TOETSVRAGEN ONDERDEEL JAARREKENINGLEZEN VAN DE BEROEPSOPLEIDING ADVOCATUUR 31 MAART 2006 13.30 - 14.30 UUR NAJAARSCYCLUS 2005 EN INHALERS Naam : .............................................................…………….. Cursusgroep : .............................................................…………….. a: U hebt voor deze toets 60 minuten de tijd. VERGEET U NIET UW GEMAAKTE TOETS IN TE LEVEREN BIJ DE SURVEILLANT? b: De toets bestaat uit 4 opgaven en een formulelijst (pag. 2). U kunt de vragen in een zelf gekozen volgorde beantwoorden. Er zijn 10 bladzijden, inclusief dit voorblad. Wilt u dit controleren? c: U dient duidelijk leesbaar te schrijven. Onleesbare antwoorden worden niet gehonoreerd. d: U dient de vragen gemotiveerd in correct Nederlands te beantwoorden; een enkel 'ja' of 'nee' levert geen punten op. e: Aantal te behalen punten: - opgave 1 25 punten - opgave 2 21 punten - opgave 3 30 punten - opgave 4 24 punten Haalt u 55 punten of meer, dan bent u geslaagd. WIJZIGING PRIVÉADRES: S.v.p. alléén invullen indien u dit nog niet aan het Bureau van de Orde heeft doorgegeven! Straat : .................................................................... Postcode + Woonplaats : .................................................................... Resultaten Totaal 1e correctie Totaal 2e correctie Opgave 1 Opgave 2 Opgave 3 Opgave 4 Totaaloptelling - 2 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. FORMULELIJST (KENGETALLIJST) BIJ TOETS JAARREKENINGLEZEN: 1. Current Ratio = vlottende activa / vlottende passiva 2. Quick Ratio = (vlottende activa -/- voorraden) / vlottende passiva 3. Netto werkkapitaal = vlottende activa -/- vlottende passiva 4. Netto werkkapitaal = eigen vermogen + voorzieningen + langlopende schulden -/- vaste activa 5. Voorraaddagen = (voorraad / kostprijs van de omzet) x 365 dagen 6. Debiteurendagen = (debiteuren / omzet op rekening) x 365 dagen 7. Crediteurendagen = (crediteuren / inkopen op rekening) x 365 dagen 8. Owned Capital Index = eigen vermogen / totaal vermogen x 100% 9. Debt ratio = vreemd vermogen / totaal vermogen x 100% 10. Leverage ratio = eigen vermogen / vreemd vermogen x 100% 11. R.E.V. na belastingen = nettowinst / gemiddeld eigen vermogen x 100% 12. R.E.V. voor belastingen = nettowinst + belastingen / gemiddeld eigen vermogen x 100% 13. R.T.V. = nettowinst + rente + belastingen / gemiddeld totaal vermogen x 100% 14. Bruto Winstmarge = bruto-omzetresultaat / omzet x 100% 15. Nettowinstmarge = nettowinst / omzet x 100% 16. Rentabiliteitswaarde = geschatte jaarlijkse (genormaliseerde) winst / rendementseis ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 3 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. OPGAVE 1 (25 punten) Jochem is een advocaatstagiaire en wordt in het faillissement van de onroerend goed besloten vennootschap ‘Vastgoed B.V.’ benoemd tot curator. Het is een kleine B.V. met 3 personeelsleden, opgericht in 1970. Direct dezelfde dag is Jochem met een makelaar ter plaatse. De makelaar waardeert het onroerend goed. De grondslagen zijn onderhandse verkoopwaarde en executiewaarde. Op kantoor aangekomen krijgt Jochem van zijn secretaresse, Mirjam, de financiële stukken over 2003, 2004 en 2005. Jochem is nogal verbaasd. Volgens de balans is de totale waarde aan onroerend goed maar € 1 miljoen waard, terwijl de makelaar alleen al een executiewaarde heeft opgegeven van € 6 miljoen en een onderhandse verkoopwaarde van € 12 miljoen. Jochem staart naar de cijfers en het duizelt hem. Hij kan het verschil tussen de waarde van het onroerend goed volgens de balans en de waarde van de makelaar niet verklaren. Een gesprek met zijn patroon Jasper levert ook al niets op. Vraag 1.1 (5 punten) Wat voor soort activa is het onroerend goed: vaste activa of vlottende activa en waarom (ook het artikel noemen)? Als u heeft gekozen voor vaste activa om wat voor soort vaste activa gaat het dan? Als u heeft gekozen voor vlottende activa: om wat voor soort vlottende activa gaat het dan? En waarom (ook het artikel noemen)? 