Lesbrief Marketing

advertisement
2COLLEGE RUIVEN
Lesbrief Marketing
Consumptie
PSB en JKH
2016-2017
Deze lesbrief geeft extra informatie over Marketing die je nodig hebt voor je PTAtoetsen en eindexamen. De lesbrief is onderdeel van exameneenheid: Consumptie.
Marketinginstrumenten
Marketing en de marketingmix
Fabrikanten en winkeliers proberen telkens weer de consument te verleiden tot een
aankoop. Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen, noem je marketing.
Hierbij maken ze gebruik van verschillende marketinginstrumenten die samen de
marketingmix vormen. De belangrijkste marketinginstrumenten zijn de zes P’s:
 Productbeleid
Wat wordt er verkocht? Vooral gebruiks- of verbruiksgoederen? En welke merken? Of
welke soorten of smaken? Ook de verpakking hoort bij het product.
 Prijsbeleid
Voor welke prijs wordt het product verkocht? Een hoge prijs om het product een luxe
uitstraling te geven? Of juist een lage prijs, om zo de concurrenten te slim af te zijn?
Ook kortingsacties horen bij dit marketinginstrument.
 Plaatsbeleid
Waar is het product te koop? Kun je ervoor naar een winkel of gaat de verkoop via
internet, of allebei? En op wat voor locatie vind je de winkel dan: midden in de stad, in
een dure winkelstraat of juist buiten de bebouwde kom?
 Promotiebeleid
Hoe brengt een fabrikant of winkelier zijn producten onder de aandacht van
consumenten? Via reclame op tv, internet, sponsoring of via een advertentie in een
tijdschrift?
 Personeelsbeleid
Wat voor mensen werken er? Zijn ze deskundig? Vriendelijk en beleefd? Zijn ze gericht
op het geven van service? Zoeken ze contact met de klant?
 Presentatiebeleid
Hoe presenteert de winkelier zijn producten? Hoe staan ze uitgestald in de winkel en in
de etalage?
1
Op de verkoop van elektrische
tandenborstels wordt niet veel winst
gemaakt. Wel op de verkoop van de
borsteltjes.
Leg uit waarom dat slim bekeken is
van de fabrikant. Gebruik in je
antwoord de begrippen
gebruiksgoederen en
verbruiksgoederen.
Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen
Gebruiksgoederen, zoals een fiets of een
printer, gaan langere tijd mee en kunnen
meerdere keren gebruikt worden.
Verbruiksgoederen, zoals voedsel of
shampoo, worden in korte tijd verbruikt en
raken op.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Bij het productbeleid spelen merken een grote rol. Zo zijn er A-, B- en huismerken. Een Amerk is algemeen bekend, heeft een goede naam en straalt kwaliteit uit. Een B-merk is
minder bekend en goedkoper. De kwaliteit hoeft niet minder te zijn dan van een A-merk.
Daartussen zitten de huismerken, die alleen bij een bepaalde winkelketen te koop zijn.
huismerk
2
A-merk
B-merk
Een drogisterijketen verkoopt ook opzetborsteltjes van een onbekend merk. Ze zijn veel
goedkoper dan de borsteltjes van het bekende merk Oral B.
Welke twee marketinginstrumenten gebruikt deze drogisterijketen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
3
Hieronder zie je drie verpakkingen van (bak)boter.
Op welke afbeelding zie je een A-merk, op welke een B-merk en op welke een huismerk?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
1
2
3
4
Een supermarktfiliaal verkoopt cola van zowel een
A-merk, B-merk als hun eigen huismerk. In totaal
verkopen ze per week 1.800 flessen cola. In het
cirkeldiagram hiernaast zie je hoe de aantallen
over de merken verdeeld zijn.
De filiaalmanager wil weten hoeveel procent per
soort merken verkocht is.
a Maak een schatting van de percentages per
soort merk.
Verkoopaantallen cola
510
936
354
A-merk
B-merk
Huismerk
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
b
Bereken van zowel het A-merk, het B-merk als het huismerk hoeveel procent ze
uitmaken van de totale verkoop.
Rond je antwoorden telkens af op één decimaal.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
5
Op de afbeelding hiernaast is Pieter bezig met
vakkenvullen in een supermarkt. Hij heeft net de
flessen cola aangevuld en netjes neergezet.
Geef met voorbeelden aan hoe een supermarkt de
volgende marketinginstrumenten inzet.
1 Productbeleid
2 Prijsbeleid
3 Presentatiebeleid
4 Personeelsbeleid
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
6
Minke maakt met een vriendin een toertocht per fiets.
Tussendoor pauzeren ze even op een terrasje en
drinken daar een colaatje.
Beschrijf op welke manier de marketinginstrumenten uit
vraag 5 anders worden ingezet op het terras dan in de
supermarkt:
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
7
Welke uitspraak is juist? Omcirkel de letter voor het juiste antwoord.
A A- en B-merken zijn moeilijk verkrijgbaar.
B A-merken zijn altijd beter van kwaliteit.
C A-merken zijn duurder dan B-merken.
D Huismerkproducten zijn verse producten.
8
De laatste jaren zijn de huismerken aan een opmars bezig. A-merken worden minder
verkocht, huismerken juist meer. Sommige supermarkten verkopen bijna alleen nog maar
huismerken.
a Leg uit of deze verandering te maken kan hebben met een ander koopgedrag van de
consumenten.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
b
Supermarkten maken natuurlijk ook op hun huismerk winst.
Noem nog een andere reden waarom supermarkten graag willen dat hun klanten
kiezen voor hun huismerk.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
Om te onthouden
Marketing
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen.
Marketingmix
De marketinginstrumenten samen, bestaande uit de 6 P’s:
product-, prijs-, plaats-, promotie-, personeels- en
presentatiebeleid.
Download