PROFESSIONELE ONTWIKKELINGSLIJN

advertisement
PROFESSIONELE ONTWIKKELINGSLIJN
Module 1.2 De leerling
Vakcode
Administratie code
Studielast/ -punten
Ingangseis
Studiejaar
Periode(n)
Onderwijsinstituut
Docent(en)
Onderdeel van
MTPO1.2.
3
Geen ingangseisen
1
Semester 1, periode 2
HvA Onderwijs en Opvoeding
PO docenten Dineke de Rijk en John Macco
Bachelor Mens en Technologie 2e graad
Leerdoelen
 de student ontwikkelt op basis van de adolescentiepsychologie een
kennisbasis/gedragsrepertoire om met leerlingen om te kunnen gaan voor zijn interpersoonlijke, pedagogische en didactische competenties.

De student ontwikkelt persoonlijke vaardigheden om de koppeling te kunnen maken
tussen de theoretische kennisbasis over de adolescent en de praktijk van lesgeven op de
(stage)-school.

De student vormt zich een duidelijk beeld van de dilemma’s, waarmee de docent
geconfronteerd wordt als het gaat om het lesgeven aan pubers.

De student brengt ordeproblematiek in verband met ontwikkelingen tijdens de
adolescentiefase van leerlingen en groepen leerlingen.

De student ontwikkelt observatievaardigheden, waarmee hij de koppeling kan maken
tussen de kennisbasis en het gedrag van pubers en adolescenten in de praktijk op de
(stage)-school.

De student leert een interview te ontwikkelen, uit te voeren bij en te
analyseren/interpreteren.
Koppeling generieke kennisbasis
De module is gekoppeld aan de volgende onderdelen van de generieke kennisbasis (algemene
beroepsvoorbereiding / professionele ontwikkelingslijn):
 Kennis van de leerling, specifiek t.a.v.
1. de leerling in ontwikkeling
2. gezondheid en welzijn
3. de sociale leefwereld
 kennis van het leren en van de ontwikkeling, specifiek t.a.v.
1. onderwijs- en leerprocessen
2. opvoeden op school
 kennis van onderwijsinhouden
Koppeling SBL-competenties
De module levert een bijdrage aan de volgende SBL-competenties:
1
1. interpersoonlijk handelen,
2. pedagogisch handelen
3. (vak)-didactisch handelen,
7 (zelf)reflectie en reflecteren op het leren van de leerling.
De curriculumlijn Professionele Ontwikkeling (PO-lijn) onderscheidt op basis van de generieke
kennisbasis drie ontwikkellijnen:
1. De leerling.
Centraal in deze lijn staan de onderwerpen:
Wie zijn mijn leerlingen? Hoe leert de leerling? Hoe ga ik om met verschillende
leerlingen?
2. Het leren en de ontwikkeling van de leerling
In deze lijn komen aan de orde:
- Instructievormen, vakdidactiek, formatieve en summatieve evaluatie
- Kennis van het domein technologie in het voortgezet onderwijs, technologische
onderwijsleerprogramma ‘s, innovaties, leerinhouden, enz.
3. Het leerproces van de leraar
In deze lijn komen onderwerpen aan de orde die samengevat kunnen worden met de
term ‘professional development’. De student legt verband tussen de praktijk, de
theoretische uitgangspunten van die praktijk en theoretische achtergronden en
concepten.
In deze lijn komen aan de orde:
- De eigen visie op het beroep en het technologisch onderwijs
- Het leren in de praktijk, reflectiemethoden
- De onderzoekende leraar
De module De leerling is gebaseerd op ontwikkellijn 1: de leerling en de omgang met de leerling.
De module integreert de opname van kennis van de leerling in een pedagogisch repertoire door
middel van reflecteren en het kunnen plaatsen van de leerling in een vakdidactisch kader binnen
technologisch onderwijs.
Inhoud
In de module De leerling bestudeert de student adolescentiepsychologie in de context van de
school. De module verdiept het inzicht in wat er met pubers gebeurt op verschillende terreinen en
hoe zich dat uit op school. Er wordt aandacht besteed aan identiteitsontwikkeling, cognitieve
ontwikkeling en seksuele ontwikkeling. Hierbij wordt steeds gevraagd: hoe zien we dat op school
terug? wat merken we ervan in de klas? hoe kunnen we nu, rekening houdend met die
adolescentieproblematiek, voor deze leeftijdsgroep een optimale leeromgeving creëren? Met
deze vragen in het achterhoofd voert de student observatieopdrachten uit op zijn school in het
kader van werkplekleren.
Tegelijkertijd besteedt de module aandacht aan het groepsgedrag van pubers op school. Hoe
gaat de docent om met een klas? Hoe houdt hij orde? Hoe gaat hij om met conflicten?
In de module voeren de studenten observaties uit, waarbij observatie-instrumenten gebruikt
worden. Het observeren zal zich richten op de leerlingen tijdens een les. De student zal via
observaties antwoorden proberen te krijgen op van te voren geformuleerde vragen, die zich
richten op het gedrag van de leerlingen.
2
Leerinhouden

