Het schijnbare gelijk van Peter Borger

advertisement
(interview met Dr. Peter Borger in het huisblad van de Nederlandse creationisten ;
Reformatorisch Dagblad ).
dr. Peter Borger
In het dagelijks leven is PB als bioloog werkzaam aan het academisch ziekenhuis in de Zwitserse stad
Basel.
De nieuwste ontwikkelingen in de moleculaire biologie (1)luiden volgens hem het einde van de
evolutietheorie in.
U bestudeert genregulatie. Wat houdt dat in?
„Ik houd me bezig met de vraag hoe genen aan- en uitgezet kunnen worden. Zo heb ik aanzienlijk
inzicht gekregen in de complexiteit van het genoom:
hoe de informatie die erin wordt opgeslagen tot uitdrukking kan worden gebracht in levende cellen en
wat er allemaal fout kan gaan door veranderingen
in het DNA.
Het is een wonder dat een mens bijna altijd gezond ter wereld komt.”(2)
Wat is het belang van de nieuwe biologie voor het evolutiedebat?
„De grootste verrassing van de afgelopen twintig jaar was dat het uitschakelen van genen bij
bijvoorbeeld een muis, geen gebrekkig dier oplevert.(3)
Op deze genen werkt selectiedruk(4) namelijk niet.
Daardoor komt Darwins evolutie op losse schroeven te staan: de motor –het selectiemechanisme–
werkt niet.
In de praktijk kan 90 procent van de genen van bacteriën, rondwormen en planten zonder
probleem worden uitgezet.”(4b)
Wat hebben evolutionisten hiervan te duchten?
„Heel veel.
De selectiehypothese verklaart niet hoe zulke genen zich hebben ontwikkeld.
Biologische systemen werken als netwerken waarin verschillende onderdelen dezelfde functie
vervullen.
Darwins selectiemechanisme verklaart deze functies niet.
Daarnaast heeft de moleculaire fylogenetica laten zien dat de afstammingsboom van Darwin niet
bestaat: er zijn veel boompjes en bosjes; er zijn dus takken zonder ‘stam’.
Dat duidt op meerdere oorsprongen in plaats van één.
Het hele idee van gemeenschappelijke afstamming van een enkel oerorganisme is feitelijk
hopeloos ineengestort.”
En wat betekent dit voor mensen die Genesis 1 tot en met 11 historisch opvatten?
„De biologie laat zien dat er meerdere oorsprongen van het leven zijn en niet één enkele.
Hoeveel precies, is nog onduidelijk.
Persoonlijk denk ik dat het leven werd geschapen in de vorm van wezens die beschikten over
baranomen (5)– niet-gedifferentieerde genomen van
waaruit heel snel variatie kon ontstaan.
De genomen van alle organismen beschikken over mobiele elementen en evolutionisten snappen
niet wat ze doen. (6)
Ze denken dat het overblijfselen zijn van oeroude invasies van virussen.
Ik denk echter dat het een mechanisme van complexe genetische elementjes betreft die variatie in het
genoom kunnen genereren.
Variatie ontstaat dus niet toevallig, (7)en dat luidt het einde van Darwins evolutietheorie in.”
De deeltjes hebben niets met virussen te maken?
„Jawel. Vanuit zulke elementjes kunnen op heel eenvoudige wijze virussen –en daarmee ziekten–
ontstaan.
Met dit inzicht is de juiste oorsprong van virussen achterhaald(8): God schiep geen
ziekteverwekkende RNA-virussen, ze ontstonden in het genoom, pas na de zondeval.”
Geeft het genoom aanleiding voor macro-evolutie en gemeenschappelijke afstamming?
„Nee, de biologie toont dat er in het menselijk genoom genetische informatie –miRNA-genen–
aanwezig is die niet wordt aangetroffen in de mensapen. (9)
Niemand heeft ook maar enige notie waar deze informatie vandaan komt.
Gemeenschappelijke afstamming wordt daardoor bijzonder onwaarschijnlijk.”
(1 - Net zoals M Behe dus , meer dan tien jaar geleden
-het lopende onderzoek in die materie is niet van Borger en is al minstens 25 jaar bezig /zie ook
hieronder (6 )
(2) Het" wonderlijke" is geen wonder : de embryo's waarmee in de ontwikkeling ( en de expressie van
de genen ) iets fout loopt zijn niet levensvatbaar en/of niet -fertiel (uitzonderingen daargelaten ) .....Dat
is dus Natuurlijke selectie ...uiteindelijk wordt de menselijke levenscyclus (= development
)geoptimaliseerd
(3)Het gaat om "knock out " genen bij laboratorium- muizen
Knock out muizen
(4) Labmuizen zijn uiteraard in hun gepamperde omgevingen niet onderhevig aan dezelfde selectiedrukken als de "wild-types "...Het is nog maar de vraag of deze gemanipuleerde labmuizen ook
in staat zullen zijn te overleven in een natuurlijke biotoop ...
*Veranderingen van omgeving is uiteraard ook verandering van selectiedruk : zo zullen
hagedissen die worden overgeplant naar eilanden zonder predator maar met weinig "dierlijke "
prooien voor henzelf overgaan tot het aanboren van andere voedselbronnen --> bijvoorbeeld
een groter aandeel in het dieet van plantaardig voedsel(en met als gevolg(bijvoorbeeld) de
evolutie van nieuwe organen in het verteringsstelsels ) --> Kroatische muurhagedissen-->
http://www.bloggen.be/evodisku/archief.php?ID=97
(Bart klink )schreef een verslag over dit creationisten -congres
http://www.deatheist.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=309:een-dagje-op-eencreationistische-congres&catid=2:artikelen&Itemid=3
-GUToB is eigenlijk gewoon jonge-aarde-creationisme.
(4b) (Eric/God voor dommen ) Het
fenotype is het waarneembare resultaat van het
genoom van een organisme (+ omgevingsfactoren).
Borger stelt dat 90% van het genoom achterwege gelaten kan worden zonder dat het fenotype
verandert.
Daaruit concludeert hij dat natuurlijke selectie slechts kan plaatsvinden op 10% van het genoom en
daarom stelt hij dat natuurlijke selectie nooit zoveel invloed kan hebben dat er bijvoorbeeld
sprake kan zijn van het ontstaan van nieuwe soorten.
De fout van ‘moleculair bioloog’ Borger is dat ook niet- waarneembare resultaten van het
genoom van een organisme vatbaar zijn voor natuurlijke selectie.
Daarnaast spreekt hij zichzelf ook tegen doordat hij beweert dat bijvoorbeeld ‘Junk-DNA’ ook een
functie heeft.
( Junk DNA = Het DNA dat niet tot expressie komt als functioneel RNA of eiwit.+ het DNA
waarvan de functie nog niet is bepaald.)
- Alles dat een functie heeft in een organisme staat bloot aan natuurlijke selectie.
(5) God schiep de ‘baranomen’ (te herkennen aan ‘indicatorgenen’)
en van daaruit is de huidige biodiversiteit ontstaan via ‘VIGE’s’: variatie-inducerende genetische
elementen (bij ons bekend als SINE’s, LINE’s enz.).
Alle termen tussen haakjes zijn zijn eigen termen.
Wat dit allemaal precies inhoud, hoe het werkt en hoe we het kunnen toetsen weet PB zelf ook niet.
Toch schreeuwt hij van de daken een nieuwe biologie te hebben opgezet.
De inhoudelijk kritiek is vooral dat zijn ‘nieuwe biologie’ niet wetenschappelijk getoetst kan
worden en dus geen wetenschap is.
Daarnaast blijkt hij duidelijk NIET te begrijpen waar hij het over heeft, gezien zijn begrip van
randomness
Het is al een tijd bekend dat niet alle mutaties even waarschijnlijk zijn. Dit heeft biochemische
oorzaken en maakt het soms mogelijk de waarschijnlijkheid van bepaalde mutaties te voorspellen.
Deze onregelmatigheden in mutaties worden in de gewone biologie mutation bias (of mutational
bias) genoemd.
MUTATION BIAS
(Het jargon van Peter Borger is een voorbeeld van "Orwelliaanse newspeech " / het is
bovendien eigenzinnig ,hoogheidswaanzinnig en speciaal ontwikkeld om de
(natuur)wetenschappelijke evolutietheorie te beschrijven ;het is gespecialiseerde pseudowetenschap terminologie met morosofe trekjes---> en het is misschien vooral bedoeld om
twijfel en verwarring te zaaien ... en bruikbaar : net zoals nuttige wauwelaars en idioten ook
altijd kunnen worden ingezet door machiavellistische opportunisten )
Twijfel zaaien
Wat mij vooral erg misleidend is , is PB's vermengeling van reguliere wetenschap (die hij vaak ook
nog eens verkeerd voorstelt)--> stroman versies met zijn eigen pseudowetenschap. De
goedgelovige lezer denkt daardoor misschien wél dat termen als ‘baranomen’, ‘indicatorgenen’,
‘non-random mutaties’ en ‘VIGE’s’ reguliere wetenschappelijke termen zijn.
Ze behoren echter NIET tot de gehanteerde vaktaal ...Alhoewel ze dus net als die andere
creationistische versies van gecorrumpeerde termen, begrippen begripsverschuivingen spreektaal
betekenissen ,subjectieve omschrijvingen ,intuitieve gokken (= en aangemoedigde verwerping van
contra-intuitieve vaststellingen--> de zogenaamd gemakkelijke "logica" ) , journalistieke "creatieve " en
"literaire " vondsten .... etc ( 'missing link'/micro en macroevolutie /" Theorie" (als synoniem voor
verklarende "gissing " /anything goes ), ook kunnen( en/of mogelijks zullen) deel gaan uitmaken van
de "creationistische rethoriek " die is gebaseerd op de " autoriteit " van dit doktoraal genie
Woordzwendel
(Bart Klink )Borger heeft voor: * Mutation bias zijn eigen term geïntroduceerd: ‘non-random
mutation’, wat zeer misleidend is omdat random al een hele specifieke betekenis heeft in de
biologie (zie het verslag van Bart Klink over het creationisten congres ). Dit heb ik hem al vele
malen uitgelegd, maar hij kan of wil het niet begrijpen.
