Liegen in therapie - Faculteit PPW

advertisement
Liegen in therapie: de ondraaglijke zwaarte van eerlijkheid.
Leijssen Mia (2012). Tijdschrift Klinische Psychologie 42ste jaargang nr. 4 oktoberdecember 2012, 214-221.
Beschouwingen naar aanleiding van: Kottler, J. & Carlson, J. (Eds.) 2011. Duped. Lies and Deception
in Psychotherapy. New York/ London: Routledge.
Ik zal het maar meteen bekennen: ik heb het boek Duped. Lies and Deception in Psychotherapy niet
volledig gelezen. Toch is het bij een recensie de bedoeling op zijn minst de indruk te wekken dat die
gebaseerd is op degelijke kennis in interactie met de materie waarover ‘de deskundige’ een oordeel
geeft. Met die missie in mijn achterhoofd wijd ik mij aan deze taak.
In onze cultuur houden we graag vast aan de veronderstelling dat mensen eerlijk zijn. Terwijl
iedereen weet dat het leven in veel omstandigheden niet draaglijk is wanneer ‘de waarheid en niets
dan de waarheid’ moet gesproken worden. Het begint in alle onschuld bij het kleine kind dat geen
onderscheid kan maken tussen werkelijkheid en fantasie. Daar is ook meteen de rijkdom zichtbaar
van een wereld die de persoon zelf kan construeren overeenkomstig de eigen noden. We mogen ons
bovendien gelukkig prijzen dat we onszelf veel kunnen wijsmaken, want waar moet je als jonge
ouders anders de energie vandaan halen om ook – laat ons even eerlijk zijn - ‘kleine ettertjes’ toch
altijd opnieuw ‘graag te zien’ en ondanks alles te blijven gaan voor ‘mijn kind schoon kind’.
Bovendien zou het ontwikkelingsproces van de mens in alle stadia van de levensloop verschrikkelijk
afgeremd worden wanneer de nood aan bevestiging het alleen zou moeten doen met ‘de waarheid’.
De wijze woorden van Martin Buber komen hierbij op de voorgrond: “De basis van het samenleven
van mensen is tweeledig en toch vormen beide facetten een eenheid. Enerzijds het verlangen van elke
mens om door mensen te worden bevestigd als wat hij is, en zelfs als wat hij kan worden; anderzijds
de aangeboren bekwaamheid van de mens om zijn medemens deze bevestiging te verschaffen. Dat
men deze bekwaamheid in zo aanzienlijke mate laat braak liggen vormt de werkelijke zwakte en
twijfelachtigheid van de menselijke soort: werkelijke menselijkheid bestaat alleen daar waar deze
bekwaamheid tot ontwikkeling wordt gebracht.” (Watzlawick, 2009, p. 69). Mensen bevestigen komt
er vaak op neer dat je slechts ‘de helft’ van de waarheid verwoordt. Wanneer je naast of tegenover
de positieve zijde ook de negatieve aspecten naar voor haalt - die onvermijdelijk deel zijn van de
realiteit - werp je meteen een schaduw over de bevestiging en mist die meestal haar deugddoende
uitwerking. Met andere woorden: hoe schraal zou het leven zijn wanneer we ons geroepen voelen
om ‘helemaal eerlijk’ te zijn? Iemand moet al een stevige grond van bevestiging onder de voeten
hebben om met mildheid de eigen tekorten onder ogen te nemen. En wellicht knelt ook daar de
schoen, niet alleen voor onze cliënten in therapie, maar voor mensen in het algemeen, dat bij
zogenaamde waarheden al te vaak de fouten uitvergroot zijn. Met als gevolg een fundamenteel
tekort aan bevestiging van anderen en een diepgeworteld onveiligheidsgevoel in de persoon.
