presentatie Leesvaardig

advertisement
Leesvaardig
Examentraining
Tekstopbouw
Een tekst bestaat uit drie delen:
1. Inleiding (meestal de eerste alinea)
2. Kern (middenstuk)
3. Slot (meestal de laatste alinea)
Inleiding
Een inleiding kan bestaan uit:
• Een kort grappig verhaal
• Een deskundige voorstellen
• Een samenvatting geven
• De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen
• Een korte geschiedenis van het onderwerp schetsen
• Een opvallend standpunt innemen
• Enkele belangrijke uitspraken over de tekst doen
• Aangeven wat het probleem of het onderwerp is dat wordt besproken
Slot
Een slot kan bestaan uit:
• Het belangrijkste in de tekst samenvatten
• Een conclusie trekken
• Een advies geven
• Een nieuw gezichtspunt naar voren brengen
• Een voorspelling doen
• Een oproep aan de lezer doen
• Een waarschuwing geven
Citeren
Als je volgens de opdracht iets moet citeren, betekent dat een stuk
letterlijk uit de tekst overnemen. Als het om een lange zin gaat, mag je
de eerste twee en de laatste twee woorden opschrijven. Ertussen zet je
puntjes of t/m. Daar achter zet je de regelnummer(s).
Bv: “Uit deze …… weerstand ontwikkelen” regel 20 – 22 of
“Uit deze t/m weertand” regel 20 - 22
Een geciteerd stuk uit de tekst noemen we een citaat.
Tekstdoelen
Schrijvers kunnen verschillende bedoelingen met hun tekst hebben.
De volgende tekstdoelen zijn mogelijk:
• Informeren
• Overtuigen (denken)
• Mening geven
• Tot handelen aansporen (je moet iets doen)
• Gevoelens tot uitdrukking brengen
• Adviseren
• Waarschuwen
• Amuseren
Deelonderwerpen
Het middenstuk van een tekst beschrijft het onderwerp. Dit
middenstuk is verdeeld in alinea’s. Het onderwerp van een tekst
bestaat uit verschillende deelonderwerpen.
In deelonderwerpen komen verschillende kanten van het onderwerp
aan bod. In elke nieuwe alinea kan een nieuw deelonderwerp worden
beschreven, maar het komt vaker voor dat verschillende alinea’s samen
over een deelonderwerp gaan. Dan horen twee of drie alinea’s bij
elkaar
Deelonderwerpen (vervolg)
Bijvoorbeeld: het onderwerp van de tekst is doping in de sport.
Het middenstuk kan dan zo zijn opgebouw:
1. De oorzaken van sportdoping - al 2 t/m 4
2. De soorten sportdoping
- al 5 t/m 6
3. De gevolgen van doping
- al 6 t/m 10
Boven elk deelonderwerp kun je een soort titel zetten. Dit noemen we
een KOPJE
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is van een tekst is het belangrijkste van het
middenstuk (kern). De hoofdgedachte kun je samenvatten in één zin. Je
moet bij het vaststellen van de hoofdgedachte goed nagaan of deze
voor de hele tekst geldt.
• Vraag je zelf af: waar gaat het middenstuk over
• Alle deelonderwerpen (kopjes) vormen samen de hoofdgedachte
Bij examenteksten hoef je nooit zelf een hoofdgedachte te bedenken.
Je moet kiezen uit een aantal mogelijkheden. Meestal bevatten de
foute antwoorden de hoofdgedachte van een deel van de tekst en niet
van de hele tekst.
Publiek
Een tekst is voor een bepaald publiek bestemd. Uit het onderwerp van
de tekst kun je vaak afleiden voor wie de tekst bestemd is.
Voorbeelden:
• Een tekst over rollators is voor ouderen
• Een tekst over discotheken is voor mensen tussen de 18 en 40 jaar
• Een tekst over de middelbare school is voor jongeren tussen de 12 en
18 jaar
Alineaverbanden
Het middenstuk van een tekst bestaat uit alinea’s. Die alinea’s hebben vaak
verband met elkaar.
