Sociologie, Technologie en Innovatie Deel 1 •Wat heb je aan sociologie als je met technologieën bezig bent? •Met welke typische vragen houdt zich de sociologie bezig? •Wat zijn de klassieke (en nieuwe) antwoorden op deze vragen? •Welke verschillende tradities (sociologie scholen) zijn er? •Waarom zijn deze vragen, antwoorden en tradities 1 behulpzaam als ik technologieën ontwikkel of toepas? STI-1 hoorcollege 1: Waarom sociologisch onderzoek als je met technologie bezig bent? (voorlopig antwoord) Wat is sociologie? 2 Reden voor sociologisch onderzoek 1: de gevolgen van technologieën • het gebruik van technologieën heeft sociale gevolgen (bvb. voor groepen, organisaties, de maatschappij) • deze gevolgen kunnen wenselijk of onwenselijk zijn • de overheid zou kunnen ingrijpen – beperkend of bevorderlijk 3 Reden voor sociologisch onderzoek 1: de gevolgen van technologieën • brengt het internet de mensen dichter bij elkaar en bevordert sociale integratie? • ICT voorbeeld: discussie over "the social impact of the internet" (Kraut et al., 1998) • het internet is niet alleen een instrument voor de verwerving van informatie, maar ook voor sociale interactie of • kost internetten alleen maar tijd dat verloren gaat voor "echte" sociale interactie en verzwakt dus sociale integratie? 4 Reden voor sociologisch onderzoek-2: voorwaarden van technologie diffusie • efficiënte technologieën worden soms niet gebruikt omdat de ontwikkelaar van de technologie niet rekening houdt met de sociale omgeving van de gebruikers die bepaalde behoeftes induceert • dus: het is in het eigen interesse van de technologie ontwikkelaar met de sociale omgeving van het gebruik rekening te houden 5 Reden voor sociologisch onderzoek-2: voorwaarden van technologie diffusie • voorbeeld: implementatie van Lotus-Notes binnen een organisatie (Orlikowski 1992) • Lotus-Notes: software voor het delen van informele kennis van medewerkers binnen een organisatie • technisch goed • maar de medewerkers hebben heel zelden ervan gebruik gemaakt een flop • waarom? • medewerkers wilden hun kennis niet weg geven omdat zij bang waren zichzelf overbodig te maken 6 Reden voor sociologisch onderzoek – 3: gebruiksmanier afhankelijk van sociale condities • zelfs indien een technologie gebruikt wordt, is de manier van het gebruik afhankelijk van de sociale omstandigheden • afhankelijk van de omstandigheden wenselijke of onwenselijke effecten • afhankelijk van de omstandigheden moet de implementatie van de technologie rekening houden met typische problemen tijdens het gebruik 7 Reden voor sociologisch onderzoek – 3: gebruiksmanier afhankelijk van sociale condities • voorbeeld (Preece 2002): gebruik van online groepen (online communities) op het web • potentiaal voor: – online marketing (product online groups) – sociale ondersteuning (social support communities) • oorspronkelijke strategie ("Build it and they will come.") in het algemeen niet geslaagd • nu: management strategieën voor het beheren van online groepen: het is gunstig het gebruik van online groepen actief te beïnvloeden om problemen te voorkomen 8 Wat is Sociologie? Sociologie socius: lat: medemens, metgezel logos: grieks: leer van een bepaald onderwerp 9 Wat is Sociologie? sociologie is… een probleemgerichte discipline theoretisch en empirisch • problemen: maatschappelijke problemen, die vertaald worden naar sociologische problemen • theoretisch: verschijnsel wordt verklaard / voorspeld met behulp van algemene beginsel • empirisch: nagaan in hoeverre algemeen beginsel met werkelijkheid in overeenstemming isaanvaarden of verwerpen van theorieën 10 De probleem-theorie-onderzoek Cyclus grondregels: 1. stel een probleem (P) 2. formuleer een theorie (T) 3. verricht onderzoek (O) • • • • je begint met een duidelijk geformuleerd probleem P je ontwikkelt een theorie T die het probleem / de vraag (voorlopig) oplost deze oplossing word geëvalueerd/bekritiseerd door empirisch onderzoek O afhankelijk van de resultaten kunnen nieuwe 11 problemen opduiken De probleem-theorie-onderzoek Cyclus P1T1O1P2T2O2… • • • • van tevoren nooit duidelijk wanneer je