© Pl an tyn De oudere zorgvrager 85 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 85 8/2/12 8:28 PM tyn an Pl © 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 86 8/2/12 8:28 PM A Wie is de oudere zorgvrager? Doelstellingen Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je: > > > > > > > > de verschillende werkterreinen van de verzorgende kunt opnoemen; a.d.h.v. cijfermateriaal het verschijnsel vergrijzing kunt verklaren; de gevolgen van de bevolkingsveroudering kunt opnoemen en bespreken; de verschillen in de leefwereld van oudere en jonge mensen kunt beschrijven; de verschillende fasen in de ouderdom kunt omschrijven; weet hoe het bestuderen van de ouder wordende mens gebeurt; het verschil tussen kalenderleeftijd, biologische en psychologische leeftijd kunt aangeven; positieve aspecten van ouder worden kunt illustreren met voorbeelden. 1 De oudere zorgvrager in verschillende settings tyn Om optimale zorg te bieden, is het belangrijk dat je een goed beeld hebt van de oudere zorgvrager. Je kunt in verschillende settings in contact komen met oudere zorgvragers: an > diensten voor gezins- en bejaardenhulp > woonzorgcentra > dienstencentra voor bejaarden > serviceflats > ziekenhuizen Afhankelijk van de setting spreekt men over bewoner, cliënt of patiënt. © Pl Een pasklaar beeld schetsen van de oudere zorgvrager is niet vanzelfsprekend. Elke zorgvrager is immers verschillend. Elke persoon wordt op een eigen, unieke manier ouder en gaat daar op een persoonlijke manier mee om. De gezondheid en gemoedstoestand van de oudere zorgvrager kunnen dus niet algemeen beschreven worden. Het is de taak van de verzorgende om elke persoon op een individuele manier te benaderen en te leren kennen, zodat hij de gepaste zorg kan bieden. 87 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 87 8/2/12 8:28 PM 2 Vergrijzing* 2.1 De bevolking veroudert In Europa zal in 2050 de helft van de bevolking jonger zijn dan 48 jaar en de andere helft ouder dan 48 jaar. In 2000 waren 201 884 Belgen 80 jaar of ouder. In 2050 zal het aantal naar schatting 1 252 507 bedragen. Opvallend is de zogenaamde ‘vergrijzing binnen de vergrijzing’: de stijging van het aantal ouderen dat 80 jaar en ouder is. 2007 80-plussers in België 4,6 % 2010 2020 2030 2040 2050 4,9 % 5,5 % 6,5 % 8,5 % 10,1 % Bron: Bevolkingsvooruitzichten 2007 – 2050 (Federaal Planbureau, augustus 2008) Indien de vooruitzichten uitkomen, krijgen we in België ongeveer een verdubbeling van het aantal 80-plussers tegen 2050. In 2009 bedroeg de gemiddelde levensverwachting voor Belgische vrouwen 82,8 jaar en voor mannen 77,3 jaar. De levensverwachting van de Belg ligt daarmee iets hoger dan het Europese gemiddelde. Bron: Demografierapport van de Europese Commissie en Eurostat (2009) 2.2 Van drie naar vijf generaties tyn Rond het jaar 1900 bedroeg de gemiddelde levensverwachting van de mens ongeveer 50 jaar. In die tijd leefden dus doorgaans niet meer dan drie generaties op hetzelfde moment. Het was toen gebruikelijk dat deze drie generaties samenwoonden. 52 jaar Grootouder 27 jaar Ouder 2 jaar Kind an 1900 – voorbeeld van een driegeneratie* Bron: De Cock, ‘Eeuwig jong’ © Pl De tijden zijn veranderd; nu bereiken steeds meer mensen een hogere leeftijd en is een honderdjarige geen uitzondering meer. Er ontstaan families waarin tot vijf generaties op hetzelfde moment in leven zijn. 88 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 88 8/2/12 8:28 PM 2003 – voorbeeld van een vijfgeneratie* 102 jaar Betovergrootouder Vereist meer zorg en aandacht. Op hoge leeftijd mogelijk belast met de zorg 77 jaar Overgrootouder voor de ouders. – Geconfronteerd met de zorg voor ouders 52 jaar Grootouder en grootouders. – Zelf op middelbare leeftijd. – Geconfronteerd met kind en kleinkind. Oefent een beroep uit. 27 jaar Ouder 2 jaar Kind © Pl an tyn Bron: De Cock, ‘Eeuwig jong’ Zoals bovenstaande cartoon illustreert, worden vijftigers vaak ‘geplet’ tussen de zorg voor het eigen kroost en de zorg voor de ouders. Daarom spreekt men ook van de sandwichgeneratie. 89 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 89 8/2/12 8:28 PM 2.3 Oorzaken van de vergrijzing > Dalend geboortecijfer Belgische vrouwen geboren in 1940 hadden gemiddeld ruim 2 kinderen op het einde van hun vruchtbare periode. Het gemiddelde van nu is drastisch gedaald in vergelijking met 1980. Het aantal kinderen per vrouw per geboortejaar: 1940 2,16 BELGIË 1950 2001 2008 1,83 1,65 1,85 Bron: Eurostat, Demographic Statistics 2008 > Toenemende levensverwachting Een tweede oorzaak van de vergrijzing is de toenemende levensverwachting. Het aantal ouderen in Vlaanderen in 1996, 2020 en 2050: 1996 2020 2050 Procentuele stijging 60-64 329 426 419 273 339 313 +27 -20 65-69 299 569 363 604 335 319 +21 -8 70-74 257 891 316 275 315 079 +23 -0,4 75-79 145 361 220 347 299 641 +52 +36 80-84 123 741 175 431 265 119 +42 +51 85 en + 93 563 167 349 323 257 +79 +93 TOTAAL 1 249 551 1 662 279 1 877 828 +33 tyn Leeftijdsklasse +3 Bron: NIS, bevolkingsvooruitzichten 1995-2020 Pl an Deze toenemende levensverwachting kan verklaard worden door ontwikkelingen op de volgende vlakken: > Geneeskunde: de geneeskunde heeft de laatste decennia enorme vooruitgang geboekt. > Hygiëne en comfort: de hygiëne is sterk vooruitgegaan. Iedereen heeft een badkamer, een toilet binnenshuis, stromend water ... > Voeding: onze voeding is gevarieerd en betaalbaar voor iedereen. > Sociale voorzieningen: als iemand niet voor zichzelf kan instaan, kan hij een beroep doen op sociale instanties. 2.4 Gevolgen van de vergrijzing © > Financiële last Personen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt (bv. kinderen, gepensioneerden, zieken) kosten geld aan de actieve bevolking: via pensioenen en verzorgingskosten krijgen zij immers een loon om te kunnen voorzien in de levensbehoeften. Op dit moment zijn er in België per 100 actieve mensen 35 non-actieve mensen. Deze verhouding is echter aan het verschuiven. 90 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 90 8/2/12 8:28 PM In 2025 zullen er naar schatting slechts 50 actieve mensen zijn per 35 nonactieve mensen. Deze verschuiving is onder meer het gevolg van ... – het stijgende aantal ouderen (de vergrijzing); – het feit dat mensen vlugger op brugpensioen gaan; – het stijgende werklozenaantal; – het feit dat jongeren steeds langer studeren en pas op latere leeftijd actief worden op de arbeidsmarkt. Om de groeiende financiële last voor het stijgende aandeel non-actieven te kunnen dragen, gaat de regering op zoek naar oplossingen, zoals alternatieve pensioensvormen en een aangepast werkloosheidsbeleid. > Afname van familiale zorg – Het aantal huisvrouwen daalt. De werkende vrouw is minder geneigd om haar job (tijdelijk) stop te zetten voor de zorg voor het gezin. – In de gezinnen waar beide partners uit werken gaan, worden de taken meer gemeenschappelijk door de partners uitgevoerd. In veel gezinnen blijft de vrouw de eindverantwoordelijkheid dragen voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Deze vrouwen staan bloot aan een hoge druk, met stress als gevolg. – Minder vrouwen zullen de zorg voor de eigen ouders nog kunnen/ willen dragen in de toekomst. – Bovendien zal de buitenshuis werkende vrouw, eens ze op pensioen is, geconfronteerd worden met twee vormen van zorg: die voor de zorgbehoevende ouders en die voor de kleinkinderen. Dit is de sandwichgeneratie. an tyn Het gevolg van al deze factoren is dat de familiale zorg afneemt. Ouderen en kleine kinderen van wie de ouders uit werken gaan, worden dus steeds meer afhankelijk van zorginstellingen zoals woon- en verzorgingstehuizen en kinderopvang. De overheid heeft al een maatregel genomen om de niet-medische kosten van zwaar zorgbehoevenden te dekken: de zorgverzekering. © Pl > Nood aan aangepaste woningen Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig functioneren. Daarom blijven de meeste thuis wonen tot de hulpvraag te groot wordt. Mogelijke aanpassingen van de woning zijn: – toilet op gelijkvloers – slaapkamer op gelijkvloers – handgrepen in badkamer – hellende vlakken i.p.v. drempels – verbrede deuren – domotica 91 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 91 8/2/12 8:28 PM > Nieuwe woonvormen Een serviceflat is speciaal ontworpen voor ouderen. Maaltijddienst, wasserette, winkel en schoonmaakdienst zijn doorgaans aanwezig. Deze diensten zijn beschikbaar maar niet verplicht en er is een permanentie waarop men in geval van nood 24 uur op 24 een beroep kan doen. Kangoeroewonen Kangoeroewonen is een woonformule waarbij een oudere of een ouder echtpaar het gelijkvloers van een woning betrekt; daarboven woont een jong gezin, dat niet noodzakelijk familie is. Een interfoon laat toe om noodsituaties onmiddellijk te melden en hulp te vragen. Het jonge gezin verhoogt het gevoel van veiligheid en kan zo nodig hulp bieden. Soms maken kangoeroewoningen deel uit van een sociaal wooncomplex, maar de meeste kangoeroewoningen zijn gebouwd op initiatief van particulieren. De zorgbehoevende persoon woont in een gedeelte Duplexwonen van of een annex bij een bestaande woning. Vaak is dit het resultaat van verbouwingswerken, die tot doel hebben aan de zorgbehoevende persoon een eigen woongedeelte te geven met een aparte toegang, en toch in de nabijheid van de verzorgers. Maar soms bouwen jonge mensen ook een woning die de mogelijkheid biedt om samen en toch apart te wonen met (een van) de ouders of een hulpbehoevend familielid. De bewoners hebben een volwaardige zelfstanGroepswonen dige woning, daarnaast zijn er gemeenschappelijke ruimten. Diensten zijn soms gezamenlijk geregeld, zorg nooit. Vaak zoeken ouderen met dezelfde achtergrond elkaar op, zoals kunstenaars of allochtonen met hetzelfde vaderland. Zo wordt wederzijdse hulp en ondersteuning mogelijk. Sommige groepswoningen krijgen bovendien begeleiding van professionele hulpverleners. Abbeyfieldhuizen Dit is een speciale vorm van groepswonen. Hier beschikken de bewoners over een beschermde, zelfstandige maar kleine wooneenheid binnen een grotere, gemeenschappelijke woning. Een huishoudster zorgt voor de organisatie van het gemeenschappelijk huishouden. Vrijwilligers nemen er de hulpverlening op zich. De woning is speciaal ontworpen voor het comfort en Aanleunwoning de veiligheid van de oudere personen. Een aanleunwoning kan naast de woning van een mantelzorger, maar ook bij een woon- en zorgcentrum worden gebouwd. Zo is de noodzakelijke hulp steeds in de buurt. © Pl an tyn Serviceflat 92 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 92 8/2/12 8:28 PM > Nood aan meer geschoold personeel voor de verzorgingssector Aangezien veel ouderen ervoor kiezen om langer thuis te blijven wonen, doen zij steeds vaker een beroep op thuishulp. Als verzorgende in de thuishulp wordt van je verwacht dat je je werk zelfstandig uitvoert en voldoet aan de verwachtingen van de zorgvragers. Doordat steeds meer ouderen heel oud worden (90-plussers zijn geen uitzondering meer) is er ook een stijging van het aantal zwaar hulpbehoevenden. Ook het aantal dementerenden neemt toe. Het takenpakket van de verzorgende wordt dus zwaarder en complexer. tyn > Meer vrijetijdsbesteding voor bejaarden Voor de generatie van rond de eerste wereldoorlog betekende werken leven en leven werken. Met pensioen gaan betekende dan ook ‘op rust gaan’. De huidige generatie bejaarden heeft tijdens het beroepsleven al kunnen genieten van vrije tijd. Kinderen opvoeden, het huishouden doen en gaan werken zijn niet meer de enige dagvullende bezigheden. Ook wanneer de kinderen zich zelfstandig hebben gevestigd en wanneer de beroepsloopbaan is afgesloten, vallen er nog vele dingen te doen: sport, vrijwilligerswerk, cultuur … Kortom, ouderdom staat niet gelijk met rust; ouderdom staat gelijk met anders-actief zijn. Voorbeelden: Zenith: platform voor de actieve 50-plusser, Expo 60+. © Pl an > Vraag naar meer inspraak voor bejaarden De grote groep bejaarden wil inspraak in belangrijke beslissingen. Ook participatie aan het politieke leven, in de vorm van deelname aan het lokale bestuur via ouderraden, staat op het programma van de oudere. 93 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 93 8/2/12 8:28 PM 3 De leefwereld van jongeren en ouderen 3.1 Beeldvorming van de oudere zorgvrager Jongeren die geen goed contact hebben met ouderen, hebben vaak een eerder negatief beeld van hen. Ze denken aan oudjes die voorovergebogen lopen met een wandelstok, die een nors gezicht vol rimpels hebben en een saai, weinig actief leven leiden. Hun houding en uitingen tegenover oudere personen zijn dan ook vrij negatief. Jongeren met een frisse oma of opa daarentegen hebben een veel positiever beeld van oudere mensen. In onderstaande tabel wordt dit bevestigd: 1= percentage jongeren die regelmatig in contact komen met ouderen 2= percentage jongeren die weinig in contact komen met ouderen 2 82,9 63,7 81,5 95,1 73,1 4,3 32,3 64,8 56,8 42,5 60,9 84,7 54,1 19,8 18,5 78,4 21,1 22,9 25,2 29,1 40,3 31,8 38,6 14,9 37,7 40,3 57,1 42,9 25,3 38,6 Pl an tyn Ik ervaar contact met ouderen als positief. Ik wil meer contact met ouderen. Ik vind ouderen lief. Ik sta recht voor ouderen op een tram. Ik vind dat ouderen goed omgaan met kinderen. Ik vind ouderen saai. Ik vind dat de meeste ouderen optimistisch zijn. Ik vind dat er een grote afstand is tussen jongeren en ouderen. Ik vind het vervelend als ouderen tegen mij praten. Ik wil graag oud worden. Ik denk dat de meeste ouderen eenzaam zijn. Ik denk dat 55- tot 70-jarigen vaak ziek zijn. Ik denk dat 70-plussers vaak ziek zijn. Ik denk dat 70-plussers vaak last hebben van geheugenverlies. Ik denk dat 70-plussers de jeugd slecht vinden. 1 Bron: http://www.vub.ac.be/wetenschapswinkel/publicaties/2006-2007/thesis_ LTaelemans_CGGZ.pdf © Hoe komt het dat zo veel mensen een negatief beeld hebben van onze oudere medemens? Dit is te wijten aan verschillende zaken. We noemen er enkele: > Arbeid is de dag van vandaag een heel belangrijke waarde. Wie niet meer werkt, wordt daarom als minderwaardig gezien. > Wie werkt maakt zich niet alleen nuttig, maar onderhoudt ook sociale contacten en verwerft prestige. Wie niet werkt, verliest deze troeven en wordt daardoor als minder interessant beschouwd. 94 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 94 8/2/12 8:28 PM > Bejaarden wonen soms in minder goed onderhouden of minder moderne huizen (bv. met enkel glas). Dit wordt geassocieerd met aftakeling en verval. > Men stelt vast dat de oudste bejaarden hulpbehoevend zijn en breidt dit onterecht uit naar de hele groep bejaarden. > Het negatieve maatschappelijke beeld van ouderdom heeft tot gevolg dat ouderen zich ernaar gaan gedragen en het verdere leven zinloos vinden. Als verzorgende is het belangrijk dat je stilstaat bij hoe jij over bejaarden denkt. Is je beeld van deze bevolkingsgroep eerder negatief of positief? Wat wil je uitstralen om een aangepaste totaalzorg te bieden aan deze mensen? Hoe kun je dat doen? Reflecteer regelmatig over je eigen visie, houding en uitstraling en over welke invloed die hebben op de zorgvrager. Om positieve beeldvorming* van de oudere medemens te bevorderen, worden regelmatig projecten georganiseerd waarbij kleuters, kinderen of jongeren in contact gebracht worden met bejaarden. © Pl an tyn Enkele voorbeelden: > Kleuters gaan op bezoek in een bejaardentehuis om een handje toe te steken bij het koffiemoment. > Leerlingen kunstonderwijs gaan een week naar een woonzorgcentrum om de muren te beschilderen met eigen werk. > Kinderen uit de lagere school organiseren een opa- en omafeest op hun school. 95 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 95 8/2/12 8:28 PM 4 Praten over oud worden 4.1 Enkele termen De meest gehanteerde terminologie is de volgende: > 50-plussers: Personen die 50 en ouder zijn. > Vijftigers: Leeftijdsgroep tussen 50 en 59 jaar. Ook de benamingen zestigers, zeventigers, tachtigers en negentigers worden gebruikt. > Senioren: Deze benaming omvat de leeftijdsgroep van 50 tot 80 jaar. We onderscheiden: – jonge senioren: 50 – 65 jaar – oudere senioren: 65 – 80 jaar > Bejaarden: Personen die 65 en ouder zijn. > Hoogbejaarden: Personen die 80 en ouder zijn. > Honderdjarigen of eeuwelingen: Personen die 100 jaar geworden zijn. > Superhonderdjarigen: Personen die 110 jaar geworden zijn. > Buitencategorie: De maximale levensgrens van de mens werd bij 120 jaar gelegd. Alleen Jeanne Calment overschreed deze grens. Zij werd 122 jaar. 4.2 Studie van de ouder wordende mens 4.2.1 Gerontologie tyn Gerontologie* is de tak van de wetenschap die het ouder worden bestudeert, zowel op lichamelijk, maatschappelijk als geestelijk vlak. > Lichamelijk: bv. diabetes. > Maatschappelijk: bv. de invloed van het overlijden van de partner. > Geestelijk: bv. dementie. an 4.2.2 Geriatrie © Pl Geriatrie* is een medische specialiteit die gericht is op meerdere aandoeningen tegelijkertijd. Vaak gaat het om een combinatie van lichamelijke, psychische en sociale problemen. Sociale geriatrie is de medische zorg voor thuiswonende ouderen. De zorg wordt verleend door sociaal geriaters, die verbonden zijn aan een instelling voor geestelijke gezondheid. Klinische geriatrie is het medisch specialisme voor de kwetsbare oudere zorgvrager in het ziekenhuis. Veel voorkomende klachten zijn incontinentieproblemen en geheugenstoornissen. 4.2.3 Gerontagogiek Vanuit de gerontagogiek* worden er methoden aangeboden om het functioneren van de ouderen te behouden en/of te verbeteren. Zo worden er bijvoorbeeld hulpmiddelen aangeboden die ervoor zorgen dat de zorgvrager zich zelfstandig kan aan- en uitkleden, koken, poetsen ... 96 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 96 8/2/12 8:28 PM 4.3 Oud zijn of zich oud voelen? Een leeftijd in jaren hoeft niets te zeggen over de gezondheidstoestand en de manier van leven van een persoon. Daarom spreken we van verschillende soorten leeftijden: > Chronologische leeftijd*: Dit is de werkelijke leeftijd. > Biologische leeftijd*: Hierbij houdt men rekening met de achteruitgang van lichaamsfuncties. Bv. een gezonde vijftiger heeft een andere biologische leeftijd dan een vijftiger met MS. > Psychologische leeftijd*: Deze leeftijd geeft weer hoe oud de persoon zich voelt. Bv. Maria is 80 maar ze voelt zich 60. © Pl an tyn De biologische en de psychologische leeftijd zijn flexibel en beïnvloedbaar. Wanneer gerontologen kijken naar aanwijzingen om het tempo van de psychologische veroudering vast te stellen, kijken ze naar de zaken in de onderstaande tabel. De eerste vijf factoren in beide kolommen hebben de grootste impact op vertraging of versnelling van het proces van veroudering. 97 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 97 8/2/12 8:28 PM Negatieve factoren, die veroudering versnellen Positieve factoren, die veroudering vertragen depressiviteit het ontbreken van een dagelijkse levensroutine gebrek aan voldoening in het werk onvermogen om emoties te uiten gevoel van machteloosheid om zichzelf of anderen te veranderen alleen wonen eenzaamheid een gelukkige relatie voldoening in het werk een werkweek die veel te vol zit financiële lasten en schulden regelmatige zware zorgen spijt over in het verleden gebrachte offers prikkelbaarheid kritiek op zichzelf en anderen een gevoel van persoonlijk geluk een regelmatige dagelijkse routine het vermogen gemakkelijk te lachen een bevredigend seksleven het vermogen om intieme vrienden te maken en te houden ten minste eenmaal per jaar vakantie het gevoel het persoonlijk leven onder controle te hebben plezierige vrijetijdsbesteding het vermogen om zijn gevoelens te uiten optimisme over de toekomst een gevoel van financiële stabiliteit 4.4 Positieve aspecten van het ouder worden © Pl an > Ouder worden wil ook zeggen ‘wijzer worden’. De oudere persoon heeft levenservaring, mensenkennis, vakkennis ... > Het ‘moeten werken voor de kost’ zit erop. De oudere persoon woont in zijn eigen huis. Nu kan hij tijd maken voor hobby’s zoals reizen, klussen, tuinieren, bakken, aan cultuur doen, vrijwilligerswerk doen ... > Men kan volop genieten van zijn familie. Ouderen zorgen trouwens voor een verrijking van het gezin en geven een schat aan levenservaring en kennis door aan hun kinderen en kleinkinderen. tyn Hieruit kan men besluiten dat de psychologische leeftijd afhangt van hoe goed men zich voelt op lichamelijk, sociaal en psychisch vlak. 98 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-A.indd 98 8/2/12 8:28 PM B Inzicht in de levensgeschiedenis Doelstellingen Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je: > het belang van de levensgeschiedenis in eigen woorden kunt weergeven; > inziet dat elke bejaarde een uniek persoon is met een eigen levensstijl en levensloop; > kunt uitleggen dat kennis van de levensgeschiedenis de basis is voor een goede relatie; > verschillende werkvormen kunt toelichten als hulpmiddel om de levensgeschiedenis te leren kennen. 1 Elke levensgeschiedenis* is uniek Pl an tyn 1.1 De impact* van de levensgeschiedenis op het gedrag © Elke zorgvrager draagt zijn eigen verleden met zich mee. Dit verleden bepaalt voor een groot deel zijn gedrag, emoties en problemen. Als je als verzorgende inzicht hebt in dit verleden, ben je beter in staat om de gepaste zorg te bieden. 99 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-B.indd 99 8/2/12 6:12 PM De invloed van het verleden uit zich op verschillende manieren: A Biologische kenmerken De vorming van je persoonlijkheid begint bij wat je bij de geboorte als bagage meekrijgt: een eigen geaardheid en begripsvermogen, lichamelijke kenmerken, bepaalde omstandigheden thuis enz. Je levensloop wordt onder meer gevormd door je erfelijke eigenschappen. Enkele voorbeelden: > Een opvallend talent op het gebied van sport of leervermogen kan je leven beslissend beïnvloeden. > Een lichamelijke of psychische handicap geeft weer andere perspectieven. B Socio-culturele invloeden Er zijn ook invloeden van socio-culturele* aard, zoals de waarden en normen die op een bepaald moment gelden in de maatschappij. Enkele voorbeelden: > Vroeger hoorde een meisje thuis op de huishoudschool. > Vroeger namen katholieke waarden een centrale plaats in in onze maatschappij. Naar de kerk gaan, bidden, niet vloeken ... In de meeste gezinnen werden deze zaken aangemoedigd en gerespecteerd door ouders en kinderen. C Belangrijke historische gebeurtenissen of perioden tyn Belangrijke historische gebeurtenissen of perioden kunnen ook een grote invloed uitoefenen op de vorming van een persoonlijkheid. D Pl an Enkele voorbeelden: > Wie de oorlog heeft meegemaakt, blijft de invloed daarvan voelen. Deze generatie wordt gekenmerkt door een drang naar zuinigheid, veiligheid en zekerheid. Deze personen zullen geen eten wegsmijten, geen water verspillen, ervoor zorgen dat ze geld kunnen sparen voor het geval hen iets overkomt ... > De invloed van de jaren zestig is ook niet weg te denken. Deze woelige periode werd gekenmerkt door een verlangen naar vrijheid en ongeremdheid op alle vlakken: geloof, seksualiteit, politiek, cultuur ... Senioren hebben vast heel wat te vertellen over deze periode in hun leven, al waren zij toen al van middelbare leeftijd. Het eigen levensverloop © Elke persoon heeft zijn eigen levensverloop. Dit is een verhaal van slagen en mislukken, van vreugde en verdriet. Trouwen, kinderen krijgen, het overlijden van ouders, kind of partner meemaken, zijn gebeurtenissen die ingrijpende gevolgen hebben. Dit verhaal bepaalt hoe de zorgvrager zich nu gedraagt. 100 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-B.indd 100 8/2/12 6:12 PM 1.2 Belang van inzicht in de levensgeschiedenis Er wordt vanzelfsprekend veel waarde gehecht aan persoonlijke contacten in de zorgrelatie. Van de verzorgende wordt verwacht dat hij de zorgvrager benadert met respect en begrip. Een goede verstandhouding, waarbij de verzorgende regelmatig tijd maakt voor een persoonlijk gesprek, draagt bij tot het algemene welzijn van de zorgvrager. Taak van de verzorgende Een correcte benadering houdt in: een vriendelijk en respectvol contact, waarbij de eigenheid van de zorgvrager gerespecteerd wordt. Bv. Oswald praat heel graag over zijn boerderij: de koeien, de kalfjes, de boerenstiel … De verzorgende luistert steeds met veel interesse. Pl an tyn Dit vraagt van de verzorgende dat hij zich verplaatst in de belevingswereld van de zorgvrager. Een correcte benadering schept een sfeer van wederzijds vertrouwen. Vooral het eerste contact is vaak bepalend voor het verdere verloop van de zorgrelatie. © In een sfeer van vertrouwen zal de zorgvrager veel vlotter over zijn verleden praten. Door het maken van een persoonlijke anamnese* zul je de zorgvrager sneller leren kennen en kun je hem de zorg bieden waar hij recht op heeft. Je kunt hem iets aanbieden dat afgestemd is op zijn persoonlijke verleden. 101 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-B.indd 101 8/2/12 6:12 PM Hierbij kun je gebruikmaken van reminiscentie*. Dit is een techniek waarbij mensen vanuit een positief gestemde attitude ertoe worden gestimuleerd om zich gebeurtenissen, belevenissen en belevingen uit hun levensloop te herinneren en ze te delen met anderen. Herinneringen ophalen is goed om twee redenen: > Enerzijds zijn er hartverwarmende gebeurtenissen die deugd doen voor zowel de zorgvrager als de verzorgende. Ga daarom vooral op zoek naar positieve herinneringen. > Anderzijds zorgt het er ook voor dat het hoofd fit blijft. Door herinneringen op te halen worden mentale processen gestimuleerd. Voorbeeld: In woonzorgcentrum Avondlicht hebben de bewoners tijdens een namiddagactiviteit gepokerd. Als Evy bewoonster Christa (81) naar haar kamer begeleidt na de activiteit, begint Christa honderduit te vertellen over haar jonge jaren, waarin zij met vrienden regelmatig afsprak om samen te pokeren. Als ze op de kamer aankomen, gaat Evy nog even zitten om verder te luisteren naar de enthousiaste verhalen van Christa. Ze hebben een fijn gesprek en als Christa zich de week nadien even niet zo goed voelt, begint Evy nog eens over de pokernamiddag. Het humeur van Christa klaart dan meteen op. 1.3 De tijdsgeest van de zorgvrager tyn Bejaarden zijn opgegroeid in een heel andere tijdsgeest. Het gezins- en sociale leven was helemaal anders. De invloed van de katholieke kerk mag hierbij niet onderschat worden. © Pl an Elke zorgvrager heeft zijn eigen levensloop, maar er is sprake van een gemeenschappelijk verleden. De rustoordbewoners zijn van dezelfde generatie. Zij zijn tijdgenoten. Ze hebben dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen meegemaakt. 102 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-B.indd 102 8/2/12 6:12 PM Geboren vóór 1945 ‘Wij werden geboren vóór de televisie, de penicilline, de polioprikken, het diepvriesvoedsel, de fotokopie, het plastiek, en … dé pil. Wij werden geboren vóór de radar, de creditcards, de atoomsplitsing, de laserstralen, de ballpoints, de panty’s, de afwasmachines, de droogzwierders, de elektrische dekens, de airconditioning, en voor de mens op de maan wandelde. Wij trouwden eerst en woonden dan samen! Hoe ouderwets tegenwoordig ... Wij werden geboren toen er nog huisvrouwen en geen huismannen waren. Vóór de computerspelletjes, computerhuwelijken, duobanen. Vóór er kinderdagverblijven, onthaalmoeders, groepstherapie en speciale verpleeghuizen waren. In onze jeugd waren kevers een soort insecten en geen auto’s. Een muis was een klein knaagdiertje in plaats van een computeronderdeel, en een ontsteking had niets te maken met elektronica maar meestal met een pijnlijk oor, tandvlees of iets dergelijks. Wij hadden nog nooit gehoord van tl-lampen, cd’s, FM, VHF, gsm’s, video’s, tapedecks, magnetrons, toetsenborden, faxen, kunstharten, kunstnieren, tekstverwerkers, printers, draadloze telefoons, booreilanden, gezondheidswinkels en jongens met oorringen, hippies, junkies, Hells Angels, vips en bomvrouwen. tyn Wij waren er vóór de btw, de MUG, het ecosysteem, VTM, IJsboerke en Bobbejaanland. In die tijd betekende ‘made in Japan’ gewoonweg rommel. Wij hadden nog nooit gehoord van pizza’s, McDonald’s, hotdogs en BBQ. Een nieuwe auto kostte niet zo veel, maar niemand kon er een kopen. Pl an In die tijd stond sigaretten roken chic en interessant. ‘Pot’, dat was iets om in te koken, ‘gras’ betekende gras en ‘aids’ was Engels voor helpers. Een relatie had te maken met zakendoen en niet met een bed, Latrelaties kenden we niet. De roze kleur had iets te maken met baby’s en homo betekende ‘mens’. We waren er niet voordat het onderscheid tussen de seksen werd ontdekt maar wel vóór het kunnen veranderen van die seksen. Wij zijn de laatste generatie die nog dacht dat je een man moest hebben om een baby te kunnen krijgen. © Zo zijn er nog talloze, voor ons onbekende zaken. Te veel om op te noemen. Geen wonder dat wij soms in de war zijn en dat er een generatiekloof is.’ Bron: www.animators.be 103 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-B.indd 103 8/2/12 6:12 PM Zoals je kunt lezen in de tekst ‘Geboren vóór 1945’ zijn de normen en waarden gewijzigd tegenover vroeger. Enkele voorbeelden: > Samenwonen mocht alleen als je trouwde. > De vrouw bleef thuis en zorgde voor het gezin. > Kinderen kwamen binnen het huwelijk. Taak van de verzorgende In het werk als verzorgende is het belangrijk dat je de waarden en normen van anderen respecteert en dat je er rekening mee houdt dat ze door de levensgeschiedenis vaak afwijken van jouw waarden en normen. 1.4 De levensgeschiedenis leren kennen Om een optimale zorg te bieden, is het belangrijk dat de zorgvrager zo veel mogelijk de kans krijgt om zijn eigen levensstijl verder te zetten. Dit kan alleen als we voldoende informatie over de zorgvrager hebben. Iedere hulpverlener zou hem moeten beschouwen als een persoon met een unieke levensloop, een vertegenwoordiger van levenswaarden en een auteur van een levensverhaal. Pl an tyn Mogelijke werkvormen: © > Levensloopfiche* Een levensloopfiche is een informatiefiche die bestaat uit allerlei vragen. De vragen hebben betrekking op het fysisch, psychisch, sociaal en zingevend vlak. Deze vragenlijst kan bij de opname ingevuld worden. Dit noemt men een intakegesprek. 104 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-B.indd 104 8/2/12 6:12 PM Ook al zijn we bereid om de levensgeschiedenis te leren kennen bij de opname, sommige situaties bemoeilijken het verzamelen van gegevens. Enkele voorbeelden: – De zorgvrager is dement. – De nieuwe bewoner wil de omgeving beter leren kennen alvorens zijn verhaal te doen. – De zorgvrager heeft tijd nodig om het personeel te vertrouwen. > Vertelvorm De zorgvrager vertelt over zijn verleden. Dit kan zowel individueel als in groep. Hierbij wordt een specifiek onderwerp besproken: de schooltijd, het huwelijk ... > Discussievorm Vanuit de vertelvorm kun je dieper ingaan op elkaars verhalen en commentaar geven op de gedeelde ervaringen. > Ontspanningsvorm Bv. samen naar een film of oude foto’s kijken. tyn > Levensloopspel* Aan de hand van een spel worden er vragen over verschillende thema’s gesteld, zoals school, werken of ouderlijk huis. © Pl an > Levensboeken* Een levensboek bevat foto’s, teksten en afbeeldingen over gebeurtenissen en voorvallen uit iemands leven. Levensboeken geven ouderen de kans om alleen of met anderen terug te kijken op hun leven. 105 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-B.indd 105 8/2/12 6:12 PM C Fysieke veranderingen Doelstellingen Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je: tyn > de lichamelijke veranderingen bij het ouder worden beknopt kunt omschrijven; > de kenmerken van de ouderdomsmotoriek kunt omschrijven; > de oorzaken van de ouderdomsmotoriek kunt omschrijven; > de gevolgen van de ouderdomsmotoriek kunt omschrijven; > de voordelen van regelmatig bewegen kunt toelichten; > tips kunt opnoemen om de zorgvrager te stimuleren om te bewegen; > je kunt inleven in de belangrijkste gezichtsproblemen van de zorgvrager; > kunt omschrijven hoe je blinden en slechtzienden aangepast begeleidt; > je kunt inleven in slechthorigheid en doofheid; > aandachtspunten kunt formuleren in het omgaan met slechthorenden en doven; > kunt omschrijven hoe je slechthorende of dove zorgvragers aangepast begeleidt bij dagelijkse activiteiten; > hulpmiddelen kunt opnoemen voor slechthorenden en doven; > de gevaren van een verminderde werking van de tast-, smaak- en reukzin kunt aanduiden; > de vicieuze cirkel waarin het bewegen van ouderen terechtkomt, kunt uitleggen; > de vicieuze cirkel aan de hand van voorbeelden kunt illustreren. Pl an Fit oud worden, voor velen is dit een droom. Door gezond te leven en ons lichaam goed te verzorgen, hopen we op latere leeftijd nog vitaal en fit voor de dag te komen. Dankzij de stijgende welvaart en de grotere aandacht voor gezondheid en verzorging wordt deze droom voor een deel werkelijkheid. De levensverwachting stijgt en heel wat mensen kunnen langer genieten van een gezonde oude dag. Toch ontsnapt niemand aan de fysieke veranderingen die gepaard gaan met het ouder worden. De uiterlijke verschijning verandert, het lichaam wordt minder soepel en de zintuigen gaan onvermijdelijk achteruit. Bovendien vergroot de kans op typische ouderdomskwaaltjes en -aandoeningen bij het stijgen van de leeftijd. © Voor de verzorgende is er een belangrijke taak weggelegd om ouderen die hulpbehoevend zijn op te vangen. Daarbij is het belangrijk om goed in te schatten welke impact fysieke veranderingen hebben op het functioneren van ouderen. In dit hoofdstuk overlopen we typische fysieke veranderingen die voorkomen bij het ouder worden. 