Identiteit,persoonlijkheid en motivatie

Invloed van omgeving, gezin

Jeugdland

Betekenis van leeftijdsgenoten

Groepsgedrag van pubers in de klas

Omgaan met groepen leerlingen

Cognitieve ontwikkeling, fasen, puberbrein

Seksuele ontwikkeling, opvattingen en dilemma’s, liefde

Ontwikkeling emotionele intelligentie

Morele ontwikkeling en gewetensvorming

Observeren van leerlingen
Onderzoekslijn
De onderzoekslijn in leerjaar 1 wordt voortgezet door het uitvoeren van observaties bij leerlingen
in de klas op de stageschool. De student ontwerpt binnen zijn projectgroep een
observatieschema (classificaties). De uitgevoerde observaties worden geïnventariseerd,
geanalyseerd en geïnterpreteerd. De student leert een verslag schrijven van zijn observaties.
Aanbevolen voorkennis
Voor het volgen van deze module dient het boek Basisprincipes praktijkonderzoek van Harinck
globaal gelezen te zijn. Het verdient aanbeveling de module Leren gevolgd te hebben.
Onderwijsvorm
In de PO-curriculumlijn werkt de student aan zijn persoonlijke groei en aan zijn repertoire. Tussen
de twee onderdelen moet een nauwe relatie bestaan. Het PCK-model (Pedagogical Content
Knowledge) geeft structuur aan activiteiten, die uitgevoerd worden in de andere curriculumlijnen;
leerervaringen worden vastgelegd in een persoonlijke groeilijn met de competenties als basis.
Belangrijk is dat de student eigen ervaringen in kan brengen om zo zijn eigen praktijk te koppelen
aan ervaringen van anderen en aan algemeen aanvaarde concepten en theorieën. Deze manier
van werken bereidt de student ook verder voor op de onderwijspraktijk als beginnend docent: de
docent, die zich verder in de eigen praktijk met anderen ontwikkelt van beginner tot professional.
De werkvormen, die gehanteerd worden tijdens de contacturen en de projecturen zijn:

instructievormen; onderwijsleergesprekken, groepsgesprekken, discussie.

opdrachtvormen; observaties plegen, zelfstandig werken aan opdrachten over de leerling,
een referaat presenteren en het bijhouden van een logboek in het persoonlijke portfolio,
werken in projectgroepen.
3

korte inleidingen in de theorie over de leerling
Onderwijstijden
De module wordt uitgevoerd in 10 weken. Iedere week kent zes uur contacttijd in de plenaire
groep. Totaal 60 contactuur.
Daarnaast wordt er in de module per week twee blokken van vier lesuren individueel of in
projectgroepen van 3 à 4 studenten gewerkt aan het ontwikkelen, uitvoeren van de opdrachten.
Totaal 80 uur projectwerk.
Totale studiebelasting van de module: 120 uur.
Studiemateriaal
Verplichte literatuur
 Geel van, V. De orde in orde vernieuwd, 2006 Bekadidact
 F. Harinck, Basisprincipes praktijkonderzoek, uitg. Garant (2009)
 Wal van der, J. Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding, 2006 3e druk Coutinho

internet, literatuur m.b.t. de seksuele, cognitieve, emotionele en morele ontwikkeling van
adolescenten