Zijn bewering dat de mutation bias zorgt voor de illusie van gemeenschappelijke afstamming is
tot op vandaag totaal niet onderbouwd. Sterker nog: er is genoeg bewijs dat dit niet het geval
is, zie bijvoorbeeld mijn stuk over het GULO-gen.
*GuTob --> General Universal theory of Biology ---> New Biology by this new genius of the
"new" biology PB
(Bart klink) -Voor zover ik me kan herinneren zei PB nergens expliciet dat hij een YEC is, maar ik
vermoed het wel.
*Hij zei dat volgens ‘de nieuwe biologie’---> miljoenen jaren niet nodig zijn.--->Zijn toehoorders
kunnen daardoor simpelweg deugdelijk veronderstelden dat hij een YEC is
*Ook op zijn blog heeft hij wel eens---> dateertechnieken aangevallen.
* In zijn ‘publicaties’ gaat hij uit van een ---> werkelijke zondvloed.
*MPG (Multi Purpose Genome )"zwitsers zakmes" ---> Baranoom = Baramin ( een vijftigtal ? ) =
created Kinds ---> Biblical kinds ...... Dat de ‘baranomen’ allemaal afzonderlijk door God
geschapen (--> created 'kinds' ) zijn, kunnen zijn toehoorders/medestanders zelf wel invullen zo
onderontwikkeld zijn ze nu ook weer niet ...
*Vige's --->Variation inducing genetic elements ---> parapluterm van eigen vinding ---> staat
voor allerlei , transposons , NCV 's etc .. Volgens Dr Borger zelf bestaat het grootste deel van
het zogenaamde' junk DNA' : " uit VIGEs en ontspoorde VIGEs".----> (Pierra) De VIGE's van PB
zijn eigenlijk alles dat variatie kan veroorzaken:
CNV's (in grotere of kleinere hoeveelheden in ons genoom),
(retro)transposonen, die ook in aantal varieren
en DNA dat kleine RNA's als piRNA, siRNA genereert die de transcriptie van deze
transposonen verhinderen.
(Eelco) Als "VIGE" alleen maar een verzamelwoord zou zijn voor al bekende termen, dan zou
dat onschuldig zijn (en zinloos !).
Maar PB bedoelt er meer mee:
Borger's VIGE's waren "geprogrammeerd om op een gecontroleerde en gereguleerde manier
variatie en speciatie te bewerken.".
Ze zijn 'front-loaded'.
Dat laatste is een oud creationistisch ideetje, hier in een nieuw jasje gestoken ....
(PM aangepast )
1.-Het hele vige-concept van PB is erop gebouwd dat ;
de variatie( binnen een "baranoom") gefrontload is..
Zonder dat bepaald "'frontloaded"element is het niet anders dan wat de gewone wetenschap
presenteert ( en gewoon volgens de ET verklaart) .
Vige's hebben geen bordje om hun nek hangen ( waarop staat vermeld dat ze "gefrontlaod "zijn):
maar PB beweert toch dat ze gefrontload zijn en als dat niet aan een bordje om hun nek te herkennen
is, moet het toch ergens anders aan te herkennen zijn..
Of het is een wilde veronderstelling die hier als een waarheid gebracht wordt.. Ik denk het
laatste.
Database of Genomic Variants
Hotspots
Het al vrij lang bekend dat bepaalde plekken in het genoom sneller muteren dan andere,
onafhankelijk van selectie. Dit worden hotspots genoemd.
(Gert Korthof & Gerdien De Jong )
-Het voorkomen van hotspots is onderdeel van normaal wetenschappelijk onderzoek dat vastgesteld
kan worden door experimenteel onderzoek en
gepubliceerd in peer-reviewed genetische vakbladen.
-Hotspots komen al in de geneticaleerboeken uit 1965 voor
Bepaalde plekken muteren veel vaker dan andere.
(6)(Gerdien De jong )
Borger heeft het ook over mobiele element (--> transposable elements)
Transposons
.
Althans sommige daarvan kunnen zich verplaatsen, en als ze midden in een werkend gen terecht
komen schakelt dat gen uit - er komt geen werkend product.
Dit is een manier om mutaties te genereren.
Zulke mutaties zijn nog steeds toevallig, dat wil zeggen niet gericht.
(Als je over "hotspots" schrijft )___>Dan heb je het ook over onderzoek dat al 25 jaar gaande is, en
datonderzoek is NIET van/ door Borger.
(7)Borger lijkt te denken dat random mutatie betekent dat mutatie een uniforme verdeling over het
DNA heeft.
Niemand heeft dat ooit gezegd.
Ook is de mutatie frequentie van het milieu afhankelijk. Dat is standaard(achtergrondkennis)
Toevallige mutatie ( randommutation) betekent ongerichte mutatie(non -teleological or nonintelligent designed ), dat het effect dat een mutatie eventueel heeft niets te maken heeft met wat
nuttig zou zijn voor het beest of de bacteriofaag op dat moment in dat milieu.
-Dat is Borger al eerder uitgelegd.
-Vraag PB op de man af of hij gelooft dat God die hotspots uitkiest en creeërt.
Zo niet, waar gaat het hier dan over?
Alweer mist en stofwolken creëren!
De toehoorders van PB worden door hem op het verkeerde been gezet. Ze krijgen de indruk dat PB
een aardige theorie ontwikkeld heeft die steunt op moderne genetica en die je geïsoleerd kunt
verdedigen. Dat klinkt allemaal ambitieus maar toch redelijk en overzichtelijk.
Maar in feite blijft dan geheel buiten zicht dat een zéér groot deel van de huidige wetenschap
nl. alle resultaten en methodieken uit geologie, paleontologie, natuurkunde, cosmologie en
astronomie verworpen worden.
En dát moet PB natuurlijk aantonen. Het gaat dus niet om een‘General and Universal Theory of
Biology’ maar om een nieuwe
‘General and Universal Theory of the Biological and Physical Universe’! Dat is iets wat zelfs
Einstein nooit heeft durven dromen...... Einstein beperkte zich tot een klein gebiedje: natuurkunde.
Rookgordijn :
(Gerrit Korthof ).....Is het niet uiterst vreemd dat iemand een verhaal over allerlei genetische details
gaat houden, mutation hotspots, etc. en daarbij de standaard wetenschappelijke literatuur gebruikt,
maar niet vanaf het begin zijn toehoorders duidelijk maakt dat hij een zéér groot deel van de huidige
wetenschap nl. alle resultaten en methodieken uit geologie, paleontologie, natuurkunde, cosmologie
en astronomie verwerpt?
Dan breng je toch op z’n zachtst gezegd het publiek in verwarring? Waarom laat hij dat weg? Schaamt
hij zich voor zijn YEC standpunt?
Zonder het YEC standpunt is er niets van zijn hele verhaal over genetische mechanismen te volgen,
want die moeten aannemelijk maken dat er grote veranderingen in zeer korte tijd zijn
opgetreden. Als je die context niet vertelt, hangt je hele verhaal in de lucht. Nog afgezien of het
waar is, het wordt dan een onbegrijpelijk verhaal
(8)
Borger
VIGEs zijn biologische (en dus natuurlijke) fenomenen.
Het zijn genetische elementjes die door positie effecten variatie induceren.
En ze kunnen op eenvoudige wijze DNA recombineren.
Het zijn echter geen overblijfselen van virussen (zoals het paradigma voorschrijft), maar virussen
ontstaan juist uit VIGEs.
Daarvoor is zo langzaamaan heel veel bewijsvoering.
Vige's (--> zie ook hierboven de noten bij het interview in het RD)
“Het zijn variatie-inducerende genetische elementen en hieruit ontstaan (RNA) virussen.
Hiermee hebben we de meest parsimone verklaring voor het ontstaan van nieuwe ziekten.”
Is het waargenomen dat (RNA) virussen uit die VIGE’s onstaan?
Als die elementen (ERVs etc) een vaststelbare functie blijken te hebben die anders is dan tot nu toe
gedacht, dan hebben ze die functie.
Daar zou ik niet moeilijk over doen.
Het feit dat je het echter over “parsimoon” hebt doet echter vermoeden dat dit nog niet duidelijk is ....
Borger :
Ja, het is waargenomen dat RNA virussen uit VIGEs ontstaan.
Door het oppikken van een stukje van het SRC gen (de “aan”knop zonder de “uit”knop)
verandert HERV-K in het Rous Sarcoma Virus (een RNA oncovirus).
Rene Fransen
als een ERV inderdaad een gefixeerd endogeen retrovirus is (dus een virus dat in het DNA is
gekropen) is het niet raar dat je het ‘tot leven kunt wekken’
door er een ‘aan’ knop voor te plakken.
Dat bewijst alleen dat ze eruit komen, maar niet dat ze er niet eerder ingekropen zijn.
Tsjok
Herv’s ( en ERV’s ) zijn misschien zelf virussen( restanten ) die “uit “gezet zijn ?( = het “aan knop ” stukje hebben verloren ) …Het is maar een vraagje dat zomaar bij mij opkomt
Virussen ( fagen incluis ) planten zich trouwens allemaal voort in cellen van niet-virussen en wel door
de aanwezige replicatiemechanismen te kapen
Natuurlijk worden virussen ( inclusief de “nieuwe ”, de mutante en de recombinanten met "andere
"overspringende " varianten " virussen in dezelfde somatische stamlijnen van het besproken
genoomtype ) allemaal “gemaakt “in een gastheercel die een genoom bezit met de coderingen voor
de celmechanismen voor replicatie …
Lintwormen onstaan natuurlijk ook uitsluitend in de “darmen” van de levende lintworm-bezitter
? is het niet ?
"Virussen onstaan in het zich copieerende genoom zelf" Maar ; dit is slechts één van de
hypotheses over het onstaan van virussen ...
(Prof Dr Anne-Mieke Vandamme Katholieke Universiteit Leuven)
De twee meest waarschijnlijke voorstellen zijn de volgende:
* Cellen waren eerst, en virussen zijn onstaan doordat genetisch materiaal uit cellen is 'ontsnapt',
ingekapseld in proteïnen en membranen.
Virussen kunnen niet overleven zonder de vermenigvuldigings mechanismen van nieuwe
cellen te gebruiken.
