samenvatting presentatie mantelzorgcafé over autisme.

advertisement
Zorgen voor autisme –
samenvatting presentatie Mariëlle Gerritsen, Auti-Uniek, 17/03/2014
In de vorig jaar uitgekomen DSM-V zijn de drie diagnoses Asperger, Klassiek Autisme en PDD-NOS komen
te vervallen. Alle bestaande diagnoses blijven gehandhaafd, maar iedereen die aan de criteria voldoet krijgt
voortaan de nieuwe diagnose Autisme Spectrum Stoornis. De term spectrum geeft hierbij aan dat het autisme
zich op verschillende manieren uit. Hoe mild of juist ernstig de stoornis is hangt af van de beperking die de
persoon in kwestie ervaart. De intelligentie kan hierbij wel een rol spelen; intelligente mensen kunnen hun
autisme vaak beter verhullen.
Criteria voor diagnose uit twee domeinen:
1. Beperkingen in de sociale communicatie en interactie
2. Repetitief gedrag en beperkte interesses
Autisme is een ontwikkelingsstoornis in de hersenen. Mensen met autisme hebben een andere manier van
waarnemen en informatie verwerken dan mensen zonder autisme. Alles wat zij horen, zien, ruiken, proeven
en voelen is anders. Autisme heeft dan ook invloed op alles in het leven.
1. Moeite met sociaal gedrag:
- non-verbale communicatie
- ongeschreven sociale regels
- zich inleven in de situatie van anderen
- verbale overlast en figuurlijk taalgebruik
2. Herhaald gedrag en beperkte interesses:
Mensen met autisme hebben een gefragmenteerde waarneming; informatie komt bij hen binnen als losse
puzzelstukjes, waardoor de samenhang ontbreekt en de informatieverwerking langzamer kan zijn.
 moeite met:
- hoofd- en bijzaken
- oorzaak en gevolg
- planning
- veranderingen
- Wat is repetitief gedrag? Herhaalde bewegingen, zoals wiegen, fladderen, tikken op voorwerpen of
bijvoorbeeld steeds herhalen van bepaalde woorden.
- Wat zijn beperkte interesses? Preoccupatie of speciale fascinatie voor een onderwerp of voorwerp.
- Functies van repetitief gedrag en beperkte interesses: denktijd en (schijn)duidelijkheid creëren, orde
scheppen.
Vaak zijn mensen met autisme over- of juist ondergevoelig voor sommige of meerdere zintuigelijke prikkels,
zoals geluid, temperatuur, geur, aanraking. Wanneer meer prikkels (meer informatie) ontvangen worden door
de zintuigen dan verwerkt kunnen worden, kan overprikkeling ontstaan.
Overprikkeling is een staat van paniek, waarbij het denkvermogen afneemt. Hoe het zich uit is per persoon
verschillend, bijvoorbeeld schreeuwen en schelden, fladderen, in zichzelf terugtrekken, schoppen en slaan.
Het is belangrijk voor de omgeving en de persoon zelf om de signalen te leren herkennen.
Wat te doen bij overprikkeling:
- meer prikkels vermijden: niet praten, niet aanraken, blijf zelf rustig, tot rust laten komen in
prikkelarme (rustige) omgeving, iets laten doen wat de persoon fijn vindt en waar hij rustig van
wordt,
- later bespreken en onderzoeken wat de oorzaak was.
 Geen sprake van beloning van negatief gedrag, overprikkeling is niet iets wat bewust ingezet wordt.
 Doel is leren herkennen van signalen zodat tijdig actie ondernomen kan worden en overprikkeling
zoveel mogelijk voorkomen.
Probleemgedrag (=gedrag wat door de omgeving als problematisch word gezien)
- als het topje van de ijsberg
- de oorzaken van het gedrag zijn onzichtbaar
 Wat te doen? Proberen te begrijpen wat de functie van het gedrag is, kijken door een ‘autistische bril’.
Aanpassen aan autisme:
1. Communicatie
2. Structuur
Op het niveau van de communicatie kun je:
- Concreet zijn
- Ondubbelzinnig (denk aan uitdrukkingen en gezegden)
- Positief: zeg niet wat niet mag maar wat wel verwacht wordt
- Doe-instructie (hang je jas op ipv wil je je jas ophangen?)
- Aankijken, zorg dat je contact hebt en ga er niet vanuit dat je wel gehoord wordt
- Zeg niet teveel (niet babbelen) en niet te vlug - geef denktijd
- Niet aanspreken op emoties maar op regels/afspraken
Structuur bieden geeft voorspelbaarheid.
- Maak duidelijk wat er gaat gebeuren en wanneer.
- Tijdig voorbespreken bij veranderingen of nieuwe situaties.
- Wees zelf ook voorspelbaar, doe wat je zegt, hou je aan afspraken.
- Geef activiteiten en spullen een vaste plek, structuur in ruimte
Bijvoorbeeld: methode Geef me de 5 geeft duidelijkheid én structuur geeft. Hierbij geef je elk moment
duidelijkheid op elk van de volgende aspecten: hoe specifiek hangt af van persoon:
- wat
- waar
- hoe
- wanneer
- (met) wie
 Gebruik eventueel hulpmiddelen als kalender, dagplanning, picto's, maar niet meer dan nodig.
Download