Week 11 – Training vitaal bedreigd

advertisement
Week 11 – Training vitaal bedreigd (vervolg)
-
Onderwerpen thema vitaal bedreigd:
Communiceren
RSVP/SBAR
Onderwerpen thema overig:
- Eerste hulp bij (dreigend) flauwvallen
- Hyperventilatie
- Epilepsie
Algemene oriëntatie op het thema vitaal bedreigd:
Lees de algemene oriëntatie van het thema vitaal bedreigd en maak de
test.
A. Oriëntatie onderdeel: communiceren
-
Formuleer antwoorden op leerdoelen 1 t/m 5 en neem je uitwerkingen
mee naar de les
Voorbereiden practicum
- Bekijk de werkwijzefilm over de RVSP methode.
-
Maak opdracht 1: vanwege communicatiefout geen OK.
Communiceren
5-3-2015 21:26:00
Leerdoelen 1 t/m 5
Ik kan:
- onder elke omstandigheid met een arts helder communiceren;
- communiceren volgens de RSVP methode;
- in een gesprek met een arts een professionele inbreng hebben;
- mij in een gesprek met een arts pro-actief opstellen;
- samenvatten wat de vervolgstappen m.b.t. de cliënt zullen zijn;
Opdracht 1
Je werkt op de afdeling Chirurgie. Vandaag zal mevrouw Jans geopereerd
worden aan haar darmen. Zij staat als eerste gepland voor de OK. Je
collega van de nachtdienst heeft mevrouw helemaal klaar gemaakt voor
de OK. Als je op haar kamer komt, zie je dat de sondevoeding nog
aanhangt. Je kijkt bij de opdrachten en ziet dat de arts niet de opdracht
heeft gegeven om de voeding te stoppen zodat mevrouw Jans nuchter is
voor de buik OK. Je besluit de arts te bellen. Als je hem aan de telefoon
krijgt word je afgesnauwd dat "de zusters ook alles voorgekauwd moeten
krijgen..."
Op welke manier zou je met de arts constructief kunnen
telefoneren?
Je belt de arts en legt de situatie uit. Hiervoor kun je bijvoorbeeld de RSVP gebruiken.
communicatiemethode waarbij op basis van de stappen Reason, Story, Vital signs en P
wordt gecommuniceerd. In deze situatie kun je de arts uitleggen dat de cliënt de hele
sondevoeding heeft gehad. Je kunt daarbij ook vertellen dat de arts niet had voorgesch
stoppen.
Zou je je collega van de nachtdienst een briefje kunnen schrijven
met daarin beschreven dat mevrouw niet voor OK is geweest
omdat ze niet nuchter was? Motiveer je antwoord
Het is niet verstandig om een briefje in het postvakje van je collega te
leggen. Schriftelijke communicatie heeft als nadeel dat een directe reactie
ontbreekt. Je kunt je niet verdedigen of de situatie uitleggen. Daarnaast
is het nogal onpersoonlijk. De verpleegkundige die de sondevoeding niet
heeft gestopt voelt zich misschien heel vervelend hieronder. Een
persoonlijk gesprek zou de beste oplossing zijn. Kijk dus in de dienstlijst
wanneer je je collega weer ziet.
Epilepsie
5-3-2015 21:26:00
https://www.youtube.com/watch?v=MqEZO5ACKrw&spfreload=10 >
filmpjee
Wat is epilepsie?
Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen.
Aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de
elektrische prikkeloverdracht in de hersenen. Er zijn veel verschillende
soorten aanvallen. Ook zijn er veel verschillende oorzaken van epilepsie.
Wat gebeurt er tijdens een eleptische aanval?
Alles wat we doen, denken, voelen en waarnemen gebeurt in onze
hersenen. In de hersenen bevinden zich een paar miljard grijze cellen.
Deze cellen hebben zich georganiseerd in allerlei netwerken. Elk netwerk
heeft zijn eigen taak. Zo is er een netwerk dat zich bezighoudt met het
bewegen van de hand, een netwerk voor het zien en een voor taal,
enzovoort. De cellen in de netwerken wisselen voortdurend boodschappen
uit door middel van elektrische pulsjes. Bij epilepsie ontstaat er
kortsluiting in een of meer van de netwerken. De verschijnselen bij een
aanval hangen af van welke netwerken meedoen en kunnen per type
aanval verschillen. Iemand kan vallen, schokken, vreemde bewegingen
maken, iets vreemds ruiken, even afwezig zijn of buiten bewustzijn raken
Oorzaken
Epilepsie ontstaat als een optelsom van factoren. Vaak spelen erfelijke
factoren een rol, in combinatie met omgevingsfactoren. Iemand die door
een ongeval serieuze hersenbeschadiging heeft opgelopen, kan epilepsie
krijgen, ook als er geen epilepsie voorkomt in de familie. Als er wel veel
epilepsie voorkomt in de familie, kan iemand opeens epilepsie krijgen, of
kan een lichtere vorm van hersenbeschadiging al leiden tot epilepsie.
Oorzaak vaak onbekend
In ongeveer 70% van de gevallen vindt men bij nader onderzoek geen
oorzaak. Het kan gebeuren dat er in het EEG (elektro-encefalogram, ook
wel hersenfilmpje genoemd) duidelijke afwijkingen worden gevonden,
maar dat er in de (MRI-)scan op die plaats in de hersenen niets
bijzonders te zien is. Misschien is dan de afwijking te klein om met een
scan te onderscheiden. Soms is er sprake van een stoornis in de functie
van de netwerken en is er daardoor niets te zien; vergelijk het met een
kapotte chip in een elektronisch apparaat. Maar ook als een duidelijke
hersenafwijking op de scan gevonden wordt, is niet altijd duidelijk hoe die
is ontstaan.