Zo kijk ik ook naar cliënten die ‘liegen’ in therapie. Hoe onveilig kan iemand zich voelen met de
waarheid over zichzelf? En a fortiori met welke beproeving confronteer je jezelf wanneer je bij het
opbouwen van een vertrouwensrelatie het risico moet nemen om de pijnlijke waarheid over jezelf te
verwoorden tegenover iemand waarvan je hoopt dat die iets kan herstellen van het vele leed
waaronder je gebukt gaat? Je zou voor minder ‘je best’ doen om in de ogen van die andere persoon
beminnenswaard te zijn en interessant genoeg om de aandacht vast te houden.
Persoonlijk heb ik mij nooit druk gemaakt over de vraag of mijn cliënten ‘de waarheid’ spreken. Net
zoals ik buitengewone verhalen van mijn kleinkinderen niet meewarig als ‘fantasie’ klasseer, ben ik
vooral geboeid door de belevingsaspecten die in en door dit verhaal gecommuniceerd worden. Ik
heb ook zelden het gevoel dat ‘ik’ bedrogen word. Ik beleef het vooral als een nood van de cliënt om
voor zichzelf een beeld overeind te houden. Ik zie het wel als een belangrijke groeistap voor de cliënt
wanneer die zich veilig genoeg voelt om op zoek te gaan naar de waarheid over zichzelf. En een
volgende stap is dan een andere persoon toelaten bij dat onderzoeken van de kwetsbare realiteit.
Want hoe dan ook gaat het om erkenning van kwetsbaarheid en tekorten die eigen zijn aan het
menselijk bestaan.
Paradoxen
Hier stoten we op een merkwaardige paradox. Wie zich te veel concentreert op de kwetsbaarheid,
kan overspoeld worden door verlammende levensangst en zich schaamtevol terugtrekken van het
schouwtoneel van het leven; wie de kwetsbaarheid geheel ontkent, steekt de kop in het zand met de
illusie dat zelfs de dood afwendbaar is of neigt zich te wentelen in een narcistische hoogmoed.
Tussen de uitersten situeert zich een ruim gamma van copingvaardigheden waarmee mensen zich
verhouden met de gegevenheden van hun menselijk bestaan. Hoeveel waarheid is te verdragen
zonder de levenslust te smoren? Hoeveel eerlijkheid is er nodig om zich ten volle te engageren in
langer durende verbindingen? Of nog anders - kort door de bocht - uitgedrukt: pessimisten hebben
vaak gelijk, maar het leven is aan de optimisten.
Een andere paradox is dat onze cultuur ‘eerlijkheid’ verheft tot een belangrijke waarde en
ondertussen de impliciete boodschap geeft dat liegen deel uitmaakt van noodzakelijke sociale
vaardigheden. In de menselijk omgang val je al gauw uit de boot wanneer je niet de kunst van
overdrijven, verdoezelen en halve waarheden beheerst. Je zou anderen al te vaak voor het hoofd
stoten met eerlijk voor je mening uit te komen; het zou een teken kunnen zijn van gebrek aan
empathie en ongevoeligheid voor sociale normen. Ook komt een kwetsbare persoon gemakkelijk ‘in
zijn blootje’ te staan wanneer die zichzelf eerlijk toont zoals die werkelijk is. Leugens bieden in vele
omstandigheden een beschermend schild om niet nodeloos het voorwerp van spot of zelfs agressie
te worden. Het is niet altijd eenvoudig om te onderscheiden wanneer ‘liegen om bestwil’ op zijn
plaats is, en wanneer je door te liegen schade berokkent aan jezelf en/of anderen.
Therapeuten achten het misschien te vanzelfsprekend dat cliënten ineens andere spelregels
kunnen/willen hanteren dan ze gewend zijn in de ‘normale’ sociale omgang. Het lijkt mij dat er ten
onrechte verondersteld wordt dat cliënten in staat zijn om de waarheid te vertellen wanneer ze
tegenover een therapeut zitten. Het is evident dat therapie gaat over hulp zoeken; maar of dat altijd
impliceert ‘de waarheid vertellen’ lijkt mij minder vanzelfsprekend. Nog los van filosofische
kanttekeningen bij de realiteit dat de waarheid vele facetten kent en dat er naargelang de
belichtingshoek vaak een heel ander verhaal tevoorschijn kan komen, zoals bijvoorbeeld duidelijk
blijkt bij conflicten en in een belangenstrijd.
