Examen ‘Inleiding tot de Historische Kritiek’ (prof. Dr. Marc Boone) – partim ‘multiple choice’ vragen (voorbeeldvragen ten behoeve van de studenten) De bewering waarbij +1 staat is de foute of de juiste bewering!! Welke bewering is FOUT? (53.98% had het juiste antwoord aangeduid) + In de Europese samenleving werd tot in de 10e-11e eeuw het sociale leven geregeld door mondeling overgeleverde tradities en rechtshandelingen. + Volgens Vansina is de historische waarde en accuratesse van mondelinge tradities die berusten op het geheugen van opeenvolgende tradities bij primitieve volkeren even groot als die van de Westeuropese geschreven bronnen +1 Nog steeds volgens Vansina is het afdoende om de mondelinge overleveringen te toetsen aan interne testen van tekstkritische aard (bijvoorbeeld: is de mondelinge getuigenis conform aan de taalkundige, stilistische en juridische normen van de tijd en het milieu waaruit ze beweert te stammen). + Bepaalde omstandigheden (oorlogen, opstanden, stakingen) verhogen het belang van mondelinge overleveringen in vergelijking met schriftelijke overleveringen. Welke bewering is JUIST? (56.67%) + Hoe dichter bij de eigen tijd waarin de historicus leeft, hoe meer bronnen er voorhanden zijn, hoe groter de kennis van de periode in kwestie. + Een levend archief is een archief dat de bezitter (vorst, handelaar) volgt van verblijf naar verblijf, van zodra hij/zij overlijdt wordt het dood of historisch archief. +1 Vanaf het begin van de 19e eeuw is het respect voor het herkomstbeginsel bij het classeren van archivalia veralgemeend. + Een essentiële doorbraak in de uitgavetechniek werd geboekt door de Bollandist dom Jean Mabillon (De re diplomatica, 1681). Welke bewering is FOUT? (20.62%) + Volgens Bernheim en Langlois-Seignobos is een bron die betrouwbaar is op plaatsen waar we haar via andere bronnen kunnen controleren, ook op andere plaatsen waar controle niet mogelijk is betrouwbaar. +1 Het ‘argumentum ex silentio’ (uit zwijgen, de stilte van de bron een argument halen) is alleen maar toepasbaar indien de zwijgende auteur in staat was het verzwegen feit te kennen. + In het geval van het tegen elkaar staan van twee even bevoegde getuigen (Clinton-Lewinsky) wordt de impasse die is ontstaan door het aanvankelijk ontkennen van de twee hoofdbetrokkenen doorbroken door het ‘harde’ fysische bewijs geleverd door DNA-test. Daardoor verandert ook de status van de vele getuigenissen van derden die op zich genomen niet overtuigend zouden zijn geweest. + De klassieke regels van Bernheim en Langlois-Seignobos worden door de consequent volgehouden leugenstrategie in het geval van ‘Watergate’ buiten spel gezet, onder meer doordat een meerderheid van topmedewerkers van Nixon – bronnen met het meeste gezag – bleef liegen in dezelfde richting. Welke bewering is FOUT? (80.88%) +1 Wie zoals Ranke en na hem de positivisten en historisten enkel de feiten laat spreken en de geschiedenis reconstrueert ‘wie es eigentlich gewesen ist’, is totaal vrij van enig paradigma. + Pas na Wereldoorlog II overheerst het structurele paradigma in de zogenaamde tweede faze van de Annales, met F. Braudel (La méditerranée et le monde méditerranéen) als sleutelfiguur. In deze lijn liggen vele studies over demografie, koopkracht en kwantitatieve sociale geschiedenis. + De derde school van de Annales bouwde een sociale geschiedenis uit die meer aandacht schonk aan de mentaliteiten (auteurs als Ariès, Vovelle, Duby, Le Roy Ladurie). + De invloed van de Annales in de Angelsaksische wereld laat zich vooral voelen in het tijdschrift Past and Present; Vooral traditionele marxistische thema’s zoals de overgang van het feodalisme naar het kapitalisme kwamen daarin aan bod. Welke bewering is JUIST?(77.09%) + Statistici onderscheiden in het verleden verschillende types bewegingen van ongelijke duur met elk een specifieke dynamiek: de Juglar-cycli van middelmatige duur, visueel waarneembare crisissen; de seculaire trends (cycli van Kondratieff) of trage bewegingen op structureel niveau; de long-run bewegingen die in een A-faze (stijgende prijzen en productie) en een B-faze (stagnatie en dalende productie) uiteenvallen. + Volgens Berkhofer (behavioural approach 1971) voert de intuïtieve aanpak tot het dooreenhaspelen van het niveau van de ‘historical actors’ en van de ‘observer’. Hij stelt dan ook voor met deze laatste helemaal geen rekening te houden. + met ‘provocatie van de site’ wordt bedoeld: het genadeloos omspitten van een waardevolle archeologische site, waarbij het slechts eenmaal leesbaar bronnenmateriaal onherroepelijk verloren gaat. +1 ‘Provocatie van de site’ betekent een interview afnemen op de plek waar de getuige een emotioneel geladen gebeurtenis meemaakte. De vriendinnen van Anne Frank bijvoorbeeld in een reportage opvoeren op de plek waar het kamp van Bergen-Belsen stond.