estate2010-boek-4.book Page 117 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Zuivere scheiding van goederen Boek 4 / Topic 24 Boek 4 / Topic 24 Zuivere scheiding van goederen ALAIN VERBEKE 174. Het huwelijksvermogensstelsel van de zuivere scheiding van goederen is in theorie een zeer eenvoudig systeem omdat het uitgaat van de strikte scheiding van actief en passief. Elke echtgenoot is eigenaar van de goederen die op zijn of haar naam staan en is aansprakelijk voor de schulden die hij of zij aangaat (artt. 1466-1469 B.W.). In de Common Law-wereld wordt dit het “title principle” genoemd. Natuurlijk kunnen er onverdeeldheden worden gecreëerd, door de echtgenoten samen, met elkaar, maar dat doet geen afbreuk aan deze principes. Elk is dan eigenaar van zijn aandeel in de onverdeeldheid. De werking van dit systeem is toegelicht in HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 11: Zuivere scheiding van goederen – Principe. 175. Iedereen weet dat een dergelijk systeem van scheiding van goederen in geval van ontbinding van het huwelijk tot nogal wat problemen kan leiden. Bij echtscheiding kan het contract van scheiding van goederen de oorzaak zijn van veel ellende voor de echtgenoot die gedurende jaren het huishouden deed en de kinderen heeft grootgebracht, maar die geen tijd en energie stak in een betalende job. Die echtgenoot heeft dan natuurlijk weinig of geen goederen op zijn of haar naam staan, zodat de toepassing van het “title principle” tot nogal harde en oneerlijke consequenties leidt. De Nederlanders noemen dit dan ook een “koude uitsluiting“ omdat één van de echtgenoten koudweg aan de kant wordt gezet, ook vermogensrechtelijk. Het is geen geheim dat de sociale realiteit vandaag nog altijd zo is dat het slachtoffer van de koude uitsluiting meestal de vrouw is, althans bij een huwelijk tussen personen van verschillend geslacht. 176. Om deze onbillijke gevolgen bij echtscheiding op te vangen en tot een acceptabel niveau te brengen, bepleit ik al meer dan tien jaar correcties in het contract van scheiding van goederen (HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 12: Scheiding van goederen. Correcties). Dit kunnen externe correcties zijn zoals onder meer de toevoeging van een onverdeeldheid of een intern gemeenschappelijk vermogen (HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 13: Scheiding van goederen – Externe correcties). Dit kunnen ook interne correcties zijn zoals de stilaan meer bekende verrekenbedingen (HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 14: Scheiding van goederen – Interne correcties). Meer en meer worden deze correcties in diverse gradaties LARCIER 117 estate2010-boek-4.book Page 118 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 24 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen en variaties ook met elkaar gecombineerd in één en hetzelfde huwelijkscontract (HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 15: Scheiding van goederen – Correcties – Combicontract). 177. In de geciteerde topics in HEP 1 zijn de scheiding van goederen en de diverse correctiemechanismen besproken, maar quasiuitsluitend toegespitst op de situatie bij leven. In dit vierde boekdeel van het Handboek Estate Planning wordt de focus verlegd naar het overlijden. De werking van het stelsel “en cours de route” en de nood aan correcties bij echtscheiding, en de uitwerking daarvan, wordt hierna derhalve niet herhaald. 178. Hierna zal blijken hoe de scheiding van goederen, in tegenstelling tot wat meestal wordt beweerd of gedacht, zelfs kan worden aangewend als instrument voor partnerbescherming en, nog sterker, voor fiscale optimalisatie (zie infra, topics 30 en 31). 118 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 119 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen Boek 4 / Topic 25 Boek 4 / Topic 25 Scheiding van goederen met toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen ALAIN VERBEKE 179. De diverse externe correcties bij een contract van scheiding van goederen zijn uitvoerig besproken in HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 12: Scheiding van goederen – Correcties en topic 13: Scheiding van goederen – Externe correcties. In deze topic beperk ik mij tot het nut van een intern gemeenschappelijk vermogen toegevoegd aan een contract van scheiding van goederen, vanuit de insteek van een planning met effect bij overlijden. 180. In HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 15 over het combicontract van scheiding van goederen, heb ik benadrukt hoe belangrijk het is ten aanzien van een toegevoegde massa, of dit nu een gewone gemeenrechtelijke onverdeeldheid is dan wel een echt toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV), om in het contract een duidelijk onderscheid te maken tussen de ontbindingsregels voor ontbinding bij echtscheiding en bij overlijden. Het behoeft weinig commentaar dat de verdeling van een dergelijk vermogen bij echtscheiding totaal anders ligt dan bij overlijden (zie HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 13: Scheiding van goederen – Externe correcties en topic 15: Scheiding van goederen – Correcties – Combicontract). 181. De ontbindingsregels voor het geval van overlijden zijn vaak ingegeven door een bekommernis van partnerbescherming (zie supra, topic 2). Meestal wil men een maximale bescherming van de langstlevende echtgenoot bovendien combineren met zo beperkt mogelijke fiscale consequenties. Als men wil dat alle goederen uit het TIGV bij overlijden toekomen aan de langstlevende echtgenoot, dan zal men daar de nadelige fiscale gevolgen van artikel 5 W.Succ. moeten bijnemen. De langstlevende verkrijgt de helft van het TIGV belastingvrij, als eigenaar; de andere helft kan civielrechtelijk wel een huwelijksvoordeel zijn, en dus onder bezwarende titel (zie supra, topic 2), maar zal sowieso worden belast met successierechten op basis van artikel 5 W.Succ. (zie supra, topic 22). 182. Professor Casman heeft voor dit euvel een mooie oplossing bedacht, die eigenlijk de kool en de geit spaart: het keuze- en verblijvingsbeding onder last LARCIER 119 estate2010-boek-4.book Page 120 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 25 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen (zie supra, topic 20)282. Dit systeem komt hierop neer dat de langstlevende alle goederen uit de TIGV krijgt die hij of zij wenst, onder de last van een vordering schuldig te blijven aan de nalatenschap, dewelke echter pas opeisbaar is bij zijn of haar overlijden. Doordat in de nalatenschap een vordering valt, worden de nadelige gevolgen van artikel 5 W.Succ. sterk gemitigeerd. Fiscaal wordt de gunstigere situatie van de intestaatsvererving in blote eigendom en vruchtgebruik benaderd. 183. Het is perfect mogelijk om alle variaties en gradaties van het keuzebeding met last of vordering toe te passen op een TIGV dat is toegevoegd aan een stelsel van scheiding van goederen. Bij de redactie van een dergelijk huwelijkscontract is het wel van groot belang om te benadrukken dat de scheiding van goederen het dominante basisstelsel is (zie voor meer details in HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 15: Scheiding van goederen – Correcties – Combicontract). 282. Persoonlijk hanteer ik de term keuzebeding met vordering. 120 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 121 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding Boek 4 / Topic 26 Boek 4 / Topic 26 Scheiding van goederen met verrekenbeding ALAIN VERBEKE 184. De interne correcties bij een contract van scheiding van goederen zijn uitvoerig besproken in HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 14: Scheiding van goederen – Interne correcties. De techniek van het verrekenbeding verschijnt in alle maten en gewichten. Het is een mooi voorbeeld van de creativiteit die men in huwelijkscontracten kan ontwikkelen ten dienste van de concrete en specifieke bekommernissen en behoeften van een echtpaar. Wij hebben gezien dat het verrekenbeding de zakenrechtelijke principes van de scheiding van goederen onaangeroerd laat. Elke echtgenoot is en blijft eigenaar van de goederen die op zijn naam staan. 185. De correctie situeert zich op verbintenisrechtelijk vlak, via een vordering. In HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 14: Scheiding van goederen – Interne correcties, werd uitgelegd dat bij elk verrekenbeding vier elementen moeten worden bekeken: – de verrekenmassa, dit zijn de goederen die als basis voor de verrekening in aanmerking komen; – de verrekensleutel, dit zijn de criteria volgens dewelke de verrekenvordering wordt begroot; – het verrekentijdstip, waarop tot verrekening kan worden overgegaan (periodiek of finaal); – de verrekenmodaliteiten, zoals verplicht of facultatief (zie infra, topic 27), eenzijdig of wederkerig283, in geld of in goederen284. 