106 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 106 8/2/12 6:15 PM 1 Lichamelijke veranderingen 1.1 Lichamelijk functioneren tyn Bij het ouder worden verandert het lichamelijk functioneren: an Bij het ouder worden, treden er uiterlijke veranderingen op die bij iedereen vroeg of laat waarneembaar zijn. Enkele voorbeelden: > Het haar wordt dunner. > De lichaamsbeharing wordt grijs. > Er verschijnen rimpels en pigmentvlekken in de huid. > Er is een toename van haargroei in de neus en oren. > Het tandvlees wijkt wat terug, zodat de tanden minder zichtbaar worden © Pl In onze westerse cultuur wordt veel belang gehecht aan een verzorgd en jeugdig uiterlijk. Daarom besteden heel wat oudere mensen veel aandacht aan het wegwerken van ouderdomsverschijnselen. Ze willen er jong blijven uitzien en hebben daar veel voor over. Als verzorgende kun je zorgvragers een groot plezier doen door hen een complimentje te geven over hun uiterlijk. Dit maakt soms hun hele dag goed. Doe dit wel met mate, zodat het geloofwaardig blijft. 107 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 107 8/2/12 6:15 PM Als verzorgende sta je oudere zorgvragers bij in de zorg voor hun uiterlijk. Bekijk hiervoor de verzorgingsfiches in Naslagwerk verzorgingstechnieken. De algemene weerstand vermindert langzaam en alle organen gaan trager werken. Dit geldt ook voor de stofwisseling en uitscheidingsorganen. Het lichaam kan steeds moeilijker zijn afvalstoffen kwijt, waardoor een opeenhoping ontstaat. Dit verklaart waarom sommige ziekten bij senioren vaker voorkomen. Reumatische klachten bijvoorbeeld zijn een rechtstreeks gevolg van een opeenhoping van urinezuur. Je vindt hierover meer informatie in Naslagwerk aandoeningen observeren en herkennen. 1.2 Lichaamsbouw en -houding De lichaamsbouw van oudere mensen verandert: de lengte neemt tussen je dertigste en tachtigste met ongeveer 10 cm af. Het gewicht neemt bij het ouder worden gewoonlijk ook wat af. © Pl an tyn Ook de lichaamshouding van oudere mensen verandert: ze krijgen de neiging om meer voorover gebogen te lopen. Dit vergroot de kans op vallen. Uit verschillende studies over thuiswonende ouderen blijkt dat in de leeftijdscategorie boven de 65 jaar ongeveer 33 % minstens eenmaal gevallen is in het afgelopen jaar. Bij personen boven 80 jaar loopt dit cijfer op tot 50 %. Daarom is het noodzakelijk dat je als verzorgende weet hoe je valpartijen kunt voorkomen. 108 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 108 8/2/12 6:15 PM 2 Motorische veranderingen* Sporten, dansen, fietsen ... Voor de meeste jongeren is het evident dat ze dit kunnen. Maar hoe zou jij je voelen als je dit niet meer goed kon? Of erger nog, wat zou je doen als je bijvoorbeeld helemaal niet meer kon stappen? Bij het ouder worden treden er veranderingen op motorisch vlak op. Zowel de fijne motoriek als de grove motoriek gaan achteruit. 2.1 Kenmerken van de ouderdomsmotoriek* A Verminderde spierkracht De spiermassa vermindert door het afnemen van de spiervezels. Daardoor vermindert ook de spierkracht. De oudere gaat gebogen lopen. Bv. Maria kan haar voeten minder opheffen. Als er een oneffenheid is, struikelt ze gemakkelijk. B Minder soepele gewrichten Er treedt artrose op, waardoor de gewrichten verstijven en vervormen. Artrose kan erg pijnlijk zijn en de beweging heel sterk beperken en zelfs onmogelijk maken. Bv. Louisa kan haar arm niet meer omhoog doen om haar haar te kammen. C Minder gevoel voor evenwicht tyn > Oudere mensen hebben meer tijd nodig om hun evenwicht te vinden, nadat ze van lichaamshouding veranderd zijn. > Het valpatroon verandert met het ouder worden. © b Pl an a Bron: Geriatrie dagelijkse praktijk Pfizer 109 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 109 8/2/12 6:15 PM Wanneer men traag stapt (b), heeft men meer kans om achteruit op de heup te vallen dan bij een snelle stap (a). Ouderen vallen dus achteruit. D Verminderde combinatiemotoriek Ouderen kunnen moeilijk twee handelingen tegelijkertijd doen. Bv. Tegelijk wandelen en praten verloopt moeilijk. 2.2 Gevolgen van de ouderdomsmotoriek A De oudere zorgvrager beweegt moeilijker > Ouderen hebben vaak de neiging om voorover te buigen. Dit is zeker het geval bij personen met osteoporose, bij wie de kromming van de rug toeneemt. > Er is een versterkte buiging van de knieën en de ellebogen. De bejaarde beweegt stapje voor stapje. Het staptempo en de lengte van de passen nemen af. De bejaarde krijgt een ander bewegingspatroon a b tyn B Bron: Geriatrie dagelijkse praktijk Pfizer De bewegingen worden eenvormiger Pl C an De karakteristieke veranderingen in het gangpatroon bij ouderen: > De stappen worden kleiner (b). Daarmee verkleint het steunvlak. > Onze handen helpen ons om ons evenwicht te houden (a). Bij ouderen zijn de handen dicht bij het lichaam, waardoor ze sneller uit evenwicht raken (b) > Het bovenlichaam buigt naar voren, wat een verminderd evenwicht geeft (b) De bewegingen zullen steeds hetzelfde patroon hebben. Bv. Een bejaarde loopt niet meer naar de telefoon, maar beweegt zich er trager en rustiger naartoe. De bejaarde beweegt minder © D Bv. Vroeger ging Delphine zelf naar het winkeltje van het rustoord. Het duurde een half uur voor ze terug was. Daarna moest ze een uur rusten. Zo moe was ze hiervan. Nu vraagt ze het aan haar kleindochter. 110 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 110 8/2/12 6:15 PM 2.3 Omgaan met motorische veranderingen Wie fit en lenig is, kan een val beter voorkomen of opvangen. Bewegen is daarom een belangrijke manier om een val te voorkomen. Heel wat personen ondervinden op hoge leeftijd beperkingen op het vlak van hun mobiliteit. Door aandoeningen zoals osteoporose, artrose en spieratrofie wordt bewegen pijnlijk. Toch is lichaamsbeweging noodzakelijk om fit te blijven, zowel lichamelijk als geestelijk. Wie de hele dag stilzit of ligt, zal naast van de reeds bestaande klachten ook last krijgen van spiercontracties, doorligwonden, verveling en eenzaamheid. De overheid dringt erop aan om voldoende bewegingsanimatie voor de bewoners van rustoorden te organiseren. Zorgverstrekkers moeten zich ervan bewust zijn dat een vriendelijk aangeboden rolstoel minstens even vaak een straf is als een zegen. Beweging kan ingebouwd worden in de dagelijkse activiteiten (bv. korte wandeling naar de winkel of met de hond). Ouderen kunnen ook deelnemen aan georganiseerde bewegingsactiviteiten in groepsverband en onder begeleiding. Op die manier wordt ook het sociaal contact gestimuleerd. © Pl an tyn Voordelen van regelmatig bewegen: > grotere spierkracht doordat de spiermassa behouden blijft (valpreventie); > meer soepelheid in de spieren en pezen; > minder stramme en minder pijnlijke gewrichten; > verbeterde coördinatie, waardoor de stabiliteit verhoogt en je minder valt; > groter uithoudingsvermogen, betere conditie; > betere toestand van hart- en bloedvaten: geen cholesterol en geen daling van elasticiteit. De hartslag blijft lager; > lagere bloeddruk; > betere controle van het gewicht; > sterkere botten, doordat beweging de aanmaak van calcium in de beenderen stimuleert; > beter evenwicht; > minder kans op ziekte; > beter psychosociaal welzijn: – het zelfbeeld verbetert – het zelfvertrouwen neemt toe – de kans op depressie vermindert – men voelt zich goed – men heeft meer plezier in het leven 111 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 111 8/2/12 6:16 PM © Pl an tyn Tips om de oudere zorgvrager te stimuleren om meer te bewegen: > Neem de tijd om nu en dan korte afstanden te stappen met de zorgvrager. Voer ondertussen een gesprekje en maak er een ontspannend moment van. > Geef de zorgvrager een doel om te bewegen. Laat hem bijvoorbeeld zelf iets halen waar hij zin in heeft. > Zoek samen met de zorgvrager hoe hij zich kan aanpassen aan de verminderde mogelijkheden. Bespreek mogelijke oplossingen voor zijn beperkingen. > Stel voor om te bewegen in groepsverband. Het sociale aspect maakt de activiteit aantrekkelijker en is goed voor de geestelijke gezondheid. 112 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 112 8/2/12 6:16 PM 3 Sensorische veranderingen* 3.1 Het gezichtsvermogen A Achteruitgang van het gezichtsvermogen Bij de meeste mensen gaat het gezichtsvermogen* bij het ouder worden enigszins achteruit. Personen die voordien al verziend waren, slagen er steeds minder goed in om nabijgelegen objecten scherp te zien. Enkele oogaandoeningen die typisch zijn voor het verouderingsproces zijn cataract en glaucoom. B Signalen die wijzen op problemen met betrekking tot het gezichtsvermogen: > > > > Voorwerpen zien er vervormd uit. Er is meer licht nodig om te lezen. De zorgvrager heeft problemen om woorden te herkennen bij het lezen. De zorgvrager krijgt vlekken voor de ogen. © Pl an tyn DOE ZELF DE TEST > Houd het rooster op 30 cm van je gezicht (met je bril of lenzen als je er draagt). > Bedek een van je ogen met je hand. > Kijk met het andere oog strak naar het middelpunt van het rooster. > Herhaal de test met het andere oog. 113 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 113 8/2/12 6:16 PM vervormingen van rechte lijnen Omgaan met blinden/slechtzienden an > Hulp aanbieden – Als je hulp wilt bieden aan een blinde of slechtziende, vraag dan eerst of hij wel hulp nodig heeft en hoe je hem het best kunt helpen. – Als je een blinde of slechtziende de weg wilt wijzen, vraag dan hoe je hem het best kunt helpen: is het bijvoorbeeld genoeg om aan de persoon te vertellen welke kant hij uit moet of kun je beter meelopen? Op welke manier kun je de persoon begeleiden? – Vermijd nietszeggende woorden zoals ‘hier’ en ‘daar’ en vermijd wijzen en ander gebruik van lichaamstaal. – Als een visueel gehandicapte persoon je aanbod om te helpen afslaat, dring dan niet aan. tyn C vlekken in het centrale gezichtsveld © Pl > Begeleiden – De meest gebruikte techniek van begeleiden, is wanneer de blinde of slechtziende jouw elleboog met de hand vastneemt, zodat hij iets achter je loopt. Zo kan hij je goed volgen. – Als je een blinde of slechtziende begeleidt en jullie moeten een trap op of af, sta dan even stil voordat je de trap op- of afgaat. – Zeg liever niet hoeveel treden de trap heeft (je kunt namelijk verkeerd tellen). In plaats daarvan waarschuw je het best even als je aan het einde van de trap komt. – Als je aan een blinde of slechtziende wilt duidelijk maken waar een deurknop, stoel of ander voorwerp zich bevindt, leg je het best zijn hand even op het voorwerp. Het is niet nodig en vaak irritant om hem in de stoel te duwen; de persoon kan prima zelf gaan zitten. 114 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 114 8/2/12 6:16 PM > Een gesprek voeren – Spreek de persoon rechtstreeks aan. Het komt neerbuigend over als je via iemand met hem praat. – Noem de blinde of slechtziende bij naam als je hem of haar aanspreekt. Zo weet de persoon dat je het tegen hem hebt. – Stel jezelf voor als je een gesprek met een blinde of slechtziende begint. Ga er niet automatisch van uit dat hij je stem zal herkennen. – Het is volstrekt onnodig om extra luid tegen een visueel gehandicapte te spreken. Hij heeft meestal geen gehoorprobleem. – Gebruik gerust woorden zoals ‘zien’ en ‘kijken’ zoals je die bij normaal zienden ook zou gebruiken. Deze begrippen behoren tot de normale taal en een blinde begrijpt waarover je het hebt. – Reageer met woorden, niet alleen door te knikken of nee te schudden of iets dergelijks. De kans is groot dat de blinde of slechtziende persoon je lichaamstaal niet opmerkt. – Sommige blinden en slechtzienden willen liever niet over hun handicap praten, terwijl andere het geen probleem vinden om vragen te beantwoorden. Het is beleefd om de betreffende persoon te vragen of hij het erg vindt als je vragen over zijn blindheid stelt. – Zeg het duidelijk als je weggaat, zodat de blinde of slechtziende persoon niet verder praat tegen de lucht, alsof je nog aanwezig bent. an tyn > Eten en drinken – Sommige blinden en slechtzienden willen graag dat je vertelt wat er op hun bord ligt. Vaak wordt gedaan alsof het bord een klok is: bv. aardappels op 9 uur (= helemaal aan de linkerkant van het bord) en groente op 6 uur. – Als je een glas drank of iets dergelijks aanbiedt, zeg dan waar je het neerzet of raak met de onderkant van het glas even de hand van de blinde persoon aan, zodat hij het glas kan aannemen. – Als je uit eten bent, is het beleefd om aan te bieden om de menukaart voor te lezen. © Pl > Andere tips – Laat deuren en ramen helemaal open of helemaal dicht; halfopen ramen en deuren worden niet altijd met een blindenstok gevoeld en de slechtziende kan ze waarschijnlijk niet zien. – Leg spullen terug op hun plaats nadat je ze gebruikt hebt. Veel blinden en slechtzienden geven dingen namelijk een vaste plek, zodat ze ze makkelijker kunnen terugvinden. – Sommige slechtzienden lezen of schrijven langzamer dan goedzienden. Houd daar rekening mee. – Aai geen blindengeleidehonden of geef hen geen speciale aandacht. Deze honden zijn aan het werk en beschermen de veiligheid van de baas. Meer tips? Surf naar www.kimbols.be. 115 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 115 8/2/12 6:16 PM D Taak van de verzorgende Als verzorgende is het belangrijk om respectvol om te gaan met de zorgvrager. Stimuleer hem om zo veel mogelijk zelf te doen, maar forceer hem in geen geval. Je zult versteld staan van wat de zorgvrager nog allemaal zelf kan. E Hulpmiddelen en voorzieningen voor blinden en slechtzienden Het belangrijkste hulpmiddel is een bril. Voor personen die ook met bril niet goed kunnen zien, zijn er andere hulpmiddelen. Het uitzoeken van het geschikte hulpmiddel kan het best gebeuren in samenspraak met de oogarts of opticien. Bij ouderen wordt het succes van het hulpmiddel voor een groot deel bepaald door persoonlijke motivatie, doorzettingsvermogen en het vermogen om zich aan te passen aan de beperkingen die elk hulpmiddel stelt. > an > > > > > > boeken of tijdschriften in brailleschrift; groteletterboeken; gesproken boek: een geluidsopname van een voorgelezen boek; telefoonring: extra vet gedrukte cijfers die los op de telefoon geplaatst kunnen worden; speciale speelkaarten met reliëf of grote letters; dominostenen met dikke punten en dobbelstenen met uithollingen; witte stok voor blinden, gele stok voor slechtzienden; braillehorloge, waarop men kan voelen hoe laat het is; sprekende wekker of klok: met een druk op de toets wordt het uur gezegd; kousensamenhouder: dit dient om de kousen samen te houden tijdens de was, zodat de blinde of slechtziende gelijke sokken achteraf samen kan opbergen; braille-etiket: dit etiket wordt in de kleren genaaid. Er staat in braille in geborduurd welke kleur het kledingstuk heeft. Pl > > > > tyn Enkele voorbeelden van hulpmiddelen en voorzieningen voor blinden en slechtzienden: © Surf eens op http://www.integra-belgium.com/. Hier vind je vele hulpmiddelen die zowel door jonge als oudere zorgvragers gebruikt kunnen worden. 116 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 116 8/2/12 6:16 PM 3.2 Het gehoor A Achteruitgang van het gehoor* Het vermogen om hoge tonen te horen neemt af bij het ouder worden. Als iemand niet meer in staat is om een normaal gesprek te volgen of als hij het geluid van de radio of televisie zo hard zet dat anderen erover klagen, dan is het aanbevolen een arts te raadplegen. B Omgaan met doven en slechthorenden > Kijk de slechthorende altijd aan Zorg dat je gezicht en mond goed zichtbaar zijn. Probeer licht op je gezicht te laten vallen in plaats van met je rug naar het licht te gaan staan of zitten. Spreek altijd in de richting van de slechthorende (vooral in gezelschap), zodat hij van je gezicht en mond kan aflezen (liplezen) wat je zegt. Het is niet nodig om overdreven bewegingen te maken met de mond. Trek indien nodig eerst de aandacht als je begint te spreken. Houd je hand niet voor je mond als je spreekt en eet en rook niet terwijl je een slechthorende aanspreekt. > Ga gerust wat dichter staan Spreek een slechthorende of dove niet toe van op een grote afstand. Je spreekt beter wat stiller en van op een kleine afstand (ongeveer een meter). Let er wel op dat je gezicht altijd zichtbaar blijft. an tyn > Gebruik intonantie en leg accenten Spreek rustig, maar behoud je natuurlijke spreekritme. Leg de nodige accenten en pauzes. Iemand die lipleest, haalt veel informatie uit het ritme, de toon, de melodie en de accenten. Als je te traag spreekt, wordt het voor de slechthorende eentonig en moeilijk om het ritme en de melodie te horen. Articuleer duidelijk maar overdrijf niet. Als je te grote mondbewegingen maakt, kan een slechthorende niet meer liplezen. > Herhaal met andere woorden Heb geduld en blijf kalm als je een zin verschillende keren moet herhalen. Herhaal de zin eens met andere, betere begrijpbare woorden. Pl > Schreeuw nooit tegen een slechthorende Hard roepen is voor mensen met een hoortoestel geen oplossing en kan zelfs storingen veroorzaken. © > Vermijd omgevingslawaai Zet de radio of het geluid van de televisie uit. Voor hardhorenden is een dergelijk achtergrondgeluid erg storend. Praat ook niet met twee door elkaar. 117 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 117 8/2/12 6:16 PM > Toon respect voor de slechthorende Heb respect als een slechthorende te moe is om een gesprek te blijven volgen. Actief luisteren en liplezen vergen namelijk heel wat concentratie. Zorg dat een slechthorende ook in gezelschap kan mee lachen. Lach een slechthorende niet uit als hij blundert. > Schrijf belangrijke informatie op Doe dit niet constant en enkel als je hiermee misverstanden kunt vermijden. C Hulpmiddelen voor doven of slechthorenden > telefoons waarvan het volume aangepast kan worden aan de behoefte van de zorgvrager; > waarschuwingssystemen wanneer er problemen zijn bij het horen van de deurbel, telefoon, rookmelder of babyfoon: bij een slechthorende kan men het geluid versterken, bij doven kan men gebruikmaken van een lichtsignaleringssysteem; > een gehoorapparaat. Surf ook eens naar www.gehoor.be. 3.3 De tastzin A Achteruitgang van de tastzin* tyn Er zitten heel wat verschillende soorten zenuwuiteinden vlak onder de huid. Via die zenuwuiteinden worden verschillende signalen opgevangen en naar de hersenen gestuurd. Zo merken we het verschil op tussen warmte en koude, kunnen we aanrakingen en pijn voelen, voelen we wat zacht en hard is, voelen we drukverschillen ... Bij het ouder worden is er een achteruitgang van deze signaalfunctie van de huid. Pl an Oudere zorgvragers zijn minder gevoelig voor koude en warme temperaturen en pijn. Enkele gevolgen hiervan zijn: > Ze verbranden zich makkelijker (bv. door badwater, fornuis). > Ze kwetsen zich sneller (bv. door snijwonden) en merken het minder snel op. > Ze hebben minder gevoel in de voetzolen (en soms in de handen). Daardoor voelen ze minder goed hoe ze precies op de grond staan en verliezen ze sneller hun evenwicht. > Er treden soms tintelingen op in voeten en handen. > Diabetespatiënten hebben een verminderde tastzin aan de voeten. © Enkele voorbeelden: > Je ziet dat het been van Maria bloedt. Wanneer je vraagt hoe dit komt, schrikt ze op. Ze weet helemaal niet dat ze zich bezeerd heeft. > Aan het bad van Paul heb je een thermostatische kraan laten installeren. Paul voelt zelf niet goed aan of het water te koud of te warm is. 118 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 118 8/2/12 6:16 PM B Taak van de verzorgende De verzorgende ziet toe op de veiligheid van de zorgvrager. Enkele hulpmiddelen en technieken zijn: > thermostatische kraan; > comfortabele schoenen; > vuur met knop die oplicht zolang het warm is; > goede voetverzorging (door pedicure); > de zorgvrager wijzen op mogelijke gevaren. 3.4 De reuk- en smaakzin A Achteruitgang van reuk- en smaakzin Ook de smaak- en reukzin* van de oudere zorgvrager gaan achteruit. Deze zintuigen werken samen. De tong is bedekt met duizenden kleine smaakpapillen, die de smaken van voedsel en drank opnemen. De neus zit vol met dunne haartjes en zenuwen. De haartjes vangen geuren op en de zenuwen sturen boodschappen over de reuk naar je hersenen. Als je in een appel bijt, ruikt je neus dus de geur en proeft je tong het lekkers. B Taak van de verzorgende tyn Doordat er een verminderde signaalfunctie van deze zintuigen is, neemt de zorgvrager minder smaken en geuren waar (hij merkt bijvoorbeeld niet op dat voedsel bedorven is). © Pl an De verzorgende ziet toe op de veiligheid van de zorgvrager. Enkele mogelijke technieken zijn: > de versheidsdatum nakijken; > eten op de eetbare temperatuur opdienen; > hete dranken vooraf afkoelen; > de zorgvrager wijzen op mogelijke gevaren. 119 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 119 8/2/12 6:16 PM 4 Sensomotorische veranderingen Ouderdom komt met gebreken. Er is zowel op sensorisch vlak als op motorisch vlak achteruitgang merkbaar. De achteruitgang van de zintuigen en het stroever worden van de spieren en gewrichten hebben tot gevolg dat ouderen trager worden in hun lichamelijke reacties. Soms reageren ze te traag, wat de kans op vallen vergroot. Voorbeeld: Lena (83) kijkt strak naar de grond als ze over straat wandelt. Ze is bang dat ze over iets zal struikelen en kijkt dus goed waar ze stapt. Gisteren kwam een spelend jongetje van opzij op haar afgelopen. Lena had hem door haar gehoorprobleem niet gehoord en ze had hem ook niet gezien, doordat ze naar haar voeten aan het kijken was. Toen de jongen tegen haar aanliep, schrok ze zo dat ze achteruitdeinsde en haar evenwicht verloor. Zo is ze achteruit op straat gevallen. Ze had geluk dat de val niet te ernstig was, maar een volgende keer kan het minder goed aflopen ... an tyn Heel wat ouderen worden met dit soort problemen geconfronteerd. Ze reageren langzamer en hun houdingen zijn minder stabiel. Incidenten zoals dat met Lena leiden tot een grote onzekerheid. Het gevolg is dat heel wat ouderen schrik krijgen om buiten te komen en liever in hun veilige omgeving thuis of in het WZC blijven. De sensomotorische achteruitgang kan dus leiden tot een negatieve vicieuze cirkel. Doordat de zorgvragers minder bewegen, worden de spieren en gewrichten steeds stroever, waardoor bewegen nog moeilijker wordt. Zo kunnen de bewegingsmogelijkheden op korte tijd sterk achteruitgaan. © Pl Voorbeeld: Lena vertelt de volgende dag aan haar thuisverzorgster dat ze niet meer te voet naar de winkel durft, omdat ze bang is om nog eens te vallen. Ze vraagt of de verzorgster haar boodschappen wil doen. Ze vindt het veiliger om voortaan binnen te blijven. 120 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 120 8/2/12 6:16 PM In schema stellen we dit proces als volgt voor: stroeve gewrichten en stijve spieren bewegen wordt moeilijker achteruitgang zintuigen minder bewegen © Pl an tyn Taken van de verzorgende: > Zowel in de thuiszorg als in een WZC is het belangrijk om de zorgvrager te stimuleren om aan lichaamsbeweging te doen. > Praat met de zorgvrager over zijn angsten en probeer hem stap voor stap te overtuigen om weer handelingen zelf uit te voeren. > Bied ondersteuning als de zorgvrager te onzeker is om een handeling uit te voeren. Zo zal het zelfvertrouwen groeien en zal er vooruitgang mogelijk zijn. > Neem zeker niet alles uit handen van de zorgvrager. Zorgvragers die in zekere mate zelfredzaam zijn, voelen zich doorgaans gelukkiger dan zorgvragers die voor alles afhankelijk zijn van anderen. 121 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-C.indd 121 8/2/12 6:16 PM D Psychische veranderingen bij het ouder worden Doelstellingen Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je: > > > > > tyn an > > > > > > > > > > > > > > > > > de verschillende stappen in het verwerken van informatie kunt weergeven; problemen op gebied van de waarneming kunt herkennen; problemen op gebied van de waarneming kunt benoemen; de taak van de verzorgende in de begeleiding van zorgvragers tijdens dagelijkse activiteiten kunt omschrijven; de werking van het geheugen kunt omschrijven; kunt omschrijven op welke manier het geheugen van ouderen achteruitgaat; tips kunt opnoemen om het geheugen te oefenen; het geheugen kunt stimuleren in het dagelijks gebeuren; de kenmerken van het denken van oudere mensen kunt omschrijven; kunt beschrijven hoe je het denken van ouderen kunt stimuleren; kenmerken van het taalgebruik van ouderen kunt beschrijven; het taalgebruik kunt stimuleren; kunt omschrijven wat leren bevordert bij oudere mensen; kunt omschrijven wat leren bemoeilijkt bij oudere mensen; kunt omschrijven hoe je het leren kunt stimuleren; voorbeelden kunt geven van wisselende stemmingen; de vervlakking van het gevoelsleven kunt verklaren; kunt opnoemen op welke wijze de zorgvrager aan rolverlies kan lijden; de taak van de verzorgende i.v.m. rolverlies kunt omschrijven; de signalen van eenzaamheid kunt omschrijven; concrete tips kunt geven om de eenzaamheid van bejaarden te voorkomen of te doorbreken; het onderscheid kunt aanduiden tussen afhankelijk zijn en zich afhankelijk gedragen; kunt omschrijven wat een positieve omgangshouding ten aanzien van afhankelijk gedrag inhoudt; de seksualiteit in zijn verschillende aspecten kunt omschrijven; een gepaste houding ten aanzien van seksualiteit bij ouderen kunt benoemen; de taken van de verzorgende i.v.m. seksualiteit kunt verduidelijken. Pl > > > > © Bij ouderen gaan de cognitieve vermogens achteruit. De cognitieve vermogens hebben te maken met het waarnemen, het denken, het geheugen, de taal, de spraak, het bewustzijn en de creativiteit. Daarnaast verandert er ook veel op emotioneel vlak. Ouderen worden op verschillende domeinen geconfronteerd met rolverlies. Verlieservaringen, eenzaamheid en het gevoel van afhankelijkheid grijpen in op de emotionele beleving van oudere mensen. Geestelijke activiteit is de beste manier om het proces van achteruitgang zo beperkt mogelijk te houden of te vertragen. 122 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 122 8/2/12 6:36 PM 1 Cognitieve aspecten van het ouder worden 1.1 De verwerking van informatie Het informatieverwerkingsproces verloopt als volgt: A Informatie verzamelen In de eerste fase vangen de zintuigen informatie uit de omgeving op. Deze fase speelt zich af in het zintuiglijk geheugen. Je hoort bepaalde klanken. B Informatie onthouden In een tweede fase komt deze informatie in het kortetermijngeheugen*(KTG). Hier moet de keuze gemaakt worden: ofwel niets doen met de informatie en deze verloren laten gaan, ofwel de informatie behouden en in het geheugen vastleggen. Wanneer je voor dit laatste kiest, moet de informatie van het kortetermijngeheugen (KTG) naar het langetermijngeheugen* (LTG) worden overgebracht. Je vormt met de klanken een telefoonnummer. Je kan het voldoende lang onthouden om er een nummer mee te vormen. C Informatie combineren = denken D Informatie uiten tyn In een derde fase wordt de overgebrachte informatie opgeslagen in het langetermijngeheugen (LTG) om daar duurzaam en in principe levenslang te worden bewaard. Wanneer we de vastgelegde informatie willen oproepen, wordt die uit het langetermijngeheugen (LTG) gehaald en weer overgebracht naar het kortetermijngeheugen (KTG). Als je het telefoonnummer wilt onthouden, zal je het regelmatig moeten herhalen. 1.2 De waarneming an We moeten de informatie kunnen overbrengen. Dit gebeurt via de taal. Bv. Je neemt je gsm en belt naar je vriendin. © Pl De zintuigen (gezicht, gehoor, smaak, tast en reuk) vangen informatie uit de omgeving op. Deze informatie wordt door de hersenen omgezet in herkenbare gegevens. Men spreekt hier over het zintuiglijk geheugen. Bv. Je voelt dat de kookplaat warm is en je trekt je hand weg. Zintuigen vangen informatie op Info wordt omgezet in de hersenen Herkenbare tekens 123 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 123 8/2/12 6:36 PM 1.2.1 Kenmerken van de waarneming* bij ouderen > Achteruitgang van de zintuigen In het hoofdstuk over fysieke veranderingen hebben we gezien dat de zintuigen achteruitgaan bij het ouder worden. Heel wat ouderen hebben bijvoorbeeld een bril nodig of zijn afhankelijk van een gehoorapparaat. Door de verminderde werking van de zintuigen komt het opnemen van informatie en daarmee ook het vastleggen ervan in het geheugen in het gedrang. Ouderen proberen de achteruitgang van een zintuig te compenseren door meer informatie op te vangen met andere zintuigen. Bv. Als de slechtziende Harry over straat loopt, staat zijn gehoor voortdurend op scherp: hij vangt constant geluiden op van voorbijkomende voertuigen en voetgangers en probeert zo in te schatten waar hij wel en niet kan lopen. an tyn > Minder snelle reacties Bejaarden reageren minder snel. Ze hebben meer tijd nodig om de prikkels die via de zintuigen binnenkomen te verwerken. Daarom zullen ze selectiever te werk gaan. Geluiden die aansluiten bij hun belevingswereld zullen ze vlugger opmerken dan andere geluiden. Bv. Oudere zorgvragers spitsen de oren als er gepraat wordt over het verleden. Ze hebben minder interesse in gesprekken die gaan over het hier en nu. Verder zien we ook dat het waarnemingspatroon bij ouderen vooral gericht is op zichzelf en minder op wat er in de directe omgeving gebeurt. Bv. Elza lost een kruiswoordpuzzel op. Ze is heel geconcentreerd bezig en merkt niet dat de verzorgster haar kamer is binnengekomen om de avondmaaltijd te brengen. Als de verzorgster het plateau op tafel schuift, schrikt ze zich een hoedje. © Pl > Beperkte waarnemingen In de thuiszorg kunnen we geconfronteerd worden met zorgvragers die chronisch ziek zijn en daardoor gebonden zijn aan huis. Er zijn minder sociale en omgevingsstimuli dan gewoonlijk. Zij dreigen daardoor te vereenzamen en depressief te worden. Hun waarnemingen zijn beperkt en het oordeel over de eigen situatie kan vertekend zijn door het gemis aan juiste informatie. Bv. Marleen durft niet meer alleen de straat op. De laatste keer dat ze naar buiten was gegaan om boodschappen te doen in de buurtwinkel, werd ze omvergelopen door enkele jongeren. Nu is ze ervan overtuigd dat haar straat onveilig is en dat het een groot gevaar is om alleen de straat op te gaan. Daarom blijft ze binnen en laat ze haar boodschappen doen door de verzorgende. 124 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 124 8/2/12 6:36 PM > Verminderde aandacht en concentratie Dit komt doordat ouderen vlugger vermoeid zijn. Bv. Dries kan geen film meer volgen: hij vindt de plot altijd te complex en slaat de personages door elkaar. > Moeite met ingewikkelde of nieuwe situaties Doordat de waarneming en verwerking van informatie achteruitgaan, hebben ouderen moeite om ingewikkelde en nieuwe situaties te overzien. Hierdoor voelen ze zich onzeker en proberen ze deze situaties te vermijden, waardoor ze minder actief worden. Bv. Maria’s kinderen kwamen altijd Nieuwjaar bij haar vieren. Ze maakte ieder jaar een lekker menu. Dit jaar ziet ze het niet meer zitten om voor een warme maaltijd te zorgen. > Snel afleidbaar Ouderen zijn verhoogd afleidbaar: ze reageren sneller op geluiden van buitenaf. Bv. In de film rinkelt een telefoon. Maria denkt dat het haar telefoon is en veert op. 1.2.2 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten Pl an tyn > Zorg voor aangepaste hulpmiddelen. Bv. aangepaste bril, hoorapparaat … © > Stimuleer het gebruik van alle zintuigen. Hoe meer zintuigen je gebruikt om iets waar te nemen, hoe beter je die informatie zult onthouden. – Tijdens de dagelijkse verzorging. Bv. ‘Is het eten niet te zout?’ – In de omgang. Bv. ‘Je hebt mooie bloemen gekregen. Wat ruiken ze lekker, vind je ook niet?’ – Bij groepsactiviteiten. Bv. Activiteit rond vergeten groenten, waarbij de zorgvragers mogen proeven. 