Sommige epilepsiesyndromen worden waarschijnlijk veroorzaakt door een
afwijking of beschadiging van de hersenen. Maar deze afwijking of
beschadiging kan (nog) niet worden aangetoond. Dit wordt cryptogene
epilepsie genoemd.
Voorbeelden van mogelijke oorzaken
Epilepsie kan ontstaan door verschillende oorzaken:
- Erfelijkheid of verhoogde aanleg kan een oorzaak zijn van epilepsie.
- Epilepsie kan ontstaan als gevolg van een tekort aan zuurstof in de
-
-
-
-
hersenen, bijvoorbeeld voor of tijdens de geboorte. Maar ook na
hersenletsel als gevolg van een ongeval.
Soms vindt men een afwijking in de structuur (de bouw) van het
hersenweefsel zelf, maar ook van het weefsel dat de hersencellen
steunt (steunweefsel) of voedt (bloedvaten).
Epilepsie kan ontstaan als gevolg van stofwisselingsstoornissen in de
hersencellen, een stofwisselingsziekte of een ontsteking van het
hersenweefsel.
Infecties, zoals hersenvliesontsteking, of een hersenabces, kunnen
epilepsie veroorzaken.
Vaataandoeningen, zoals een herseninfarct of een hersenbloeding
kunnen epilepsie tot gevolg hebben.
Chronisch overmatig alcohol- en drugsgebruik kan de hersenen
beschadigen en aanleiding geven tot aanvallen.
In enkele gevallen is een goed- of kwaadaardige hersentumor de
oorzaak.
Giftige stoffen kunnen epilepsie tot gevolg hebben. Ook het gebruik
van bepaalde medicijnen, met name die in de psychiatrie worden
gebruikt, kunnen aanvallen uitlokken.
Littekenweefsel, ontstaan als gevolg van een (vroeger) doorgemaakte
hersenaandoening (zoals een infectie, een hersenabces, zuurstoftekort,
hersenletsel of na een tumoroperatie) kan verantwoordelijk zijn voor
de epileptische aanvallen. In de rand van het litteken zitten vaak
abnormaal werkende hersencellen die verantwoordelijk zijn voor de
epilepsie.
Uitlokkende factoren
Aanvallen komen vaak onverwachts. De onvoorspelbaarheid wanneer een
aanval komt, is voor veel mensen met epilepsie erg vervelend. Daarom
gaan ze vaak op zoek naar de aanleiding voor hun aanvallen. Als je weet
wat de aanleiding is, kun je immers bepaalde omstandigheden vermijden.
Helaas is er vaak geen aanleiding aan te wijzen. In sommige gevallen is
de aanleiding echter wel helder. Er bestaat dan een duidelijk verband
tussen bepaalde situaties en het krijgen van een aanval. Er zijn dan
uitlokkers, ook wel 'triggers' genoemd, die de kans op een aanval
vergroten.
Bekende uitlokkers van een aanval zijn:
- overmatig alcoholgebruik;
- bepaalde vormen van drugs;
- slaaptekort;
- de periode voor of na spanningen/emoties/stress;
-
de periode voor en tijdens de menstruatie (hormonale veranderingen);
lichtflitsen (bij 3-5% van de mensen met epilepsie);
temperatuurswisseling zoals bij koorts;
het niet innemen van de medicatie.
Soorten aanvallen
Epileptische aanvallen zijn in te delen in twee hoofdgroepen: aanvallen
die uit een deel van de hersenen voortkomen, ook wel partiële epilepsie
genoemd, en aanvallen waarbij de hele hersenen betrokken zijn, ook wel
gegeneraliseerde aanvallen genoemd. Daarnaast zijn er aanvallen
waarvan de oorzaak niet epileptisch is.
- Patriële aanvallen
- Gegeneraliseerde aanvallen
- Niet-epileptische aanvallen
- Status epilepticus
Partiële aanvallen
Bij partiële aanvallen begint de verstoring van de elektrische
prikkeloverdracht in een bepaald gedeelte van de hersenen. Er is een
overmatige ontlading van zenuwcellen op één plek. De plek van deze
ontlading wordt ook wel de epileptische haard of focus genoemd.
Verschijnselen bij partïele aanvallen
De verschijnselen bij partiële aanvallen zijn heel verschillend. Deze zijn
afhankelijk van het gedeelte van de hersenen waarin de stoornis
optreedt. Bij sommige aanvallen blijft iemand bij bewustzijn, bij andere
aanvallen is het bewustzijn verstoord. Een partiële aanval kan zich
uitbreiden naar beide hersenhelften. Dan wordt het een gegeneraliseerde
aanval. In dat geval spreekt men van een secundair gegeneraliseerde
aanval.
Soorten partiële aanvallen
- Eenvoudige patiële aanvallen
- Complex partiële aanvallen
- Secundair gegeneraliseerde aanvallen
Eenvoudige partiële aanvallen
Bij eenvoudig partiële aanvallen blijft de aanval beperkt tot een klein deel
van de hersenen. Het bewustzijn blijft helder. Mensen beseffen dus goed
dat ze een aanval hebben en kunnen vertellen wat ze tijdens een aanval
beleven. De duur kan zeer verschillend zijn, van seconden tot minuten.
Eenvoudig partiële aanvallen zijn soms zo licht dat anderen de aanval niet
opmerken. Onderstaande film geeft een voorbeeld van een eenvoudig
partiële aanval.