met het onderzoek moet stoppen soms: niet een theorie, die een (voorlopige) oplossing oplevert, maar meerdere theorieën die verschillende oplossingen opleveren onderzoek moet dan de theorieën (oplossingen) vergelijken een goede theorie leidt niet alleen tot een (voorlopige) oplossing van één probleem, maar van meerdere problemen 12 De drie hoofdvragen van de sociologie • het ongelijkheidsprobleem • het cohesieprobleem (of het probleem van de sociale orde) • het rationaliseringsprobleem 13 • De drie hoofdvragen van de sociologie: het ongelijkheidsprobleem verdient in een samenleving als de onze iedereen evenveel? – indien niet: • hoe groot is de inkomensongelijkheid? • zijn inkomensverschillen overal even groot? • zo ja: waarom? • zo nee: waarom zijn binnen sommige samenlevingen de verschillen groter dan in andere? waarom zijn er veranderingen in de tijd? er zijn niet alleen ongelijkheidsproblemen met betrekking op het inkomen: ook gebruik van moderne technologieën verschilt tussen bevolkingsgroepen en beïnvloedt ongelijkheden 14 De drie hoofdvragen van de sociologie: het cohesieprobleem/ordeprobleem • • • • • is er een samenhang in een samenleving als de onze te verkennen? Zo ja: hoe groot is die? in hoeverre gaan mensen op vreedzame wijze met elkaar om? zo nee: valt een samenleving uiteen in elkaar bestrijdende groepen? werken mensen binnen een organisatie goed met elkaar samen? waarom delen medewerkers in sommige organisaties vaker hun kennis met collega's dan 15 medewerkers in andere organisaties? De drie hoofdvragen van de sociologie: het rationaliseringsprobleem • • • • in sommige samenlevingen zijn techniek en wetenschap sterker tot ontwikkeling gekomen dan in andere; dit leidt ertoe dat productie van goederen en verlening van diensten efficiënter is waarom zijn in Europa de moderne wetenschappen & technieken sneller ontwikkeld geweest dan in andere naties? zijn er verschillen tussen groepen in de mate waarin nieuwe technologieën toegepast en gebruikt worden? zo ja: waarom worden moderne technologieën in bepaalde bevolkingsgroepen vaker gebruikt dan 16 in andere? De drie hoofdvragen van de sociologie: • ongelijkheidsproblematiek: – stratificatieproblematiek • cohesieproblematiek: – problematiek van de sociale orde • rationaliseringproblematiek: – moderniseringsprobleem, vraagstuk van de sociale verandering • "problematiek": iedere hoofdvraag kan worden uiteengelegd in verschillende onderdelen 17 Het stellen van problemen in de sociologie • oplossen van sociologische problemen = het verklaren van sociaal verschijnsel?! voorwaarde: verklaringsprobleem! maar er zijn ook andere problemen/vragen binnen de sociologie beschrijvingsvragen: Hoeveel huishoudens in • • Nederland gebruiken in midden 2003 energiesparende koelkasten? trendvragen: Is deze proportie van huishoudens tijdens de afgelopen 5 jaren constant gebleven? vergelijkingsvragen: Is de proportie in steden groter dan in dorpen? 18 Het stellen van problemen in de sociologie • • • • verklaringsvragen (oorzaken) Pas als er antwoorden op beschrijvende vragen zijn komen verklaringsvragen aan de orde voorbeeld: gebruik van ICT in organisaties voor de kennisuitwisseling tussen medewerkers pas als je weet dat ICT-gebruik binnen sommige organisaties tot uitwisseling van kennis leidt en binnen andere organisaties niet (antwoord op een beschrijvende vraag) kan je de verklaringsvraag stellen "Waarom leidt ICT introductie in sommige organisaties tot kennisuitwisseling en in andere niet?" 19 Het stellen van problemen in de sociologie • • Het antwoord op een verklaringsvraag leidt tot een toetsingsvraag voorbeeld: – – – Waarom leidt ICT-introductie in sommige organisaties tot kennisuitwisseling en in andere niet? (verklaringsvraag) In organisaties met een klimaat van wantrouwigheid tussen medewerkers zijn medewerkers minder gereed hun kennis via ICT uit te wisselen dan in andere organisaties. (antwoord) toetsingsvraag: Klopt de stelling: "In organisaties met een klimaat van wantrouwigheid tussen 20 medewerkers..?" Het formuleren van theorieën • • • • het antwoord op een verklaringsvraag bestaat