Schoolwerkplan SBSO Baken 2016-2018 Sneuveltekst Kwaliteitszorg bewaard op 21-07-2017 1 Schoolwerkplan 1 1. Inleiding 4 2. Omschrijving van het pedagogisch project 5 3. PPGO! 5 Missie SBSO Baken 6 Pedagogisch beleid Holistisch model 7 Visie op opleidingsprofielen en trajecten per opleidingsvorm 7 Teach 8 Sanctiebeleid - 4 ladenmodel 4. 5. 6. 7 Aanbod van de school 11 12 Opleidingsvorm 1 12 Opleidingsvorm 2 13 Opleidingsvorm 3 18 Opleidingsvorm 4 19 Finaliteit 20 Wonen 20 Werken 20 Vrije tijd 20 Leerlingen met ASS en finaliteit 21 Finaliteit OV1 21 OV2 & Auti OV2 21 OV3 & Auti OV3 22 Handelingsplanning 23 Het schoolwerkplan 23 Strategie Periodeplanning 23 Beginsituatie leerling 23 2 7. 8. 9. De strategie Handelingsplanning 24 Agenda 24 Het lessenrooster 25 Klassenraad 25 Evaluatie 25 De didactische werkvormen 25 Digitaal leerplatform 25 Leerproces evalueren en rapportering 27 Productevaluatie 27 Procesevaluatie 28 Schoolorganisatie 29 Kwaliteitszorg 29 Het lestijdenpakket 30 De leerlingen en hun opleiding 30 Het personeel 31 De personeelsbegeleiding en -evaluatie 34 De Vriendenkring 35 Stagiairs 35 Communicatie 36 Top - down 36 Bottem - up 36 Het basisonderhandelingscomité 37 De leerlingen 37 De ouders 37 Profilering van de school en PR 38 De overheden 39 3 1. Inleiding Het schoolwerkplan is een document dat terugkoppelt welke doelen we vooropstellen en de wijze waarop we ons organiseren om die doelen te bereiken. Het is een bundeling van de resultaten die met het volledige personeelsteam tot stand kwam tijdens verschillende overlegmomenten en vergaderingen. Het is geen statisch document maar het resultaat van veel inspanningen van het beleid naar continue verbeterprocessen. Kwaliteitszorg op onze school is een van de peilers waar we ons onderwijs in een voortdurende flow van verbetering willen brengen. Hiervoor kiezen we ervoor om prioriteiten te stellen die we vertalen in onze speerpunten. De speerpunten zijn onze focuspunten waarvan het personeel of het beleid aangeeft dat we een proces van actualisering, bijsturing of ontwikkeling moeten opzetten. We vinden het belangrijk om stil te staan bij deze speerpunten en focussen te leggen. Opbasis van de speerpunten worden doelen en acties opgesteld die dan vertaald zijn in een beleidsplan en een Jaaractieplan. Het schoolwerkplan is dus een levend document dat ons processen transparant maakt. Het is en mag geen statisch document zijn, maar één dan regelmatig een update krijgt. Om een duidelijk beeld te krijgen op de prioriteiten, verbeterprocessen en acties die de school onderneemt, verwijzen we ook naar het beleidsplan en jaaractieplan, die de basis vormen om te komen tot de zaken opgenomen in dit schoolwerkplan. Het schoolwerkplan wordt regelmatig aangepast (minstens één maal per beleidsperiode) en is daarom net als onze school voortdurend in evolutie. Fannie Braeckman Directrice SBSO Baken 4 2. Omschrijving van het pedagogisch project PPGO! “Het GO! voedt op tot actief burgerschap door respect, oprechtheid, gelijkwaardigheid, openheid, engagement en betrokkenheid te bewerkstelligen.” Om deze doelstellingen te bereiken stemmen wij onze eigen schoolvisie zo nauw mogelijk af op dat van het PPGO (pedagogisch project van het gemeenschapsonderwijs). Het geeft richting aan ons denken en handelen binnen ons specifiek onderwijskader. Het PPGO! biedt een referentiekader voor een dynamisch mens- en maatschappijbeeld. Het PPGO! beoogt gelijke kansen met de maximale ontplooiing en vorming van persoonlijkheden. Werken aan zelfbeschikking en onvoorwaardelijke participatie vinden we dan ook belangrijke sleutelwaarden in het traject die we met de ons toevertrouwde jongeren afleggen. Voor elke leerling worden individuele ontwikkelingsdoelen vooropgesteld die ongeacht de gekozen opleidingsvorm, de jongere stimuleren zich verder te ontplooien. Belangrijk is dat de jongere met een beperking zelf controle heeft over zijn leven , keuzes kan maken en over voldoende middelen kan beschikken om deze keuzes invulling te geven. Ondersteuning van onze leerlingen is hierbij prioritair. Deze ondersteuning mag niet uitgaan van tekortkomingen van een leerling maar moet gericht zijn op mogelijkheden. 5 Missie SBSO Baken Voor iedereen de juiste richting ! SBSO Baken is een secundaire school voor buitengewoon onderwijs waar de jongeren houvast, structuur en aandacht krijgen. We zijn voor hen een richtpunt, een baken. Samen zoeken we voor iedereen de juiste richting! SBSO Baken is : een ‘leef’plaats waar we samen leren samenleven. We zetten de deur open voor/naar de wereld en samenwerken met belangrijke personen binnen het netwerk van de jongeren: ouders, grootouders, opvoeders, … een ‘leer’plaats waar jongeren de ruimte en mogelijkheden krijgen om hun vaardigheden en kennis uit te breiden. Ieder doet dit op zijn tempo en volgens zijn talenten, rekening houdend met ieders zijn specifieke onderwijsbehoeften. Ook het schoolteam blijft bijleren en zich professionaliseren om zijn expertise actief in te zetten en kwaliteitsvol onderwijs te bieden. Een ‘speel’plaats waar jongeren leeftijdsgenoten ontmoeten, zich verbonden voelen met elkaar en ervaringen kunnen delen en beleven. Een ‘veilige’ plaats waar jongeren zich thuis mogen voelen en waar ze ruimte krijgen om zichzelf te zijn en hun eigen persoonlijkheid te ontwikkelen, waar ze hun gevoelens mogen uiten en opgroeien tot volwassenen. Een plaats voor talent waar we met onze jongeren ontdekken, creëren, uitblinken en genieten. Een ‘start’plaats voor de toekomst van onze jongeren, waar we een brug bouwen en hen voorbereiden op een toekomst op maat, of dat nu dagbesteding is, maatwerk, begeleid werk of een job in het normaal arbeidscircuit. 6 3. Pedagogisch beleid Holistisch model Wij willen in onze school werken aan de totale opvoeding van onze leerlingen. In die zin streven wij naar een holistisch model waarmee we in onze pedagogische en didactische visie rekening houden. In de holistische visie wordt de mens beschouwd als één geheel. Fysieke gevoelens, levensovertuigingen en sociale omstandigheden, zijn gebieden die allemaal verbonden zijn en niet los van elkaar gezien kunnen worden. Ze vormen samen een balans en beïnvloeden elkaar. Zo willen we in onze handelingsplanning zoveel mogelijk samenwerken met de ouders, omdat ook hun opvoeding en opvatting het leren van het kind beïnvloeden. Verder is ook de gelijkwaardigheid van de paramedici ten opzichte van de leerkrachten op school hier een voorbeeld van. Leerkrachten, kinesisten, logopedisten en psychologen/orthopedagogen hebben allen een even grote bijdrage tot het opvoeden van onze leerlingen. Om die holistische visie waar te maken, is het nodig om gebruik te maken van een groot palet aan werkvormen en leermiddelen (zie bijlage 6: opsomming werkvormen en leermiddelen). De specifieke eigenheid van het buitengewoon onderwijs vraagt een afstemming van deze werkvormen en leermiddelen op maat van elke leerling, om te differentiëren binnen de klas. Dat vergt creativiteit van de leraren en verantwoordt het gebruik van verschillende inhouden en methodes binnen eenzelfde pedagogische eenheid. Zo kan het zijn dat sommige leerlingen wel en anderen geen huiswerk dienen te maken, of dat een bepaalde leerling een extra taak opgelegd krijgt. De evaluatie van de leerlingen zal bijgevolg ook niet voor alle leerlingen dezelfde zijn. Alles hangt af van de individuele handelingsplanning (uitgewerkt in het hoofdstuk “organisatie van de begeleiding”). Een basisprincipe van ons opvoedingsmodel is dat wij ons onderwijs zo realistisch mogelijk maken en dus zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid brengen. Deze manier van werken garandeert volgens ons dat wij onze leerlingen opvoeden tot volwaardige personen die hun mannetje kunnen staan in de realiteit. Enkele voorbeelden zijn: het winkelen en betalen in een buurtwinkel, bezoeken aan verschillende stadsdiensten, het aanleren van inhoudsmaten in de keuken en de werken voor derden. Zonder het belang van bijvoorbeeld spelling, grammatica of rekentechnieken te willen minimaliseren, denken wij dat het belangrijk is vooral functionele GASV aan te bieden. Visie op opleidingsprofielen en trajecten per opleidingsvorm David en Leen werken sneuveltekst uit 7 Teach De TEACCH-principes kunnen in zeven punten worden samengevat: Opvoeding en onderwijs gebaseerd op structuur Aanpassing in twee richtingen Het kind helpen via de ouders Een goede diagnose en onderzoek als uitgangspunt Een degelijke opleiding van professionelen als generalisten met betrekking tot autisme Accent op vaardigheden en positieve resultaten Methodiekontwikkeling (mede) gebaseerd op uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek 1. Opvoeding en onderwijs gebaseerd op structuur. Structuur aanbrengen in tijd, ruimte, situatie / activiteit is een belangrijk middel om ontwikkeling en groei te stimuleren bij mensen met een autistismespectrumstoornis. Iemand met ASS kan de wereld onvoldoende overzien. Hij of zij ziet geen samenhang, verbanden of patronen. Daarom is het noodzakelijk dat wij de wereld rondom hen verduidelijken. Verduidelijken van tijd, ruimte en situatie is ook een belangrijk middel bij het voorkomen en aanpakken van probleemgedrag bij mensen met ASS. Structuur aanbrengen kan via twee strategieën gebeuren: 1. De tijd, ruimte en situatie concreet maken. Dus inzichtelijk, overzichtelijk en voorspelbaar. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van vaste routines, standaard-procedures, orde en regelmaat (Dit zou je kunnen noemen "structuur in engere zin"). 2. De tijd, ruimte en situatie visueel duidelijk maken . Dus informatie over tijd, ruimte en situatie wordt visueel gepresenteerd en is tussentijds steeds opnieuw te raadplegen (Dit zou je kunnen noemen "visualisatie" of "verduidelijking"). Er is een verschil tussen de twee bovengenoemde vormen van structuur aanbrengen. Wanneer men in het werken met mensen met een autismespectrumstoornis veel gebruik maakt van visuele hulpmiddelen (strategie 2) hoeft men minder strikt vast te houden aan de middelen genoemd onder strategie 1. Met visuele hulpmiddelen geef je mensen met autisme eigenlijk een "prothese" om hun handicap wat te compenseren. Ze zijn dan beter toegerust voor het leven in de wereld en zijn dan (wat) minder afhankelijk van vaste patronen. Door het aanbrengen van structuur worden duidelijkheid, begrip en voorspelbaarheid vergroot. Het resultaat hiervan is dat de persoon met een autistische stoornis meer houvast krijgt en meer grip op de wereld om hem heen en op het eigen leven. Angst, verwarring, paniek, frustratie en woede nemen af wanneer door het aanbrengen van structuur een sterker gevoel van zekerheid (en na verloop van tijd een groter gevoel van veiligheid) ontstaat. Het verduidelijken van tijd, ruimte en situatie komt later nog aan bod. Binnen de autiwerking trachten wij tijd, ruimte en situaties concreet te maken door een aantal vaste routines in te bouwen. Zo hebben de leerlingen bv. vaste gewoontes bij het binnen komen van de klas (jas en schooltas weg zetten, eventueel werkkledij aan doen, materiaal klaar leggen, agenda invullen), wordt er een duidelijke lesopbouw nagestreefd en zijn er een aantal vaste afspraken. Het 8 aantal leerkrachten wordt ook zoveel mogelijk beperkt, waardoor meer continuïteit en voorspelbaarheid mogelijk gemaakt worden. Daarnaast trachten we binnen de autiklassen informatie over tijd, ruimte en situatie te visualiseren, aangepast aan het communicatieniveau van de leerling. Dit gebeurt onder meer door gebruik te maken van weekroosters, dagschema’s, een aangepaste agenda, timers om de duur van een activiteit te verduidelijken, een prikkelarme klasruimte, individuele werkhoeken, werkschema’s, stappenplannen, sociale leerverhalen en een aangepaste communicatie. 