Niets menselijks is ons vreemd
Dergelijke beschouwingen gingen door mij heen in de tijd dat het boek Duped. Lies and Deception in
Psychotherapy op mijn bureautafel lag te wachten om gelezen te worden. Ik had geaccepteerd het te
recenseren omdat ik goede herinneringen had aan eerdere bestsellers van deredacteurs/auteurs
Jeffrey Kottler en Jon Carlson. Niet alleen zijn ze allebei hoogleraar in counseling (Kottler in
Californië, Carlson in Illinois), ze profileren zich ook als integratief met hun aanpak van universele
thema’s uit de wereld van de therapie en hun ruimer maatschappelijk engagement. Kottler is
bijvoorbeeld befaamd met On being a therapist en Compassionate therapy, maar ook met Travel that
can change your mind. Carlson is bekend van de meer dan 250 video’s waarin hij therapeuten
interviewt over hun werkwijze. Op die manier illustreert hij wat hij beschrijft in bijvoorbeeld Creative
breakthroughs in therapy. Dit zijnmaar enkele titels uit het ruime gamma (meer dan 100 boeken)
waar deze auteurs hun naam mee verbonden hebben in de voorbije 30 jaar.
Van de 41 hoofdstukken van dit boek nemen ze er zelf 4 voor hun rekening. Om te beginnen steken
ze de hand in eigen boezem met een opsomming van leugens waar therapeuten zich aan
bezondigen. We schotelen onze cliënten resultaten voor die valse hoop wekken en we laten hen
geloven dat er na de therapie een beter leven wacht. We maken opgeleukte dossiers waarin onze
sessies veel beter georganiseerd lijken en we met onze interventies weldoordacht het proces
bevorderen. We verbergen onze mislukkingen tegenover collega’s en verdoezelen de waarheid
tegenover onszelf. Onderzoekers overdrijven bevindingen die pleiten voor hun eigen aanpak en
verzwijgen wat niet in hun kraam past. Door de uitschuivers van onze beroepsgroep in herinnering
te brengen, hopen de auteurs bij therapeuten begrip en mildheid te wekken voor bedrog van
cliënten.
Vervolgens komen er verhalen over cliënten die de gekste dingen uithalen en hun therapeuten op
het verkeerde been zetten. De 37 medewerkers aan het boek vertellen telkens over één casus met
extreme bedrieglijke situaties, op het ongeloofwaardige af… Die bonte verzameling is de selectie die
de redacteurs overgehouden hebben nadat ze aan therapeuten gevraagd hebben: “Vertel een
verhaal waarbij je door je cliënt belogen, bedrogen, misleid, of beetgenomen werd gedurende langere
tijd. Beschrijf daarbij: wat er gebeurde; hoe jij reageerde; welke betekenis je gegeven hebt aan die
ervaring; wat je eruit geleerd hebt.” Interessant is dat de redacteurs opmerken dat reacties van
therapeuten eveneens doordrongen zijn van leugens waarvan ze zich nauwelijks bewust zijn. Velen
laten bijvoorbeeld weten: “Ik heb geen tijd om te antwoorden”, in plaats van: “Het interesseert mij
niet”, “Ik ben bang om dat onder ogen te zien”, of gewoon “Nee dat wil ik niet doen”. Ook
veronderstellen de redacteurs dat therapeuten blind kunnen zijn voor leugens omdat ‘bedrogen
worden’ niet past bij hun narcistisch zelfbeeld of hun geïdealiseerd wereldbeeld.
