Efficiëntie van de overheid: aanzienlijke winst mogelijk! Kerncijfers 15,2% = omvang van de werkingskosten in percent van het Belgische bbp in 2014 (tegenover gemiddeld 12,2% van het bbp in onze drie buurlanden) 80,4% = aandeel van de deelstaten en de lokale overheden in de Belgische werkingskosten 85% = aandeel van onderwijs, algemene diensten, openbare orde en veiligheid, en economische zaken in de totale werkingskosten 3,2% = omvang van de werkingskosten m.b.t. de algemene overheidsdiensten in percent van het Belgische bbp in 2014 (tegenover gemiddeld 1,9% in onze drie buurlanden) 1,7% = omvang van de werkingskosten m.b.t. openbare orde en veiligheid in percent van het Belgische bbp in 2014 (tegenover gemiddeld 1,6% in onze drie buurlanden) 2,2% = omvang van de werkingskosten m.b.t. economische zaken in percent van het Belgische bbp in 2014 (tegenover gemiddeld 1,6% in onze drie buurlanden) 5,8% = omvang van de werkingskosten m.b.t. onderwijs in percent van het Belgische bbp in 2014 (tegenover gemiddeld 4,0% in onze drie buurlanden) Kernboodschappen Ten opzichte van vergelijkbare landen geeft België aanzienlijk meer uit op het vlak van werkingskosten. Die grotere uitgaven geven niet altijd aanleiding tot betere economische resultaten. Het is bijgevolg van cruciaal belang om de efficiëntie van de overheid te verbeteren met instandhouding (of zelfs verbetering) van de output. Dankzij een Globaal Efficiëntiepact voor de nv België zouden middelen kunnen worden vrijgemaakt om de begroting opnieuw op de rails te zetten, de lasten op arbeid te verlichten en meer te investeren. 1 1. Inleiding In België worden zowel gezinnen als ondernemingen geconfronteerd met een bijzonder hoge belastingdruk (dat met meer dan 45% van het BBP in 2013 tot de hoogste van Europa behoort) 1. Sommigen zeggen dat deze gepeperde rekening terecht is, gezien de tegenprestaties die hier tegenover staan, maar klopt dit wel? Kan het echt niet beter? Om na te gaan hoe goed de overheid presteert, moeten de aangewende middelen (input) en de behaalde resultaten (output) met elkaar worden vergeleken. Van efficiëntie is sprake wanneer met een minimale input een maximale output wordt gerealiseerd. In deze nota zullen we ons concentreren op de werkingskosten van de overheid, die bestaan uit de bezoldigingen van het personeel en het intermediair verbruik. De sociale uitgaven, overheidsinvesteringen, rentelasten enz. zullen hier niet worden behandeld, daar dit een aparte studie vergt. Het doel is om na te gaan in hoeverre de overheidsmiddelen optimaal worden aangewend en of efficiënter kan worden gewerkt, bijvoorbeeld door de input te verkleinen voor dezelfde – of zelfs een grotere – output. De efficiëntie van de Belgische overheid zal worden gemeten in vergelijking met die van andere landen met vergelijkbare kenmerken, en in het bijzonder met onze drie buurlanden. 2. Waarom hebben we een efficiëntere overheid nodig? Er zijn tal van redenen om te pleiten voor een efficiëntere overheid. Ten eerste is het noodzakelijk om weer tot een gezonde budgettaire toestand te komen, in het bijzonder een overheidsschuldgraad die het mogelijk maakt om de toekomstige uitdagingen aan te gaan, met name op het vlak van de kosten die voortvloeien uit de vergrijzing van de bevolking. In die context van begrotingssanering, en rekening houdend met de belastingdruk in België die tot de hoogste in Europa behoort, moeten de verschillende overheden zich in de eerste plaats over hun eigen werking buigen in plaats van eens te meer de gezinnen en de ondernemingen aan te spreken. Ten tweede kunnen de middelen die dankzij efficiëntiewinsten worden ‘bespaard’ ook gedeeltelijk opnieuw in de economie worden geïnjecteerd, bijvoorbeeld door meer overheidsinvesteringen zoals in wegen- en spoorinfrastructuur, telecom- en energie-infrastructuur, enz. Die investeringen vertegenwoordigen namelijk maar een heel klein deel van de Belgische overheidsuitgaven (3,3% tegenover gemiddeld 4,7% in onze drie buurlanden)2. Kortom, een efficiëntere overheid is van cruciaal belang om ons concurrentievermogen te verbeteren. Efficiëntie en concurrentievermogen zijn namelijk nauw met elkaar verbonden: door de overheidsmiddelen optimaal aan te wenden, kunnen immers middelen worden vrijgemaakt die opnieuw in de economie kunnen worden geïnvesteerd (bijvoorbeeld belastingverlagingen, grotere overheidsinvesteringen enz.) en kan zo het concurrentievermogen worden opgevoerd. 