186. Voor de algemene toelichting verwijs ik naar boekdeel 1285. In deze topic gaan wij nader in op het nut van een verrekenbeding als instrument van vermogensplanning met effect bij overlijden. De problematiek van echtscheiding komt hier dus niet aan de orde; dat is stof van HEP 1. Het is duidelijk dat een verrekenbeding voor het geval van echtscheiding er helemaal anders zal uitzien dan een verrekenbeding dat beoogt de partner te beschermen die bij overlijden 283. In Nederland worden vier varianten onderscheiden: (1) wederkerig en verplicht, (2) wederkerig en facultatief, (3) eenzijdig en verplicht, (4) eenzijdig en facultatief. 284. Zie mijn bijdragen “Civiel- en fiscaalrechtelijke bedenkingen bij het finaal verrekeningsbeding en het alsofbeding in het huwelijkscontract van scheiding van goederen”, in Liber Amicorum Roger Dillemans, Antwerpen, Kluwer, 1997, 429-463 en “Finaal verrekeningsbeding”, Nieuwsbrief Successierechten, 2001, nr. 11, p. 1-8. 285. De geldigheid van het verrekenbeding is algemeen aanvaard, evenwel vraagt een auteur in een recente bijdrage zich af of hier een probleem zou kunnen rijzen met een verboden erfovereenkomst (zie E. TURPYN, “Het finaal verrekenbeding: een verboden erfovereenkomst?”, T. Not. 2010, 59-66). Dit is mijns inziens geenzins het geval. LARCIER 121 estate2010-boek-4.book Page 122 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 26 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen alleen achter blijft. In het eerste geval zal de verrekenmassa wellicht beperkt blijven tot de goederen die tijdens het huwelijk ten bezwarenden titel zijn verworven, de aanwinsten, net zoals in een gemeenschap van aanwinsten. Voorhuwelijkse goederen en goederen verkregen via erfenis, schenking of testament behoren dan niet tot de verrekenmassa en komen niet voor verrekening in aanmerking. De vordering zal dan geen betrekking hebben op dergelijke goederen. Ook de verrekensleutel zal voor een beding dat echtscheiding viseert, wellicht nooit meer zijn dan de helft van het verschil tussen de aanwinsten op naam van beide echtgenoten. 187. Als het beding wordt ingelast met het oog op overlijden, dan zal de verrekenmassa vaak groter zijn. Dit is het geval bij het alsof-beding “à la Hollandaise”. Hier bestaat de verrekenmassa uit alle goederen die de echtgenoten bezitten, zowel op naam van de man als op naam van de vrouw, zowel van vóór als van tijdens het huwelijk, zowel verkregen onder bezwarende titel als via schenking, erfenis of testament286, met verrekensleutel voor de helft indien niet anderszins bepaald. Qua verrekentijdstip is een alsof-beding noodzakelijk een finaal verrekenbeding, vermits het doen alsof men zich in een algehele gemeenschap bevindt, inherent tot gevolg heeft dat pas bij de ontbinding van het stelsel kan worden overgegaan tot verrekening. In principe wordt de werking van dergelijk alsof-beding beperkt tot de ontbinding door overlijden, met de uitdrukkelijke bepaling dat het beding niet geldt indien wordt aangetoond dat er op het ogenblik van dat overlijden een feitelijke scheiding bestaat of een echtscheidingsprocedure hangende is. 188. De optimale bescherming van de langstlevende bestaat erin dat deze via de verrekenvordering zoveel mogelijk van het vermogen van de eerststervende naar zich toe kan trekken. Aldus zal de verrekenmassa alle goederen van de echtgenoten moeten omvatten, niet enkel de aanwinsten. Vaak blijft de verrekensleutel klassiek, de helft van het verschil tussen de vermogens. Men kan daarin echter verder gaan en via een meer uitgebreide verrekensleutel het ganse vermogen van de eerst overleden echtgenoot door middel van een vordering, economisch laten toekomen bij de langstlevende echtgenoot (zie infra, topic 29). 189. Stel dat het vermogen van beide echtgenoten samen, wat in een stelsel van algehele gemeenschap van goederen het gemeenschappelijk vermogen zou vormen, 2.000 bedraagt. Daarvan staat 1.600 op naam van de man en 400 op naam van de vrouw. In een stelsel van algehele gemeenschap zou elk van de echtgenoten een gemeenschappelijk zakenrechtelijk eigendomsrecht hebben ten aanzien van het vermogen van 2.000, bij ontbinding resulterend in een eigendomsrecht ten belope van 1.000. Bij een alsof-beding doet men alsof er een stelsel van algehele gemeenschap is, niet zakenrechtelijk maar louter verbintenisrechtelijk, via 286. Met uitzondering van de zgn. verknochte goederen en goederen die getroffen zijn door een uitsluitingsclausule, waarbij de testator of de schenker heeft bepaald dat deze niet in een gemeenschap kunnen vallen noch in een verrekenbeding worden betrokken. 122 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 123 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding Boek 4 / Topic 26 de werking van de verrekenvordering. Er zijn geen gemeenschappelijke goederen in zakenrechtelijke zin. De verrekenmassa is hoogstens een “communauté comptable”287. De verrekenmassa dient in economisch opzicht te worden gelijkgesteld met een (in ons geval algehele) gemeenschap van goederen288. Met een verrekensleutel op de helft van de vermogens, heeft derhalve elke echtgenoot – in economische zin – recht op de helft van de verrekenmassa, dus op 1.000. Zakenrechtelijk behouden de echtgenoten de goederen die op hun naam staan, de man 1.600 en de vrouw 400. Aldus heeft de man 600 te veel. Dit wordt gecorrigeerd via de verrekenvordering ad 600 die de vrouw verkrijgt op haar man. 287. I. DE STEFANI, “La séparation des biens avec créance de participation aux acquêts”, in Les contrats de mariage, Louvain-la-Neuve, Academia/Bruylant, 1996, 104. 288. Aldus de Nederlandse Hoge Raad in zijn opmerkelijk arrest van 27 juni 1990, BNB 1990, 255. LARCIER 123 estate2010-boek-4.book Page 124 Friday, May 7, 2010 11:22 AM estate2010-boek-4.book Page 125 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met facultatief verrekenbeding Boek 4 / Topic 27 Boek 4 / Topic 27 Scheiding van goederen met facultatief verrekenbeding ALAIN VERBEKE 190. Wij hernemen het voorbeeld uit topic 26 met een vermogen van 1.600 op naam van de man en 400 op naam van de vrouw. Het finaal verrekenbeding betreft als verrekenmassa de beide vermogens en de verrekensleutel is de helft. Aldus kwam aan de vrouw een verrekenvordering toe van 600. In onze hypothese wordt de vordering vastgesteld bij ontbinding van het stelsel door overlijden van een echtgenoot. 191. Als de man komt te overlijden, bekomt de vrouw een vordering van 600 op de nalatenschap, waardoor het actief met 600 wordt verminderd. Dit is gunstig voor de successierechten verschuldigd op de nalatenschap van de man. Maar als de vrouw eerst komt te overlijden, dan moet de man 600 betalen aan de nalatenschap, waardoor het actief met 600 wordt verhoogd. Voor de man zal dit niet zo leuk zijn, vermits hij dan op zijn eigen vermogen als erfgenaam successierechten zal moeten betalen. Afstand door de langstlevende man van het recht om de verrekening te doen vaststellen, belet niet dat de Administratie de verrekening kan doen vaststellen teneinde de vordering van de eerststervende vrouw bij het actief van de nalatenschap te voegen289. 192. Dit euvel kan worden opgelost via een facultatief verrekenbeding. Dit is een clausule die aan de langstlevende echtgenoot de keuze laat, een optie geeft, om al dan niet over te gaan tot verrekening. Hierbij is het van belang, zoals bij elk keuzerecht in een huwelijkscontract, op concrete en precieze wijze te bepalen hoe en binnen welke termijn de optie moet worden gelicht, evenals wat de gevolgen zijn bij niet of niet-tijdige lichting van de optie. Dergelijke optie is niet in strijd met de vereiste coherentie van het huwelijksvermogensstelsel, en vormt evenmin een verboden erfovereenkomst. 193. Ook fiscaal zit deze oplossing snor. Indien de langstlevende de optie niet uitoefent (bv. omdat hij of zij de rijkste is), zal dit hem of haar fiscaal niet kunnen worden aangewreven. Artikel 68 W.Succ. is immers in deze niet van toepassing290. Hiervoor is wel van belang dat de optie redactioneel zorgvuldig is geformuleerd als een daadwerkelijke facultatieve keuze. Voor toepassing van artikel 68 is het vereist dat de devolutie wordt gewijzigd, dus door afstand van een inte289. CSW, Dossier nr. 1961, 1997-98, p. 340, nr. 9. 290. Zie CSW, Dossier nr. 1961, 1997-98, 319-337 en mijn bijdrage in Nieuwsbrief Successierechten 2001, 11/4. LARCIER 125 estate2010-boek-4.book Page 126 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 27 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen staatserfdeel, van een testamentaire beschikking of van een contractuele erfstelling. Daar komen wij echter in dit geval niet aan toe. De optie wordt successierechtelijk behandeld als een alternatief legaat. 