125 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 125 8/2/12 6:36 PM > Werk belevingsgericht. De activiteiten moeten aansluiten bij de leefwereld van de zorgvrager. Bv. Muziek van toen laten horen. > Wees geduldig en duidelijk. Zeg concreet wat je van de bejaarde verwacht. Houd daarbij rekening met de veranderingen in het waarnemen. Bv. Zeg tijdens een wandeling klaar en duidelijk dat er een opstapje is. 1.2.3 Het geheugen Nadat de informatie via het zintuiglijk geheugen is gepasseerd, komt ze aan in het kortetermijngeheugen (KTG) of werkgeheugen*. Hier wordt de informatie bewerkt vooraleer ze permanent wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen. Het langetermijngeheugen beschikt over een onbeperkte opslagruimte waarin de informatie bijna eindeloos wordt bewaard. Het raakt dus nooit vol, hoe oud men ook wordt, en de informatie wordt ook niet uitgewist. Het langetermijngeheugen kun je vergelijken met een boekenkast. Per tien jaar ‘schrijft’ men een boek. Alleen de belangrijkste en nuttigste feiten komen hierin. Deze gegevens kun je terug oproepen. Dit noemt men reproduceren. Bv. De meeste ouderen weten nog perfect wanneer ze getrouwd zijn en hoe het trouwfeest verlopen is. A Kenmerken van het geheugen bij ouderen © Pl an tyn > Een verminderde waarneming leidt ertoe dat er minder informatie opgeslagen wordt. > Bij het ouder worden krimpt de beschikbare ruimte in het werkgeheugen. Het langetermijngeheugen daarentegen blijft behouden. Bv. Leon (87 jaar) weet niet meer wat hij gisteren gegeten heeft, maar over het menu dat hij op zijn twintigste verjaardag op restaurant gekregen heeft, kan hij uitvoerig vertellen. > Lichamelijke aandoeningen (hoge bloeddruk, schildklieraandoeningen, hart- en vaatziekten), geneesmiddelen en alcohol kunnen ook de oorzaak zijn van het slecht functioneren van de hersenen. Hierdoor zal de oudere de informatie ook minder snel registreren en dus vlugger iets vergeten. > Er is minder ruimtelijk inzicht. Bv. Erna (79 jaar) gaat elke zondag op bezoek bij haar dochter. Haar dochter komt haar halen met de auto. Door een wegomlegging moeten ze vandaag een andere weg nemen. Erna kan zich helemaal niet oriënteren en weet niet waar ze is. > Bij het ouder worden is vergeten normaal. Vooral het kortetermijngeheugen werkt minder goed. Ouderen zijn erg bedachtzaam op tekenen van vergeten. Men heeft schrik dat dit de eerste tekenen van dementie zijn. Niet elke vorm van vergeten is alarmerend. Je kunt bejaarden steunen en geruststellen door ze aanwijzingen te geven, zodat ze zich bepaalde zaken weer herinneren. Bv. Ouderen hoor je vaak letterlijk aan anderen vragen: ‘Toe, help me, mijn geheugen laat me weer in de steek, hoe begon dat ook alweer?’ > Psychische problemen (depressie en spanning) kunnen ook de oorzaak zijn van vergeetachtigheid. 126 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 126 8/2/12 6:36 PM > Het waarnemings- en/of concentratievermogen verminderen. Bv. Lea doet mee aan de knutselnamiddag. De bejaarden gaan wenskaarten maken. De ergotherapeute toont hoe ze de stukjes papier moeten knippen. Lea heeft het wel gehoord, maar op het moment dat ze zelf begint, weet ze het niet meer. Ze vraagt aan de ergotherapeute om het haar nog eens uit te leggen. > Nieuwe indrukken worden moeilijker vastgehouden = ‘ inprentingsstoornissen’. Bv. Suzanne heeft een nieuwe telefoon. Haar zoon heeft haar duidelijk uitgelegd hoe ze het toestel moet gebruiken. Ze wil bellen maar ze weet niet meer hoe het moet. B Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten > Zoek samen met de zorgvrager wat de problemen juist zijn. Sta open voor zijn angsten en onzekerheden. Wanneer mensen angstig zijn voor tekenen van geheugenachteruitgang, laat ze dan vertellen, veeg hun angst niet van tafel, maar vraag eens wat ze vergeten zijn en wanneer. an tyn > Zoek samen met de zorgvrager naar oplossingen voor het probleem. Bied geheugensteuntjes aan: – Kalender of agenda gebruiken. – Dingen die je meteen kunt doen, ook meteen uitvoeren. – Vaste gewoontes aanhouden. – Vaste dag- en weekindeling handhaven. – Fotoalbum van familie bijhouden, met namen bij de foto’s geschreven. – Iets wat men niet mag vergeten op een speciale plaats leggen. Pl > Oefen het geheugen: – door samen de dagelijkse informatie te bespreken; – door mensen te laten vertellen over vroeger en dit te helpen situeren in de tijd; – door geheugenspelletjes te spelen. © > Het is van groot belang steunpunten in de realiteit aan te brengen die aansluiten bij de leefwereld van de bewoner. Alles wat duidelijk herkenbaar is, vormt een steun voor het nog aanwezige coördinatievermogen. Bv. borden, richtingsaanwijzers, kleuren. 127 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 127 8/2/12 6:36 PM 1.3 Het denken 1.3.1 Kenmerken van het denken bij ouderen an tyn > Het denken verloopt langzamer. Ouderen hebben meer moeite om de draad van het verhaal weer op te nemen. Bv. Zinnen worden niet afgemaakt, waardoor het verhaal moeilijk te begrijpen is. > Er is minder belangstelling voor zaken waar de oudere geen persoonlijk belang bij heeft. Het denken van de oudere persoon is meer op zichzelf gericht. Bv. Sociale vraagstukken of politieke kwesties houden de bejaarde niet bezig. > De oudere kan moeilijker een gesprek volgen, zeker over een nieuw onderwerp. Bv. Tijdens het familiefeest heeft Lucien (85 jaar) het moeilijk om de gesprekken aan tafel te volgen. Hij zit erbij en knikt een beetje. Als hij even later kan vertellen over zijn ervaringen tijdens de oorlog, bloeit hij helemaal open. > De bejaarde kan zich moeilijker concentreren. Hij heeft het moeilijk om van het ene naar het andere onderwerp over te schakelen. Bv. Het is moeilijk voor een bejaarde om aan een gesprek met verschillende personen deel te nemen, omdat er dan te vaak van onderwerp veranderd wordt. > Er is een groot verschil tussen ouderen. Bv. Een vroegere onderwijzeres zal meer interesse tonen in het schoolleven van de stagiaires dan anderen. 1.3.2 Taken van de verzorgende bij de dagelijkse activiteiten © Pl > Zorg dat de bejaarde betrokken wordt bij het gesprek. Bv. De kleindochter van Frans vertelt over haar reis naar Kenia. Ze vraagt aan haar opa: ‘Ben jij vroeger op reis geweest?’ > Schakel niet te vlug over op een ander onderwerp. Bv. Gebruik een tussenzin zoals ‘ik moet nog wat vertellen’ om aan te kondigen dat je het over iets anders gaat hebben. > Houd rekening met de interesses van de ouderen. Bv. Als de bejaarde geen interesse toont voor politiek, kun je beter over iets anders beginnen. > Stimuleer het denken. – In het dagdagelijkse leven. Bv. ‘Wanneer komt de kapper?’ – Door puzzels en taalspelletjes. – Met groepsactiviteiten. Bv. levensloopspel. 128 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 128 8/2/12 6:36 PM 2 Taal en leren 2.1 De taal ‘Bejaarden horen liever dialect’ Taal op de werkvloer ‘In mijn job moet ik geregeld omschakelen van dialect naar omgangstaal en terug’, vertelt Lieve Van Houtven, stafmedewerker van het Cultuurcentrum in Lier. ‘Onder collega’s spreken we omgangstaal met stukjes dialect uit Antwerpen, de Kempen en West-Vlaanderen. Aan de telefoon spreek ik Standaardnederlands en dat doe ik ook als ik op het podium sta om een stuk of een concert in te leiden. Tenzij de zaal vol bejaarden zit. Dan komen die me achteraf zeggen: ‘Je hebt dat goed gedaan, maar kon dat niet in gewone taal?’ Dialect, bedoelen ze dan. Ook aan de telefoon willen de meeste bejaarden liever in dialect converseren. En ja, dat doe ik dan maar.’ Bron: www.taaluniversum.org 2.1.1 Kenmerken van het taalgebruik bij ouderen an tyn > Heel wat ouderen hebben nooit geleerd om Standaardnederlands te spreken. Zij praten hun eigen streektaal. Bv. bijval = toespijs, zocht = gaar. > Ouderen gebruiken veel Franse woorden. Bv. een cache pot, een crayon. > Oudere mensen zijn conservatiever in hun taalgebruik. Ze hebben een afkeer van nieuwe woorden. Bv. Verschillende bejaarden hebben een gsm maar ze praten over hun telefoon. 2.1.2 Taken van de verzorgende bij de dagelijkse activiteiten © Pl > Tracht de streektaal van de oudere zorgvrager te begrijpen. Vraag eventueel om verduidelijking. > Vermijd jongerentaal. Bv. Mevrouw Elza vraagt aan verzorgende Katrien: ‘Wat ga je vanavond doen?’ Katrien antwoordt: ‘Eerst wat chatten, en daarna een beetje chillen in de zetel.’ Beter kan ze zeggen: ‘Eerst ga ik met de computer werken en daarna rustig in de zetel zitten.’ > Stimuleer het taalgebruik. Bv. Stel voor om nu en dan een taalspelletje te spelen. 129 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 129 8/2/12 6:36 PM 2.2 Het leren Leren is een middel om waarneming, geheugen, denken en taal uit te bouwen. De huidige jonge en aankomende senioren zijn meer geschoold. Van sommige senioren die nog lang hun job hebben uitgeoefend, werd de laatste jaren steeds meer bijscholing en soms herscholing geëist. Hooggeschoolde senioren blijven gewoonlijk vrij lang doorgaan met hun interesse voor hun eigen vakgebied, ook na hun pensioen. In het voorgaande heb je gezien dat alle factoren een achteruitgang kennen bij het ouder worden. Het is logisch dat deze achteruitgang ook een invloed heeft op het leren. 2.2.1 Factoren die het leren beïnvloeden A Wat remt het leren? > De oudere heeft schrik voor nieuwe dingen Oudere mensen nemen vaak nogal een afwachtende of zelfs afwijzende houding aan tegenover alles wat nieuw is. Bv. Mevrouw Liza krijgt van haar zoon een gsm voor haar verjaardag. ‘Ik ga dit nooit kunnen’, zegt ze, ‘met al die knopjes en kleurtjes.’ an tyn > De inprenting verloopt trager Zelfs al is de bejaarde bereid om iets nieuws te leren, toch gaat het moeilijker dan vroeger. Stimuleer de zorgvrager in de nieuwe zaken die hij wil leren. Het zal wat langer duren, maar de bejaarde zal het even goed leren. Er is gewoon meer oefening en herhaling nodig. Bv. Mevrouw Virginie heeft een nieuwe wasmachine gekocht. Lore, van thuiszorg, toont telkens hoe ze de machine op het juiste programma moet instellen. B Pl > De oudere moet oude gewoonten afleren Bv. Mevrouw Julie hoort heel graag muziek. Zij had nog een platenspeler, maar die is nu stuk. Zo’n platenspeler kun je niet meer kopen. Alle liedjes staan nu op cd. Haar zoon koopt een cd-speler voor haar. Karen, de verzorgende, heeft de verschillende stappen op een blad genoteerd. De eerste keren zetten ze samen de cd op. Wat stimuleert het leren? © > Vroegere ervaringen Bv. Jan heeft altijd een elektrozaak gehad. Hierdoor zal het gebruik van een nieuwe cd-speler voor hem veel gemakkelijker zijn. > Interesse Wanneer ouderen absoluut iets willen leren, is de kans op succes groter. Ze leggen zich erop toe, terwijl ze de rest even opzijzetten. 130 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 130 8/2/12 6:36 PM Bv. Marie heeft altijd met veel plezier in de keuken gestaan. Ze heeft zelf een receptenboekje aangelegd met haar favoriete menu’s. Nu probeert ze nog altijd graag nieuwe dingen uit. > Aandacht en tijd – Als je ergens je aandacht op richt, ben je bezig met informatie te verwerken. Informatie waaraan je veel aandacht geeft of gebeurtenissen die veel aandacht hebben getrokken, worden beter opgeslagen in het geheugen. De aandacht en concentratie nemen bij het verouderen af. Dit kan het gevolg zijn van het verouderingsproces op zich, maar ook factoren zoals medicijn- en alcoholgebruik spelen hierbij een rol. – Als je meer tijd aan iets besteedt, heb je er meer aandacht voor. Je kunt het leren beter over verschillende dagen verspreiden, dan alles op één dag te proberen in je geheugen te stampen. tyn 2.2.2 Taken van de verzorgende tijdens de dagelijkse activiteiten © Pl an > Als verzorgende kun je de zorgvrager stimuleren om iets nieuws te leren. Leg iets traag en duidelijk uit. Herhaal indien nodig en heb aandacht voor vorderingen. > Heb geduld: nieuwe dingen moet je regelmatig herhalen. > Stimuleer het leren zowel in de dagelijkse activiteiten als bij groepsactiviteiten. Bv. Stel voor om een nieuw kaartspel uit te proberen. 131 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 131 8/2/12 6:36 PM 3 Emotionele* aspecten van het ouder worden 3.1 Veel voorkomende emotionele kenmerken 3.1.1 Veel voorkomende emotionele kenmerken > Wisselende stemmingen Veel ouderen hebben last van wisselende stemmingen. Ze hebben hun gevoelens niet altijd even goed onder controle. Ze gaan bijvoorbeeld van huilen over in lachen of omgekeerd,of worden plots boos. > Vervlakking van het gevoelsleven Sommige ouderen worden juist minder snel door iets ontroerd. Gebeurtenissen spreken hen minder snel aan. Deze vervlakking heeft te maken met het kleiner worden van de leefwereld van de bejaarde. Hierdoor is hij steeds meer met zichzelf bezig en wordt hij steeds egocentrischer. tyn > Zelfbeeld – Ouder worden brengt heel wat veranderingen met zich mee. Dit kan het gevoel dat mensen over zichzelf hebben ook behoorlijk veranderen. – Sommige ouderen voelen zich minderwaardig of nutteloos. Ze hebben moeite om te aanvaarden dat ze geen job meer hebben en zich niet meer nuttig maken in de maatschappij. Pl an > Relaties met anderen – Sommige ouderen hechten zich erg aan hun familie. Hun dag is goed als ze bezoek hebben gekregen van kinderen of kleinkinderen. Op andere dagen zitten ze weg te kwijnen op hun kamer. – Heel wat ouderen hebben er moeite mee dat ze afhankelijk zijn van de hulp van anderen. Soms uiten ze dit door zich te verzetten en alles zelf te willen doen, ook al levert dit problemen op. – Ouderen zijn vaak egocentrisch: ze kunnen zich moeilijk verplaatsen in het standpunt van anderen. © > Houding t.a.v. het leven – Ouderen praten makkelijker over de dood dan jonge mensen. Ze beseffen dat er een tijd komt dat ze er niet meer zullen zijn. Dat idee houdt hen bezig en daarom brengen ze het vaak ter sprake. – Het toekomstperspectief is veranderd: bejaarden maken voornamelijk plannen op korte termijn en denken minder na over hun leven op lange termijn. Hierdoor geven ze soms de indruk niet gemotiveerd te zijn. – Ouderen worden geconfronteerd met een innerlijke strijd. Ze gaan aan zichzelf twijfelen bij de vraag of ze het wel goed gedaan hebben in hun leven. 132 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 132 8/2/12 6:36 PM > Rolverlies De ouder wordende mens wordt geconfronteerd met rolverlies*. Mogelijke oorzaken zijn: • Het einde van de uitoefening van het beroep met pensionering gevolg. Relaties Overlijden • Het verlies van de eigen woning door verhuis naar een WZC. • De kinderen zijn het huis uit en een belangrijke taak, het opvoeden, valt weg. De man en vrouw zijn weer alleen, zonder kinderen en vaak zonder taak. Deze periode noemt men 'empty nest' of 'legenestfase'. • Ervaren van achteruitgang bij de partner (bv. de ene partner kan nog thuisblijven, terwijl de andere opgenomen moet worden in het rustoord.) • Overlijden van de partner. • Overlijden van een ander geliefd persoon. • Overlijden van kinderen. • Ervaren van eigen eindigheid. Ouderen beseffen dat het rustoord hun laatste verblijfplaats is. Sterven is niet ver weg meer. • De confrontatie met niet vervulde wensen: 'Had ik dit nog maar gedaan!', 'Had ik dat nog mogen meemaken!' an Zin van het leven • Mogelijkheden worden beperkter door lichamelijke en congnitieve achteruitgang. tyn Verlies van zelfstandigheid Pl Wanneer de oudere hulpbehoevend en afhankelijk wordt, zien we ineens een rolomkering*: de oudere wordt afhankelijk van zijn kinderen. Hij is zelf niet meer degene die steun biedt en praktische hulp geeft. Ook wanneer de partner de rol van zorgverlener op zich moet nemen, is de balans uit evenwicht en hebben beide partijen vaak moeite met deze rolomkering. 3.1.2 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten © > Heb oog voor tekenen van verdriet. Als je de zorgvrager goed kent, zul je de signalen beter opvangen en kun je er sneller op inspelen. Doe dit door in te gaan op bepaalde uitspraken of afwijkend gedrag. Vraag wat er scheelt en probeer over de gevoelens te praten. Sommige zorgvragers zullen dit sneller doen dan andere. 133 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 133 8/2/12 6:36 PM > Vooral bij verlieservaringen is emotionele ondersteuning noodzakelijk. Negeer het verdriet van de zorgvrager niet, maar praat erover. > Oudere mensen moeten proberen andere hechte relaties en interesses te zoeken en vinden. Help de bejaarde zoeken naar een nieuwe interesse, een nieuwe hobby, nieuwe vrienden. Bv. Opvallend is dat veel alleenstaanden andere alleenstaanden opzoeken. > Doe een beroep op het sociale netwerk. Spreek de kinderen en medebewoners aan om de zorgvrager te steunen. 3.2 Eenzaamheid Eenzaamheid is een gevoel dat een persoon ervaart op een bepaald moment. Dit gevoel kan veranderen. Dit kan heel snel gaan maar het kan ook heel langzaam gebeuren. Heel wat gebeurtenissen hebben een ingrijpende invloed op de ervaring van eenzaamheid en het al dan niet veranderen van deze ervaring. Eenzaamheid gaat gepaard met negatieve, bedrukkende gevoelens. Iemand is pas eenzaam wanneer hij dat zelf zo aanvoelt. 3.2.1 Oorzaken van eenzaamheid tyn > Te weinig sociale contacten De oudere mens verliest vrienden om zich heen, niet alleen door de dood, maar ook door bijvoorbeeld opnamen in een rusthuis of dementie. Dergelijke verliezen maken de kring van sociale contacten kleiner. De oudere mens wordt meer en meer aangewezen op dezelfde mensen en zichzelf. an > Beperkte mobiliteit Voor zorgvragers met beperkte mobiliteit is het moeilijk om sociale contacten te onderhouden. Ze zijn afhankelijk van de bezoeken van anderen. Pl > Depressie Een aanhoudende periode van bedroefdheid en pessimisme wakkert het gevoel van eenzaamheid bij ouderen aan. 3.2.2 Eenzaamheid herkennen © Ouderen zullen zelden openlijk zeggen dat ze eenzaam zijn. Het is vaak door veranderingen in het gedrag dat anderen opmerken dat er iets mis is. Hieraan merk je nog eens hoe belangrijk het is dat je de zorgvrager goed kent. Vroegtijdig signalen herkennen is belangrijk om eenzaamheid te voorkomen. Want eenmaal de zorgvrager in deze spiraal terechtkomt, is het moeilijk om er terug uit te geraken. 134 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 134 8/2/12 6:36 PM Volgende factoren kunnen op eenzaamheid duiden: > Fysieke problemen: hoofdpijn, maagpijn, ademhalingsproblemen, slaapstoornissen, spierspanningen in de rug, de schouders en de nekwervels. > Een verhoogd gebruik van geneesmiddelen. > Vermijdingsdrang: de bejaarde mijdt nieuwe contacten uit schrik voor ontgoochelingen. > Sociale onhandigheid: geen oogcontact maken of de gesprekspartner aanstaren. > Claimgedrag*: de oudere klampt zich aan je vast en eist je op voor zichzelf. > Zelfverwaarlozing: de bejaarde komt zijn bed niet meer uit, verzorgt zich niet, eet onvoldoende of propt zich vol. > Verstarde lichaamshouding: er is geen contact met de anderen. > Typische mimiek: het gezicht vertoont een lichte frons, de ogen zijn soms wat toegeknepen, staan dof en verdrietig. De pupil is klein. De stem verandert en de intonatie is minder levendig. > Leven in het verleden: men praat over het verleden alsof het gisteren was. 3.2.3 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten © Pl an tyn > Aandacht en acceptatie: zorg dat er echt contact is, dat voor beide partijen leuk is. > Help de zorgvrager om contact te leggen met anderen. Bv. Je vraagt aan Irma om deel te nemen aan de bingonamiddag. Sommige zorgvragers zijn met geen stok te bewegen om iets te doen. Heb hier dan ook begrip voor. Vraag aan deze bewoners wat ze wel graag zouden doen. Soms blijkt dat we te veel onze eigen ideeën volgen in plaats van naar de zorgvragers te luisteren. > Probeer de mogelijkheid te geven om vroegere hobby’s verder uit te voeren. Bv. Karel had vroeger een moestuin. In het WZC krijgt hij een stukje grond dat hij naar hartenlust mag beplanten. > Creëer een warme, huiselijke sfeer. Heb extra aandacht voor nieuwe zorgvragers. Maak een praatje met hen en pols eens of ze zich thuis voelen in hun nieuwe omgeving. > Heb oog voor problemen. Observeer goed, voer regelmatig gesprekken en probeer attent te zijn. Op die manier zul je sneller problemen opmerken. > Ga samen met de zorgvrager op zoek naar oplossingen. Soms moet je deskundige hulp inroepen. 135 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 135 8/2/12 6:36 PM Om signalen van eenzaamheid op te pikken is het belangrijk dat je de zorgvrager kent, zodat je opmerkt dat hij zich anders gedraagt dan normaal. Sla daarom regelmatig een praatje en toon interesse voor de leefwereld van de zorgvrager. 3.3 Afhankelijkheid tyn Iedereen wil zijn zelfstandigheid liefst zo lang mogelijk behouden. De mate waarin dit kan, wordt onder meer bepaald door iemands zelfredzaamheid. Hoe minder iemand zelf nog kan, hoe meer hij afhankelijk wordt van anderen. In de relatie zorgvrager/verzorgende is er sprake van een wederzijdse afhankelijkheid: > De zorgvragers zijn (gedeeltelijk) afhankelijk van de verzorgenden: zij nemen taken van de zorgvragers over en helpen hen om hun primaire behoeften te vervullen: eten, drinken, wassen, toiletgang. > Verzorgenden zijn ook voor een deel afhankelijk van de zorgvragers: voor hun levensonderhoud, hun arbeidsplezier en hun zelfverwezenlijking. Normaal is deze wederzijdse afhankelijkheid in evenwicht. Het evenwicht in de afhankelijkheidsrelatie is echter wankel en kan snel verstoord worden. 3.3.1 Afhankelijk zijn* Pl an De kans dat ouderen de toenemende afhankelijkheid niet of moeilijk kunnen accepteren, is betrekkelijk groot. Dit kan zich uiten op verschillende manieren: > Zorgvragers gedragen zich eisend en agressief. Bv. Lea belt en is kwaad op de verzorgende als ze pas na een tweetal minuutjes kan komen. > Zorgvragers willen niemand tot last zijn. Bv. Marie krijgt haar puddinkje niet open. Ze wil de verzorgende niet opbellen om om hulp te vragen en laat de pudding dan maar staan. > Zorgvragers trekken zich terug en voelen zich depressief. Bv. Marie voelt dat ze naar het toilet moet. Ze belt niet. Ze plast in haar luier. © 3.3.2 Zich afhankelijk gedragen* = claimen Zorgvragers die claimgedrag vertonen eisen voortdurend de aandacht op van de verzorgenden. 136 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 136 8/2/12 6:36 PM Claimen wordt veroorzaakt door somberheid of angst. Veel ouderen maken zich zorgen over de achteruitgang van hun lichamelijk functioneren. Als die bezorgdheid extreem is, kan dit zich uiten door voortdurend klagen over allerlei ongemakken en door steeds bepaalde mensen hierover aan te klampen. Dit wordt door anderen al snel ervaren als claimen. Claimen is vaak een teken dat iemand moeite heeft om weer controle over het leven te krijgen na grote veranderingen. > Hoe herken je claimgedrag? – te pas en te onpas roepen – vaak bellen – steeds een gesprek met de verantwoordelijke willen – familieleden van andere bewoners steeds aanspreken © Pl an tyn > Taken van de verzorgende bij claimgedrag – Probeer de oorzaak van het claimgedrag te achterhalen. Wat heeft ervoor gezorgd dat deze bewoner begon te claimen? Bv. Jef stelt zich de laatste week heel eisend op ten opzichte van de verzorgenden: hij wil zijn maaltijden stipt op tijd krijgen, trekt bij het minste aan de bel en is zelden tevreden over het werk van de verzorgenden. Vandaag maak je even tijd om bij hem te zitten en te praten. Al snel ontdek je dat zijn zoon met zijn gezin voor drie weken op reis is en dat Jef het daar moeilijk mee heeft. Je licht het andere personeel hierover in, zodat ze het nodige begrip kunnen tonen voor zijn situatie. – Stimuleer de zelfzorg. Bekijk hoe je iemand meer controle over zijn leven kunt geven door hem zelf dingen te laten beslissen of te laten doen. Als iemand het gevoel heeft dat hij meer vat krijgt op zijn leven, zal het claimen afnemen. – Voor sommigen is claimen de enige manier om aandacht te vragen. Probeer dit signaal juist te interpreteren en ga op zoek naar manieren om de zorgvrager te helpen. Bv. Virginie verblijft sinds enkele maanden in WZC De wassende maan. Ze heeft hier snel haar draai gevonden en stelt zich open en sociaal op. De laatste dagen is niets meer te merken van haar vrolijke karakter: ze vraagt bij alles om hulp, vit over details en kan het niet verdragen als de verzorgende haar kamer wil verlaten. Je praat met haar en stelt vast dat ze haar dagelijkse wandeling door de tuin mist, nu het kouder begint te worden. Je stelt haar voor om deel te nemen aan de wekelijks cursus bloemschikken en neemt haar op zachtere dagen toch eens mee naar buiten. Stilaan komt het vrolijke humeur van Virginie terug. 137 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 137 8/2/12 6:36 PM © Pl an tyn – Probeer het zelfvertrouwen van de claimer te stimuleren door zijn positieve kanten te benadrukken. Bv. ‘Ik vind het tof dat je je tafel al afgeruimd hebt.’ – Stel duidelijke grenzen. Het kan zijn dat je op een bepaald moment geen tijd hebt om op de vraag van de bewoner in te gaan. Dit mag je gerust zeggen. Spreek onmiddellijk een ander moment met de bewoner af. 138 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 138 8/2/12 6:36 PM 4 Seksualiteit* en intimiteit* Pl an tyn Veel mensen staan er niet bij stil dat ook ouderen behoefte hebben aan seksualiteit en liefde. Erover praten is voor velen een taboe. Je kunt je gemakkelijk voorstellen dat twee energieke jonge mensen met gezonde mooie lichamen op elkaar verliefd worden, van elkaar houden en de liefde bedrijven. Maar dat ook oude mensen seksueel actief willen en kunnen zijn, is voor veel jonge mensen moeilijk te begrijpen. Ze vinden het niet passend dat opa of oma een nieuwe relatie begint en seksueel actief is. De behoefte aan lichamelijk contact en intimiteit, en seksuele gevoelens zijn bij ouderen echter niet minder geworden of verdwenen. De beleving van seksualiteit kan wel anders geworden zijn. Ouderen hebben meestal minder seksueel contact, maar de intensiteit is vaak hoger. Veel ouderen gaan op een andere manier met seksualiteit om. Er kunnen medische redenen zijn waardoor seksualiteit minder voorkomt, maar de gevoelens zijn er wel degelijk. Bv. Marie en Jan hebben elkaar leren kennen in het rustoord. Na een tijdje trekken ze meer en meer met elkaar op. Uiteindelijk stellen ze aan de verantwoordelijke de vraag of ze samen een kamer mogen delen. In het teamoverleg wordt dit druk besproken. Sommige verzorgenden zijn absoluut tegen zo’n ‘losbandig’ gedrag, andere vinden het mooi dat twee mensen op leeftijd elkaar nog in de liefde vinden. Een derde groep vindt de hele probleemstelling overroepen en stelt dat bejaarden genoeg hebben aan een gezellig samenzijn; die gemeenschappelijke kamer lijkt hen overbodig. > > > > © 4.1 Factoren die de seksualiteitsbeleving bij ouderen veranderen Veel bejaarden zijn alleenstaand. De gezondheid en fysieke kracht nemen af. Velen hebben last van ziekten, zoals de ziekte van Parkinson of artritis. De sociale controle houdt hen tegen: in een rustoord ziet iedereen alles van iedereen. 139 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 139 8/2/12 6:36 PM > Ze kunnen angst hebben voor afwijzing en om belachelijk over te komen. > De intensiteit van de meeste gevoelens wordt minder hevig: zowel de negatieve als de positieve gevoelens worden minder sterk. > De nawerking van gevoelens duurt langer en het herstel van grote emotionele tegenslagen duurt steeds langer. 4.2 Hoe reageert de omgeving op seksualiteit bij ouderen? > Personeel Bv. Leo heeft bij het ochtendtoilet een erectie. ‘Oei, oei’, zegt hij, ‘hier is ook al leven!’ Deze situatie heeft weinig met seksualiteit te maken. De ochtenderectie is een fysiologisch gegeven waarover de bewoner weinig controle heeft. De prikkel van een volle blaas bij het ontwaken is al voldoende om die reactie uit te lokken. De reactie van Leo komt eerder voort uit een gevoel van schaamte en is niet bedoeld om de verzorgende te verleiden. Als verzorgende kun je aan de bewoner uitleggen dat dit een normale fysiologische situatie is. Bv. Maria is twee maanden geleden opgenomen in het rustoord. Zij verblijft op een tweepersoonskamer. Haar man komt dagelijks op bezoek. Dit koppel kun je de kans op intimiteit/seksualiteit geven, door ... – tijdens het bezoekuur niet op de kamer te komen; – een knuffelkamer in te richten; – de partner te betrekken bij de verzorging. an tyn > Medebewoners De plaats die intimiteit en seksualiteit in de persoonlijke en relationele leefsfeer hebben gehad, is bepalend voor de reacties van de medebewoners. Vaak wordt er toch met een negatieve ondertoon gepraat over seksualiteit en intimiteit. Bewoners zitten vast aan hun eigen idee. Ze zijn moeilijk op andere gedachten te brengen. Ze zijn bang om geassocieerd te worden met het gedrag van het koppel. © Pl > Familie De kinderen reageren vaak onwennig en afwijzend. Soms ervaren ze een soort rouwproces wanneer ze hun ouder naar het rustoord brengen. Kinderen die dan in contact komen met de nieuwe relatie van de ouder, reageren hier vaak emotioneel op. Bovendien zijn de kinderen soms, als ze zelf al bejaard zijn, in een tijd opgevoed waarin seksualiteit nog een taboe was. 140 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 140 8/2/12 6:36 PM 4.3 Taken van de verzorgende met betrekking tot seksualiteit en intimiteit bij ouderen © Pl an tyn Voer met de bewoners, familie en teamleden open gesprekken over dit onderwerp. Een eerste aanzet kan bijvoorbeeld gegeven worden door een groepsactiviteit te organiseren rond het huwelijk en het seksuele leven van vroeger, Valentijn … Je zult verrast zijn hoe ouderen hierover kunnen praten. Bv. Nele komt bij Jan, een alleenstaande man van 74 jaar, thuis als verzorgende. Ze merkt dat hij veel behoefte heeft om te praten. Soms maakt hij dubbelzinnige opmerkingen: ‘Ik ben maar een oude kerel en jij bent een jonge meid.’ Wat bedoelt de zorgvrager nu precies? Wil hij praten over zijn behoefte aan intimiteit of heeft hij behoefte aan intimiteit met haar, omdat zij toevallig in de buurt is? Ze kan van deze opmerkingen schrikken en dichtklappen. Door erop te reageren en een gesprek aan te gaan, kan ze te weten komen wat de bedoeling is. Als hij behoefte heeft aan intimiteit met haar, kan ze duidelijk uitleggen dat zij niet de persoon is die hem dit kan geven. Als ze merkt dat het zijn bedoeling is om over dit onderwerp te praten omdat het hem hoog zit, dan kan ze het gesprek gerust aangaan. 141 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-D.indd 141 8/2/12 6:36 PM E Sociale veranderingen Doelstellingen Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je: > > > > > > > > > > > > > het legenestsyndroom kunt uitleggen; de kenmerken van het legenestsyndroom kunt opnoemen; tips ter voorkoming van het legenestsyndroom kunt opnoemen; de houding t.o.v. pensionering kunt verduidelijken; tips voor het invullen van de vrijgekomen tijd kunt opnoemen; veranderingen in de relatie met de partner kunt opsommen; de invloed van gezondheidsproblemen op sociale contacten kunt benoemen; de impact van een zorgbehoevende thuis kunt verklaren; de relatie met de kinderen en kleinkinderen kunt uitleggen; de redenen waarom een bewoner naar het woonzorgcentrum komt, kunt opnoemen; de gevoelens die een opname teweegbrengt, kunt verduidelijken; de gevoelens die de opnamedag bij de zorgvrager teweegbrengt, kunt uitleggen; de gevoelens die de familie heeft bij de opname kunt verduidelijken; de taak van de verzorgende bij een opname kunt uitleggen; de aanpassingen in het leef- en woongebeuren kunt uitleggen; de taak van de verzorgende i.v.m. deze aanpassingen kunt verklaren; de veranderingen in de relaties kunt uitleggen; de voordelen van werken met aandachtspersonen kunt opnoemen; de taken van de aandachtsverzorgende kunt opnoemen; de valkuilen van werken met aandachtspersonen kunt opnoemen. tyn > > > > > > > © Pl an Bij het ouder worden verandert er niet alleen heel wat op fysiek en psychisch vlak, het ouder worden brengt ook heel wat veranderingen op sociaal vlak mee. De kinderen gaan het huis uit, de kleinkinderen worden geboren en groeien op, de loopbaan zit erop ... De zogenaamde derde leeftijd, vanaf het vijftigste levensjaar, beslaat een groot deel van het leven. Het is een periode met zijn eigen fysieke en psychosociale kenmerken. Sommige zijn lastig, zoals lichamelijke ongemakken en kwalen, andere plezierig, zoals meer vrije tijd en minder noodzaak om mee te doen aan het gejaag in deze maatschappij. Net als elke nieuwe fase gaat de derde levensfase gepaard met een heroriëntatie op het leven. Elke oudere beleeft het ouder worden anders. Dat is onder meer afhankelijk van het geslacht, de persoonlijkheid, de levensloop, de maatschappelijke en materiële positie en de gezondheidstoestand. Veel senioren gaan op zoek naar een nieuwe zingeving. 142 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 142 8/2/12 8:10 PM 1 Het legenestsyndroom Het opvoeden en begeleiden van de kinderen is voor de meeste mensen een zware maar voldoeninggevende taak. Zo’n twintig jaar lang draaide het grootste deel van hun tijd om de zorg voor de kinderen en het huis. Daaraan is ineens een einde gekomen. Geen chipskruimels meer op de bank, geen drukte aan tafel, zelfs geen studenten meer die tijdens het weekend naar huis komen met hun verhalen (en vuile was). Er is opeens geen kind meer om voor te zorgen en mee te praten. Vooral als men geen baan heeft, kan men opeens het gevoel krijgen dat het leven nutteloos geworden is. Vrouwen hebben hier meestal meer last van dan mannen, maar ook mannen kunnen er problemen van ondervinden. 