Wat voor verhalen passeren de revue? Kottler rapporteert over een cliënte die hem totaal onderuit
heeft kunnen halen en hem geconfronteerd heeft met een bangelijke machteloosheid. Kottler
profileert zichzelf als iemand die te goeder trouw handelt en die mensen het voordeel van de twijfel
gunt. Hij schetst hoe hij als ervaren therapeut en boeddhist geleerd heeft te leven met ambiguïteit,
verwarring en onzekerheid. Maar de cliënte die zich onder een valse identiteit bij hem heeft
aangemeld, die daarnaast op sluwe wijze is binnengedrongen in zijn familiaal en sociaal leven, die
ontzettend leek te genieten van de macht die ze op hem kon uitoefenen, tart elke verbeelding.
Kottler kan zijn pijnlijke verhaal enkel nog besluiten met: “Zo’n dingen gebeuren nu eenmaal”.
Iets vergelijkbaars overkwam Carlson. Voor een cliënte met een persoonlijkheidsstoornis heeft hij
zijn uiterste best gedaan. Zij klaagt hem aan wegens onprofessioneel handelen en seksueel misbruik.
Daarbij heeft zij hele scenario’s verzonnen om anderen te overtuigen dat zij verkeerd behandeld is
door deze autoriteit in het vak. Carlson kon uiteindelijk rekenen op steun van collega’s in
sleutelposities die overtuigd bleven van zijn onschuld, maar ondertussen was zijn reputatie wel erg
beschadigd. Hij kadert de verregaande leugens van zijn cliënte als wraakacties voor het zich
fundamenteel tekort gedaan voelen. Hij wijst er op dat dergelijke bewust aangewende leugens erg
frustrerend zijn voor de therapeut, omdat het vaak gaat om cliënten waarbij de therapeut zich extra
ingespannen heeft. Mede omdat de therapeut voeling heeft met het diepe tekort dat deze cliënten
communiceren, kan de therapeut aanhoudend lijden onder het besef - al dan niet terecht – te falen
in zijn professioneel handelen. Gelukkig zijn dergelijke situaties eerder uitzondering dan regel.
Carlson heeft er een vuistregel aan overgehouden: “Ik doe wat ik doe omwille van wie ik ben, en niet
omwille van wat iemand anders mij aandoet.”
Diverse categorieën van bedrog
Na de illustraties van leugens in de categorie ‘wraakacties’ die als een vorm van overdracht gericht
zijn op autoriteiten – niet toevallig beschreven in hoofdstukken van Kottler en Carlson - zijn de 37
verhalen die volgen voorbeelden van andere categorieën van bedrog. De grootste categorie betreft
beschamend en sociaal onaanvaardbaar gedrag van cliënten. Zoals het verzwijgen van seksueel
misbruik, mishandeling, ontrouw, verslavingen. Of liegen over de zwaarte van de strafbare feiten en
minimaliseren van de problematiek. Een andere grote categorie zijn leugens waarmee cliënten zich
anders voordoen dan ze zijn. Daarbij kunnen ze bijvoorbeeld voorwenden een bepaalde baan te
hebben, voor een groot gezin te zorgen, bepaalde studies beëindigd te hebben. Leugens die
doorgaans vertrekken vanuit minderwaardigheidsgevoelens bij de cliënt. Nochtans is het
therapeutisch belangrijk om die kwetsbare aspecten bespreekbaar te maken. Het moment dat de
cliënt kan overgaan tot ‘bekentenis’ is meestal een kantelmoment in de therapie. Opvallend is dat in
de verhalen in dit boek de echte waarheid vaak pas aan het licht komt bij het beëindigen van de
therapie. Of de therapie wordt bruusk afgebroken omdat de cliënt zich ‘ontmaskerd’ voelt. Zoals de
cliënt die aan de therapeut verteld heeft dat hij als kinesist een bloeiende praktijk heeft. Nadat hij
toevallig als kelner in een restaurant ‘betrapt’ wordt door de therapeut, komt hij niet meer opdagen
voor de volgende sessie. Soms lopen dergelijke leugens nog verder in een derde – minder
voorkomende - categorie, zijnde financieel bedrog. Dit gaat over cliënten die niet (kunnen) betalen,
die daarover liegen en beloven dat ze later het verschuldigde bedrag zullen storten, maar dat nooit
doen. Cliënten betwisten dan soms de dienstverlening om te ontkomen aan de betaling.