126 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 127 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende aanwinsten Boek 4 / Topic 28 Boek 4 / Topic 28 Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende aanwinsten: huwelijksvoordeel of inkortbaar voordeel?291 ALAIN VERBEKE 194. Van groot belang is de kwalificatie van de verrekenvordering, als huwelijksvoordeel of inkortbaar voordeel. Immers, in de mate dat het als een inkortbaar voordeel wordt beschouwd, dient dit te worden toegevoegd aan de fictieve hereditaire massa ter berekening van het voorbehouden erfdeel van reservataire erfgenamen. In de mate dat dit niet het geval is, is de vordering “reserveimmuun” (zie supra, topic 2). Ook de fiscale gevolgen van een kwalificatie als inkortbaar voordeel dienen te worden nagegaan (zie infra, topic 30). 195. In topic 2 bespraken wij reeds de theorie van de huwelijksvoordelen, in het bijzonder in stelsels van gemeenschap van goederen. De vraag rijst nu of ook bij het stelsel van scheiding van goederen sprake kan zijn van een huwelijksvoordeel. Voor de stelsels van scheiding van goederen bestaan hierover immers geen uitdrukkelijke wettelijke bepalingen. Toch betekent dit gelukkig niet dat er enkel sprake zou zijn van huwelijksvoordelen bij een stelsel van gemeenschap. 196. In deze topic bespreken wij enkel de kwalificatie als huwelijksvoordeel of inkortbaar voordeel van een verrekenvordering die betrekking heeft op huwelijkse aanwinsten. De verrekenvordering die ruimer gaat dan de aanwinsten, wordt in topic 29 behandeld. A. Huwelijksvoordelen ook bij scheiding van goederen 197. In haar aggregaatsproefschrift heeft professor Casman op overtuigende wijze aangetoond dat er sprake is van een huwelijksvoordeel, ongeacht het huwelijksvermogensstelsel, telkens een echtgenoot een voordeel bekomt uit de werking, samenstelling of verdeling van het huwelijksvermogensstelsel, waarbij deze echtgenoot huwelijkse aanwinsten verkrijgt, ook al zijn dit alle aanwinsten of ook al vallen deze aanwinsten niet in een gemeenschappelijk vermogen292. Dit laatste geldt niet indien er kinderen zijn die niet uit hetzelfde bed voortspruiten. 291. Zie daarover: R. BARBAIX, N. GEELHAND en A. VERBEKE, Handboek Estate Planning – Bijzonder Deel 4. Huwelijksvoordelen, Gent, Larcier, 2010, ter perse en in het bijzonder Deel 4: Het finaal Verrekenbeding. Civielrechtelijke aspecten van N. GEELHAND DE MERXEM. 292. H. CASMAN, Het begrip huwelijksvoordelen, Antwerpen, Maklu, 1976, 266-268. LARCIER 127 estate2010-boek-4.book Page 128 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 28 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen Dan wordt de kwalificatie huwelijksvoordeel, bij toepassing van een eeuwenoud algemeen principe293, vastgelegd in artikel 1465 B.W., beperkt tot de helft van de aanwinsten. De analyse van Casman is intussen door tal van auteurs bijgetreden294. Zij argumenteert dat er geen gerechtvaardigde redenen te vinden zijn om de kwalificatie huwelijksvoordeel te reserveren voor de stelsels van gemeenschap. De kwalificatie als huwelijksvoordeel is niet gerelateerd aan het stelsel, maar is gecentraliseerd rond de notie aanwinsten295. Er is geen enkele reden om te eisen dat die aanwinsten eerst in een gemeenschap zouden moeten worden ingebracht om ze dan bij helften te verdelen of om ze onder bezwarende titel bij wijze van huwelijksvoordeel toe te delen aan de langstlevende echtgenoot. Derhalve ligt ook in een stelsel van scheiding van goederen een huwelijksvoordeel voor telkens een beding ertoe leidt dat de langstlevende de helft, dan wel alle aanwinsten (behoudens bij kinderen uit een ander bed) verkrijgt296. 293. Zie over het Edit des secondes noces van 1560, Ph. MALAURIE en L. AYNÈS, Les régimes matrimoniaux, Parijs, Cujas, 1999, vierde uitgave, p. 345-346, nr. 708. 294. Zie onder meer, zonder exhaustief te zijn, F. BOUCKAERT, “Wisseloplossingen voor scheiding van goederen: verdelings- of verrekeningsbedingen of deelgenootschap”, T. Not. 1990, 348; H. CASMAN, Het begrip huwelijksvoordelen, Antwerpen, Maklu, 1976; H. CASMAN en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel?”, Not. Fisc. M. 2005, 292-297; C. CASTELEIN en M. MUYLLE, “Hoe wassend is het water van een schuldechtscheiding?”, Not. Fisc. M. 2006, 149-153; M. COENE, “Over raakvlakken tussen erfrecht en huwelijksvermogensrecht”, in Liber Amicorum Prof. Baeteman, Antwerpen, Kluwer, 1997, 56; R. DEBLAUWE, “Successieplanning tussen echtgenoten”, Themis Fiscaal Recht, Brugge, die Keure, 2006, 26; C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND DE MERXEM, Fiscale successieplanning in extremis in Vlaanderen, in HEP Bijzonder Deel 1, Gent, Larcier, 2008, 268-270 (met nog meer verwijzingen dan hier opgenomen); V. DEHALLEUX, “Avantages matrimoniaux et droits de succession”, R.T.D.F. 2006, 712; W. DELVA, “De contractuele en de gerechtelijke scheiding van goederen”, T.P.R. 1978, 546; P. DE PAGE, “Evolutions récentes en matière d’enregistrement et de droits fiscaux de succession”, J.D.F. 2007, 51; N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding, weerlegging van een onterechte kritiek”, Not. Fisc. M. 2009, 111; Y.-H. LELEU, “Contrats de mariage et planification successorale: trois modalités de partage fiscalement avantageuses”, in Les aspects civils et fiscaux de la planification successorale, Actes de la journée d’études UCL du 20 avril 2007, 12; M. PUELINCKX-COENE, “Op zoek naar de draad van Ariadne in het doolhof van beschikkingen tussen echtgenoten”, T.B.B.R. 1992, 26; J. RUYSSEVELDT, “Recente ontwikkelingen in het Vlaamse successierecht”, Not. Fisc. M. 2007, 7; S. VANDEN DAELEN, “De sterfhuisclausule fiscaal ont(k)leed”, Jura Falc. 2007-08, 61; G. VAN OOSTERWYCK, “Huwelijksvoordelen en contractuele erfstelling”, T.P.R. 1985, 230-231; A. VERBEKE, “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen. Pleidooi voor een warme uitsluiting”, in Evolutie in de huwelijkscontracten, Antwerpen, Kluwer, 1995, 129; A. VERBEKE, “Civiel- en fiscaalrechtelijke bedenkingen bij het finaal verrekeningsbeding en het alsofbeding in het huwelijkscontract van scheiding van goederen”, Liber Amicorum Prof. Dillemans, Antwerpen, Kluwer, 1997, 447; A. VERBEKE, “Les clauses du contrat de mariage. Divorce et décès”, in Y.-H. LELEU, Aspects actuels de la programmation patrimoniale dans la famille, Brussel, Bruylant, 2006, 14-15; A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen. Een tweede Antwerps Mijlpaalarrest”, TEP 2008, 279-286; A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen in België”, Fiscaal Tijdschrift Vermogen 2008/49, 11-23 Enkele auteurs nemen een dubbelzinnige houding aan, in die zin dat zij huwelijksvoordelen in stelsels van scheiding van goederen enkel aanvaarden voor zover het stelsel gepaard gaat met een verrekening van aanwinsten: zie bv. L. VOISIN, “Les avantages matrimoniaux dans le régime des séparation de biens”, in Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 368-369; P. DE PAGE (die op zijn eerdere mening lijkt te zijn teruggekomen) en I. DE STEFANI, “La participation aux acquêts”, in Quinze années d’application de la réforme des régimes matrimoniaux, Brussel, Bruylant, 1991, 235-236. Een minderheid in de Belgische rechtsleer verdedigt een beperkende interpretatie. Men betoogt dat slechts van huwelijksvoordelen sprake kan zijn voor verkrijgingen, krachtens de wet onweerlegbaar vermoed als onder bezwarende titel, ten gunste van een langstlevende echtgenoot in stelsels van gemeenschap van goederen. Zie daarover C. DE WULF, “Eén zwaluw maakt nog geen zomer”, T. Not. 2007, 524; C. DE WULF, “Een kritische doorlichting van recente rechtspraak en rechtsleer in verband met de sterfhuisclausule”, T. Not. 2008, 470 en C. DE WULF, “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – Recht of wishful thinking?”, T. Not. 2009, 523-532. 295. H. CASMAN, o.c., in Quinze années d’application de la réforme des régimes matrimoniaux, Brussel, Bruylant, 1991, 21-22. 296. H. CASMAN, “Les droits de survie ou avantages matrimoniaux en régime de séparation de biens”, in Les contrats de mariage, Louvain-la-Neuve, Academia/Bruylant, 1996, 19-22. 