Bijlage bij de overeenkomst op hoofdlijnen 27 maart 2003 Rekenregels In artikel 6 van de tussen cao-partijen op 27 maart 2003 overeengekomen nadere regeling ouderenbeleid is bepaald dat de werkgever in het lokale cao-overleg inzicht zal geven in de uitgaven van het gebruik van de SOP-regeling. Dit inzicht dient uitsluitend ter vaststelling of er sprake is van overbesteding of onderbesteding ten opzichte van 1,08 % van de loonsom, één en ander zoals genoemd in dit artikel. De kosten van het gebruik door een individuele werknemer van de SOP-regeling gedurende 1 jaar zijn gelijk aan de uitkomst van de navolgende rekenwijze: “Het product van het percentage werktijdvermindering minus het percentage inhouding enerzijds en 1/100 deel van de loonsom anderzijds.” Partijen hebben de in dit kader te hanteren loonsom vastgesteld op 129 procent van het bruto jaarsalaris. Rekenvoorbeelden: Deelname basisvariant 10 % werktijdvermindering met 4 % inhouding: De kosten voor de deelname aan deze variant gedurende 1 jaar bedragen: ((10 – 4) x 129 %)/100 = 7,74 procent. Deelname basisvariant 20 % werktijdvermindering met 9 % inhouding: De kosten voor de deelname aan deze variant gedurende 1 jaar bedragen: ((20 – 9 ) X 129 %)/100 = 14,19 procent. Deelname variant 1 uit artikel 4: De kosten voor de deelname aan deze variant gedurende 1 jaar bedragen: ((12,5 – 6 ) x 129 %)/100 = 8,39 procent. Deelname variant 2 uit artikel 4: De kosten voor de deelname aan deze variant gedurende 1 jaar bedragen: ((15 – 8 ) x 129 %)/100 = 9,03 procent. De som van de kosten van alle individuele deelnames aan de SOP-regeling wordt herleid tot een percentage van de loonsom voor de gehele instelling.