1 In 2013 bedraagt het verschil t.o.v. de hele eurozone 4,6 procentpunten van het bbp (bron: NBB). 2 OESO, ‘Panorama des administrations publiques 2013’ 2 Global Competitiveness Index, 1-7 (best) Verband tussen concurrentievermogen en efficiëntie van de overheid (bron: WEF 2015-2016) 7 6 5 4 3 2 1 1 2 3 4 5 6 7 Wastefulness of government spending, 1-7 (best) 3. Werkingskosten van de overheid: feiten & cijfers In België gaat een heel groot deel van de middelen naar werkingskosten (bezoldigingen van personeel en intermediair verbruik), die goed zijn voor 15,2% van het bbp3 in 2014. In geen enkel ander land ligt dit aandeel nog hoger. In Duitsland daarentegen bedragen de werkingskosten 10,6% van het bbp, en in Ierland slechts 8,3%. Overheidsuitgaven in 2014 (% bbp; bron: Eurostat) 70 60 1,2 2,2 1,5 50 3,2 2,5 4,9 0,7 4,6 4,0 1,4 40 42,1 42,1 30 42,0 36,7 3,4 1,8 2,7 0,4 4,0 37,9 33,6 38,6 35,7 32,5 31,7 29,9 31,9 30,0 30,7 20 10 14,8 13,0 12,5 15,2 FI FR DK BE 0,6 26,3 22,5 12,2 13,2 12,4 10,9 14,2 13,1 11,2 10,6 11,2 11,3 8,3 10,6 AT PT SE IT GR NL ES DE UK LU IE CH 0 Werkingskosten Andere Rentelasten 3 De werkingskosten m.b.t. sociale bescherming en gezondheidszorg zijn opgenomen in de categorie ‘sociale uitgaven’. Die kosten zullen hier niet worden bestudeerd, aangezien ze een aparte studie vergen. In sommige landen, waaronder België, zijn ziekenhuizen en rusthuizen niet in de institutionele sector van de overheid ondergebracht terwijl dit in andere landen wel het geval is. Dit verschil in classificatie van de gezondheidszorginstellingen tussen landen, wegens bijzonderheden in de financieringswijze, heeft gevolgen voor de internationale vergelijking en leidt tot interpretatiemoeilijkheden. Zie: Federaal Planbureau (2010), ‘Structuur en evolutie van de publieke werkgelegenheid in België’, WP 19-10. 3 Volgens de Europese statistische methodologie kunnen de overheidsuitgaven worden gerangschikt op basis van tien functies. We houden hier evenwel geen rekening met de functies ‘sociale bescherming’ en ‘gezondheidszorg’, aangezien we deze volledig onder de sociale uitgaven hebben ondergebracht (en dus geen werkingskosten uitmaken). In de volgende grafiek worden de werkingskosten uitgesplitst over de resterende acht functies. We stellen vast dat vier van die functies, nl. algemene overheidsdiensten, openbare orde en veiligheid, economische zaken en onderwijs, samen al 85% van de totale werkingskosten vertegenwoordigen. Om die reden zullen we ons in onze verdere analyse voornamelijk concentreren op die vier hoofdfuncties. Werkingskosten per functie (% 2014; bron: Eurostat) 5% 4% 1% Onderwijs 5% Algemene overheidsdiensten Economische zaken 38% 12% Openbare orde en veiligheid Defensie 14% Cultuur 21% Milieubescherming Huisvesting en collectieve voorzieningen Wanneer de verdeling per bevoegdheidsniveau wordt onderzocht, stellen we vast dat, alles samen genomen, de werkingskosten m.b.t. deze vier functies voor ruim de helft aan de Gewesten en de Gemeenschappen kunnen worden toegeschreven. Het aandeel van het federale niveau in deze uitgaven bedraagt daarentegen ‘slechts’ 16%. Dit komt hoofdzakelijk doordat onderwijs een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschappen en de lokale overheden (gemeenten en provincies) is. De uitgaven voor economische zaken komen ook grotendeels voor rekening van de gewesten (66%). Bij de algemene overheidsdiensten zijn de werkingskosten meer gelijkmatig over de drie bevoegdheidsniveaus verdeeld. Werkingskosten per bevoegdheidsniveau in 2014 (bron: Eurostat) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Lokale overheden Gewesten&Gemeenschappen Federaal Algemene Openbare orde en overheidsdiensten veiligheid Economische zaken Onderwijs 4 Conclusie Rekening houdende met deze vaststellingen stelt het VBO het volgende voor: 1. Afsluiten van een efficiëntiepact tussen de federale, gewestelijke en lokale overheden om te zorgen dat elk niveau bijdraagt tot de broodnodige verhoging van de overheidsefficiëntie. Daarin dient o.a. een concrete doelstelling inzake efficiëntieverbetering per beleidsniveau te zijn opgenomen in lijn met het door de HRF uitgetekende pad richting begrotingsevenwicht. 