Kritische bedenkingen
Behalve verhalen over ‘gewone stervelingen’ passeren er ook enkele pittige anekdotes over ‘grote
meesters’ en hun cliënten. Zo doet Howard Rosenthal een weinig fraai boekje open over Shostrom
(1921-1992), de maker van de beroemde ‘Gloria films’ waarbij Rogers, Perls en Ellis hun therapie
demonstreren. Over die therapiehistorie zou Gloria in de dagen voor haar dood – die niet het gevolg
was van suïcide zoals vaak gesuggereerd is, maar van kanker – haar dochter herhaaldelijk op het hart
gedrukt hebben: “Geloof maar de helft van wat je ziet en niets van wat je hoort”. Dit is zo’n verhaal
waar ik met enige nieuwsgierigheid naar uitkeek, maar waarbij er uiteindelijk meer raadsels
opgeworpen worden dan dat er echt nieuw licht op schijnt. Het ruikt zelfs naar een soort van
‘afrekening’. Ik heb erbij gedacht: “Niets menselijks is vreemd aan de grote namen die door velen
bewonderd worden, maar die ook prooi kunnen zijn van rivaliteit en jaloezie”.
Daarmee kom ik aan de kritische noten bij dit boek; ik heb vooral bedenkingen bij de wijze waarop
het thema uitgewerkt is. Ik vond het geen fijn boek om lezen: 40 verhalen op rij die moeten getuigen
over het slechte gedrag van mensen. Er ging voor mij eerder iets ‘bevuilend’ van uit dan dat ik er veel
‘wijzer’ van geworden ben. Dat verbind ik met het feit dat de hoofdstukken erg anekdotisch opgevat
zijn en soms als sensationele verhalen gebracht worden. Alsof de betrokken schrijvers het nodig
hadden om sterk in de verf te zetten hoezeer ze erin gelopen zijn en daarbij vooral willen aantonen
dat het begrijpelijk is dat ze vergaand misleid werden. Iets van een cultiveren van de
slachtofferpositie: “Zie wat ik meegemaakt heb!” Persoonlijk ben ik niet graag toeschouwer bij een
etalering van vuile was. Ik vind het wel zinvol om te kijken of te luisteren naar pijnlijke
gebeurtenissen wanneer ik iemand daarmee kan helpen om bijvoorbeeld het leed te (ver)dragen,
een trauma te verwerken, te zoeken hoe iemand zich in de toekomst beter kan beschermen. Door
reflectie kan een vervuilde situatie uitzuiveren, er kan iets in een verziekt vastzittend patroon in
beweging komen, er kan soms een nieuw licht geworpen worden op een duistere zaak. Het maakt
een wereld van verschil om deelgenoot te zijn van een proces waar iets uit te leren valt. Op dat punt
vind ik het boek erg teleurstellen. De redacteurs lijken vooral te willen aantonen dat het zelfs de
beste therapeuten overkomt dat ze bedrogen worden. Ze beklemtonen het ondersteunende van niet
alleen te staan met dergelijke ervaringen. Want therapeuten kunnen de misleiding als zeer
beschamend en kwetsend beleven, als een aanslag op hun competentiegevoel, een persoonlijk falen.
De pijn die dat teweegbrengt, wordt ‘gedeelde smart’ als blijkt dat vrijwel iedere therapeut in zo’n
hachelijke situatie kan belanden. Ik heb echter bij de meeste verhalen – waarvan ik een aantal alleen
maar diagonaal gelezen heb - vooral gemist wat de therapeut er uit geleerd heeft. Het is misschien
eigen aan mijn specifieke beroeps(mis)vorming van belevingsgerichte therapeut dat mijn voorkeur
zou gaan naar enkele casussen als concretisering van het thema en als opstap naar een diepgaande
reflectie. Liever dan zoveel opeengestapeld feitenmateriaal als variaties op hetzelfde thema dat
slechts in oppervlakkige lagen getoond wordt.