128 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 129 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende aanwinsten Boek 4 / Topic 28 198. Na een klein “accident de parcours” in de rechtspraak297 heeft het Hof van Beroep te Antwerpen in zijn arrest van 5 oktober 2004 deze analyse bevestigd298. Het hof geeft in een omstandig en uitvoerig gemotiveerd arrest voor de allereerste keer een stevige theoretische onderbouw voor de civielrechtelijke kwalificatie van vorderingen uit verrekenbedingen in het Belgisch recht. Het is dan ook niet overdreven om te spreken van een mijlpaalarrest. In de eerste plaats bevestigt het hof van beroep dat er niet enkel bij stelsels van gemeenschap sprake kan zijn van huwelijksvoordelen: “Dat er, inderdaad, sprake is van een huwelijksvoordeel, ongeacht het huwelijksvermogensstelsel, telkens een echtgenoot een voordeel bekomt uit de werking, samenstelling of verdeling van het huwelijksvermogensstelsel, waarbij deze echtgenoot huwelijkse aanwinsten verkrijgt, ook al zijn dit alle aanwinsten (voor zover er geen kinderen zijn uit een vorig huwelijk, in welk geval de kwalificatie huwelijksvoordeel bij toepassing van artikel 1465 B.W. tot de helft der aanwinsten beperkt wordt) of ook al vallen deze aanwinsten niet in een gemeenschappelijk vermogen. (...) Dat derhalve ook in een stelsel van scheiding van goederen een huwelijksvoordeel voorligt telkens een beding ertoe leidt dat de langstlevende de helft dan wel alle aanwinsten (behoudens bij kinderen uit een ander bed) verkrijgt”. Dat huwelijksvoordelen ook voorkomen in stelsels van scheiding van goederen werd overigens recent nogmaals bevestigd in een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen299. Dit blijkt ook uit een arrest van het Grondwettelijk Hof (het toenmalige Arbitragehof)300. B. Begrip huwelijkse aanwinsten 199. De aanwinsten zijn, zoals reeds toegelicht onder topic 2, alle goederen tijdens het huwelijk verworven onder bezwarende titel, waarvan niet wordt bewezen dat zij een belegging of wederbelegging uitmaken van tegenwoordige of toekomstige goederen. Ook hier is het decisieve tijdstip dus de aanvang van het huwelijk en niet de datum van een eventuele wijzigingsakte. Als echtgenoten reeds dertig jaar gehuwd zijn onder zuivere scheiding van goederen, en daar nu een finaal verrekenbeding over de aanwinsten aan toevoegen, dan wordt de verrekenmassa gevormd door alle aanwinsten, sinds de aanvang van het huwelijk. 297. Rb. Antwerpen 2 mei 2003, kritisch en afkeurend besproken door A. VERBEKE, “Het alsofbeding in gevaar?”, Not. Fisc. M. 2003, 199-208. 298. Not. Fisc. M. 2004, met noot A. VERBEKE, 272-274. 299. Antwerpen 24 juni 2008, TEP 2008, 356-361, noot A. VERBEKE, A.F.T. 2009, 30-33, noot B. INDEKEU, R.W. 2008-09, 876, T. Not. 2008, 486. De fiscale Administratie heeft een voorziening in Cassatie ingesteld tegen dit arrest. 300. Arbitragehof nr. 170/2005, d.d. 23 november 2005. LARCIER 129 estate2010-boek-4.book Page 130 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 28 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen 200. Ook dit aspect wordt door het hof van beroep in zijn mijlpaalarrest duidelijk geformuleerd: “Dat de aanwinsten alle goederen zijn tijdens het huwelijk verworven onder bezwarende titel, waarvan niet wordt bewezen dat zij een belegging of wederbelegging uitmaken van tegenwoordige of toekomstige goederen”. C. Kwalificatie van verrekenvordering betreffende aanwinsten als huwelijksvoordeel 201. Uit het voorgaande volgt dat de verrekenvordering ingevolge een finaal verrekenbeding beperkt tot de aanwinsten en met verrekensleutel voor de helft, moet worden gekwalificeerd als een huwelijksvoordeel. Ook in Frankrijk lijkt ten aanzien van de “participation aux acquêts” een gelijkaardig standpunt omtrent de verrekenvordering als huwelijksvoordeel te worden ingenomen, hoewel de wet daar even stilzwijgend is als bij ons omtrent deze problematiek301. De economische vergelijkbaarheid met de toestand bij gemeenschap van goederen, rechtvaardigt dat de regels inzake huwelijksvoordelen bij gemeenschap naar het verrekenbeding worden “getransponeerd”302. 202. Hetzelfde geldt daarenboven indien de langstlevende via de vordering de tegenwaarde van meer dan de helft tot zelfs alle aanwinsten verkrijgt303. Ik herneem het voorbeeld uit topic 26 met een totaal vermogen van 2.000, met 1.600 op naam van de man en 400 op naam van de vrouw. Van de 1.600 op naam van de man zijn er 1.400 aanwinsten. Van 200 kan worden aangetoond dat het goederen zijn voortkomend uit een erfenis. De 400 op naam van de vrouw zijn volledig afkomstig uit een schenking vanwege haar ouders. De aanwinsten bedragen derhalve 1.400, alle gerealiseerd door de man. De verrekenmassa omvat het totale vermogen, de verrekensleutel bedraagt de helft. Aldus behoudt de vrouw haar eigen goederen ad 400 en verkrijgt zij een verrekenvordering ad 600. De verrekenvordering van 600 toegevoegd aan haar eigen aanwinsten van nihil bedraagt niet meer dan de totaliteit der aanwinsten van 1.400, zodat de vordering in zijn totaliteit een huwelijksvoordeel is. 203. Indien er kinderen van de overledene zijn uit een ander bed, dan ligt slechts een huwelijksvoordeel voor binnen de grenzen van artikel 1465 B.W. Dit is in de mate dat de aanwinsten op naam van de langstlevende en de verrekenvordering samen niet meer bedragen dan de helft van de totaliteit van de aanwinsten. In voornoemd voorbeeld zou dan sprake zijn van een huwelijksvoordeel ten belope 301. Ph. MALAURIE en L. AYNÈS, Les régimes matrimoniaux, Parijs, Cujas, 1999, vierde uitgave, p. 389, nr. 862; J.-P. STORCK, “Avantages matrimoniaux et régime de participation aux acquêts”, JCPN 1981, I, 355. 302. G. CORNU, Les régimes matrimoniaux, Parijs, PUF, 1997, negende uitgave, 690. 303. Liber Dillemans, p. 448, nr. 28 en de toepassingen op p. 450-454. 130 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 131 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende aanwinsten Boek 4 / Topic 28 van de helft van de aanwinsten, in casu 700. Ook in die hypothese zou de vordering in het voorbeeld geen huwelijksvoordeel zijn. 204. Ook deze analyse wordt duidelijk en precies bevestigd door het Hof van Beroep te Antwerpen in zijn arrest van 5 oktober 2004: “Dat de verrekenvordering van een echtgenoot krachtens een finaal verrekeningsbeding of krachtens een alsof-beding, hoe ook geformuleerd en onder welke modaliteiten ook, dan ook nooit als een schenking kan worden beschouwd voor zover hetgeen de vorderingsgerechtigde echtgenoot krachtens de participatievordering ontvangt, toegevoegd aan zijn eigen aanwinsten, niet meer bedraagt dan de waarde van de totaliteit van de aanwinsten van beide echtgenoten samen (of de helft daarvan indien er kinderen zijn uit een vorig huwelijk)”. LARCIER 131 estate2010-boek-4.book Page 132 Friday, May 7, 2010 11:22 AM estate2010-boek-4.book Page 133 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende meer dan aanwinsten Boek 4 / Topic 29 Boek 4 / Topic 29 Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende meer dan aanwinsten: huwelijksvoordeel of inkortbaar voordeel?304 ALAIN VERBEKE 205. De verrekenvordering ingevolge een finaal verrekenbeding of alsof-beding, met het totale vermogen als verrekenmassa, betreft niet enkel de tegenwaarde van de aanwinsten, maar ook van alle voorhuwelijkse goederen en goederen tijdens het huwelijk om niet verkregen (in het raam van stelsels van gemeenschap inbreng genoemd). In de mate dat de vordering niet groter is dan de tegenwaarde van de totaliteit van de aanwinsten, rijst er geen probleem en kan worden verwezen naar de analyse in topic 28. In de mate dat de vordering groter is dan de tegenwaarde van de aanwinsten en deze ook betrekking heeft op de inbreng door de vooroverledene, rijst de vraag of de vordering voor dit surplus dat boven de totaliteit van de aanwinsten uitkomt, ook nog als een huwelijksvoordeel kan worden gekwalificeerd. 206. Het aggregaatproefschrift van professor Casman biedt geen antwoord op deze vraag, daar de analyse er beperkt is tot de aanwinsten. De vraag wordt niet aangeraakt, maar er wordt ook niet beweerd dat het niet zou kunnen dat de vordering als tegenwaarde van inbreng geen huwelijksvoordeel zou kunnen zijn. 207. Voor de kwalificatie van de vordering die betrekking heeft op de tegenwaarde van de inbreng door de vooroverleden echtgenoot heb ik eerder al gepleit voor een analoge toepassing van de regels van de artikelen 1458 en 1464 B.W.305. Aldus is de verrekenvordering die betrekking heeft op de helft van de inbreng van de overleden echtgenoot, voor zover er geen kinderen zijn uit een ander bed, naar analogie van artikel 1464 B.W., ook een huwelijksvoordeel. 208. Ik heb twee redenen aangegeven ter rechtvaardiging van dit standpunt. Ten eerste zou men deze regels kunnen beschouwen, samen met artikel 1465 B.W., als algemene regels inzake huwelijksvoordelen. Ten tweede kan hier het economische argument, zoals ook gehanteerd door de Nederlandse Hoge Raad en de Franse doctrine (zie supra, topic 26 en topic 28), worden aangehaald. In economisch opzicht komen de algehele gemeenschap van goederen en het alsof-beding 304. Zie daarover: R. BARBAIX, N. GEELHAND en A. VERBEKE, Handboek Estate Planning – Bijzonder Deel 4. Huwelijksvoordelen, Gent, Larcier, 2010, ter perse en in het bijzonder Deel 4: Het finaal Verrekenbeding. Civielrechtelijke aspecten van N. GEELHAND DE MERXEM. 