Wat gebeurt er tijdens een aanval?
De ervaringen tijdens een eenvoudig partiële aanval zijn heel
verschillend. Iemand kan bijvoorbeeld spiertrekkingen hebben, maar ook
onaangename geuren ruiken. Ook kan het voorkomen dat iemand bleek
wordt, of zich zonder aanwijsbare reden opeens angstig of juist erg blij
voelt. Wat iemand ervaart, is afhankelijk van het deel van de hersenen
dat meedoet. Elk deel van de hersenen heeft zijn eigen taak.
Verschillende vormen van eenvoudig partiële aanvallen:
- Motorische aanvallen: deze aanvallen zijn van invloed op het bewegen.
-
-
Sensorische aanvallen: deze aanvallen zijn van invloed op het zien,
horen, voelen, proeven en ruiken.
Autonome aanvallen: het autonoom zenuwstelsel bestuurt de
inwendige organen (hart, maag darmen) en de huid. Bij autonome
aanvallen komen verschijnselen voor als bleek worden, kippenvel,
transpireren, hartkloppingen, maagkrampen of opstijgende gevoelens
in de buik.
Psychische aanvallen: hieronder verstaat men epileptische aanvallen
met verschijnselen die te maken hebben met de psychische functies,
zoals stemmingsveranderingen (plotseling somber worden),
onverklaarbare angst, vreemde gedachten, waarnemen (hallucinaties)
herinneringen (déjà vu).
Motorische aanvallen
De ontladingen kunnen in de buurt van de motorische centra in de
hersenen liggen. Dit is het gedeelte dat lichaamsbewegingen regelt. Dan
kunnen de aanvallen bestaan uit heel plaatselijke motorische
verschijnselen, zoals trekkingen of schokken in een hand. Soms blijven
deze verschijnselen beperkt tot een of enkele spiergroepen.
Jackson aanval
Een voorbeeld van een motorische aanval is de Jackson aanval. Hierbij
breidt het gebied van de ontlading zich geleidelijk uit, steeds meer
spiergroepen gaan meedoen. De aanval kan bijvoorbeeld beginnen in de
duim en vervolgens overgaan op de hand, de arm, de romp en tenslotte
het been. Een dergelijk verloop noemt men de Jacksonion March en de
aanval een motorische Jackson aanval. Gaat vervolgens ook de andere
lichaamshelft meedoen dan verliest de persoon meestal het bewustzijn en
is de aanval niet meer eenvoudig partieel. Deze wordt dan secundair (in
de tweede plaats) gegeneraliseerd (tonisch-clonische of grote aanval).
Ook kan de aanval zich vanuit de plaats van herkomst zodanig uitbreiden
dat bepaalde spiergroepen zich gaan samentrekken (tonisch). Het lichaam
wordt dan verdraaid of gebogen in de richting van de plaats waar de
samentrekkingen het hevigst zijn. Ook kan de aanval gepaard gaan met
spraakproblemen, knipperen met of wegdraaien van de ogen.
Sensorische aanvallen
Bij sensorische aanvallen zien mensen lichtflitsen, blinde vlekken, of soms
hele taferelen, zoals 'explosies' van kleur en beelden. Ook andere
verschijnselen komen voor:
- Het horen van geluiden: suizen of doofheid, soms woorden of muziek.
- Het proeven van: (meestal onaangename) smaken en geuren.
- Het ervaren van gevoel: plaatselijk tintelen, een doof gevoel of
gevoelloosheid in een bepaald lichaamsdeel.
Autonome aanvallen
Bij autonome aanvallen kan iemand transpireren, blozen, hartkloppingen
of kippenvel krijgen. Ook komt pupilverwijding voor en veranderingen in
de ademfrequentie. Het meest bekend is het zogenoemde 'epigastrische
aura', een raar, soms misselijk makend gevoel in de bovenbuik
(epigastrum) dat opstijgt naar het hoofd.
Psychische aanvallen (vanuit de gevoelsbeleving)
Bij psychische aanvallen kunnen verschillende verschijnselen voorkomen:
- Hallucinaties: het proeven, ruiken, horen of zien van dingen die er niet
zijn.
-
-
-
Emotionele verwardheid: zoals paniekaanvallen die vaak gepaard gaan
met misselijkheid, duizeligheid en een warm gevoel in de maag dat via
de keel omhoog stijgt.
Geheugenstoornissen: het hebben van een gevoel dat iets al eens
eerder gebeurd is (déjà vu) of juist een gevoel dat de wereld compleet
vreemd is (jamais vu).
Droomtoestanden: mensen hebben een onwezenlijk gevoel over
zichzelf of de rest van de wereld.
Overgang naar complex partieel en/of gegeneraliseerd
Een eenvoudig partiële aanval kan overgaan in een complex partiële
aanval en/of gegeneraliseerde aanval. Het bewustzijn raakt dan
verstoord. Als de aanval overgaat in een gegeneraliseerde tonischclonische aanval (grote aanval) spreekt men over een secundair
gegeneraliseerde aanval. Het eenvoudige, partiële begin noemt men aura.
Als de aura lang genoeg duurt, kunnen mensen voorzorgsmaatregelen
nemen voordat de tonisch-clonische (grote) aanval begint.
Complex patiële aanvallen
Bij complex partiële aanvallen is het bewustzijn min of meer verstoord.
De toevoeging complex betekent dat het bewustzijn geheel of gedeeltelijk
verdwenen is. De verschijnselen zijn heel verschillend. Soms heeft
iemand alleen een (sterk) verlaagd bewustzijn, de persoon staart voor
zich uit en reageert niet op aanspreken. Dit wordt vaak verward met
absence. Vaak zijn er automatismen; deze zijn subtiel (friemelen,
smakken), of onrustig (uitkleden, weg willen lopen), of heftig (trappelen,
dreigend of agressief gedrag).