2. Aanpassing in twee richtingen Met dit principe wordt bedoeld dat aanpassing zowel van de kant van de samenleving als van de kant van de persoon met ASS noodzakelijk is. Binnen het TEACCH-programma wordt de persoon met autisme niet sec aangepast aan een zo zinvol mogelijk leven, maar aan een zo zinvol mogelijk leven binnen een optimaal op zijn handicap afgestemde leefomgeving. De aangepaste leefomgeving is de aanpassing die van de kant van de samenleving moet komen. De aangepaste leefomgeving kan gecreëerd worden door gebruik te maken van allerlei hulpmiddelen, zodat voorspelbaarheid van ruimte en tijd ontstaat. Wat dan in feite gebeurt, is dat we randvoorwaarden scheppen die ontwikkeling van de persoon met autisme mogelijk maken. De TEACCH Divisie stelt: de grootste aanpassing moet komen van de sterkste partij, van de samenleving dus. Dit is ook een politiek vraagstuk: De samenleving moet inzien dat de handicap autisme aangepaste en gespecialiseerde voorzieningen voor mensen met autisme van alle niveaus en leeftijden noodzakelijk maakt. We ervaren dat het voor onze leerlingen met ASS niet altijd evident is om aanpassingen in twee richtingen na te streven. Zij komen immers in een woon-en werkomgeving terecht waarbinnen zij vaak geconfronteerd worden met een omgeving die niet aangepast is aan hun handicap. Wij trachten onze leerlingen met ASS daarom een aantal handvaten en hulpmiddelen aan te reiken die hen kunnen helpen om zich te handhaven in een voor hen dikwijls chaotische wereld. We vinden het daarom belangrijk dat zij deze hulpmiddelen eenvoudig ter beschikking hebben en zelfstandig kunnen gebruiken (denken we bv. maar aan het gebruik van een agenda, het gebruik van bestaande planningsinstrumenten en visualisaties, het belang van hulp kunnen vragen, ...). Binnen de lessen GASV wordt hieraan dan ook de nodige aandacht besteed. Daarnaast gaan we voor onze leelingen met ASS op zoek naar stageplaatsen die zoveel mogelijk tegemoet kunnen komen aan hun beperking. Een gestructureerde omgeving, duidelijke taakomschrijving, vast werkpatroon, duidelijke tijdsindeling,... zijn een aantal kenmerken van een stageplaats die voor heel wat leerlingen met ASS van groot belang zijn. Bij het zoeken naar een geschikte stageplaats trachten we ook zoveel mogelijk rekening te houden met de sterke kanten van de leerling met ASS (bv. een leerling die bijzonder sterk is in sorteertaken) 9 3. Het kind helpen via de ouders Dit principe is binnen TEACCH zeer sterk ontwikkeld. TEACCH is mede onder invloed van ouders ontstaan. Hulpverleners en leerkrachten gespecialiseerd in autisme, kunnen zichzelf wel beschouwen als autismeexperts, dat neemt echter niet weg dat niemand dat ene kind met autisme zo goed kent als zijn eigen ouders. Ouders kunnen soms hun kind veel beter inschatten dan de hulpverleners en leerkrachten die bij dat kind zijn betrokken. De deskundigen / professionelen moeten voldoende bescheidenheid aan de dag kunnen leggen en ouders als gelijkwaardige partners beschouwen. Het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid voor de opvoeding en onderwijs aan het betreffende kind. Een professioneel die zijn werk serieus neemt, zal regelmatig vragen naar de mening en visie van de ouders. Communicatieve uitingen en gedragingen van iemand met autisme zijn soms alleen begrijpelijk voor degenen die de persoon heel goed kennen, omdat die persoon die dan op een geheel eigen wijze gebruikt. In vaktermen noemt men dat "idiosyncratisch" taalgebruik of gedrag. Ouders zijn belangrijke partners binnen onze werking. Leerlingen met een beperking vragen immers een specifieke aanpak dat bij elk kind verschillend is. Ouders kennen hun kind en de meest aangewezen aanpak dikwijls het best en kunnen een belangrijke bron van informatie zijn. Via intakegesprekken, oudercontacten en informele momenten trachten wij daarom een vlotte communicatie tussen de school en de ouders te onderhouden. 4. Een goede diagnose en onderzoek als uitgangspunt Binnen TEACCH beschouwt men "A Diagnosis and Assessment" als belangrijke uitgangspunten. Diagnosis (= diagnose) is feitelijk een theoretische afbakening: Is dit kind autistisch ? Is het (ook) verstandelijk gehandicapt ? Assessment (= onderzoek) is er op gericht alle sterke en zwakke kanten van die ene unieke persoon met autisme in kaart te brengen. Doel hiervan is het creëren van een hulpmiddel dat men kan gebruiken bij het opstellen van een individueel behandelingsplan of bij het bieden van begeleiding. (Omdat kinderen met autisme soms moeilijk met de gangbare testen te onderzoeken waren ontwikkelde Schopler de zogenaamde PEP-test voor deze doelgroep. De letters PEP staan voor "Psychologisch-Educatief Profiel". De PEP-test wordt nog altijd gebruikt, evenals de zogenaamde APEP, die later voor adolescenten en volwassenen met autisme werd ontwikkeld). Binnen het TEACCH-programma streeft men ernaar om binnen opvoeding en onderwijs zoveel mogelijk gebruik te maken van de sterke kanten om de zwakke kanten te compenseren. Ondanks mogelijke individuele verschillen, zie je vaak algemene sterke en algemene zwakke kanten terug bij mensen met een autistische stoornis. Bij de intake-procedure trachten we een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de leerling en sterke en zwakke punten in kaart te brengen. We hanteren naast het verslag van het CLB een eigen intake. Hierbij het ICF model waarvoor een schooleigen handleiding werd voorzien, die samen met de ouders wordt ingevuld. Ook informatie vanuit de vorige school, gegevens uit observaties, gegevens van externe diensten, ... worden hieraan toegevoegd. De informatie uit deze vragenlijst worden ter beschikking gesteld van alle betrokkenen en waar nodig regelmatig aangevuld. 10 Vanuit deze gegevens en een paar weken observatie wanneer de leerling bij ons start, wordt een beginsituatie en een individueel handelingsplan opgemaakt van de leerling. Op regelmatige basis worden de geselecteerde doelstellingen voor elke leerling geëvalueerd en bijgestuurd. 5. Een degelijke opleiding in autisme van alle professionals die vanuit verschillende vakgebieden betrokken zijn bij de mensen met autisme. Het betreft specialisten op hun vakgebied (logopedist, orthopedagoog, leerkracht, maatschappelijk werker), maar tegelijkertijd generalisten op het gebied van autisme. Zij volgen namelijk allemaal vooraf cursussen autisme en gaan regelmatig naar opfris- en bijscholingscursussen en trainingen op dit gebied. De achterliggende reden is, dat autisme als handicap begrepen moet worden voordat men in staat is om op een goede manier met mensen met een autistische stoornis aan de slag te kunnen. Binnen SBSO Baken vinden wij het belangrijk om kwaliteitsvol onderwijs te kunnen bieden aan alle leerlingen, dat gebaseerd is op autismevriendelijke principes. Daarom is het een noodzaak dat alle personeelsleden naast een basisopleiding bereid zijn om zich voortdurend te blijven bijscholen en zich te verdiepen in het autisme. Dit kan zowel via externe als interne navorming gebeuren. 6. Accent op vaardigheden en positieve resultaten Men kan in de benadering van het kind of de volwassene met autisme en het accent leggen op datgene wat nog niet aanwezig is, of juist op datgene wat wél aanwezig is. Deze keuze bepaalt in hoge mate de houding ten opzichte van de persoon met autisme. Wanneer men de geschiedenis van autisme bekijkt, valt op dat men in het verleden veel nadruk heeft gelegd op pathologie, op het ongewone / afwijkende. Men concentreerde zich op het halflege (in plaats van op het halfvolle) glas. Pas onder invloed van TEACCH is men meer ontwikkelingsgericht gaan werken (In de PEP-test, ontwikkeld door Schopler, zie je dit terug. Een item van de PEP-test kan niet alleen "geslaagd" of "mislukt" scoren, maar ook "in ontwikkeling"). Tegenwoordig ziet men een kind met autisme veel sterker als een gewoon kind met specifieke moeilijkheden. Een kind dat zijn eigen ontwikkeling doormaakt, maar evengoed vooruit kan / zal gaan. Dit maakt de aanpak minder fatalistisch en dynamischer. Binnen SBSO Baken hebben we aandacht voor elke individuele leerling met zijn / haar individuele hulpvraag. We vertrekken vanuit de sterke kanten van de leerling om vaardigheden aan te leren en te ontwikkelen. Het ICF-model voor beeldvorming van de leerling is eveneens geënt op deze principes. 7. Methodiekontwikkeling (mede) gebaseerd op uitkomsten van ontwikkeling wetenschappelijk onderzoek De TEACCH Divisie is verbonden aan de Universiteit van North Carolina. Wetenschap en praktijk beïnvloeden elkaar over en weer. van TEACCH is dus niet zozeer gebaseerd op een filosofie of een visie, zoals dat bij de meeste behandelmethoden uit Leereenheid A wel het geval is, maar eerder op een stelsel van methodieken waarvan de werkzaamheid wetenschappelijk is vastgesteld. Een belangrijk verschil. Sanctiebeleid - 4 ladenmodel Nog uit te werken voor onze school op basis van GO model 11 4. Aanbod van de school Onze school is een school voor buitengewoon secundair onderwijs. Dat wil zeggen dat leerlingen die om een of andere reden niet meekunnen in het gewone circuit in onze school terecht kunnen. Wij bieden vier opleidingsvormen (verder in de tekst aangeduid als OV) aan die elk hun specifiek doelpubliek hebben. Nog na te kijken Opleidingsvorm 1 1. Algemeen In OV1 begeleiden wij leerlingen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking. Daarnaast kunnen er zich bij bepaalde leerlingen ook motorische-, socio-emotionele- of karakterstoornissen voordoen. De meeste leerlingen hebben een type 2 attest of een type 9 attest, enkelen hebben een type 4 attest. De hoofddoelstelling in deze opleidingsvorm is de leerlingen voorbereiden op het leven in een beschermend milieu (dagcentrum, weekverblijf, permanente opvang, thuis, …). In OV1 hebben wij een aantal klassen (A1 => A7) die er specifiek op gericht zijn leerlingen met autisme of aanverwante pervasieve ontwikkelingsstoornissen te begeleiden. 2. +18 werking in OV1 – finaliteitswerking De finaliteitswerking OV1 (Fin 1 => Fin 6) bereidt leerlingen voor op hun toekomst na school. Dit kan een toekomst zijn binnen het Dagcentrum ofwel binnen Begeleid Werken. Onze finaliteitswerking richt zich tot alle leerlingen van opleidingsvorm 1 die 18 jaar geworden zijn. We kiezen bewust voor een geïntegreerde werking. Leerlingen kunnen les volgen tot het schooljaar waarin ze 21 jaar worden. Daarom voeren we vanuit de school een actief beleid bij onze ouders om hun kinderen vanaf 17 jaar op een wachtlijst van een volwassen voorziening (Dagcentrum of Begeleid Werk) in te schrijven. Onze finaliteitswerking sluit aan bij het leefgroepsgebeuren, lessen worden afgestemd op activiteiten die ook in het dagcentrum doorgaan om leerlingen er op die manier mee vertrouwd te maken. Bvb aan de hand van atelierwerking. Of we bieden leerlingen werktrainingen aan zowel binnen als buiten de schoolmuren, als voorbereiding op het begeleid werken. 