1e 2e totaal Vraag 1.2 (5 punten) Wat zijn de wettelijk toegestane waarderingsgrondslagen voor het onroerend goed en geef ook het artikel? 1e 2e Totaal Vraag 1.3 (5 punten) ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 4 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. Welke waarderingsgrondslag zou hier kunnen zijn gehanteerd en waarom? 1e 2e totaal Jochem spit verder in de jaarrekeningen. Hij heeft alle jaarrekeningen vanaf 1970. Dit is zeer bijzonder gelet op de bewaarplicht van maar 7 jaar (art. 2:10 lid 2 BW). Hij ziet dat het gestorte en opgevraagde kapitaal gelijk is aan het vereiste minimumkapitaal voor een B.V. en dat het gestorte en opgevraagde kapitaal door de jaren heen niet is uitgekeerd of ingekocht. Maar toch ziet hij dat er in 2005 sprake is van een negatief eigen vermogen. Vraag 1.4 (5 punten) Zeg in uw eigen woorden wat de betekenis van een negatief eigen vermogen is. 1e 2e totaal Vraag 1.5 (5 punten) Hoe kan dit zijn ontstaan? 1e 2e totaal ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 5 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. OPGAVE 2 (21 punten) Real Estate B.V. maakt deel uit van een groep vennootschappen die zich bezighoudt met de fabricage van DVD-hoesjes. De fabricage vindt plaats in een fabriek in Lelystad, die eigendom is van Real Estate B.V.. De fabriek wordt van Real Estate B.V. gehuurd door DVD Box B.V., de Chinese productiemaatschappij, die eveneens deel uitmaakt van de groep. Per jaar wordt een huur betaald van € 500.000,--. De groep stelt een geconsolideerde jaarrekening op. Bij controle van de conceptjaarstukken over 2005 blijkt dat de huur niet marktconform is. Een marktconforme huur zou € 800.000,-- per jaar zijn. Vraag 2.1 (7 punten) Geef een omschrijving van het arm’s length-principe in het kader van de verwerking van de huur in de jaarstukken. 1e 2e totaal Er wordt gekozen de conceptjaarstukken aan te passen aan de marktconforme huurprijs. Vraag 2.2 (7 punten) Welk effect heeft deze aanpassing op de winst- en verliesrekeningen en op de balansen van zowel Real Estate B.V. als DVD Box B.V. vóór belasting? (U kunt er van uitgaan dat de jaarrekening niet geconsolideerd wordt.) 1e 2e totaal ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 6 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. Vraag 2.3 (7 punten) Welke drie eisen stelt de Raad voor de Jaarverslaggeving aan de rapportage over transacties tussen verbonden partijen in de jaarrekening? 1e 2e totaal ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 7 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. OPGAVE 3 (30 punten) Geef bij elk van de onderstaande transacties, 3.1 t/m 3.5, aan: A. of er sprake is van opbrengst en/of ontvangst en/of kosten en/of uitgaven; B. het effect op ‘het resultaat voor belasting’ en de balanspost ‘liquide middelen’. Vraag 3.1 (6 punten) Een antiquariaat verkoopt eind december 2005 via een kunstveiling twee schilderijen van Van Gogh voor € 2 miljoen elk, welke de eigenaar van het antiquariaat jaren geleden op een oude zolder heeft aangetroffen. De koper zal het geld pas overmaken, nadat alle formaliteiten op de kunstveiling zijn afgehandeld. Beantwoord de vraagstelling voor het antiquariaat. 