Aura
Complex partiële aanvallen worden vaak voorafgegaan door een aura, dit
is in feite een partieel aanvalletje. Dit partiële begin duurt maar enkele
seconden en bestaat vaak uit een opstijgend gevoel vanuit de
maagstreek, een vreemd onbestemd gevoel dat langs de slokdarm
omhoog trekt. Ook een déjà vu-gevoel (het gevoel dat iets al eerder
gebeurd is) of een gevoel van onwerkelijkheid komt vaak voor. Soms
heeft iemand een vieze smaak in de mond of ruikt iets vreemds. Ook
andere verschijnselen kunnen optreden. Zie bij eenvoudig partiële
aanvallen. Soms blijft het bij deze verschijnselen, soms zet de aanval
door en daalt het bewustzijn verder.
Temporale en frontale aanvallen
Net als bij eenvoudig partiële aanvallen kunnen er, afhankelijk van de
plaats van ontlading, bij complex partiële aanvallen verschillende soorten
aanvallen optreden. De bekendste zijn de temporale aanvallen en de
frontale aanvallen. De temporale aanvallen komen vanuit de
temporaalkwab (slaapkwab) van de hersenen. De frontale aanvallen
komen vanuit de frontaalkwab (voorhoofdskwab) van de hersenen.
Ongeveer driekwart van de complex partiële aanvallen komt vanuit de
temporaalkwab en één kwart vanuit de frontaalkwab.
(Temporaal) complex partiële aanvallen
Het bewustzijn raakt geleidelijk verstoord, eventueel na een aura,
waardoor mensen niet weten wat er gebeurt. Ze reageren nergens op,
zelfs niet op pijnprikkels. Wanneer ze bijvoorbeeld tijdens de aanval in
aanraking komen met hete voorwerpen, voelen ze dat niet en kunnen ze
zich daardoor ernstig branden. Wanneer ze worden aangesproken, volgt
meestal geen reactie en zeker geen juist antwoord. Mensen in de
omgeving worden niet herkend. De blik is starend, het is alsof ze door je
heen kijken. Verder zien ze bleek of lopen rood aan en ze hebben
verwijde pupillen. Vaak is er ook wat speekselvloed.
Automatismen
Sommige mensen vertonen vreemd gedrag tijdens de aanval. Ze
verrichten doelloze handelingen zoals friemelen, plukken, schuifelen,
rondlopen en het openen van kasten en deuren. Deze handelingen
worden automatismen genoemd. Ook kunnen ze vreemde bewegingen
maken met het gezicht: grimassen, tuit- en fluitbewegingen met de
mond, likken en smakken. Sommige mensen hebben obsessies. Zij
kunnen bepaalde gedragingen niet stoppen en blijven bijvoorbeeld een
woord steeds herhalen. Het komt zelfs voor dat deze aanvallen voor een
psychiatrische aandoening worden aangezien.
Voorkom gevaarlijke situaties met zachte hand
Tijdens een (temporaal) complexe partiële aanval kunnen mensen in een
toestand van verlaagd bewustzijn zichzelf in gevaar brengen, bijvoorbeeld
door de straat op te lopen. Plotseling vastpakken of hen met geweld
tegenhouden kan verkeerd worden opgevat. Mensen kunnen zich heftig
verweren en soms zelfs agressief reageren. Dit heeft met het verlaagde
bewustzijn te maken. Het beste is gevaarlijke situaties met zachte hand
te voorkomen. Spontaan agressief gedrag tijdens epileptische aanvallen
komt bijna nooit voor.
Na de (temporaal) complex partiële aanval
Na een paar minuten keert het bewustzijn terug. Vaak volgt eerst nog
een korte periode van desoriëntatie. De meeste mensen hebben dan last
van hoofdpijn of vermoeidheid. Soms zijn er geen klachten. Wanneer er
geen aura is geweest en ook geen hoofdpijn of andere klachten, weten
mensen dikwijls niet dat ze een aanval hebben gehad.
(Frontaal) complex partiële aanvallen
Belangrijke kenmerken van complexe partiële aanvallen vanuit de
frontaalkwab zijn:
- plotseling opkomen en eindigen van de aanval;
- korte duur (secondes);
- bewustzijnsverlies;
-
voor zich uit staren;
het uitstoten van willekeurige klanken (vocalisatie);
tonische (verkrampte) houding van beide armen met repeterende
bewegingen van de armen;
lachen of schreeuwen;
fietsende bewegingen met de beide benen;
wegdraaien van hoofd en ogen.
Aanvallen tijdens de slaap
Een voorbeeld van frontale aanvallen zijn aanvallen die vooral voorkomen
tijdens de slaap en kort duren. Deze aanvallen komen niet vaak voor. Ze
treden vaak meerdere malen per nacht op en verlopen vaak identiek. De
verschijnselen zijn bizar, met schreeuwen, schelden, in de handen
klappen, fietsbewegingen en trappelen met de voeten. Mensen met zo'n
aanval rollen vaak uit bed, krabbelen meteen weer overeind, kruipen
onder de dekens en slapen weer verder. De aanval kan met een
nachtmerrie en vooral met een hysterische aanval verward worden.
Alle complex partiële aanvallen kunnen overgaan in tonisch-clonische
(grote) aanvallen. Dan spreekt men van secundair gegeneraliseerde
aanvallen.