* Een andere theorie is dat beiden samen zijn onstaan. Bacteriecellen, en meteen ook stukjes
genetisch materiaal die als parasieten leefden op die eerste baceterie(achtige) cellen.
Er zijn heel wat argumenten en wetenschappelijke gegevens voor beide thesen , vandaar dat er
nog steeds discussie rond is.
-Misschien zijn beiden wel tegelijk waar en zijn sommige virussen zo oud als het leven zelf ,
terwijl andere virussen later zijn onstaan uit cellen.
zie ook --->
http://evodisku.multiply.com/journal/item/442/Virus
http://sandwalk.blogspot.com/2009/05/nobel-laureate-harald-zur-hausen.html
http://www.carlzimmer.com/articles/2006.php?subaction=showfull&id=1177180979&archive=&start_fro
m=&ucat=9&
(9) Borger stelt dat het genetische verschil tussen de verschillende soorten primaten niet door
eiwitcoderende genen wordt bepaald, maar dat de grootste verschillen tussen mens en chimpansee
bestaan in de genetische elementen die normaal gesproken ”junk-DNA” genoemd worden.
Boek van het nieuwste creationistische genie ?" of
De hoop in de bange nadagen van het "geloof"
(afomstig van een URKSE site )
Darwinisme afgedankt
"DARWINISME "
Het boek ”Terug naar de oorsprong, of hoe de nieuwe biologie het tijdperk van Darwin
beëindigt” (De Oude Wereld, 2009) van dr. Peter Borger licht de genetische basis van de microevolutie toe.
In het eerste deel maakt Borger korte metten met natuurlijke selectie als drijvende kracht achter
macro-evolutie. Selectie kan volgens de auteur alleen plaatshebben als er iets te kiezen valt:
Een hert met genetische informatie voor de vorming van een gewei moet eerst bestaan om
selectie op geweigrootte te kunnen ondergaan en niet omgekeerd. De natuur kan de dieren pas
daarna selecteren op de grootte van een gewei.
Natuurlijke selectie kan niet voor nieuwe informatie zorgen, die moet er vooraf zijn. Hij
concludeert dat het selectiemechanisme conserverend is: het houdt voordelige eigenschappen bij
bestaande soorten in stand.
Inderdaad ,evolutie is dan ook niet ALLEEN maar selectie ... Nieuwe info onstaat ( spontaan
=out of the blue ? ) bij het kopieeren van de genetische info (mutaties ) en er onstaan zelf
nieuwe coderende genen uit het zogenaamde ( niet voor eiwitten coderende)Junk DNA --> New
and fully functional genetic information coding for new proteins from scratch :
http://pandasthumb.org/archives/2007/05/on-the-evolutio-1.html
http://pandasthumb.org/archives/2009/11/hunter-vs-hunt.html#more
Daarnaast ziet Borger overvloedig bewijs tegen Darwins evolutie, die in kleine stapjes zou
verlopen.
Waarom zou een mens muzikaliteit hebben ontwikkeld? Het is immers een nutteloze eigenschap.(1)
Bovendien is een klein beetje muzikaliteit zinloos, waardoor positieve selectie is uitgesloten(1b).
De vele voorbeelden wijzen volgens de auteur op een intelligent ontwerp. Waarom hebben sommige
zaden –zoals die van de Javaanse kalebas– bijzonder verfijnde aerodynamische vormen, zodanig
dat mensen hun hoofd erover breken om ze te kunnen nabootsen bij vliegtuigen?
In het tweede deel van het boek ”Terug naar de oorsprong” beschrijft Borger hoe de
genetische informatie zich na de zondvloed ** op aarde heeft ontwikkeld. Zijn
model noemt hij de ”Generale en universele theorie over biologische verandering” (GUToB): De
oorsprong van het leven kan niet in wetenschappelijke termen worden beschreven, het heeft
geen naturalistisch begin.(2) Leven is geschapen met zogenaamde pluripotente baranomen:(3)
genetische informatiedragers waarin alle variatie die later optrad binnen de soorten, was opgeslagen
http://www.godvoordommen.nl/2009/11/24/live-presentatie-urkerscheppingsfolder/
Live presentatie Urker scheppingsfolder=
*Er was tijdens die presentatie ook een inleiding door Peter Borger op zijn boek
* PB is een andere scheppingsmafketel die denkt dat hij op het punt staat een
“nieuwe biologie volgens de schepping” te introduceren in de wetenschap, daarmee
Darwin overbodig makend en te ontmaskeren als bedrieger.
Tijdens zijn halfuurtje ouwehoeren wordt duidelijk dat :
– Borger geeft toe overtuigd te zijn door het boek “Degeneratie” van Peter
Scheele.
– Borger stelt dat er NIET ALLEEN sprake is van degeneratie (= wacht even, is
dat geen evolutie?).
DEGENERATIE
– Vraag: Zijn alle genen van de oersoorten nog aanwezig?
Kunnen we nog de origineel geschapen soorten terugkruisen naar het oertype?
Borger lijkt het eerst te bevestigen(= het is een hypothetische insteek die
moeilijk is te realiseren ) , maar plaatst daar wel een kanttekening bij over de
onomkeerbaarheid *van de bekomen huidige varianten binnen een gegeven
(=geschapen ) baranoom , vanwege zijn versprongen en verspringende
regulatorgenen(Vige's).
(Bart Klink ) Wat me ook nog opviel aan PB’s presentatie is het volgende.
PB geeft een plaatje weer uit Rokas&Carrol over de verwantschappen tussen gorilla,
mens en chimpansee. In dit artikel worden drie vormen van genetische informatie
vergeleken om de juiste verwantschap te bepalen tussen deze soorten. PB laat
echter slechts twee vormen zien, en juist die twee waarvan je kunt verwachten (zie
het artikel) dat ze ruis (t.g.v. van homoplasie) geven in het fylogenetische signaal. De
ene vorm waarbij deze ruis juist zeer klein is (RGC’s in het artikel), laat PB niet
zien!
Over dataselectie gesproken…..
Rokas A, Carroll SB., Bushes in the tree of life., PLoS Biol. 2006 Nov;4(11):e352.
*zie ook = J. Gould : de praktische onomkeerbaarheid van de evolutie : o.a.
door contingentie
**De zondvloed is een niet houdbare these
http://www.freethinker.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=49
Herhaling van de boekpresentatie :
op 27november greep een" openbaar" ( welgeteld 10 man aanwezig ) debat plaats tussen Dr Peter
Borger en prof Dr Nico Van der Straalen
Het ging daarbij over enkele van Peter's standpunten ( zoals ook beschreven in zijn pas
gepresenteerd boek)
Prof Dr N.van Straalen, had zich eigenlijk alleen op het boek gericht met zijn krachtige kritiek
van "Misinterpretaties en desinformatie van een gelovig bioloog". Van Straalen had het dus
voornamelijk over het boek
Bart Klink melde op http://www.vkblog.nl/blog/5720/Peter%5C%27s_GUToB # 308) :
Prof Dr Nico Van Straalen ging in op de hoofdpunten van PB’s boek , wat in de
meeste gevallen neerkwam op
dat PB’s kritiek of geen probleem is voor de moderne evolutiebiologie (die niet
behoorlijk veranderd is sinds Darwins tijd(4) is
of een vertekend beeld geeft van evolutie (o.a. PB’s visie op selectie en
randomness(5).
Van Straalen wees ook op de ontoetsbaarheid van PB’s verhaal (waar hebben
we dat eerder gehoord….).
PB vergeleek natuurlijk selectie met god-did-it, maar vergat daarbij helaas dat we
selectie kunnen waarnemen overal om ons heen, terwijl de Almachtige sinds Bijbelse
tijden niets meer van zich laat zien op empirisch gebied.
PB wees tevens op een paar open vragen in de evolutiebiologie, wat Van
Straalen erkende (en ook normaal is bij wetenschap in progress), maar terecht
opmerkte dat dit geen bewijs is voor PB’s verhaal.
Ik heb helaas ook nog geen antwoord gekregen op mijn vragen over de
‘baranomen’ en ‘indicatorgenen’, maar PB verwees me naar
zijn(pseudowetenschappelijk ) boek
Debat dr. Peter Borger en bioloog prof.dr. Nico van
Straalen
Deel 1 http://www.youtube.com/watch?v=MZT6BiYrx-w
Deel 2 http://www.youtube.com/watch?v=ZeSHWuKle3s
Deel 3
http://www.youtube.com/watch?v=bvVgEZOtCAU
Deel 4
http://www.youtube.com/watch?v=DGYSC8yxVOo
Deel5
http://www.youtube.com/watch?v=QGUWCEh3uEw
Deel 6 http://www.youtube.com/watch?v=TP3y-_wIn4Q
Deel7
http://www.youtube.com/watch?v=FyppTAMdMYM
Deel8
http://www.youtube.com/watch?v=kSlkKZe-LkI
(1)
Met muziek kan je alleen maar een mogelijke sexuele partner in de paarstemming krijgen
....Muziek is sex ( Miles Davis) ...Er bestaat trouwens ook nog zoiets als sexuele selectie ...
Muziek is net als taal een communicatiemiddel en een hefboom om iets gedaan te krijgen van
anderen ;taal is ook compleet nutteloos ?
(1b) Wat is het nut van een half oog / een halve vleugel ?
Slecht en half oog
http://www.newscientist.com/article/dn13683-evolution-myths-half-a-wing-is-no-use.html
(2)
Dat betekent dat het onstaan van het leven niet wetenschappelijk kan worden bestudeerd De
schrijver die dit beweerde ( = en integendeel een niet-naturalistische godssdienstige verklaring
aanhangt ) bedrijft dus ook nooit wetenschap .....Dit soort beweringen( inclusief de inhoud van
het aangehangen (binnen te smokkelen) mythische model ) is non-falsifeerbaar ....
(3)
= MPG(Multi Purpose Genome ) = baramins = KINDS = bijbelse geschapen soorten =
waarbinnen "micro-evolutie"(=aanpassende variatie volgens vooraf geplande mogelijkheden (=
frontloaded ) mogelijk is
(4)
Nico maakte goed duidelijk dat Darwin's theorie een oude theorie is en dat de huidige evolutie biologie
flink is vernieuwd. PB drijft dat te ver door in zijn boek. De obsessie van PB voor Darwin heeft
iedereen ondertusen wel gezien .
