gegroepeerd
weergegeven.
Stelling 1:
Bij elk belangrijk beleidsvoornemen moet de gemeente Leiden voortaan de
gezondheidseffecten meewegen.
Partij
CDA
ChrU
Standpunt
Oneens
Eens
D66
Oneens
GrL
PvdA
Oneens
Eens
SP
Eens
VVD
Eens
Toelichting
Alleen als het onderwerp aanleiding geeft.
De vraag is wel welk beleidsvoornemen “belangrijk” is. Verder moeten
gezondheidseffecten gekwantificeerd worden (standaard wegingscriteria,
risico-analyse, streefwaarden, effectmeting- en evaluatie, e.d.)
Liever concrete speerpunten dan algemeen geldend facetbeleid vanwege
gevaar van bureaucratisering. Ten onrechte ontbreekt consequenties
beleidsvoornemen op gehandicapten.
Alleen als het relevant is.
Vooral in samenhang met de beleidsterreinen Welzijn, Wonen, Zorg en
Welzijn.
Maar ook afwegen tegen andere belangen, zoals financieel-economische.
Ook van bestaand beleid en bestaande situaties zouden
gezondheidseffecten in kaart kunnen worden gebracht.
Als beleidsvoornemen preventie of curatieve zorg raakt. Veel beleid heeft
niets met gezondheid te maken en dan zou een weging op
gezondheidseffecten vertragend of verstorend werken.
Stelling 2:
Het is de taak en de verantwoordelijkheid van de gemeente om sociaal-economische
gezondheidsverschillen op te heffen.
Partij
CDA
Standpunt
Eens
ChrU
Grotendeels
oneens
D66
Op
voorhand
oneens
Eens
GrL
PvdA
Eens,
maar...
SP
Eens
VVD
Oneens
Toelichting
De gemeente heeft een voorwaardenscheppende rol. Primair is gezondheid
de verantwoordelijkheid van mensen zelf. Waar mogelijk kan de gemeente
invloed uitoefenen, zoals bijvoorbeeld sport voor iedereen toegankelijk
maken en voldoende spreiding huisartsen in de stad.
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om randvoorwaarden te
scheppen om gezondheidsverschillen te verkleinen, maar het blijft primair de
verantwoordelijkheid van betrokkenen zelf (voor de jeugd bijvoorbeeld
gemeente, ouders, scholen, e.d.)
Eerst helder krijgen hoe de relatie ligt tussen de sociaal-economische positie
en gezondheidsverschillen. Vervolgens beoordelen of de gemeente dit kan
beïnvloeden.
Voorlichting is het belangrijkste middel om gezondheidsverschillen op te
heffen.
Het is niet een taak van de gemeente om gezondheidsverschillen op te
heffen (onmogelijk) maar om deze te verkleinen. Voorbeelden (op p.7 van
discussienota): buurtgerichte projecten, aansluiting zoeken bij GSB,
Arbeidstoeleiding en
armoedebeleid. Voorlichting op scholen is van wezenlijk belang, ook gericht
op
ouders.
Veel winst te behalen als gemeente op wijk- en buurtniveau zaken kan
oppakken en wijzigen. Voorbeelden zijn: lokale zorgnetwerken, verbeteren
eerstelijns toegankelijkheid, opvang dak- en thuislozen, toegankelijke
sportvoorzieningen, schoolzwemmen, inrichting openbare ruimte, etc.
De overheid heeft tot taak een gezond economisch klimaat te scheppen,
zodat de inwoners kunnen werken en hun leven naar eigen inzicht kunnen
inrichten. Een gezonde leefwijze is de verantwoordelijkheid van de burger
zelf. De overheid kan wel voorlichting geven over gezonde voeding, gezonde
leefstijl en budgetbewaking.
Stelling 3
Burgers hebben nauwelijks invloed op hun eigen gezondheid.
Partij
CDA
Standpunt
Oneens
ChrU
Oneens
D66
GrL
PvdA
Oneens
Oneens
Oneens
SP
Oneens
VVD
Onzin
Toelichting
Burgers zijn zelf als eerste de aangewezen persoon om iets aan hun eigen
leefsituatie en levenspatroon te veranderen. De gemeente kan daarin de
burger tegemoet komen, door bijvoorbeeld de sportinstellingen te blijven
subsidiëren, voorlichting te geven, zorgen voor goede basiszorg (huisartsen),
controleren op regels (toezicht alcoholverkoop).
De daadwerkelijke beïnvloeding door de burger kan het best bij het
maatschappelijk middenveld worden georganiseerd. Door bundeling van de
taken van de gemeenten en maatschappelijk middenveld krijgt de burger
kennis en mogelijkheden om enerzijds verantwoording te dragen voor de
eigen gezondheid en anderzijds – via het maatschappelijk middenveld - de
overheid te kunnen sturen en ter verantwoording te roepen.