Secundair gegeneraliseerde aanvallen
Elke partiële aanval kan in principe overgaan in een secundair
gegeneraliseerde aanval. De plaatselijke ontlading breidt zich dan uit over
de gehele hersenen, dus beide hersenhelften, links en rechts. Na een
eenvoudige en/of complex partiële aanval volgt dan een gegeneraliseerde
aanval. Meestal is dit een grote aanval (gegeneraliseerde tonischclonische aanval). Een dergelijke aanval noemt men secundair
gegeneraliseerd, omdat de aanval pas in tweede instantie overgaat in een
grote aanval.
Gegeneraliseerde aanvallen
Bij gegeneraliseerde aanvallen doet de tijdelijke verstoring van de
elektrische prikkeloverdracht zich in de hele hersenen voor: in beide
hersenhelften, links en rechts. Bij gegeneraliseerde aanvallen is er altijd
een stoornis van het bewustzijn. Mensen reageren niet tijdens een
dergelijke aanval, en kunnen zich vaak niets van de aanval herinneren.
Soms, zoals bij myoclonische aanvallen, is de aanval zo snel voorbij dat
het verlies van bewustzijn niet merkbaar is.
Soorten gegernaraliseede aanvallen
- Absences
- Atypische absences
- Tonisch-clonische aanvallen
- Myoclonieen
- Myoclonische absences
- Tonische aanvallen
-
Clonische aanvallen
Atonische aanvallen
Absences
Absences werden vroeger ook wel 'petit mal' genoemd. Deze aanvallen
komen het meest voor op jonge leeftijd, vanaf 6 jaar, en komen bijna
tweemaal vaker voor bij meisjes. Tijdens een absence staart het kind 3
tot 30 seconden voor zich uit, en hervat de bezigheden daarna weer alsof
er niets is gebeurd. Soms zijn er subtiele bewegingen of schokjes. Er zijn
geen of minimale motorische verschijnselen. Het kind valt niet en er
gebeuren zelden ongelukken bij de aanval, omdat de spierspanning niet
verandert en de balans niet verstoord raakt. Wel missen kinderen vaak
stukjes informatie, bijvoorbeeld op school. Vaak vallen absences alleen op
als ze heel vaak optreden, soms wel tientallen keren per dag, en het kind
daardoor een afwezige, dromerige indruk maakt. De absences kunnen
dan grote gevolgen hebben, omdat het kind op school tijdens deze
afwezigheden steeds informatie mist.
Atypische absences
Een enkele maal komen bij absences nog andere verschijnselen voor,
zoals automatismen (dwangmatige bewegingen), spiertrekkingen of
spierkrampen. Dit worden atypische absences genoemd. Hierbij zijn het
begin en einde niet zo abrupt. Atypische absences vormen een
overgangsgebied tussen absences en andere aanvallen waarbij het
bewustzijn is verlaagd. Ze kunnen zowel bij de partiële als bij de
gegeneraliseerde epilepsie horen. Meestal is een EEG nodig om duidelijk
te maken om wat voor soort epilepsie het gaat. De reactie op medicijnen
is minder goed. Vaak is er een hersenbeschadiging.
Tonisch-clonische aanvallen
De tonisch-clonische aanval is de meest bekende aanval, maar niet de
meest voorkomende. Deze aanval wordt ook wel toeval, insult of grote
aanval genoemd. Vroeger sprak men ook wel over 'grand mal'. Tonischclonisch betekent verkrampt en schokkend. De naam geeft aan wat
tijdens een aanval gebeurt. Veel tonisch-clonische aanvallen beginnen als
een partiële aanval die overgaat in een gegeneraliseerde aanval. Deze
vorm van epilepsie valt dan onder de partiële vormen. Als er geen partieel
begin is, vallen de aanvallen onder de gegeneraliseerde vormen. Bekijk in
het filmpje onderaan deze pagina het begin van een tonisch-clonische
aanval.
Soms merken mensen al een paar dagen van tevoren dat er een aanval in
aantocht is: zij voelen zich niet zo lekker, zijn prikkelbaar of hebben
bijvoorbeeld hoofdpijn. Soms valt het de familie eerder op dan de persoon
zelf dat er een aanval aankomt.
Aura
Soms is er voorafgaand aan de aanval een aura. Dit is een aanval die in
een deel van de hersenen begint. De persoon kan bepaalde verschijnselen
ervaren zoals een opstijgend gevoel vanuit de maag, een bepaalde geur
ruiken, kleuren zien. De verschijnselen zijn afhankelijk van de plaats in de
hersenen waar de aanval begint. Een tonisch-clonische aanval kan ook
zonder aura beginnen.
Tonische fase
De tonisch-clonische aanval begint met een tonische fase. Deze eerste
fase van de aanval duurt ongeveer een halve minuut. Door een massale
ontlading van de hersencellen worden alle spieren in het lichaam
aangespannen waardoor het hele lichaam verstijft. Door samentrekking
van de borstspieren wordt de lucht uit de longen naar buiten geperst; dit
kan een soort schreeuw veroorzaken. De schreeuw is dus geen uiting van
schrik of pijn, want op dat moment is de persoon al bewusteloos en voelt
dus niets. Tijdens de verkramping van de borstkas en omdat tegelijkertijd
veel energie verbruikt wordt door de massale spieraanspanning, is de
ademhaling verstoord en kunnen mensen blauw aanlopen. Omdat slikken
tijdelijk niet mogelijk is, hoopt speeksel zich op in de keel. Door het
plotseling aanspannen van de kaakspieren kan de tong of wang beklemd
raken tussen de tanden. Deze 'tongbeet' veroorzaakt een verwonding aan
de tong of wang, waardoor bloed uit de mond kan lopen. De hartslag is in
het begin soms even wat onregelmatig, daarna sneller dan normaal.