305. Zie reeds aarzelend in die zin in Liber Dillemans, p. 449-450, nr. 30 en zeer expliciet in Not. Fisc. M. 2003, 199-208 en in H. CASMAN en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel?”, Not. Fisc. M. 2005, 292-297. LARCIER 133 estate2010-boek-4.book Page 134 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 29 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen exact op hetzelfde neer. Het ene zakenrechtelijk, het andere louter verbintenisrechtelijk. Telkens het plafond van artikel 1464 B.W., zij het zakenrechtelijk via gemeenschap, zij het economisch via een verrekenvordering, wordt overschreden, ligt een inkortbaar voordeel voor. 209. In zijn logisch opgebouwd arrest van 4 oktober 2004 komt het Hof van Beroep te Antwerpen (zie supra, topic 28) ook tot deze vraag. Het kwestieuze alsof-beding heeft immers het totale vermogen van de echtgenoten als verrekenmassa, en betreft dus niet enkel de tegenwaarde van de aanwinsten, maar ook van alle voorhuwelijkse goederen en goederen tijdens het huwelijk om niet verkregen. Het hof herhaalt dat er geen probleem rijst in de mate dat de vordering niet groter is dan de tegenwaarde van de totaliteit der aanwinsten (zie supra, topic 28). De vraag rijst echter wat er moet gebeuren in de mate dat de vordering groter is dan de tegenwaarde van de aanwinsten en deze ook betrekking heeft op de inbreng door de vooroverledene. Kan de vordering voor dit surplus dat boven de totaliteit van de aanwinsten uitkomt, nog als een huwelijksvoordeel worden gekwalificeerd? 210. Het Hof van Beroep te Antwerpen onderschrijft de analoge toepassing van de artikelen 1464-1465 B.W. Het hof beslist in twee alweer haarfijne overwegingen. In een eerste overweging benadrukt het hof de economische gelijkenis tussen het alsof-beding en de algehele gemeenschap: “Dat er hier niet alleen geen sprake kan zijn van een schenking gelet op het aleatoir karakter van de verrekenvordering, doch ook omwille van het feit dat de algehele gemeenschap en het alsof-beding in economisch opzicht exact op hetzelfde neerkomen, waarbij het ene een zakenrechtelijk karakter heeft en het andere een louter verbintenissenrechtelijk karakter”. Daaruit volgt bijna noodzakelijkerwijze de analoge toepassing van artikel 1464 B.W., zo blijkt uit de tweede overweging: “Dat er enkel sprake zal zijn van een schenking, wanneer het in artikel 1464 B.W. voorzien plafond, zij het zakenrechtelijk via de gemeenschap, zij het economisch via een verrekenvordering wordt overschreden”. Verder in het arrest bevestigt het hof dat artikel 1464 B.W. geldt als een algemene regel inzake huwelijksvoordelen, en dus niet kan worden beperkt tot stelsels van gemeenschap van goederen, maar evenzeer van toepassing is op bedingen in stelsels van scheiding van goederen. Dit is een zeer belangwekkende uitspraak die voor het eerst duidelijkheid en klaarheid schept op dit vlak. 211. In het geval van een verrekenvordering kan men dus concreet de contouren van het begrip huwelijksvoordeel aflijnen met de drie volgende stappen306: 306. H. CASMAN en A. VERBEKE, “Wat is een huwelijksvoordeel?”, Not. Fisc. M. 2005, 294. 134 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 135 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding betreffende meer dan aanwinsten Boek 4 / Topic 29 Eerste stap: Er is sprake van een huwelijksvoordeel wanneer een echtgenoot een huwelijksvermogensrechtelijk voordeel verkrijgt dat beperkt blijft tot de huwelijkse aanwinsten. Of er niet meer dan de aanwinsten is toegekend, wordt vastgesteld bij de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensstelsel. Tweede stap: Rekening houdend met het bepaalde in artikelen 1458 en 1464 B.W., mag het plafond dat aangeeft tot hoever men kan gaan binnen de kwalificatie als huwelijksvoordeel, verruimd worden, naast de aanwinsten, met de helft van de waarde van de goederen die door de andere echtgenoot opgenomen zijn in de verrekening die huwelijksvermogensrechtelijk tot stand komt. Derde stap: Als er kinderen zijn uit een vorige relatie, ligt het plafond echter lager: er is slechts sprake van een huwelijksvoordeel zolang een echtgenoot niet meer dan de helft van de huwelijkse aanwinsten verkrijgt. 212. De kwalificatie als huwelijksvoordeel blijft dus, civielrechtelijk, afhankelijk van de naleving van de perken die door de artikelen 1464 resp. 1465 B.W. zijn gesteld. Indien de langstlevende door de werking van het beding, niet alleen de eigen inbreng en alle aanwinsten verwerft, maar bovendien meer dan de helft van de door de andere echtgenoot in (gemeenschap) gebrachte goederen verkrijgt, is er in die mate een voordeel dat aan de regels van de schenkingen of minstens aan de regels inzake inkorting onderworpen is. Zo ook bij samenloop met stiefkinderen, indien de langstlevende naast de eigen inbreng, méér dan de helft van de aanwinsten verkrijgt. Indien het surplus de verkrijging geen huwelijksvoordeel is, omdat het boven het plafond van artikel 1464 B.W. (alle aanwinsten en helft inbreng) of artikel 1465 B.W. (helft aanwinsten) uitkomt (hierna genoemd: het surplus), dan rijst de vraag hoe dit surplus civielrechtelijk moet worden gekwalificeerd307. 213. Civielrechtelijk wordt een vermogensvoordeel toegekend dat aan de regels van de schenkingen, of minstens aan de regels van inkorting onderworpen is. Ook al is het surplus geen huwelijksvoordeel, het is ook geen schenking. In 1464 B.W. wordt bepaald dat dit surplus als schenking wordt beschouwd. De restrictieve betekenis daarvan blijkt uit artikel 1465 B.W. waar enkel sprake is van een mogelijke inkorting, ter bescherming van het reservataire erfrecht. Civielrechtelijk wordt bijgevolg een vermogensvoordeel toegekend dat aan de regels van de schenkingen, of minstens aan de regels van inkorting onderworpen is, maar dat zelf geen schenking is. Het betreft een objectieve kwalificatie die op basis van een theorie van de huwelijksvoordelen wordt gegeven aan de verkrijging die een echtgenoot bekomt krachtens het huwelijksvermogensstelsel. Deze objectieve wettelijke kwalificatie staat los van de subjectieve intenties van partijen. Tot op 307. H. CASMAN en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not. Fisc. M. 2007, 32-35. LARCIER 135 estate2010-boek-4.book Page 136 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 29 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen een zekere hoogte zijn dergelijke verkrijgingen objectief aangemerkt als huwelijksvoordelen onder bezwarende titel, vanaf een bepaalde grens of plafond moeten zij objectief worden beschouwd als niet meer onder bezwarende titel. Het surplus is dus geen huwelijksvoordeel, maar ook geen schenking. Het is aan de regelen betreffende schenkingen onderworpen ter bescherming van de rechten van reservataire erfgenamen en is aldus vatbaar voor inkorting. Dit doet denken aan het quasilegaat in het nieuwe Nederlandse erfrecht waar een verblijvingsbeding ook geen schenking of gift is maar onder bepaalde voorwaarden wel voor inkorting in aanmerking komt308. 214. Concluderend kan men dus stellen dat hetgeen de langstlevende echtgenoot boven het plafond van de artikelen 1464-1465 B.W. verkrijgt krachtens een verrekenbeding geen huwelijksvoordeel, maar ook geen schenking is, doch dat het louter ter bescherming van de rechten van reservataire erfgenamen als een schenking wordt behandeld en aan de regelen betreffende de schenkingen is onderworpen, met name voor wat de regels van de inkorting betreft, zodat de verkrijging voor het deel boven het plafond voor inkorting vatbaar is. Deze redenering werd onlangs integraal bevestigd in een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen309. 215. Hoewel ik hierboven en elders heb geschreven dat het surplus geen huwelijksvoordeel is, ben ik intussen tot de conclusie gekomen dat ik die mening moet herzien. Het betreft wellicht een louter terminologische precisering, en qua praktische gevolgen verandert er niets. Maar ik meen dat het surplus wel degelijk een huwelijksvoordeel is310. Waarom? De echtgenoten wensen, binnen het raam van hun huwelijksvermogensstelsel, gemeenschap of scheiding van goederen, tussen en voor elkaar, bepaalde voordelen vast te leggen. Om het even welk voordeel men in dit verband afspreekt, is m.i. een huwelijksvoordeel. Dit soort van bevoordeling, het huwelijksvoordeel, wordt door de wetgever geregeld, zowel de kwalificatie (objectief) als de gevolgen daarvan. Blijft men onder de plafonds, voorzien door de artikelen 1464 en 1465 B.W., dan zijn de gevolgen van het huwelijksvoordeel onaantastbaar. Het betreft dan een eigenlijk of volkomen huwelijksvoordeel, of ook wel een oninkortbaar huwelijksvoordeel. Het surplus daarentegen is een inkortbaar huwelijksvoordeel of ook wel een oneigenlijk of onvolkomen huwelijksvoordeel. 308. F. SCHOLS, in M.J.A. VAN MOURIK (ed.), Handboek nieuw erfrecht, Deventer, Kluwer, 2002, derde druk, 160162. 