Gesprokkelde wijsheden
Ik heb mijn best gedaan om uit alle hoofdstukken in het boek te sprokkelen wat er aan wijsheid te
rapen viel. Die oogst wil ik graag delen. Aan de hand van gewelddadig gedrag dat cliënten verzwijgen
of vergoelijken, worden we er aan herinnerd dat diepgaande kennis van de socioculturele context
van cliënten vaak onontbeerlijk is om ons niet te laten misleiden, maar te begrijpen waarom cliënten
de zaken zo aanbrengen. ‘Begrijpen’ is dan niet hetzelfde als ‘excuseren’. Hierbij krijgen therapeuten
de raad om zeker op hun hoede te zijn wanneer ze te maken hebben met cliënten die eigenlijk niet
wensen te veranderen, maar de therapie slechts gebruiken als schaamlapje waarmee ze zichzelf en
hun omgeving wijsmaken dat ze hun probleem aanpakken. Ook wordt er op gewezen dat leugens
vaker voorkomen bij mensen met bepaalde persoonlijkheidsstoornissen waaronder narcisme en
sociopathie. De therapeut kan daarbij soms al in het eerste contact het wat bevreemdende gevoel
krijgen dat hij zich niet echt kan verbinden met de cliënt. Dat kan er op wijzen dat de cliënt dingen
achterhoudt of constructies opzet die niet kloppen.
Leugens over beroep, studies, familiale context, seksuele geaardheid zijn vooral te begrijpen als
uitingen van weinig zelfvertrouwen en gebrek aan zelfacceptatie bij cliënten. Meestal is dat het
resultaat van erg voorwaardelijke liefde en gebrekkige goedkeuring door belangrijke anderen. Voor
dergelijke cliënten is het in eerste instantie cruciaal om zich door de therapeut gewaardeerd te
voelen. Daarbij kun je als therapeut in je achterhoofd houden dat je nooit weet of de cliënt de
waarheid spreekt. Maar het is altijd aan te raden om te accepteren wat de cliënt vertelt; dat zou
immers 9 op de 10 keer helpend zijn. Het in twijfel trekken van wat de cliënt vertelt, bevestigt
misschien dat je het bij het rechte eind had om de cliënt niet te geloven; het werkt echter zelden
therapeutisch voor de cliënt. De auteurs suggereren om bij vermoeden van leugens een niet
aanvallende reactie te geven, in de stijl van: “Zou er ook nog een andere manier van kijken in deze
situatie van toepassing kunnen zijn?” of “Dat is een creatieve versie!” Vaak is het onnodig kwetsend
voor de therapeut om leugens op zichzelf te betrekken. Het gaat veeleer over pogingen van de cliënt
om zich te beschermen tegen mogelijke verwerping, vernedering, schaamte. Het kan ook een
onhandige manier zijn om een bepaalde boodschap over te brengen zoals: “Ik vertrouw mensen
niet”, “Ik wil uittesten wat mogelijk is.”
Besluit
Ik voel mij gesterkt in de ervaring dat therapie – en ook er over schrijven - een menselijke
onderneming is en blijft. ‘Menselijk’ zijn we in ons schuiven op een continuüm tussen echt en onecht,
waarheid en leugens. Iedereen kent situaties waarin je moeilijk met jezelf en anderen verder kunt
wanneer je jezelf en anderen niets mag voorliegen. Het is ook helpend om soms tegen beter weten
in te proberen de hoop overeind te houden en te blijven geloven of voorwenden dat het niet zo erg
gesteld is of dat er nog voldoende positieve dingen tegenover een harde waarheid staan. Een
‘optimismebias’ is in veel moeilijke omstandigheden een noodzakelijk menselijk mechanisme dat
bijdraagt aan overleving. Vaak ligt het zelfs mee aan de basis van het genereren van creatieve
oplossingen.