Clonische fase
De tweede fase duurt meestal een halve tot anderhalve minuut. De
ontladingen in de hersenen roepen een verdedigingsmechanisme op,
waardoor het lichaam gedurende korte tijd verslapt, gevolgd door het
opnieuw spannen van de spieren. Dit afwisselend verslappen en
aanspannen veroorzaakt schokken in armen, benen en gezicht. In de
clonische fase (schokfase) komt de ademhaling weer hortend op gang.
Het opgehoopte speeksel (soms vermengd met wat bloed) wordt als
schuim naar buiten geblazen.
Verslappingsfase
Deze derde fase varieert in duur van één tot enkele minuten, soms ook
wat langer. Geleidelijk nemen de schokken af en nemen de perioden van
verslapping toe totdat het hele lichaam ontspannen is. De huid is vaak
bleek en de ademhaling is diep en rochelend. Soms is er sprake van
urineverlies of overgeven. Het einde van de aanval kan gepaard gaan met
een diepe zucht.
Na de aanval: herstelfase
Wanneer de schokken ophouden, is de aanval voorbij maar blijft de
persoon nog even buiten bewustzijn door de uitputting van de hersenen.
Wanneer mensen bijkomen, zijn ze meestal verward en weten ze niet wat
er gebeurd is of waar ze zijn. Daarbij hebben ze vaak hoofdpijn. De
meeste mensen willen na een aanval slapen. Soms gaat de toestand van
bewusteloosheid direct over in slaap. In de periode daarna kunnen
mensen last hebben van spierpijn. De duur van de herstelfase kan dus op
verschillende manieren verlopen: sommige mensen kunnen na 5 minuten
weer gewoon functioneren, andere hebben een hele dag of langer nodig
om te herstellen.De aanvallen kunnen zowel overdag als ´s nachts in de
slaap optreden. De frequentie kan erg wisselen: sommigen hebben
wekelijks een grote aanval, bij anderen treden ze heel zelden op.
Status epilepticus
Als een tonisch-clonische aanval langer duurt dan 5 minuten en niet
vanzelf stopt, of wanneer de trekkingen direct na de aanval weer opnieuw
beginnen voordat het bewustzijn is teruggekeerd, dreigt een status
epilepticus. Om te voorkomen dat iemand in een status epilepticus komt,
wordt meestal afgesproken dat de persoon waarbij de aanval na 5
minuten niet over is, medicatie toegediend krijgt die de aanval kan
stoppen.
Tijdelijke verlamming: Toddse parese
Bij sommige mensen treedt na een epileptische aanval een tijdelijke
verlamming op aan één kant van het lichaam. Deze verlamming (Toddse
parese) gaat na een paar dagen vanzelf weer over en wordt veroorzaakt
door uitputting van hersencellen die bij de aanval betrokken waren.
Myoclonieen
Bij myoclonische aanvallen trekken spieren in armen en/of benen zich vrij
plotseling samen waardoor schokjes optreden. Soms gaat het om één
schokje, soms om een hele serie. Een enkele keer doet het hele lichaam
mee. De schokjes duren zo kort dat het bewustzijn niet of niet
waarneembaar wordt verstoord. Als de spierschokjes hevig zijn, kan
iemand vallen. Een myoclonische aanval duurt kort en mensen herstellen
zich snel na een aanval. Bekijk in het filmpje onderaan deze paragraaf
een voorbeeld van een myoclonie.Er zijn verschillende vormen van
myoclonieën, zoals de myoclonieën die voorkomen bij Juveniele
myoclonische epilepsie (JME), ook wel het Syndroom van Janz genoemd.
Hierbij treden de aanvallen in de ochtend op; deze zijn verder onschuldig.
Naast JME zijn er nog andere vormen van myoclonische epilepsie,
namelijk myoclonische absences en progressieve myoclonische
epilepsieën.
Myoclonische absences
Myoclonische absences komen voor bij kinderen tussen de 2 en 12 jaar.
Er treden massale spierschokken op in het gezicht (voornamelijk rond de
mond), in de armen en benen, en vooral de schouders schokken.
Ondanks de naam horen myoclonische absences meer tot de myoclonieën
dan tot de absences. Het bewustzijn is minder verstoord dan bij gewone
absences. Door de schokken kan het kind vallen. Bij 40% treedt hierbij
ook verstandelijke achteruitgang op. De aanvallen zijn moeilijk te
behandelen met medicijnen. Soms is er een overgang naar het Syndroom
van Lennox-Gastaut.
Tonische aanvallen
Bij een tonische aanval raakt iemand buiten bewustzijn en verstijft, vaak
in een verwrongen houding. Als mensen staan, vallen ze vaak voorover.
Er zijn geen spierschokken en het herstel is snel. Een tonische aanval lijkt
op de krampfase van een tonisch-clonische aanval.
Clonische aanvallen
Zuiver clonische aanvallen zijn zeldzaam. Er treden bij clonische aanvallen
alleen schokken op. De aanvallen komen vaak in series. Mensen verliezen
het bewustzijn tijdens de aanval, maar herstellen zich snel na afloop.
Deze aanvallen lijken op tonisch-clonische aanvallen zonder krampfase.