3. Structuurklas /hechtingsklas Leerlingen die een individuele, niet groepsgebonden aanpak nodig hebben en geen diagnose autisme hebben, kunnen in deze klas terecht. In de structuurklas/Hechtingsklas wordt er gewerkt met methodieken die ook terug te vinden zijn in onze autiwerking. 12 Opleidingsvorm 2 1. Algemeen Opleidingsvorm 2 begeleidt leerlingen met een matige tot ernstige verstandelijke handicap met als doel integratie in het beschermend leef- en arbeidsmilieu te bekomen (beschuttende werkplaats, reguliere arbeid, dagcentrum,…). We onderscheiden in het traject binnen OV2 twee fasen: de eerste fase (socialisatiefase, S –klassen), de tweede fase (Finaliteitsfase, F –klassen). In OV 2 begeleiden wij leerlingen met autisme of aanverwante pervasieve ontwikkelingsstoornissen in aparte groepen tijdens de socialisatiefase. Vanaf de 2e fase kiezen we voor zoveel mogelijk integratie met de leerlingen zonder autisme. Leerlingen kunnen in de 2e fase kiezen om zich te specialiseren in buitenwerk (groendienst) of binnenwerk (onderhoud), daarnaast krijgen ze allen opleiding in het seriewerk. In de 2de fase krijgt de finaliteit (vanaf minstens 18 jaar) een belangrijke plaats en worden de beroepsgerichte competenties verder uitgediept. Bij het functioneren in een arbeidsituatie komen basisvaardigheden van pas uit schoolse vakgebieden zoals rekenen, taal, technische vaardigheden,…. Deze vaardigheden worden aangeleerd tijdens de GASV vakken. Er zijn echter ook specifieke vaardigheden die nodig zijn om te kunnen functioneren bij het uitoefenen van een beroep. Deze kunnen we samenvatten in een vijftal competenties: - Competentie om opdrachten uit te voeren en aan de verwachtingen te beantwoorden - Competentie om vlot te leren op de werkplek en daarbij na te denken over het eigen leer- en werkproces - Competentie om vlot te communiceren - Competentie om na te denken over de eigen toekomst - Competentie om een brede integratie in de samenleving te realiseren 2. 1e fase Doel: leerlingen laten kennis maken met verschillende technieken. We concentreren ons op de observatie en het ontwikkelen van de mogelijkheden en interesses van de leerlingen en op het verbeteren van de werkhouding. Daarnaast zorgen we ervoor dat de leerling zo zelfstandig mogelijk kan functioneren in het dagelijks leven. Concreet worden de lessen georganiseerd in GASV vakken en BGV vakken. Zowel tijdens de lessen GASV als BGV ligt de klemtoon op het verwerven van functionele competenties. Met functioneel wordt bedoeld dat deze competenties een grote maatschappelijke relevantie hebben of dat ze toepasbaar zijn in zowel schoolse als buitenschoolse situaties. Het zijn basisvaardigheden en attitudes – in bepaalde mate ook kenniselementen – die noodzakelijk zijn om zelfstandig te functioneren in de maatschappij en op de werkvloer. 1e jaar van de 1e fase GASV: De klemtoon ligt op het verwerven van functionele taalvaardigheid, functionele rekenvaardigheid, tijd en ruimtebewustzijn. Er wordt thematisch gewerkt. Elk thema vertrekt zoveel mogelijk vanuit situaties en contexten die relevant zijn voor het latere functioneren in de maatschappij. BGV: Tijdens de BGV lessen leren de leerlingen gepaste werkkledij te gebruiken en wordt er geoefend op fijnmotorische vaardigheden: tekenen, figuurzagen, gebruik van hamer en schroevendraaier,… De leerlingen krijgen ook een eerste introductie in indoor en outdoor: Leerlingen maken kennis met poets- 13 (borstel, spons, strijkijzer) en licht tuingereedschap (krabber, hark, schepje, gieter). Ze werken alleen en/of onder begeleiding van de leerkracht. Evaluatie: Aan het begin van het schooljaar wordt elke leerling getest met de Ruward test door de kinesist van de school. Deze test peilt naar 41 vaardigheden gelinkt aan handelingen in een beschutte werkplaats. Bedoeling hiervan is na te gaan welke technische competenties eventueel extra training behoeven. Tijdens de hele eerste fase wordt intensief geoefend aan de hand van de Zedemokoffers. Deze koffers zijn zodanig samengesteld adhv specifieke materialen dat vaardigheden kunnen getraind worden ifv de resultaten van de Ruward test. Op het einde van het schooljaar wordt de Ruward test nogmaals afgenomen om een eventuele progressie in kaart te kunnen brengen. 2e jaar van de 1e fase Doel: Maturiteit en zelfstandiger werken wordt belangrijk. Tempo wordt een bijkomende factor in het trainen van arbeidsvaardigheden. GASV: Tijdens GASV worden de thema’s van het 1ste jaar verder uitgediept. Functionele taalvaardigheid en rekenvaardigheid worden nauwgezet opgevolgd en bijgestuurd. BGV: De factoren tempo en kwaliteit worden belangrijk. De leerkracht volgt dit voor elke leerling op zowel voor BGV als GASV lessen. De werkvaardigheden van het eerste jaar krijgen verdieping: de oefeningen voor fijne motoriek worden nog fijner, kracht doseren wordt een extra aandachtspunt. In outdoor oefenen de leerlingen verder op het hanteren van licht tuingereedschap en leren ze het ruwere werk uitvoeren: hanteren van spade en schop, harken, onderhoud speelplaats, hout zagen… In de lessen indoor ligt de nadruk op seriewerk, tempo, kwaliteit, onderhoud en basis huishoudelijke vaardigheden (een maaltijd bereiden, afwassen, sorteren van was, strijken, poetsen en dweilen). Evaluatie: Ook hier volgt er op het einde van het schooljaar een hertesting met de Ruward test. Op het einde van het schooljaar vindt eveneens een belangrijk oudergesprek plaats. Welke is de visie op finaliteit van de ouders? Hoe zien zij hun kind verder evolueren in de nabije toekomst? Zijn thema’s die in dit gesprek besproken worden. 3e jaar van de 1e fase Doel: Attitudes en werkvaardigheden waaraan gewerkt worden zijn vergelijkbaar met het 2de jaar, maar volhouden, wordt een belangrijk aspect: leerlingen moeten gedurende 2 lesuren aan eenzelfde opdracht kunnen werken. Ze leren ook samenwerken. In de outdoorles oefenen we op het onderhoud van wegen en parkingen, paden en pleinen: vegen, harken, werken met spade en schop en leren ze de haag snoeien met de handschaar. In de indoorles moet de leerling voldoen aan het vooropgestelde tempo en de vaardigheden van het 2de jaar moeten voldoende gekend zijn. Leerlingen moeten zelf weten welk materiaal ze dienen te gebruiken en dit correct doen, ze moeten zelf initiatief nemen en de juiste werkvolgorde kunnen aanhouden. Leerlingen krijgen voeling met de. Opdat ze zouden weten waar ze later kunnen tewerkgesteld worden, brengen wij al dan niet in het bijzijn van ouders een bezoek aan een beschutte werkplaats. Daarnaast organiseren we ook zoveel als mogelijk extramurale BGV, de leerlingen gaan (samen met de leerkracht) werken uitvoeren buiten de school, bijvoorbeeld in de beschutte werkplaats. 14 3. 2e fase We geven de leerlingen een zo gevarieerd mogelijke opleiding, met als doel de integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu te bekomen. Vandaar dat we een groot belang hechten aan het uitvoeren van verschillende stages. In OV2 begeleiden wij leerlingen met autisme of aanverwante pervasieve ontwikkelingsstoornissen in aparte klassen (eerste fase OV2) Vanaf de tweede fase kiezen we terug voor geïntegreerde groepen. Vanaf die tweede fase kunnen leerlingen een keuze maken tussen Indoor (poetsen, textielverwerking,..), Outdoor (groendienst) of Productie (serie)werk. Tempo, concentratie, netheid, een goede werkhouding, samenwerken, zelfstandig werken, maturiteit en werk zien zijn in deze tweede fase de belangrijkste doelen. Leerlingen krijgen een persoonlijk traject (gebaseerd op de werking van een POP: persoonlijk ontwikkelingsplan), gekoppeld aan hun handelingsplan. Het persoonlijk traject wordt geconcretiseerd dmv het competentiewoordenboek van de beschutte werkplaats of de SAM-schaal ingedeeld in de drie grote domeinen: wonen, werken en vrije tijd (zie verder). Dit persoonlijk traject wordt opgevolgd door de finaliteitscoördinator in nauw overleg met de verantwoordelijke orthopedagoge/psychologe. Vanaf de tweede fase (de F –klassen) leren we leerlingen ook verantwoordelijkheid te nemen voor hun werkkledij. Waar de leerlingen van de S –klassen nog gebruik kunnen maken van werkkledij van de school (dat ook door de school wordt beheerd en onderhouden), moeten ze dit zelf aankopen in de F –klassen en ook zelf instaan voor het onderhoud hiervan. Verder leren we de leerlingen ook omgaan met PBM (persoonlijke beschermingsmaatregelen) en CBM (collectieve beschermingsmaatregelen). Leerlingen leren hoe ze zichzelf moeten beschermen bij de verschillende taken, zoals het gebruik van werkschoenen, beschermingsbril, oorbescherming. Daarnaast zal vooral de school instaan vor CBM, zoals de veiligheid van de lopende band in de bandwerkklas, maar ook de leerlingen leren wat dit betekent en leren hiermee rekening te houden. 1e jaar van de 2e fase Stiptheid en zelf werktempo kunnen aanpassen aan de beschikbare tijd zijn nu heel belangrijk. Tijdens de lessen GASV wordt het verwerven van functionele taalvaardigheid, functionele rekenvaardigheid, tijd en ruimtebewustzijn verder uitgediept. Ook hier wordt er terug thematisch gewerkt. De thema’s die behandeld worden zijn dezelfde als die van de eerste fase maar verder uitgediept. Deze sluiten het beste aan bij het latere functioneren in de maatschappij. In de indoorrichting wordt er voornamelijk gefocust op zelfredzaamheid bevorderen en in uitbreiding op een eventuele latere tewerkstelling in deze branche (onderhoud, strijken,…). In de outdoorrichting ligt de focus op groenonderhoud, aangevuld met werkplaatstechnieken. Leerlingen leren plantsoenen, wegbermen en bosgebieden onderhouden. Ook leren ze handgereedschappen op voldoende wijze gebruiken. Vanuit het IHP wordt beslist welke leerling bekwaam is om een kleine bosmaaier, bladblazer, grasmaaier of hakselaar te leren gebruiken. Ze leren gereedschap onderhouden, bieden hulp bij onderhoud van machines, helpen bij gebruik van boor-/zaagmachine. Leerkrachten BGV gaan met de leerlingen op extramurale BGV om hen geleidelijk aan voor te bereiden op een stage in de beschutte werkplaats. De school heeft een duidelijke visie over stages in de beschutte werkplaats, deze is terug te vinden in het onderdeel finaliteitswerking – OV2/auti OV2. 15 De finaliteitscoördinator OV2 bewaakt de uitvoering van de doelstellingen in het POP ifv tewerkstelling, wonen en vrije tijd. Deze neemt ook met de leerling alle stagevoorbereidingen door en heeft een nauw contact met leerlingen en ouders in functie van latere tewerkstelling. 