Evolutie over de hele wereld

advertisement
Evolutie over de hele wereld
Thema: Evolutie
Charles Darwin
Bekijk eerst het filmpje ‘Evolutie 1 – Charles Darwin’
1- Waarom is het voor het opstellen van de evolutietheorie van belang geweest dat
234-
56-
Charles Darwin niet zijn hele leven in Engeland is verbleven maar is gaan reizen?
Zoek op; hoe heet het boek waarin Charles Darwin zijn evolutietheorie omschreef?
Leg uit waarom de afstand tussen het vaste land en een eiland van invloed is op het
aantal endemische soorten dat er zal leven.
De Galapagoseilanden verschillen sterk van elkaar, sommige eilanden zijn volledig
kaal, andere sterk begroeid. Leg uit waardoor dit er aan heeft bijgedragen dat de
Darwin-vinken van elkaar zijn gaan verschillen.
Veel moerasgebieden in Cuba gaan zomers gebukt onder enorme muggenplagen. Leg
uit hoe dit aan de evolutie van de Cubaanse Tody heeft bijgedragen.
Welk voordeel heeft de bijkolibrie ten opzichte van andere kolibries in de
regenwouden van Cuba?
Soortvorming
Bekijk eerst het filmpje ‘Evolutie 2 – Soortvorming’
7- De Latijnse naam van organismen bestaat vaak uit twee delen. Wat wordt met het
eerste deel aangegeven en wat met het tweede deel van de naam?
8- Aan welke voorwaarden moeten organismen voldoen om tot één en dezelfde soort
gerekend te mogen worden?
9- Is de bosolifant nauwer verwant aan de savanneolifant of aan de Sumatraanse
olifant? Leg je antwoord uit.
Uitgangspunten evolutie
Bekijk eerst het filmpje ‘Evolutie 3 – Uitgangspunten evolutie’
10- Wat zijn de drie uitgangspunten van de evolutie?
11- Leg aan de hand van het filmpje uit hoe het komt dat de Europese boomkikker
nauwer verwant is aan de Australische Reuzenboomkikker dan aan de Europese
groene kikker.
12- Hoewel de Europese boomkikker meer verwant is aan de Australische heeft hij toch
een overeenkomst met de Europese groene kikker die de Australische boomkikker
niet heeft. Zowel Europese boom- als groene kikkers zijn namelijk in staat om
vrieskou te overleven. Leg uit hoe het komt dat beide kikkers deze eigenschap
hebben terwijl ze niet nauw aan elkaar verwant zijn.
13- In Costa Rica zijn boomkikkers fel gekleurd waardoor ze lijken op gifkikkers en
roofdieren afschrikken, hier in Nederland hebben de kikkers niet zo’n felle
afschrikkende kleur maar zijn ze allemaal groen. Leg aan de hand van de
uitgangspunten van de evolutie uit hoe beide kleuren zijn ontstaan.
Stambomen
Bekijk eerst het filmpje ‘Evolutie 4 – Stambomen’
14- Zet de volgende begrippen in de juiste volgorde van klein naar groot:
soort – onderorde – klasse – onderfamilie – geslacht – orde – familie
15- In de laatste stamboom in het filmpje valt de Farasangazelle op. Leg uit waarom deze
soort anders in de stamboom staat opgenomen.
16- Leg aan de hand van het filmpje uit of Giraffen nauwer verwant zijn aan Nijlpaarden
of aan Zebra’s.
17- Op de Savanne worden een Hartenbeest, een Thomsongazelle, een Grantgazelle en
een Steenbok gezien. Welke soorten zijn het meest en welke het minst verwant aan
welkaar?
a. Meest: Hartenbeest en Thomsongazelle
Minst: Steenbok en Grantgazelle
b. Meest: Thomsongazelle en Grantgazelle
Minst: Hartenbeest en Steenbok
c. Meest: Steenbok en Thomsongazelle
Minst: Hartenbeest en Grantgazelle
d. Meest: Grantgazelle en Steenbok
Minst: Hartenbeest en Thomsongazelle
18- Leg op basis van de stamboom uit dat de Kirks dikdik nauwer verwant is aan de Oribi
dan aan de Gerenoek.
Biodiversiteit
Bekijk eerst het filmpje ‘Evolutie 5 – Biodiversiteit’
19- Geef de definitie van het begrip biodiversiteit
20- Noem drie mogelijk nadelige gevolgen van het uitzetten van exoten in een bestaand
ecosysteem.
21- Sommige natuurliefhebbers claimen dat het beter zou zijn om natuurlijke vijanden
van de damherten vrij te laten dan ze te bejagen. Geef een biologisch argument
tegen het vrijlaten van natuurlijke vijanden.
Examenvragen Evolutie
Evolutietheorie
De evolutietheorie zoals die door de meeste wetenschappers wordt geaccepteerd, is een
combinatie van de theorie van Darwin en inzichten uit de genetica.
Deze theorie, ook wel het neodarwinisme genoemd, is gebaseerd op de volgende punten.
1
Levende wezens krijgen gemiddeld altijd meer nakomelingen dan nodig is om de soort te
laten voortbestaan.
2
Erfelijk materiaal is onderhevig aan toevallige veranderingen.
3
Deze veranderingen kunnen worden doorgegeven aan nakomelingen.
