TANDWIELEN 1. Heel vaak krijgen we in onze omgeving te maken met draaiende bewegingen. Duid hier op de tekening de draaiende bewegingen eens aan. 2. Geef een omschrijving van het begrip tandwielen. ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… 1 3. Benoem de verschillende onderdelen. Kies uit: volger – aandrijver – loos tandwiel – directe overdracht – indirecte overdracht. Dit begint met draaien. ……………………………………………………………… …………………………………………………………………………….. Dit is een voorbeeld van ………………………………………………………………………………… Dit is een voorbeeld van ………………………………………………………………………………… 2 ………………………………………………………………………………. 4. Geef een omschrijving van de verschillende begrippen. Aandrijver ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …..…………………………………………………………………… Volger …………………………………………………………………………………………………. .………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Loos tandwiel …………………………………………………………………………………………………. .………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Directe …………………………………………………………………………………………………. overdracht .………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Indirecte …………………………………………………………………………………………………. overdracht .………………………………………………………………………………………………… ..……………………………………………………………………………………………… 5. We kunnen bewegingen: a) ………………………………………………………………………………………………………………………. b) ……………………………………………………………………………………………………………………… c) ………………………………………………………………………………………………………………………. 3 Draairichting a) Directe overdracht Neem tandwielmodel 1 en zet het aandrijfwiel in beweging . Wat stel je vast in verband met de draairichting? __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ Duid de draairichting van de tandwielen aan met een pijl. b) Indirecte overdracht Neem tandwielmodel 2 en zet het aandrijfwiel in beweging. 4 Wat stel je vast in verband met de draairichting? __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ Duid de draairichting van de tandwielen aan met een pijl. Snelheid vergroten Neem tandwielmodel 3 en zet het aandrijfwiel in beweging. 5 Wat stel je vast in verband met de snelheid? __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ Snelheid verkleinen Neem tandwielmodel 4 en zet het aandrijfwiel in beweging. Wat stel je vast in verband met de snelheid? __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ 6 __________________________________________________________ __ Verandering van draairichting a) Directe overdracht Neem tandwielmodel 5 en zet het aandrijfwiel in beweging. Wat stel je vast in verband met de draairichting? __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ Duid de draairichting van de tandwielen aan met een pijl. b) Indirecte overdracht 7 Neem tandwielmodel 6 en zet het aandrijfwiel in beweging. Wat stel je vast in verband met de draairichting? __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ Duid de draairichting van de tandwielen aan met een pijl. Verandering van bewegingsrichting 8 Neem tandwielmodel 7 en zet het aandrijfwiel in beweging. Wat stel je vast in verband met de bewegingsrichting? __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ __________________________________________________________ __ Kracht en snelheid onderzoeken 9 Neem tandwielmodel 8 en zet het kleine aandrijvingswiel in beweging. Wat stel je vast in verband met volger 2? ___________________________________________ ___________________________________________ Probeer volger 2 tegen te houden door hen stevig vast te pakken. Wat stel je vast in verband met de kracht? ______________________________________________________ __ ______________________________________________________ __ ______________________________________________________ __ 10 Neem tandwielmodel 8 en zet het grote aandrijvingswiel in beweging. Wat stel je vast in verband met de snelheid van volger 2? ___________________________________________ ___________________________________________ Probeer volger 2 tegen te houden door hen stevig vast te pakken. Wat stel je vast in verband met de kracht? ______________________________________________________ __ ______________________________________________________ __ ______________________________________________________ __ 11 OEFENINGEN TANDWIELEN 1. Als we het linkerwiel draaien in de richting van de pijl, dan zal het andere wiel ... a) In dezelfde richting draaien met dezelfde snelheid b) In tegengestelde richting draaien met dezelfde snelheid c) In tegengestelde richting draaien met grotere snelheid d) In dezelfde richting draaien met kleinere snelheid 2. Als we aan het linkerwiel draaien in de richting van de pijl, dan zal het andere wiel … a) In dezelfde richting draaien met dezelfde snelheid b) In tegengestelde richting draaien met dezelfde snelheid c) In tegengestelde richting draaien met grotere snelheid 12 d) In dezelfde richting draaien met kleinere snelheid 3. Als we aan het linkerwiel draaien in de richting van de pijl, dan zal het andere wiel ... a) In dezelfde richting draaien met dezelfde snelheid b) In tegengestelde richting draaien met dezelfde snelheid c) In tegengestelde richting draaien met grotere snelheid d) In dezelfde richting draaien met kleinere snelheid 4. Teken met een pijl de richting van de volger en het loos tandwiel. 