2e & 3e jaar van de 2e fase Samenwerken, zelf initiatief nemen, werkinzicht zijn belangrijke aandachtspunten. GASV: thema’s die nog niet volledig afgewerkt zijn of nog niet aan bod gekomen zijn tijdens het eerste jaar van de 2e fase worden hier gegeven. Het is onmogelijk elk thema in het eerste jaar van de tweede fase in voldoende mate uit te diepen. Thema’s worden daarom in onderling overleg met de leerkrachten GASV gespreid over 2 schooljaren. Op die manier is het mogelijk dat elke leerling op zijn of haar eigen tempo de nodige functionele kennis verwerft die belangrijk is voor het goede functioneren in de finaliteitsklas. Dit met het oog op de einddoelstelling, namelijk tewerkstelling. Tijdens de lessen BGV ligt de klemtoon op tempo en volhouden, evenals op het zelf kunnen inschatten en aanpakken van veilige/onveilige situaties en handelingen. Leerlingen worden geacht alle stappen van een opdracht te kennen en deze zelfstandig toe te passen. Er wordt in kleine ploegjes geoefend en geleerd met kleine basismachines te werken, zoals grasmaaier, bladblazer, bosmaaier, hakselaar, hageschaar. Tijdens de les indoor leren ze grotere oppervlaktes te onderhouden en moeilijkere stukken te strijken. Ook in een tweede fase is er reeds een mogelijkheid om een stage te volgen van zodra de leerling de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft. Hij/zij dient in staat te zijn om zelfstandig met openbaar vervoer van en naar de stageplaats te geraken. De klassenraad beslist op basis van leeftijd, attitude en motivatie welke leerling in aanmerking komt voor een stage. De finaliteitscoördinator diept het persoonlijk ontwikkelingsplan verder uit samen met de leerling. Wat zijn zijn toekomstwensen? Wat is een haalbaar toekomstperspectief? De stage wordt voorbereid, besproken,… Een 3-tal keer per jaar is er een finalteitsklassenraad waarop alle leerlingen besproken worden die stage lopen. Hier wordt ook GTB (gespecialiseerde traject begeleiding – onderdeel van VDAB voor mensen met een arbeidshandicap) en andere externe partners uitgenodigd die mogelijk relevant zijn in het persoonlijk traject van de leerling. Terug volgt er een belangrijk oudergesprek al dan niet tijdens een oudercontact waarop zeer duidelijk gepeild wordt naar de visie van de ouders ifv tewerkstelling en woonvormen. Finaliteitsjaren We spreken van finaliteitsjaren van een leerling van zodra hij/zij 18 geworden is. Tijdens deze periode volgen er verplichte stages in de beschutte werkplaats. GASV: enkel thema’s die nog niet aan bod gekomen zijn in de eerste en tweede fase en meer kennisgericht zijn, worden geprogrammeerd. In het verlengde van het thematische werken, ligt het geïntegreerde karakter van GASV. We moeten de leerlingen opleiden zodat ze hun taak in de maatschappij kunnen opnemen. Dat wil zeggen dat we in deze fase zoveel mogelijk het echte leven in de school moeten brengen en ook buiten de school door extramurale activiteiten. Ze moeten de vaardigheden aangeleerd in de eerste en in de tweede fase kunnen aanspreken en benutten. Leerlingen moeten kritisch kunnen nadenken over de eisen waaraan hun woning moet voldoen, kunnen budgetteren, de weg kunnen vinden naar eventuele instanties die hen ondersteunen in de zoektocht, een huurcontract kunnen interpreteren,… Daarom zijn de thema’s die hier zeker aan bod komen: maatschappelijk bewustzijn, zelfstandigheid en weerbaarheid. Wonen: huren van een woning, begeleid wonen, wonen en leven, budgetteren/geldzaken, gezonde voeding, gezond gewicht, verslaving, seksualiteit. 16 Werken: arbeid en werk: het arbeidscontract, het loon, schoolverlaters, werkloos, wat nu?, solliciteren, rijbewijs, veiligheid op de werkvloer en in noodsituaties (pictogrammen) Vrije tijd: op weg met de trein, gezond computeren, bewegen/sporten,.. BGV: leerlingen kunnen individueel en in ploegverband werken. Het werken met de basismachines wordt verder gezet en eventueel uitgebreid. Leerlingen werken zelfstandig aan hun opdracht en nemen initiatief. Tweejaarlijks wordt een info markt georganiseerd “wat na Baken?” Deze avond staat open voor alle leerlingen van elke opleidingsvorm van onze school en hun ouders. Ook andere betrokkenen bij het onderwijsgebeuren zijn hierop welkom. We trachten alle mogelijke partners samen te brengen en info te voorzien voor diegene die mogelijks de school verlaten of zich hierop voorbereiden. In het andere jaar organiseren we bezoeken voor ouders en leerkrachten aan de verschillende diensten. 17 Opleidingsvorm 3 In OV3 bieden wij onderwijs en begeleiding aan leerlingen met een lichte cognitieve beperking, al dan niet gecombineerd met motorische, socio-emotionele, sociale of karakteriële problemen. Leerlingen met autisme zijn voor onze school een specifieke doelgroep. Na een observatie en opleidingsfase kunnen leerlingen volgende kwalificatiegetuigschriften halen: loodgieterij. Vanaf september 2014 kent onze opleidingsvorm 3 een uitdovend karakter. Dwz dat er geen nieuwe inschrijvingen meer gerealiseerd worden sedert 2014. 18 Opleidingsvorm 4 Nog aan te vullen en uit te schrijven 1. Algemene uitgangspunten Opleidingsvorm 4 is bedoeld voor leerlingen met een normale begaafdheid en een type 9 attest (ASS). Deze opleiding biedt dezelfde eindtermen aan als in het reguliere onderwijs. Leerlingen die afstuderen in deze opleidingsvorm behalen hetzelfde diploma. Aangezien zij in het buitengewoon onderwijs les krijgen, kunnen we hen meer zorg op maat aanbieden, zoals kleinere klassen, leerkrachten met kennis over autisme, individuele lesmomenten,… OV4 biedt een voorbereiding op verder studeren en/of tewerkstelling in het normaal economisch circuit. Vanuit OV4 is een re-integratie in het reguliere onderwijs mogelijk (al dan niet met GON –begeleiding). in het schooljaar 2017-2018 bieden wij volgende klassen aan: - 1A 2A optie moderne wetenschappen 2A optie handel 3ASO – richting economie 3TSO – richting handel Inschrijving Inschrijving OV4 - type 9 2e graad 3e graad 1A - 2A optie mod wet economie Economie (wiskunde/ wetenschappen/ talen) 1A - 2A optie handel handel informatica -beheer 1e graad diploma 19 5. Finaliteit Als school zijn we ervan overtuigd dat een uitgebouwde finaliteitwerking het middel bij uitstek is om onze visie in praktijk om te zetten. De schoolverlater zal intense ondersteuning krijgen en alle kansen genieten bij de start van zijn volwassen bestaan. Dit geldt in eender welke vorm en met eender welke specifieke zorgvraag. Finaliteitwerking binnen onze school richt zich op drie grote terreinen die centraal staan in de jongere zijn toekomstige leefwereld. Wonen Voor ondersteuning bij het wonen kunnen volwassenen met een beperking kiezen tussen (semi)residentiële en niet-residentiële begeleiding. Zij kunnen ook beroep doen op een aantal begeleidingsvormen, om hun leven zelfstandig in te richten. De school dient rekening te houden met het continuüm van ondersteuning- en participatiemogelijkheden op het vlak van wonen voor personen met een beperking. Werken Onder werken verstaan we ‘maatschappij relevante activiteiten met productief of dienstverlenend en nietvrijblijvend karakter’. Werken is een belangrijk middel om inclusie te bevorderen. We zien werken echter niet enkel in de enge betekenis van bezoldigde arbeid, maar zien het als een continuüm van dagcentra tot betaalde arbeid in het normaal economisch circuit. Daarom willen we als school rekening houden met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en onze doelen daaraan aanpassen. We gaan voor elke leerling systematisch na welke mogelijkheden er zijn, gelinkt aan hun profiel. Een voortdurende blik op de maatschappelijke ontwikkelingen inzake werken en arbeid is als school voor aangepast onderwijs dan ook zeer noodzakelijk. Vrije tijd We vinden het belangrijk om elke jongere te laten proeven van een brede waaier aan vrijetijdsactiviteiten. We doelen hierbij op culturele activiteiten, sportactiviteiten, jeugd en sociale activiteiten,… Het hele proces van vrijetijdsondersteuning wordt op maat van elk individu gemaakt en wordt door de leerkracht en/of andere betrokkene ondersteund. 20 Leerlingen met ASS en finaliteit Leerlingen met ASS hebben een specifieke begeleiding nodig op de werkvloer. Bij momenten van stress hebben ze een verhoogde ondersteuning nodig van buitenaf. Sommige leerlingen functioneren goed binnen de school, een vertrouwde omgeving, maar vallen uit tijdens een stage. Vaak leidt dit er toe om leerlingen te heroriënteren naar een andere opleidingsvorm (in concreto OV1). Uit ervaring leren we dat een werkomgeving weinig tot niet is aangepast aan de werknemer met ASS. Er bestaan geen speciale vergoedingen voor de werkgever om de werknemer met ASS ten volle te kunnen ondersteunen. Ook de beschutte werkplaats (BW) is niet altijd aangepast aan werknemers met ASS. Het werkritme is er vaak (te) hoog, er is veel lawaai en er wordt veel flexibiliteit verwacht van de werknemer. Werknemers met ASS worden altijd maar minder inzetbaar in de steeds toenemende werkzaamheden van een BW. We stellen vast dat OV1 vaak het meest tegemoet komt aan de noden van onze leerlingen met ASS omdat de prestatiedruk hier wegvalt. Het programma kan ook veel flexibeler ingevuld worden. In OV2 krijgen leerlingen met een ASS diagnose in de eerste fase les in een aangepaste auti werking, dit zowel voor GASV, als voor beroepsgerichte vakken (BGV). Vanaf de tweede fase kiezen we voor een geïntegreerde werking. Leerlingen die stage lopen, krijgen een stagewerkboek. Dit boek bevat veel praktische informatie, wordt gebruikt als een soort dagboek en is een hulp voor besprekingen tijdens de stage en nadien (zie bijlage 42). Finaliteit OV1 De finaliteitswerking OV1/AUTI OV1 bereidt leerlingen voor op hun toekomst na school. Dit kan een toekomst zijn binnen het dagcentrum ofwel binnen begeleid werken. Onze finaliteitswerking richt zich tot alle leerlingen van opleidingsvorm 1 die 18 jaar geworden zijn. De finaliteitswerking sluit aan bij het leefgroepsgebeuren, lessen worden afgestemd op activiteiten die ook in het dagcentrum doorgaan om leerlingen er op die manier mee vertrouwd te maken (vb. aan de hand van atelierwerking). Of we bieden leerlingen werktrainingen aan zowel binnen als buiten de schoolmuren, als voorbereiding op het begeleid werken. Vanaf het schooljaar 2014-2015 is er een aparte OV1 –finaliteitswerking geïnstalleerd. In deze geïntegreerde werking bevinden zich leerlingen die 18+ zijn en intensief voorbereid worden op hun toekomst. Er worden stages begeleid werken aangeboden, afhankelijk van de interesse van de leerling. Om deze interesse te peilen maken we onder andere gebruik van een arbeidsinteresse test. OV2 & Auti OV2 In opleidingsvorm 2 worden leerlingen voorbereid op het leven en werken in een beschermd milieu. Leerlingen met autisme hebben in de eerste fase een aparte klas. Zij krijgen hier de nodige ondersteuning en verduidelingen aangeboden door leerkrachten met een opleiding rond autisme. Vanaf de tweede fase kiezen we bewust voor een integratie van de leerlingen met autisme met de andere leerlingen. Dit om de leerlingen zo optimaal mogelijk te kunnen voorbereiden op het arbeidsmilieu waar zij, na de school, terecht zullen komen. 