Antwoorden opdracht zintuigen 1. Vroeger moesten je zintuigen goed werken, omdat je anders niet kon overleven. Als je niet kunt zien of horen, dan zie of hoor je gevaar niet, je kunt geen eten zoeken of proeven dat het eten niet goed meer is. Hieraan kun je dood gaan. Tegenwoordig heb je allerlei manieren om dit te doen, ook al mis je een zintuig. 2. Zintuig Oor Tong Zintuigcel Gehoorzintuigcel Smaakzintuigcel Neus Geurzintuigcel Oog Gezichtszintuigcel (kegeltjes en staafjes) Koude zintuigcel Huid Warmte zintuigcel Tast zintuigcel Pijnreceptoren Adequate prikkel Geluid Smaak (zout, zoet, bitter, zuur Geur (kleine gasvormige moleculen) Lichtgolven Temperatuur kouder dan huid Temperatuur warmer dan huid Aanraking Pijn 3. Het lauwe water voelt koud aan aan de vinger die in het warme water is geweest. Dit komt omdat de temperatuur van het water lager is, dan de temperatuur van de huid. De koude zintuigcellen worden hierdoor geprikkeld. Het lauwe water voelt warm aan aan de vinger die in het koude water is geweest. Dit komt omdat de temperatuur van het water warmer is dan de temperatuur van de huid. Hierdoor worden de warmte zintuigcellen geprikkeld. 4. Met je tong kun je alleen de basissmaken (zout, zuur, zoet, bitter en umami) proeven. De andere smaken worden door je neus waargenomen. Dit zijn vluchtige stoffen die de zintuigcellen in de tong niet prikkelen. 5. 6. Doordat je neus dicht zit, kunnen de geuren niet in je neus terechtkomen. Hierdoor neem je alleen de ‘pure’ smaak weer: zout, zoet, zuur, bitter en umami. 7. Smaakzintuigcel, sensorische zenuwcel, schakelcel, hersencel (als je verder gaat: schakelcel, motorische zenuwcel, speekselproducerende cel 8. Het onvermogen om (bepaalde geuren) te ruiken. Het kan een tijdelijk iets zijn, bijvoorbeeld verkoudheid. Het kan ook aangeboren zijn. 9. Het oor bestaat uit drie delen: de buitenkant, het middenoor en het binnenoor. De oorschelp vangt het geluid op en leidt dit de gehoorgang in. De geluidsgolf botst tegen het trommelvlies aan. Het trommelvlies gaat trillen en brengt deze trilling over op de gehoorbeentjes. Door de beweging van de gehoorbeentjes wordt de vloeistof in het slakkenhuis in beweging gebracht en hierdoor gaan de haarcellen bewegen. De beweging van de haarcellen wordt omgezet in impulsen die via de oorzenuw naar de hersenen wordt gebracht. Hier worden de impulsen verwerkt tot geluid. Wanneer iemand doof is, kan dit door verschillende oorzaken komen. Het is aangeboren of niet. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor doofheid. 1. De gehoorzenuw werkt niet goed 2. De impulsen via de gehoorzenuw worden niet goed in de hersenen verwerkt 3. De haarcellen zijn beschadigd 4. Trommelvlies is stuk 5. Gehoorbeentjes zijn beschadigd of missen 10. Het implantaat bestaat uit een dun siliconen snoertje dat operatief wordt ingebracht in het slakkenhuis. Aan het uiteinde van het snoertje bevindt zich een serie minuscule elektroden. Het geluidssignaal wordt door de uitwendige processor via de magnetische spoel doorgegeven naar het inwendige deel, waar het via de elektroden de gehoorzenuw op verschillende plaatsen elektrisch stimuleert. De elektroden worden in de eerste maanden herhaaldelijk opnieuw afgesteld voor het beste luisterresultaat. 11. Aan het slakkenhuis zitten de halfcirkelvormige kanalen (voorste, achterste en horizontaal kanaal). In die kanalen zit een (stroperige) vloeistof en haarcellen. Wanneer een beweging met het hoofd gemaakt wordt, zal de vloeistof vertraagd meebewegen. Hierdoor bewegen de haarcellen. Dit wekt een impuls op en deze impuls wordt via de evenwichtszenuw naar de hersenen vervoerd, waar het verwerkt wordt. 12. Doordat de vloeistof later tot stilstand komt, dan jijzelf. Hierdoor denken je hersenen nog dat je draait, terwijl je ogen zien dat je stilstaat. Hierdoor wordt je duizelig. 13. Je kunt zien omdat er lichtstralen in je oog op het netvlies vallen. De lichtstralen leggen de volgende weg af: hoornvlies, oogkamer, door de pupil, de lens, het glasachtig lichaam en valt uiteindelijk op de kegeltjes en/of staafjes 14. Kegeltjes en staafjes vangen licht op en zetten dit om in impulsen. De lichtgevoelige pigmenten in de staafjes en kegeltjes, wordt door een lichtstaal afgebroken. Door deze afbraak ontstaat er (als gevolg van een reeks reacties) een impuls. Na de afbraak wordt het lichtgevoelige pigment weer opgebouwd en is de zintuigcel tijdelijk ongevoelig voor licht. 15. Als je bijziend bent, kun je van dichtbij wel scherp zien, maar veraf niet. Dit komt omdat de lens te bol is of omdat de oogbol te lang is. Hierdoor valt het beeld niet op het netvlies, maar valt dit ervoor en zie je dus niet scherp 16. Als je verziend bent, kun je van veraf wel scherp zien, maar van dichtbij niet. Dit komt omdat de lens te plat is of de oogbol te kort. Hierdoor valt het beeld achter het netvlies en zie je dus niet scherp. 17. Een cilindrische afwijking is een afwijking waarbij het hoornvlies niet mooi bol en rond is, maar de vorm heeft van een rugbybal. Hierdoor wordt het licht naar verschillende punten gebroken ipv in één punt. 18. Wanneer je ouder wordt, worden je spieren slapper, dus ook de spieren in je oog. Dit betekend dat de kringspieren rond de lens zich niet goed meer kunnen aanspannen. Hierdoor wordt de lens niet meer goed bol en kun je dus van dichtbij niet meer goed zien. 19. Oorza ak Kleurenblindheid Kegeltjes werken niet (goed) Zenuw werkt niet(meer) Deel hersenen werken niet (goed) Oploss Geen ing Staar Vertroebeling van de lens door samenklonteren van eiwitten in de lens Blindheid Kegeltjes en staafjes werken niet (meer) Oogzenuw is beschadigd Deel hersenen werken niet goed Operatief verwijderen lens, vervangen door kunstof lens Geen, tenzij oogzenuw en hersenen nog goed zien; bionisch oog: Het implantaat werkt met hulp van een minicamera op een zonnebril. De camera vangt beelden op, die worden via een computer op zakformaat omgezet in elektrische signalen en weer teruggestuurd naar de bril. Via een zender op de bril gaan de signalen draadloos naar een ontvanger op het netvliesimplantaat. De elektrodes in het implantaat prikkelen vervolgens de oogzenuw waardoor de hersenen beelden binnenkrijgen.