De belangrijkste alinea verbanden zijn:
• Tegenstelling: wat in de ene alinea staat vormt een tegenstelling met de andere
• Opsomming: twee of meer alinea’s vormen een opsomming, b.v. eerst een
voorbeeld noemen en in de volgende alinea nog één
• Oorzaak: een alinea noemt een oorzaak van wat er in een vorige alinea is verteld
• Gevolg: een alinea noemt een gevolg van wat er in de vorige alinea is beschreven
• Voorbeeld: een alinea noemt een voorbeeld bij wat er in een vorige alinea is
beschreven
Alineaverbanden (vervolg)
•
•
•
•
Uitleg: een alinea geeft een uitleg bij een vorige alinea
Uitwerking: een alinea werkt verder uit (gaat er verder op door)
Reden: een alinea noemt een reden bij het gestelde in de vorige alinea
Argument: een alinea noemt een argument bij het gestelde in de vorige
alinea
• Conclusie: een alinea noemt een conclusie bij wat er eerder is verteld
• Samenvatting: een alinea geeft een samenvatting van wat eerder is
beschreven
Signaalwoorden bij alineaverbanden
• Tegenstelling: maar, echter, integendeel, enerzijds… anderzijds
• Opsomming: en, ook bovendien, verder, nog, daarnaast, ten eerste,
ten tweede
• Oorzaak: daardoor, zodat, waardoor, dat komt door
• Gevolg: het gevolg is, dat leidt ertoe dat, hierdoor
• Voorbeeld: bijvoorbeeld, zo
Signaalwoorden bij alineaverbanden (vervolg)
• Uitleg: met andere woorden, dat zit zo in elkaar
• Uitwerking: als we dat nader bekijken, verder
• Reden: omdat, want, dus, daarom, de reden is
• Argument: een argument hier voor is, de reden is, omdat, want
• Conclusie: dus, concluderend, alles overziend, alles op een rijtje gezet
• Samenvatting: kortom, samenvattend
Feit, mening en argument
In teksten kunnen feiten en meningen voorkomen.
1. Feiten zijn zaken die controleerbaar zijn en los staan van een
persoonlijke mening over iets.
2. Meningen geven aan wat iemand van iets vindt.
Soms zijn meningen vermomd als feiten. Als iemand schrijft “Die cd is
prachtig”, lijkt dit een feit, maar het is een mening, want anderen
kunnen die cd niet prachtig vinden.
Feit, mening en argument (vervolg)
In teksten kunnen meningen op verschillende manieren gebruikt
worden:
1. De schrijver geeft alleen zijn eigen mening
2. De schrijver beschrijft de mening van anderen
3. De schrijver geeft zijn eigen mening en die van anderen
Als iemand een mening over iets heeft, kan hij uitleggen waarom hij er
zo over denkt. Hij geeft een reden. Een ander woord voor reden is
argument.
Beeld en opmaak
Een afbeelding (illustratie) bij een tekst kan verschillende functies
hebben. De belangrijkste zijn:
1. De afbeelding trekt de aandacht en is alleen versiering.
2. De afbeelding helpt je bij het beter begrijpen van de tekst, maar je
kunt de tekst ook begrijpen zonder de afbeelding
3. De afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen
4. De afbeelding voegt inhoudelijk iets nieuws toe aan de tekst: de
afbeelding Laat iets zien wat niet in de tekst is besproken
Beeld en opmaak (vervolg)
De opmaak van teksten kan erop gericht zijn de aandacht van de lezer
te trekken. Dit kan op de volgende manieren:
1. Opvallende en verschillende lettertypes gebruiken.
2. Opvallende foto’s of tekeningen gebruiken
3. Een opvallende tittel of kop gebruiken
Download