Atonische aanvallen
Bij een atonische aanval verslappen de spieren. De aanval begint
plotseling. Zonder waarschuwing vooraf zakt iemand in elkaar en kan
daarbij hard vallen. Om verwondingen te voorkomen, dragen mensen met
dergelijke aanvallen vaak een valhelm. De bewusteloosheid duurt maar
een paar seconden. Na het vallen staat iemand direct weer op.
Gegeneraliseerde vormen (niet-gelokalisseerd)
Naast gegeneraliseerde aanvallen bestaan er ook gegeneraliseerde
vormen van epilepsie. Bij gegeneraliseerde vormen van epilepsie laat het
EEG duidelijk zien dat de aanval in beide hersenhelften plaatsvindt.
Geen (aanwijsbare) hersenafwijkingen
Idiopathisch gegeneraliseerde epilepsie komt het meest voor. Dit
betekent dat er geen herkenbare oorzaak is: er zijn geen
hersenafwijkingen aan te wijzen die de epilepsie verklaren.
Erfelijkheid kan een rol spelen. Zo zijn er gegeneraliseerde vormen van
epilepsie waarbij erfelijkheid de drempel voor het krijgen een aanval
verlaagt. De kans op een aanval is dan vergroot. Deze vormen komen
meestal tot uiting tussen het derde en dertigste jaar. De aanvalssoorten
die bij deze vormen van gegeneraliseerde epilepsie het meest voorkomen
zijn absences, myoclonieën en tonisch-clonische aanvallen (grote
aanvallen of insulten). De aanvallen zijn over het algemeen goed te
onderdrukken met medicijnen. Bij deze vormen van epilepsie is er naast
de epilepsie over het algemeen geen andere problematiek. De
ontwikkeling, intelligentie en het leervermogen zijn normaal.
Wel (of vermoedelijk) hersenafwijkingen
De zeldzame vormen van gegeneraliseerde epilepsieën waarbij wel (of
vermoedelijk) hersenafwijkingen zijn aan te wijzen, zijn in het algemeen
een gevolg van een hersenbeschadiging van de hele hersenen. Deze kan
zijn ontstaan door een hersenontsteking, ernstig zuurstofgebrek rond de
geboorte of een erfelijke ziekte. Vaak blijkt de hersenbeschadiging ook uit
een verminderde intelligentie en motorische stoornissen. Vaak komen bij
één persoon verschillende aanvalssoorten voor. Bij deze vormen ziet men
vaker atonische aanvallen, tonische aanvallen, atypische absences en
myoclonieën. Verder komen dezelfde aanvallen voor als bij de
gegeneraliseerde epilepsie, waarbij geen hersenafwijking is aan te wijzen.
Niet-epileptische aanvallen
Bij kinderen komen veel verschijnselen voor die op epilepsie lijken, maar
daar niets mee te maken hebben. Vaak treden deze in aanvallen op.
Bekende begrippen hiervoor zijn bijvoorbeeld stuipen of groeistuipen. Ook
bij oudere kinderen en volwassenen kunnen bepaalde aandoeningen op
epilepsie lijken. Enkele voorbeelden van niet-epileptische aanvallen zijn:
- Breath holding spells
- Flauwvallen (syncope)
- Hartritmestoornissen
- Hyperekplexia
- Hyperventilatie
-
Hyperglykemie
Migraine
Narcolepsie
PNEA (psychone niet epileptische aanvallen)
Spierschokken
TIA
Onbekenden toelichten
Breath holding spells
Breath holding spells komen vooral voor bij kinderen. Bij deze aanvallen
houdt het kind de adem een tijdje in. Ze ontstaan bij hevige emoties
en/of pijn. Het kind verstijft, houdt de adem in, wordt bleek, krijgt soms
zelfs een blauwe kleur in het gezicht, en blijft vervolgens slap en
bewegingsloos liggen. Enkele minuten later komt het kind weer bij. Dit
soort aanvallen komt voor bij ongeveer 5% van de kinderen in de leeftijd
van 6 maanden tot 2 jaar. Het is een onschuldig verschijnsel dat vanzelf
overgaat.
Hyperekplexia
Hyperekplexia of schrikziekte gaat nooit samen met een storing van het
bewustzijn. Mensen met deze aandoening reageren erg hevig op
onverwachte prikkels. Prikkels als aanraken, licht of geluid veroorzaken
een schrikreactie. Met het ouder worden, verandert het zenuwstelsel (het
wordt ‘rijper’) en wordt het probleem vaak minder. Met medicijnen kan de
gevoeligheid voor prikkels verminderd worden. Startle epilepsie:
aanvallen door schrikreactie
Er zijn ook epileptische aanvallen die door
schrik opgewekt kunnen worden. Deze vorm wordt ‘startle epilepsie’
genoemd. Hierbij treden de epileptische aanvallen op in de vorm van
korte myoclonieën of tonische aanvallen als reactie op een plotselinge
onverwachte prikkel. Het is soms moeilijk om het onderscheid te maken
tussen schrikziekte en epilepsie.
Narcolepsie
Narcolepsie is een slaapstoornis. Mensen met narcolepsie vallen overdag
plotseling in slaap zonder dat zij dat voelen aankomen. Zij kunnen
daardoor vallen. Mensen met narcolepsie kunnen altijd gewekt worden.
Narcolepsie houdt geen verband met epilepsie en heeft er niets mee te
maken.
PNEA
PNEA werden vroeger ook wel pseudo- (PPEA), spannings- of functionele
aanvallen genoemd. Tegenwoordig is de officiële naam PNEA (Psychogene
Niet-Epileptische Aanvallen). Deze aanvallen lijken op epileptische
aanvallen, maar hebben geen epileptische oorzaak. Ze komen voort uit
psychische factoren (psychogeen). De oorzaak van PNEA is psychische
problematiek, bijvoorbeeld stress en andere emotioneel opgebouwde
spanning. Het gaat meestal om onbewuste emoties; mensen met PNEA
kunnen daar niks aan doen. PNEA komen zowel bij kinderen als bij
volwassenen voor. Deze aanvallen kunnen ook voorkomen in combinatie
met epileptische aanvallen.