De manier waarop je leeft, heeft veel invloed op je gezondheid.
Burgers hebben eigen verantwoordelijkheid en daarmee invloed op hun
gezondheid. Gezond eten, sporten, niet roken, minder alcohol. Het allemaal
bekend.
Maar de gemeente kan er een handje bij helpen.
Maar omstandigheden kunnen vertonen gezond gedrag belemmeren, zoals
het opgroeien in achterstandswijken. Mensen aanspreken op eigen
verantwoordelijkheid pas zinvol als omstandigheden verbeteren.
Stelling 4
De gemeente Leiden onderneemt alleen preventieve activiteiten als vooraf duidelijk is dat
deze acties aantoonbaar een gezondheidsbevorderend effect hebben.
Partij
CDA
Standpunt
Eens
ChrU
Oneens
Toelichting
Het is een primaire taak van de gemeente om de effecten van deze
preventieve activiteiten vooraf aan te tonen, zodat het financiële risico gering
blijft.
Aantoonbaarheid kan bij gebruik als à priori criterium tot sociaal onwenselijke
c.q. onrechtvaardige besluiten leiden. Daarom de besluitvorming over
preventieve activiteiten liever baseren op een check zoals genoemd onder
stelling 1. Hierbij gaat het in wezen om het analyseren van de risico’s. En van
daaruit het plannen en uitvoeren van activiteiten ter verbetering van het
fysieke en sociale leefmilieu en terugdringen van negatieve milieu-effecten.
D66
Oneens
GrL
PvdA
Oneens
Eens
SP
Oneens
VVD
Eens
Daarbij gebruik maken van de ervaring van andere gemeenten.
Het criterium ‘aantoonbaarheid’ wordt pas na uitvoering en evaluatie van
belang. Indien aangetoond wordt dat activiteiten niet of nauwelijks (het
gewenste) effect hebben gehad maar wel geld hebben gekost, dan praten
over het staken of aanpassen van de ingezette activiteiten.
Het zal het moeilijk zijn om effecten aan te tonen. In een aantal gevallen
zullen ze echter wel waarschijnlijk zijn. Ook in dergelijke gevallen kan de
gemeente preventieve activiteiten ondernemen.
Als acties geen aantoonbaar effect zouden hebben, moet je er niet aan
beginnen. Daarom is het systematisch verzamelen van informatie over de
gezondheidssituatie van Leidenaren (ook regio) van zeer groot belang.
Het is praktisch onmogelijk om vooraf de effecten op gezondheid van
specifieke interventies of activiteiten te voorspellen. Er kan wel geput worden
uit effectieve preventieprogramma’s.
Stelling 5
Sport en alcoholgebruik gaan niet samen. Daarom moet het alcoholgebruik in
sportkantines aan banden worden gelegd.
Partij
CDA
ChrU
D66
GrL
PvdA
SP
VVD
Standpunt
Oneens
Toelichting
Dat is een aan banden leggen van iemands eigen verantwoordelijkheid. Wel
moet er aandacht zijn voor preventie. Na afloop iets drinken is geen probleem.
Te veel drinken wel. De kantines worden ook door bezoekers gebruikt, die niet
sporten.
Noch
Bij deze stelling worden plicht/taak van de overheid en de eigen
eens, noch verantwoordelijkheid van de burger niet goed gescheiden. Dit onderscheid
oneens
vindt de CU bij iedere discussie van belang. Deze stelling roept de vraag op of
de lokale overheid met een dergelijke actie een bestendige lijn volgt en kan
verantwoorden. Vragen die hierbij opkomen zijn: Vloeit deze actie voort uit
een enkele dubbelzinnige boodschap over sport en alcoholgebruik die
achteraf wordt gerepareerd? Of willen we over de hele linie dit doordenken? Is
het ‘aan banden leggen’ niet slechts een “dooie mus” als niet in dezelfde
adem ook over handhaving is nagedacht? Zou B&W dezelfde redenering op
andere combinaties (bijv. de combinatie jongeren- softdruggebruikcoffeeshops; zie GGD onderzoek) toepassen? Worden dergelijke maatregelen
ingegeven door het toenemende ‘ieder voor zich’ als vaststaand gegeven te
aanvaarden; dat het merendeel van de burgers geen boodschap meer heeft
aan ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘omzien naar elkaar’? Dus lost de
overheid het maar op min of meer repressieve wijze op?
Oneens
Er is niets op tegen dat mensen na het sporten een biertje drinken.
Raadsleden doen hetzelfde na een vergadering. Wel dient ook in
sportkantines aandacht te zijn voor de mate van alcoholgebruik.
