So Thema 4 Ordening Planten. 1. Benoem in de afbeelding hiernaast de genummerde onderdelen van de plantencel. Onderdeel Antwoord 1 2 3 2. Benoem in de afbeelding hiernaast de genummerde onderdelen van de dierlijke cel. Onderdeel Antwoord 1 2 3 3. Benoem in de afbeelding hiernaast de genummerde onderdelen van de cel. Onderdeel Antwoord 1 2 4. Noem 3 producten die met behulp van bacteriën worden gemaakt. …………………………………………………………………………………………………………........................................ ..................................................................................................................................................... 5. Hieronder zie je een celdeling van een bacteriecel. Teken op het antwoordblad de deling af. 6. Geef bij de afbeeldingen hier onder aan waar zich de wortel, stengel en bladeren zich bevinden. Afbeelding 1 Afbeelding 2 1: 1: 2: 2: 3: 3: 7. Noem 3 producten die met behulp van schimmels worden gemaakt. …………………………………………………………………………………………………………........................................ ..................................................................................................................................................... 8. Waarvoor dienen schimmels in de natuur? …………………………………………………………………………………………………………........................................ ..................................................................................................................................................... 9. Vul de cijfers die bij de volgende begrippen horen in de onderstaande zinnen in. 1.Sporenplanten, 2.zaadplanten , 3.varen, 4.bloem, 5.zaden, 6.sporenhoopjes, 7.sporendoosjes, 8.voortplanting, 9.paardenbloem. Een mos en een zonnebloem zijn twee verschillende soorten planten. De Zonnebloem valt onder de ……….………. en mos valt onder de……….………. een andere plant valt ook onder de sporenplanten dit is een ……….………. Deze twee groepen zijn makkelijk te onderscheiden door hun manier van ……….………. Een zonnebloem heeft een duidelijke ……….………. en plant zich voort door middel van ……….………. Mossen planten zich voort via ……….………. en varens via……….………. Begrip wat overblijft ……….………. 10. Deel de onderstaande afbeeldingen in de twee verschillende afdeling. Nummer 1 2 3 4 5 6 Afdeling