Een mens heeft ook mildheid nodig om met zichzelf in vrede te leven. Wie niet mild is pint zichzelf
vast op fouten en blokkeert het eigen groeiproces. Het is tevens vanuit een milde aanwezigheid dat
een mens in staat is om anderen graag te zien, ondanks alle moeilijkheden en tekorten. Die attitude
van de therapeut is ook noodzakelijk opdat de cliënt het durft te wagen om niet alleen zijn fouten
toe te geven, maar tevens dieperliggend te exploreren hoe die schaduwzijde zich ontwikkeld heeft en
wat er nodig is om zich er constructiever mee te verhouden. Dat maakt duidelijk waarom therapie
niet gediend is met ‘moraalridders’ die de vinger op de wonde leggen en met strengheid voorhouden
wat ‘de waarheid’ zou zijn. Meestal versterkt dat alleen maar het pijnlijke besef bij de cliënt dat hij
zich in de onmogelijkheid voelt om het gedrag dat hij zelf meestal ook afkeurt, te veranderen.
Mildheid voor onvermijdelijke fouten en tekorten, begrip voor misleiding, tolerantie voor leugens… is
echter niet gelijk aan afwezigheid van grenzen. Mildheid is de deugd die het midden houdt tussen
strenge afkeuring en kritiekloze goedkeuring. De therapeut die niet durft begrenzen wanneer het
gedrag van de cliënt schadelijke gevolgen heeft - voor de cliënt zelf, voor anderen, voor de
therapeut, misschien ook voor de materiële omgeving en de natuur - bewijst niemand een dienst. De
oude volkswijsheid weet: “Zachte heelmeesters maken stinkende wonden”. Therapeuten moeten
durven ingrijpen bij een risico op schade. Op dat moment is er moed nodig om de waarheid te
spreken, de ander tegen de haren in te strijken, zelfs als je daar heftig weerwerk bij krijgt of agressie
mee oogst, te pleiten voor het ‘juiste’, met kracht de zwakkere en het kwetsbare te beschermen.
Ik eindig met een persoonlijke anekdote dicht bij mijn professioneel huis. Beroepsmatig ben ik
opgegroeid met een positief mensbeeld, waarbij Carl Rogers voorop stond als grondlegger. Ik had het
genoegen de man ‘op zijn best’ tegen te komen in bepaalde publicaties die mij blijvend geïnspireerd
hebben. Bij mijn ontmoetingen met hem in internationale workshops heb ik een gezonde dosis
realiteitsconfrontatie gehad, waarbij ik mijn conclusies kon trekken betreffende wat ik als therapeut
zeker anders wou aanpakken dan ‘de meester’. Na zijn dood was ik op een congres waar er
ontluisterende tot ophefmakende onthullingen gedaan werden over - onder andere - de
alcoholverslaving van Rogers. Het leek er op dat ‘het boegbeeld’ dat eerst op een voetstuk gezet was,
in scherven moest. Een mens van vlees en bloed behoeft geen idealisering, maar verdient evenmin
een demonisering. Persoonlijk voel ik mij niet bedrogen wanneer ik in aanraking kom met de
negatieve zijde; ik blijf wel bewust kiezen om de positieve zijde voorop te zetten bij
(meesters)therapeuten, cliënten, mezelf, mensen gewoonweg.
Literatuur
Watzlawick, P. (2009). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie (4e druk) Houten:
Bohn Stafleu Van Loghum.
Personalia
Mia Leijssen is psychotherapeut en hoogleraar aan Faculteit Psychologie en Pedagogische
wetenschappen KU.Leuven. Zij doceert Beroepsethiek en verzorgt opleiding in Psychotherapie en in
Psychologische begeleiding. In het kader van Europees Leonardoproject heeft zij een online
Opleiding Counseling in existentieel welzijn.
[email protected]
www.existentieelwelzijn.be
Download