Oneens
Hoe zit het met roken in sportkantines?
Eens
Oneens
Er vinden meer ongezonde activiteiten plaats (roken, eten gefrituurd voedsel).
Sociale aspect kan hierdoor in gedrang komen. Wel de aanwezigheid van
alcohol en sport bij jongeren zo veel mogelijk uitsluiten.
Eens met Clubs en kantinebeheerders hebben een eigen verantwoordelijkheid voor
eerste zin supporters die na de wedstrijd een biertje willen drinken. Men zou kunnen
besluiten slechts licht alcoholische dranken te schenken
Inspraakreacties Kaderstellende Nota Lokaal
Gezondheidsbeleid
Binnengekomen tijdens de inspraakperiode tot en met 26 mei 2003.
Instelling
Inhoud reactie instelling
Reactie gemeente
Voorstel tekstwijziging
Voor de kaderstellende n
terug in activiteitenprogra
Algemeen
Rijngeestgroep
Eens met visie gemeentelijk
gezondheidsbeleid, echter
meer aandacht gewenst
voor psychische
problematiek.
Bij de uitwerking van
preventieactiviteiten is het voorkomen
van psychische klachten een belangrijk
aandachtspunt.
Stichting
Dienstverlening
Leiden
Kaderstellend karakter van
Nota komt te weinig tot zijn
recht, door onvoldoende
definiëring sleutelbegrippen
(zoals preventie), beperkte
onderbouwing
beleidskeuzes en
duidelijkheid over aanpak
uitvoering.
Veel activiteiten van SDL
hebben ook als doel
gezondheidsklachten te
voorkomen en de vraag is of
deze activiteiten ook vallen
onder preventie.
Het doel van de Nota is om kaders te
Indien van toepassing zu
bieden voor de hoofdlijnen van beleid.
opmerkingen in de releva
Uw suggestie om de Nota uit te werken verwerkt. Dit zal hieronde
in een concreet activiteitenprogramma
was ook onze bedoeling, zodat naar
verwachting tegemoet gekomen wordt
aan uw (en onze) wens van
operationalisering en concretisering.
Veel activiteiten van SDL zijn inderdaad
op te vatten als preventief en de
gemeente ziet SDL als een belangrijke
partner om mede uitvoering te geven
aan preventie. De gemeente is dan ook
verheugd dat SDL graag mee wil
werken aan een uitvoeringsprogramma.
Overleg
Gehandicaptenbeleid Leiden
Blij met initiatieven voor
preventieve activiteiten voor
gezonde leefstijl en fysieke
leefomgeving. Te weinig
aandacht voor specifieke
doelgroepen (o.a. WAO-ers,
jonggehandicapten,
chronisch zieken).
De nadruk op preventie leidt ertoe dat
Aanpassing in kaderstelle
de door het OGL bedoelde doelgroepen Komt terug in activiteitenp
niet expliciet genoemd worden in deze
Nota. Voorzover er maatregelen te
bedenken zijn die de gezondheid van
uw doelgroep bevorderen of niet
verslechteren, passen deze binnen de
kaders van deze Nota.
GGD ZuidHolland Noord
Waardering voor brede
benadering van gezondheid
en voor prioritering. Hoe de
doelstellingen gerealiseerd
worden is onvoldoende
duidelijk.
De Nota wordt nog uitgewerkt in een
concreet activiteitenprogramma.
Regionale
Commissie
Gezondheidszorg
Positief over prioriteit voor
De gemeente is verheugd over de
preventie in
positieve inspraakreactie van de RCG.
gezondheidsbeleid en over
stimuleren samenwerking op
terrein gezondheidszorg.
Ook voorstellen voor
facetbeleid wordt
onderschreven.
Aanpassing in kaderstelle
Komt terug in activiteitenp
Niet van toepassing.
Instelling
Inhoud reactie instelling
Reactie gemeente
Voorstel tekstwijziging
p.2 5e alinea, vervangen
door:
Omdat gezondheid vaak
laat is, wil de gemeente L
Gezondheidsbeleid preve
wordt beoogd preventie h
maatschappelijke agenda
er in het brede gemeente
aandacht is voor preventi
primair op preventie.
Specifiek
SDL p.2 e.v.
Onduidelijk waarom het
lokaal gezondheidsbeleid
beperkt blijft tot preventie.
De aandacht voor preventie vloeit voort
uit de Wet Collectieve Preventie
Volksgezondheid (WCPV) die zich ook
vooral richt op preventie. Daarnaast
vinden wij dat preventie extra aandacht
verdient omdat de cure en care kant
van de zorg ruim in de belangstelling
staat. We hopen met deze Nota
preventie hoger op de politiekmaatschappelijke agenda te krijgen.
GGD p.5
Waarom pas actie
ondernemen als
“verschijnselen als een reëel
probleem worden ervaren”?