13 14 5. Warre en Joris zitten in een cabine van het reuzenrad op de kermis. Het reuzenrad draait aan de hand van twee tandwielen en een motor. De motor doet tandwiel 1 draaien in wijzerzin. Tandwiel 1 is verbonden met tandwiel 2 door een ketting. Tandwiel 2 brengt het reuzenrad in beweging. Welke beweging maakt het reuzenrad waarop Warre en Joris zitten? 15 a) Het reuzenrad draait in tegenwijzerzin. b) Het reuzenrad draait in dezelfde richting als tandwiel 1. c) Het reuzenrad draait in andere richting dan tandwiel 2. Verklaar waarom je dit denkt: ______________________________________________________ ______________________________________________________ 6. Zet de nummer van de prent bij de juiste naam. 16 1 . 5 . 2 . 6 . Vleugelkurkentrekker Binnenwerk uurwerk Fietsbel Blikopener Tandwielen in een molen Roomklopper Handboor IJsschepper 3 . 4 . 7 8 . 1 . . 17 7. Je ziet hier een aandrijfwiel met 15 tanden en een volger met 30 tanden. a) Draai het aandrijfwiel. Hoeveel omwentelingen moet het aandrijfwiel maken voordat de volger één volledige omwenteling heeft gemaakt? ____________________________________________________ ____________________________________________________ b) Vul aan. De volger draait trager/sneller dan de aandrijver. 18 Bij elke __________ omwentelingen van het aandrijfwiel (met 15 tanden), draait de volger (met 30 tanden) één keer rond. De overbrengingsverhouding is dan _____ : _____ Denk aan de eenvoudigste breuk!! 8. Als je dit weet, hoeveel omwentelingen maakt het volgwiel dan als het aandrijfwiel vier keer ronddraait? Kan je dan de tabel helemaal aanvullen? aantal omwentelingen aantal omwentelingen aandrijfwiel volgwiel 4 10 20 100 9. Nu weet je het aantal omwentelingen van het volgwiel. Kan je dan de omwentelingen van het aandrijfwiel berekenen? Vul maar aan! aantal omwentelingen aantal omwentelingen aandrijfwiel volgwiel 4 10 20 100 aantal omwentelingen aantal omwentelingen aandrijfwiel volgwiel 19 50 10. Een mix van alles! Probeer de 5 aantal omwentelingen aantal omwentelingen aandrijfwiel volgwiel 93 222 tabellen aan te vullen. 111 1400 20 43 aantal omwentelingen aantal omwentelingen aandrijfwiel volgwiel 88 Bereken de overbrengsverhouding als je weet dat het aandrijfwiel 35 tanden heeft en de volger 7 tanden. De overbrengsverhouding= ______:______ 28 14 6 Draairichting Directe overdracht: Het volgwiel en het aandrijfwiel draaien in dezelfde/tegenovergestelde richting. 20 Indirecte overdracht: Het volgwiel en het aandrijfwiel draaien in dezelfde/tegenovergestelde richting. Snelheid vergroten De volger draait trager/sneller dan het aandrijfwiel. Als we het aandrijfwiel één keer laten omwentelen, dan draait de volger meer/minder omwentelingen. Snelheid vertragen 21 De volger draait trager/sneller dan het aandrijfwiel. Als we het aandrijfwiel één keer laten omwentelen, dan draait de volger meer/minder omwentelingen. Verandering van draairichting Directe overdracht: Als er een loos tandwiel tussen de volger en het aandrijfwiel worden gezet, dan draaien de volger en het aandrijfwiel in tegengestelde/dezelfde richting. Indirecte overdracht: Als de volger en het aandrijfwiel verbonden zijn met een gekruiste ketting, dan draaien de volger en het aandrijfwiel in tegengestelde/dezelfde richting. Verandering van bewegingsrichting Tandwielen kunnen ervoor zorgen dat de bewegingsrichting onder ___________________ wordt overgebracht. Verandering van kracht Hoe groter de ________________________des te meer kracht er wordt opgewekt. Hoe groter de ________________________ des te meer kracht er verloren gaat. Overbrengingsverhouding Overbrengingsverhouding= aantal tanden van ______________________ : aantal tanden van _________________ DENK ERAAN: GEBRUIK DE EENVOUDIGSTE BREUK! 22 Als het aantal tanden van de aandrijver groter is dan die van de volger, dan zorgt dit voor een versnelling/vertraging. (Aantal tanden aandrijver=24 ; aantal tanden volger=8) Als het aantal tanden van de aandrijver kleiner is dan die van de volger, dan zorgt dit voor een versnelling/vertraging. (Aantal tanden aandrijver=8 ; aantal tanden volger=24) 23 24