bloedstolling - Wikiwijs Maken

advertisement
Bloedstolling
Bloeding en bloedstelping

Capillaire bloeding
 schaafwond, snij wondje
weinig, helderrood bloed


Veneuze bloeding
 donkerrood, stromend
bloed


stopt spontaan
stopt spontaan
Arteriële bloeding
 helderrood, pulserend,
spuitend bloed

stopt alleen door medisch ingrijpen, shock
gevaar!
2
Stollingsmechanisme

Complex systeem, waarbij vaatwand, bloedplaatjes
en stollingsfactoren betrokken zijn

Trombo’s = bloedplaatjes
 adhesie
= bloedplaatjes kunnen vastplakken aan
een vreemd oppervlak
 aggregatie
= bloedplaatjes aan elkaar hechten
 samentrekken
(als een spier)
 stoffen
uitscheiden (invloed op vaatwand,
stollingsproces en wondgenezing)
3
Bloedcellen - trombocyten
• Worden aangemaakt in het beenmerg
• Levensduur 7-11 dagen
•Afgebroken in de milt
• Spelen centrale rol in bloedstolling
•Dekken vaatwand af, indien daar een
laesie(beschadiging) ontstaat en voorkomen
daardoor bloedverlies
•Definitieve reparatie vindt plaats met
stollingsfactoren
4
Stollingsmechanisme


Stollingsfactoren zijn in bloed opgeloste eiwitten,
met onderling samenhangende functies
 eiwitten
voor fibrineaanmaak (vezels)
 eiwitten
die fibrineaanmaak remmen
 eiwitten
die fibrine oplossen
Vaatwand
 vasoconstrictie
(vaatvernauwing) om gat te
verkleinen
 vasodilatatie
(vaatverwijding) van de vaten
omgeving wond (wondgenezing)
5
STOLLINGSFACTOREN
bekende stollingsfactoren zijn:
 stollingsfactor I (fibrinogeen)
 stollingsfactor II (protrombine)
 stollingsfactor V
 stollingsfactor VII
 stollingsfactor VIII (anti-hemofilie-factor; deficiëntie leidt tot hemofilie
A)
 stollingsfactor IX (Christmas factor; deficiëntie leidt tot hemofilie B)
 stollingsfactor X
 stollingsfactor XI
 stollingsfactor XII (Hageman factor)
 stollingsfactor XIII
 von Willebrand factor (deficiëntie leidt tot de Ziekte van Von Willebrand
 trombine (geactiveerd stollingsfactor II)
Bloedstelping, hemostase=preventie van
bloedverlies
 Vaatvernauwing
primair
secundair
 Propvorming
(Primair)
trombocyten
hechten aan de
wondrand en aan elkaar
o.i.v. het anti hemofilie
globuline AHG
 Stolling
(Secundair)
7
Bloedstolling (bloedstelping)
1 wond
4 trombo geactiveerd
2 vaatwand constrictie
3 bloedplaatjes blijven hangen
Marcoumar ® remt
coumarinederivaat
vitamine K
5 tromboplastine
komt vrij
6 pro-trombine
Ca+
AHF
AHF = antihemofilie factor
7 trombine
heparine remt
8 fibrinogeen
9 fibrine draden
8
Bloedstolling



Trombine en Ca++ zorgen voor de omzetting van
fibrinogeen (bloedeiwit) in fibrine
Fibrine bestaat uit vezels, die samen met bloedcellen
het stolsel vormen
Deze draden trekken samen, waardoor vocht
uitgestoten wordt; het stolsel wordt een korst
9
Bloedstolling

Stolling treedt op onder andere bij
 weefselbeschadiging
 operatie
 vaatwandbeschadiging
 complicatie
 vertraging
 stil
dotteren
van de bloedstroom
liggende patiënt
 verandering
in de samenstelling van het bloed
 zwangeren
 pathologische
 aneurysma
afwijkingen circulatie
10
Stoornissen primaire
bloedstolling
 Thrombocytopenie



(Tekort aan bloedplaatjes)
Thrombocytopathie
(Aangeboren afwijking aan bloedplaatjes
waardoor ze niet goed werken, kan ook
door NSAID’s veroorzaakt worden)
Ziekte van Von Willebrand
“factordeficiëntie”
Vasculaire aandoeningen (zelden)
Stoornissen secundaire bloedstolling

Aangeboren: hemofilie A en B, erfelijke
aandoening, waarbij bloedingen in spieren
en gewrichten optreden door een tekort
aan stollingsfactoren