(5)
(D geeft in Commentaar #312 op datzelfde blog , een nuttige en gedetailleerder aanvulling op
het verslag van Bart klink )
Het punt van Peter is duidelijk, hij ziet non-random mutaties, ( in de zo)genoemde hotspots.
Nico gaf Peter hier gelijk in = het was en is een algemeen geaccepteerd en bekend fenomeen in de
biologie dat bepaalde plekken in het DNA eerder geneigd zijn te muteren(om chemische
redenen wellicht) dan andere plekken.
Maar Nico geeft hier in mijn ogen daarover wél een heel sterk punt aan ....want Nico vraagt zich ook af
of deze plekken bewust naar een bepaalde mutatie toe werken.?
Dus als je een dier in een koude omgeving zet ; of er dan gerichte mutaties komen om beter tegen de
kou te kunnen.
En dat is wat Peter wel beweerd, dus dat er een mechanisme is die stuurt naar een bepaalde
richting toe die voordelig is voor het organisme.* (*= non randomness: mutaties zijn
voorspelbaar volgens Borger, juist niet random! (en wordt natuurlijk onmiddelijk gekoppeld door de
meeste van zijn volgelingen , aan de ID- mantra Waar komt die nieuwe info vandaan?)
Peter kan dit allemaal niet hardmaken.
In de praktijk weten we ook wel beter.
Redundante genen
Het volgende punt ging meer bepaald over redundante genen en hoe deze konden ontstaan.
Nico gaf ten eerste aan dat redundante genen geen probleem zijn voor de evolutietheorie. Als
analoog gaf Nico aan dat er meerdere wegen zijn, dus eentje via Frankfurt en de andere via
Lyon.
Maar Peter gaf ook aan dat dit het geval was maar wilde van Nico horen hoe de splitsing tot stand
is gekomen.(m.a.w = hoe is dit netwerk "geevolueerd "*= een verdere variant/voorbeeld van het
IComplexity argument van Behe , natuurlijk )
In mijn ogen kon prof Dr Nico ( en dat is niet de komplete evolutiebiologie in het algemeen ) ,
hier(nog) geen direct duidelijk antwoord op geven
Er viel me nog iets op over de redundante genen waar ze in mijn ogen fundamenteel in mening
verschillen.
Peter stelt, als er redundante genen zijn, dan vind hier geen selectie op plaats dus is het
onlogisch dat deze redundante genen in stand worden gehouden in het genoom. (Sterker nog
=ze moeten ,door de voortdurende mutaties , steeds verder genetisch eroderen -->zie : Sanford )
Maar Nico geeft aan : de
selectie vind plaats op het algehele organisme en daarom
is het wél een voordeel als er redundante genen bestaan.
Peter Borger geeft aan dat genduplicatie niet de motor is achter redundante genen, wat nogal
een probleem is. Peter haalt hierbij een onderzoek van Wagner(dit artikel?
laral.istc.cnr.it/rcalabretta/... ?)
Hier wordt naar mijn weten niet echt op gereageerd door Nico.
Nog een interessant punt vond ik het argument van Nico over de medische toepassingen. Muizen
worden gebruikt als proefdieren en volgens Nico komt dit omdat we genetisch erg veel
overeenkomsten hebben die alleen te verklaren zijn door common descent. Peter is het hier niet mee
eens en geeft aan
"Ik werk zelf ook met muizen in het laboratorium en loop vaak genoeg tegen problemen aan,
dus zo rooskleurig als je stelt is het niet".
Daarnaast geeft Peter op een later tijdstip wel toe dat elk medisch medicijn succesvol op muizen
getest wordt voordat het op mensen uitgetest wordt, wat nogal tegenstrijdig is(met de overtuiging dat
ze niet verwant zijn maar apart "geschapen " --> common design ? ) in mijn ogen...maar goed.
De wetenschappelijke dwaalwegen van een
creationistisch bioloog
Geschreven door Bart Klink
donderdag, 10 december 2009
In de biologische wereld is de moderne evolutietheorie universeel geaccepteerd. Het is de
grote verbindende theorie in de biologie. Het valt dan ook niet mee om een bioloog te vinden
die deze theorie ontkent, laat staan een die gelooft dat alle soorten een paar duizend jaar
geleden, in zes dagen, door God geschapen zijn. Een creationistische bioloog, dat is eigenlijk
een contradictio in terminis. Toch hebben we in Nederland lange tijd zo’n lopende
tegenstrijdigheid gehad: Willem Ouweneel. Nu Ouweneel echter zijn creationisme schijnt te
hebben opgegeven in ruil voor een minder letterlijke lezing van Genesis, heeft creationistisch
Nederland een nieuwe voorman nodig. Dat lijkt Peter Borger te willen worden.
Borger studeerde biologie in Groningen en promoveerde daar ook op medisch-biologisch
onderzoek. Later bekeerde hij zich tot het evangelische christendom en werd tevens
creationist. Sinds zijn promotie heeft hij zich beziggehouden met astmaonderzoek op
moleculaire schaal, waardoor hij goed thuis is in de moleculaire biologie.
Hierin verschilt hij van de meeste creationisten, die van moleculaire biologie doorgaans weinig
weten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Borger zijn creationistische pijlen vooral richt op
evolutie op moleculaire schaal. Volgens hem laat moleculairbiologisch onderzoek van de
afgelopen jaren zien dat de evolutietheorie onhoudbaar is geworden. Dit betoogt hij niet alleen
op zijn weblog, maar ook in zijn recent verschenen boek “Terug naar de oorsprong, of hoe de
nieuwe biologie het tijdperk van Darwin beëindigt”.
Het is uitgegeven door stichting ‘De Oude Wereld’, die opmerkelijk genoeg een jonge wereld
verkondigt, conform een letterlijke lezing van Genesis. Borger heeft zijn opvattingen tot
‘GUToB’ gedoopt: generale en universele theorie over biologische verandering.
Heeft deze creationistische bioloog werkelijk laten zien dat de evolutietheorie niet langer
houdbaar is? Moet de moderne biologie overstappen op ‘GUToB’?
Borger verkondigt dit vrijwel elke dag, vaak meerdere malen, op zijn blog. Aan pretenties ontbreekt het
hem dus niet. Wat dat betreft had hij wat kunnen leren van Darwins bescheidenheid. Ik zal in dit artikel
proberen te laten zien dat beide bovenstaande vragen negatief beantwoord moeten worden. Zijn boek
is vooral een verwoede poging om Darwin af te kraken en impliciet een letterlijke lezing van de
scheppingsmythe uit Genesis een wetenschappelijk cachet te geven.
Ik zal niet op alle problemen met Borgers verhaal in kunnen gaan; daarvoor zou waarschijnlijk een
heel boek nodig zijn. Daarom zal ik die problemen eruit pakken die mijns inziens het belangrijkst zijn.
Ik zal eerst ingaan op enkele problemen die zijn gehele boek kenmerken, dan op een paar van
zijn kritiekpunten op de evolutietheorie, en besluiten met waarom zijn ‘GUToB’
pseudowetenschap is.
Omdat het boek over moleculaire biologie gaat, is enig technisch moleculairbiologisch taalgebruik niet
te vermijden. Omdat een uitleg van elk begrip dit artikel veel te lang zou maken, heb ik ervoor gekozen
om deze begrippen te voorzien van een hyperlink naar een internetpagina waarop dit begrip wordt
uitgelegd.
Darwin is dood, zijn theorie in aangepaste vorm niet
Opvallend aan heel Borgers boek is dat hij zijn pijlen steeds richt op wat Darwin zelf heeft geschreven,
150 jaar geleden. Dit blijkt niet alleen uit zijn ondertitel, maar ook uit de vele passages uit Darwins
werk die hij aanhaalt om vervolgens te bekritiseren. Blijkbaar heeft Borger niet door dat de moderne
evolutiebiologie Darwin al een tijd ontgroeid is (Koonin 2009). In die zin is Darwins tijdperk inderdaad
ten einde, maar dat weten evolutiebiologen ook. Darwin wist bijvoorbeeld niets over de moderne
genetica, en dus ook niets over evolutie op moleculair niveau, terwijl juist dat het onderwerp is van
Borgers boek. Het is dan ook hoogst merkwaardig dat Borger geen enkel modern handboek over
evolutiebiologie aanhaalt (zoals (Barton et al. 2007; Futuyma 2009). Als hij dat had gedaan, had hij
geweten dat de evolutiebiologen nu veel meer weten dan Darwin, en zijn opvattingen vaak hebben
genuanceerd en aangepast. Ook in de toekomst zullen er ongetwijfeld nog verdere verfijningen en
bijstellingen komen, dat is hoe wetenschap voortschrijdt. Darwins On the Origin of Species is net zo
min representatief voor de huidige evolutiebiologische kennis als Newtons Principia dat is voor de
huidige natuurkundige kennis.
Dit blijkt vooral op het moleculaire niveau. Borger heeft het constant over natuurlijke selectie, terwijl
hier juist genetic drift een grote rol speel. (Barton et al. 2007; Futuyma 2009). Deze willekeurige
veranderingen in het DNA die selectief neutraal zijn (daarom spreekt met ook wel van de neutral
theory of molecular evolution), waren Darwin natuurlijk onbekend, maar worden uitgebreid behandeld
in de moderne handboeken. Daar rept Borger echter met geen woord over. Borger heeft het wel een
aantal keer over ‘neutrale selectie’, wat in de evolutiebiologie niet bestaat en ook een onzinnige begrip
is. Selectie is immers per definitie niet selectief neutraal; daarom wordt het ook onderscheiden van
genetic drift (wat dus wel selectief neutraal is). Zo’n gebrek aan verwijzingen naar moderne
handboeken evolutiebiologie is ontoelaatbaar voor iemand die meent zinnige kritiek te leveren op de
moderne evolutiebiologie, zeker evolutie op moleculaire schaal.
Naturalistisch dogma?
Borger heeft nogal wat problemen met het naturalistische karakter van de moderne wetenschap.