309. Antwerpen 24 juni 2008, TEP 2008, 356-361, noot A. VERBEKE, A.F.T. 2009, 30-33, noot B. INDEKEU, R.W. 2008-09, 876, T. Not. 2008, 486. Het betrof een zaak aangaande een sterfhuisbeding. De fiscale Administratie zou een voorziening in cassatie hebben ingesteld tegen dit arrest. 310. A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen. Een tweede Antwerps Mijlpaalarrest”, TEP 2008, 285; A. VERBEKE, “Huwelijksvoordelen in België”, Fiscaal Tijdschrift Vermogen 2008/49, 17. 136 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 137 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding. Fiscale analyse Boek 4 / Topic 30 Boek 4 / Topic 30 Scheiding van goederen met verrekenbeding. Fiscale analyse311 ALAIN VERBEKE 216. In de topics 28, p. 127 en 29, p. 133 hebben wij vanuit civielrechtelijk oogpunt vastgesteld in welke mate de verrekenvordering voor de langstlevende een verkrijging is die moet worden aangemerkt als een huwelijksvoordeel. Wij hebben daaruit geleerd dat de algemene regels van de artikelen 1464-1465 B.W. ook van toepassing zijn op de verrekenvordering. 217. Betekent dit dan dat de verrekenvordering die, geheel of gedeeltelijk, als een huwelijksvoordeel wordt gekwalificeerd, ten belope daarvan belastingvrij is? 218. Zoals eerder benadrukt, bevinden wij ons met een verrekenbeding in een stelsel van scheiding van goederen. Er is een louter verbintenisrechtelijke verrekenvordering en helemaal geen zakenrechtelijk gemeenschappelijk vermogen. Omdat er geen gemeenschappelijk vermogen is, kan men nooit toekomen aan de toepassing van artikel 5 W.Succ. Deze bepaling moet immers restrictief worden uitgelegd312. Bij gebreke van een uitdrukkelijke afwijkende wettelijke bepaling moet het fiscale recht en dus ook de fiscus de burgerrechtelijke kwalificatie van de verrekenvordering respecteren. Nemen wij eerst de vordering als tegenwaarde voor aanwinsten. Indien de langstlevende met die vordering, toegevoegd aan de eigen aanwinsten, niet meer verkrijgt dan de totaliteit van de aanwinsten van beide echtgenoten (behoudens niet-gemeenschappelijke kinderen), dan ligt er een huwelijksvoordeel voor (zie supra, topic 28), dat onbelast is313. Waar bij een zakenrechtelijke verblijving van alle aanwinsten, de helft belast is op grond van het fictieartikel 5 (hoewel civielrechtelijk volledig onder bezwarende titel; zie supra, topic 2), is de verbintenisrechtelijke verblijving van alle aanwinsten door middel van een verrekenvordering volledig belastingvrij, omdat deze civielrechtelijk onder bezwarende titel is en er geen fictieartikel uit het W.Succ. kan worden toegepast. Bekijken wij dan 311. Zie daarover: R. BARBAIX, N. GEELHAND en A. VERBEKE, Handboek Estate Planning – Bijzonder Deel 4. Huwelijksvoordelen, Gent, Larcier, 2010, ter perse en in het bijzonder N. GEELHAND DE MERXEM, Deel 5. Het finaal verrekenbeding. Fiscale aspecten. 312. A. CULOT, “Séparation de biens avec société d’acquêts et séparation de biens avec participation aux acquêts. Incidences en matière de droits de succession”, Rec. gén. enr. not. 1997, nr. 24.669, p. 56, in fine. 313. Liber Dillemans, p. 457, nr. 43; Nieuwsbrief Successierechten 2001, 11/8; H. CASMAN, “Huwelijksvermogensrecht en successierechten”, in H. CASMAN, Y.-H. LELEU en A. VERBEKE, Eigenzinnig familiaal vermogensrecht, I, Praktijkgericht huwelijksvermogensrecht, Antwerpen, Kluwer, 2002, 33. LARCIER 137 estate2010-boek-4.book Page 138 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 30 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen de vordering die de tegenwaarde vormt voor inbreng door de vooroverledene. In de mate dat de vordering betrekking heeft op een tegenwaarde van de helft van de inbreng door de vooroverleden echtgenoot ligt opnieuw een onbelast huwelijksvoordeel voor (buiten de hypothese van kinderen uit een ander bed) (zie supra, topic 29). 219. Uiteraard moeten de nodige bewijzen omtrent het bestaan en de omvang van de vordering worden voorgelegd. Artikel 33 W.Succ. is hier van toepassing, maar kan in casu weinig problematisch zijn. De langstlevende bewijst de echtheid van de schuld aan de hand van het huwelijkscontract en de verrekeningsstaat die in uitvoering daarvan is opgemaakt314. 220. Een en ander wordt opnieuw uitdrukkelijk bevestigd door het Hof van Beroep te Antwerpen in zijn arrest van 5 oktober 2004 (zie supra, topic 28). Het hof formuleert de volgende klare vuistregel: “Dat de verrekenvordering bijgevolg onbelast is in de mate dat zij op niet meer betrekking heeft dan de waarde van alle aanwinsten en de helft van de inbreng van de vooroverleden echtgenoot”. 221. Dit alles is onlangs ook bevestigd door de fiscale Administratie315 in een administratieve beslissing waarvan wij de tekst hierna citeren: 08. – Nederlands huwelijkscontract met finaal verrekeningsbeding 01. – Twee personen van Nederlandse nationaliteit, beiden wonende in België, sluiten voor een notaris in Nederland een huwelijkscontract af, bevattende een finaal verrekeningsbeding (alsof-beding). Volgens dit contract zal er tussen de echtgenoten generlei gemeenschap van goederen bestaan, doch wanneer het huwelijk ontbonden wordt door overlijden en ieders vermogen alsdan een positief saldo heeft, vindt een dusdanige verrekening plaats dat ieder van de echtgenoten gerechtigd is tot een waarde, gelijk aan die waartoe hij gerechtigd zou zijn geweest, indien tussen partijen een algehele gemeenschap van goederen had bestaan. De verrekenvordering van een echtgenoot krachtens een finaal verrekeningsbeding of krachtens een alsof-beding, hoe ook geformuleerd en onder welke modaliteiten ook, kan nooit als een schenking worden beschouwd voor zover hetgeen de vorderingsgerechtigde echtgenoot krachtens de participatievordering ontvangt, toegevoegd aan zijn eigen aanwinsten, niet meer bedraagt dan de waarde van de totaliteit van de aanwinsten van beide echtgenoten samen. In de mate dat de vordering groter is dan de tegenwaarde van de aanwinsten en deze ook betrekking heeft op de inbreng door de vooroverledene, rijst de vraag of de vordering voor dit surplus dat boven de totaliteit der 314. A. CULOT, “Séparation de biens avec société d’acquêts et séparation de biens avec participation aux acquêts. Incidences en matière de droits de succession”, Rec. gén. enr. not. 1997, nr. 24.669, p. 55-57. 315. Beslissing nr. E.E./98.470, Rép. R.J., nr. S2/08-01. 138 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 139 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding. Fiscale analyse Boek 4 / Topic 30 aanwinsten uitkomt, ook nog als een huwelijksvoordeel kan worden gekwalificeerd. Hier kan alleen geen sprake zijn van een schenking gelet op het aleatoir karakter van de verrekenvordering, maar ook omwille van het feit dat de algehele gemeenschap en het alsof-beding in economisch opzicht exact op hetzelfde neerkomen, waarbij het ene een zakenrechtelijk karakter heeft en het andere een louter verbintenissenrechtelijk karakter. Er kan enkel sprake zijn van een schenking, wanneer het in artikel 1464 B.W. voorzien plafond, zij het zakenrechtelijk via de gemeenschap, zij het economisch via een verrekenvordering wordt overschreden. Ter zake kan aangenomen worden dat er niet veel huwelijkse aanwinsten zijn geweest – het huwelijk heeft amper één jaar geduurd – en dat het vermogen van de vooroverleden man grotendeels uit inbreng bestond. De verrekenvordering is bijgevolg onbelast in de mate dat zij op niet meer betrekking heeft dan de waarde van alle aanwinsten en de helft van de inbreng van de man. Aangezien de vordering maar een verrekening betreft ten aanzien van de helft van het totale vermogen, kan deze nooit boven het in artikel 1464 B.W. (dat als algemene regel inzake huwelijksvoordelen geldt) genoemd plafond, hetzij de tegenwaarde van de totaliteit van de aanwinsten alsook het surplus boven alle aanwinsten dat de tegenwaarde vormt ten belope van de helft van de inbreng door de vooroverleden echtgenoot, uitkomen en is derhalve onbelast. De door de Administratie als een gift belaste verrekenvordering, ongeacht de vraag of het kwestieus alsof-beding naar Nederlands dan wel naar Belgisch recht dient te worden gekwalificeerd, kan in geen van beide hypothesen als een schenking worden beschouwd en kan dan ook niet aan de heffing van successierechten worden onderworpen. 