1.1 Kenmerken van het legenestsyndroom tyn De klachten die bij het legenestsyndroom een rol spelen, kunnen voor iedereen anders zijn. Veel voorkomende klachten zijn: > Fysiek gemis Gemis van de aanwezigheid van de kinderen, hun verhalen aan tafel, de gezelligheid van hun vriendenkring. an > Doelloosheid, lusteloosheid Het kan moeilijk zijn om de zeeën van tijd te vullen die voorheen aan de kinderen besteed werden; van het rijden naar de sporttraining tot helpen met huiswerk. Het huis wordt minder vuil en er is minder was. © Pl > Spanningen met de partner – Bij sommige paren ontstaan relatieproblemen als de kinderen het huis uit gaan. De kinderen waren jarenlang het onderwerp van gesprek en nu blijft er eigenlijk weinig over wat het paar bindt. Er kunnen ook spanningen ontstaan omdat de vrouw eindelijk haar handen vrij heeft en samen leuke dingen wil doen, terwijl de man nog hard moet werken. – Nu de kinderen er niet meer zijn, gaan sommigen meer dan vroeger hun eigen weg. Sommige ouders wachten zelfs tot de kinderen het huis uit zijn om de jarenlange relatie met de partner te verbreken. – Relatiecrisissen zijn in deze periode dus niet ongewoon. – Anderen ervaren echter wat ze al die jaren aan elkaar hebben gehad en wat ze samen hebben bereikt. De affectie wordt bij hen juist groter. 143 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 143 8/2/12 8:10 PM > Eenzaamheid Sommige ouderen kunnen hun draai niet meer vinden thuis. Ze hebben de kracht niet meer om een nieuwe invulling te zoeken voor hun tijd, waardoor ze zich steeds meer afzonderen. > Depressie Sommige ouderen hebben het zo moeilijk, dat alles nutteloos en uitzichtloos lijkt. Zij hebben de kracht niet meer om zelf uit deze put te geraken. Ze hebben professionele hulp nodig. 1.2 Wat kun je doen tegen het legenestsyndroom? > Nieuwe dingen ondernemen Sommige personen gebruiken de extra tijd om nieuwe cursussen te volgen of handvaardigheden te leren. > Een job zoeken Men kan terug aan de slag gaan. > Vrijwilligerswerk doen In woonzorgcentra, ziekenhuizen ... > Sociale contacten onderhouden Ouderen kunnen zich bijvoorbeeld aansluiten bij een club: sporten, borduren, schilderen, wandelen in groepsverband … tyn > Bij blijvende lusteloosheid een dokter raadplegen © Pl an Een recenter verschijnsel is het opnieuw vollopen van het lege nest. Steeds meer kinderen scheiden en keren vooral in de eerste fase na de scheiding naar huis terug, al dan niet met kleinkinderen. 144 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 144 8/2/12 8:10 PM 2 Pensionering Arbeid neemt in onze maatschappij een belangrijke rol in. Wie werkt, telt mee in de maatschappij. Met de pensionering verliest men zijn arbeidsrol in de maatschappij. 2.1 Pensioenleeftijd* De pensioenleeftijd in België is 65 jaar. Toch zijn er velen die door een bepaald stelsel al na hun vijftigste deeltijds gaan werken of vervroegd op pensioen gaan. 2.2 Houding tegenover pensionering Hoe men de pensionering beleeft, hangt af van verschillende factoren: > Financieel aspect Personen die weten dat ze kunnen rondkomen met hun pensioen, hebben een zorg minder. Zelfstandigen of beoefenaars van een vrij beroep krijgen minder pensioen. Wanneer pensionering gepaard gaat met een duidelijk financieel verlies, is men minder geneigd om te stoppen. Bv. Mevrouw Martens heeft steeds bij de overheid gewerkt. Ze heeft recht op een pensioen van 1500 euro per maand. Meneer Vervloekt is landbouwer geweest. Wanneer hij op pensioen gaat, krijgt hij 600 euro. an tyn > Maatschappelijke positie* Er zijn maar weinig mensen die reikhalzend uitzien naar de tijd na hun vijftigste. Jong zijn is de norm, ouderen zijn maatschappelijk niet in trek. Op het werk worden ze vaak verdrongen door de jongere generatie. En al komt hierin de laatste jaren verandering, toch worden oudere mensen nog vaak in beeld gebracht als ‘zielige hulpvragers’ in plaats van als zelfstandige mensen met levenservaring. Pl > Gezondheidstoestand Mensen met een minder goede gezondheidstoestand zien gewoonlijk weinig op tegen het pensioen. Bv. Meneer Willems heeft reeds enkele jaren last van artrose. Hij is blij dat hij op pensioen kan, zodat zijn gewrichten eindelijk wat rust krijgen. © > Aard van beroep Het soort werk dat iemand verricht, bepaalt mee de houding ten opzichte van pensionering. Mensen kijken dikwijls verlangend uit naar de laatste werkdag bij een belastende job. Mensen die genieten van een hoge status door hun beroep zijn minder geneigd om dit op te geven. Bv. Heel wat ministers werken tot 70 jaar en ouder. 145 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 145 8/2/12 8:10 PM > Arbeidssituatie Jarenlange conflicten met werkgever of collega’s nodigen meestal niet uit om langer te werken. Vroeger werd er naar de oudere werknemers opgekeken als wijze, deskundige personen. Vaak moeten ouderen nu plaats maken voor jongeren, die minder kosten en meer op de hoogte zijn van de laatste technologieën. > Gezinssituatie Voor sommigen is het werk een vlucht uit een onbevredigende gezinssituatie of uit de leegte van het alleen-zijn. Koppels met een goede relatie zijn vaker tevreden met hun pensionering. 2.3 Invullen van vrijgekomen tijd Het is belangrijk om vooraf doelen te stellen. Wat wil men nog bereiken? © Pl an tyn Enkele voorbeelden: > reizen > nieuwe hobby’s > meer tijd doorbrengen met de kinderen/kleinkinderen > vrijwilligerswerk 146 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 146 8/2/12 8:10 PM 3 Sociale contacten Mensen zijn sociale wezens. De meeste mensen hebben behoefte aan contacten met anderen. Zowel gezins- en familieleden als vrienden zijn waardevolle schakels in het sociale netwerk*. Dat netwerk is niet alleen belangrijk omdat het ondersteuning kan bieden, het is ook een buffer tegen eenzaamheid en hulpeloosheid. Over het algemeen hebben ouderen een sociaal netwerk van vijf tot vijftien personen. 3.1 Relatie met de partner Met het ouder worden, treden er veranderingen op en vallen er doelen weg: de kinderen verlaten het huis of de professionele activiteit loopt ten einde. Zoals je in het deel over het legenestsyndroom kunt lezen, kan de confrontatie met elkaar en de veranderde situatie irritatie opwekken. Belangrijk is dat beide partners dit bespreken en samen naar een oplossing zoeken. tyn Enkele tips om de relatie te verbeteren: > Elkaar ruimte geven door elk voldoende tijd te besteden aan eigen activiteiten. > Elkaars keuzes respecteren en verschillen aanvaarden. > Samen tijd maken om leuke, ontspannende dingen te doen. 3.2 Relaties bij gezondheidsproblemen 3.2.1 Mogelijke impact op sociale contacten Pl an > Naarmate mensen ouder worden, wordt de kans groter dat een van de partners ziek wordt. Het lichaam wil niet meer mee of de geest laat hen in de steek. Bv. De partner begint te dementeren of wordt getroffen door een CVA. De taakverdeling die vooraf door beiden gedragen werd, komt nu op de schouders van één partner terecht. Daarbij komt ook nog de zorg voor de zieke. © > Ziekte van een van de partners heeft ook vaak tot gevolg dat het moeilijker wordt om het sociale netwerk te onderhouden. Uitstapjes worden moeilijker, bezoek ontvangen is soms te vermoeiend ... Dit kan leiden tot vereenzaming. > Wanneer een van beide partners ziek of gehandicapt wordt, kan het evenwicht in de relatie grondig verstoord worden. De zieke partner wordt geconfronteerd met zijn afhankelijkheid en reageert frustraties soms af op 147 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 147 8/2/12 8:10 PM de partner. Hij heeft het gevoel dat de gezonde partner niet begrijpt wat hij doormaakt. De gezonde partner richt zijn eigen leven in naar de noden en behoeften van de ander. Eigen wensen, verlangens en verwachtingen worden daardoor genegeerd of uitgesteld. 3.2.2 Impact op thuisverzorging In Vlaanderen zorgen naar schatting meer dan 290.000 gezinnen voor een ziek, gehandicapt of zorgbehoevend familielid. Veel families zijn vandaag dus nog steeds bereid om voor thuiszorg in te staan. De impact van deze keuze is echter niet te onderschatten: > Moeheid De thuisverzorger is niet alleen moe van de intense zorgverlening of het regelmatig opstaan ’s nachts. Thuisverzorgers zijn ook moe omdat ze steeds maar weer moeten bewijzen dat hun zorgverlening kwaliteitsvol is, en moeten motiveren waarom ze het willen blijven doen. > Gevoelens van angst en machteloosheid Heel wat thuisverzorgers ervaren een gevoel van angst en machteloosheid met betrekking tot de reactie van de omgeving. Ze zijn bang dat men zal verhinderen dat de zorgbehoevende persoon mee naar huis gaat of dat ze hun bedoelingen niet zullen kunnen waarmaken. tyn > Ongerustheid over de zieke Er is onzekerheid, onrust en bezorgdheid met betrekking tot de zorgbehoevende persoon zelf. Wat zal er met hem gebeuren? Hoe zal de ziekte evolueren? Zal de pijn draaglijk zijn? Zal hij nog gelukkig zijn? Ook praktische problemen baren zorgen. Zullen we de thuiszorg wel aankunnen? Is het haalbaar? Hoe zullen we dit praktisch organiseren? Pl an > Veeleisendheid Thuisverzorgers zijn in hun zorg vaak erg veeleisend. Enkel de beste zorg is goed genoeg. Anderzijds zullen ze andere aspecten in hun leven makkelijker relativeren dan niet-thuisverzorgers. Bv. Fons, zelf gepensioneerd, zorgt voor zijn dementerende vrouw en zegt: ‘Ik heb liever te zeggen dat het me niet gelukt is, dan dat ik het niet heb geprobeerd.’ © > Gevoel van onmacht Thuisverzorgers voelen onmacht omdat ze vrezen dat de zorgvrager de aftakeling niet aankan, lichamelijk of geestelijk, en omdat normale communicatie niet altijd meer mogelijk is. > Schuldgevoelens Thuisverzorgers voelen in de eerste plaats schuldgevoelens tegenover de zorgbehoevende persoon, bijvoorbeeld omdat ze uit onwetendheid verkeerde handelingen hebben gesteld of omdat ze hun geduld wel eens verloren. 148 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 148 8/2/12 8:10 PM Ook tegenover de eigen gezinsleden voelen ze zich soms schuldig: wanneer bijvoorbeeld een van de ouders komt inwonen, vraagt dit veel tijd en aandacht. Worden de partner of de kinderen dan niet te veel benadeeld? Ten slotte zien we ook schuldgevoelens bovenkomen bij een opname in een instelling. Veel thuisverzorgers hebben dan het gevoel dat ze zelf tekortschoten. Deze schuldgevoelens kunnen tot lang na het overlijden van de zorgbehoevende persoon blijven bestaan: ‘Had ik maar ...’ > Vereenzaming* Wie zich aan thuiszorg wijdt, spendeert vaak heel wat tijd in de woning van de zorgbehoevende persoon. Dit kan leiden tot vereenzaming of gevoelens van geïsoleerd-zijn. De thuisverzorger heeft geen tijd meer voor sociale contacten, de communicatiemogelijkheden met de zorgbehoevende persoon zijn soms erg beperkt, vrienden en kennissen blijven weg. tyn > Leegtegevoel Bij het overlijden van de zorgbehoevende persoon blijft de thuisverzorger met een intens leegtegevoel achter. Men is moe en leeg van al die jaren zorg. Reacties van buitenaf, die dikwijls goed bedoeld zijn maar zeer pijnlijk overkomen, kunnen het leegtegevoel nog versterken. ‘Wees blij dat je nu weer tijd hebt voor jezelf’ of ‘t Is toch beter zo. Hij besefte toch niets meer’ zijn daar enkele voorbeelden van. Alle hulpverleners die misschien jarenlang aan huis kwamen, vallen van de ene dag op de andere weg. Soms had men met hen meer en beter contact dan met vrienden of kennissen. Ook zij laten een enorme leegte achter. De nazorg is dan ook erg belangrijk. Thuisverzorgers waarderen het wanneer hulpverleners ook na het overlijden nog eens binnenspringen of wanneer ze de begrafenis bijwonen. 3.3 Relatie met kinderen en kleinkinderen Pl an Kinderen verlaten het huis. Voor sommige ouderen is dit moeilijk te accepteren, omdat zijzelf vroeger (in het driegeneratiegezin) dicht bij hun ouders en grootouders bleven wonen, om voor hen te zorgen. Nu ontstaat ongerustheid over wie voor hen zal zorgen als het nodig is. © De contacten tussen de ouders en de kinderen worden voor een groot deel bepaald door de vroegere verstandhouding. Bv. Jan en Ria hadden met hun dochter een goede, stabiele en bevredigende relatie. Zij respecteerden de partnerkeuze van hun dochter. Dat ze alleen ging wonen, was de normale gang van zaken. Bv. De ouders van Fiona hebben het steeds moeilijk gehad om haar los te laten. Ze eisten dat ze haar kinderen zou opvoeden zoals zij dit gedaan hadden. Dit leidde vaak tot conflicten met Fiona en haar partner. Het gevolg van deze wankele relatie is dat Fiona steeds minder bij haar ouders langskomt. 149 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 149 8/2/12 8:10 PM Vaak ziet men dat de relatie met kinderen en kleinkinderen beter wordt, omdat men meer tijd krijgt voor hen. Men kan op de kleinkinderen passen en heeft veel tijd om leuke dingen met ze te doen, zoals naar de dierentuin gaan en pretparken bezoeken. Een groot probleem in onze maatschappij vormen de ouderen die kinderloos gebleven zijn. Op hoge leeftijd raken zij geïsoleerd, doordat hun vrienden en familieleden zelf ook zorgbehoevend zijn geworden of overleden zijn. Er zijn geen jongere generaties waarop ze een beroep kunnen doen. 3.4 Verlies van vrienden, kennissen en partner Naarmate mensen ouder worden, neemt de kans toe dat ze met het verlies van een levenspartner, familieleden of vrienden te maken krijgen. Door deze verliezen krimpt hun sociale netwerk in. Omdat vrouwen gemiddeld genomen ouder worden dan mannen, hebben ze een aanzienlijke kans een aantal jaren als weduwe door het leven te gaan. tyn Sommige ouderen gaan na het overlijden van hun partner nog een nieuwe relatie aan. Dit is niet voor elke oudere vanzelfsprekend. Het verloop van een nieuwe relatie kan door meerdere factoren al dan niet positief beïnvloed worden: > De mate van de flexibiliteit van de oudere. Wanneer men al verschillende jaren alleen is, is het niet evident om zich aan te passen aan de nieuwe situatie met twee. Leven met twee betekent dat men bepaalde routines, gewoonten moet opgeven. De mate waarin de oudere hiertoe bereid is, hangt af van zijn soepelheid. > Zijn communicatieve vaardigheden. Vaak durven ouderen anderen niet aanspreken uit schrik om een ‘neen’ te krijgen en ontgoocheld te worden. an Een andere factor die niet verwaarloosd mag worden, zijn de meningen en gevoelens van de kinderen. Voor hen is zo’n nieuwe relatie niet altijd vanzelfsprekend. Een goed gesprek tussen alle partijen kan nuttig zijn om meer duidelijkheid te scheppen en begrip voor elkaar op te brengen. Pl 3.5 Gevolgen van een verhuis door verminderde zelfredzaamheid © De voorbije decennia zijn er heel wat inspanningen geleverd om een goede thuiszorg uit te bouwen. Er wordt niet alleen professionele zorg aangeboden, er is ook een uitgebreid netwerk van vrijwilligers. Toch is dit niet altijd voldoende. Als de oudere thuis niet meer opgevangen kan worden, is een verhuis naar dagopvang of naar een serviceflat of WZC vaak de enige oplossing. Het gevolg is vaak dat deze ouderen verder van hun kennissenkring wonen. Door deze verliezen en veranderingen in hun sociale omstandigheden kunnen ouderen vereenzamen. 150 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 150 8/2/12 8:10 PM 4 Wonen in een instelling 4.1 De situatie in België In België verblijft gemiddeld 8 % van de 65-plussers en 42 % van de 85-plussers in een voorziening. 21 % van de 80-plussers woont in een voorziening. Een meerderheid van de 80-plussers verblijft dus nog thuis, soms met behulp van diensten voor thuishulp en gezinszorg. Het is opvallend dat de laatste tien jaar het totaal aantal bejaarden die in een woonzorgcentrum verblijven, niet zo sterk is gestegen. Volgens cijfers van het Riziv: 109 392 in 1999 en 122 857 in 2007, wat een stijging van 12 % betekent. Daarnaast is de samenstelling gewijzigd: de gemiddelde leeftijd is gestegen, er zijn meer 85-plussers dan vroeger. Het profiel van de bejaarden die in een woonzorgcentrum verblijven, is gewijzigd. De huidige bewoners hebben meer nood aan zorg, ze zijn meer afhankelijk en hebben vaak meerdere gezondheidsproblemen. 4.2 De opname 4.2.1 De manier van opname tyn Het moment waarop familie en dienstverlening niet langer voldoende steun kunnen bieden, komt steeds dichterbij. De keuze om het eigen huis te verlaten en zich te laten opnemen in een woonzorgcentrum is niet evident. Dit mag dan ook niet onvoorbereid gebeuren en het is aan te raden om verschillende centra te bezoeken. an Het feit of de bejaarde vrijwillig of gedwongen wordt opgenomen, speelt een rol in zijn aanpassings- en verwerkingsproces. Pl > Geheel vrijwillige verhuizing* De oudere kiest volledig zelfstandig, zonder enige dwang of druk van buitenaf, om naar een woonzorgcentrum te verhuizen. Bv. Leon kan zijn tuin en zijn huis niet meer zelf onderhouden. Hij neemt de beslissing om te verhuizen. Hij ziet er namelijk tegenop om in de toekomst anderen in te schakelen voor het onderhoud van zijn tuin en huis. © > Gedeeltelijk vrijwillige verhuizing* Er zijn ongewenste omstandigheden die de beslissing om te verhuizen in de hand werken. Bv. Mevrouw Windels heeft moeite om nog zelf boodschappen te doen. De winkel ligt een aantal kilometer verderop en ze kan geen gebruik meer maken van de fiets, waardoor ze een beroep moet doen op anderen. Haar dochter springt regelmatig in, maar mevrouw Windels beseft dat dit een zware belasting voor haar is. Daarom beslist ze om te verhuizen naar een WZC, al ziet ze er wel tegenop om haar huis te verlaten. 151 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 151 8/2/12 8:10 PM > Gedeeltelijk gedwongen verhuizing* Iemand wordt door een bepaalde situatie gedwongen om zijn huis te verlaten. De persoon in kwestie begrijpt wel dat het de beste oplossing is, maar het gebeurt uiteindelijk toch buiten de eigen wil om. De persoon heeft wel de nodige inspraak bij de verhuizing. Bv. Mevrouw Van Der Linden krijgt het steeds moeilijker om zelfstandig te wonen. Ze is niet meer goed te been en is voor veel zaken afhankelijk van hulp van anderen. De hulp die thuiszorg biedt, blijkt onvoldoende, want tussendoor merkt mevrouw Van Der Linden steeds meer dat ze zich hulpeloos voelt in haar eigen huis. Na lange gesprekken met de verzorgenden van de thuiszorgdienst en haar kinderen, ziet ze in dat er geen andere oplossing is dan te verhuizen naar een WZC. > Geheel gedwongen verhuizing* Er valt niets te betwisten en de oudere moet dringend worden opgenomen. De situatie is dikwijls onhoudbaar en de familieleden en thuiszorgdiensten kunnen de zorg niet meer aan. De oudere beslist niet zelf om te verhuizen, maar anderen doen dat in zijn plaats. Bv. Robert heeft een hersenbloeding gehad. Hij verblijft reeds vijf weken in het ziekenhuis. Sindsdien kan hij zichzelf niet meer behelpen. Hij wordt in bed gewassen en aangekleed. Stappen kan hij nauwelijks. Naar huis gaan lukt niet meer, volgens zijn kinderen. Hij moet naar een zorgcentrum. 4.2.2 Gevoelens bij een opname tyn Een opname in het woonzorgcentrum gaat gepaard met verschillende gevoelens: © Pl an > Afscheid nemen van het leven thuis – Er wordt afscheid genomen van het huis waar men zo hard voor heeft moeten werken, waar zo veel herinneringen aan vastzitten, waar de kinderen zijn grootgebracht, waar het geliefde huisdier rondloopt … Maar men moet ook afscheid nemen van de gekende omgeving en de sociale contacten die hieraan vastzitten. Voor de oudere is de verhuis naar een woonzorgcentrum een nieuw hoofdstuk in zijn leven. – Voor de familie kan het afscheid net zo emotioneel zijn als voor de oudere. Ook voor hen had het huis een sentimentele waarde. Zo kunnen er ook voor hen herinneringen verbonden zijn aan het huis en verliezen ze een plek waar ze zich thuis voelden. – Bij het afscheid nemen van het huis is het belangrijk dat iedereen iets te doen heeft. Bv. nog één keer de trap opgaan, in het lege huis rondstappen … 152 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 152 8/2/12 8:10 PM – Vaak zijn deze laatste momenten de momenten die het krachtigste zijn en die veel betekenis hebben voor de oudere en zijn familie. Zo horen we ook vaak ouderen in het woonzorgcentrum herinneringen ophalen van hun vroegere huis. Het is zeer belangrijk om te blijven praten over de verhuis, zowel voor de oudere als voor de familie. Het is zo dat ze hun gevoelens kunnen ventileren. – Hoe men dit verlies ervaart, is afhankelijk van hoe sterk een persoon in het verleden met verandering omging. Vaak is dit niet het eerste verlies dat de oudere en zijn familie meemaken. > Verlies van zelfstandigheid – Hierdoor voelt men zich afhankelijk van anderen. Emotioneel kan dit heel zwaar zijn. Iemand die zijn hele leven zelfstandig heeft geleefd en opeens afhankelijk is van anderen, kan dit ervaren als verlies. – Hoewel de meeste ouderen hun familie en verzorgende dankbaar zijn voor de steun die ze krijgen, blijft het emotioneel zeer zwaar en kan de oudere het soms moeilijk plaatsen. Het verlies van zelfstandigheid is permanent. Er is geen weg meer terug. Eenmaal afhankelijk als oudere, altijd afhankelijk. > Verlies van materiële zaken Wanneer een zorgvrager naar het woonzorgcentrum gaat, moet hij alles achterlaten. De eetkamer die hij gekregen heeft bij de trouw, de mooie vaas, schilderijen, beeldjes … Ze kunnen slechts enkele spulletjes meenemen naar hun kamer in het WZC. an tyn > Verlies van zelfvertrouwen Ouderen voelen zich soms waardeloos omdat ze afhankelijk zijn van anderen. Hoe iemand op het verlies van zelfstandigheid reageert, is afhankelijk van hoe hij op vroegere verlieservaringen heeft gereageerd. Het verwerken van verlies is geen eenvoudige opdracht, ook niet voor ouderen. Vaak denken we dat ouderen al veel hebben meegemaakt en hierdoor het verlies van hun zelfstandigheid, hun thuis … sneller kunnen verwerken. Niets is minder waar. Elk nieuw verlies is pijnlijk en emotioneel, zowel voor jong als oud. © Pl > Aanpassing aan het leven in groep De oudere heeft waarschijnlijk zijn leven lang met een partner en eventueel met kinderen gewoond. Het kan ook zijn dat de oudere zijn leven als alleenstaande heeft doorgebracht. Wanneer de oudere in een woonzorgcentrum verblijft, moet hij zich aanpassen aan het leven in groep, wat een hele verandering voor hem is. Hij is het immers gewoon dat hij op een zelfstandige wijze door het leven gaat en dit is nu niet meer mogelijk. > Een gevoel van in de steek te worden gelaten Als de oudere niet zelf beslist om naar een woonzorgcentrum te gaan, voelt hij zich in de steek gelaten door zijn familie en vrienden. Zij hebben immers de beslissing in zijn plaats genomen. Het valt hem dan ook enorm zwaar om de stap naar het woonzorgcentrum te zetten. 153 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 153 8/2/12 8:10 PM > Aanpassing aan de leefomgeving De oudere moet zich aanpassen aan zijn nieuwe leefomgeving. Voor sommige zorgvragers is dit een pijnlijk en moeizaam proces. Ze vinden hun draai niet, missen de ruimte van hun huis, missen de kennissen, vrienden en buren. > Financiële zorgen Aan het wonen in een woonzorgcentrum is ook een prijskaartje verbonden. De prijs van het woonzorgcentrum wordt uitgedrukt in een dagprijs. Deze dagprijs is opgenomen in de overeenkomst tussen de bejaarde en de instelling. De dagprijs dient om de zogenaamde hotelkosten in het woonzorgcentrum te betalen, zoals de kamer, de maaltijden, het onderhoud en de administratie. De gemiddelde prijs van een zorgcentrum in Vlaanderen bedraagt 1326 euro/maand. Het gemiddeld pensioen bedraagt 850 tot 900 euro. Je ziet dat vele bewoners moeten bijleggen van hun spaarcenten. an 4.2.3 Het begin van een nieuw leven: de opnamedag tyn De familie speelt vaak een belangrijke rol in de beslissing tot opname. Ook voor hen is deze beslissing geen gemakkelijke opgave. Het zijn vaak zij die vaststellen dat de oudere niet meer in staat is om zelfstandig te wonen en die op zoek gaan naar een geschikt WZC. Zo hoor je de familie weleens zeggen: ‘Het kan niet meer zo, het is onverantwoordelijk’. Voor de oudere kunnen deze woorden als een bedreiging klinken, terwijl de familie de opname overweegt uit bezorgdheid voor de oudere. Ze willen dat de oudere goed verzorgd wordt en op hulp kan rekenen als er iets zou gebeuren. © Pl Het afscheid van het huis is nog maar net genomen, of de oudere wordt alweer verwelkomd in een nieuwe omgeving. De opnamedag is vaak een ingrijpende gebeurtenis voor de oudere en zijn familie. Voor de nieuwe bewoner is deze dag een nieuwe mijlpaal in zijn leven. Hij heeft voorgoed afscheid genomen van zijn vertrouwde omgeving en is klaar voor een nieuw begin en een nieuw leven. De opnamedag is voor de oudere een zeer emotionele gebeurtenis. 154 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 154 8/2/12 8:10 PM A Positieve ervaringen van de zorgvrager > Opluchting en blijheid omdat ze in het woonzorgcentrum mogen intrekken. > Een gevoel van veiligheid. Ze weten dat ze op elk moment van de dag de hulp kunnen krijgen die ze nodig hebben. > Een nieuw gevoel van zelfstandigheid: ze zijn niet meer afhankelijk van familie, vrienden, kennissen, buren voor de noodzakelijke zorg. Ze hebben het gevoel dat ze deze mensen niet meer tot last zijn. B Negatieve ervaringen van de zorgvrager > De zorgvrager heeft nog geen streep kunnen trekken achter het afscheid van zijn thuis. > De zorgvrager met partner heeft het moeilijk om de partner achter te laten. Wanneer een echtpaar naar een woonzorgcentrum verhuist, voelen ze zich niet zo alleen en zal de aanpassing aan de nieuwe omgeving ook gemakkelijker verlopen. Als een koppel samen kiest voor een opname in een woonzorgcentrum, kunnen ze deze stap op hun eigen tempo voorbereiden en moeten ze geen overhaaste beslissingen nemen. Ze hebben de tijd om aan dat idee te wennen en het is voor hen dan ook de ideale situatie. C Ervaringen van de familie tyn > Een gevoel van angst: het woonzorgcentrum is voor hen een onbekende plaats en er gelden nieuwe gewoontes. Vaak heeft de familie een dubbel gevoel: an > Opluchting De dagelijkse zorg wordt overgenomen. Hierdoor moeten ze zich niet meer druk maken over de huishoudelijke taken en is het gedaan met ’s avonds te piekeren over het feit dat vader of moeder alleen is. Pl > Schuld De familie heeft vaak het gevoel dat ze de rug naar hun ouder toekeren en ze de zorg overlaten aan verpleegkundigen en verzorgenden die ze nog niet eens kennen. Voor hen is het heel belangrijk om zich bij de dagelijkse zorg van de ouder te betrekken. © De opnamedag kan ook een invloed hebben op de rollen binnen de familie. Die kunnen een drastische verandering ondergaan. Bv. Wie gaat de verantwoordelijkheid nemen over de zorg van de moeder, die alleen achterblijft thuis? Wie gaat wanneer op bezoek bij vader? Deze vragen kunnen binnen een familie aanleiding geven tot conflicten. Andere families hebben hier geen probleem mee. Hoe een familie hierop reageert, is afhankelijk van de banden die de familieleden onderling hebben. 155 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 155 8/2/12 8:10 PM 4.2.4 Taken van de verzorgende De relatie met de bewoner start vanaf de kennismakingsgesprekken en/of de voorafgaande opnames of het voorafgaand kortverblijf. Toch blijft het zeer belangrijk om die eerste dagen op de afdeling extra aandacht te geven aan de nieuwe bewoner. an tyn > Zorg ervoor dat de opname gebeurt door een persoon die de bewoner al ontmoet heeft, bv. de dienstverantwoordelijke. > Maak tijd voor de vragen en zorgen van de nieuwe bewoner. > Laat via een kleine attentie merken dat je de bewoner verwacht, bv. hang een kaartje met ‘welkom’ op de deur. > Overlaad de bewoner niet met bergen informatie. Probeer te doseren: geef eerst de informatie die echt noodzakelijk is en breng hem pas later op de hoogte van zaken die minder belangrijk zijn. Zorg dat de zorgvrager zelf informatie kan opzoeken als het nodig is. Bv. Zorg voor een informatiebord met daarop de foto’s en namen van alle mensen die beroepshalve met de afdeling te maken hebben. Vaak durven nieuwe bewoners zelf niet om deze informatie te vragen, omdat ze weten dat het al verschillende keren gezegd is. Als je ouder wordt, onthoud je echter niet meer zo snel. Het zijn kleine inspanningen, maar voor de bewoners kunnen ze een groot verschil maken. > Herhaal de eerste dagen de belangrijkste informatie. > Toon begrip voor de gevoelens van verdriet die aanwezig zijn bij de zorgvrager. > Begeleid de kennismaking met de andere bewoners. Stel de nieuwe bewoner bijvoorbeeld voor tijdens het koffiemoment. > Vergezel de bewoner naar activiteiten. De aanwezigheid van iemand vertrouwd geeft meer moed om nieuwe uitdagingen aan te gaan. Vaak is de nieuwe bewoner al die drukte niet meer gewoon, omdat hij al lang niet meer buiten kwam. > Plan een aantal werkzaamheden samen met de nieuwe bewoner. Bv. Samen zijn naam toevoegen aan het bord met bewoners. Pl 4.3 Aanpassingen aan de nieuwe situatie Wanneer men in een woonzorgcentrum gaat wonen, komt men in een heel andere omgeving terecht. Zowel privacy als autonomie* zullen door bepaalde factoren bedreigd worden. © 4.3.1 Het verlies van privacy Het verlies van privacy is merkbaar op drie verschillende domeinen: de persoonlijke ruimte, de persoonlijke tijd en de persoonlijke levenssfeer. 156 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 156 8/2/12 8:10 PM A Persoonlijke ruimte Een opmerkelijk verlies is dat van de persoonlijke ruimte*. Dit is een plaats waar je even jezelf kunt zijn, waar je op adem kunt komen en waar je nieuwe energie kunt opdoen. Iedereen heeft graag een stek waar hij kan doen en laten wat hij wil, zonder dat er elk moment iemand kan binnenkomen. Dit is in het woonzorgcentrum moeilijker, vooral als de bewoner op een tweepersoonskamer ligt. Deze bewoners beschikken over geen enkele ruimte waar ze eens tot zichzelf kunnen komen en alleen kunnen zijn. Maar ook de bejaarde die een kamer alleen heeft, moet rekening houden met het feit dat op er ieder moment iemand kan binnenkomen. Zo kan de bejaarde moeilijk iets doen waarvoor hij zich schaamt of wat hij liever voor zichzelf houdt en niet met anderen wil delen, zoals een persoonlijk gesprek voeren. B Persoonlijke tijd De persoonlijke tijd* bestaat uit de momenten die men voor zichzelf houdt, wanneer men even kan rusten, zonder dat men gestoord wordt door anderen. De persoonlijke ruimte is de meest geschikte plek om persoonlijke tijd in door te brengen. Persoonlijke tijd in de persoonlijke ruimte is echter niet vanzelfsprekend, omdat de persoonlijke ruimte vaak betreden wordt. De praktijk toont echter aan dat bewoners van een woonzorgcentrum er ook in slagen persoonlijke tijd door te brengen in gemeenschappelijke ruimten. De beleving van de persoonlijke tijd vormt bijgevolg geen echt probleem in het woonzorgcentrum. C Persoonlijke levenssfeer D an tyn Als je eens kijkt naar het dagelijks leven in het woonzorgcentrum, zie je dat de verschillende personeelsleden veel te weten kunnen komen over de bewoner en de familie, gewild of ongewild. Bv. Katrien, de poetsvrouw, ziet een brief liggen over de problematische financiële situatie van een bewoner. Personeelsleden moeten deze informatie steeds voor zich houden. Ze moeten het beroepsgeheim steeds naleven. Taken van de verzorgende met betrekking tot de privacy van de zorgvrager Pl > Heb aandacht voor de privacy van de bewoner. Dit kun je doen door te kloppen voor je de kamer betreedt en door toestemming te vragen bij bepaalde taken (bv. linnen in de kleerkast leggen, tafel afruimen ...). © > Respecteer persoonlijke bezittingen van de bewoner. Snuffel niet in papieren of foto’s die op tafel liggen, leg zaken die je verplaatst hebt bij het opruimen op de juiste plaats terug. > Respecteer de privacy van de bewoner tijdens gesprekken. Vraag bijvoorbeeld niet door over onderwerpen waar de zorgvrager zich ongemakkelijk bij voelt. Als hij weinig uitleg geeft bij bepaalde zaken, begin je beter over iets anders. 157 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 157 8/2/12 8:10 PM 4.3.2 Het verlies van autonomie Wanneer mensen naar het woonzorgcentrum gaan, verliezen ze een stuk van hun autonomie*. A Vormen van autonomie > Uitvoeringsautonomie* Dit heeft betrekking op het zelf beslissen wat je gaat doen en dit zelfstandig uitvoeren. Dit veronderstelt een mate van zelfredzaamheid en vrijheid. Bv. Louise staat ’s morgens om 10 uur op. Ze beslist om niet naar het ontbijt te gaan. Ze wast zich en gaat naar de wekelijkse markt, dicht bij het woonzorgcentrum. Louise beslist zelf om deze dingen te doen en ze voert ze op eigen houtje uit. Ze is zelfredzaam: ze kan zichzelf nog wassen en aankleden en kan nog naar de markt gaan. an tyn > Beslissingsautonomie* Sommige bewoners zijn niet zelfredzaam genoeg om zelfstandig bepaalde handelingen uit te voeren. Ze kunnen wel nog zelfstandig beslissen wat ze willen doen. Bv. Anna beslist bij het opstaan dat ze naar de markt wil. Ze kan dit niet meer zelfstandig doen, want ze is niet meer goed te been. Een verzorgende moet haar helpen om op te staan en de animator gaat even naar de markt met haar in de rolstoel. Het is belangrijk dat de personeelsleden de bewoners zo veel mogelijk keuzes laten. Zorgverleners mogen ook niet zwart-wit denken. Het is dus niet zo dat ofwel de bewoner beslist, ofwel de zorgverlener. De zorgverlener kan immers ook vragen wat de bewoner wenst of hij kan enkele voorstellen aandragen. Bv. De animator vraagt aan Anna of ze naar de markt wil gaan of liever in het woonzorgcentrum blijft. © Pl > Gedelegeerde autonomie* Als de bewoner niet meer in staat is om zelf te beslissen of handelingen zelfstandig uit te voeren, zal het personeel van het WZC veel beslissingen en taken overnemen. Bv. Aimé is zwaar dementerend. Bij het opstaan heeft hij het plan opgevat om de trein te nemen naar Zuid-Frankrijk om er zijn vader te bezoeken. Zijn vader is echter al twintig jaar geleden gestorven. De verzorgende stelt voor om naar het ontbijt te gaan en daarna samen met enkele andere bewoners en personeelsleden naar de markt te gaan. Tijdens het bezoek aan de markt houdt het personeel Aimé goed in de gaten en regelen ze ook de betaling van enkele producten die hij wil kopen. 