1e 2e . . totaal Vraag 3.2 (6 punten) Een ondernemer laat op 28 december 2005 zijn oude inktcartridges van zijn printers hervullen bij een refillzaak voor een bedrag van € 400,-- en betaalt met de pinpas. Beantwoord de vraagstelling voor de ondernemer. 1e 2e . . totaal ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 8 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. Vraag 3.3 (6 punten) Een sportzaak koopt eind december 2005 op rekening met het oog op het wereldkampioenschap voetbal nieuwe voetballen bij de fabrikant voor een bedrag van € 25.000,--. De voetballen worden nog in 2005 geleverd, maar zullen pas over vijf maanden in de verkoop gaan. Beantwoord de vraagstelling voor de sportzaak. 1e 2e totaal Vraag 3.4 (6 punten) Op 30 december 2005 int de telecommaatschappij per incasso van de bankrekening van onderneming A een bedrag van € 2.000,-- voor de adsl-aansluiting betrekking hebbend op de maand januari 2006. Beantwoord de vraagstelling voor de onderneming A. 1e 2e totaal Vraag 3.5 (6 punten) Een restaurant heeft op 26 december 2005 een menu á la carte geserveerd aan een gezelschap. Het gezelschap heeft voor de maaltijd een bedrag van € 800,-- met de creditcard betaald. Beantwoord de vraagstelling voor het restaurant, indien de creditcardbetaling per direct wordt bijgeboekt op de bankrekening van het restaurant. 1e 2e totaal totaal ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 9 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. OPGAVE 4 (24 punten) Ondernemer A is 100 % aandeelhouder in B.V. Merchandise en is voornemens dit belang te verkopen. Aan de jaarrekening 2005 van deze B.V. is de volgende informatie ontleend: Bedragen * € 1.000,-Balans per 31 december 2005 Materiele vaste activa 100 Eigen vermogen 30 Voorraden 50 Voorzieningen 20 Debiteuren 40 Langlopende schulden 90 Bank 30 Kortlopende schulden 80 Totaal 220 Totaal 220 Winst- en verliesrekening 2005 Netto-omzet 300 Kostprijs van de omzet 200 Bruto-omzetresultaat 100 Algemene beheerskosten 80 Netto-omzetresultaat 20 Rentelasten Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening 9 11 Buitengewone lasten 4 Resultaat 7 De waarderingsgrondslag voor de jaarrekening is de actuele waarde, met uitzondering van de post ”materiële vaste activa”, die tegen historische kostprijs is opgenomen onder aftrek van lineaire afschrijvingen gebaseerd op de verwachte economische levensduur. De actuele waarde van de post “materiële vaste activa” ultimo 2005 bedraagt 130. De post “buitengewone lasten” in de winst- en verliesrekening 2005 betreft een incidentele en derhalve eenmalige last als gevolg van een niet-verzekerde brandschade in het magazijn van de vennootschap in 2005. ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz. - 10 - toets jaarrekeninglezen 31 maart 2006. Bepaal op basis van de verstrekte informatie de waarde van de onderneming per 31 december 2005 met behulp van de volgende drie waardebepalingsmethoden. Geabstraheerd wordt van het effect van belastingen. Vraag 4.1 (8 punten) De boekwaarde. 1e 2e totaal Vraag 4.2 (8 punten) De intrinsieke waarde. 1e 2e totaal Vraag 4.3 (8 punten) De rentabiliteitswaarde. De rentabiliteitswaarde wordt uitsluitend gebaseerd op het jaar 2005. Voor de vaststelling van de rendementseis dienen als interestpercentage en risico-opslag resp. 6% en 4% gehanteerd te worden. 1e 2e totaal Einde Toets ---------1e 2e totaal aantal punten deze blz.