21 Arbeidsperspectieven voor jongeren met een beperking zijn de voorbije jaren (gelukkig) uitgebreider geworden. Er werd tevens beleidsmatig ook heel wat geïnvesteerd in ondersteuning. Via diverse kanalen kunnen jongeren uit OV2 participeren in het arbeidsproces. Er is een continuüm ontstaan aan ondersteunde, betaalde en onbetaalde tewerkstelling in afzonderlijke en inclusieve settings. Als school evolueren wij met ons onderwijsaanbod mee met deze tendens. De aard van activiteiten in de Vlaamse beschutte werkplaatsen varieert. We onderscheiden volgende activiteitengroepen: verpakking, montage en assemblage, mailings, drukkerij, groenzorg, houtbewerking, metaal, textiel, elektromontage, boekbinden, logistiek en recyclage. Naast de beschtte werkplaatsen kunnen onze OV2 leerlingen ook terecht in de maatwerkbedrijven. Binnen SBSO Baken concentreren wij ons in hoofdzaak op groendienst (outdoor), verpakking en montage (Productie) , huishoudelijke ondersteuning ( indoor) . Vanaf de leeftijd van 18 jaar kan er een stage georganiseerd worden in een regionale beschutte werkplaats of maatwerkbedrijven die zo nauw mogelijk aansluit bij het aanbod van de school en de interesses van de leerling. Een stage in het NEC (normaal economisch circuit) voor OV2 leerlingen is eerder uitzondering dan regel. In elk geval dient er in eerste instantie te worden voldaan aan een positieve stage waar leerlingen de kans krijgen om verworven kennis en aangeleerde vaardigheden toe te passen in concrete leer- en werksituaties. We zijn ervan overtuigd dat leerlingen dankzij stages vaardigheden verwerven voor onze kennismaatschappij zoals sociale vaardigheden, leren leren, ICT, … Het is vaak moeilijk, tijdrovend en duur om dergelijke vaardigheden te laten ontwikkelen binnen de muren van een school. Waarom verplichten we een stage in BW? Een OV2 richting beoogt als einderesultaat een tewerkstelling in een beschermd arbeidsmilieu, zijnde de beschutte werkplaats en maatwerkbedrijven. Het lijkt ons als school dan ook de evidentie zelve dat er een positieve stage afgelegd wordt in deze sector. Op die manier leren leerlingen en ouders de werkplaats kennen, ervaren zij de specifieke vereisten als werknemer en worden zij in de mogelijkheid gesteld de op school geoefende vaardigheden om te zetten in een realistische werkomgeving. Indien deze stage succesvol was en de leerling toch een stage wenst in het NEC kan dat mits een gemotiveerde houding, als de inhoud aansluit op het leertraject van de leerling en er kans is op tewerkstelling. Het is echter aan de klassenraad om te beslissen of er een voldoende positieve attitude aanwezig is om een alternatieve stage af te leggen. OV3 & Auti OV3 In de kwalificatiefase in OV3 vormt een stageperiode een wezenlijk onderdeel van de opleiding. De school kiest voor maximale stageperiodes, namelijk 15 dagen in het vierde jaar en 30 dagen in het vijfde jaar. De leerlingen worden aangespoord om zelf een geschikte stageplaats te zoeken. Indien dat niet lukt, zorgen de leraren voor een stageplaats. De stages in het vierde jaar worden meestal na de paasvakantie gepland om de leerlingen zoveel mogelijk de kans te geven de nodige vaardigheden aan te leren. In het vijfde jaar wordt hiermee geen rekening meer gehouden en worden de stageperiodes in samenspraak met de stagegevers gepland vanaf september en nadat de kwalificatiecommissie haar fiat gegeven heeft. 22 6. Handelingsplanning Voor de handelingsplanning baseren wij ons op de tekst van de Vlaamse Gemeenschap: van handelingsplanning tot handelingsplan. Het schoolwerkplan We zien dit document als een levend document dat regelmatig aangepast dient te worden aan de huidige situatie. Strategie Periodeplanning Tijdens teamvergaderingen en vakwerkgroepen worden de verschillende leerinhouden op elkaar afgestemd. Dit horizontaal overleg resulteert in de Strategie -periodeplanning . Hierin staat aangegeven welke doelstellingen en leerinhouden er voor een bepaalde pedagogische eenheid aangeboden worden binnen een bepaalde termijn. Deze doelen en leerinhouden staan per vak vermeld. Binnen het horizontaal overleg is er ook plaats voor vakoverschrijdende doelstellingen, zoals excursies. De strategieën voor periodeplanning worden 3 maal per jaar opgemaakt. Vooropgestelde ontwikkelingsdoelen moeten maximaal leerlinggericht zijn en niet opleidingsvorm gericht. Ze moeten pogen om elke jongere zo ver als mogelijk te ontwikkelen. Ontwikkelingsdoelen zijn ontworpen als een continuüm over de opleidingsvormen heen. Voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt het begrip “ontwikkelingsdoelen” omschreven in het Decreet betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs van 18 januari 2002. Ontwikkelingsdoelen voor het voltijds buitengewoon secundair onderwijs zijn doelen op het vlak van kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes die de overheid wenselijk acht voor zoveel mogelijk leerlingen van de leerlingenpopulatie. In samenspraak met het centrum voor leerlingenbegeleiding en zo mogelijk in overleg met de ouders en eventueel andere betrokkenen, kiest de klassenraad de ontwikkelingsdoelen die aan individuele leerlingen of groepen worden aangeboden en uitdrukkelijk nagestreefd. Beginsituatie leerling Na de inschrijving in het Buitengewoon Onderwijs probeert ons team zo snel mogelijk de opvoedingsbehoeften van de leerling te bepalen. Het vertrekt van gegevens over zijn of haar mogelijkheden en beperkingen. De sterke punten van de leerling, leermoeilijkheden, gedragsproblemen, ontwikkelingsstoornissen... worden in kaart gebracht. Hiervoor gaat ons team op diverse manieren tewerk en gebruikt het verschillende middelen. Het begeleidingsteam bestudeert de informatie die vorige of andere instellingen over de leerling reeds verzameld heeft. Er wordt een uitgebreide intake gedaan met de ouders of verantwoordelijken en de leerlingen in kwestie. We hanteren hiervoor het ICF – model I Zo nodig zal het team deze informatie aanvullen via bijkomende tests, diagnostische toetsen of observaties en gesprekken. Leerlingen die regelmatig gedragsproblemen stellen, worden van zeer nabij gevolgd. Incidenten en probleemsituaties krijgen een specifieke plaats op de klassenraadbesprekingen. De verslaggeving van deze besprekingen worden bijgehouden in het leerlingenvolgsysteem op smartschool (het digitale leerplatform dat de school gebruikt) en noteren de getroffen maatregelen, beloningen en straffen,... Zo bekomen wij 23 voor die leerlingen een volledig beeld van intensiteit en frequentie van het probleemgedrag. Dat helpt ons beter in de fase van de speciale leerlingenbegeleiding. De strategie Handelingsplanning Voor iedere leerlingen gaan we periodiek nadenken over zijn/haar specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften. We baseren ons hierbij op de beeldvorming, gesprekken met ouders, testing en observaties. In de klassenraad en op evaluatiedag is er ruimte voor overleg en keuze van de focus voor de handelingsplanning. Tevens kan er bekeken worden om leerlingen te clusteren voor een bepaalde aanpak. De strategie Handelingsplanning bundelt de resultaten van die bespreking. Hierin wordt bepaald wie, wat, wanneer en waar aan het specifieke probleem zal doen. Het kan gaan om cognitieve, sociaal –emotionele en psychomotorische accenten. Sedert schooljaar 2016-2017 zijn de strategieën voor OV1, OV2 en OV3 opgemaakt op Drive als overgangssysteem naar een vernieuwd Leerlingvolgsysteem Integrado, dat gepland staat in de toekomst (geschatte in gebruikname 2018-2019) Voor OV4 staan de handelingsplannen in smartschool. De handelingsplannen worden eveneens gerapporteerd aan de ouders in de rapporten. De evaluatie van de Handelingsplanning zal uitmaken of de gebruikte strategieën ons doel bereikt hebben of dat er bijsturingen noodzakelijk zijn. Het is onze betrachting om voor alle leerlingen een handelingsplan op te maken. Indien er geen speciale zaken zijn zal de handelingsplanning beperkt zijn. Indien er veel aanpassingen nodig zijn zal het uitgebreider zijn. Op klassenraden en evaluatiedagen wordt per leerling volgende zaken besproken: - de doelen die wij met de leerling willen bereiken - de periode waarin wij deze doelstellingen willen realiseren - wat we gaan doen: de inhoud, de aard, de duur, de frequentie van de speciale begeleiding: leergebieden, paramedische begeleiding, specifieke begeleiding, individueel onderwijs of remediëring van een tijdelijk acuut probleem door een individuele begeleider - hoe we dit willen bereiken: de didactische middelen (leerprogramma’s, methodes, audiovisuele media...) en therapieën die wij daarbij hanteren en wie dit zal opnemen. De individueel begeleider is verantwoordelijk voor de neerslag van de strategie handelingsplanning De handelingsplanning is een werkinstrument dat continu in verandering is. Op het einde van een cyclus volgt er steeds een evaluatie van de gebruikte strategie. Agenda De concrete invulling van de strategie periodeplanning en handelingsplanning, is terug te vinden in de agenda die de leerkracht bijhoudt. De agenda dient ter voorbereiding van de evaluatie van de strategieën nadien. 24 Het lessenrooster Het lessenrooster start in principe op 1 september. Kleine wijzigingen zijn in de loop van het schooljaar nog mogelijk. Het algemene lessenrooster wordt regelmatig onderbroken om didactische uitstappen of excursies te doen als ondersteunende activiteit. Eénmaal per jaar wordt in OV1 en OV2 het lessenrooster onderbroken voor de GWP. Klassenraad Wekelijks zitten de multidisciplinaire teams samen in klassenraad. De klassenraad is een belangrijke pijler in het cyclisch proces van Handelingsplanning. Het accent van de klassenraad ligt op leerlingenbesprekingen die opgedeeld zijn in probleembespreking en leerlingbespreking. Van beide besprekingen zorgt de individueel begeleider van de leerling voor een neerslag in het leerlingenvolgsysteem. Probleembesprekingen zijn bespreking naar aanleiding van specifieke problemen bij de leerlingen. Dit kunnen problemen zijn op vlak van leerprocessen, gedragsmatige probleemsituaties of incidenten. Voor deze bespreking kunnen methodieken aangewend worden zoals intervisie of 4-laden model. Leerlingbespreking zijn besprekingen waarbij iedere leerling op systematische wijze besproken wordt in het kader van zijn leervorderingen en attitudes. De orthopedagoog/psycholoog van de team is verantwoordelijk voor de planning van deze leerlingbesprekingen. Evaluatie Elke evaluatie is erop gericht bruikbare informatie te verkrijgen over het niveau en de vorderingen van elke leerling ten aanzien van de vooropgestelde doelen. Dit leidt eventueel tot nieuwe beslissingen voor een verdere begeleiding van de leerling. De leerkrachten evalueren de leerling en de groep (pedagogische eenheid) permanent en periodiek. De klassenraad evalueert de leerling periodiek. In het onderdeel “evaluatie” is hierover meer terug te vinden. De didactische werkvormen De leraren kiezen een didactische werkvorm in functie van hun leerlingen, de leerinhoud en de doelstellingen. Je vindt ze terug in de lesvoorbereiding of de agenda van de leraar. Digitaal leerplatform In de toekomst zal de school gebruik maken van het computerprogramma ‘integrado’. Dit programma is ontworpen voor scholen buitengewoon onderwijs om nog effectiever aan handelingsplanning te kunnen doen. Gezien eerst zicht moest komen op hoe we de handelingsplanning concreet zouden invullen, hebben we ervoor gekozen om schooljaar 2016-2017 en 2017-2018 eerst hierop in te zetten en met een tussensysteem 25 te werken zodat de aanpassingen nodig in het digitaal systeem voor onze werking gefundeerd zijn op onze visie rond handelingsplanning. Gezien noden en prioriteiten binnen de school op vlak van ICT, kiezen we ervoor om de uitwerking van het programma zelf te lanceren in het schooljaar 2018-2019 gefundeerd zoals hierboven vermeld. In schooljaar 2015-2016 werd de basis gelegd voor de hervormde visie op handelingsplanning. In het schooljaar 2016-2017 werden er stappen gezet om de handelingsplanning te hervormen en te funderen. De organisatie van klassenraden en evaluatiedagen met het gebruik van strategieën is hier een gevolg van. Als overgangssysteem voor de handelingsplanning werd het leerlingvolgsysteem in smartschool aangepast en aangevuld met documenten op Drive. 