Juist bij preventie is dit vaak
niet het geval en een proactieve houding is dan ook
beter op zijn plaats.
Het ervaren en erkennen van een reëel Niet van toepassing.
probleem hoeft niet pas op te treden als
burgers reeds ziek of ongezond zijn
geworden, maar ook door een reële
angst voor gezondheidsbedreigingen,
bijvoorbeeld door de publicatie van
wetenschappelijk onderzoek. Dit laat
onverlet dat preventie gebaat is bij een
pro-actieve aanpak.
GGD p.5
Toevoegen gegevens
overgewicht en bewegen
omdat dit in
beleidsaanbevelingen
terugkomt.
Opmerking wordt verwerkt.
p.5 6e alinea, toevoegen
Evenals andere Nederlan
afgelopen jaren ongezon
bewegen. Zo eet slechts
tot 64 jaar voldoende gro
groep te dik. Ook het bew
54% van de 18-64 jarigen
beweegnorm, dat wil zeg
dagen per week matig ac
GGD, Rijngeest
Groep p.7
Tabel is niet volledig en
behoeft aanvulling
Opmerkingen worden verwerkt
p.7 tabel wordt als volgt a
Onder gemeente, preven
welzijn
Onder andere actoren: ni
(w.o. Rijngeest Groep)
Onder gemeente, cure: g
Onder andere actoren: ni
(w.o. Rijngeest Groep)
SDL p.8
Vraag naar onderbouwing
keuze doelgroep gezonden
en bedreigden in tabel.
Vooral de doelgroepen gezonden en
Niet van toepassing.
bedreigden passen binnen de preventie
doelstelling.
GGD p.8
Burgers met lage SES
worden niet expliciet
genoemd, terwijl sociaaleconomische
gezondheidsverschillen wel
een belangrijk thema zijn.
Opmerking wordt verwerkt.
Rijngeest Groep Bij doelgroepen ook
Gezondheid wordt breed opgevat dus
p.8
aandacht voor mensen met zowel fysieke als psych(iatr)ische
psychiatrische problematiek. gezondheidsproblemen zullen moeten
worden voorkomen.
p.8 2e alinea, toevoegen
Een doelgroep die aanda
met een lage sociaal-eco
woonachtig zijn in de ach
Niet van toepassing.
Instelling
Inhoud reactie instelling
Reactie gemeente
Voorstel tekstwijziging
GGD p.9
Naast de GGD kunnen ook
andere (gesubsidieerde)
instellingen
preventieprogramma’s
opzetten en uitvoeren.
Klopt. Opmerking wordt verwerkt.
p.9 2e alinea, “in samenw
vervangen door:
en andere instellingen w
opdrachtgeversrelatie o
welzijnswerk).
toevoegen na “zorgen da
en andere instellingen
GGD p.9
Belang samenwerking en
samenhang komt niet terug
in prioriteiten.
De gemeente hecht zeer aan
samenwerking en samenhang en ziet
dit vooral tot uiting komen in het
opzetten van concrete activiteiten.
Aanpassing in kaderstelle
Samenwerking en samen
worden in activiteitenprog
GGD, SDL p.10
Onderbouwing
Klopt. Opmerkingen worden verwerkt.
beleidskeuzen kunnen beter
onderbouwd worden.
p.10 aanvullen na “speer
De keuze van speerpunte
waarin met weinig extra i
gezondheidsaspecten ku
geldt bijvoorbeeld voor be
sowieso al hoog op de ag
gaat om het leggen van v
p.10 3e alinea, toevoegen
Onlangs heeft er een gez
plaatsgevonden op het Le
van dit rapport worden m
dit speerpunt.
Overig
Rijngeest Groep Rijngeest Groep heeft
p.21-23
zorgprogramma’s voor
angststoornissen en
depressies en wil daarnaast
meer samenwerken op het
gebied van verslavingszorg.
In de verdere concretisering van de
Nota kan het aanbod aan
preventieprogramma’s worden
meegenomen.
OGL
De meeste suggesties en signaleringen Niet van toepassing.
van OGL vallen strikt genomen buiten
het kader van deze kaderstellende
Nota, maar de suggesties zijn zeker
nuttig voor de uitwerking van het
activiteitenprogramma. De gemeente
hoopt dat OGL hierbij ook hun inbreng
levert.
OGL signaleert een aantal
knelpunten en geeft een
aantal suggesties op de
volgende zaken: op
zorgvraag afgestemd
vervoer, toegankelijkheid
zorgvoorzieningen,
voorlichting 112,
verkeersveiligheid
Leiden, 12 juni 2003
C&E/Z&W/BB
Aanpassing in kaderstelle
Komt terug in activiteitenp
Download