Het Bijwoord (ADVERB) en het Bijvoeglijk Naamwoord (ADJECTIVE) Bijvoeglijke naamwoorden zeggen altijd iets over een zelfstandig naamwoord Vb: She has got a blue bike Het woordje BLUE beschrijft het woordje Bike en aangezien BIKE een zelfstandig naamwoord is wordt BLUE automatisch een bijvoeglijk naamwoord. Bijwoorden zeggen meestal iets over een WERKWOORD (over de manier waarop iets gebeurt). Soms beschrijven bijwoorden een bijvoeglijk naamwoord en soms een ander bijwoord in de zin. Een bijwoord maak je op de volgende manier: Bijvoeglijk naamwoord + -LY VB Beautiful + -LY = BEAUTIFULLY Dit is de basisregel voor het vormen van een bijwoord. VB: She sings beautifully ( beautiful beschrijft het werkwoord , de manier waarop ze zingt, dus wordt het een bijwoord) He drives carefully ( careful beschrijft de manier waarop hij rijdt, dus het werkwoord drive, en dan wordt het dus een bijwoord door er –ly achter te plakken) Er zijn natuurlijk uitzonderingen!!!!!!! Er is een aantal woorden die zowel als bijvoeglijk naamwoord en als bijwoord er het zelfde uitzien. De woorden veranderen dus niet en je plakt hier dus geen –LY achter. Fast Low High Straight Hard Long Wrong Deep Far Much Little Daily Weekly Monthly Late Near VB: He drives fast ( FAST beschrijft hier de manier waarop hij rijdt, dus je zou denken dat je er –LY achter moet plakken om er een bijwoord van te maken, bij het rijtje hierboven doe je dat nou juist niet en laat je FAST zo staan zoals het er nu staat) Er is een aantal woorden uit het rijtje hierboven waar je wel -LY achter kunt plakken maar dan verandert de betekenis van het woord. VB: Late (laat) Near (dichtbij) LATELY (onlangs) NEARLY (bijna) Er zijn ook woorden die van zichzelf al op –LY eindigen zonder dat ze bijwoorden zijn, als je deze woorden wel wil gebruiken als bijwoord doe je dit op een andere manier: Je plakt er dus niet volgens de basisregel –LY achter want dan zou je het volgende krijgen: VB: He spoke to me friendly + LY= He spoke to me FRIENDLYLY Dit kan dus niet en je gaat in zo’n geval als volgt te werk: VB: He spoke to me in a friendly way In tegenstelling tot wat we eerder besproken hebben krijg je na de volgende werkwoorden GEEN bijwoord maar een bijvoeglijk naamwoord: BE, SEEM, APPEAR, LOOK, SOUND, TASTE, FEEL, SMELL Kom je dus een van deze werkwoorden tegen in de zin dan gebruik je altijd een bijvoeglijk naamwoord. VB: He sounds angry (ANGRY beschrijft hier het werkwoord Sound, dus zou je denken dat je er een bijwoord van moet maken, echter sound is een van de werkwoorden waarbij je er altijd een bijvoeglijk naamwoord van maakt.) Er zijn een aantal bijvoeglijke naamwoorden die een totaal afwijkend bijwoord hebben; de belangrijkste hiervan is: GOOD – Bijvoeglijk naamwoord WELL - Bijwoord He drives well He is a good driver