B305 zintuigen

advertisement
B305
Zintuiglijke waarneming
Deze toets bestaat uit 36 vragen. Voor iedere vraag kun je 1 punt halen
Geef
1
2
3
4
5
6
7
8
9
aan of de beweringen 1 t/m 9 juist zijn of onjuist.
De adequate prikkel voor de ogen is de licht.
De oogspieren zijn bevestigd aan het hoornvlies.
Iemand kan blind zijn doordat de gezichtscentra in de grote
hersenen zijn uitgeschakeld.
De trommelholte is vrijwel volledig gevuld met een vloeistof.
Als een zintuig wordt geprikkeld, ontstaan er impulsen.
In het hoornvlies liggen veel bloedvaten.
In het netvlies ontstaan impulsen.
Met de kegeltjes in het netvlies zie je alles in zwart, grijs en wit.
Bij iemand die kleurenblind is werken de staafjes in het netvlies niet
goed.
Sommige mensen hebben bruine ogen. Deze bruine kleur wordt
veroorzaakt door een pigment.
10
11
12
13
14
Wat is de naam van het deel van het oog waarin dit pigment zich
bevindt?
In de afbeelding is een doorsnede van
een oog schematisch getekend.
Hoe heet deel 1?
Welk van de genummerde delen zorgt
voor de voedsel- en zuurstofvoorziening
van de zintuigcellen in het netvlies?
Met welk nummer is de gele vlek
aangegeven?
Welk van de genummerde delen geleidt
impulsen naar de hersenen?
Jan kan moeilijk lezen wat er in de klas op het
bord staat. Dit komt door een afwijking aan zijn ooglenzen. Hij kan
voorwerpen van dichtbij wel scherp zien.
15
Kunnen de ooglenzen van Jan niet bol genoeg worden of kunnen ze
niet plat genoeg worden?
In de afbeelding is een doorsnede van
een oor schematisch getekend.
16
Hoe heet deel 4?
17
Met welk nummer is het deel
aangegeven dat ervoor zorgt dat
de luchtdruk aan beide zijden van
het trommelvlies gelijk blijft?
18
Met welk nummer is de
gehoorzenuw aangegeven?
19
Hieronder worden vier delen van het oog of van het gezicht
genoemd:
1
het hoornvlies;
2
de iris;
3
de lens;
4
de oogleden met wimpers.
Welke van deze delen kunnen het netvlies tegen te fel licht
beschermen?
A
1 en 2.
B
1 en 3.
C
1 en 4.
D
2 en 4.
E
3 en 4.
20
Als iemand huilt, rollen de tranen over zijn wangen.
Hieronder staan drie beweringen.
1
Traanvocht wordt geproduceerd door de traanbuizen.
2
Door traanklieren wordt traanvocht over het oog verspreid.
3
Dat er tranen over iemands wangen stromen komt doordat de
traanbuizen het traanvocht niet voldoende kunnen afvoeren.
Welke bewering is juist?
A
Alleen bewering 1.
B
Alleen bewering 2.
C
Alleen bewering 3.
D
Geen enkele bewering is juist.
Erik gaat de badkamer binnen. In de badkamer is het te donker om wat te
kunnen zien. Erik tast de muur af en vindt een lichtschakelaar naast de
spiegel boven de wastafel. Hij doet het licht aan. Hij kan in de spiegel de
pupilreflex van zijn ogen zien.
21
In welk deel van de ogen van Erik ontstaan de impulsen, waarvan
de in de tekst beschreven pupilreflex het gevolg is?
A
In de hersenstam.
B
In de iris.
C
In het netvlies.
D
In de pupil.
22
Welke spieren in de irissen trekken zich bij deze pupilreflex samen?
Wordt het oppervlak van de irissen daardoor groter of kleiner?
A
Kringspieren in de irissen trekken zich samen; daardoor wordt
het oppervlak van de irissen groter.
B
Kringspieren in de irissen trekken zich samen; daardoor wordt
het oppervlak van de irissen kleiner.
C
Straalsgewijs lopende spieren in de irissen trekken zich
samen; daardoor wordt het oppervlak van de irissen groter.
D
Straalsgewijs lopende spieren in de irissen trekken zich
samen; daardoor wordt het oppervlak van de irissen kleiner.
23
In welk deel van het oor liggen de zintuigcellen, die trillingen
waarnemen?
A
In de gehoorbeentjes.
B
In de gehoorgang.
C
In het slakkenhuis.
D
In het trommelvlies.
24
Welk deel van het oog beschermt het binnenste van het oog?
A
Het glasachtig lichaam.
B
Het harde oogvlies.
C
Het netvlies.
D
Het vaatvlies.
De volgende tekst hoort bij de vragen 25 t/m 30.
Op een zonnige middag zit Jolie buiten een boek te lezen. Ze blijft
lezen tot de avond valt. Langzaam wordt het steeds donkerder. Het
boek is echter zó spannend, dat Jolie door blijft lezen tot ze geen
letter meer kan zien.
Jolie begon 's middags met lezen.
25
Waren toen haar ooglenzen bol of plat van vorm?
A Bol.
B Plat.
26
Waren 's middags de pupillen van Jolie groot of klein?
A Groot.
B Klein.
27
Gebruikt Jolie 's middags vooral haar kegeltjes of haar staafjes?
A Vooral haar kegeltjes.
B Vooral haar staafjes.
28
Jolie leest door tot het bijna donker is.
Zijn dan haar ooglenzen bol of plat van vorm?
A Bol.
B Plat.
Zijn de pupillen van Jolie groot of klein, als het bijna donker is?
A Groot.
B Klein.
29
30
Gebruikt Jolie vooral haar kegeltjes of haar staafjes, als het bijna
donker is?
A Vooral haar kegeltjes.
B Vooral haar staafjes.
31 Lal zegt dat de oogspieren de ogen in de gewenste richting draaien.
Prem zegt dat het vaatvlies bescherming geeft.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
alleen Lal heeft gelijk
B
alleen Prem heeft gelijk
C
Lal en Prem hebben beiden gelijk
D
Lal en Prem hebben geen van beiden gelijk
32
Als iemand huilt, rollen de tranen over zijn wangen.
Hieronder staan drie beweringen.
1
Traanvocht wordt geproduceerd door de traanbuizen.
2
Door traanklieren wordt traanvocht over het oog verspreid.
3
Dat er tranen over iemands wangen stromen komt doordat de
traanbuizen het traanvocht niet voldoende kunnen afvoeren.
Welke bewering is juist?
A
Alleen bewering 1.
B
Alleen bewering 2.
C
Alleen bewering 3.
D
Geen enkele bewering is juist.
Hiernaast is schematisch het oog en enkele
hulporganen getekend. Deze tekening hoort
bij de vragen 33 t/m 36.
33
Hoe heet nummer 1?
34
Wat is de taak van nummer 6?
35
Nummer 5 is het onderste ooglid. Wat
zijn de taken van de oogleden?
36
Als je met een fototoestel flitst, zie je op de foto vaak mensen met
rode ogen. Wat zie je dan eigenlijk?
<<EINDE>>
Download