26 7. Leerproces evalueren en rapportering Nog aanpassen OV4 – soda Om ons als school in staat te stellen een zo objectief mogelijke evaluatie te hanteren bij leerlingen en hun zo optimaal mogelijk te kunnen begeleiden in hun persoonlijk leer- en ontwikkelingstraject laten wij ons inspireren door drie instrumenten: - Het ICF model - SEO-R - SAM Schaal - Vola instrument en Competentiewoordenboek van Beschutte Werkplaatsen Dit laatste instrument wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de evaluatie van de finaliteitsleerlingen OV2. - SODA-attest ( 2de fase OV2) Productevaluatie Het systeem van handelingsplanning houdt een permanente evaluatie in, we volgen hierin een cyclisch proces dat drie keer per jaar wordt herhaald. Daaraan gekoppeld zijn er drie evaluatiemomenten tijdens het schooljaar: voor de kerstvakantie, voor de paasvakantie en op het einde van het schooljaar. Deze momenten vallen samen met het oudercontact. De rapporten worden hier besproken met de ouders, net als de IHP’s. De afwezige ouders krijgen het rapport via hun kind op de eerstvolgende schooldag. Daarnaast is er nog een vierde oudercontact in het begin van het schooljaar (halfweg september). De rapporten zijn gemaakt door de verschillende teams. In OV1 werkte men een rapport uit dat gebaseerd is op positieve elementen. De ouders worden actief betrokken bij de rapportering door het invullen van hun commentaar over het functioneren van hun kind (zie bijlage 39: rapport OV1). Er wordt gescoord in vier niveaus: o (= ongekend ), s (= startfase), io (= in ontwikkeling) en g (= gekend). Ook in OV2 worden vooral attitudes en vaardigheden geëvalueerd en wordt niet gewerkt met punten. Voor de BGV en GASV worden verschillende kolommen gebruikt waarboven de initialen van de leraar aangegeven staan. Zo kunnen de ouders het verschil per leraar bekijken. Men werkt ook hier met een aparte score voor de attitudes. Er is ruimte voorzien voor commentaar. (zie bijlage 40: rapport OV2) In OV3 vult men cijfers in van 1 tot 10. Er is een aparte evaluatie voorzien voor de attitudes en er is ruimte voor commentaren van de leraren. (zie bijlage 41: rapport OV3). Het gemiddelde van de punten die door de leerkrachten worden gegeven wordt de definitieve score (afgerond op 0,5), tenzij een leraar in de bewuste rapportperiode een ernstige opmerking geformuleerd heeft. Indien er problemen zijn, wordt de leerling extra besproken op de klassenraad en wordt het punt aangepast in onderling overleg. In alle opleidingsvormen wordt veel aandacht besteed aan de evaluatie van de attitudes. Op de teamvergaderingen wordt elke leerling besproken en wordt de beoordeling bepaald in gezamenlijk overleg. De basis voor deze score wordt bijeengebracht door de verschillende leraren 27 Procesevaluatie De procesevaluatie is een onderdeel van de handelingsplanning. De klassenraad evalueert het proces van de handelingsplanning en stuurt bij waar nodig. De procesevaluatie is in het buitengewoon onderwijs buitengewoon belangrijk omdat zij de basis vormt voor de bijsturing van aanpak en inhouden om de vooruitgang van leerlingen te garanderen. 28 8. Schoolorganisatie Kwaliteitszorg Kwaliteitszorg is het proces van voortdurende verbetering van de school. Het is een eeuwigdurend verhaal van steeds verder de ladder opklimmen : analyseren, wat loopt goed en wat kunnen we verbeteren. Het is dus NOOIT af! Het is ook heel belangrijk om in kaart te brengen welke noden er zijn en daarna prioriteiten te bepalen zodat er keuzes kunt gemaakt worden. Je kan niet alle problemen tegelijk aanpakken want dat leidt tot overlast en nog meer frustraties. Vragen die we ons ook zullen moeten stellen zijn: - Draagt deze actie bij tot onze doelstelling? Is de actie een antwoord op het probleem? Kunnen we dat eventueel onderzoeken? Hebben we een goed zicht op het probleem en de oorzaak? Zorgen de verbeteracties voor een vermindering van het probleem? Of zijn ze een lapmiddel Hoe kunnen we ervoor zorgen dat nieuwe mensen ook de nieuwe werkwijze toepassen? Hoe moeten we de nieuwe werkwijze evalueren en bijsturen ? Geven we ons de tijd om aan een verandering te wennen? Hoe moeten we de nieuwe werkwijze opvolgen en op welke termijn? …. De verleiding om voor elk brandje direct in de bres te springen is groot en dat is een net de grote valkuil. Kwaliteitszorg biedt net die handvaten om op systematische wijze verbeterprojecten aan te pakken. De methodiek van PDCA (Plan –Do – Check-Actie/ Aanpassen/ Aborteren) lijkt heel erg op het cyclisch proces van Handelingsplanning bij onze leerlingen. De stuurgroep heeft tijdens de eerste denkdag de start gemaakt om met dit PDCA. Op termijn hopen we dat over heel de school projecten volgens deze methodiek zullen aangepakt worden. Hiermee hopen we dat iedereen minder het gevoel gaat hebben voortdurend brandjes te moeten blussen of dat alles dringend is. We kiezen ervoor om vanuit deze visie keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Hiervoor wordt het personeel betrokken via de verschillende overlegorganen en via gesprekken en bevragingen. Het beleidsteam zit 2 keer per jaar samen om vanuit PCDA principes het beleidsplan te evalueren, bijsturen en aan te vullen. De resultaten van de prioriteiten en de opvolging ervan zijn terug te vinden in het beleidsplan en jaaractieplan van de school. 29 Het lestijdenpakket 1. Algemeen Bij de verdeling van het lestijdenpakket wordt er van uitgegaan dat elke opleidingsvorm of afdeling de nodige uren ter beschikking moet krijgen om een goede klaswerking te garanderen. Soms botsen de noden van verschillende afdelingen of opleidingsvormen. Daarom huldigen wij ook het solidariteitsprincipe. Het feit dat wij een kernschool autisme zijn, bepaalt ook mee de lestijdenverdeling. Bij sommige pedagogische eenheden vinden we het belangrijk zoveel als nodig (en mogelijk) klasondersteuning aan te bieden. Dit is een enorme belasting voor het urenpakket, in hoofdzaak voor het urenpakket paramedisch personeel. Dit impliceert een keuze voor hoofdzakelijk geïntegreerde werking van het paramedisch personeel. In hoofdzaak spelen pedagogische argumenten een rol bij de verdeling van de ambtsbevoegdheden. Er wordt bij de verdeling van de lestijden gestreefd naar groepen van maximaal 8 à 9 leerlingen. Wanneer de groepen te groot worden, zullen in eerste instantie de pedagogisch zwaarste groepen gesplitst worden. De administratieve toestand van de personeelsleden bepaalt ongewild ook voor een deel de verdeling van de lestijden. In hoofdzaak wordt de verdeling van de lestijden gemaakt in functie van de leerlingen toch moet er ook rekening gehouden worden met andere zaken, zoals het vermijden dat personeelsleden boventallig worden. 2. Maximumcapaciteit Voor welbepaalde pedagogische eenheden zijn er maximumcapaciteiten bepaald via het LOP (lokaal overleg platform). Dit enerzijds om de draagkracht van ons personeel te bewaken en anderzijds om de internet kwaliteit van het lesgebeuren te kunnen garanderen. 3. Vervangingsuren Elke voltijds aangestelde leerkracht heeft per week 2 vervangingsuren. Leerkrachten die afwezig zijn kunnen hierdoor vervangen worden. Indien er geen vervangingen zijn, kunnen deze mensen inspelen op de pedagogische noden van de leerlingen van de respectievelijke opleidingsvorm. Het biedt de mogelijkheid om nog meer in te gaan op de vragen van ouders en leerlingen. 4. BB –uur (bijscholing en begeleiding) Sommige leerlingen hebben nood aan extra begeleiding op cognitief, sociaal, emotioneel, … vlak. Een aantal leraren heeft daarvoor een uur ‘bijscholing en begeleiding’ in het lessenrooster. De invulling van deze uren wordt vastgesteld door de klassenraad op basis van de inventaris van de noden van de leerlingen. Deze invulling wordt permanent geëvalueerd en bijgestuurd. Een weerslag hiervan vind je in de handelingsplanning of de periodeplanning per pedagogische eenheid. De leerlingen en hun opleiding 1. Organisatie van de opleidingsvormen 30 Zoals reeds eerder vermeld organiseert onze school 4 opleidingsvormen: OV1, OV2, OV3 en OV4. Een uitleg van de werking van de opleidingsvormen is terug te vinden in het onderdeel aanbod van de school. Er is een duidelijke visie ten aanzien van allochtone leerlingen en de samenstelling van de pedagogische eenheden. Allochtone leerlingen worden wat dat betreft niet anders behandeld dan autochtone leerlingen. We kiezen ervoor om de samenstelling van de pedagogische eenheden zoveel als mogelijk representatief te laten zijn voor de maatschappij. Hierbij moeten we ook rekening houden met keuze richting (in OV2, OV3 en OV4) en mogelijkheden (in OV1). 2. Excursies Excursies maken een wezenlijk deel uit van de opleiding en dit in alle opleidingsvormen. Naast de regelmatig terugkerende activiteiten (bijvoorbeeld: winkelen) richten de leraren excursies in met specifieke doelen. Werkbezoeken en didactische uitstappen worden op initiatief van de leraar gepland per pedagogische eenheid, per afdeling of per opleidingsvorm. Deze didactische uitstappen hebben steeds een ondersteunende functie voor de leerinhouden van de betrokken groep. Een leraar die met een pedagogische eenheid op uitstap wil gaan, doet daartoe een aanvraag op een formulier. Dat wordt in het secretariaat in het vakje van de directeur gelegd. Er is de afspraak dat de directeur een geparafeerd exemplaar in het vakkastje legt. Indien niet kan ingegaan worden op de aanvraag wordt dit persoonlijk gemeld. In de opleidingsvormen wordt jaarlijks een GWP georganiseerd. De praktische organisatie wordt jaarlijks bekeken afhankelijk van de leerlingen per pedagogische eenheid. Voor de leerlingen die niet mee gaan op GWP is er een thuisblijfproject waar activiteiten worden afgewisseld met lesmomenten. Op het einde van het schooljaar gaan de leerlingen op schoolreis. Het personeel 1. Aanwerving Personeelsleden worden aangeworven op basis van een officiële functiebeschrijving en rekening houdend met specifieke noden op school (vb. autisme). Het korps bestaat uit leerkrachten, paramedici, ondersteunend- en onderhoudspersoneel . Voor alle functies op de school zijn aparte functiebeschrijvingen gemaakt. 2. Vergaderingen De leerkrachten en paramedici vergaderen elke week. Er zijn in onze school per week zes klassenraden OV1, auti-OV1, finaliteit OV1, zorg OV1, OV2 + OV3 en OV4. In de teams worden alle taken vervuld van de handelingsplanning. Ook de globale beoordeling van de attitudes in functie van de rapportering gebeurt tijdens de klassenraad. Naast het grote team is er ook een vakgroepwerking. In de vakgroepwerking gebeurt het horizontaal en verticaal overleg en krijgt de inhoudelijke vaknoden in grote mate gestalte. De vakgroep komt vijf keer per schooljaar samen om te werken rond de verschillende thema’s. 31 De school organiseert ook 2 keer per jaar een pedagogische studiedag. Op deze dag worden sprekers uitgenodigd of gaan groepen op bezoek naar diensten waarmee de school samenwerkt. Vier keer per jaar is er ook een evaluatiedag, op deze lesvrije dag worden strategieën handelingsplanning besproken. De personeelsvergadering wordt door de directeur ingericht volgens noodzaak. Zij dient om een gecumuleerd aanbod van informatie door te geven of om discussies te voeren over materies die de hele school aanbelangen. Het resultaat van deze laatste vergadering is steeds een advies aan de directeur over het onderwerp. De personeelsleden van de poets- en de onderhoudsdienst maken vrijwel nooit deel uit van de personeelsvergadering. Zij hebben voor materies die hen aanbelangen een eigen personeelsvergadering, gestuurd door de TAC. Het is evenwel niet uitgesloten dat beide vergaderingen samengevoegd worden, afhankelijk van het thema. 