158 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 158 8/2/12 8:10 PM B Verlies van autonomie > Bij een opname is de zorgvrager onzeker Als de zorgvrager pas in het woonzorgcentrum is, voelt hij zich vaak kwetsbaar. Je hebt al gezien dat de bejaarde alles heeft moeten achterlaten en zich onzeker voelt bij de nieuwe woonvorm. De nieuwe bewoner zal bijgevolg makkelijker doen wat er van hem gevraagd wordt. Bv. Hubert kan zich nog zelf wassen. Toch laat hij dit door de verzorgende doen als zij dit voorstelt. > Afhankelijke zorgvrager De bewoner wordt op die manier in de rol van afhankelijke zorgvrager geduwd. Er komt bijgevolg geen reactie meer als de zorgverlener de bewoner helpt en de bewoner komt vast te zitten in een vaststaand patroon. De verschillende activiteiten die de bejaarde vroeger nog wel uitoefende, voert hij nu niet meer zelfstandig uit en hij zal ze na verloop van tijd verleren. Uiteindelijk moet de bewoner toegeven dat hij nog maar weinig kan. Vanuit die kwetsbaarheid en onzekerheid zal de bejaarde vlugger doen wat er van hem gevraagd wordt. Dit proces is een vicieuze cirkel waar de bewoner moeilijk uit geraakt. Taken van de verzorgende met betrekking tot de autonomie van de zorgvrager Pl C an tyn > Onderschatte mogelijkheden De mogelijkheden van de residenten worden vaak onderschat. Het beeld dat men heeft over ouderen is negatief. Ze worden gezien als afhankelijk, passief, als personen met sterk verminderde mogelijkheden. Dit beeld wordt nog versterkt door de dagelijkse confrontatie met verschillende ouderen die zorgbehoevend zijn. Het gevaar is dat bepaalde handelingen, hoe simpel ze ook mogen zijn voor de bewoner, overgenomen worden door de verzorgenden. De zorgverleners handelen te vaak vanuit hun eigen overtuiging en niet vanuit de behoefte van de bejaarde. Bv. Het openen van een pakje boter, het kammen van het haar … > De zorg wordt georganiseerd Alle zorg wordt gepland volgens een welomschreven schema. Dit heeft tot gevolg dat alle bewoners op dezelfde manier behandeld worden, ongeacht hun mogelijkheden en beperkingen. Alles moet vlug gebeuren – door de tijdsdruk – en de zorgverstrekkers nemen daarbij zonder na te denken heel wat taken van de zorgvrager over die hij nog perfect zelf kan uitvoeren. > Geef de zorgvrager inspraak. Als de zorgvrager inspraak krijgt, zal hij het gevoel hebben dat hij controle heeft over het eigen leven en dit zal het welbevinden verhogen. © > Laat de zorgvrager, indien mogelijk, zelf keuzes maken. De bewoners moeten het gevoel krijgen dat ze zelf keuzes kunnen maken. Bv. Louis is slecht te been. Daardoor geraakt hij moeilijk bij zijn buur. Maar als hij het aan Frederik, de verzorgende, vraagt, brengt die hem wel tot daar. 159 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 159 8/2/12 8:10 PM > Bespreek welke mogelijkheden de bewoner heeft om eigen gebruiken verder te zetten binnen de muren van het rustoord. Bv. Mevrouw Willens is het gewoon om vroeg op te staan. Daarom wordt haar ontbijt al om 7 uur gebracht. > Laat de bewoner nog zo veel mogelijk zelf doen. Bv. Mevrouw Laurys maakt elke dag zelf haar bed op. > Laat bewoners indien zij dit wensen huishoudelijke taken vervullen op de afdeling. Bv. Elke namiddag komt mevrouw Van Elzen de tassen in de gemeenschappelijke keuken afwassen. Dit doet haar denken aan thuis en dankzij deze kleine taak kan ze zich nog altijd nuttig maken. > Betrek de bewoners bij het decoreren van de afdeling. Sommige bewoners zijn nog actief en creatief, andere vinden het gewoon fijn om aanwezig te zijn bij de activiteiten. Bv. Miekes vingers zijn krom door de reuma. Er is niet veel dat ze nog kan met haar handen. Toch is ze elke donderdag aanwezig bij de creanamiddag. De gezellige sfeer, de vlotte babbels en het geplaag van de animatoren zijn dingen waar ze elke keer weer naar uitkijkt. tyn > Informeer de bewoner over de werking van het rustoord. Bewoners worden graag op de hoogte gebracht van allerlei wijzigingen bij directie, verbouwingen en personeelswissels. Bv. Er wordt een nieuw toilet geplaatst. Dit zorgt voor heel wat lawaaihinder. an > Als de dagelijkse routine door omstandigheden verstoord wordt, dan is het wenselijk om de bewoners te verwittigen. Bv. Er was een elektriciteitspanne, waardoor men in de keuken niet kon starten met de bereiding van het middagmaal. Alle bewoners werden persoonlijk verwittigd. 4.4 Veranderingen in de relaties 4.4.1 Levensloopgebonden relaties* A Vriendschapsrelaties Pl Deze relaties heeft de bewoner al een hele tijd. Hij heeft ze opgebouwd voor hij naar het woonzorgcentrum kwam. © Hechte vriendschappen vallen bij een opname niet weg, maar ze krijgen wel een andere invulling. Bv. Leona ging toen ze thuis was geregeld op stap met haar buurvrouw Marie-Claire. Ze gingen samen naar de tearoom, op zondag naar de markt, naar het park om te 160 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 160 8/2/12 8:10 PM wandelen ... Nu ze in het woonzorgcentrum verblijft, kunnen ze deze uitjes nog moeilijk samen delen. Wanneer Marie-Claire op bezoek komt, mag ze op Leona haar kamer. Aan de deur hangt Leona het bordje ‘Ik heb bezoek’. De verzorgenden komen dan niet binnen. Zo krijgt Leona voldoende privacy. Vriendschapsrelaties zijn vooral gericht op persoonlijke betrokkenheid en vertrouwen. Ze hebben een positief effect op het zelfwaardegevoel van de bewoner. B Familierelaties Voor familieleden treedt er vaak een serieuze taakverschuiving op. Ze komen niet naar het woonzorgcentrum om de oudere te verzorgen, zoals ze deden toen de oudere nog thuis woonde, maar om hem een bezoekje te brengen. Voor de oudere is dit contact zeer belangrijk. De familie speelt een belangrijke rol bij de emotionele ondersteuning van de oudere als hij een moeilijk moment heeft. C Andere informele relaties D Taak van de verzorgende tyn Daarnaast zijn er nog andere relaties van vroeger, bijvoorbeeld kennissen of buren. Deze personen zullen in het begin redelijk veel op bezoek komen. Na verloop van tijd zullen deze bezoeken echter verminderen. Sommige contacten die kenmerkend waren voor de vroegere leefsituatie, zullen verdwijnen. Bv. Wanneer mevrouw Bauwens nog thuis woonde, maakte ze elke morgen een praatje met de postbode. an In woonzorgcentra wordt het contact met familie, vrienden en kennissen gestimuleerd, omdat het bijdraagt tot het welbevinden van de bewoner. Zo zijn er in veel woonzorgcentra cafetaria’s, waar men terechtkan met de familie, medebewoners en vrienden om gezellig iets te drinken. Ook worden er verschillende activiteiten georganiseerd waaraan bezoekers kunnen deelnemen, zodat ze ook andere bewoners leren kennen. Vaak zijn er in woonzorgcentra geen bezoekuren zoals in ziekenhuizen. Dit maakt de stap om op bezoek te gaan bij de oudere een stuk kleiner. Pl Als verzorgende besteed je ook aandacht aan de contacten met bezoekers. Je maakt regelmatig een praatje met hen en probeert hen te betrekken bij de activiteiten die georganiseerd worden. Dit verbetert het persoonlijk contact met de bewoner en zijn omgeving. A © 4.4.2 Woonzorggebonden relaties* Relaties met het personeel van het woonzorgcentrum Het personeel bouwt een bepaalde band op met de bewoners. Daarbij gelden twee aspecten: 161 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 161 8/2/12 8:10 PM > Een goede band verbetert het welbevinden Een goede relatie tussen het personeel en de bewoner werpt zijn vruchten af. De bewoner voelt zich beter in zijn omgeving. Dit is ook logisch, omdat het personeel elke dag met de bewoners in contact komt. > Voldoende afstand is noodzakelijk De relatie moet niet uitgroeien tot een diepere band, het kan louter functioneel blijven. Het is belangrijk dat het personeel een bepaalde afstand houdt van de bewoner. Als er te nauwe contacten zijn, komt dit de hulpverlening niet altijd ten goede. De band die er kan ontstaan, is zowel afhankelijk van de bewoner als van het personeel: > Bewoners die een gesloten karakter hebben en niet zo sociaal ingesteld zijn, zullen het in het woonzorgcentrum moeilijker hebben om een goede relatie op te bouwen met het personeel. Hierdoor zal de verzorgende minder snel inzicht krijgen in de behoeften van de bewoner. Het contact verloopt oppervlakkiger en de zorg is beperkt tot de lichamelijke noden. > Je ziet dat er op de afdeling soms bewoners zijn die zich extreem afhankelijk opstellen. Door ziekte of tegenslag ontstaat het gevoel dat ze zelf niets meer kunnen. Deze bewoners doen geen inspanningen meer om hun eigen welbevinden te verbeteren en steunen voor alles op de verzorgenden. Dit weegt zwaar op de relatie met het personeel. tyn Tips voor de verzorgende: > Geef bewoners met een gesloten karakter meer aandacht, want ook zij hebben nood aan een omgeving waarin ze zich thuis voelen. an > Als bewoners zich extreem afhankelijk opstellen, geef je niet toe aan hun claimgedrag. Probeer op een vlotte, vriendelijke manier de bewoner ertoe te brengen een aantal taken zelf terug op te nemen. B Pl > De personeelsleden laten dikwijls kansen liggen om een beter contact met de bewoner op te bouwen, doordat ze zich voornamelijk concentreren op het verzorgend aspect. Als je voor langere tijd de zorgen voor een bepaalde bewoner uitvoert, kun je tijdens de fysieke verzorging ook werken aan een dieper contact. In sommige instellingen maakt men gebruik van aandachtspersonen: zie 4.5 Werken met aandachtspersonen. Relaties met vrijwilligers © De vrijwilligers kunnen helpen bij grote feesten, bij animatieactiviteiten, in de keuken en de cafetaria, op de afdelingen, bij de maaltijden. Ze komen dus regelmatig in contact met de bewoners en kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het welbevinden van de bewoners. Ze geven de bewoners een extra kans om sociale contacten te leggen. 162 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 162 8/2/12 8:10 PM C Relaties tussen de bewoners Sommige bejaarden zien in de verhuis naar het woonzorgcentrum een nieuwe kans om sociale contacten aan te gaan. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat meer dan de helft van de bewoners weinig sociale contacten onderhoudt met medebewoners. Meer zelfs: hoe langer men in een woonzorgcentrum verblijft, hoe minder contacten men doorgaans heeft met medebewoners. Redenen waarom bejaarden geen contact (meer) zoeken met andere bewoners: > Minder sociale vaardigheden Ouderen hebben steeds geleerd om te luisteren en te zwijgen. Hun mening was vaak ondergeschikt aan die van anderen. Dit maakt dat ze hun mening minder vlug kwijt willen. Het is voor hen zo altijd geweest. Soms kan er zelfs angst optreden om hun mening te geven. > Angst om hechte contacten weer te verliezen Sommige ouderen hebben angst om duurzame relaties aan te gaan, omdat ze zich ervan bewust zijn dat de dood voor velen nadert. Ze investeren liever niet in nieuwe contacten, omdat ze vrezen dat deze contacten snel weer kunnen wegvallen en zij zullen achterblijven met verdriet. tyn > Fysieke beperkingen De beperkingen op het vlak van gehoor, zicht, spraak en mobiliteit brengen heel wat drempels met zich mee om een gesprek te beginnen met een andere bewoner. Die andere bewoner kampt bovendien met gelijkaardige problemen. Bewoners die nog mobiel zijn, gaan sneller een praatje maken met medebewoners. © Pl an > Tegenzin om zich aan te sluiten bij andere bejaarden Sommige mensen hebben een negatief beeld over ouderen. De oude dag wordt gezien als een tijd van ziekte en achteruitgang. Maar ook bij de ouderen leeft dit beeld, terwijl ze zelf bejaard zijn. In een woonzorgcentrum wordt dit beeld nog eens versterkt. De bejaarde wil niet in die groep van ouderen gaan zitten, hij wil niet tot die groep behoren en wil niet inzien dat hij ook oud is. De bewoner ziet niet in dat hij ook zorgbehoevend en bejaard is. Hij zoekt liever contact met personen buiten het woonzorgcentrum. Het kan zelfs zover gaan dat bepaalde bewoners een betuttelende houding aannemen tegenover hun medebewoners, wat uiteraard een hechte en affectieve relatie in de weg staat. 163 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 163 8/2/12 8:10 PM Taken van de verzorgende: > Geef minder mobiele bewoners de kans om ook regelmatig ‘op bezoek’ te gaan bij medebewoners. > Stel bewoners aan elkaar voor. Doe dit zeker met nieuwe bewoners. > Het woonzorgcentrum organiseert gemeenschappelijke activiteiten voor de bewoners. Probeer meer teruggetrokken bewoners te overtuigen om daaraan deel te nemen. 4.5 Werken met aandachtspersonen Werken met aandachtspersonen* betekent dat de bewoner een vertrouwenspersoon krijgt toegewezen. Dit kan elke persoon zijn die iets te maken heeft met de zorg voor de oudere. Tot deze categorie behoren: verpleegkundigen, verzorgenden, ergotherapeuten, animatoren, kinesisten ... Elk personeelslid krijgt enkele (twee tot vier) personen toegewezen voor wie hij extra zorg moet dragen. Er blijft uiteraard een verantwoordelijkheid voor alle bewoners van de afdeling, maar het betrokken personeelslid volgt enkele bewoners van dichterbij op. tyn Het werken met aandachtspersonen vraagt een persoonlijk engagement van beide partijen. Elke bewoner kiest de verzorgende bij wie hij zich het best voelt. Op zijn beurt heeft de verzorgende de opdracht om speciale aandacht te schenken aan de bewoners die aan hem zijn toegewezen. Dit zijn zijn aandachtspersonen. Het gaat erom een warme, menselijke relatie tot stand te brengen en de menselijkheid in het rusthuis te vergroten. > Op vlak van relaties an 4.5.1 Taken van de aandachtsverzorgende © Pl – Contact met de oudere Bv. Regelmatig eens binnenspringen bij de oudere, tijd vrijmaken voor een babbel, troost bieden, nabijheid tonen, informatie verlenen, bereid zijn om te luisteren, zich inleven, aandacht hebben voor onrust, aandacht hebben voor verdriet, haalbare wensen inwilligen, aandacht hebben voor de behoeften en wensen van de oudere, delen in vreugdevolle momenten … – Contact met de familie De vertrouwenspersoon is naast de hoofdverpleegkundige een aanspreekpunt voor de familie. Dit betekent dat informatie of onge- 164 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 164 8/2/12 8:10 PM noegen via de vertrouwenspersoon kan worden doorgegeven. Dit wil niet zeggen dat de aandachtsverzorgende het probleem zelf moet oplossen. Een gesprek met de familie om te informeren naar de levensloop en gewoontes van de oudere kan heel zinvol en verhelderend zijn. Voor de familie kan het ook een blijk van steun zijn als de aandachtsverzorgende aanwezig is op de begrafenis van de oudere. > Op vlak van lichamelijke zorg – De aandachtsverzorgende heeft aandacht voor wat de oudere zelfstandig kan en communiceert hierover met collega’s. – In overleg met de collega’s kan men ervoor zorgen dat de vertrouwenspersoon zijn aandachtspersonen kan helpen bij het ochtendtoilet en de maaltijd. – De aandachtsverzorgende signaleert problemen van zijn aandachtspersonen aan de hoofdverpleegkundige en in het team. – De aandachtsverzorgende heeft aandacht voor het comfort van de aandachtspersoon, bv. door te zorgen voor aangename zit- en lighoudingen door middel van kussens. – Als het nodig is, voorziet de aandachtsverzorgende hulpmiddelen voor de zorgvrager. – Er gaat speciale aandacht naar de algemene lichamelijke verzorging, zoals kapsel, sieraden, make-up, kledij, bril, hoorapparaat ... an tyn > Op vlak van het dagelijks leven – De aandachtsverzorgende stimuleert de zelfredzaamheid en houdt rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de zorgvrager. – Hij schenkt aandacht aan de persoonlijke voorkeuren en wensen van de oudere. – Hij kan eventueel wat extraatjes trachten in te lassen in het werkprogramma, zoals een wandeling of een praatje maken, de krant voorlezen, de actualiteit samen bespreken, de kasten samen op orde brengen ... – De aandachtsverzorgende helpt de contacten met de buitenwereld onderhouden. – Hij helpt feestdagen, verjaardagen, familiegebeurtenissen ... bijhouden. – Hij spoort interesses op en geeft informatie door aan het team. © Pl > Op vlak van informatie en administratie – De aandachtsverzorgende houdt het zorgplan bij en heeft specifieke aandacht voor de aandachtspunten van zijn aandachtspersonen. – Het diensthoofd wordt steeds betrokken bij beslissingen, zodat hij op de hoogte blijft van wat er gebeurt. – De aandachtsverzorgende houdt de verslaggeving rond anamnese* over zijn aandachtspersonen bij. – Als hij na enkele dagen verlof weer op de dienst komt, heeft de aandachtsverzorgende specifiek even aandacht voor die informatie die er over de aandachtspersonen is genoteerd. 165 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 165 8/2/12 8:10 PM 4.5.2 Voordelen van het werken met aandachtspersonen > Voordelen voor de aandachtspersoon © Pl an tyn – De bewoner zal zich open opstellen ten opzichte van de verzorgende die hij heeft uitgekozen. Hij kan met zijn problemen, verhalen of wensen bij één iemand terecht. Dit is beter dan telkens opnieuw zomaar iemand aan te spreken, want dan is er niemand die een totaalbeeld heeft van de zorgvrager en gaat zijn verhaal snel verloren. Bovendien vertellen we in ons dagelijks leven toch ook niet zomaar alles aan iedereen, dus waarom zouden we dit van de bewoners in een rusthuis wel verwachten? Bv. Mevrouw Dubois heeft problemen met haar dochter. Gelukkig heeft ze Lucia, de aandachtsverzorgende, bij wie ze af en toe haar hart kan luchten. – Er ontstaat een vertrouwensrelatie met een personeelslid, waarin geborgenheid, waardering en veiligheid vooropstaan. Een zorgverlener die aandacht heeft voor het verdriet van mensen betekent doorgaans meer voor hen dan hij zelf denkt. In moeilijke situaties hebben mensen immers vooral een luisterend oor nodig. Ze hebben nood aan iemand bij wie zij zich begrepen voelen en aan wie ze kunnen vertellen wat er precies in hen omgaat. – Er wordt meer ingespeeld op de individuele behoeften van de zorgvrager en de aanpak is persoonlijker. Daardoor voelt de bewoner zich sneller thuis en is hij minder eenzaam. – Er wordt aandacht geschonken aan het lichamelijke, materiële, psychologische, sociale en geestelijke welbevinden. – Er is ook aandacht voor zorgvragers die minder sociaal zijn en moeilijker contacten leggen. 166 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 166 8/2/12 8:10 PM > Voordelen voor de verzorgende – De verzorgende voelt zich meer betrokken. Er ontstaat een vertrouwensrelatie met de zorgvrager. – Er ontstaat een beter contact met de familie, met wie de verzorgende ook contact opneemt. – De verzorgende wordt sterker betrokken bij zijn werk en creëert zo een meer kwaliteitsvolle totaalzorg. – De zorgverlener haalt voldoening uit deze manier van werken en de verantwoordelijkheden die hij krijgt. Bv. Rosita is verzorgster en heeft drie aandachtspersonen. Zij vertelt hierover: ‘Ik ken Marie, Louise en Roger nu veel beter dan vroeger. Ik weet wat ze fijn vinden. Roger heeft heel graag dat ik hard wrijf als ik zijn rug was. Louise fleurt op als ik haar uitgebreide kroost bewonder. Zij geniet ook erg van een extra voetbadje tussendoor. Marie is eerder somber van aard en de meeste verzorgenden vinden haar een grote zaag. Ik begrijp nu veel beter dan vroeger dat ze nog altijd veel verdriet heeft om haar zoon, die op 25-jarige leeftijd overleden is. Ze heeft zijn plotse dood niet kunnen verwerken. Ik moet mijn collega’s daar af en toe aan herinneren. Wat ik een grote verbetering vind, is dat ik zo veel mogelijk mijn aandachtspersonen mag verzorgen ’s morgens. De verantwoordelijke houdt er rekening mee bij de werkverdeling. Ik vind het in elk geval veel leuker werken dan vroeger, elke dag ontdek je weer nieuwe dingen die je dichter bij de zorgvragers brengen.’ Pl an tyn > Voordelen voor de instelling – Er kan bewonersgericht gewerkt worden. Dit wil zeggen dat er maximaal kan worden ingespeeld op de individuele noden, rekening houdend met de wensen van de zorgvrager en de mogelijkheden binnen de voorziening. – Er is meer arbeidsvreugde. Het personeel presteert beter en heeft meer zin in het werk. – De instelling krijgt een beter imago. – Door kennis en inzicht in de levensgeschiedenis kan er continuïteit in het levenspatroon van de oudere zorgvrager nagestreefd worden. Daarvoor is het belangrijk dat de zorgverlener zo veel mogelijk gegevens van de bewoner verzamelt. – Het bevordert de samenwerking tussen collega’s. Tijdens overlegmomenten bespreekt elke zorgverlener zijn zorgvragers. Tussendoor kunnen collega’s bij elkaar terecht met vragen over elkaars aandachtspersonen. © 4.5.3 Valkuilen bij het werken met aandachtspersonen > Valkuilen voor de aandachtsverzorgende – Afschuiven van verantwoordelijkheid Bv. De familie van mevrouw Verbeek komt bij Elien, een personeelslid. Mevrouw Verbeek mist weer een jurk. Elien antwoordt: ‘Sandy is 167 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 167 8/2/12 8:10 PM haar aandachtsverzorgende. Zij is nu niet aanwezig. Volgende week maandag is ze terug. Geef het aan haar door’. – Alleen oog hebben voor de eigen aandachtspersoon Bv. Els investeert al haar tijd en energie in haar drie aandachtspersonen. Daardoor heeft ze steeds minder tijd om een praatje te maken met andere zorgvragers, die haar onvriendelijk en nors noemen. an tyn – Begrenzing van het takenpakket De zorg/aandacht moet voor elke aandachtspersoon dezelfde zijn. Bv. Evelyne heeft schuimwijn en taart meegebracht om de verjaardag van Leon, een van haar aandachtspersonen, te vieren. Ze vraagt aan collega’s om die namiddag enkele taken van haar over te nemen, zodat ze er een gezellig moment van kan maken met Leon. De hoofdverzorgende tikt haar op de vingers en laat weten dat het organiseren van dit soort feestjes niet tot haar takenpakket behoort. Pl – Concurrentie onder de verzorgenden Het is niet de bedoeling dat er een concurrentiestrijd ontstaat tussen het personeel om de beste aandachtsverzorgende te zijn. Iedereen zorgt vanuit zijn eigen persoonlijkheid, maar binnen het afgelijnde takenpakket, voor de hem toegewezen aandachtspersonen. > Valkuilen voor de bewoners © – Jaloersheid Bv. Rita vertelt: ‘Vera, mijn aandachtsverzorgende, komt slechts twee keer per week langs. Ik merk dat andere aandachtsverzorgenden meer tijd doorbrengen met hun aandachtspersoon. Ik zou daarom graag veranderen van aandachtsverzorgende.’ – Opeisen van de aandachtsverzorgende Bv. Maria moet naar het toilet. Sandra komt haar helpen. Maria zegt: ‘Neen, Rosita, mijn aandachtsverzorgende, moet komen. Zij alleen weet hoe ik geholpen moet worden.’ 168 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-E.indd 168 8/2/12 8:10 PM F Omgaan met de oudere zorgvrager Doelstellingen Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je: > > > > > > > > > tyn > > > > > an > > > > > > > > Pl > > > > de driehoek van welbevinden kunt uitleggen; tips voor het omgaan met de zorgvrager in de thuissituatie kunt geven; animatieve grondhouding kunt uitleggen; algemene regels i.v.m. een groepsactiviteit kunt opnoemen; groepsactiviteiten kunt illustreren met voorbeelden; het stappenplan voor een activiteit kunt geven; algemene tips in het omgaan met chronische zieken kunt verwoorden; dementie kunt definiëren; het verschil tussen ouderdomsvergeetachtigheid en dementie kunt formuleren; de verschillende fasen in dementie kunt beschrijven; de verschillende symptomen van dementie kunt opnoemen; tips in het omgaan met de dementerende zorgvrager kunt opnoemen; aandachtspunten bij het aanbieden van activiteiten aan dementerenden kunt opnoemen; reminiscentie kunt verklaren; snoezelen kunt uitleggen; ROT kunt uitleggen; aromatherapie kunt uitleggen; geheugentraining kunt uitleggen; validation kunt verklaren; de structuur van een slechtnieuwsgesprek kunt geven; tips voor het omgaan met agressieve reacties tijdens een slechtnieuwsgesprek kunt opnoemen; de vier rouwtaken kunt definiëren; de taak van de verzorgende t.o.v. de rouwenden kunt uitleggen; de reacties bij rouw kunt uitleggen; palliatieve zorg kunt verklaren; de houding van de verzorgende tegenover de terminale zorgvrager kunt uitleggen; tips voor het omgaan met agressie kunt opnoemen; tips voor het omgaan met vrees en angst kunt opnoemen; tips voor het omgaan met depressie kunt opnoemen; tips voor het omgaan met achterdocht kunt opnoemen; tips voor het omgaan mat afasie kunt opnoemen; tips voor het omgaan met agnosie kunt opnoemen; tips voor het omgaan met apraxie kunt opnoemen; kenmerken van de allochtone oudere kunt opnoemen; tips voor het omgaan met taalproblemen bij de allochtone oudere kunt opnoemen. © > > > > > > > > > 169 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 169 03/08/12 8:09 AM 1 De driehoek van welbevinden Hulpverlening kan worden gezien als een continue interactie tussen drie partijen: de zorgvrager, de familie en de hulpverleners. De kwaliteit van deze interacties heeft een grote invloed op het welbevinden van de betrokken partijen. Men noemt dit de driehoek van welbevinden. Dit kan men schematisch als volgt voorstellen: Zorgvrager Familie Hulpverlener an tyn Voorbeeld: Leona is 76 jaar en woont nog alleen. Zij is nog mobiel, maar een beginnende dementering brengt haar zelfstandigheid in gedrang. Haar jongste zoon besluit om zijn moeder in huis in te nemen. Leona komt soms agressief uit de hoek. Dit zorgt voor spanningen in het gezin. De 15-jarige kleindochter heeft het moeilijk met de situatie. Zij kan zich niet meer concentreren op haar studies. Haar slechte rapport gaf dan ook weer de nodige strubbelingen thuis. Deze conflicten hebben dan weer een invloed op Leona. Voor de hulpverlener – de zoon – is zowel het welzijn van zijn moeder als dat van zijn dochter van belang. Pl Goede zorg is alleen mogelijk als de drie betrokken partijen het eens zijn over wat goede zorg voor deze oudere zorgvrager is en over hoe deze zorg aangeboden kan worden. © Om te kunnen begrijpen wat er zich afspeelt in de driehoek ‘zorgvrager – familie – hulpverlener’ is het aangewezen om zicht te krijgen op de geschiedenis van de betrokken familie. In deze geschiedenis zijn er gebeurtenissen of perioden aan te duiden die belangrijk zijn om de evolutie van de familie en de huidige toestand (beslissingen, conflicten, knelpunten enz.) te begrijpen. 170 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 170 03/08/12 8:09 AM 2 Omgaan met de individuele zorgvrager 2.1 In de thuissituatie Vaak hebben thuisverzorgers en zorgbehoevende personen al een lange weg afgelegd wanneer een hulpverlener of vrijwilliger bij hen aan huis komt. Ze hebben zelf al naar oplossingen gezocht voor hun moeilijkheden en ze hebben geleerd met vallen en opstaan. Als je als zorgverlener in een thuissituatie terechtkomt, is het dan ook belangrijk dat je respect toont voor de inspanningen die de thuisverzorgers al geleverd hebben. Als je als hulpverlener zoekt naar oplossingen voor bepaalde problemen, mag je daarbij de ervaring van de thuisverzorger ook zeker niet negeren. Pl an tyn > Gun de zorgbehoevende persoon, de mantelzorger en het gezin voldoende tijd om je te leren kennen en omgekeerd. Durf uitleg te vragen. > Behandel de zorgvrager en de mantelzorger als volwaardige personen met hun eigen mogelijkheden en beperkingen. > Betrek de zorgvrager en de mantelzorger in het gesprek en in de dagelijkse activiteiten. > Elk gezin is verschillend, heeft een eigen verleden, eigen normen en waarden. Respecteer dit en wees je tegelijk bewust van je eigen geschiedenis en levensvisie. > Baken duidelijk de grenzen van je hulp af. Overschat jezelf niet, maak goede en duidelijke afspraken. > Besef dat de centrale thuisverzorger de eindverantwoordelijke is en blijft. Erken dan ook zijn ervaringsdeskundigheid en betrek hem steeds bij je activiteiten. Hij kent de zorgbehoevende persoon het best. Breng suggesties enkel in vragende zin aan. > Heb steeds oog voor het geheel van de zorg. > Respecteer het loyaliteitsgevoel binnen het gezin. > Durf overleg te plegen en feedback te vragen aan het gezin. 2.2 In het woonzorgcentrum © In het woonzorgcentrum hanteer je dezelfde omgangsvormen. Je benadert de zorgvrager vanuit een holistische* mensvisie. Dit kun je doen door een animatieve grondhouding aan te nemen. 2.2.1 Animatieve grondhouding A Wat is animatie? Animatie helpt de ouderen om zich thuis te voelen in een voorziening, zich aangesproken te voelen en zin te hebben in het dagelijkse leven. 171 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 171 03/08/12 8:09 AM Animatie gaat verder dan enkele geïsoleerde activiteiten. In principe spelen de hulpverleners continu in op de gebeurtenissen in het WZC. Ze hebben hierbij oog voor een evenwicht tussen enerzijds een groepsgerichte en anderzijds een individuele benadering. B Doelstellingen van animatie > Bewoners begeleiden in hun nieuwe woon- en leefomgeving, waarbij interesse en respect getoond wordt voor de persoonlijke voorkeur en het levensverhaal. > De vrijwilligers als een meerwaarde optimaal integreren binnen de werking van het WZC. > De drempel van en naar de buitenwereld verkleinen. C Enkele praktische richtlijnen > Door middel van een goede programmatie en organisatie moeten individuele en collectieve activiteiten op maat van de bewoners worden aangeboden. > Het animatieteam en het afdelingsteam moeten in samenspraak een animatief plan opstellen. > Men moet werken met kleinere groepen, binnen een welomschreven afdeling. > De bewoners en medewerkers moeten de werking systematisch evalueren. Animatieve grondhouding Een animatieve grondhouding* is het scheppen van een thuisklimaat waarin de bewoner zijn levensverhaal verder kan ‘be-leven’. Dit tracht men te bereiken door: tyn D © Pl an > Het erkennen en respecteren van de organisatie als de ‘leef-omgeving’ van de bewoner. Een open visie op ouderen en zorg kan je hierbij helpen. > In elk contact de bewoner als uniek te beschouwen, met respect voor zijn eigenheid, wensen en ideeën, mogelijkheden en kwetsbaarheden, morele, politieke, religieuze en existentiële waarden, levensloop en levensverhaal. > Via een open en geïnteresseerde omgang met familie en het stimuleren van hun actieve inbreng, hen te erkennen als een volwaardige partner in zorg. > Elkaar positief te stimuleren, in een enthousiaste en respectvolle samenwerking. Deze houding is fundamenteel aanwezig in de omgang van alle medewerkers met de bewoners, hun familie en collega-medewerkers. 172 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 172 03/08/12 8:09 AM Deze visie op zorgverlening betekent een omslag in het denken van alle partners in het zorgproces: Voor de oudere Patiënt → bewoner Object → subject Voor de familie en de omgeving Bezoeker → partner in de samenwerking Voor de zorgverleners Zorgverlener/expert → luisterende zorgverlener Voor de voorziening Aanbod → vraaggerichte* voorziening © Pl an tyn Op deze manier is animatie een opdracht van alle medewerkers en gebeurt animatie tijdens het ochtendtoilet, het ontbijt, de namiddagactiviteit, het bezoek van kinderen en kleinkinderen, de bedeling van de avondmedicatie ... 173 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 173 03/08/12 8:09 AM 3 Omgaan met bewoners 3.1 Groepsactiviteiten 3.1.1 Enkele richtlijnen > Organiseer activiteiten die de bewoners leuk vinden, niet jij. > Laat de bewoner vrij in de keuze of hij wel of niet aan de activiteit wil deelnemen. > Duur: afhankelijk van de doelgroep, van 30 minuten tot 1 uur. Het concentratievermogen van de bewoners neemt na een half uur meestal af. Langdurige activiteiten zijn voor de bewoners vaak te belastend. > Zorg voor een goed verlichte en verluchte ruimte. > Zorg voor voldoende ruimte. > Zorg voor afwisseling. Let bij de keuze van de activiteiten op het afwisselen van spanning en ontspanning. Wissel af tussen actieve en minder actieve activiteiten en activiteiten die meer gericht zijn op het lichaam of meer op de geest. > Zorg dat het in je activiteit niet alleen om winnen en verliezen gaat. Er kunnen ook meerdere winnaars zijn. 3.1.2 Doelstellingen tyn Probeer de bewoner op een natuurlijke manier zo veel mogelijk te stimuleren om deel te nemen aan een activiteit. Door middel van activiteiten kun je bepaalde doelstellingen bereiken, zoals: Pl an > Het sociaal contact bevorderen: zowel met een individuele activiteit (eenop-eenrelatie) als met een groepsactiviteit (interactie met medebewoners). > Het zelfwaardegevoel van de bewoner verbeteren: doordat ze het gevoel hebben nuttig bezig te zijn en iets te kunnen, stijgt hun zelfvertrouwen. > Onrust doen afnemen: activiteiten kunnen afleiding bieden voor de bewoner, waardoor mogelijke onrust afneemt. Bovendien zorgt het stereotiepe karakter van een aantal activiteiten (zoals de was plooien) ervoor dat de bewoner opnieuw rust vindt. 