Spierschokken
Onwillekeurige, schokkerige bewegingen, vooral tijdens de slaap, komen
veel voor bij pasgeborenen en baby’s, maar ook volwassenen kunnen
tijdens het inslapen heftige spierschokken hebben. Ook als ze wakker
zijn, hebben veel kinderen onwillekeurige spierschokken en soms hebben
ze complexe tics. Tijdens zo’n schok of tic reageert het kind wel normaal.
Nachtmerries die gepaard gaan met schreeuwen en lichamelijke onrust
komen vaak voor bij kinderen en hebben niets met epilepsie te maken.
Status epilepticus
Normaal gesproken houden epileptische aanvallen vanzelf op na seconden
tot enkele minuten. Als dit niet het geval is, spreken we van
aanvalsontregeling. Wanneer een aanval langer dan 10 minuten duurt, is
er sprake van een status epilepticus. Een status epilepticus kan bij alle
vormen van epilepsie optreden, maar komt bij sommige vormen vaker
voor dan bij andere. Om een status te beëindigen, is medisch ingrijpen
vaak noodzakelijk.
Er zijn 3 typen aanvalsontregeling:
- Convulsieve status. Het is belangrijk om een convulsieve status
epilepticus te herkennen. Deze verloopt met trekkingen of krampen,
waardoor de ademhaling wordt onderbroken. Dit is een
levensbedreigende toestand.
-
-
Non-convulsieve status. Bij een non-convulsieve status blijft de
ademhaling doorgaan en zijn de risico's op blijvende schade veel
kleiner.
Aanvalsserie. Een derde type ontregeling is de aanvalsserie. De ene
aanval wordt gevolgd door een volgende. Hoewel dit een heel
vervelende situatie is, die niet te lang moet duren, is een aanvalsserie
minder bedreigend dan een convulsieve status, omdat de ademhaling
tussen de aanvallen weer even op gang komt.
Epilepsiesyndromen
Een epilepsiesyndroom is een naam voor een vorm van epilepsie die
gekenmerkt wordt door een bepaald type aanvallen, bepaalde afwijkingen
op het EEG, en waarbij ook een bepaald type behandeling hoort. Er zijn
verschillende epilepsiesyndromen, de ernst en vooruitzichten verschillen.
Bepaalde syndromen, zoals bijvoorbeeld absence-epilepsie, hebben
meestal een goede prognose en zijn goed te behandelen. Er zijn echter
ook syndromen waarbij de prognose minder goed is. De aanvallen zijn
vaak moeilijk te behandelen. Bovendien kan de verstandelijke
ontwikkeling achteruitgaan.
Goede diagnose is belangrijk
Voor de arts is het bij de behandeling belangrijk te weten om welk
syndroom het gaat. Bij sommige syndromen werkt een bepaald medicijn
bijvoorbeeld goed tegen de aanvallen, terwijl bij andere syndromen dit
medicijn averechts kan werken. Een goede diagnose is dus heel belangrijk
als basis voor de juiste behandeling.
Kenmerken van een epilepsiesyndroom
Een epilepsiesyndroom heeft een aantal specifieke kenmerken:
- Het type aanvallen dat iemand heeft
Bij de meeste epilepsiesyndromen komt een of meerdere type
aanvallen voor, zoals bijvoorbeeld absences (korte afwezigheden),
tonisch-clonische aanvallen (grote aanvallen of insulten) of
salaamkrampen (korte aanvallen waarbij de rug krom trekt en armen,
benen en het hoofd verstijfd naar elkaar toebuigen). Zo zijn er
syndromen waarbij een kind tonisch-clonische aanvallen heeft. Of
-
-
bijvoorbeeld absences.
De leeftijd waarop de aanvallen beginnen
Een epilepsiesyndroom ontstaat vaak rond een bepaalde leeftijd.
Sommige syndromen uiten zich bijvoorbeeld in het eerste levensjaar.
Andere syndromen komen op een andere leeftijd tot uiting.
Bepaalde kenmerken op het EEG (hersenfilm)
Bij sommige epilepsiesyndromen zijn op het EEG bepaalde patronen te
zien die bij een syndroom kunnen horen.
Verschillende eplepsie syndromen
-
Aanvallen bij pasgeborenen
Absences
Angelmansyndroom
CSWS (continous slow waves during sleep)
Fragiele x syndroom
Juveniele myoclonische epilepsie (JME)
Landau Kleffner syndroom
Myoclonische absence epilepsie
Othahara syndroom
Progressieve myoclonische epilepsieen
-
Rett syndroom
Rolandische epilepsie
Syndroom van doose
Syndroom van down
-
Syndroom van Dravet
Syndroom van Lennox Gastaut
Syndrrom van West
Tubereuze sclerose
Eerste hulp
EGBE-kaart hierop staan instructies voor eerste hulp bij epilepsie.
- Blijf kalm
- Blijf erbij
- Praat rustig
- Probeer iemand nier geforceerd tegen te houden
- Een aanval gaat bijna altijd vanzelf over
Hulp bij complex partiële aanvallen
Filmpjee
Hulp bij tonisch-clonische aanvallen
https://www.epilepsie.nl/over-epilepsie/pagina/36/eerste-hulp/
Download