uit een "theorie" een theorie is een gedachteconstructie waarmee sociale verschijnselen kunnen worden verklaard een verklaring is de afleiding van bijzondere uitspraken die een verschijnsel beschrijven (=het explanandum) uit een aantal andere uitspraken (=het explanans) het explanans omvat twee soorten uitspraken: – – a) algemene uitspraken (wetmatigheden) b) uitspraken over de bijzondere condities waaronder 21 het verschijnsel zich voordoet Het formuleren van theorieën voorbeeld: • Waarom zijn de zelfdodingscijfers van protestanten in Nederland hoger dan die van katholieken? (verklaringsvraag, explanandum) • antwoord (=theorie+bijkomende uitspraken): W: Hoe hechter de leden van een godsdienstige groepering in die groepering zijn geïntegreerd, des te kleiner is hun zelfdodingskans. (wetmatigheid) C: Katholieken zijn sterker in een godsdienstige groepering geïntegreerd dan protestanten E: Onder katholieken komt zelfdoding minder vaak voor dan bij protestanten. explanans: wetmatigheid (W) + uitspraken over 22 bijzondere condities (C) Het formuleren van theorieën algemene structuur van een verklaring: W1, W2, W3,..,Wn (Explanans) C1,C2,C3,…,Cn E • • (Explanandum) de algemene uitspraken (de wetmatigheden) zijn de eigenlijke elementen van een theorie indien deze algemene uitspraken (W) door ervaringsgegevens worden bekrachtigd, dan noemt men ze wetten, indien niet dan blijven het hypothesen 23 Het formuleren van theorieën • • • hypothesen kunnen meer of minder abstract (algemeen) zijn hypothesen van hogere of lagere orde in een theorie zijn de hypothesen van lagere orde uit de hypothesen van hogere orde (= de algemenere hypothesen) + bijkomende veronderstellingen logisch afleidbaar 24 Het formuleren van theorieën voorbeeld (Durkheims zelfmoordtheorie): 1.) Hoe meer de leden van een samenleving in de godsdienstige groepering van die samenleving zijn geïntegreerd, des te lager is het zelfdodingscijfer van die samenleving. (W) 2.) De protestantse leden van een samenleving zijn minder hecht in de godsdienstige groeperingen van die samenleving geïntegreerd dan haar katholieke leden. 3.) Hoe meer leden van een samenleving protestant zijn, des te hoger is het zelfdodingscijfer van die samenleving.(W) 4.) De Zweedse bevolking bestaat grotendeels uit protestanten. 5.) Het zelfdodingscijfer in Zweden is hoog. 25 Empirisch onderzoek • Sociologische theorieën moeten worden geconfronteerd met de werkelijkheid • deze confrontatie heet sociologisch empirisch onderzoek • empirisch onderzoek: afleiding van concrete voorspelling(en) uit algemene theorieen om daarmee de theorie aan de werkelijkheid te toetsen • dit leidt tot: bekrachtiging of falsifiëring • structuur van toetsing=structuur van verklaring 26 Empirisch onderzoek Voorbeeld: Hoe wantrouwiger het klimaat tussen medewerkers binnen een organisatie, des te minder delen zij kennis via ICT. (W) In de organisatie NewTec -waar veel werkplaatsen verdwijnen- is een hoge mate van wantrouwigheid tussen medewerkers. (C) In de organisatie NewTec -waar veel werkplaatsen verdwijnen- wordt zelden kennis via ICT gedeeld. (explanandum=voorspelling) • toetsing van een theorie in de praktijk: een falsifiëring moet reproduceerbaar zijn voordat een theorie afgekeurd wordt • pas als er een betere theorie is, wordt niet meer aan een27 theorie vast gehouden Empirisch onderzoek: Data verzameling • Aselecte steekproeven: statistische toetsen • experimenten: statistische toetsen • observatie • case studies • ……. 28 Sociologische en sociale problemen • sociale problemen: normatief/praktisch • sociologische problemen: beschrijvend/verklarend • oplossing van een sociologisch probleem bevredigt alleen de nieuwsgierigheid en produceert kennis banden tussen de twee soorten problemen: • sociale problemen kunnen aanleiding geven voor sociologische vragen • oplossingen voor sociale problemen kunnen soms uitkomen uit antwoorden op de sociologische vragen • sociologisch onderzoek kan laten zien dat bepaalde oplossingen van sociale problemen in de praktijk niet werken • nadat kennis door antwoorden verworven is: toepassingsvragen! 29