3.1.3 Tips bij de begeleiding © > Spreek traag en duidelijk. > Doe de oefening voor. > Stimuleer de zorgvragers positief (zie wat je zorgvrager kan en zeg het hem ook). > Wees creatief met je materiaal. Wat kun je allemaal gebruiken? > Plaats de zorgvragers in kringvorm op een stoel. 174 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 174 03/08/12 8:09 AM 3.1.4 Enkele suggesties A Beweging > bewegingsoefeningen met de bal: gooien, voetballen, doorgeven … > (ochtend)gymnastiek: oefeningen uitvoeren die de begeleider toont > wandelen > stoelgymnastiek: dit is een vorm van turnen op en rond een stoel. De stoel maakt de oefeningen minder belastend. De mobielere zorgvrager kan op de stoel leunen en hem gebruiken voor rustpauzes. De immobiele zorgvrager kan de oefeningen al zittend doen. > bewegen op muziek – dansen in de rolstoel, de rolstoelgebruiker kan zelf nog actief of gedeeltelijk de rolstoel gebruiken – dansen in een rolstoel met codanser (staande partner) – dansen met een rollator – dansen zittend op een stoel, of stilstaand in een rolstoel > relaxatieoefeningen Volksspelen en gezelschapsspelen > > > > > > > > D tyn Huishoudelijke activiteiten afwassen en afdrogen groenten snijden fruitsla maken koper poetsen koffie malen/maken bakken/koken couverts maken bloemen planten Pl C sjoelbakken eggeschieten kegelspel prentenlotto lotto-abc kaartspelen vijfantwoordenspel vier op een rij an > > > > > > > > Zingeving © B Eucharistievieringen op maat van de bewoners. De misvieringen worden georganiseerd ter gelegenheid van feestdagen (zoals Kerstmis, Allerzielen en Pasen), maar kunnen ook tijdens het jaar plaatsvinden. 175 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 175 03/08/12 8:09 AM E Reminiscentie Aan de hand van foto’s, voorwerpen, verhalen of films worden er samen met de bewoners herinneringen opgehaald aan de ‘goeie ouwe tijd’. Meestal wordt reminiscentie aan een klein groepje bewoners gegeven. Dit geeft de bewoners een geborgen, veilig gevoel, zodat ze niet bang zijn om te vertellen. De reminiscentieactiviteiten worden in een apart deeltje van de leefruimte gehouden, waar er geen stoorzenders zijn zoals radio of televisie. Crea-activiteiten > > > > > > Andere activiteiten > > > > > > > > > > verjaardagsviering optredens verwennamiddag filmnamiddag voorlezen uit boek/krant samen fotoalbums bekijken modeshow seniorenweek dag van de rusthuisbewoner bezoek van de sint 3.1.5 Stappenplan Wat? Pl A tyn G schilderen tekenen bloemschikken werken met papier-maché werken met papier (knippen, kleven) seizoensdecoratie maken an F > Welke mogelijkheden wil je oefenen? > Welke mogelijkheden heeft de zorgvrager? > Welke voorkeur heeft de zorgvrager? Wanneer? © B Welk tijdstip is het meest geschikt? C Waar? Welke eisen stel je aan het lokaal? D Wie? Welke doelgroep? 176 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 176 03/08/12 8:09 AM 4 Omgaan met chronisch zieken A Neem niet alles uit handen Iemand met een chronische ziekte* is in veel gevallen aangewezen op anderen, maar therapieën en trainingen kunnen de zelfredzaamheid van de patiënt verhogen. Daarom is hulp, hoe goedbedoeld ook, niet altijd welkom bij een chronisch zieke zorgvrager. Zolang mensen zichzelf kunnen behelpen, grijp je als verzorgende beter niet in. Bespreek met de zorgvrager waar je het best wel en niet bij helpt. B Houd rekening met het verwerkingsproces van de zorgvrager Als iemand verneemt dat hij een chronische ziekte heeft, zal dit aankomen als een zware klap. Het betekent immers een streep door de toekomst, het afzien van gemaakte plannen, het einde van een carrière, de overgang van een actief naar een receptief* leven. De persoon gaat door een soort rouwproces. Als verzorgende is het belangrijk om begrip te tonen. Enkele chronische ziekten zijn MS (multiple sclerose), aids, dementie, COPD (chronische obstructieve longziekte), CVA (cerebrovasculair accident). 4.1 Dementie tyn 4.1.1 Wat is dementie? Dementie is een syndroom* waarbij de verwerking van informatie in de hersenen is verstoord. A Situatie in Vlaanderen B Oorzaken Pl an Op dit moment, in 2012, leven in Vlaanderen naar schatting 100 000 mensen met dementie. De meeste (70 %) verblijven thuis, veelal verzorgd door de partner, soms door de kinderen, bijgestaan door thuishulp. Een minderheid verblijft in een WZC dat al dan niet is aangepast aan de bijzondere noden. Omwille van de vergrijzing zal het aantal dementerende ouderen sterk toenemen: tegen 2020 voorspelt men een toename van 30 % t.o.v. 2012. C © De belangrijkste oorzaak van dementie is de ziekte van Alzheimer (65 %), maar er zijn ook andere oorzaken, zoals aderverkalking van bloedvaten in de hersenen, jarenlang alcoholmisbruik of een aantasting van de voorste hersenkwab. Mensen met alzheimerdementie (de grootste groep) leven gemiddeld nog zeven jaar vanaf het begin van de ziekte. Syndroom Men spreekt van een syndroom. Dit wil zeggen dat er steeds een aantal symptomen tegelijk aanwezig zijn: 177 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 177 03/08/12 8:09 AM > Geheugenstoornissen In het hoofdstuk over psychische veranderingen bij het ouder worden, lees je hoe het geheugen werkt. Bij dementerenden is deze werking verstoord. > Cognitieve stoornissen Een of meer van de volgende cognitieve stoornissen: afasie, apraxie, agnosie, stoornis in het denken. Deze termen worden later in dit hoofdstuk uitgelegd. > Belemmeringen Belemmering in het sociaal en beroepsmatig functioneren: er is een duidelijke beperking ten opzichte van het functioneren vroeger. D Dementie ≠ ouderdomsvergeetachtigheid Ouderdomsvergeetachtigheid Dementie overkomt bijna iedereen gezond, niet abnormaal is lastig, maar maakt niet hulpbehoevend alleen geheugen details van gebeurtenissen kwijt komt achteraf wel terug probleem is het terugzoeken 5-7 % van alle mensen boven 65 jaar ziekte, wel abnormaal maakt hulpbehoevend meer dan alleen geheugen gebeurtenis zelf kwijt echt kwijt in het geheugen probleem is het opslaan Bron: Ponds & Verhey, ‘Zorgwijzer geheugen’ tyn 4.1.2 Fasen in dementie Pl an Het verloop van dementie kunnen we schetsen in drie fasen: Beginnende dementie* of ‘het bedreigde ik’ © A > De persoon beseft zelf dat zijn geheugen hem in de steek laat. Hij weet dat er iets fout is en probeert dit zo goed mogelijk te verbergen voor anderen. > De persoon ervaart inwendige spanningen, wat ervoor kan zorgen dat hij bijvoorbeeld angstig, depressief of agressief wordt. Elke persoon reageert anders. 178 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 178 03/08/12 8:09 AM > Beginnende dementerenden hebben te maken met verlieservaringen: ze verliezen herinneringen en worden geconfronteerd met geheugenstoornissen en mentale achteruitgang. Ze maken dus een rouwproces door. > Ze hebben vooral nood aan troost en steun door familie, vrienden en hulpverleners. B Matige dementie* of ‘het verdwaalde ik’ > De typische kenmerken van dementie zijn steeds duidelijker aanwezig. > Matig dementerende ouderen verliezen de herinnering aan de laatste fasen uit hun leven. > Ze hebben de situaties niet meer door en verliezen dus de controle. Niets is meer voorspelbaar. Dat geeft een groot gevoel van onzekerheid: ‘wat gaat er nu gebeuren?’ Er ontstaat een toenemende angst. > Het is belangrijk om de wereld van de dementerende voorspelbaar te maken. Ze hebben houvast nodig op vlak van personen, situaties, rituelen en voorwerpen. Een vast dagschema kan bijvoorbeeld de nodige structuur geven. C Ernstige dementie* of ‘het verzonken ik’ A an 4.1.3 Symptomen van dementie tyn > De lichamelijke toestand gaat achteruit. Alles draait rond het vervullen van de basisbehoeften: eten, drinken, rusten, geborgenheid, veiligheid en warmte. > Ernstig dementerende ouderen raken het contact met hun omgeving en met zichzelf kwijt. > In deze fase is de taal bijna verdwenen. Er zijn haast uitsluitend repeterende handelingen en woorden. > Vaak zie je in deze fase roepgedrag van de dementerende. Door dit gedrag kan hij zichzelf nog ervaren. > Het is belangrijk om contact te maken op het gebied van het affectief lichamelijke. Werk met zintuiglijke prikkels. Stoornissen die steeds aanwezig zijn bij dementie: Pl > Stoornissen in het kortetermijngeheugen De dementerende persoon kan zich feiten uit het recente verleden niet meer herinneren. Door deze uitval hangt zijn gesprek vaak met horten en stoten aan elkaar. Bv. Louis weet niet meer wat hij deze middag gegeten heeft. © > Stoornissen in het langetermijngeheugen Naarmate het dementieproces vordert, begint de persoon met dementie ook gebeurtenissen uit een verder verleden te vergeten. Bv. Hélène is haar trouwdatum vergeten en kon vorige week niet op de naam van haar jongste kleindochter komen. Ouderen kunnen dit goed verdoezelen. De stoornis lijkt de ene keer ernstiger dan de andere keer. Opvallend is wel dat de zorgvrager steeds meer vergeet. 179 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 179 03/08/12 8:09 AM Voorbeeld: Phil is 78 jaar wanneer er bij hem dementie wordt vastgesteld. Gedurende zijn volledige leven heeft hij herinneringen opgebouwd, jaar na jaar, dag na dag. De lades van de kast zijn als het ware gevuld met herinneringen. Door het dementieproces raken de lades van de kast stilaan allemaal leeg. Eerst wordt de lade met de herinneringen van zijn 77ste levensjaar geledigd. Deze herinneringen is hij kwijt. Daarna worden ook de lades van zijn 76ste, 75ste, 74ste … geledigd. Hierdoor raakt hij stilaan alle herinneringen kwijt. Hij keert als het ware terug in de tijd. Na een bepaalde periode heeft hij enkel nog de herinneringen uit zijn kindertijd. In deze periode zal Phil vaak vragen om zijn vader of moeder. In de laatste fase heeft hij enkel nog zijn vroegkinderlijke ervaringen (kleutertijd, peutertijd). Op dat moment is hij volledig in zichzelf gekeerd. De taal bestaat dan meestal slechts uit het uiten van klanken of brabbelwoorden. > Desoriëntatie in tijd en ruimte De persoon weet niet meer welk moment van de dag het is. Dit hangt sterk samen met het verlies van het kortetermijngeheugen. Bv. Robert weet niet meer dat hij net heeft ontbeten, bijgevolg weet hij niet dat het ochtend is. Voor hem kan het evengoed middag of avond zijn. © Pl an > Desoriëntatie in persoon De persoon met dementie herkent bepaalde personen niet meer. Soms herkent hij de persoon nog wel, maar weet hij niet meer welke rol die persoon in zijn leven speelt. Bv. Caroline, de buurvrouw van Leonard, komt op bezoek. Leonard denkt dat het zijn vrouw is en doet erg familiair. Meestal weet de persoon met dementie wel goed wie voor hem zorgt, zonder dat hij echt weet wie het is. In een later stadium herkent de persoon zichzelf niet meer. Wanneer hij zichzelf in de spiegel ziet, denkt hij dat het iemand anders is. Wanneer de spiegel zich in het toilet bevindt, zal de bewoner bijgevolg niet naar binnen willen aangezien het al ‘bezet’ is. tyn De persoon heeft ook steeds meer moeite om zich te oriënteren en raakt snel de weg kwijt, ook in vertrouwde omgevingen. Wanneer de persoon met dementie wordt opgenomen in het woonzorgcentrum, is het belangrijk om aan de hand van foto’s of pictogrammen duidelijk te maken waar bijvoorbeeld het toilet zich bevindt of waar zijn kamer is. Bv. Lea vindt het toilet niet meer terug in haar eigen woning. 180 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 180 03/08/12 8:09 AM > Afasie* Dit is een stoornis in het taalcentrum in de hersenen, waardoor zorgvragers moeite hebben om voorwerpen te benoemen, terwijl ze wel weten waarvoor die voorwerpen dienen. Bv. Berta ziet een telefoon, weet hoe ze moet bellen, maar zegt i.p.v. telefoon ‘koelkast’. > Apraxie* De zorgvrager kan eenvoudige, dagdagelijkse handelingen niet meer uitvoeren. Bv. Marie weet niet meer hoe ze haar tanden moet poetsen. Ze weet helemaal niet hoe ze hieraan moet beginnen of in welke stappen de activiteit verloopt. > Agnosie* De zorgvrager herkent een bepaald voorwerp, een bepaalde geur … niet meer. Bijgevolg weet men niet wat men ermee kan doen of hoe men moet reageren. Doordat men het niet herkent, kan men het meestal niet benoemen. Bv. Gilbert ziet een afstandsbediening en denkt dat het een telefoon is. Hij probeert met de afstandsbediening te telefoneren. Agnosie kan vooral in thuissituaties gevaarlijk zijn. Zo kan een persoon gas ruiken maar de geur niet herkennen, waardoor hij geen acties onderneemt. B tyn > Stoornissen in de uitvoerende functies De persoon kan geen complexe handelingen meer uitvoeren. Hij kan niet meer plannen of organiseren. Bv. Yvonne kan geen soep meer maken. Deze activiteit is te complex geworden. Secundaire symptomen of symptomen die daarnaast kunnen voorkomen an > Confabulaties* Het verzinnen van verhalen om de gaten in het geheugen op te vullen. Bv. Je vraagt aan Clement: ‘Wat heb je gisteren gedaan?’ Hij antwoordt: ‘Ik ben naar de markt geweest’, terwijl je zeker weet dat hij de volledige dag is thuisgebleven. > Preserveren* Constant hetzelfde vragen, zeggen of doen. Bijvoorbeeld constant hetzelfde woord herhalen of over de tafel wrijven. Pl > Decorumverlies* Het verlies van fatsoen. Bv. Lisette doet haar kledij uit in het openbaar. © > Persoonlijkheidsveranderingen Bepaalde karaktertrekken kunnen worden versterkt of er worden nieuwe karaktertrekken zichtbaar. Zo kan iemand die vroeger heel gesloten was opeens heel open worden. Bv. Simonne was een heel voorname dame. Nu ze dement is, vloekt ze steeds en gebruikt ze scheldwoorden tegen de verzorgenden. 181 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 181 03/08/12 8:09 AM > Stemmingswisselingen Personen met dementie worden vaak overspoeld door emoties, waardoor hun stemming erg kan schommelen. Bv. Marcella is eerst heel blij en begint daarna onophoudelijk te huilen. > Gevoelens De persoon met dementie ervaart heel wat gevoelens, zoals angst, ontreddering, agressie en moedeloosheid. Deze gevoelens zijn het gevolg van het rouwproces waarmee de persoon wordt geconfronteerd na de diagnose van dementie. > Veranderingen in het gedrag Typische uitingen zijn: plotse verzamelwoede, het krijgen van tics, hallucineren, interesseverlies. Voorbeelden: – Jef neemt overal dessertlepels mee. – Roland wrijft steeds over de tafel. – Annette wordt soms overvallen door een hevige schrik, omdat ze denkt dat het oorlog is en er bommen vallen. Het is belangrijk te weten dat elke persoon met dementie anders is. Er zijn ook verschillende soorten dementie, elk met hun typische kenmerken. Dit is slechts een opsomming van mogelijk herkenbare eigenschappen. 4.1.4 Omgaan met dementerenden A Communiceren met dementerende bejaarden © Pl an tyn > Zorg dat het gesprek niet hoeft te concurreren met achtergrondgeluiden, zoals van een radio of tv. Het kost de dementerende oudere extra moeite om zich te concentreren op het gesprek. > Sta zelf niet onder tijdsdruk of spanning. Zorg ervoor dat je de dementerende persoon alle aandacht kunt geven. > Vermijd om te fluisteren tegen de dementerende persoon. > Houd het eenvoudig in de communicatie. Gebruik geen lange of complexe mededelingen en gebruik geen dubbelekeuzemogelijkheden in een vraag. – Vraag iets net voor het tijdstip dat het gedaan moet worden zodat de persoon niet vergeet dat hij het moet doen. – Vraag iets in de omgeving of situatie waarin het gewenste gedrag plaats moet vinden. – Ga na of de dementerende oudere de boodschap, de vraag of het verzoek begrepen heeft. – Toon steeds wat je bedoelt of wat de dementerende persoon dient te doen. – Vermijd ja/neen-discussies zo veel mogelijk en maak je niet druk om zaken die er niet echt toe doen. 182 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 182 03/08/12 8:09 AM – Vermijd testsituaties, bv. ‘Hoe oud ben je?’. De dementerende wordt hier onzeker van. – Corrigeer de dementerende persoon zo onopvallend mogelijk wanneer dit nodig blijkt en doe dit met het nodige respect en tact. – Vermijd vragen over zaken die pas gebeurd zijn. Wil je toch een gesprek hierover beginnen, zeg dan zelf de belangrijkste informatie voor. – Vertel wat je zelf hebt meegemaakt. Ook al zullen ze niet alles begrijpen, dementerende ouderen kunnen genieten van de lichaamstaal en intonatie die gebruikt worden. – Spreek op een rustige en vriendelijke toon. – Houd zo veel mogelijk oogcontact en zit met het lichaam naar de dementerende oudere gericht. – Blijf binnen hun gezichtsveld wanneer je hen toespreekt. – Leg steeds uit wat er gebeurt. – Praat over zaken die de dementerende oudere tegelijkertijd kan horen, ruiken, zien, voelen of smaken. – Sluit gesprekken aan bij vroegere gewoontes, interesses, voorkeuren en ervaringen van de dementerende oudere. – Neem hun gevoelens serieus. Bv. Als een zorgvrager verdrietig is, ga erop in. Probeer hem nadien af te leiden. – De dementerende houdt van vaste structuren. Houd alles op zijn vaste plaats. B Omgaan met emoties © Pl an tyn > In het beginstadium is de dementerende mens soms paniekerig, achterdochtig, beschuldigend en soms zelfs gewelddadig, omdat hij zich realiseert dat er iets mis is met hem. Nachtelijke onrust komt daardoor vaak voor. – Blijf kalm en tracht de precieze oorzaak te achterhalen. Spreek erover met de huisarts. – Probeer de bewoner te bedaren door zachte aanrakingen, een vriendelijke gelaatsuitdrukking en gepaste gebaren. Geef veiligheid als hij angstig is en troost als hij verdrietig is. – Bedenk dat het vaak de mensen zijn die het dichtst bij de bejaarde staan die de volle lading krijgen. – Bv. Wanneer Valerie bij Simon, haar dementerende man, op bezoek komt, roept hij haar verwijten toe: ‘Dief, wat kom je hier doen! Maak dat je weg bent!’ > In gezelschap durft de dementerende soms onfatsoenlijk gedrag te vertonen. Dit komt gewoon doordat hij niet meer weet wat er gepast is en wat niet. Reageer niet te fel en steek onopvallend een handje toe. > In zijn chaotische wereld schuift de dementerende soms de schuld door naar zijn omgeving. Verzorgers en familieleden worden beschuldigd. De dementerende mens probeert gewoon een verklaring te vinden. Probeer het onderliggende gevoel van angst of onrust onder woorden te brengen. Hierdoor voelt de dementerende persoon zich begrepen. 183 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 183 03/08/12 8:09 AM > Uit schroom of praktisch ongemak worden dementerende mensen vaak thuis (in het rusthuis) gelaten. Contact houden met de buitenwereld is belangrijk. Geef de dementerende persoon de kans om herinneringen op te halen en van gezelschap te genieten zonder woorden. > De dementerende mens is heel gevoelig voor lichaamscontact en nabijheid. Durf hem eens vast te nemen en te knuffelen. Houd oogcontact. C Omgaan met de verschillende familieleden > Het dementeringsproces kent een grillig verloop, waardoor de familieleden op verschillende tijdstippen een ander beeld krijgen en hier ook verschillend op reageren. > Elke familie heeft eigen gewoonten. Niet iedereen zal zijn erkenning voor je werk als verzorgende uitspreken, maar dat wil niet zeggen dat die er niet is. Let op de lichaamstaal van de familie, daaruit kun je heel wat afleiden. 4.1.5 Aandachtspunten bij het aanbieden van activiteiten aan dementerende ouderen Verschillende factoren kunnen een belangrijke rol spelen bij het al of niet slagen van een activiteit die gegeven wordt aan een dementerende oudere: © Pl an tyn > Het is belangrijk dat de hulpverlener zelf het initiatief neemt om een activiteit te organiseren. Vaak kan de dementerende oudere dit zelf niet meer. > Activiteiten worden het best gepland op dat moment van de dag waarop de dementerende oudere de meeste energie heeft en er zelf ook voor openstaat. > Concentreer je enkel op datgene wat de dementerende oudere ook nog zelf kan. Anders bestaat het risico dat hij te veel geconfronteerd wordt met zijn beperkingen. > Verminder het aantal geluiden rondom de dementerende oudere of zorg ervoor dat er zich geen andere afleidende factoren bevinden in de leefruimte. De dementerende heeft vaak aandachts- en concentratiestoornissen. Die kunnen op deze manier verminderd worden. > Kies activiteiten die geschikt zijn voor volwassenen, omdat de dementerende oudere zich anders beledigd of beschaamd kan voelen. > Wanneer een activiteit onrust veroorzaakt bij de dementerende oudere, is het belangrijk om de activiteit direct te staken. > Werk voornamelijk activiteiten uit die de dementerende oudere vroeger al graag deed. > Bied hulp aan bij een activiteit, maar neem deze niet over. Anders krijgt de dementerende oudere het gevoel dat hij het zelf niet meer kan en wordt hij opnieuw met zijn verminderde cognitieve vermogens geconfronteerd. > Deel activiteiten op in kleinere deelstappen. De dementerende oudere heeft namelijk moeite met complexe handelingen, maar kan wel vaak nog één bepaalde deelstap uit de gehele handeling op zich uitvoeren. > Houd altijd toezicht wanneer de dementerende oudere werkt met scharen, naalden, verf … Sommige herkennen deze voorwerpen niet en kunnen ze bijvoorbeeld in hun mond steken. 184 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 184 03/08/12 8:09 AM > Onderneem verschillende korte activiteiten. De dementerende oudere kan zijn aandacht vaak niet lang vasthouden. > Vermijd activiteiten waarbij beslissingen genomen moeten worden. Deze veroorzaken vaak stress bij de dementerende oudere. Reminiscentie bij dementerenden Wat is reminiscentie? Reminiscentie* is een manier om bewust en gestructureerd herinneringen van vroeger op te halen. Dat gebeurt aan de hand van oude muziek, foto’s, voorwerpen of gerichte vragen die verband houden met het leven van vroeger. De dementerende oudere kan opnieuw aangenaam in het verleden vertoeven door op een gevoelsmatige wijze stil te staan bij zijn verleden.. an tyn Doel van reminiscentie Reminisceren is een methode om (on)verwerkte herinneringen op te halen, met als belangrijkste doelstellingen: > Het langetermijngeheugen stimuleren. > Opnieuw communiceren en in contact komen met de dementerende oudere. > Aansluiting vinden op en op de hoogte blijven van de belevingswereld van de dementerende oudere. > Het gevoel van eigenwaarde bij de dementerende oudere vergroten. > De kans geven om mogelijk onopgeloste problemen en/of conflicten uit het verleden te verwerken. > Een gevoel van welzijn creëren bij de dementerende persoon. > Een zinvolle, ontspannende activiteit aanbieden. > De oudere stimuleren tot het leggen van sociaal contact. > Een beeld krijgen over hoe de oudere vroeger was. Personen met dementie kunnen geen nieuwe informatie meer opslaan, maar ze hebben wel nog hun herinneringen van vroeger. Ze vinden het dan ook fijn om hierover te kunnen vertellen. © Pl Welke activiteiten zijn mogelijk? > Fotoalbum doorbladeren. > Praten rond een specifiek onderwerp van vroeger, door hier gerichte vragen over te stellen: doop, plechtige communie, huwelijk, oorlog … > Liedjes of liedjesteksten van vroeger laten beluisteren en deze laten meezingen. > Foto’s of voorwerpen tonen die herinneringen aan vroeger kunnen oproepen en van daaruit een groepsgesprek starten. 185 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 185 03/08/12 8:09 AM Snoezelen of zintuigactivering Wat is snoezelen of zintuigactivering? Snoezelen* is een samentrekking van de woorden snuffelen, snoezen en doezen. Het is een methode waarbij de zintuigen geprikkeld worden door gebruik te maken van verschillende materialen, in een rustige en geluidsarme omgeving. Door de zintuigen te prikkelen wordt het mogelijk om in contact te komen met dementerende ouderen die zich in het laatste stadium van dementie bevinden. Hun verbaal en cognitief functioneren is vaak zodanig sterk verminderd dat het onmogelijk is geworden om nog andere activiteiten aan te bieden. Vaak hebben ze enkel nog baat bij lichamelijk contact. an Voor wie is snoezelen bedoeld? Snoezelen is voornamelijk bedoeld voor personen met een ernstige tot diepe dementie. Bij beginnend of matig dementerende ouderen kan het negatieve reacties uitlokken, omdat ze dit als kinderachtig of bedreigend kunnen ervaren. tyn Wat is het doel van snoezelen? Snoezelen zorgt ervoor dat er een band kan ontstaan tussen de hulpverlener/omgeving en de dementerende oudere. Door deze benaderingsvorm kan de sfeer van veiligheid en geborgenheid gecreëerd worden waar dementerende ouderen zo veel nood aan hebben. Andere belangrijke doelstellingen zijn: > Gevoel van geborgenheid en veiligheid creëren bij diep dementerende ouderen. > Gevoel van eigenwaarde verhogen. > Onrust en probleemgedrag bij de dementerende oudere voorkomen, door hen te laten ontspannen en tot rust te laten komen. > Wisselwerking tussen de dementerende oudere en de omgeving herstellen. > Prettig moment aanbieden en de leefwereld waarin de dementerende oudere zich prettig kan voelen verruimen. > Prikkels die aangeboden worden beter leren plaatsen en verwerken. © Pl Hoe kan snoezelen toegepast worden? Snoezelen kan zowel individueel als groepsgewijs aangeboden worden. Door mee te gaan in de beleving van de dementerende oudere kan er een band ontstaan met de hulpverlener/omgeving, waarin wederzijds vertrouwen aanwezig is. Op deze manier kan een gevoel van geborgenheid en veiligheid gecreëerd worden bij de diep dementerende oudere. 186 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 186 03/08/12 8:09 AM Daarnaast kan een snoezelruimte ingericht worden, met een rustige en gedempte atmosfeer. Deze wordt bereikt met lichteffecten, kleuren en rustgevende muziek. Verder zijn er ook materialen aanwezig die het prikkelen van de zintuigen kunnen stimuleren: > Reuk: parfums, bloemen, wierook, fruit … > Smaak: koekjes, verschillende soorten drankjes, snoepgoed … > Zicht: lampen met verschillende lichteffecten, spiegels, glinsterende of gekleurde voorwerpen … > Tast: voelkussens, knuffels, poppen, zand … > Gehoor: rustgevende of natuurmuziek, de stem van een vertrouwd iemand … Realiteitsoriëntatietraining (ROT-training) an tyn Wat is realiteitsoriëntatietraining? Realiteitsoriëntatietraining (ROT)* richt zich op het verminderen en vertragen van de desoriëntatie in tijd, plaats of persoon die vaak bij dementerende ouderen voorkomt. Dit wordt gedaan door voortdurend en herhaaldelijk juiste informatie aan te bieden, verkeerde uitspraken en/of handelingen systematisch te verbeteren en de dementerende oudere te stimuleren tot zelfstandig gedrag en zelforiëntatie. Dezelfde basisinformatie wordt regelmatig aangeboden, waarna er herhaaldelijk beroep op gedaan wordt. De dementerende oudere wordt dus zo veel mogelijk met de realiteit geconfronteerd. Realiteitsoriëntatietraining kan worden toegepast in groepsverband en individueel (= 24-uurs-ROT). Bij groeps-ROT worden de deelnemers in kleine, vaste groepen getraind in het verbeteren van hun oriëntatie en het heraanleren van vaardigheden. Bij 24-uurs-ROT wordt de training uitgebreid tot volledige dagen. De dementerende krijgt daarbij gedurende de hele dag informatie in verband met tijd, persoon en plaats. © Pl Doelstellingen > De dementerende oudere helpen met reïntegratie in de dagelijkse realiteit. > Zelfredzaamheid van de dementerende oudere stimuleren. > Angst verminderen. > Het zelfvertrouwen vergroten. > De dementerende persoon stimuleren en activeren om zijn verloren contact met de werkelijkheid terug te vinden. > De dementerende oudere stimuleren om de mogelijkheden die hij nog heeft zo veel mogelijk te blijven gebruiken. > Verdere sociale achteruitgang beperken door groepsgericht te werken. Voor wie is realiteitsoriëntatietraining bedoeld? Realiteitsoriëntatietraining kan nuttig zijn bij personen die zich nog in het beginstadium van hun dementie bevinden. 187 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 187 03/08/12 8:09 AM Voorwaarden > Het kan enkel toegepast worden bij dementerende ouderen die niet in paniek raken wanneer er een beroep gedaan wordt op hun vermogen om zich bepaalde informatie te herinneren. > Iedereen dient het consequent toe te passen op elk moment van de dag, omdat het anders geen nut heeft. > Men moet werken met wat de dementerende oudere nog kan, en niet méér van hem verwachten. > Anders kan hij minder zelfvertrouwen krijgen of zelfs depressief worden. > De beleving van de dementerende persoon dient continu in het oog te worden gehouden: > Is de beleving positief: ROT verder toepassen. > Is de beleving negatief: stoppen met ROT en een andere benaderingswijze zoeken. Mogelijke werkwijzen in realiteitsoriëntatietraining an tyn > Aanpassingen in de omgeving: – Een grote klok ophangen. – Een duidelijke en zichtbare kalender ophangen. – Etiketten plaatsen op deuren of op kasten waarin bepaalde spullen opgeborgen zijn. – Foto’s neerzetten van bepaalde personen, waaronder hun naam staat – Zorgen voor een herkenbare omgeving waarin zo weinig mogelijk veranderd wordt. – ROT-borden ophangen waarop de dag, de datum, het jaargetijde en/of andere bijzonderheden vermeld staan – Spiegels ophangen. – Zorgen voor een vast dag- en weekprogramma. – De omgeving zodanig organiseren dat de oudere zichzelf kan oriënteren, zoals door het plaatsen van wegwijzers. – De oudere regelmatig wijzen op de wegwijzers, zodat hij ze na verloop van tijd herkent. – Het leven in de instelling zo veel mogelijk laten lijken op het leven buiten de instelling. © Pl > Gerichte activiteiten aanbieden: – Thema’s zoeken in activiteiten rond het seizoen van dat moment of rond bepaalde feestdagen. – Geheugenspelen: memory. – Gesprekken: zorgvrager zo onopvallend mogelijk verbeteren wanneer hij iets fout zegt. – ... 188 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 188 03/08/12 8:09 AM Aromatherapie Wat is aromatherapie*? Dit is een holistische therapievorm waarbij gebruik gemaakt wordt van etherische of essentiële geuroliën. Deze oliën kunnen een versterkend effect hebben op de geest en het lichaam. Hierdoor kan de dementerende persoon zich lichamelijk en geestelijk rustiger voelen. Door het ruiken van bepaalde geuren is het ook mogelijk dat ze associaties leggen met gebeurtenissen of voorwerpen uit hun verleden. Hoe kan aromatherapie toegepast worden? > bij massages > tijdens de lichaamsverzorging > bij het baden > in een geurige snoezelruimte Muziektherapie Pl an tyn Wat is muziektherapie? Muziektherapie is een positieve en prettige manier om aan de hand van muzikale middelen de nog aanwezige vaardigheden van een dementerende oudere in stand te houden. Door het structurerende aspect van muziek, kunnen dementerende ouderen opnieuw hun aandacht leren richten en hun concentratie beter vasthouden. Muziek kan ervoor zorgen dat er herinneringen en emoties van vroeger terugkomen. Zo kan een therapeutische relatie opgebouwd worden tussen de hulpverlener en/ of de omgeving en de dementerende oudere. Muzikale middelen Er kunnen muzikale elementen gebruikt worden, zoals maat, ritme, melodie, harmonie en klank. Verder kunnen muziekinstrumenten en de menselijke stem ook gebruikt worden in muziektherapie. © Welke muziekactiviteiten zijn mogelijk? > Muziek van nu en vroeger beluisteren en/of meezingen. > Percussiesessies. > Dansen op muziek. > Muziekinstrumenten gebruiken en bespelen tijdens het beluisteren van liederen. 189 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 189 03/08/12 8:09 AM Geheugentraining Wat is geheugentraining? Geheugentraining doet beroep op de nog aanwezige geheugen- en inprentingsvaardigheden van de dementerende oudere. Het geheugen van de dementerende oudere kan hiermee niet verbeterd worden en het dementeringsproces kan niet afgeremd worden. Eenvoudige oefeningen kunnen zijn: > de dagen van de week opnoemen > belangrijke feestdagen opnoemen > dieren/planten/steden opnoemen > voorwerpen/gezichten/… herkennen > memory spelen > een aangepaste quiz doen > puzzels maken tyn Geheugentraining verschilt sterk van reminiscentie. Tijdens reminiscentie wordt specifiek gewerkt aan het stimuleren van het langetermijngeheugen, om dit nog zo lang mogelijk in stand te houden. Bij geheugentraining is het echter niet de bedoeling om het kortetermijngeheugen te verbeteren, maar wel om de ouderen om te leren gaan met hun geheugenproblemen en hen aangepaste activiteiten op maat aan te bieden. Op deze manier ervaren ze het gevoel dat ze wel degelijk nog iets kunnen. Pl Validation an Nut van geheugentraining Door middel van een individuele geheugentraining is het mogelijk om het geheugen van de dementerende oudere te blijven stimuleren en gericht te werken aan de problemen die hij zelf ervaart. © Wat betekent validation? Validation* betekent letterlijk bevestiging/waardering. Naomi Feil, grondlegster van Validation, heeft deze term gekozen voor een benadering gericht op de beleving van dementerende ouderen. In plaats van hen te corrigeren en te proberen hen terug te halen in onze werkelijkheid, is validation erop gericht de belevings- en gevoelswereld van de dementerende oudere te bevestigen. Met behulp van validation kun je contact maken met de oudere waar hij zich ook bevindt, in het hier en nu of in zijn eigen innerlijke wereld. In plaats van ruzie over feiten kan een goed gevoelsmatig contact ontstaan. 