Waarom worden alleen naturalistische verklaringen geaccepteerd in de wetenschappelijke wereld, en
is er een taboe op het bovennatuurlijke, lijkt hij zich af te vragen (p. 27-28, 230)? Is er misschien
sprake van een naturalistisch dogma?
Ik denk het niet. Het grote probleem met bovennatuurlijke verklaringen is dat ze problematisch zijn
gezien de aard van wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappers moeten beweringen namelijk
empirisch kunnen toetsen, en dat is meestal onmogelijk met bovennatuurlijk claims (het vermeende
bovennatuurlijke effect van gebed op genezing is bijvoorbeeld wél empirisch toetsbaar). Zelfs de
meeste gelovige wetenschappers uit allerhande disciplines zien dit in, en blijven daarom zoeken naar
naturalistische verklaringen. Niet omdat ze een naturalistisch wereldbeeld hebben (dat hebben ze
uiteraard niet), maar omdat ze alleen daar wat mee kunnen als wetenschapper.
Dit cruciale wetenschapsfilosofische punt lijkt Borger niet te snappen. Een centraal element in Borgers
verhaal is bijvoorbeeld common design: de overeenkomsten tussen organismen zijn het resultaat van
onafhankelijke scheppingsdaden van een gemeenschappelijke Ontwerper, niet van
gemeenschappelijke afstamming. Dit is echter onmogelijk empirisch te toetsen. Hoe kunnen we
immers weten wat het gevolg is van gemeenschappelijk ontwerp en wat van naturalistische
processen? Borger blijft het antwoord schuldig. Daarmee is zijn common design onwetenschappelijk.
Een ander probleem met bovennatuurlijke verklaringen is dat de wetenschapsgeschiedenis heeft
geleerd dat ze keer op keer werden vervangen door naturalistische. Wetenschap ‘ontbovennatuurlijkt’.
Blikseminslag wordt niet meer gezien als een act Gods, maar als het gevolge van fysische
wetmatigheden. Hetzelfde geldt voor het ontstaan en verspreiden van ziektes. De naturalistische
verklaring blijkt ook nog eens vruchtbaarder: bliksemafleiders en inenting werken beter dan gebed.
Naturalisme is geen dogma in de wetenschap, het is het enige uitgangspunt dat blijkt te werken.
Borger heeft overigens nog steeds een Popperiaanse visie van wetenschapsfilosofie (p. 22-25), wat
hedendaagse wetenschapsfilosofen terecht als te naïef en onrealistisch hebben verworpen.
Een elementaire logische fout
Het is elementaire logica dat als twee verklaringen elkaar uitsluiten, er ten minste één fout is, maar dat
niet automatisch de ander goed is. Dit zou namelijk alleen opgaan als deze twee verklaringen het
logische domein der mogelijkheden zouden uitputten, maar dat is vrijwel nooit het geval in de
(natuur)wetenschap. Het zou derhalve een evidente fout zijn om in de wetenschap te concluderen dat
verklaring A juist is omdat B onjuist is. Toch is dit precies wat Borger, en creationisten in het
algemeen, vaak doen: als de evolutietheorie onjuist is, moet het creationisme wel waar zijn. Stichting
‘De Oude Wereld’, die Borgers boek heeft uitgegeven, spreekt op haar website over “twee
wetenschappelijke ontstaansmodellen”. Blijkbaar zijn er volgens hen geen andere mogelijkheden. Dit
is een drogreden (vals dilemma) en wetenschappelijk naïef. Het zou immers goed kunnen zijn dat, als
de evolutietheorie onjuist zou blijken te zijn, er een andere niet-creationistische verklaring bestaat die
haar vervangt.
Kritiek op, of tekortkomingen van de evolutietheorie kunnen op zichzelf dus nooit het creationisme
ondersteunen, ondanks dat creationisten dit vaak wel zo voorstellen. Borger zal dus met een
onderbouwing van zijn eigen verhaal moeten komen die losstaat van de evolutietheorie. Hij zal de
wetenschappelijke merites van zijn verhaal moeten verdedigen, niet alleen de evolutietheorie
aanvallen. Dat is wat hij ook probeert in het tweede deel van zijn boek, maar daar faalt hij schromelijk
in. Ik kom daar later op terug. Laten we eerst eens kijken of Borgers kritiek op de evolutietheorie
werkelijk steekhoudend is.
Is common descent with modification weerlegbaar?
Centraal in Darwins evolutietheorie staat common descent with modification: organismen ontstaan uit
gemeenschappelijke voorouders, maar verschillen daar altijd een beetje van (de modification),
waardoor ze ook unieke eigenschappen hebben. Hierdoor ontstaan er groepen binnen groepen
binnen groepen, een geneste hiërarchie. Wanneer al het leven wordt beschouwd, wordt vaak de
metafoor Tree of Life (ToL) gebruikt. In algemene zin wordt zo’n boom die verwantschappen beschrijft
een fylogenetische boom genoemd. Het concept van de ToL staat nog steeds in de moderne
evolutiebiologie, zij het in een wat aangepaste vorm. Micro-organismen blijken bijvoorbeeld niet alleen
informatie uit te wisselen van ouder op nageslacht (verticale genoverdracht), maar ook onderling
(horizontale genoverdracht, HGT). Dit maakt het opstellen van een fylogenetische boom lastiger voor
micro-organismen dan voor bijvoorbeeld dieren, waarbij vrijwel geen HGT plaatsvindt. Door de HGT
bij micro-organismen is ook de ‘wortel’ van de ToL lastig te bepalen; daar is hoogstwaarschijnlijk
sprake geweest van een netwerk in plaats van een stam met takken. Dit is allemaal terug te vinden in
moderne handboeken evolutiebiologie.
Borger meent dat common descent with modification onweerlegbaar is, omdat alle overeenkomsten
toegeschreven worden aan de gemeenschappelijke afstamming en alle unieke eigenschappen aan de
modificatie (p. 26). Maakt dit het hele idee van gemeenschappelijke afstamming met modificatie niet
inderdaad onweerlegbaar? Nee, omdat er alleen een bepaald patroon (geneste hiërarchie) verwacht
mag worden, en niet elk willekeurig patroon. Bij dieren bijvoorbeeld komen eens goed gescheiden
evolutionaire lijnen niet weer bij elkaar. Daarom kunnen denkbeeldige wezens als een sfinx (mens en
leeuw) of een centaur (mens en paard) niet bestaan. Ook een paard met vleugels of een vogel met
een placenta kunnen niet bestaan. Dit komt doordat vanuit gemeenschappelijke afstamming slechts in
beperkte mate modificaties mogelijk zijn. Daardoor kan een paard nooit zomaar vleugels op zijn rug
krijgen. Dát zou een weerlegging van common descent with modification betekenen.
Hoe zit het dan met convergente evolutie, die resulteert in homoplasieën? Denk bijvoorbeeld aan de
hydrodynamische lichaamsvormen van walvissen en vissen. Walvissen zijn geen vissen, maar toch
hebben ze een vorm die lijkt op die van vissen. Dit is geen weerlegging omdat vrijwel alle andere
eigenschappen de walvissen binnen de groep van de zoogdieren plaatsen, en niet binnen die van de
vissen. De oppervlakkige overeenkomst in lichaamsvorm is het gevolg van dezelfde aanpassingen
aan het milieu, en die kunnen onafhankelijk van gemeenschappelijke afstamming optreden.
Homoplasie door convergente evolutie komt ook voor op moleculaire schaal, naast overeenkomsten
die toevallig ontstaan zijn doordat onafhankelijk van elkaar dezelfde mutatie op dezelfde plek is
opgetreden. Hiermee is elke evolutiebioloog goed bekend en er zijn vrijwel altijd goede technieken om
deze ruis in het fylogenetische signaal te omzeilen. Ook dit is te vinden in elk handboek
evolutiebiologie (zie bijvoorbeeld hier).
Wat gemeenschappelijke afstamming ook zou weerleggen, is als afstammelingen in het
fossielenbestand zouden verschijnen vóór hun vermeende voorouders. Er mogen dus geen fossielen
van mensen gevonden worden voor die van de eerste primaten, en geen primaten voor de eerste
zoogdieren. Helemaal problematisch zou een konijn in een Precambrische laag zijn, zoals de
eminente evolutiebioloog J.B.S. Haldane ooit opperde als potentiële weerlegging. Dit soort fossielen
op ‘verkeerde’ plaatsen worden dan ook niet aangetroffen, terwijl het gemakkelijk had gekund als alle
organismen tegelijk geschapen zouden zijn, zoals Borger en andere creationisten geloven. Het
fossielenbestand had gemeenschappelijke afstamming gemakkelijk kunnen weerleggen, maar het is
er juist een prachtige bevestiging van, zoals paleontoloog Donald Prothero laat zien in zijn
voortreffelijke boek (Prothero 2007). Daarnaast had het Borgers verhaal makkelijk kunnen bevestigen,
maar is het er juist een weerlegging van.
Borger voert ook het vogelbekdier aan als probleem voor gemeenschappelijke afstamming (p. 26-27).
Is de ‘eendenbek’ van dit zoogdier niet een weerlegging? Zoogdieren mogen toch geen snavels
hebben?, suggereert Borger. Inderdaad, en dat hebben ze ook niet. Dat weet hij als bioloog
vermoedelijk best, maar blijkbaar kan hij het niet laten om de goedgelovige lezer te suggereren dat dit
wel zo is. De vorm van de bek van het vogelbekdier lijkt inderdaad een beetje op die van een vogel,
maar is zowel qua bouw als weefsel totaal anders. Ook de rest van het lichaam is totaal anders dan
dat van vogels. Een vogelbekdier heeft geen snavel, heeft niets met vogels te maken en is dus ook
geen weerlegging.
De willekeurigheid van mutaties
In de evolutiebiologie wordt gezegd dat mutaties willekeurig of random zijn. Wat hiermee bedoeld
wordt, is dat ze ongericht zijn: een bepaalde mutaties ontstaat niet omdat dat een bepaalde selectief
voordeel oplevert. Elke evolutiebioloog begrijpt dit en het staat ook in elk handboek. Borger begrijpt
het echter niet, ook al is hij hier vele malen op gewezen. Hij denkt dat evolutiebiologen bedoelen dat
mutaties “volstrekt niet te voorspellen” zijn en niet beïnvloed worden door milieufactoren (p. 248-249).