Verworven afwijkingen:
- vitamine K deficiëntie
- leverinsufficiëntie
- geneesmiddelen
Problemen bij stolling

Tandvlees bloedingen

Petechieen, ecchymosen, of hemarthrose
Antistolling

Marcoumar ® remt de aanmaak van protrombine in de
lever

Heparine Leo ® Heparine remt de omzetting van
fibrinogeen in fibrine
Detail informatie over geneesmiddelen op:
Farmacotherapeutisch kompas
Repertorium
14
Vitamine K antagonist (VKA)
antagonist =tegenpool
Acenocoumarol -antistolling
 Fenprocoumon (Marcoumar)


Werking – Secundaire bloedstolling

Competitieve verdringing vitamine K

Functioneel defect vitamine K afhankelijke
stollingsfactoren
(factoren II, VII, IX, X, proteïne -C, -S)

Remt de vorming van fibrine
VKA, coumarines

Bij het opstarten van coumarines is er een inductiefase
(verschillend effect op de verschillende factoren) met
nadien een stabiele fase.

PT= prothrombinetijd voor bepalen niveau antistolling
Door de World Health Organization gestandaardiseerde
test INR
(INR= International Normalized Ratio)
INR= _____PT patiënt______
PT gemiddelde normaal
Labbepalingen
 PT: Prothrombinetijd. De protrombinetijd is een maat die
aangeeft hoe lang het duurt voordat er in bloed fibrine gevormd
wordt. De protrombinetijd is een maat die van laboratorium tot
laboratorium erg kon verschillen, waardoor de resultaten van de
verschillende onderzoeken niet met elkaar te vergelijken waren.
Vandaar dat de INR is ingevoerd.

INR: International Normalized Ratio (0.9-1.15)
Geeft aan hoeveel langzamer het bloed van de patiënt stolt dan
bij iemand zonder afwijkende stolling. Als de INR van iemand
bijvoorbeeld 3,0 is, betekent dat diens bloed 3,0 keer zo langzaam
stolt als van iemand zonder afwijkende bloedstolling..
VKA, coumarines
Hoe vaak controle INR?
voor start- na 3 dagen ,5 dagen,
2x/week - 1x/week
als stabiel: 1 à 2 x/maand
Indirecte thrombine remmers
Niet-gefractioneerd heparine (Heparine
moleculen van verschillende grootte)
LMWH low molecular weight heparin
 Fraxiparine
 Fondaparinux
Heparine en bloedstolling

Bijvoorbeeld bij invasieve behandeling zoals een
dotter behandeling

Bij dotteren beschadig of verander je de
vaatwand en daardoor grote kans stolling

Heparine wordt snel opgenomen dus geeft maar
korte tijd ontstolling

Bij open hart operatie volledige ontstolling
20
Non-VKA Orale AntiCoagulantia
Voordelen
• Elke dag zelfde
dosering
• Geen INR
controle
• Minder interactie
• Minder snel
‘doorschieten’
Nadelen
• Geen controle
• Geen ‘tegengif’
• Afhankelijk van
nierfunctie
Trombocytenaggregatieremmers = samenklontering (= aggregatie)
van bloedplaatsjes (= trombocyten) remmen.

Acetylsalicylzuur (Carbasalaatcalcium, ascal,
aspirine)

Clopidogrel

Werking: Remt trombocyten

Effect


Levensduur van trombocyt: ca. 7-10 dagen
Indicatie
Primair: aorta-coronaire bypass, bij shunt voor
nierdialyse
 Secundair: AP, MI, TIA, CVA

Trombocytenaggregatieremmers indicatie
Ascal
Clopidogrel
• Primaire & secundaire
preventie
• AP, MI, TIA, CVA, aortacoronaire bypass, bij
shunt voor nierdialyse
• Bij contra-indicatie
ascal/ vitamine-k
antagonist
• In combinatie met Ascal
bij secundaire preventie
kort na een gebeurtenis
als bv:
• CVA, stent plaatsing
• Hoog bloedingsrisico,
vaak na 6 weken staken
FIBRINOLYSE

Het natuurlijk proces waarbij een bloedstolsel
langzaam wordt afgebroken. Dit is het
tegenovergestelde van stolling. Een te hoge
fibrinolyse-activiteit zorgt voor bloedingsneigingen
terwijl een te lage activiteit kan zorgen voor
trombose
Fibrinolytica (trombolytica) = Urokinase, Actilyse, Streptokinase,
Breken in stolsels aanwezig fibrine en in plasma circulerend
fibrinogeen af. Wordt in ziekenhuis onder controle gegeven, risico op
bloedingen.
Download