190 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 190 03/08/12 8:09 AM © Pl an tyn Zelfs voor mensen met wie op het eerste gezicht geen contact meer mogelijk lijkt te zijn, biedt validation een ingang voor mooie momenten van nabijheid. Validation biedt concrete handvatten waarmee verzorgenden in contact kunnen komen met dementerende ouderen. De dementerende voelt zich begrepen en erkend in een wereld van onbegrip en angst. 191 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 191 03/08/12 8:09 AM 5 Omgaan met het levenseinde 5.1 Omgaan met verlies en rouw Als wij in ons taalgebruik het woord ‘rouw’ hanteren, denken wij direct aan het verlies van iemand die ons dierbaar is. Maar rouwen heeft ook te maken met verdriet en afscheid bij handicap, pensioen, werkloosheid, minder goede gezondheid, scheiding ... Al deze situaties hebben hun eigen problematiek. Maar toch zit er ook iets gemeenschappelijks in, namelijk verdriet en verlies van iets dat mensen in hun leven belangrijk vinden. Als verzorgende kom je zeer dikwijls in contact met mensen die op een of andere manier in hun leven al met rouwen en verlies te maken hebben gehad. 5.1.1 Slechtnieuwsgesprek > Structuur van het slechtnieuwsgesprek tyn Het brengen van slecht nieuws is geen prettige bezigheid, ook al is niet alle nieuws even ernstig. Je krijgt te maken met teleurstellingen, verdriet, opstandigheid, boosheid en andere gevoelens. Bv. Je moet Robert ervan op de hoogte brengen dat het onderzoek vandaag niet doorgaat. Bv. Je moet de familie van Virginie ervan op de hoogte brengen dat het slecht gaat met hun moeder. 1. Korte introductie – Aanspreking, vragen hoe het gaat. an 2. Klap uitdelen – Je brengt het slechte nieuws. – Het slechte nieuws wordt gevolgd door een korte motivering. Doe dit in expliciete, concrete bewoordingen. Pl 3. Opvangen van emoties – Help de ontvanger om stoom af te blazen. – Maak nu en dan een samenvatting van hoe je denkt (ziet) dat de ontvanger zich voelt. 4. Eventuele argumenten toelichten – Wees niet te lang aan het woord. – Kijk en luister goed hoe de ontvanger reageert. – Ga niet in discussie. © 5. Hoe verder? – Je kunt meedenken over mogelijke oplossingen (als die er zijn). – Ga zelf niet snel en ijverig oplossingen bedenken en aandragen. Zorg dat de ontvanger zelf gaat zoeken naar verdere mogelijkheden. – Stel vooral open vragen. 192 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 192 03/08/12 8:09 AM > Omgaan met agressieve reacties tijdens het slechtnieuwsgesprek Dit doe je beter niet: – Argumenteren: argumenteren met iemand die boos is, is olie op het vuur gooien. Er wordt niets opgelost en vaak neemt de boosheid toe. – De ander vertellen hoe hij moet denken, voelen of zijn. Niemand vindt het leuk om ‘doe eens rustig’ te horen, vooral als men boos is. Vermijd uitspraken zoals ‘je moet dat zo niet zien’ of ‘doe niet zo onredelijk’. Door zulke opmerkingen hoort iemand je zeggen dat wat hij is en denkt en voelt, fout is. – Ongevraagd advies geven of een oplossing voorstellen. – Neigen naar een veroordeling. ‘Je had het toch wel kunnen weten?’ kan je een onschuldige opmerking lijken, maar het kan nog meer kwaadheid oproepen. – Reageren op dezelfde manier. Als je zelf kwaad reageert, zal de situatie escaleren. Pl an tyn Dit kun je wel doen: – Blijf kalm. – Neem emotioneel afstand van de spanning van de agressie. Besef dat dit niet voor jou persoonlijk bedoeld is. – Laat de ander stoom afblazen. – Onderbreek hem niet om commentaar te geven op wat hij zegt. – Laat de ander aan het woord om uit te leggen hoe hij zich voelt. Hoe meer je zelf praat, hoe minder de ander de kans krijgt om zijn hart te luchten. – Erken de situatie. Gebruik opmerkingen als: ‘Ik kan zien hoe frustrerend dat is’. – Toon medeleven en begrip voor de emotie, maar toon geen instemming met agressief gedrag. – Toon luisterbereidheid door vragen te stellen bij wat de ander zegt. – Stel vragen over hoe en wat en wacht op het antwoord. De stilte van het wachten werkt kalmerend. – Stel grenzen vast. Soms zal de persoon kalmeren als hij ziet dat je luistert en hem begrijpt. Maar soms ook niet. Soms worden er echt grenzen overschreden en dan is het nodig dat je duidelijk stelt wat wel en niet kan. Benoem in dat geval het onaanvaardbare gedrag. Bv. Armand begint na het horen van het slechte nieuws hard op tafel te slaan en luid te roepen. Je zegt: ‘Stop daarmee, Armand. Ik wil wel luisteren naar wat je te zeggen hebt, maar probeer rustig te blijven en ik wil niet dat je zo hard op tafel slaat.’ © 5.1.2 Rouwtaken Rouwen is een proces, maar het is geen passief proces. Het is niet iets wat men ondergaat en wat vanzelf overgaat. Rouwen vergt inspanningen en dit valt niet te onderschatten. Men spreekt over rouwtaken*: taken die 193 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 193 03/08/12 8:09 AM de rouwende moet volbrengen. Alhoewel de taken elkaar niet noodzakelijk opvolgen in tijd, maar door elkaar lopen, is er toch een zekere logische volgorde in aan te brengen. Deze rouwtaken herken je in elke vorm van verlies: > Eerste taak: de realiteit van het verlies ervaren Na de eerste schok leeft men vaak in een toestand van onwerkelijkheid. Men heeft de neiging om de feiten te ontkennen. Men houdt vast aan vroegere gewoonten, ook al hebben die geen zin meer. Bv. De vrouw van Julien is vorige maand overleden aan kanker, na een langdurig verblijf in het ziekenhuis. Julien gaat nu nog elke dag naar het ziekenhuis om er iets te drinken in de cafetaria of een praatje te maken met de verpleegsters. Het lijkt alsof hij hoopt dat zijn vrouw er op een dag weer zal zijn. > Tweede taak: de pijn van het verdriet ervaren De meeste mensen willen de pijn en het verdriet dat het verlies veroorzaakt heeft zo veel mogelijk vermijden. Toch moet men er doorheen: men kan niet rouwen zonder pijn en verdriet. Als de rouwende de pijn en het verdriet begint toe te laten, heeft hij een grote stap gezet in het verwerkingsproces. tyn Bv. Amandine heeft de harde diagnose gekregen dat ze terminaal ziek is. In het begin laat ze deze gedachte niet toe: ze maakt nog volop plannen om uitstapjes en reisjes te maken met haar man. Op een ochtend zit ze echter met rode ogen door het raam naar buiten te staren. Voor het eerst sinds ze het slechte nieuws gekregen heeft, laat ze toe dat haar man haar troost. an > Derde taak: zich aanpassen aan de nieuwe situatie Deze taak staat vooral na enkele weken tot maanden centraal. De rouwende moet de draad weer oppikken en leren functioneren in de nieuwe situatie. Dit is vaak een heel zware opdracht. Er moeten nieuwe vaardigheden aangeleerd worden en de rouwende moet soms een nieuwe rol opnemen. Dit is vaak een moeizaam en langdurig proces. Met vallen en opstaan, slaagt de rouwende erin zich te schikken naar de nieuwe situatie. © Pl Bv. Paula heeft jarenlang thuis voor haar dementerende man gezorgd. Ze deed dit met veel liefde en overgave en haalde veel voldoening uit de hulp die ze bood. Enkele maanden geleden is ze gevallen in de douche, met een heupfractuur tot gevolg. Sindsdien volgt ze een moeizame revalidatie in een revalidatiecentrum. Haar dochter heeft de zorgen voor haar man overgenomen. Paula moet aanvaarden dat ze de zorgende rol voor haar man niet langer kan uitoefenen en moet zich concentreren op haar eigen herstel. Dit is heel zwaar voor haar: ze is de voldoening die ze uit haar zorgende rol haalde kwijt en kampt daardoor met depressiegevoelens. > Vierde taak: opnieuw investeren in andere relaties Eens men het verlies en de nieuwe situatie aanvaard heeft, kan men beginnen te investeren in nieuwe relaties. Voor iemand die een partner heeft verloren, is dit vaak een heel moeilijke taak, omdat de persoon zich 194 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 194 03/08/12 8:09 AM schuldig voelt ten opzichte van de overledene. Vaak is er veel tijd nodig vooraleer de rouwende deze vierde taak kan aangaan. Bv. De vrouw van Michel is twee jaar geleden gestorven. Michel kwam sinds die dag nauwelijks nog buiten. Hij haalde geen of weinig plezier uit de uitstapjes die hij maakte na lang aandringen van zijn familie en vrienden. De laatste maanden begint het stilaan beter te gaan en keert zijn levensvreugde beetje bij beetje terug. Hij heeft zich aangesloten bij een seniorenclub en komt weer wat vaker buiten. Stilaan beginnen de nieuwe contacten hem weer te interesseren. Als deze taken vervuld zijn, is het rouwproces voltooid. Nu kan de persoon weer nadenken over zijn verlies zonder (hevige) pijn. Op bepaalde momenten (bv. de verjaardag van een overleden persoon) kan het verdriet opnieuw hevig opflakkeren. Het verdriet zal altijd sluimerend aanwezig blijven. 5.1.3 Emotionele en mentale reacties bij rouw Het rouwproces gaat gepaard met gevoelens van verdriet. De gevoelens en reacties gaan echter verder dan dat: we merken een hele waaier aan gevoelens op bij een rouwende. Hieronder worden de meest voorkomende opgesomd. tyn > Schuldgevoelens Schuld omdat men niet meer heeft kunnen doen, maar soms ook schuld omdat men opluchting of andere positieve gevoelens gewaarwordt na het verlies. > Verdriet Er zijn verschillende soorten verdriet. Het verdriet waarbij de hele dag tranen vloeien, het vastgesnoerde verdriet dat de keel dichtknijpt, het opgekropte verdriet dat niet geuit wordt maar wel aanwezig is. an > Angst, paniek Angst voor de nieuwe situatie waarin men terechtkomt, voor de taken die de overledene vroeger deed en nu door de rouwende zelf moet gedaan worden. Pl > Woede, kwaadheid Dit is een gevoel dat vaak bij rouwenden voorkomt en waar rouwenden en hun omgeving het vaak moeilijk mee hebben. Men kan boos zijn op de omgeving, omdat iedereen gewoon verder leeft. De rouwende kan boos zijn op artsen, op het gerecht, op de maatschappij ... © > Eenzaamheid Een rouwende voelt zich vaak alleen op de wereld. Het gemis van de overledene krijgt veel meer aandacht dan de mensen die rond de rouwende staan. 195 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 195 03/08/12 8:09 AM > Verlangen Verlangen naar een persoon die er niet meer is of naar de situatie van vroeger. > Schaamte Wanneer een rouwende schaamte voelt, dan gebeurt dit meestal op momenten dat de rouwende aan het genieten is, bv. van een wandeling. De rouwende vraagt zich dan af hoe de anderen zouden reageren op het feit dat hij eventjes aan genieten is. > Seksuele gevoelens Een rouwende kan sterke seksuele gevoelens ervaren voor de overleden partner. > Opluchting Dit wordt vaak gevoeld bij nabestaanden van een palliatieve patiënt. Ze voelen zich opgelucht omdat deze moeilijke situatie eindelijk voorbij is. Dit gevoel gaat meestal gepaard met schuld en schaamte. > Zorg dat je er bent voor de rouwende Dit betekent dat de rouwende op je steun en hulp kan rekenen, dat je bereid bent om naar hem te luisteren en om problemen waarmee hij geconfronteerd wordt te accepteren. tyn 5.1.4 Taken van de verzorgende an > Luister op een accepterende manier Probeer om de rouwende niet te veroordelen voor de emoties die hij voelt. Verder is het ook belangrijk om te blijven luisteren, ook al vertelt men je voor de zoveelste keer hetzelfde verhaal. Dit is de manier om hetgeen gebeurd is te kunnen vatten. Pl > Ga het praten over de overledene niet uit de weg Vaak is het zo dat je als hulpverlener niet goed weet of de rouwende wel over de overledene wil praten. Maar doe het toch, noem de overledene bij zijn naam en vraag iets over hem. Het is juist het stilzwijgen van anderen dat de rouwverwerking moeilijk kan maken. © > Laat de nabestaande herinneringen delen Het is niet zo dat de herinneringen vergeten moeten worden opdat het rouwproces beter zou verlopen. Integendeel, de herinneringen ophalen en erover praten, kan het proces juist stimuleren. Let wel dat er niet enkel over goede momenten hoeft gepraat te worden. > Accepteer momenten van stilte Als een rouwende enkele momenten zwijgzaam blijft, laat die stilte dan even hangen. Dit zijn momenten waarop de rouwende nadenkt en zijn emoties kan voelen. Dit is belangrijk voor verwerking van het verdriet. 196 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 196 03/08/12 8:09 AM > Betrek de boosheid van de rouwende niet op jezelf Vaak ben je als verzorgende de persoon die het vaakst met de zorgvrager spreekt. Het is dan ook erg logisch dat diepe emoties zoals boosheid naar jou geuit zullen worden. Neem dit niet persoonlijk en ga een gesprek aan met de zorgvrager. > Besef dat iedereen op zijn eigen manier rouwt De manier waarop iemand rouwt, kan sterk verschillen van wat jij onder rouwen verstaat. Dit betekent niet dat de persoon op een ‘slechte’ manier rouwt. Wees ook niet ongerust over zeer sterke reacties kort na het overlijden: meestal moet er een tijd overgaan vooraleer een rouwende weer een beetje op zijn plooi komt. Pas na enkele maanden of zelfs jaren kan men uitspraak doen over het afwijken van een normaal rouwproces. Even belangrijk zijn de dingen die je juist NIET moet doen bij rouwenden, hoewel ze goedbedoeld zijn: > Advies geven De goedbedoelde raad die je soms wilt geven, kan een heel verkeerd effect hebben. De rouwende heeft er geen nood aan en krijgt het gevoel dat je niet bereid bent te luisteren. tyn > Aanmoedigen tot herstel Dit laat vaak een gevoel van onbegrip na bij de rouwende. Het lijkt dan alsof hij niet mag rouwen. Soms gaat de rouwende op deze aanmoedigingen in en probeert zijn gevoelens en verdriet te onderdrukken. Dit is echter niet bevorderlijk voor het rouwproces. > Verwachtingen scheppen die niet inlosbaar zijn Dit omvat de raadgevingen in de zin van ‘Als je dit doet, dan zal het allemaal wel beter gaan’. Dit zijn verwachtingen die soms niet ingelost worden. Hierdoor ervaart de rouwende extra verdriet, eenzaamheid en gevoelens van teleurstelling. an > De gevoelens minimaliseren Het risico bestaat dat de rouwende zijn eigen gevoelens probeert weg te cijferen in plaats van ze een plaatsje te geven. Pl > Vergelijken Ergere of veel minder erge verhalen gaan opdissen, geeft de indruk dat het ene verlies veel pijnlijker is dan het andere en dit kan heel kwetsend zijn. Voor verdriet bestaat er immers geen weegschaal of meetlat. © > Denken en voelen in plaats van de rouwende Hier heeft de rouwende echt geen boodschap aan. Hij kan agressief reageren in de zin van ‘Wat weet jij er nou van hoe ik mij voel?’ 197 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 197 03/08/12 8:09 AM 5.2 Omgaan met de terminaal zieken Wanneer de curatieve (genezende) behandeling niet meer helpt, gaat men over naar de ‘palliatieve zorg’. 5.2.1 Wat is palliatieve zorg? Palliatieve zorg* is gespecialiseerde zorg voor mensen die terminaal* ziek zijn. In de fase waarin palliatieve zorg wordt verleend, is het bekend dat er geen kans op genezing meer is. Die fase kan nog weken, maanden, misschien zelfs jaren duren, maar het heeft geen zin meer om nieuwe therapieën te starten, onderzoeken te doen of operaties te ondergaan, in de hoop dat de zorgvrager daardoor zal genezen. Er worden wel onderzoeken gedaan en eventuele palliatieve chirurgische ingrepen om pijn te bestrijden. 5.2.2 Houding van de verzorgende Als hulpverlener zijn er drie basishoudingen die naar de zorgvrager toe erg belangrijk zijn. Dit zijn: empathie, echtheid en onvoorwaardelijk respect. tyn > Empathie Het is belangrijk dat je je als verzorgende kunt inleven in de situatie van de zorgvrager. Zo kun je zijn gedrag en uitspraken beter begrijpen. Als je de zorgvrager begrijpt, kun je de gevoelens ook benoemen. Daardoor zal de zorgvrager zich beter begrepen voelen. an > Echtheid Dit wil zeggen dat je jezelf bent en dat je openstaat voor je eigen gevoelens en houdingen. Door jezelf te zijn, wordt de afstand tussen jou en de zorgvrager kleiner. Pl > Onvoorwaardelijk respect Als verzorgende respecteer je elke beleving van de zorgvrager. Dit betekent absoluut niet dat je ook elk gedrag moet accepteren. Een patiënt kan bijvoorbeeld agressief reageren, dit gedrag mag je niet accepteren. Het is beter dat je nadenkt over waarom hij zich zo gedraagt. Die reden kun je meestal wel respecteren. © Daarnaast houd je als verzorgende het best ook rekening met volgende zaken: > Begrijp de nood aan extra aandacht In de palliatieve zorg is herstel uitgesloten en dit is voor de zorgvrager een pijnlijk gegeven. De verzorgende moet nu nog aandachtiger luisteren naar de zorgvrager en zijn omgeving. Stel je open en probeer je in te beelden wat de situatie betekent voor de zorgvrager en zijn omgeving. 198 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 198 03/08/12 8:09 AM > Maak tijd om te praten Iemand die stervende is, heeft er nood aan om te praten over zijn situatie. Zorgdragers mogen deze signalen niet negeren. Praten maakt rustig. Luister zo veel mogelijk naar de wensen, verwachtingen en angsten die de zorgbehoevende persoon omtrent zijn overlijden uit. Vind je het zelf te pijnlijk om over het naderend overlijden te praten, geef de stervende dan de kans om het aan anderen te vertellen. Als de zorgbehoevende persoon zelf niet wil praten over zijn situatie, respecteer dit dan en forceer hem niet. > Neem klachten serieus De waardigheid van de zorgvragers is belangrijk, ook op het einde van het leven. Signaleer en rapporteer dus alle klachten. > Betrek familie of vrienden Het verdriet van familie of vrienden van de zorgvrager kan zo groot zijn, dat ze niet in staat zijn om de zorgvrager te helpen in de palliatieve fase. Als verzorgende kun je een bijdrage leveren door deze mensen een gelegenheid te geven om hun verdriet te uiten. Ook kun je de belangrijkste betrokkenen regelmatig uitnodigen voor een gesprek. Op deze manier betrek je de naasten van de patiënt bij de zorg en ontstaat er duidelijkheid over het verloop van de ziekte en de mogelijke verwachtingen. De familie wil vaak graag iets actiefs doen voor de zorgvrager. Betrek hen zo veel mogelijk bij de zorgen. De mond of het gezicht verfrissen, zijn handelingen die de familie het gevoel geven iets te betekenen voor hun familielid. tyn > Laat de zorgvrager beslissen Als hulpverlener neem jij de beslissingen niet in de plaats van de palliatieve persoon. Voor zover een palliatieve persoon hiertoe nog in staat is, neemt hij zelf beslissingen op basis van de informatie die hij kreeg van de arts, verpleegkundigen of andere begeleiders. an > Durf moeilijke gesprekken aan te gaan Stel moeilijke gesprekken niet uit. Soms leidt uitstel tot afstel. Wanneer de zorgbehoevende persoon overleden is, blijven de familieleden te vaak met een schuldgevoel achter: ‘Had ik maar ...’ of ‘Ik had nog willen zeggen dat ...’. Maak tijd voor elkaar en besteed de weinige tijd die jou en de zorgvrager nog rest op een zinvolle manier. Pl > Durf het afscheid te beleven Afscheid nemen gebeurt bij velen geleidelijk, stap voor stap. Bij elke stap achteruit neemt de zorgbehoevende persoon wat afscheid van zijn bekwaamheid tot zelfzorg en van het leven. Wees je daarvan bewust. Durf dit afscheid stap voor stap mee te beleven. © > Denk aan praktische zaken Ten slotte moeten er een aantal praktische zaken geregeld worden. Geef de zorgbehoevende persoon de kans om financiële regelingen te treffen. Misschien wenst hij ook een aantal praktische zaken, zoals zijn begrafenis, te regelen. Wuif dit niet weg: het zou een gemiste kans zijn om aan de laatste wens van de zorgvrager tegemoet te komen. 199 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 199 03/08/12 8:09 AM 6 Omgaan met afwijkend gedrag 6.1 Agressie We spreken van agressie* wanneer iemand de grenzen van een ander overschrijdt, bewust schade berokkent of met woede probeert iets te bereiken. tyn Bij het omgaan met agressieve mensen is de manier van communiceren van belang, omdat jouw gedrag een reactie uitlokt bij de ander. Door je eigen manier van communiceren goed te kennen (en te kiezen), kun je beter omgaan met agressieve mensen. Het is belangrijk dat je duidelijk communiceert, zodat je boodschap correct begrepen wordt. Let op de volgende dingen: > Sta rechtop en stevig op twee voeten. Vermijd te veel beweging. > Houd oogcontact. > Praat duidelijk, maar zonder stemverheffing. > Zend geen dubbele boodschap uit: liever niet glimlachen dan ‘gemaakt’ glimlachen. Pl an Interesse tonen zorgt ervoor dat de ander zich gehoord voelt. Interesse tonen doe je verbaal, maar ook non-verbaal: > Neem een actieve houding aan, zit niet onderuitgezakt of achterovergeleund. > Luister goed en knik af en toe bevestigend. > Wees geduldig en niet kortaf. > Doe geen andere dingen (op een computerscherm kijken, opstaan om koffie te pakken). > Blijf rustig. > Blijf beleefd. > Behandel de ander met respect. > Ga niet in discussie, maar zeg dat je ziet dat de ander boos is. > Stel een grens aan het gedrag, zonder de persoon aan te vallen. > Roep indien nodig hulp in van de verantwoordelijke. © 6.2 Angst en vrees > Angst Angst* is een onaangenaam gevoel, een gevoel van dreiging bij een bepaalde situatie. Het is niet duidelijk waar de dreiging vandaan komt. Angst neemt vaak toe in voor de persoon spannende situaties. 200 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 200 03/08/12 8:09 AM > Vrees Vrees* is een gevoel van angst met een duidelijk aanwijsbare oorsprong. Zoek met de zorgvrager welke prikkel hem angstig maakt en probeer er iets aan te doen, zoals: – Bied iets te drinken aan. – Bied een stoel aan. – Verwijder personen die met angst geassocieerd worden. – Blijf zelf rustig, kalm en vriendelijk. – Leid de aandacht af. – Controleer de ademhaling (laat de zorgvrager langzaam in- en uitademen met de hand op de buik, dit voorkomt hyperventilatie). – Probeer een veilige en vertrouwde omgeving te creëren. Op het moment dat je merkt dat de zorgvrager angstig is, kun je proberen hem gerust te stellen. 6.3 Depressie tyn > Symptomen – Aanhoudende somberheid. – Interesseverlies. – Slechte eetlust en gewichtsverlies. – Slapeloosheid, overmatig slapen en moeheid. – Gering gevoel van eigenwaarde. – Aandachts- en concentratiestoornissen en geheugenproblemen. – Besluiteloosheid en piekeren. – Doodsverlangens. – Soms rusteloosheid, boosheid en snel geïrriteerd raken. – Soms wanen en psychotische verschijnselen. – ’s Morgens hebben de zorgvragers het vaak moeilijk, in de namiddag lukt het beter. an Bij ouderen staat vermoeidheid vaak voorop. De problemen met denken en zich concentreren hebben vaak vergeetachtigheid tot gevolg. Hierdoor wordt soms eerder aan dementie dan aan depressie gedacht. Bij een beginnende dementie kan ook een depressie voorkomen. Depressiviteit bij ouderen kan zich ook uiten in lichamelijke klachten, zoals buikklachten of pijn. © Pl > Advies voor de verzorgende – Belangrijk is dat je aanwezig bent en luistert. – Zorg ervoor dat de zorgvrager de richtlijnen van de arts opvolgt (bv. i.v.m. medicatie). – Geef geen raad, want dit valt meestal niet in goede aarde. – Praat over aangename gebeurtenissen van vroeger. – Moedig de zorgvrager aan om een activiteit te doen, bv. een wandeling. 201 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 201 03/08/12 8:10 AM – Indien de zorgvrager spreekt over zelfmoord, vat dit dan niet te licht op. Verwittig desnoods je verantwoordelijke. – Overbescherm de zorgvrager niet. – Moedig de zorgvrager bij elke vooruitgang aan. 6.4 Achterdocht > Omschrijving Achterdocht komt veel voor bij dementerende zorgvragers. Als de dementie voortschrijdt, verliest de zorgvrager steeds meer zijn greep op de werkelijkheid en op het leven. Hij vergeet dingen en kan bepaalde dingen niet meer. Hij kan situaties niet meer goed inschatten en kan gedesoriënteerd raken omdat hij de omgeving en de mensen niet meer herkent. Het wordt een onzekere wereld waar niets meer vertrouwd is. Dit leidt vaak tot achterdocht. Soms was iemand al enigszins achterdochtig en verergert dit door de dementie. Soms is het ook iets dat geheel nieuw is. > Hoe uit dit zich? – De zorgvrager beschuldigt mensen ervan dat ze iets van hem gestolen zouden hebben. – De zorgvrager verbergt spullen omdat hij bang is dat anderen ze zouden afpakken. Als iemand daarbij ook slecht ziet en/of hoort, kan dit de achterdocht nog erger maken. © Pl an tyn > Advies voor de verzorgende – Straf de zorgvrager niet voor het verliezen van voorwerpen of het verbergen van spullen. – Probeer erachter te komen wat de favoriete verbergplaats is. Probeer, indien mogelijk, een tweede exemplaar achter de hand te hebben van dingen die vaak kwijtraken, bijvoorbeeld sleutels, brillen, portemonnees, hoorapparaten. – Probeer begrip op te brengen voor de achterdochtige zorgvrager. Soms kun je iets niet met je verstand begrijpen; probeer het dan met je hart te begrijpen. Realiseer je dat het gedrag niet voor niets is ontstaan. Moeilijk gedrag heeft vaak te maken met vroegere pijnlijke ervaringen waarvan de zorgvrager zich misschien zelf niet meer bewust is. – Wees eerlijk en duidelijk over alles wat je doet met betrekking tot de zorgvrager en zijn bezittingen; doe niets op zijn kamer zonder dat hij erbij is. Tel samen de was en stop pas iets in de kast nadat de zorgvrager het heeft gezien. Vertel wat je doet, ook al denk je dat de ander dat nu toch wel weet. – Probeer vertrouwen op te bouwen. Vertrouwen kan ontstaan als de zorgvrager het gevoel heeft dat hij op je kan rekenen. Dus kom je afspraken na en als dat een keer niet lukt, geef dan een duidelijke uitleg. – Als je beschuldigd wordt van diefstal, laat dan merken dat je het voor de zorgvrager heel vervelend vindt dat er iets weg is. Je bent op zo’n moment geneigd om met jezelf bezig te zijn en de zorgvrager er vooral van te overtuigen dat jij zoiets niet doet. Probeer dat achterwege te laten en je zo neutraal mogelijk op te stellen naar de ander toe. 202 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 202 03/08/12 8:10 AM © Pl an tyn – Je mag best zeggen dat je het niet leuk vindt dat de zorgvrager geen vertrouwen in je heeft of dat je er boos of verdrietig van wordt, maar je hoeft hem niet te overtuigen van je gelijk. – Bied aan te helpen zoeken en ga dan samen zoeken. Als de zorgvrager je hulp niet wil, vraag dan wie hem of haar wel mag helpen, zodat je je goede wil toont en je hem ook het gevoel geeft dat hij niet in de steek gelaten wordt. – Zoek als je beschuldigd bent steun bij collega’s en praat over je gevoelens met de anderen. Vraag aan hen hoe zij met deze zorgvrager omgaan, misschien hebben zij nog tips voor jou. – Als een collega van jou beschuldigd wordt, neem dan eenzelfde soort neutrale houding aan. Laat de zorgvrager merken dat je het vervelend vindt dat er iets weg is, maar dat je niet gelooft dat jouw collega steelt. Je kunt wel vragen wat er gebeurd is waardoor de verdenking op de collega kwam te liggen. – Realiseer je dat een woonzorgcentrum bij uitstek een plek is om je onveilig in te voelen en om achterdochtig te worden. Bedenk maar wat je allemaal zou kunnen doen als je niet van goede wil was. – Realiseer je dat achterdochtig gedrag ook kan ontstaan doordat er lichamelijk iets aan de hand is. Dus luister goed naar wat de ander zelf zegt over zijn lichamelijk beleven. 203 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 203 03/08/12 8:10 AM 7 Omgaan met zorgvragers met cognitieve stoornissen 7.1 Afasie 7.1.1 Wat is afasie? Afasie is een verworven taalstoornis die veroorzaakt wordt door een hersenletsel. Er treden stoornissen op bij het spreken, begrijpen, lezen en/of schrijven. 7.1.2 Soorten afasie Praten tyn > De stoornis is verworven. Dat wil zeggen dat mensen met afasie vóór het hersenletsel geen problemen hadden met taal. Ze communiceerden vroeger zonder enig probleem. Afasie is dus niet iets waarmee je geboren wordt. > Afasie is een taalstoornis en geen spraakstoornis of dementie. De articulatie van woorden en de algemene intelligentie zijn normaal. Dit geeft vaak aanleiding tot grote frustratie bij de getroffene. > De problemen ontstaan na een hersenletsel. Dit is in twee derde van de gevallen een beroerte (hersenbloeding of herseninfarct) in de linkerhersenhelft. Maar je kunt afasie ook oplopen op jonge leeftijd, zoals na een verkeersaccident of bij een hersentumor. Begrijpen – vrij goed – persoon is zich zeer goed bewust van de moeilijkheden – zwaar gestoord – persoon heeft weinig besef van zijn taalprobleem – zeer slecht – niet vloeiend – woorden worden anders gevormd Sensorische afasie – vloeiend – zinsbouw is afwijkend Globale afasie – heel beperkt – steeds terugkerende woorden of losse lettergrepen – vindt het juiste woord niet – intact – vloeiende uitspraak Pl © Amnestische afasie an Motorische afasie 204 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 204 03/08/12 8:10 AM 7.1.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met afasiepatiënten Om correct te communiceren met de zorgvrager is het belangrijk om de zorgvrager te kennen en te weten wat de oorzaken en de gevolgen van zijn afasie zijn. > Algemene richtlijnen – Spreek de zorgvrager aan als een volwassene, maar gebruik eenvoudige taal. – Richt de aandacht op de persoon vooraleer je begint te praten. – Voer het gesprek in een rustige omgeving. – Ga niet roepen of harder praten. – Praat over concrete zaken. – Neem de tijd voor een gesprek. – Overleg met de logopedist welke communicatiewijzen het meest geschikt zijn. Houd de gelaatsuitdrukking van de zorgvrager goed in de gaten. – Vertel aan de zorgvrager dat het moeilijk onthouden van namen en woorden bij dit ziektebeeld hoort. – Humor is erg belangrijk. – Gedragsveranderingen kunnen voorkomen. Pl an tyn > Tips om het begrijpen te stimuleren – Spreek in korte zinnen en benadruk de trefwoorden. Bv. ‘De dokter komt om 10 uur.’ – Breng slechts één idee per zin aan. – Plaats de belangrijkste woorden aan het einde van de zin. – Gebruik pauzes (verdeel een langere zin in verschillende ideeën, pauzeer tussen de zinnen in). – Gebruik gebaren of beeld iets uit. – Gebruik geschreven taal/prenten/tekeningen, bv. zakwoordenboek, communicatiebord. – Verander niet te snel van onderwerp. – Houd rekening met het dialect van de persoon. – Maak gebruik van eenvoudige en enkelvoudige ja/neen-vragen. – Wacht telkens op de reactie van de persoon. – Herhaal eventueel de zin. – Zorg dat er maar één persoon praat. © > Tips om het spreken te stimuleren – Dwing de persoon niet om te praten. – Laat vragen beantwoorden met ja/neen. – Laat zaken aanwijzen/uitbeelden. – Laat de persoon tekenen of schrijven. – Herhaal wat je denkt te hebben verstaan. – Verbeter de persoon niet. Spreek niet in zijn plaats. – Zorg dat de persoon niet te vermoeid is: vermoeidheid heeft een negatieve invloed op het begrijpen en spreken. 205 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 205 03/08/12 8:10 AM 7.2 Agnosie 7.2.1 Wat is agnosie? Bij agnosie zijn er herkenningsstoornissen. Iemand neemt wel waar dát er iets is maar herkent niet wát het is. Het probleem zit in dit geval niet in de zintuigen, maar in de verwerking van de waarneming door de hersenen. Deze verwerking is verstoord, bijvoorbeeld door een CVA. Meestal betreft het slechts één zintuigsysteem, bijvoorbeeld het zicht, het gehoor of de tast. 7.2.2 Soorten agnosie > Visuele agnosie De zorgvrager herkent de voorwerpen die hij ziet niet. Bv. Iemand ziet een gekleurd papiertje maar herkent dit niet als bankbiljet. tyn > Auditieve agnosie De zorgvrager kan geen geluiden correct interpreteren. Bv. Iemand hoort achter zijn rug een geluid maar herkent dit niet als de telefoon. an > Tactiele agnosie De zorgvrager heeft moeite met het herkennen van lichamelijke sensaties. Bv. Iemand ziet een appel en is niet in staat te zeggen dat hij rood is of om te herkennen dat het een appel is. Pl 7.2.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met agnosiepatiënten © > Heb begrip voor de frustraties van de zorgvrager: hij voelt zich machteloos en ervaart dat hij minder grip heeft op de wereld. > Agnosie kan depressie veroorzaken. Wees alert voor mogelijke symptomen (zie depressie). > Leer de zorgvrager omgaan met het verlies aan kennis. > Reik instrumenten aan die gebruikt kunnen worden voor expressie en communicatie. > Heb geduld met de zorgvrager. > Help hem onopvallend. 