3. Stuurgroep De stuurgroep bestaat uit volgende leden: de orthopedagogen/psychologen, TAC, beleidsondersteuner en directeur. De stuurgroep wordt voorgezeten door de directeur en komt maandelijks minstens 1 keer samen. In deze vergadering wordt het algemeen beleid van de school besproken. Orthopedagogische en organisatorische thema’s komen maandelijks aan bod, naast andere (meer praktische) agendapunten die door de leden kunnen toegevoegd worden. 4. Commissie ortho De commissie ortho/psycho bestaat uit de orthopedagogen/psychologen van de school en de beleidsondersteuner. Deze commissie komt minstens 1 keer per maand samen en wordt voorgezeten door de beleidsondersteuner. 5. Commissie finaliteit Voor elke opleidingsvorm is een finaliteitscoördinator aangesteld. Deze heeft als taak stages en werktrainingen te coördineren, leerlingen voor te bereiden, contacten te leggen met werkplaatsen en andere. De commissie finaliteit komt 4 keer per jaar samen. Deze vergadering wordt voorgezeten door de directeur en de TAC. 6. Commissie coördinatoren De school heeft voor ieder team coördinatoren aangesteld. Zij worden drie lesuren per week vrijgesteld voor de organisatie van praktische zaken voor het team. Maandelijks is er coördinatorenoverleg waar naast de coördinatoren, ook de TAC, het leerlingensecretariaat en de directeur aanwezig zijn De commissie coördinatoren komt maandelijks samen, deze vergadering wordt voorgezeten door de directeur. 7. Secretariaat 32 Op het secretariaat heeft elk personeelslid zijn taak. Er zijn twee mensen voor het leerlingensecretariaat, zij krijgen alle leerlinggebonden taken toegewezen, inclusief het leerlingenvervoer. Daarnaast is er een boekhouder en een opvoeder die verantwoordelijk is voor de administratieve personeelszaken, zij ondersteunt ook de directie op administratief vlak. 8. Technisch –adviseur –coördinator (TAC) De TAC is verantwoordelijk voor de bestellingen en leveringen van technisch materiaal, voor de contacten met leveranciers en uitvoerders van werken, voor de contacten in verband met werken voor derden en is chef van de onderhoudsdienst en veiligheidsverantwoordelijke voor de campus Buitengewoon Onderwijs van de Scholengroep. Ten slotte is hij ook verantwoordelijke voor de BGV in OV2. 9. Poetsdienst De poetsdienst is zo georganiseerd dat elk personeelslid verantwoordelijkheid gekregen heeft over een bepaalde sector. De taken die dienen te gebeuren, kunnen vrij gepland worden. Er is enkel de eindcontrole door de TAC. Dit systeem wordt permanent geëvalueerd en bijgestuurd. 10. GOK Onze school heeft recht op een aantal uren GOK. Binnen deze uren werkt één personeelslid gedelegeerd. De GOK -begeleider is verantwoordelijk voor de uitwerking van het GOK –beleid. 11. ICT –coördinator Op school is een voltijdse ICT –coördinator aangesteld. Hij staat in voor de uitbouw en onderhoud van het computerpark, printers, camera's, servers, netwerkinfrastructuur en telefonienetwerk. Daarnaast is hij ook verantwoordelijk voor de uitbouw en het onderhoud van de website van de school en het beheer van smartschool. Hij ondersteunt ook de uitbouw of ontwikkeling computerprogramma’s ter ondersteuning van de handelingsplanning (Drive,integrado) . 12. Logopedist Op school is er een voltijds logopediste aanwezig. Zij staat in voor de logopedische begeleiding van leerlingen van de opleidingsvormen. In het begin van het schooljaar test zij de nieuwe leerlingen op hun taalvaardigheid. Op basis van deze informatie (en de informatie uit de aanmelding) beslist de klassenraad welke leerlingen gebaat zijn met logopedische ondersteuning. De logopedist is ook aanwezig op de verschillende klassenraden en neemt deel aan de handelingsplanning. Indien nodig doet de logopedist ook klasondersteuning. 33 13. Kinesist De 2 voltijdse kinesisten van de school staan in voor de ondersteuning van de leerlingen van de opleidingsvormen die hier nood aan hebben. Net zoals bij de logopedist bepaalt de klassenraad (waar ook de kinesist op aanwezig is) welke leerlingen nood hebben aan consultaties bij de kinesist en wat de invulling hiervan dient te zijn. Deze beslissing wordt gemaakt op basis van eigen ervaringen, informatie bij de aanmelding en informatie uit het protocol van het CLB. Daarnaast is de kinesist ook een belangrijke schakel bij de klasondersteuning. De personeelsbegeleiding en -evaluatie Alle personeelsleden vergaderen, zoals eerder vermeld, op regelmatige basis. Tijdens deze vergaderingen kunnen vragen, bedenkingen en moeilijkheden waarmee personeelsleden te maken hebben aan bod komen. Uiteraard gaan leerkrachten ook vaak op informele basis bij elkaar ten rade. Een belangrijke taak van de beleidsondersteuner bestaat erin de nieuwe krachten op de school te ondersteunen. Zij voert gesprekken met de collega’s om hen op die manier te kunnen ondersteunen op die vlakken waar dit nodig blijkt te zijn. Tevens werkt zij een specifiek opleidingstraject uit dat verplicht onderdeel vormt voor ieder nieuw personeelslid. Het opleidingstraject leert de nieuwe krachten het reilen en zeilen in de school en biedt teven een veilig forum om casussen te bespreken. Dit opleidingstraject wordt jaarlijks geëvalueerd en bijgestuurd. Wanneer een personeelslid of de directeur een nood op dit vlak detecteert, kan er in alle rust en vertrouwen met de directeur of orthopedagoge/psychologe over gepraat worden. Eventueel worden concrete afspraken gemaakt in verband met de opvolging. Deze begeleiding is nooit evaluerend. Indien de problemen ernstig of hardnekkig zijn, volgt een officieel functioneringsgesprek met de directeur. Het resultaat van dit gesprek en de afspraken die er gemaakt worden zijn bindend. Een opvolging zal in elk geval gepland worden. Regelmatig vinden evaluatiemomenten plaats. Tussentijdse formele evaluatie- of beoordelingsmomenten zijn er in de vorm van de officiële vaststellingsfiches, die zowel positief als negatief kunnen zijn. Naast het traject aanvangsbegeleiding, wordt voor de nieuwe leerkrachten (de jonge frisse krachten: JFK’s) op verschillende niveaus opgevolgd. De school organiseert in het begin van het schooljaar een vergadering met alle JFK’s, hier wordt uitleg gegeven over de werking van de school, worden de functiebeschrijvingen uitgedeeld en besproken en worden individuele afspraken gemaakt voor een gesprek met de directeur. De personeelsverantwoordelijke van het secretariaat overloopt met de JFK’s ook alle documenten en afspraken op school. De JFK’s worden ook van nabij opgevolgd door de ortho van de desbetreffende opleidingsvorm. Hierbij kunnen problemen of vragen behandeld worden die te maken hebben met het lesgeven of de leerlingen. Op scholengroep -niveau zijn er twee dagen voorzien waar alle JFK’s van de Scholengroep 17 samenkomen om te werken rond de waarden van het GO en andere zaken. Voor externe pedagogische begeleiding doen wij beroep op de Pedagogische Begeleidingsdienst van het GO. Voor gespecialiseerde begeleiding wenden wij ons tot externe diensten, specialisten op dat terrein. Zo werken we nauw samen met het Opleidingscentrum Autisme, de VVA en de Thuisbegeleidingsdienst Autisme. 34 De Vriendenkring De school heeft een Vriendenkring. Deze heeft tot doel bijkomende gelden te verzamelen om het pedagogisch comfort voor de leerlingen te verhogen. Bij het begin van elk kalenderjaar vindt de algemene vergadering plaats waarop de besteding van de gelden besproken wordt. Tevens wordt bepaald op welke manieren het geld bijeengebracht wordt. De Vriendenkring is in hoofdzaak samengesteld uit personeelsleden van de school of ex-personeelsleden. Momenteel is enkel de voorzitter een persoon extern aan de school Stagiairs De school werkt zeer regelmatig samen met stagiairs van verschillende opleidingen. Hogescholen en universiteiten nemen op het einde van het schooljaar contact op met onze school voor navraag naar het aantal studenten die stage kunnen lopen op onze school. In de loop van september krijgt de school dan de namen en de stageperiode van deze studenten. De studenten die stage komen lopen nemen 2 weken voor aanvang van hun stage telefonisch contact op met onze school. Vervolgens wordt er een datum afgesproken voor het ondertekenen van het stagecontract. Er worden ook contactgegevens van de mentor uitgewisseld zodat de student met hem/haar reeds contact kan opnemen. Tijdens het ondertekenen van het stagecontract, krijgen de studenten nog andere documenten: schoolreglement, infobrochure school, boekje beginnende leerkracht, wegwijzer voor stage in het buitengewoon onderwijs en een checklist voor de stage. Verder wordt er nog een werkpostfiche met risico –analyse ondertekend. Indien mogelijk is er al een eerste kennismaking met de stagementor. Op de eerste stagedag komt de stagiair zich eerst aanmelden op het secretariaat. Vervolgens wordt hij/zij begeleid naar de klas van de stagementor. Tijdens de gehele stageperiode volgt de stagementor de student verder op. De evaluatie is ook in handen van de stagementor. Ook de stagebegeleider van de school volgt de stage op door regelmatig navraag te doen bij de stagementor. Op het einde van de stage volgt een overleg met de stagebegeleider van de student, stagementor op school en de stagebegeleider van onze school. 35 9. Communicatie Top - down Er zijn verschillende kanalen die gebruikt worden voor de communicatie van boven naar beneden. De dienstnota’s op smartschool worden door de directie/beleid (directeur, TAC of beleidsondersteuner) verstuurd en zijn verplicht te lezen door alle personeelsleden. Belangrijke afspraken, opmerkingen of andere zaken worden hierin meegedeeld. Via smartschool kunnen ook mededelingen verstuurd worden naar een personeelslid of een groep. Deze berichten worden 3 maand bewaard op smartschool en worden gezien als een soort elektronische ‘post – it’. Daarnaast kunnen ook kattebelletjes geschreven worden en in de vakkastjes van de personeelsleden gelegd worden. Het gebeurt ook dat de directeur/beleidsondersteuner of TAC persoonlijk tot in de klas komt of in de lerarenkamer de betrokken collega aanspreekt. Zaken die rechtstreeks te maken hebben met het functioneren van een personeelslid worden altijd persoonlijk door de directeur gemeld. Verder is er nog de informatiehoek in de lerarenkamer en een communicatiebord in de gang. Daar wordt regelmatig informatie gehangen. Tijdens het coördinatorenoverleg worden bepaalde thema’s besproken en uitgewerkt. Naast praktische punten komen ook meer inhoudelijke thema’s besproken. Alle inhoudelijke informatie van de coördinatievergaderingen wordt doorgegeven op de klassenraden. Hiervoor zijn de coördinatoren verantwoordelijk. Het verslag van het coördinatorenoverleg wordt op intradesk geplaatst, waar het beschikbaar is voor alle personeelsleden. Maandelijks is er stuurgroep, commissie ortho- overleg en een commissie coördinatoren. Alle communicatie verloopt naar boven en beneden afhankelijk van de inhoud en de noodzaak. De wekelijkse klassenraden zorgen voor de doorstroom van informatie naar alle leerkrachten en paramedici. Ook krijgen alle collega’s op deze klassenraden de kans om hun mening te kennen te geven over allerlei zaken, gaande van leerlingen