Zelfs in een handboek van meer dan 20 jaar oud staat al expliciet dat dit niet is wat er in de
evolutiebiologie met ‘willekeurig’ bedoeld wordt (Futuyma 1986)!
Omdat mutaties niet willekeurig zijn in de zin dat elke plaats in het genoom even vaak muteert en elk
type mutatie even waarschijnlijk is (zoals elke evolutiebioloog weet), meent Borger dat we hier te
maken hebben met wat hij noemt ‘non-random mutaties’. Dit is misleidend omdat het uitgaat van een
andere definitie van randomness dan in de (evolutie)biologie gebruikelijk is. Daarnaast bestaat voor
het fenomeen dat Borger beschrijft al een goede term: mutation(al) bias (Yampolsky 2005). Natuurlijk
is Borger vrij woorden te definiëren zoals hij wil - hij mag protonen ook negatief geladen deeltjes
noemen en elektronen negatief - , maar het is overbodig en misleidend.
Niet-coderende, ultrageconserveerde genetische elementen
Borger maakt er nogal een punt van dat er identieke sequenties in de genomen van mensen en
muizen zitten die niet voor eiwitten coderen. Je kunt ze zelfs weghalen zonder dat dit schijnbaar een
effect heeft (p. 154-155) (Ahituv et al. 2007). Biologen spreken dan over de deletie van niet-
coderende, ultrageconserveerde genetische elementen zonder fenotype. Dit zijn onderzoeksresultaten
van de afgelopen paar jaar en werpen interessante vragen op. Normaliter betekent dit in de
wetenschap een goede ingang voor nieuw onderzoek. Voor Borger betekent het echter dat een zeer
goed bevestigde theorie volledig weggegooid kan worden.
Gelukkig gaan andere wetenschappers niet zo kort door de bocht: ze gaan verder onderzoek doen,
zoals het wetenschappers betaamt. Daaruit blijkt dat het erg waarschijnlijk is dat de betreffende
sequenties wel degelijk een fenotypisch effect hebben, maar dat dit effect zich niet manifesteert in
korte tijd onder laboratoriumcondities (Barbaric et al. 2007; McLean and Bejerano 2008). Dit gaven de
ontdekkers overigens ook al als mogelijke verklaring (Ahituv et al. 2007). Deze laboratoriumcondities
zijn namelijk optimaal, en staan dus ver af van het normale leven in het wild, waar natuurlijke selectie
volledig werkt. Zo werd bijvoorbeeld de temperatuur constant gehouden, waardoor een fenotype ten
gevolge van de normale schommeling in temperatuur, die de muizen in het wild ervaren, nooit ontdekt
zou worden. Borger trekt dus een grote conclusie uit zeer beperkte data. Een goede wetenschapper
zou veel voorzichtiger zijn.
Duplicatie en redundantie
Omdat evolutiebiologen zich niet beroepen op een Schepper die op miraculeuze wijze complete
genomen uit het niets tovert, moeten zij een mechanisme hebben waarmee de informatie-inhoud van
genomen uitgebreid kan worden sinds het ontstaan daarvan, ongeveer 3,5 miljard jaar geleden.
Genen ontstaan dus nooit ex nihilo, maar moeten altijd gevormd worden door aanpassingen van het
reeds bestaande genoom. De geneticus Susumu Ohno stelde in zijn boek Evolution by gene
duplication uit 1970 voor dat genduplicatie hierbij een belangrijke rol speelt. Wanneer een gen
gedupliceerd wordt, zal het duplicaat in veel (maar niet alle) gevallen overbodig zijn en dus ongestraft
kunnen muteren. Men zegt dan dat het duplicaat redundant is.
Als Ohno gelijk heeft, zou met de moderne genoomanalysetechnieken moeten blijken dat er zeer veel
duplicaten in de genomen zitten. Dit blijkt inderdaad zo te zijn, vaak in de vorm van genfamilies
(Zhang 2003; Britten 2006; Demuth and Hahn 2009). In zo’n genfamilie zitten meerdere genen die
gedupliceerd zijn en vervolgens van elkaar zijn gaan afwijken (divergeren) door geaccumuleerde
mutaties. Na lange tijd kan het duplicaat zo ver gedivergeerd zijn dat het nauwelijks of niet meer
herkenbaar is als een duplicaat. Duplicaties kunnen op verschillende schalen voorkomen: van kleine
stukjes DNA tot complete genomen (Li 2007).
Zo’n genoomduplicatie leidt in één keer tot heel veel nieuwe genetische informatie en biedt daardoor
vele evolutionaire mogelijkheden. Het heeft bij gewervelde dieren vermoedelijk twee keer
plaatsgevonden sinds de gewervelden met kaken zijn ontstaan. Daarom spreekt men van de 2Rhypothese, naar de twee rondes van duplicatie. Borger gaat hier kort op in (p. 88-90) en verwijst naar
twee artikelen die kritisch zijn ten aanzien van deze hypothese (Martin 2001; Hughes and Friedman
2003). Nu de laatste jaren steeds meer genomen gesequenced zijn, en de methoden om genomen te
vergelijken steeds beter zijn geworden, is steeds meer ondersteuning van de 2R-hypothese gekomen
(Cotton and Page 2005; Dehal and Boore 2005; Putnam et al. 2008). Hier meldt Borger echter niets
over, terwijl juist dit recente onderzoek de 2R-hypothese aannemelijker heeft gemaakt dan ooit
(Kasahara 2007). Eerder negatief onderzoek citeren en later positief onderzoek weglaten is niet erg
netjes. De evolutietheorie is overigens niet afhankelijk van de juistheid van de 2R-hypothese omdat dit
niet de enige manier is om nieuwe genetische informatie te verkrijgen. Het is een hypothese binnen
het moderne evolutieonderzoek die plausibel is gebleken.
Borger is op de hoogte van het evolutionaire potentieel van duplicaties, maar probeert het onderuit te
halen door op drie vermeende problemen te wijzen. Als eerste komt hij met het feit dat er geen relatie
bestaat tussen het aantal eitwitcoderende genen en de complexiteit van het organisme (p. 148). Dit is
de afgelopen jaren duidelijk geworden door de vele genoomanalyses. Dergelijke analyses hebben
echter ook duidelijk gemaakt dat juist veel van het fenotype bepaald wordt door de stukken DNA die
niet voor eiwitten coderen. Het gaat dus niet alleen om de eiwitcoderende genen. Elke moderne
evolutiebioloog weet dat. Dit doet overigens weinig af aan de rol van duplicatie, want ook het nieteiwitcoderende DNA wordt gedupliceerd. Borgers eerste probleem is dus helemaal geen probleem
voor de rol van duplicatie in evolutie. Het is tevens niet waar dat in bacteriën bijna geen gedupliceerde
DNA-sequenties worden aangetroffen, zoals Borger beweert (p. 148-149); ook bacteriële genomen
zitten er vol mee (Serres et al. 2009).
Het tweede probleem is volgens Borger dat redundantie niet geassocieerd is met genduplicatie. Hij
schrijft bijvoorbeeld dat een organisme (zoals de bakkersgist) met een groot aantal redundante genen
maar relatief weinig genduplicaten heeft. Hij lijkt echter twee verwante termen te verwarren:
redundantie en robuustheid (p. 150). Robuustheid is een eigenschap van een systeem, namelijk dat
het goed bestand is tegen perturbaties (verstoringen, bijvoorbeeld schadelijke mutaties in het
genoom). Redundantie echter is een mechanisme om robuustheid te bereiken: ‘back-upgenen’ (de
duplicaten) kunnen essentiële genen overnemen als die verstoord raken.
Er is evenwel nog een manier om robuustheid te bereiken, en dat is door de interactie van genen met
ongerelateerde functie, hetgeen Borger ook erkent. Vergelijk het met het ergens uitdraaien van een
schroef. In principe gebruik je hiervoor een schroevendraaier, maar als alternatief daarvoor kun je
vaak ook een mes of zelfs een muntstuk gebruiken. Terwijl beide een geheel andere functie hebben,
zijn ze bruikbaar als schroevendraaier. Dit is dus het andere mechanisme om robuustheid te bereiken.
De onderzoeker die Borger aanhaalt (Wagner 2000), legt het onderscheid tussen robuustheid en
redundantie ook helder uit. Redundante genen ten gevolge van duplicatie leiden dus tot robuustheid,
maar niet alle robuustheid is het gevolg van gedupliceerde redundante genen. Daarom is er ook geen
directe relatie tussen robuustheid en duplicatie, er is immers een ander mechanisme om tot
robuustheid te komen naast redundante duplicaten. Beide mechanismen blijken een rol te spelen bij
het creëren van robuustheid, al is er discussie over de mate waarin (Gu et al. 2003; Conant and
Wagner 2004; Hsiao and Vitkup 2008). Het is dan ook geen probleem voor evolutie en de rol van
duplicatie daarin.
Borgers derde probleem is dat duplicaten niet sneller zouden muteren dan essentiële genen (p. 150).
Natuurlijk muteren ze niet sneller, maar ze zullen wel in veel gevallen sneller mutaties accumuleren
(en dus sneller evolueren). Waarschijnlijk bedoelt Borger dit ook. Dat dit niet in alle gevallen zo is, is
ook niet lastig te begrijpen: het kan immers nuttig zijn om een duplicaat te hebben als meer eiwitten
geproduceerd moeten worden of om een belangrijk gen te back-uppen. In dat geval is het duplicaat
niet redundant, maar zal selectie het onderhouden. In veel gevallen echter zullen duplicaten wel
redundant zijn en dus vrij om mutaties te accumuleren. Dit kan tot gevolg hebben dat er een nieuwe
functie (neofunctionalisatie), een deelfunctie (subfunctionalisatie) of een defect gen ontstaat
(nonfunctionalisatie of degeneratie). Een expert op dit gebied is Michael Lynch en hij publiceerde in
2000 al een onderzoek naar het evolutionaire lot van genduplicaten (Lynch and Conery 2000). Dit
onderzoek is zo belangrijk gebleken dat het ondertussen meer dan 1200 keer aangehaald is in de
literatuur, maar Borger rept er met geen woord over. Het laat zien dat Borger ongelijk heeft: de meeste
duplicaten evolueren na de duplicatie snel. Dit is tevens bevestigd door later onderzoek (Conant and
Wagner 2003; Zhang et al. 2003; Brunet et al. 2006).