222. Voor zover de vordering betrekking heeft op meer dan de helft van de inbreng van de vooroverleden echtgenoot, is de vordering geen huwelijksvoordeel, maar wordt deze beschouwd als een schenking. De vraag rijst of dit deel van de vordering dan belast is. Daarover bestaat op dit moment onduidelijkheid. Een grondige analyse dient er o.i. toe te leiden dat het surplus evenmin belast kan worden op grond van het Wetboek der Successierechten316. Vooreerst rijst de vraag hoe dit surplus civielrechtelijk moet worden gekwalificeerd (zie supra, topic 29). In 1464 B.W. wordt bepaald dat dit surplus als schenking wordt beschouwd. De restrictieve betekenis daarvan blijkt uit artikel 1465 B.W. waar enkel sprake is van een mogelijke inkorting, ter bescherming van het reservataire erfrecht. Civielrechtelijk wordt bijgevolg een vermogensvoordeel toegekend dat aan de regels van de schenkingen of minstens aan de regels van inkorting onderworpen is, maar dat zelf geen schenking is. Het betreft een objec316. H. CASMAN en A. VERBEKE, “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not. Fisc. M. 2007, 32-35. LARCIER 139 estate2010-boek-4.book Page 140 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 30 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen tieve kwalificatie. Vervolgens rijst de vraag hoe een verkrijging die wel aan de regels van de schenkingen is onderworpen, fiscaal moet worden behandeld, in het bijzonder gelet op de artikelen 5, 7 en 2 W.Succ. De fictiebepaling van artikel 5 belast verkrijgingen voor zover drie voorwaarden zijn vervuld: 1° het betreft een verkrijging krachtens huwelijksovereenkomst die niet onderworpen is aan de regels van de schenkingen; 2° het betreft een overlevingsrecht en 3° door het voordeel verkrijgt de langstlevende echtgenoot meer dan de helft van de huwgemeenschap. Hetgeen een echtgenoot verkrijgt boven het plafond van de artikelen 1464-1465 B.W. geldt zoals vermeld niet als huwelijksvoordeel, maar is ook geen schenking. Het is wel een verkrijging die als schenking wordt beschouwd (art. 1464 B.W.), inkortbaar is (art. 1465 B.W.), en derhalve aan de regels van de schenkingen is onderworpen (tekst van art. 5 W.Succ.). Ongeacht of deze verkrijging wordt bekomen ingevolge een overlevingsrecht, is inzake het surplus niet voldaan aan minstens de eerste toepassingsvoorwaarde van artikel 5 W.Succ. (de verkrijging is immers wel onderworpen aan de regels van de schenkingen), zodat geen successierecht kan worden geheven op grond van deze bepaling. Artikel 2 W.Succ. laat belasting toe indien de verkrijging wordt bekomen ingevolge de wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling. Het is evident dat het geen wettelijke devolutie of uiterste wilsbeschikking betreft. De term contractuele erfstelling behoeft wellicht een nadere analyse. De contractuele erfstelling is een beschikking ten kostelozen titel in een huwelijkscontract of in een afzonderlijke akte waarbij iemand ten voordele van een ander beschikt over de goederen die zijn nalatenschap zullen samenstellen317. Van een contractuele erfstelling kan enkel sprake zijn inzake goederen die de nalatenschap van de insteller zullen uitmaken318. Het moet dus gaan om een echtgenoot die beschikt over zijn eigen toekomstige nalatenschap, met name over zijn eigen goederen of over zijn aandeel in het gemeenschappelijk vermogen. Dit laatste aandeel kan pas worden bepaald na ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel en overeenkomstig de wettelijke of conventionele regels van verdeling van dat gemeenschappelijk vermogen. Hetgeen verkregen wordt krachtens een verdelingsbeding van dat gemeenschappelijk vermogen, zoals het surplus in casu, kan dus geen contractuele erfstelling zijn. Er is nog een bijkomend argument waarom hier geen contractuele erfstelling voorligt. Een contractuele erfstelling is een schenking van toekomstige goederen, en vereist derhalve een animus donandi319. Zoals hoger vermeld, is de verkrijging van het surplus echter geen schenking, maar is deze aan de regels van inkorting onderworpen louter op grond van een objectieve wettelijke kwalificatie. Het peilen naar het inzicht om te begiftigen is irrelevant. En als dit inzicht niet 317. J. DECUYPER, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2004, nr. 64. 318. M. VAN QUICKENBORNE, Contractuele erfstelling, in A.P.R., Brussel, Story-Scientia, 1991, tweede herziene uitgave, 85. 319. J. DECUYPER, Successierechten, Mechelen, Kluwer, 2004, nr. 64. 140 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 141 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Scheiding van goederen met verrekenbeding. Fiscale analyse Boek 4 / Topic 30 determinerend is voor de kwalificatie, dan kan er ook geen sprake zijn van een schenking, en dus ook niet van een contractuele erfstelling. Het surplus kan derhalve niet worden belast inzake successierechten op grond van artikel 2 W.Succ. Daarenboven mag men niet vergeten dat de fiscale wet restrictief dient te worden geïnterpreteerd: het is een grondwettelijk beginsel dat niets belastbaar is tenzij dit door de wet belastbaar wordt gesteld. Bovendien wordt algemeen aangenomen dat een duidelijke wettekst niet per analogiam kan worden uitgelegd. Het surplus kan derhalve niet worden belast inzake successierechten op grond van artikel 2 W.Succ. Deze redenering aangaande de niet-toepasselijkheid van artikel 2 W.Succ. op het surplus werd onlangs integraal bevestigd in een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen aangaande een sterfhuisconstructie320. De fiscale Administratie heeft echter een voorziening in cassatie ingesteld tegen dit arrest. Artikel 7 W.Succ. belast tot slot de kosteloze bevoordeling, gedaan binnen de drie jaar voor het overlijden, die niet onderworpen is geweest aan de registratierechten op schenkingen. Er kan o.i. geen twijfel bestaan dat het huwelijksvoordeel of surplus aan inkortingsregels onderworpen, pas kan worden vastgesteld bij ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel. Een beschikking die tot stand komt op het moment van overlijden is geen beschikking die tot stand komt vóór het overlijden. Aldus kan er geen sprake zijn van een schenking die gedaan is in de drie jaar vóór het overlijden van de schenker. Aldus is het ook niet mogelijk om het surplus te belasten op grond van artikel 7 W.Succ. Samenvattend meen ik dat er geen enkele fictiebepaling te vinden is op basis waarvan het surplus kan worden belast. Het surplus is daarom m.i. in alle omstandigheden onbelastbaar. Zoals vermeld, legt de fiscale Administratie zich niet neer bij het arrest van 24 juni 2008. Het laatste woord over de fiscale behandeling van het verrekenbeding is dus nog niet gezegd. 320. Antwerpen 24 juni 2008, TEP 2008, 356-361, noot A. VERBEKE, A.F.T. 2009, 30-33, noot B. INDEKEU, R.W. 2008-09, 876, T. Not. 2008, 486. LARCIER 141 estate2010-boek-4.book Page 142 Friday, May 7, 2010 11:22 AM estate2010-boek-4.book Page 143 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Optimale planning via scheiding van goederen met verrekenbeding? Boek 4 / Topic 31 Boek 4 / Topic 31 Optimale planning via scheiding van goederen met verrekenbeding? De test van de vier risico’s ALAIN VERBEKE A. De vier risico’s 223. In een klassieke benadering is de ideale huwelijksvermogensrechtelijke planning voor bescherming van de langstlevende bij overlijden van één van de echtgenoten, de keuze voor een stelsel van algehele gemeenschap van goederen met een verblijvingsbeding. Daarmee verkrijgt de langstlevende een maximale zakenrechtelijke positie ten aanzien van het ganse vermogen. In de mate dat de grenzen van de artikelen 1464 en 1465 B.W. niet worden overschreden, beschermt deze constructie de langstlevende tegen de reserve van de kinderen (zie supra, topic 2). Het nadeel van deze oplossing is de fiscale kostprijs. Een verblijvingsbeding is duur (zie supra, topic 22). Een zekere matiging van deze fiscale kost kan worden bekomen met het keuze- of verblijvingsbeding met vordering (zie supra, topic 19 en topic 20). 224. Bij de keuze van een huwelijkscontract als planningstool bij leven heb ik nog twee andere doelstellingen naar voren geschoven, met name echtscheidingsrisico en schuldeisersrisico (zie HEP 1: Vermogensplanning met Effect bij Leven – Huwelijk en Samenwoning, topic 1: Huwelijkscontract als instrument van vermogensplanning). De beoordeling van de bescherming tegen echtscheidingsrisico hangt af van het standpunt van waaruit men dit bekijkt. Vanuit het perspectief van de echtgenoot die weinig of minder vermogen heeft opgebouwd door arbeid (vaak de vrouw) biedt de gemeenschap een sterke bescherming. Vanuit het perspectief van de echtgenoot met meer vermogen, die dit voor het geval van echtscheiding zou willen veiligstellen voor hemzelf en dit zo weinig mogelijk wil delen, biedt de scheiding van goederen uiteraard de betere bescherming. Wat het schuldeisersrisico betreft, is het duidelijk dat de scheiding van goederen gunstiger is, zolang onze gemeenschapsstelsels geplaagd blijven door de regel dat beroepsschulden van één echtgenoot kunnen worden verhaald op de totale gemeenschap (art. 1414, tweede lid, B.W.). 