tot schoolorganisatie. Inspraak en participatie worden gestimuleerd. Bottem - up Vragen, ideeën en bedenkingen van personeelsleden kunnen aan bod komen op de wekelijkse klassenraad op het einde van iedere klassenraad is hier ruimte en tijd voor voorzien. Indien zo afgesproken zal de orthopedagoge, psychologe of coördinator de zaken met de directeur bespreken. Indien de bespreking op de klassenraad onvoldoende blijkt, staat het de klassenraad vrij om deze zaken te agenderen op een bijkomend overlegmoment. Voor alle problemen of vragen kan men rechtstreeks bij de directeur terecht. De deur van het directiebureel staat open (letterlijk en figuurlijk) voor de personeelsleden. Informatie die de directeur op informele wijze verkrijgt tijdens gesprekken met personeelsleden wordt niet zonder meer tegen het personeelslid gebruikt bij evaluaties en beoordelingen of bij de organisatie van de school. Wat dat betreft is er een wederzijds vertrouwen. Naast de klassenraden zijn er ook verschillende vakgroepen en werkgroepen die rond verschillende thema’s samenzitten. De werkgroepen gaan over de opleidingsvorm heen en hebben een niet verplichtend karakter. Deze werkgroepen zijn echter heel belangrijk omdat zij alle personeelsleden kan betrekken bij het uitwerken van noden en het beleid inzake bepaalde thema’s. De overlegmomenten van werkgroepen 36 worden niet opgenomen in de schoolkalender, maar spreken binnen de eigen werkgroep af hoeveel keer en wanneer zij samen komen op basis van de noden en de doelstellingen van de werkgroep. Het basisonderhandelingscomité Zoals voorzien in de structuren van het GO en de algemene regelgeving heeft de school een BOC. Het BOC onderhandelt of overlegt over alle materies waarbij personeelsbelangen gemoeid zijn. Het BOC spreekt zich niet uit over individuele toepassingen van de regelgeving of gemaakte afspraken. Het resultaat van de onderhandeling is een protocol dat ofwel unaniem een afspraak weergeeft, ofwel de verschillende standpunten vermeldt. Het BOC vergadert op basis van een jaarkalender, indien mogelijk tijdens de klassenraad. De leerlingen De belangrijkste personen voor de leerlingen zijn meestal de leerkrachten. Zij kunnen ervoor zorgen dat leerlingen inspraak krijgen op school. Ideeën die bij de leerlingen leven, komen tot bij de directeur door de leraren of door de leerlingen zelf. De leerlingen kunnen bij de directeur, de orthopedagoge, psychologe of op het secretariaat terecht tijdens de speeltijden. Indien zij buiten de speeltijden een gesprek willen, kan dit als ze toelating hebben van de leerkracht. Er is ook een orgaan waar de inspraak van leerlingen echt wordt georganiseerd, namelijk de leerlingenraad. De leerlingenraad is samengesteld uit leerlingen van de verschillende opleidingsvormen van onze school, een aantal leerkrachten en de directeur. Er worden allerhande zaken besproken die het schoolgaan voor onze leerlingen aangenamer kunnen maken. De leerlingen die in de leerlingenraad zitten, zijn verkozen door de andere leerlingen. Elke opleidingsvorm heeft zijn vertegenwoordigers. Bij ernstige gedrags- of andere problemen kunnen de orthopedagogen, de psychologe, het leerlingensecretariaat of de directeur een leerling ten allen tijde ontbieden. De leerling wordt uit de klas gehaald voor een gesprek. Ofwel werd de leraar hiervan vooraf verwittigd, ofwel wordt een briefje meegegeven met de leerling waarop staat “hoe laat” de leerling “waar” moet zijn. Na het bezoek aan de orthopedagoge, het secretariaat of de directeur krijgt de leerling een briefje mee waarop staat tot wanneer hij/zij in gesprek was. Een gelijkaardig systeem bestaat ook voor bezoeken aan de verpleegster of wanneer een leerling uitzonderlijk een boodschap doet voor de leraar. Een bezoek aan een paramedicus wordt steeds vooraf aan de leraar gemeld. De meeste bezoeken aan een paramedicus gebeuren trouwens op regelmatige basis. De ouders Een rechtstreeks communicatiekanaal met de ouders is het schoolreglement. Het is opgesteld in samenspraak met de schoolraad en het BOC. Uiteindelijk wordt het elk jaar goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de scholengroep. Bij de inschrijving van de leerling wordt een exemplaar van het schoolreglement overhandigd aan de ouders. Na lezing vullen de ouders het laatste blad in, tekenen voor gezien en de leerling of de ouders bezorgen dit blad aan het secretariaat . Er is een permanente briefwisseling met ouders. Brieven over geplande activiteiten, uitstappen en belangrijke gebeurtenissen op school worden meestal meegegeven in het agenda of de map van de leerlingen, maar kunnen op vraag ook digitaal gestuurd worden naar de ouders. Gescheiden ouders 37 krijgen alle brieven ook per post opgestuurd, zodat we er zeker van zijn dat alle ouders betrokken worden in de dagelijkse werking van de school. De schoolagenda wordt wekelijks getekend door de ouders. Leerkrachten schrijven vaak boodschappen voor de ouders in de agenda. Ook omgekeerd is de agenda een heel belangrijk communicatiemiddel. Onze website kan door iedereen geraadpleegd worden. Het is een levende site die regelmatig wordt aangepast. Ouders kunnen zo van op afstand volgen waarmee de school bezig is. Daarnaast beheert de school ook actief een Facebookpagina waar snel gecommuniceerd kan worden over dagelijkse gebeurtenissen op school. Het is een belangrijk communicatiemiddel in de profilering van de school. Er is dit schooljaar geen oudercomité op de school. Ieder jaar opnieuw doet de school een oproep tot het samenstellen van een oudercomité. Ouders van onze leerlingen of ouders van potentiële leerlingen zijn steeds welkom op school. Wij vragen wel dat zij vooraf even telefoneren om een afspraak te maken. Zo kan elk bezoek ordentelijk en in alle rust verlopen. Indien ouders vooraf geen afspraak maakten, worden zij toch in de mate van het mogelijke te woord gestaan. Bij problemen is de orthopedagoge of psychologe de meest aangewezen persoon. Zij bekijkt samen met alle betrokken partijen welke stappen kunnen genomen worden om een oplossing te bieden. Wanneer ouders één bepaalde leraar wensen te spreken, maken zij hiervoor eerst een afspraak. Ouders kunnen een gesprek voeren enkel met de leerkracht, maar regelmatig is de directeur en/of orthopedagoge of psychologe tijdens het gesprek aanwezig. Meestal komt de vraag voor een gesprek vanuit de school. De school maakt dan een afspraak met de ouders. In het geval van echtscheiding of het stroef verlopen van de communicatie tussen de ouders gaat de school steeds na of er een bepaalde regeling getroffen is in verband met het bezoekrecht. Profilering van de school en PR De school beschikt over een uitgewerkte informatiebrochure en bezorgt die jaarlijks aan haar professionele partners en aan de ouders van nieuwe leerlingen. We zetten actief in om onze professionele partners en ouders te informeren over onze werking. Dit gebeurt door het ontvangen van bezoeken van partnerdiensten, het geven van infosessie en het organiseren van openklasdagen (in april en augustus). Bij grote evenementen ( vb Rap-musical , blotenvoetenpad, documentaire, ed. ) van de school nodigt de school de pers uit en stelt de school een persbericht op. Op de website is ruimte voor nieuwsberichten van de school, maar in praktijk is de Facebookpagina een sneller en efficiënter medium om schoolnieuws te verspreiden. Op die manier wil de school meewerken aan een positieve beeldvorming van de school. Af en toe neemt de school deel aan evenementen waarmee wij de school naar buiten kunnen brengen. We beschikken daarvoor over informatiepanelen, maar meestal wordt per activiteit bekeken hoe wij onze school op zo goed mogelijk wijze naar buiten kunnen brengen. Indien mogelijk werken wij hierbij samen met het MPI Zonneken, zodat wij als entiteit aangepast onderwijs van het GO! naar buiten treden. 38 De overheden 1. De Scholengroep Binnen de Scholengroep wordt maandelijks een ‘College van Directeurs’ gepland om te overleggen over verschillende materies. Er zijn op dat niveau ook twee werkgroepen actief: de eerste bereidt beslissingen voor in verband met K.I.W. (kleine infrastructuur werken), de tweede i.v.m. busvervoer. Daarbuiten worden regelmatig ad hoc werkgroepen opgericht die al dan niet een beslissingsbevoegdheid krijgen. Op financieel vlak werden afspraken in verband met de doorstroming van facturen en informatie gemaakt. 2. Het Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!) Sinds de laatste hervorming van het Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap is de communicatie met dit niveau sterk verminderd. De meeste bevoegdheden werden gedecentraliseerd naar het niveau van de Scholengroep. In de Scholengroep is er een akkoord om de diensten die het GO! ons aanbiedt, te aanvaarden en maximaal samen te werken. Zo levert het GO! ons ondersteuning bij functioneringsproblemen, bij de kandidaatstellingen en benoemingen enz… Er is tevens regelmatig overleg tussen de verschillende directeurs van het Buitengewoon Onderwijs van het Gemeenschapsonderwijs (VEDI BUSO). Op deze vergaderingen worden gezamenlijke thema’s of knelpunten besproken en worden organisatorische of inhoudelijke afspraken gemaakt. Vaak ook worden gezamenlijke standpunten ten aanzien van het Gemeenschapsonderwijs of de Minister geformuleerd. De Pedagogische Begeleidingsdienst van het GO! wordt regelmatig gecontacteerd voor pedagogisch of didactisch advies of voor organisatorische procesbegeleiding. De Pedagogische Begeleidingsdienst verspreidt ook regelmatig interessante informatie onder de BUSO-scholen. 3. Het Departement De meeste contacten met het Departement Onderwijs verlopen schriftelijk en op initiatief van het Departement. Indien er problemen zijn in verband met personeelsdossiers, zijn er telefonische contacten met het werkstation. De contacten worden onderhouden tussen de verantwoordelijke opvoeder en de medewerker van het werkstation. Sporadisch neemt de directeur telefonisch (of via e-mail) contact op met medewerkers van het Departement. Meestal gaat het dan over interpretaties van wetgeving. De zendingen van de leerlingengegevens worden via Edison (= Elektronisch Doorsturen van Informatie tussen Scholen en Onderwijs) en DISCIMUS (=digitaal programma) doorgestuurd naar het departement om een databank van de leerlingen aan te leggen en continu bij te houden. Alle wijzigingen i.v.m. de leerlingengegevens worden zo snel mogelijk doorgegeven zodat de databank up –to -date blijft. Via het programma DISCIMUS kunnen scholen leerling gegevens constant uitwisselen. Zodra een school of centrum bepaalde leerlingengegevens inbrengt in haar softwarepakket of als ze die gegevens verandert, wordt de informatie onmiddellijk toegevoegd of veranderd in de databank van AgODi (=agentschap voor onderwijsdiensten). Daardoor kunnen scholen en centra direct en op elk tijdstip controleren welke leerlingengegevens AgODi gebruikt. 39 4. Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding De samenwerking met (de Cel Buitengewoon Onderwijs van) het CLB heeft door de omvorming van PMS naar CLB geen wijzigingen ondergaan. De werking verloopt volledig vraag gestuurd en is vastgelegd in een samenwerkingsverband. Het CLB werkt vooral op de eerste lijn. In het begin van elk schooljaar zit de school samen met de CLB –medewerkers om samen een afsprakennota te maken voor het volgende schooljaar. 40 41