Samenvattend is duplicatie een zeer belangrijk evolutionair mechanisme om genomen uit te breiden.
Genduplicaten dragen bij aan de robuustheid van genetische systemen omdat ze vaak redundant zijn.
Redundantie van duplicaten is echter niet het enige mechanisme dat voor robuustheid zorgt, waardoor
er geen directe relatie is tussen redundante duplicaten en robuustheid. Duplicaten ondergaan veelal
een versnelde evolutie na de duplicatie, waarna ze of ‘kapotmuteren’ of een nieuwe (deel)functie
krijgen. Borger lijkt redundantie en robuustheid te verwarren en zijn argumenten tegen de rol van
genduplicatie in evolutie zijn ongefundeerd.
De paradox van RNA-virussen
Een ander probleem voor evolutie is volgens Borger de ouderdom van RNA-virussen. Hij beroept zich
hiervoor op een publicatie van Edward Holmes (Holmes 2003) en stelt dat RNA-virussen slechts
50.000 jaar geleden ontstaan zijn. Dit zou problematisch zijn omdat gastheren natuurlijk vele malen
ouder zijn. Is dit inderdaad wat uit Holmes onderzoek blijkt? Nee, want Holmes heeft alleen gekeken
naar hedendaagse RNA-virussen, en die lijken een gemeenschappelijke voorouder gehad te hebben
die ongeveer 50.000 jaar geleden leefde. Een goede verklaring hiervoor, die Holmes zelf ook
aandraagt, is dat de virusfamilies waartoe de huidige virussen behoren veel ouder zijn, maar dat de
oudere familieleden al lang uitgestorven zijn. De gemeenschappelijke voorouder van de huidige
virussen is dan niet de gemeenschappelijke voorouder van alle virussen. Dit is vergelijkbaar met de
mitochondriale Eva. Zij is wat het mitochondriale DNA betreft moeder van alle huidige vrouwen, maar
was zeker niet de eerste vrouw (zie hier voor verdere uitleg).
Een andere goede verklaring die Holmes geeft is dat moleculaire klokken die gebruikt worden voor
dateringen niet goed geschikt zijn voor virussen. Deze klokken gaan namelijk uit van een min of meer
constante ‘tiksnelheid’, en er zijn goede redenen om te denken dat dat bij virussen niet het geval is.
Daarnaast moeten dit soort klokken gekalibreerd worden met behulp van fossielen, en die zijn er niet
van virussen. Er is ook nog een andere, technischere verklaring in het artikel te vinden. Borger
bespreekt geen van deze plausibele verklaringen voor de RNA-viruspuzzel, maar suggereert
simpelweg dat het een probleem is. Dit is een bijzonder bedenkelijke werkwijze voor een
wetenschapper.
Het genetische verschil tussen mens en chimpansee
Vraag een persoon op straat hoeveel mens en chimpansee genetisch van elkaar verschillen en de
kans is groot dat je als antwoord krijgt: “ongeveer 1%”. Dit percentage is gebaseerd op de eerste
vergelijkingsonderzoeken en is destijds breed uitgemeten in de media. In het huidige tijdperk van
genoomonderzoek weten we echter dat het wat genuanceerder ligt. Die 1% gaat namelijk alleen op
als je de stukken DNA vergelijkt die mens en chimpansee beide hebben. Wanneer ook de stukken
meegerekend worden die de één wel heeft, maar de ander niet (de inserties en deleties, indels), komt
men uit op totaal ongeveer 4% verschil (Mikkelsen et al. 2005). Wanneer echter alleen gekeken wordt
naar de aanwezigheid van genen tussen de soorten, blijken beide soorten de nodige unieke genen te
hebben, een verschil van 6,4% (Demuth et al. 2006). Uit datzelfde onderzoek blijkt overigens dat het
verschil tussen muis en rat aanzienlijk groter is. Hoeveel wij genetisch met chimpansees verschillen, is
dus afhankelijk van waar je precies naar kijkt: de hele genomen verschillen ongeveer 4%, de
aanwezigheid van genen 6,4% en de delen die we beide hebben ongeveer 1%.
Borger denkt daar echter anders over en wijdt er een heel hoofdstuk aan (hoofdstuk 10). Hij spreekt
zelfs van “het grote apenverhaal” om zijn afkeer te laten blijken. Volgens Borger is het verschil
namelijk 8,5% (p. 142), en in zijn presentaties en op zijn weblog heeft hij het over nog grotere
verschillen. Die 8,5% baseert hij op de totale grootte van de geanalyseerde genomen. Hoe is dit te
rijmen met de bovengenoemde 4%? Hebben al die onderzoekers in hun genoomanalyses iets gemist
wat Borger wel ziet? Nee, want de vergelijking tussen de genoomgroottes die Borger maakt kun je
helemaal niet maken. De groottes die Borger gebruikt voor zijn berekening zijn namelijk niet van het
complete genoom, maar van het deel dat gesequenced is. Dit staat ook netjes in de artikelen, maar
daar heeft Borger blijkbaar overheen gelezen. Bepaalde delen van het genoom zijn zeer lastig of niet
te sequencen en zijn daarom niet meegenomen in de analyses. Derhalve mag Borger de vergelijking
die hij maakt helemaal niet maken, en is zijn 8,5% op z’n zachts gezegd nattevingerwerk. De beste
schatting van het verschil tussen de totale gesequencede genomen blijft daarom ongeveer 4%.
Wat echter belangrijker is, is dat het voor de verwantschappen niet zozeer gaat om de absolute
verschillen, maar om de relatieve verschillen. Als de evolutietheorie waar is, mag je verwachten dat
ook in de genomen de geneste hiërarchie te zien is. Dit is immers het gevolg van gemeenschappelijke
afstamming met modificatie. Het is inderdaad wat we aantreffen: genomisch gezien verschilt de mens
meer van de makaak dan van de chimpansee, en meer van een muis dan van een makaak.
Het GULO-gen
Het GULO-gen is een pseudogen dat wij delen met de andere mensapen. Doordat dit gen bij de mens
defect is, kunnen wij zelf geen ascorbinezuur aanmaken. We moeten het daarom via onze voeding
binnenkrijgen: het is voor ons een vitamine (vitamine C) geworden. Omdat dit pseudogen vele
mutaties bevat die wij met de andere mensapen delen, is het een prachtig bewijs voor
gemeenschappelijke afstamming, zoals ik hier en hier heb laten zien. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat Borger dit bewijs probeert te ontkrachten, zowel op internet als in zijn boek (p. 256-257).
Dit probeert hij door te beweren dat de mutaties die wij delen met de andere mensapen niet het
gevolg zijn van gemeenschappelijke afstamming, maar ‘non-random’ zijn (sensu Borger). De gedeelde
deletie op positie 97 is bijvoorbeeld onafhankelijk ontstaan in de mensapen (inclusief de mens), omdat
het een zeer variabele positie is. Als deze positie al zo zeer variabel is als Borger beweert (en dat is
op dit moment nog niet geheel duidelijk), beantwoordt dit niet de vraag waarom alle mensenapen
exact dezelfde mutatie (namelijk een deletie) hebben. Wat echter nog problematischer is met Borgers
verklaring, is dat er naast positie 97 nog 12 gedeelde mutaties in dit gen zijn onder de mensapen, en
dat de mens en chimpansee daarbovenop nog eens 3 mutaties delen. Deze posities zijn, in
tegenstelling tot positie 97, in ieder geval niet zeer variabel. Borgers alternatieve verklaring met ‘nonrandom mutaties’ gaat hier dus niet op. Het GULO-gen blijft daarmee een krachtig bewijs voor
gemeenschappelijke afstamming.
De beste genetische code?
Vrijwel alle organismen gebruiken dezelfde genetische code voor hun erfelijk materiaal. Dit is een
prachtig bewijs voor gemeenschappelijke afstamming, maar voor Borger is het juist een bewijs voor
Intelligent Design. Volgens hem is dit namelijk de beste genetische code die mogelijk is. Zelfs al
zouden wetenschappers doelbewust proberen een betere code te ontwerpen, zouden ze nog op de
huidige code uitkomen (p. 227). Hiervoor beroept hij zich op een artikel dat bijna een decennium
geleden verscheen (Freeland et al. 2000). Is dit niet overduidelijk bewijs voor Intelligent Design, vraag
Borger zich af?
Als Borger het artikel waarnaar hij verwijst wat beter had gelezen, had hij geweten dat het wat
genuanceerder ligt. De onderzoekers hebben namelijk gekeken naar een beperkt aantal codes,
namelijk alleen die codes die biosynthetisch mogelijk zijn. Zonder dergelijke beperkingen is de huidige
code helemaal niet optimaal. Dit is ook bevestigd door recenter onderzoek (Novozhilov et al. 2007).
Een almachtige Designer is natuurlijk niet gebonden aan zulke restricties en had daarom gemakkelijk
een betere code kunnen ontwerpen. Daarnaast laten Novozhilov et al. zien dat de huidige code
evolutionair gemakkelijk te bereiken is vanuit een willekeurige code van hetzelfde type. Vanuit het
perspectief van een almachtige Designer is de huidige code dus helemaal niet de beste. Borger trekt
dus een onterechte conclusie.
Archaeopteryx en overgangsvormen
Ofschoon Borgers boek voornamelijk over moleculaire biologie gaat, komt hij ook even te spreken
over fossielen. Hij vraag zich af waarom er uit de evolutie van vogels niet meer overgangsvormen zijn
gevonden naast Archaeopteryx, een fossiel dat al in Darwins tijd werd gevonden (p. 164). Hieruit blijkt
dat Borger totaal niet op de hoogte is van de relevante literatuur, want juist de afgelopen jaren zijn er
vele van dergelijke fossielen beschreven, fossielen die vaak ook nog eens prachtig geconserveerd zijn
(Zhou 2004). Deze zijn vrijwel allemaal beschrijven in grote wetenschapsbladen als Nature en
Science, dus Borger had dit kunnen weten. Zelfs zeer recentelijk zijn er nog twee prachtige
exemplaren beschreven (Zhang et al. 2008; Hu et al. 2009). Niet alleen de evolutie van vogels is goed
gedocumenteerd in het fossielenverslag, ook uit de evolutie van andere dieren zijn vele
overgangsvormen bekend. Een recente expositie hiervan is te vinden in het uitstekende boek van
paleontoloog Donald Prothero (Prothero 2007). Overgangsvormen bestaan alleen niet in Borgers
hoofd omdat hij simpelweg niet op de hoogte is van de literatuur.