225. Al het bovenstaande samenvoegend, kan men stellen dat een huwelijkscontract als instrument voor overlijdensplanning en bescherming van de langstlevende een antwoord moet bieden op vier risico’s: echtscheiding, schuldeisers, reserve van kinderen en fiscale kostprijs. LARCIER 143 estate2010-boek-4.book Page 144 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 31 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen B. Toegepast op gemeenschap van goederen met verblijvingsbeding 226. Nemen wij het koppel met een man die bedrijfsleider is en de vrouw die deeltijds heeft gewerkt als lerares. Zij zijn indertijd gehuwd onder scheiding van goederen en willen nu een overlijdensplanning opzetten die tot doel heeft de langstlevende echtgenoot maximaal te beschermen. Zij willen in geen geval dat de kinderen via hun reserve de langstlevende zouden kunnen lastig vallen. Het klassieke advies om over te gaan naar een algehele gemeenschap met een verblijvingsbeding (eventueel onder last) moeten wij aftoetsen aan de vier risico’s die wij willen afdekken. 1. Echtscheiding 227. De overgang van scheiding van goederen naar algehele gemeenschap brengt met zich mee dat het echtscheidingsrisico er volkomen anders uitziet. Het verschuift van de vrouw naar de man. Het is mogelijk dat de man van mening is dat dit niet correct is daar men bezig is met een overlijdensplanning. Wat er ook van zij, men moet er zich van bewust zijn dat een overgang naar een stelsel van gemeenschap, gerealiseerd met het oog op overlijdensplanning, onontkoombare gevolgen heeft op het vlak van echtscheidingsrisico. Door deze overgang kan de vrouw morgen met de helft van het vermogen vertrekken. Vandaag kan zij dat niet. Ik herhaal dat het echtscheidingsrisico anders wordt ingeschat naargelang van het standpunt van waaruit men het bekijkt. Ik beweer niet dat de overgang naar de gemeenschap niet goed is omdat dit de vrouw meer bescherming biedt bij echtscheiding. Ik waarschuw er enkel voor dat de overgang naar gemeenschap die is geïnspireerd vanuit overlijdensplanning, ook die wijziging voor het geval van echtscheiding meebrengt. Indien men bij een scheiding van goederen blijft, dan treedt een dergelijke wijziging niet op. 2. Schuldeisers 228. De overgang naar een stelsel van gemeenschap wijzigt ook zeer drastisch het schuldeisersrisico. Waar de vrouw tot vandaag met haar salaris veilig is voor de beroepsschuldeisers van haar man, is zij dit vanaf de overgang naar een gemeenschapsregime helemaal niet meer. Indien men bij een scheiding van goederen blijft, dan treedt een dergelijke verandering niet op. 3. Reserve 229. De overgang naar een algehele gemeenschap met een verblijvingsbeding biedt een perfecte bescherming tegen de reserveaanvallen van de kinderen. In de mate dat het vermogen bestaat uit aanwinsten en de kinderen gemeenschappelijke kinderen zijn, kunnen zij niets beginnen tegen de voordelen die de langstlevende verkreeg, omdat het verblijvingsbeding een huwelijksvoordeel is. In de 144 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 145 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Optimale planning via scheiding van goederen met verrekenbeding? Boek 4 / Topic 31 mate dat er vererfde of geschonken goederen zouden zijn, langs de kant van de man, zouden de kinderen tegen de helft daarvan een reserveclaim kunnen lanceren. De bewijslast ligt echter bij hen, gelet op het vermoeden van gemeenschap. 4. Fiscaal 230. De voorgestelde constructie is zoals bekend fiscaal zeer duur. De variante van het verblijvingsbeding onder last kan die kostprijs drukken tot het niveau van de successierechten verschuldigd op een intestaatsvererving (zie supra, topic 19). C. Toegepast op scheiding van goederen met verrekenbeding 231. Laat ons deze klassieke constructie nu vergelijken met een planning waarbij wordt geopteerd voor het behoud van het stelsel van scheiding van goederen met toevoeging van een finaal en facultatief verrekenbeding voor het geval van overlijden, met het totale vermogen, met inbegrip van voorhuwelijkse, vererfde en geschonken goederen langs beide kanten, als verrekenmassa en met een verrekensleutel die erin bestaat dat de langstlevende een vordering heeft ten belope van de totaliteit van de goederen op naam van de overleden echtgenoot. 1. Echtscheiding 232. In verband met echtscheiding wijzigt er niets aan het bestaande risico. Het stelsel van scheiding van goederen wordt immers behouden. 2. Schuldeisers 233. Hetzelfde geldt voor het schuldeisersrisico. Men blijft genieten van de betere bescherming van de scheiding van goederen. De uitbreiding van verhaalrechten van schuldeisers die een stelsel van gemeenschap noodzakelijkerwijze met zich meebrengt, is niet aan de orde. 3. Reserve 234. Dankzij de toepassing van de theorie van de huwelijksvoordelen en de artikelen 1464 en 1465 B.W. op de verrekenvordering (zie supra, topics 28 en 29) geniet de langstlevende van een identieke bescherming tegen de reserve van de kinderen als in een stelsel van gemeenschap. Het verschil is wel dat de langstlevende geen eigenaar wordt van de goederen die op naam van de eerstoverledene staan en dat zij enkel een vordering heeft ten belope van de waarde van die goederen. Puur economisch bekeken maakt dit niet zoveel uit. Overigens kan in het huwelijkscontract worden bepaald dat de langstlevende, schuldeiser van de vordering, de keuze heeft omtrent de wijze van uitbetaling van de vordering, in geld LARCIER 145 estate2010-boek-4.book Page 146 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Boek 4 / Topic 31 Afdeling 4 • Stelsels van scheiding van goederen dan wel in natura met goederen van de nalatenschap bij wijze van inbetalinggeving. Hierbij zal wel rekening moeten worden gehouden met mogelijk nadelige fiscale consequenties op het vlak van de registratierechten. 4. Fiscaal 235. Op fiscaal vlak is de verrekenvordering veel gunstiger dan de constructie via gemeenschap van goederen, die in het beste geval dankzij de aan de verblijving gekoppelde last of vordering, qua successierechten min of meer op hetzelfde niveau zal komen als bij een gewone vererving ab intestato. Dat kan nog altijd veel geld zijn. Met de verrekenvordering is de verkrijging van de langstlevende volledig onbelast in de mate dat het plafond van artikelen 1464 en 1465 B.W. niet wordt overschreden. Dit betekent dat hier alle aanwinsten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd, onbelast aan de langstlevende kunnen worden overgedragen, via de vordering, en daarbovenop nog eens de helft van vererfde of geschonken goederen van de eerststervende. Bovendien zijn er eveneens argumenten die pleiten voor onbelastbaarheid voor hetgeen wordt verkregen boven het plafond van de artikelen 1464 en 1465 B.W. (zie supra, topic 30). Het Hof van Beroep te Antwerpen bevestigde recent de niet-belastbaarheid van hetgeen verkregen wordt boven het plafond van de artikelen 1464 en 1465 B.W.321 Het fiscale voordeel ten aanzien van de gemeenschapsconstructie is enorm. D. Conclusie 236. Als men alles op een rij zet, dan komt men tot de verrassende conclusie dat de scheiding van goederen met verrekenbeding de test van de vier risico’s glansrijk wint van de klassieke gemeenschapsconstructie. 237. Op het risico van de reserve scoren zij gelijk. Dat is dus 1-1. Fiscaal scoort het verrekenbeding veel beter dan de gemeenschapsoplossing. Ook wat het schuldeisersrisico betreft, wint het verrekenbeding. Dat brengt ons op 3-1. Inzake het echtscheidingsrisico is het moeilijk oordelen: vanuit het standpunt van de man in ons voorbeeld, zal de scheiding van goederen met verrekenbeding winnen: 4-1 dus. Vanuit het perspectief van de vrouw (nog steeds in het gegeven voorbeeld), valt de gemeenschap te verkiezen: 3-2. Dat is nog altijd een overwinning voor het verrekenbeding. 238. Natuurlijk hangt deze beoordeling af van het meerdere of mindere belang dat men aan een of ander risico hecht. Zo is het denkbaar dat het schuldeisersrisico of de fiscale kost zwaarder doorweegt. Maar ook dan is het verrekenbeding te verkiezen. Het echtscheidingsrisico zou eigenlijk niet en zeker niet zwaar321. Antwerpen 24 juni 2008, TEP 2008, 356-361, noot A. VERBEKE, A.F.T. 2009, 30-33, noot B. INDEKEU, R.W. 2008-09, 876, T. Not. 2008, 486. Het betrof een zaak aangaande een sterfhuisbeding. De fiscale Administratie heeft een voorziening in cassatie ingesteld tegen dit arrest. 146 LARCIER estate2010-boek-4.book Page 147 Friday, May 7, 2010 11:22 AM Optimale planning via scheiding van goederen met verrekenbeding? Boek 4 / Topic 31 der mogen doorwegen, daar wij hier per hypothese bezig zijn met een overlijdensplanning. Als één van de echtgenoten meent dat zijn huwelijkscontract onvoldoende bescherming biedt tegen het risico van echtscheiding, dan moet dit worden aangepakt vanuit die doelstelling en niet indirect of “en stoemelings” in een overlijdensplanning. 239. In elk geval hebben de recente ontwikkelingen inzake het verrekenbeding, vooral het baanbrekende arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 5 oktober 2004, de setting van de overlijdensplanning en bescherming van de langstlevende echtgenoot via huwelijkscontract grondig gewijzigd. LARCIER 147