2. Uitwerken van een concreet meerjarenplan op het federale niveau om de onder 1) afgesproken efficiëntieverbeteringen te realiseren in de sociale zekerheid en in de federale overheidsdiensten. Daartoe dient er bij elke SZ-instelling en federale overheidsdienst eerst een efficiëntie-audit te worden uitgevoerd die aangeeft welke taken niet meer dienen te worden uitgevoerd omwille van maatschappelijke of technologische evoluties, welke taken beter kunnen worden uitbesteed aan de privé-sector, en welke taken efficiënter kunnen worden uitgevoerd. Op basis van deze audit dient vervolgens met elke overheidsdienst een efficiëntieverbeteringsplan te worden afgesproken waarvan de uitvoering wordt opgevolgd door het Federale Auditcomité en/of het Rekenhof. Om dit efficiëntieplan te kunnen realiseren dienen de administraties meer verantwoordelijkheden en vrijheidsgraden te krijgen inzake personeelsbeleid, IT-beleid, gebouwenbeheer en dient ook een budget te worden voorzien voor up-front-investeringen. Eventueel kan een deel van de gerealiseerde efficiëntiewinsten ook geherinvesteerd worden in nieuwe projecten die de efficiëntie of de kwaliteit van de dienstverlening in de overheidsdienst in kwestie kunnen verbeteren (efficiëntie-dividend). 3. Bijzondere aandacht besteden aan mogelijke maatregelen inzake administratieve vereenvoudiging en informatisering van de overheid. Verouderde wetten en regels moeten waar nodig worden aangepast om overheidsdiensten toe te laten op een moderne en efficiënte manier te functioneren. Het VBO ziet alvast enkele concrete mogelijkheden om te komen tot efficiëntieverbeteringen op volgende domeinen: 1. Besparingen realiseren in de administratiekosten van de overheid door in alle overheidsdiensten zo snel als mogelijk over te schakelen op elektronische facturatie en elektronische aangetekende zendingen. 2. Besparingen realiseren in de administratiekosten van de federale overheid en de sociale zekerheid door de bestaande 35 à 40 overheidsdiensten te fusioneren tot nog maximaal 10 à 15 grotere entiteiten. 3. Vereenvoudigen van de subsidies aan bedrijven en verenigingen. Alle subsidiesystemen die gepaard gaan met het opstellen van een uitgebreid dossier, dienen te worden geëvalueerd op hun nut, maatschappelijke meerwaarde en “dead weight loss”. 4. Vereenvoudigen van de fiscaliteit inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting, BTW en accijnzen om zo de nalevingskosten voor burgers, bedrijven en overheid drastisch te verlagen. 5. Efficiëntiewinsten boeken in de afdeling patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën via informatisering en modernisering. 6. Efficiëntiewinsten boeken in politie en justitie o.a. door te zorgen voor een digitale informatiedoorstroming van de politie naar het gerecht en omgekeerd. 7. Efficiëntiewinsten boeken bij de NMBS en de regionale vervoersmaatschappijen o.a. door treinen en bussen enkel nog in te zetten op lijnen waar de bezetting voldoende hoog is en op andere lijnen voluit inzetten op innovatieve, betaalbare, collectieve vervoersmodi. 8. De economische wetgeving (o.a. voor startende ondernemingen, voor openingstijden of solden in de handel of inzake voedselveiligheid) vereenvoudigen zodat ondernemerschap en 5 nieuwe economische modellen meer kansen krijgen en de overheid zich niet langer bezighoudt met absurde controles op dynamische ondernemers. 9. Besparingen realiseren in de Sociale Zekerheid door de vele regimes voor vrijwillig nietwerken van overheidswege (o.a. tijdskrediet, loopbaanonderbreking) minder te gaan subsidiëren/aanmoedigen. 10. Besparingen realiseren in de administratiekosten van de gezondheidszorg door de informatisering van alle onderlinge stromen tussen zorgverstrekkers en verzekeringsinstellingen zo snel mogelijk te verplichten. 6