internet: literatuur m.b.t. observeren en observatietechnieken
Aanbevolen literatuur
- Opgroeien en de school, Handleiding voor studenten, Wietske Miedema, Henk Brouwer (op de
website van HvA Onderwijs en Opvoeding, onder ABV).
Planning
De moduleplanning per week:
week 1
week
2
week
3
week
4
week 5
Identiteit,persoonlijkheid
en motivatie
Invloed van omgeving,
gezin
Betekenis van
leeftijdsgenoten
week
7
week
8
week 9
week 10
Seksuele
ontwikkeling,opvattingen
en dilemma’s, liefde
Introductie
Ontwikkelingspsychologie,
puberteit en
adolescentie
week
6
Reflectie,
portfolio
Emotionele intelligentie
Afronden
Morele ontwikkeling en
gewetensvorming
producten
Reflectie,
portfolio
Cognitieve ontwikkeling,
fasen, puberbrein
Observeren oefenen
Observeren en
4
van leerlingen
uitwerken observaties
Week 1 Introductie ontwikkelingspsychologie: puberteit en adolescentie
De docent geeft een inleiding over (ontwikkelings)psychologie en ontwikkelingsfasen van baby tot
volwassene. Wat houdt psychologie in en wat is de betekenis ervan voor de leraar? Enkele
aspecten van de historie van ontwikkelingspsychologie, jeugdland.
Week 2-4 De adolescent
De student bestudeert binnen zijn projectgroep onderstaande leerinhouden:
Identiteit,persoonlijkheid en motivatie, invloed van omgeving en gezin, jeugdland, betekenis van
leeftijdsgenoten, groepsgedrag van pubers in de klas, omgaan met groepen leerlingen, cognitieve
ontwikkeling, fasen, puberbrein.
Er wordt aandacht besteed aan de onderzoekstechniek observeren en de student voert op de
praktijkschool observaties uit naar het gedrag van leerlingen. In de lessen leert de student het
toepassen van een aantal uit de literatuur gehaalde observatieschema’s. De student leert
observaties te vergelijken, analyseren en interpreteren.
Week 5 Reflectie en portfolio
Zelfstandig werken aan portfolio. De studenten schrijven teksten waaruit blijkt hoe zij hun kennis,
vaardigheden en houding hebben ontwikkeld. Zij voegen bewijsmateriaal toe, waaruit blijkt dat zij
hun ontwikkeling kunnen staven.
Week 6-8 De ontwikkeling van adolescenten
De student bestudeert binnen zijn projectgroep onderstaande leerinhouden:
Seksuele ontwikkeling, opvattingen en dilemma’s, liefde, emotionele intelligentie, morele
ontwikkeling en gewetensvorming
Week 9 Producten
In week 9 werkt de student aan zijn producten, die in de elektronische leeromgeving worden
geplaatst. De producten zijn:

week 1 t/m 4 beschrijving persoonlijke ontwikkeling aan de hand van het studieboek
v.d.Wal, Identiteitsontwikkeling, hoofdstuk 1 t/m/ 4.

Referaat schrijven over cognitieve ontwikkeling, het puberbrein aan de hand van
literatuur (v.d. Wal en internet).

observaties doen i.v.m. de seksuele, emotionele en morele ontwikkeling van leerlingen
aan de hand van voorafgestelde criteria uit Harinck, Basisprincipes praktijkonderzoek.
Vormgeven van de uitgewerkte observaties; reflectieverslagen per lesweek.

5
De peer group stelt per product in overleg met de docent de criteria op waaraan het product dient
te voldoen.
Week 10 peer assessment
Afronding van de module. De student presenteert de ontwikkelde producten aan de peer group.
De peer group ondervraagt de student t.a.v. de bewijsvoering van zijn resultaten.
Toetsing en beoordeling
De student presenteert tijdens een peer assessment in 45 minuten zijn producten aan de peer
group. Deze beoordeelt de kwantiteit en kwaliteit van de producten aan de hand van door de peer
group i.o.m. de docent vastgelegde criteria per product.





Beschrijving persoonlijke ontwikkeling
Referaat over cognitieve ontwikkeling, het puberbrein
Observaties d.m.v. waarnemingen beschrijven
Observaties analyseren en interpreteren
Reflectieverslagen per lesweek
De vijf producten dienen ieder afzonderlijk met een voldoende beoordeeld te worden en wel met
het cijfer zes of meer. Bij onvoldoende resultaat van een product dient een herkansing
afgesproken te worden in week 10 van de volgende periode.
Het eindcijfer van de module wordt bepaald door de cijfers van de vijf producten op te tellen en te
delen door vijf.
Portfolio
In week 10 werken de studenten hun portfolio bij.
De studenten schrijven teksten waaruit blijkt hoe zij hun kennis, vaardigheden en houding hebben
ontwikkeld. Zij voegen bewijsmateriaal toe waaruit blijkt dat zij hun ontwikkeling kunnen staven.
Zie: aanwijzingen bij het schrijven van een reflectieverslag in module 1.1.
6
Download