206 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 206 03/08/12 8:10 AM 7.3 Apraxie 7.3.1 Wat is apraxie? Apraxie is een probleem in het plannen van handelingen. De persoon kan de handeling vaak wel nog spontaan uitvoeren, maar ondervindt problemen als hij dezelfde handeling op vraag moet uitvoeren. Zowel mond-, tong- en gelaatsbewegingen als bewegingen van ledematen kunnen hierdoor moeilijk zijn. De meest voorkomende oorzaak van apraxie is een CVA. 7.3.2 Soorten apraxie Er bestaan verschillende vormen van apraxie, maar de twee belangrijkste zijn verbale en orale apraxie. an tyn > Verbale apraxie – De belangrijkste kenmerken zijn het niet-consequent herhalen, verlengen, vervangen en toevoegen van klanken. – De zorgvrager met apraxie kan bijvoorbeeld de t-klank wel produceren in het woord ‘tafel’ en niet in het woord ‘thee’. Een tijd later kan het zijn dat hij het woord ‘tafel’ ook niet meer correct kan produceren. De fouten zijn dus niet consequent. – Als er meerdere medeklinkers op elkaar volgen, worden meer fouten gemaakt (bv. school, trap, fiets). – De zorgvrager maakt meer fouten bij langere woorden (bv. vakantiepark, krantenwinkel) en bij klanken die minder vaak voorkomen. – Vaak kunnen woorden of klanken onbewust beter geuit worden dan op vraag. Automatische reeksen zoals cijferreeksen, liedjes, dagen van de week, versjes … zullen daarom vaak beter uitgesproken worden. – De spreker is zich bewust van zijn fouten, maar is niet in staat om erop te anticiperen of ze te corrigeren. – De zorgvrager moet zoeken om lippen en tong in de juiste positie te brengen om een klank te vormen. – De zorgvrager spreekt soms trager, zonder klemtonen en/of intonatie. © Pl > Orale apraxie – Orale apraxie komt vaak samen met verbale apraxie voor. – De persoon kan op verzoek geen mond-, tong- en/of gelaatsbewegingen maken. Men kan op bevel niet fluiten, hoesten, blazen, de tong uitsteken ... Als men bijvoorbeeld aan de zorgvrager met orale apraxie vraagt om te blazen, weet hij niet hoe dit moet. Maar zonder dat men iets vraagt, blaast hij even later zonder problemen een kaars uit. 207 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 207 03/08/12 8:10 AM 7.3.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met apraxiepatiënten © Pl an tyn – Toon begrip voor de gevoelens en de moeilijkheden die de zorgvrager ondervindt. Laat duidelijk merken dat je hem tracht te begrijpen en dat je hem steunt. – Breng orde en regelmaat in de omgeving en bezigheden aan, zodat de zorgvrager een gevoel van veiligheid en zekerheid krijgt. – Neem tijd voor een gesprek. Ga zitten en maak oogcontact. – Blijf de zorgvrager behandelen als een volwassene en praat ook niet over zijn hoofd. – Wees eerlijk en zeg het openlijk als je de boodschap niet begrepen hebt. – Vraag om herhaling. – Zeg aan de zorgvrager wat je denkt te hebben verstaan. Controleer of dit klopt. – Als je de boodschap niet hebt begrepen, stel dan ja/neen-vragen. – Vraag aan de persoon om de boodschap op te schrijven, een gebaar te maken (dit zal vaak ook moeilijk zijn), te wijzen, traag te praten ... Houd rekening met zijn persoonlijke mogelijkheden. – Geef de zorgvrager voldoende tijd om te antwoorden. – Houd rekening met vermoeidheid. Als de zorgvrager moe is, zal het praten moeilijker zijn. – Herhaal het gedeelte van de boodschap dat je wel begrepen hebt, zodat de zorgvrager niet de hele boodschap moet herhalen. – Indien aangewezen zal de logopedist al dan niet tijdelijk een ondersteunend communicatiemiddel, zoals een letterkaart, introduceren. 208 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 208 03/08/12 8:10 AM 8 Omgaan met allochtone zorgvragers Oudere allochtonen vormen een belangrijk deel van de grote groep ouderen in onze maatschappij en hun aantal zal in de komende jaren nog toenemen. De meerderheid van de 60-plussers van buitenlandse herkomst is via arbeidsmigratie vanuit Zuid-Europa (Italië, Spanje, Griekenland en Portugal), Turkije en Noord-Afrika (Marokko, Algerije en Tunesië) naar België gekomen. Naast deze groep zijn er ook de ouderen afkomstig uit de vroegere Belgische kolonies (o.a. Congo) en ouderen die in het kader van gezinshereniging op latere leeftijd naar België zijn gekomen. Er verblijven verbazend weinig allochtonen in onze woonzorgcentra. Minder dan 1 op 200 WZC-bedden wordt ingenomen door een allochtoon. Er zijn verschillende redenen waarom deze ouderen moeilijk hun weg vinden naar het bestaande aanbod aan gezondheidsdiensten. 8.1 Kenmerken van de oudere allochtoon A Het aantal allochtone ouderen stijgt snel B tyn In 1970 telde men in België 35 322 ouderen van allochtone afkomst. In 2007 waren dat er 106 567. Het aandeel ouderen onder de allochtone bevolking is gestegen van 5,7 % in 1970 naar 11,8 % in 2007. De impact van ouderdom laat zich op een jongere leeftijd voelen C Pl an Vele allochtone ouderen vertonen rond hun vijftigste al aandoeningen waarmee ouderen van Belgische herkomst pas tien jaar later geconfronteerd worden. De reden daarvan is vaak te zoeken bij de stress die voortkomt uit het migratieverleden, het oud worden in een vreemd land en de lage sociaaleconomische positie. Voor de mannen speelt daarnaast een moeilijk arbeidsverleden vaak een rol. Veel vrouwen zouden in hun land van herkomst meer fysieke taken hebben uitgevoerd. In België worden ze geconfronteerd met beduidend minder veeleisend fysiek werk. Een gebrek aan dit soort lichaamsbeweging, gecombineerd met het behoud van traditionele voedingspatronen, kan ertoe leiden dat men op latere leeftijd te maken krijgt met ernstige gezondheidproblemen. Allochtonen hebben een groter risico op armoede D © De meerderheid van de allochtone ouderen, en dan voornamelijk de ouderen die in het kader van arbeidsmigratie naar België kwamen, heeft lage pensioenen door de laaggeschoolde arbeid en onvolledige carrières. Ze geloven in een mythe van integrale zorg door familieleden In sommige culturen maakt men weinig gebruik van professionele hulp. De zorg voor ouderen wordt er gedragen door de kinderen en de grootfamilie. 209 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 209 03/08/12 8:10 AM Het is voor hen echter niet altijd vanzelfsprekend om alle zorgtaken voor de (groot)ouders op te nemen. Zeker wanneer langdurige zorg nodig is, wordt dit model van familiale zorg moeilijk toepasbaar. De jongere generaties moeten de zorg voor hun ouderen dus aanpassen. De meesten verlenen nog wel veel mantelzorg, maar zijn minder beschikbaar om alle zorgtaken op te nemen. De integrale zorg door familieleden wordt zo steeds vaker een mythe. Het probleem is dat deze mythe ook in stand wordt gehouden door de familie zelf, aangezien dit onderwerp zich in een taboesfeer situeert: kinderen schamen zich ervoor dat ze niet voor hun ouders kunnen zorgen en de ouderen schamen zich dat ze niet door hun kinderen worden geholpen. E Allochtonen kampen soms met een terugkeerdilemma F De kennis van de landstaal is vaak beperkt tyn De vroegere arbeidsmigranten hadden nooit de bedoeling om zich hier permanent te vestigen. Zij wilden geld verdienen om dan naar huis terug te keren. De realiteit is echter dat de meerderheid in België is gebleven. Men spreekt in dit verband weleens van het ‘terugkeerdilemma’ van deze ouderen. Enerzijds hebben ze gevoelens van heimwee en koesteren ze de hoop of de verwachting om ooit naar hun land van herkomst terug te keren. Anderzijds kunnen ze om emotionele, familiale en praktische redenen België moeilijk verlaten. Oudere immigranten hebben bovendien ook een relatief statisch beeld van hun thuisland. Ze kennen hun dorp zoals het destijds was, toen zij het verlaten hebben. Zij willen niet alleen terugkeren ‘naar ginder’, maar ook ‘naar toen’. Tegelijkertijd weten zij dat hun kinderen en kleinkinderen zo’n terugkeer veelal niet zien zitten. Terugkeren zou voor de eerste generatie ook de familie achterlaten betekenen. G © Pl an De meerderheid van de allochtone ouderen spreekt alleen de eigen moedertaal, ook al woont men hier sinds vele jaren. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. Het feit dat ze onmiddellijk werden ingeschakeld op de arbeidsmarkt, zonder onthaalbeleid, is een eerste oorzaak. Taallessen voor laaggeschoolde anderstaligen bestaan immers pas sinds begin jaren negentig. Bovendien zijn sommigen zelfs analfabeet in eigen taal. Het is zeker voor hen bijzonder moeilijk om een nieuwe taal te leren. Ook werden ze beschouwdals tijdelijke gasten (‘gastarbeiders’) en beschouwden ze zichzelf zo. Waarom zouden ze dan moeite doen om de taal te leren? Tot slot verleerden sommige allochtone ouderen die de landstaal leerden deze bij het ouder worden, bijvoorbeeld omdat ze na hun pensioen weinig de gelegenheid hadden om deze te spreken en te onderhouden. Een taal die men op latere leeftijd leert, vergeet men immers gemakkelijker met het ouder worden of door ziekte. Ook veel ouderen van Belgische afkomst vergeten met de leeftijd vaak hun tweede taal. Het aanbod en de werking van diensten zijn nauwelijks bekend Heel wat burgers zijn niet op de hoogte van de mogelijkheden van de dienstverlening en zijn moeilijk bereikbaar via traditionele informatiecampagnes. Het grote verschil tussen allochtonen en autochtonen, is dat wanneer deze laatsten met een hulpvraag geconfronteerd worden, ze al vrij snel iemand 210 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 210 03/08/12 8:10 AM in hun omgeving vinden die zich in het verleden in een gelijkaardige situatie bevond. Zo bekomen ze de nodige informatie en raad over waar ze met problemen terechtkunnen. Ook zien kinderen van Belgische afkomst hoe hun ouders omgaan met de hulpvraag van hun grootouders. Allochtonen hebben deze voordelen niet. De eerste generatie immigranten vervult daarom een pioniersrol in het ouder worden. H Ze hebben vooroordelen en wantrouwen tegenover professionele zorg- en dienstverlening Sommige migranten hebben een specifieke opvatting over de manier waarop Belgen omgaan met veroudering in de samenleving. Men veronderstelt foutief dat kinderen van Belgische afkomst niet meer voor de ouders zorgen zodra ze het ouderlijk huis hebben verlaten, of dat zorgbehoevende ouderen automatisch in een woon- en zorgcentrum worden geplaatst. Mede hierdoor heeft men vooroordelen over de professionele dienst- en zorgverlening, waardoor men zo weinig mogelijk beroep doet op deze voorzieningen. Door een dergelijk zwart-wit beeld beseft men onvoldoende dat professionele zorg geen alternatief is voor mantelzorg, maar net een aanvulling daarop. De rol van de mantelzorgers blijft daarbij van wezenlijk belang. In deze zorgformule blijven de kinderen en de familie op de eerste plaats staan en rechtstreeks betrokken. I Ze bevinden zich tussen de afbrokkelende mantelzorg en een onaangepast zorgaanbod an tyn De vooroordelen ten opzichte van de bestaande voorzieningen, de afbrokkelende mantelzorg en het onvoldoende aangepast en bekend zorgaanbod verhogen het risico dat allochtone ouderen in een leemte vallen. Bovendien: waar geen vraag is, bestaat geen aanbod. Er is een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel van wederzijdse onbekendheid. De ouderen kennen het aanbod van de dienst- en zorgvoorzieningen niet of onvoldoende, en de voorzieningen op hun beurt kennen de noden en behoeften van de allochtone ouderen te weinig. Er is dus nood aan een meer toegankelijk aanbod, dat ingaat tegen de terughoudendheid van de ouderen en dat meer inspeelt op hun behoeften. Pl 8.2 Omgaan met allochtone zorgvragers © > Houd rekening met hun levensgeschiedenis. Religieuze achtergronden zijn heel belangrijk voor hen. > Heb eerbied voor hun opvattingen en overtuigingen. > Stel je op de hoogte van hun tradities en gewoontes en geef indien mogelijk de ruimte om ze te laten toepassen in het WZC. 211 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 211 03/08/12 8:10 AM Omgaan met taalproblemen: © Pl an tyn > Stel open vragen, bijvoorbeeld: ‘Wat hebben we afgesproken?’ in plaats van: ‘Hebt u het begrepen?’ > Controleer of het antwoord op een vraag aansluit bij de vraag van de zorgvrager. Ga ook na of het antwoord voldoende informatie geeft. > Geef niet te veel informatie in een keer. > Laat de zorgvrager af en toe informatie herhalen, om duidelijkheid te krijgen of de informatie begrepen wordt. > Gebruik geen moeilijke woorden en zinsconstructies. > Blijf zelf correct Nederlands spreken, spreek langzaam en articuleer goed. > Ga na of de allochtone zorgvrager analfabeet is. > Maak gebruik van visuele middelen en voorbeelden ter ondersteuning van de mondelinge uitleg. 212 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-F.indd 212 03/08/12 8:10 AM Verklarende woordenlijst Het jonge kind Praten, zich kunnen uitdrukken met taal. Allemansvriend Wanneer de baby 6 weken oud is, zal hij beginnen te glimlachen. Hij glimlacht naar iedereen die hij leuk vindt en in elke situatie die hij als prettig ervaart. Animistisch denken Voor de peuter kan alles leven en hebben alle objecten menselijke kenmerken. Bewegingsspel Een spelvorm waarbij de motorische vaardigheden worden gestimuleerd. Bilschuiven Sommige baby’s schuiven over de grond op hun achterwerk of op een bil. Dit is niet schadelijk voor de gezondheid of de lichamelijke ontwikkeling. Brabbelen Rond 7 – 8 maanden zal de baby voor de klinkers die hij oefende bij het vocaliseren, een medeklinker plaatsen. Bijvoorbeeld: ‘baaaaa’, ‘maaaa’. CE-label Speelgoed met een CE-label voldoet aan een aantal normen, die te maken hebben met gezondheid, milieu en consumentenbescherming. Cognitieve ontwikkeling De ontwikkeling van het geheugen en het denken. Conservatieproef Een proef die Piaget deed om te bewijzen dat kleuters nog niet denken als schoolkinderen. Je doet in twee identieke glazen evenveel limonade. Kleuters zullen het met je eens zijn dat er evenveel limonade in beide glazen zit. Je giet voor de ogen van de kleuters een van de twee glazen over in een derde glas, dat breder, maar minder is. Het is opmerkelijk dat de kleuters vinden dat er in het hoge smalle glas meer limonade zit. an tyn Actief taalgebruik Constructiespel Pl Bij deze spelvorm staat ‘bouwen’ centraal. Dit kan gaan van een knutselactiviteit tot het maken van een huisje of een kamp. Een peuter kan moeilijk vooruitdenken. Hij experimenteert, probeert en kan de toekomst, noch de gevolgen inschatten. Driftbuien Het uiten van frustraties of boosheid door zich op de grond te laten vallen, in het rond te stampen, te huilen en te schreeuwen. © Denken in het hier en nu Eenwoordzinnen Door middel van intonatie en één woord probeert de peuter zich uit te drukken. Eerste vraagperiode ‘Wat is dat?’ De peuter is geïnteresseerd in de betekenis van verschillende voorwerpen. 213 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 213 8/2/12 6:40 PM Vanaf 6 maanden denkt een kind dat hij het middelpunt van de wereld is. Het kan zich dus nog niet inleven in de gevoelens en het denken van anderen. De peuter is ervan overtuigd dat de ander alles weet, ziet, hoort wat hij zelf weet, ziet en hoort. Hij is niet in staat om zich in het standpunt van iemand anders te verplaatsen. Ook de kleuter is egocentrisch ingesteld. Embryo Van bij de eerste celdeling van de bevruchte eicel, tot 12 weken na de bevruchting, spreken we van een embryo. Emotionele ontwikkeling De ontwikkeling van gevoelens. Het gaat hier zowel om het bewust ervaren van emoties als om het benoemen ervan en er grip op krijgen. Exploratief spel Door middel van spel de wereld om zich heen verkennen. Ook het verkennen van de eigen mogelijkheden, voorkeuren en nieuwe materialen horen bij deze spelvorm. Exploreren Op verkenning gaan, speelgoed uittesten, kasten en deuren opentrekken ... Dit gedrag is typisch voor de nieuwsgierige kleuter. Fijne motoriek Beweeglijkheid van het lichaam op het vlak van kleine bewegingen: bv. tekenen, knippen, kralen rijgen. Foetus Vanaf de 12de week na de bevruchting spreken we van een foetus. Vanaf nu ontwikkelt de foetus zich snel en worden de organen steeds functioneler. Foetushouding De baby ligt opgerold, met zijn beentjes tegen zijn buik, zoals hij in de baarmoeder lag. Fysieke ontwikkeling De ontwikkeling van het lichaam. Hieronder verstaan we ook de ontwikkeling van de motoriek. Gehechtheidsgedrag De hechte band tussen de vaste verzorgers (ouders) en de baby, zorgt ervoor dat de baby steeds meer gedrag vertoont dat de aandacht van de verzorger vraagt. an Als je een vinger in de handpalm van de baby legt, dan sluit de baby zijn hand. Beweeglijkheid van het lichaam op het vlak van grote bewegingen: bv. kruipen, stappen, zwaaien, springen. © Grove motoriek Identificatie Pl Grijpreflex tyn Egocentrisme De kleuter identificeert zich met de ouder en andere volwassenen van hetzelfde geslacht. Hij imiteert de anderen. Niet één kenmerk, maar de gehele persoon. Daardoor kan de eigenheid van de kleuter worden afgezet tegen het eigen en het andere geslacht. De identificatie draagt dus bij tot de persoonlijkheidsontwikkeling van de kleuter. 214 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 214 8/2/12 6:40 PM Nabootsen. Jaloezie Angst om iets of iemand te verliezen en terwijl de drang om dat object of die persoon te behouden. Kijk-voelkind De baby van 0 – 3 maanden. De pasgeborene kan nog niet veel. Vooral het zicht en de tastzin van de baby ontwikkelen zich volop. Vandaar de term kijk-voelkind. Kopvoeter Een tekening van een menselijke figuur waarbij de romp ontbreekt en de voeten (soms ook handen) rechtstreeks aan het hoofd worden getekend. Kruiper De baby van 6 tot 12 maanden wordt mobieler. Hij kan zich zelfstandig verplaatsen door te kruipen, zich voort te slepen of te rollen. Lichamelijke ontwikkeling Hieronder vallen de groei, uiterlijke veranderingen en rijpheid van het lichaam. Magisch denken De peuter kent nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid. De verklaringen die hij verzint voor nieuwe dingen, zijn vaak heel fantasierijk. Meerwoordzinnen Zinnen die opgebouwd zijn uit een koppeling van drie tot vijf woorden. Morele ontwikkeling Begrijpen wat goed of slecht is, wat mag of niet mag. Motorische ontwikkeling De ontwikkeling van bewegingen. Hier kunnen we een onderverdeling maken in fijne motoriek (bewegingen met de vingers of de pols), grove motoriek (grotere bewegingen) en sensomotoriek (de samenwerking tussen de zintuigen en de bewegingen). Objectpermanentie Het vermogen om een beeld in het geheugen vast te houden, zonder het te zien. Dit ontwikkelt een baby tussen 6 en 12 maanden. an Het geheel van veranderingen die de mens doormaakt van de bevruchting tot de dood. Voor het kind betekent dit het verwerven van nieuwe mogelijkheden. Voor de bejaarde betekent dit het verliezen van bepaalde functies of vaardigheden. Pl Ontwikkeling tyn Imiteren Met de ogen kijken we naar wat we met de handen zullen vastnemen. Parallelspel De kruiper speelt meestal naast een ander kind, terwijl ze al dan niet dezelfde activiteit uitvoeren. Kruipers kunnen nog niet samenspelen met andere kinderen. Passief taalgebruik Het begrijpen van de taal. © Oog-handcoördinatie 215 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 215 8/2/12 6:40 PM De vorming en het leren kennen van het eigen ik. Dit gaat over de eigen wil, de morele ontwikkeling (wat is goed? wat is slecht?) en de seksuele ontwikkeling. Peuterangsten Doordat de peuter experimenteert, op ontdekking gaat en een grote fantasie heeft, kan hij soms angstig worden. Bijvoorbeeld: angst voor vreemden, angst voor vernietiging, angst voor afzondering, angst voor verandering, angst voor van alles en nog wat. Pincetgreep De greep waarmee de baby een voorwerp tussen wijsvinger en duim vastneemt. Ook ‘schaargreep’ genoemd. Prenatale fase De ontwikkelingsfase waarbij de foetus zich ontwikkelt in de baarmoeder. Protowoorden Woorden die het kind zelf uitvindt en gebruikt om iets uit te drukken. Psychische ontwikkeling De ontwikkeling van het bewustzijn en het denken. Hieronder verstaan we de verstandelijke ontwikkeling, de taalontwikkeling, de emotionele ontwikkeling, de psychomotorische ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling. Psychomotorische ontwikkeling De ontwikkeling van alle bewegingen die bewust door de hersenen gestuurd worden. Receptief spel Spel waarbij men geniet van de indrukken uit de omgeving. Hier is geen sprake van een geleid spel. Reflex Een ongecontroleerde, automatische beweging. Reminiscentie Aan de hand van voorwerpen, foto’s etc. probeert men herinneringen aan vroegere gebeurtenissen boven te halen. Het is een voorbeeld van een receptief spel, dat vooral wordt toegepast bij (dementerende) bejaarden. Rollenspel Een spelvorm waarbij het kind anderen of situaties nabootst. Dit noemen we ook fantasiespel: de fantasie speelt een belangrijke rol. Scheidingsangst Angst van de baby dat de persoon aan wie hij gehecht is, niet meer zal terugkomen. Wanneer de kleuter klaar is om naar de lagere school te gaan. Hierbij moet hij aan enkele voorwaarden voldoen, waaronder kunnen samenwerken, zich kunnen concentreren en de taal beheersen. © Schoolrijpheid Pl an tyn Persoonlijkheidsontwikkeling Schroefbeweging De draaibeweging die we gebruiken om een deur op slot te doen of een fles te openen. Sensitief en responsief reageren Op een gevoelige manier en meteen reageren op het gedrag van het kind. 216 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 216 8/2/12 6:40 PM De ontwikkeling van het vermogen om zintuiglijke prikkels en bewegingen op elkaar af te stellen. Bijvoorbeeld: een bal in een doel schoppen. Sensorische ontwikkeling De ontwikkeling van de zintuigen (horen, zien, proeven, voelen, ruiken). Slimme fantasie Kleuters gebruiken fantasie om een verklaring te geven aan zaken die ze niet begrijpen. Snoezelen Men gebruikt de zintuigen om van de omgeving te genieten. Dit is een voorbeeld van een receptief spel. Bijvoorbeeld: verschillende geuren, zachte en harde materialen, muziek (maken), liggen op de mat en kijken naar de lichtjes op het plafond. Sociaal brabbelen Vanaf de tiende maand ongeveer begint de kruiper taal te gebruiken. Sociaal spel Bij deze spelvorm spelen kinderen of volwassenen samen. Sociale ontwikkeling Het leren omgaan met anderen. Hierbij leert men sociale vaardigheden, zoals beleefd zijn, delen, zijn beurt afwachten, respect hebben voor elkaar, mekaar geen pijn doen. Solitair spel Het kind speelt alleen. Tweede vraagperiode Wanneer het kind zo’n vier jaar oud is, stelt hij geregeld ‘waarom-vragen’. Tweewoordzinnen Zinnen van twee woorden: het zelfstandig naamwoord wordt gevolgd door een ander woord, bv. een werkwoord. Vocaliseren Het herhalen van langgerekte klinkers. Het zijn als het ware geluidjes die de baby produceert. Voel-grijp-mondkind De baby van 4 – 6 maanden grijpt naar alles wat binnen zijn handbereik ligt. Hij zal ook alles in zijn mondje steken, want het mondje is zijn beste onderzoeksinstrument. an De baby krijgt angst voor vreemde mensen. Hij heeft schrik om de veiligheid die zijn ouders geven, te verliezen. Pl Vreemdenangst Zelfbeeld tyn Sensomotorische ontwikkeling © Zelfredzaamheid De kleuter leert wie hij is door wat anderen tegen hem zeggen en hoe anderen zich tegen hem gedragen. Het kind wil en kan bepaalde handelingen zelfstandig uitvoeren. Zindelijkheid De peuter krijgt controle over zijn blaas en sluitspier, waardoor hij op het potje of de wc zijn behoeften kan doen. Zuigreflex Wanneer iets de lippen van de baby raakt, begint hij te zuigen. 217 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 217 8/2/12 6:40 PM De oudere zorgvrager Aandachtspersoon Persoon die toegewezen is aan een personeelslid. Aandachtsverzorgende Personeelslid dat speciale aandacht geeft aan bepaalde zorgvragers. Afasie Stoornis waarbij patiënten voorwerpen niet meer kunnen benoemen of niet weten waarvoor ze dienen. Afhankelijk gedrag Gedrag waarbij een persoon herhaaldelijk probeert de ander zover te krijgen dat hij iets voor hem doet, zelfs al kan hij dit zelf. Afhankelijk zijn Door afnemende zelfredzaamheid steeds meer afhangen van de zorg van anderen. Agnosie Stoornis waarbij de patiënt bepaalde voorwerpen of geuren niet meer herkent. Agressie De grenzen van een ander overschrijden, bewust schade berokkenen of met woede iets proberen te bereiken. Anamnese Wat de patiënt kan vertellen over de voorgeschiedenis van een ziekte of aandoening. Angst Vaag onbehaaglijk, onprettig gevoel, zonder duidelijke reden. tyn Animatieve grondhouding Het scheppen van een thuisklimaat waarin de zorgvrager zijn levensverhaal verder kan beleven. Stoornis waarbij de patiënt eenvoudige, dagdagelijkse handelingen niet meer kan uitvoeren. Aromatherapie Therapie waarbij men gebruikmaakt van etherische of essentiële oliën. Autonomie Zelfstandigheid. Beeldvorming Het bewust of onbewust vormen van een beeld over een persoon. Beginnende dementie De eerste fase van de dementie, waarbij de persoon beseft dat het geheugen hem in de steek laat. BLEG’s De zorgvrager kan zelf beslissingen nemen maar is afhankelijk van anderen om ze uit te voeren. Inwendige gezondheid, de gezondheidssituatie op die leeftijd. Belangrijke levensgebeurtenissen. © Biologische leeftijd Pl Beslissingsautonomie an Apraxie Chronische ziekten Alle ziekten die bij de huidige stand van de wetenschap niet (volledig) te genezen zijn. Ze zijn onomkeerbaar, zonder uitzicht op volledig herstel en hebben een gemiddeld lange ziekteduur. Chronologische leeftijd De werkelijke leeftijd. 218 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 218 8/2/12 6:40 PM Zich extreem afhankelijk gedragen, de aandacht van de verzorgende voortdurend opeisen. Confabulaties Het verzinnen van verhalen om de gaten in het geheugen op te vullen. Decorumverlies Het verlies van fatsoen. Driegeneratie Drie generaties kennen elkaar: kind, ouders, grootouders. Emotioneel Met betrekking tot het gevoelsleven. Ernstige dementie Fase van dementie waarbij de lichamelijke toestand achteruit gaat. Er is geen contact meer met de omgeving. Gedeeltelijk gedwongen verhuizing Door omstandigheden is de zorgvrager verplicht om naar het woonzorgcentrum te gaan. Gedeeltelijk vrijwillige verhuizing De zorgvrager beslist zelf om te verhuizen naar het woonzorgcentrum, maar er zijn ongewenste omstandigheden. Gedelegeerde autonomie Het woonzorgcentrum neemt taken over. Geheel gedwongen verhuizing De familie of omgeving van een zorgvrager beslist over een opname. Geheel vrijwillige verhuizing De zorgvrager beslist zelfstandig om te verhuizen naar een woonzorgcentrum. Gehoor Het vermogen om te horen. Geriatrie Medische specialiteit voor de behandeling van bejaarden. Gerontagogiek Het ontwikkelen van methoden om het functioneren van ouderen te behouden en/of te verbeteren. Gerontologie Wetenschap die het ouder worden bestudeert. Gezichtsvermogen De mogelijkheden die de zorgvrager heeft op het vlak van zien. an Hallucineren Dingen zien of horen die er niet zijn. Holistisch Intimiteit Kalenderleeftijd Rekening houdend met zowel lichamelijke, psychische, sociale als zingevende aspecten. Invloed, effect. Pl Impact tyn Claimen © Kortetermijngeheugen Grote vertrouwdheid die zich uit in knuffelen, aanraken. Werkelijke leeftijd. Geheugen dat de informatie voor een korte tijd vasthoudt. Langetermijngeheugen Als je informatie wilt behouden, moet ze opgeslagen worden in het langetermijngeheugen. Legenestsyndroom Gevoelens nadat het laatste kind het huis verlaten heeft. 219 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 219 8/2/12 6:40 PM Levensboeken Boeken die foto’s, teksten en afbeeldingen over gebeurtenissen uit iemands leven bevatten. Levensgeschiedenis De prettige en minder prettige gebeurtenissen die de zorgvrager tijdens zijn leven heeft meegemaakt. Levensloopfiche Informatiefiche over de totale zorgvrager. Levensloopgebonden relaties Relaties die men al sinds lang heeft. Levensloopspel Spel waarin je vragen stelt aan de bewoners over verschillende thema’s, zoals school, huwelijk ... Maatschappelijke positie Manier waarop iemand een bijdrage levert aan de maatschappij. Matige dementie De kenmerken van dementie zijn steeds duidelijker. De persoon verliest controle. Motorische veranderingen Veranderingen op het vlak van fijne en grove motoriek. Door de verminderde beweeglijkheid en het verminderd gezichts- en gehoorvermogen, gaat de zorgvrager nog minder bewegen, waardoor de spieren nog stijver worden. Ouderdomsmotoriek Typische kenmerken van het bewegen bij het ouder worden. Palliatieve zorg Gespecialiseerde zorg voor personen die terminaal ziek zijn. Pensioenleeftijd Leeftijd waarop men officieel op pensioen mag gaan. Persoonlijke ruimte Plaats waar men zich kan terugtrekken. Persoonlijke tijd Momenten die men voor zichzelf heeft. Preserveren Constant hetzelfde vragen, zeggen of doen. Psychologische leeftijd De leeftijd hoe iemand zich voelt. Receptief Ontvankelijk (passief). Reminiscentie Techniek waarbij je herinneringen uit het verleden oproept. Rolomkering De oudere zorgt niet meer voor zijn kinderen, maar hij wordt afhankelijk van zijn kinderen. Verschillende rollen die de zorgvrager uitoefende (echtgenoot, moeder/vader, werknemer …) vallen weg. Realiteitsoriëntatietraining. © Rouwtaken an Pl Rolverlies ROT tyn Negatieve vicieuze cirkel Seksualiteit bij ouderen Stappen die een rouwende moet doorlopen om een verlies te verwerken. Omvat hand vasthouden, zoenen, knuffelen, vrijen ... 220 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 220 8/2/12 6:40 PM Veranderingen van de zintuigen. Smaak- en reukzin Het vermogen om te smaken en te ruiken. Snoezelen Een methode waarbij de zintuigen geprikkeld worden door gebruik te maken van verschillende materialen, in een rustige en geluidsarme omgeving. Het woord is een samentrekking van de woorden snuffelen, snoezen en doezen. Sociaal netwerk Geheel van de sociale contacten: partner, kinderen, kleinkinderen, familie, kennissen, buren ... Socio-culturele invloeden Invloeden door waarden en normen van die tijd. Syndroom Een aantal symptomen zijn die zich tegelijkertijd manifesteren. Tastzin Het vermogen om te voelen. Terminaal In het eindstadium: heeft te maken met het levenseinde. Uitvoeringsautonomie De zorgvrager kan zelf uitvoeren wat hij wil doen. Validation Methode van omgaan met dementerenden waarbij men hun belevings- en gevoelswereld bevestigt. Vereenzaming Eenzaam worden. Vergrijzing De groep bejaarden wordt steeds groter. Dit komt enerzijds door het dalend geboortecijfer, anderzijds door de toenemende levensverwachting. Vijfgeneratie Vijf generaties kennen elkaar: kind, ouders, grootouders, overgrootouders en betovergrootouders. Vraaggericht Men vertrekt vanuit de vraag van de zorgvrager. Vrees Gevoel van angst met een aanwijsbare oorsprong. Waarneming an tyn Sensorische veranderingen Opvangen van signalen met de zintuigen. Werkgeheugen Kortetermijngeheugen. Relaties in het woonzorgcentrum. © Pl Woonzorggebonden relaties 221 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-G.indd 221 8/2/12 6:40 PM Bronnen Boeken tyn Bogemans, M., Despiegelaere, K. & Janssens, S. (2010). De oudere zorgvrager. Mechelen: Plantyn. Bogemans, M., Despiegelaere, K. & Janssens, S. (2010). Ontwikkeling van het jonge kind. Mechelen: Plantyn. Cooreman, S. (2007). Individueel activiteitenaanbod voor matig en diep dementerende ouderen in een dagverzorgingscentrum vertrekkend vanuit een belevingsgerichte benadering, eindwerk. De Cock, L. (2003). Eeuwig jong. s.l. De psychische ontwikkeling van baby en peuter. VVKSO - LICAP. Gaens, K. (s.d.) De stap naar het woonzorgcentrum: Onderzoek naar het integratieproces van de oudere, eindwerk. Het grote kinderopvangboek, Kind en Gezin. (2006). Struyven, K. et.al. (2003). Groot worden: de ontwikkeling van baby tot adolescent. Handboek voor leerkrachten en opvoeders. Heverlee-Leuven: Lannoo Campus. Tassoni, P. & Beith, K. (2006). De ontwikkeling van kinderen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Tassoni, P., Weterings, A. & Batelaan, S. (2006). Het spel van kinderen voor professionals. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Thomas, C. (s.d.) Hoe breng ik slecht nieuws met zorg?. Zorg-Saam. Valcke, A., Vanhoecke, P. & Vanovermeire, P. (2010). Sowieso GO!. Mechelen: Plantyn. Van Liempd, I. & Hoekstra, E. (2011). Ruimte maken voor nul tot vier jaar. Over het inrichten van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Werkgroep Thuisverzorgers. (2005). Gids in de thuiszorg. s.l. Artikels an Actiever dan je denkt. (2006). Brieven aan jonge ouders, 24. Eurostat, Demographic Statistics 2008. NIS, bevolkingsvooruitzichten 1995-2020. Pl Internetbronnen © wvg.vlaanderen.be/60plusgids/60plusgids2011_pdf/60plus2011_h3_1.pdf www.afasie.be www.dementia.nl www.dreamland.be www.gehoor.be www.geriater-lambrecht.be www.integra-belgium.com www.kbs-frb.be www.kimbols.be www.kindengezin.be 222 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-H.indd 222 8/2/12 6:41 PM © Pl an tyn www.onthoumens.be www.ouderenhart.be www.reminiscentie.nl www.seniorennet.be www.taaluniversum.org www.uzleuven.be www.vspf.org www.vub.ac.be/wetenschapswinkel/publicaties/2006-2007/thesis_LTaelemans_ CGGZ.pdf www.wzcpassendale.be 223 03_19265_OJOZNALE_Deel3-File-H.indd 223 8/2/12 6:41 PM