4
Deze veranderingen beïnvloeden de kans op voortbestaan van het individu en de soort. Er
is sprake van natuurlijke selectie.
1p
Aan de hand van deze punten kan men verklaren hoe, na het verstrijken van vele jaren, een nieuwe
soort ontstaat, die wezenlijk verschilt van de oorspronkelijke soort.
1.
Geef de biologische term voor een toevallige verandering in het erfelijk materiaal.
Hierboven staat beschreven hoe volgens het neodarwinisme vanuit de ene soort een andere soort
evolueert, waarbij de oorspronkelijke soort verdwijnt (zie afbeelding 1A).
Maar de oorspronkelijke soort kan ook evolueren tot een aantal verschillende soorten, waarbij de
oorspronkelijke soort blijft bestaan (zie afbeelding 1B).
afbeelding 1
Een belangrijke voorwaarde voor de neodarwinistische evolutietheorie is bij de bovenstaande vier
punten nog niet genoemd.
1p
2.
Welke voorwaarde die hierboven nog niet genoemd is, geldt als voorwaarde voor het
evolueren van nieuwe soorten uit een bestaande soort?
Seksuele selectie waarbij partners elkaar uitkiezen op grond van bepaalde eigenschappen, zoals
uiterlijk, lijkt ook een belangrijke rol te spelen bij de evolutie. In eerste instantie lijken sommige
eigenschappen evolutionair gezien eerder een nadeel dan een voordeel. Denk maar eens aan de
enorme en onpraktische proporties van de veren van een pauwhaan (zie afbeelding 2).
afbeelding 2
Behalve dat het dragen van deze veren veel energie kost, is het ook een belemmering bij het
vluchten. Ondanks deze nadelen hebben de pauwhanen nog steeds deze enorme verenpracht. Dan
moet dit een evolutionair voordeel hebben gehad.
Hierover worden twee beweringen geformuleerd.
1
De opvallende verenpracht leidt de aandacht van roofdieren af voor vrouwtjes en het
nageslacht.
2
De opvallende verenpracht is een sleutelprikkel voor de vrouwtjes.
2p
3.
Welk van deze beweringen geeft of welke geven een juiste verklaring voor het behoud van
de verenpracht van de pauwhaan?
A
B
C
D
geen van beide beweringen
alleen bewering 1
alleen bewering 2
zowel bewering 1 als bewering 2
Merrie baart haar eigen kloon
Het paard heeft er niet altijd uitgezien als nu. De eerste paarden werden zo’n 60 miljoen jaar
geleden, in het Tertiair, aangetroffen (zie onderstaande afbeelding).
In de afbeelding is de evolutie van het geslacht Equus (paard) weergegeven Het oudst bekende paard
dat beschreven is, is altijd ingedeeld bij de onevenhoevigen. In het Tertiair had het paard Eohippus
aan de voorste ledematen vier en aan de achterbenen drie tenen, nu hebben de paarden nog slechts
één teen, aan zowel voor- als achterbenen.
Over deze ontwikkeling worden twee beweringen gedaan:
I
De vegetatie veranderde. Om zich snel te kunnen verplaatsen moesten de paarden hun
tenen dicht bij elkaar houden. Daardoor vergroeiden deze tenen tot één teen. Omdat dit
voordeel had, werden hun nakomelingen met één teen geboren.
II
De vegetatie veranderde. Hierdoor kregen mutanten met minder tenen een grotere kans om
zich in deze veranderde vegetatie te handhaven. Deze mutanten konden een grotere
snelheid ontwikkelen en daardoor succesvol vluchten voor hun vijanden. Uiteindelijk heeft
dit geleid tot paarden met slechts één teen.
2p
4.
Welk of welke van de bovengenoemde beweringen is of zijn volgens de evolutietheorie van
Darwin juist?
A
B
C
D
bewering I en II zijn beide juist
alleen bewering I is juist
alleen bewering II is juist
bewering I en II zijn beide onjuist
Lopen over het water
De kroonbasilisk of Jezus Christus-hagedis (zie afbeelding) uit Costa Rica kan over het water lopen. Hij
doet dat om voedsel te verzamelen of aan roofdieren te ontsnappen. Volgens de Groningse
hoogleraar Videler liep ook de Archaeopteryx, een reptielachtige oervogel (zie afbeelding) die 140
miljoen jaar geleden leefde, over het water.
Kroonbasilisk
2p
5.
Archaeopteryx
Hoe noemt men de bewering van Videler?
A
een conclusie
B
een hypothese
C
een probleemstelling
D
een verklaring
De Archaeopteryx ontstond volgens evolutiebiologen uit reptielachtige voorouders en bezat als een
van de eerste diersoorten veren. Daarom wordt het dier beschouwd als een overgangsdier tussen
reptielen en vogels. De Archaeopteryx was zo groot als een kraai. Het dier had een geraamte als een
dinosauriër met relatief grote achterpoten. Het dier had tanden en een lange gewervelde staart.
Maar het bezat ook grote vleugels met veren als van een vogel.
De Archaeopteryx had echter geen grote kam voor de aanhechting van spieren op het borstbeen,
zoals de meeste tegenwoordig levende vogels.
2p
6.
Hoe noemt men de verandering in erfelijke eigenschappen, zodat er veren ontstonden?
A
B
C
D
generatio spontanea
isolatie
mutatie
natuurlijke selectie
Download