Klimplanten [Climbing plants] Beweging In 1865, in het negende deel van de ‘Journal of the Linnean Society’, publiceerde Darwin een studie over klimplanten met als titel:’ The movements and habits of climbing plants’. Ook andere botanici bestudeerden dit onderwerp. Onder hen Hugo de Vries en diens leermeester, de Duitse plantenfysioloog Julius Sachs. Asa Gray Darwin raakte geinteresseerd in klimplanten door een publicatie van Asa Gray- botanicus aan Harvard University en vertrouweling - over de beweging van de ranken van sommige Cucurbitaceae. Hij begon de studie die uiteindelijk meer dan honderd plantensoorten omvatte, waaronder Echinocystis lobata. Daarvóór waren klimplanten bestudeerd door Ludwig Palm en Hugo von Mohl in 1827 en door Dutrochet in 1843. Niettemin vond Charles zijn eigen onderzoek zo vernieuwend dat hij het publiceerde. Systematiek Vier Afbeelding 2) klim- en slingerplanten klassen Afbeelding 1) Echynocystis lobata, wilde komkommer van klimplanten onderscheidde Darwin. “Het uiterste stukje van elke tak draait voortdurend en langzaam rond en beschrijft in anderhalf tot twee uur Allereerst die zich in een spiraal om een steun heenwonden, een cirkel met een diameter van dertig tot vijftig centimeter. Zodra een rank iets raakt pakt ze door haar daarbij niet geholpen door een ander orgaan. Dan, die waren gevoeligheid dat onmiddelijk beet. Dit bewegingspatroon stelt de plant in staat om zich op een blijkbaar uitgerust met speciale organen, die als ze iets aanraakten, doelgerichte manier te gedragen” het beetpakten. De derde en de vierde klasse maakten gebruik van haken en wortels. In zijn boek ging hij alleen maar in op de eerste twee klassen. Een voorbeeld van de eerste klasse is hop, Humulus lupulus, en van de tweede klasse de druif, Vitis vinifera. Experimenten Vervolgonderzoek Met zoon Frank en de tuinlieden van Down werden Eind zeventiger jaren nam hij het onderzoek opnieuw experimenten opgezet om de beweging van allerlei delen van ter hand, nu in een breder, evolutionair kader: “Want in zoveel mogelijk plantensoorten te registreren. Het apparaat overeenstemming met het principe van evolutie was het dat zij bedachten om een beweging in de driedimensionale onmogelijk je voor te stellen dat klimplanten zich in zulke ruimte te projecteren op een plat vlak, is een toonbeeld van uiteenlopende groepen ontwikkeld hebben, tenzij velerlei eenvoud. Bij alle onderzochte planten zagen zij cirkelvormige soorten planten over een overeenkomstige kracht van bewegingen en noemden die ‘circumnutation’. De vraag die beweging beschikken.” Darwin’s hypothese was dat vele en zij zich daarna stelden was, of bewegingen die planten onder misschien wel alle planten cirkelvormige bewegingen konden invloed van licht en zwaartekracht maakten, konden worden maken. Door evolutionaire aanpassing zou in klimplanten afgeleid van deze fundamentele, cirkelvormige beweging. deze eigenschap tot volledige ontwikkeling gekomen zijn. Met behulp van een vernuftige vinding, die bestond uit Afbeelding 5) indool-3-azijnzuur, auxine het afdekken van het uiterste groeipuntje van een plant konden zij bewijzen dat nu juist dáár de plantenbewegingen aangestuurd werden. Als vrucht van dit onderzoek verscheen in 1880 ‘The power of movement in plants’, met tekeningen door zoon George. Auxine Afbeelding 3) slingerplanten Darwin’s onderzoek was één van de factoren die leidde tot de ontdekking van het groeihormoon auxine. De andere waren Afbeelding 7) Vitis vinifera, druif Afbeelding 8) Similax aspera het onderzoek van Julius Sachs en dat van de microbioloog Afbeelding 4) Graf Willem Beijerinck, die in zijn studie naar plantengallen van de Amerikaanse sprak over ‘groei-enzymen’. Het experiment waarmee botanicus Asa Gray bewezen werd dat planten groeihormonen bevatten, werd in Mount Auburn uitgevoerd door de biologiestudent Frits Went in 1928. Door Cemetery, Cambridge een team van biochemici onder leiding van Fritz Kögel werd Massachusetts USA deze stof, auxine, tien jaar later geïsoleerd uit menselijke urine. Een eenvoudige toepassing heeft deze substantie als ‘stekpoeder’. In dit poeder, dat de wortelvorming stimuleert, worden plantenstekken gedoopt voor ze in de aarde worden gezet. Afbeelding 6) Phaseolus vulgaris, kiem bruine boon Afbeelding 10) Charles Darwin’s studeerkamer in Down House