Cambrische explosie “overnacht”?
Volgens Borger zijn alle door God geschapen ‘oersoorten’ er vanaf het begin geweest, conform het
Bijbelboek Genesis. Volgens evolutiebiologen echter is het leven heel simpel begonnen en heeft zich
daaruit steeds verder gediversificeerd, over een tijd van ongeveer 3,5 miljard jaar. Dit leidt tot twee
verschillende voorspellingen over het fossielenbestand. Als we Borger volgen, zouden we in de
oudste lagen al representanten van alle oersoorten moeten aantreffen. Als we daarentegen de
evolutiebiologen volgen, zouden we in de oudste lagen alleen eencellig leven moeten aantreffen, en
naarmate de lagen jonger worden steeds grotere vormen van complexiteit. Dit is ook wat we
aantreffen (Prothero 2007), al is er een periode geweest waarin in relatief korte tijd veel variatie in
bouwplannen (morfologie) is ontstaan, of lijkt te zijn ontstaan.
Paleontologen noemen deze periode de ‘Cambrische explosie’. Opmerkelijk genoeg lijkt Borger dit als
bewijs voor zijn verhaal te zien: zo’n grote variatie in zo’n korte tijd, lijkt dat niet erg op schepping uit
het niets? Hij denkt zelfs dat deze explosie “vrijwel overnacht” (p. 230, wat overigens ‘overnachts’ had
moeten zijn) plaatsvond. Wat Borger blijkbaar niet heeft begrepen, is dat deze ‘explosie’ in een relatief
korte tijd plaatsvond: het gaat nog steeds over vele miljoenen jaren. Op geologische schaal is dat kort,
maar het geeft ruim voldoende tijd voor evolutie. Daarnaast meent Borger dat deze bouwplannen
“volkomen nieuw” (p. 230) waren, terwijl van vele bouwplannen al oudere voorlopers bekend zijn
(Gishlick 2003; Prothero 2007). Tevens laat moleculaire evidentie, gecombineerd met het nu bekende
fossielenmateriaal, zien dat de ‘explosie’ minder explosief is geweest dan creationisten graag willen
(Peterson et al. 2008). Borger is simpelweg wederom niet op de hoogte van de relevante literatuur.
Dat hij de Cambrische ‘explosie’ ziet als een probleem voor evolutie (p. 26), komt doordat hij blijkbaar
denkt dat evolutie altijd even snel verloopt. Dat is een gigantische misvatting. Er zijn zowel goede
theoretische als empirische redenen waarom het tempo van evolutie niet altijd hetzelfde is (Futuyma
2009). Dit wordt in elk handboek evolutiebiologie uitgelegd, maar daar is Borger blijkbaar ook nu weer
niet van op de hoogte. Tot slot biedt de Cambrische explosie weinig ondersteuning voor zijn verhaal,
omdat veel van de grote hedendaagse diergroepen toen nog niet bestonden. We vinden in
Cambrische lagen bijvoorbeeld nergens fossielen van vogels of zoogdieren, en al helemaal geen
mensen, terwijl deze er volgens Borger hadden moeten zijn. Als die wel gevonden zouden worden,
zou dat uiterst problematisch zijn voor de evolutiebiologie.
De Cambrische ‘explosie’ is een interessant onderzoeksonderwerp waar de nodige wetenschappers
wereldwijd mee bezig zijn. Er is nog steeds discussie over in hoeverre deze morfologische explosie
reëel is of het effect is van de incompleetheid van het fossielenverslag (niet alle organismen
fossiliseren immers even goed). Het is echter geen probleem voor de evolutiebiologie en al helemaal
geen ondersteuning voor Borgers verhaal. Laten we nu dan eens kijken hoe sterk zijn ‘GUToB’
wetenschappelijk gezien is.
Variatie-inducerende genetische elementen
‘Variatie-inducerend genetische element’ (‘VIGE’) is een door Borger bedachte term voor alle
genetische elementen die voor variatie in genomen kunnen zorgen. Hij rekent er genetische
elementen als SINE’s, LINE’s, IS-elementen en endogene retrovirussen onder, elementen die in de
reguliere literatuur ook wel niet-coderend DNA of ‘junk-DNA’ (een verwarrende term) worden
genoemd. Volgens Borger bestaat het ‘junk-DNA’ voornamelijk uit zijn ‘VIGE’s’ (p. 159). De
oergenomen die God in den beginne schiep, waren afgeladen met deze ‘VIGE’s’, opdat het leven zich
snel kon aanpassen en verspreiden over de aarde. Dit is volgens Borger dus het doel van deze
elementen. Met VIGE’s zou het zelfs mogelijk zijn dat het genoom anticipeert op een veranderende
omgeving (p. 172).
Niemand zal ontkennen dat sommige van de genetische elementen die Borger tot zijn VIGE’s rekent
fenotypische effecten hebben. Hiervan zijn genoeg voorbeelden in de literatuur bekend. Dit is tevens
goed bekend bij evolutiebiologen en past prima in de moderne evolutietheorie (Oliver and Greene
2009). De vraag is echter hoe we wetenschappelijk kunnen toetsen dat het doel van deze elementen
het induceren van genetische informatie is, in plaats van dat ze dat effect kunnen hebben. Borger
geeft hier geen antwoord op. Dat gaat er waarschijnlijk ook nooit komen, omdat dat doel
onwaarschijnlijk is. Het verklaart bijvoorbeeld niet waarom de ui (Allium cepa) ongeveer drie keer meer
van deze elementen heeft dan de lezer van dit stuk. Zelfs uiensoorten van hetzelfde geslacht (Allium)
variëren in genoomgrootte van 7 tot 31,5 picogram. Zulke grote genomische variatie onder zeer nauw
verwante soorten is onwaarschijnlijk als al dit DNA een specifiek doel heeft, zoals het induceren van
variatie. Voor een anticiperend genoom is al helemaal geen evidentie.
Dat sommige van de genetische elementen die Borger tot zijn ‘VIGE’s’ rekent fenotypische effecten
hebben, is dus geen probleem voor evolutiebiologen. Dat ze een variatie-inducerend doel hebben
daarentegen is tot dusverre ontoetsbaar en tevens onwaarschijnlijk. ‘VIGE’s’, in de rol die Borger
eraan toekent, hebben daardoor ook geen meerwaarde voor de biologie.
De cirkel van ‘baranomen’ en ‘indicatorgenen’
Centraal in Borgers ‘GUToB’ staan de ‘baranomen’: de genomen zoals die oorspronkelijk door God
zijn geschapen, afgeladen met genetische elementen die variatie kunnen induceren (de ‘VIGE’s’). Het
is een door hem bedachte term, ontleend aan het Hebreeuwse werkwoord bara, dat ‘scheppen’ (of
‘scheiden’) betekent, en ‘genoom’. De grote vraag is natuurlijk: hoe kunnen we een ‘baranoom’
herkennen? Wat onderscheidt het ene ‘baranoom’ van het andere? Borgers antwoord is dat we dat
kunnen doen met behulp van ‘indicatorgenen’: “essentiële genen met een zeer specifiek kenmerk,
waarmee ze het baranoom definiëren” (p. 234, wederom een door hem bedachte term). Het is niet
lastig in te zien dat deze definitie circulair is: een ‘baranoom’ herken je aan een ‘indicatorgen’, en een
‘indicatorgen’ aan dat het specifiek is voor een ‘baranoom’.
Volgens Borger zijn indicatorgenen uniek voor bijvoorbeeld de mens, maar ook daarmee schieten we
niet op als we ‘baranomen’ willen afbakenen. Er zijn namelijk voor elke clade in een fylogenetische
boom unieke kenmerken aan te wijzen, zelfs als ik die zou opstellen voor mijn naaste bloedverwanten.
Ik draag genen in mij die uniek zijn voor mij als persoon, voor mijn familie, voor mijn soort (Homo
sapiens), voor mijn orde (primaten), voor mijn klasse (zoogdieren), enzovoort. Dit is juist wat je mag
verwachten op grond van de geneste hiërarchie, die het gevolg is van gemeenschappelijke
afstamming met modificatie. Het is echter volstrekt arbitrair wat als ‘indicatorgen’ gebruikt wordt om
een ‘baranoom’ af te bakenen.
Als voorbeeld van een ‘indicatorgen’ draagt Borger het FOXP2-gen aan, een gen dat geassocieerd
wordt met taal. De menselijke sequentie van dit gen is uniek voor zijn soort. Toch treffen we dit gen
ook aan in andere zoogdieren; op aminozuurniveau verschilt onze variant van dit gen slechts twee
aminozuren met die van de chimpansee, en drie met die van de muis. Waarom legt Borger hier de
grens bij een verschil van slechts twee aminozuren? Waarom niet bij drie, zodat alle mensapen tot
hetzelfde ‘baranoom’ gerekend moeten worden, met uitsluiting van (onder andere) de muis? De enige
reden is een religieuze: volgens zijn Bijbelse opvattingen is de mens afzonderlijk van de andere
mensapen geschapen, waardoor daar de grens wel moet liggen. Er is geen enkele biologische reden
om te denken dat er op harde grenzen tussen groepen organismen bestaan die evolutionair niet te
overbruggen zijn. Samenvattend hebben ‘indicatorgenen’ en ‘baranomen’ geen biologische realiteit.
Ze zijn circulair gedefinieerd en niet objectief vast te stellen.
De toetsing van ‘GUToB’
Een goede wetenschappelijke hypothese of theorie moet getoetst kunnen worden: wetenschappers
moeten kunnen bepalen of ze waar is of niet. Borger zal dit dus ook moeten doen, wil zijn idee door
wetenschappers au sérieux genomen worden. Dit probeert hij aan het einde van zijn boek (p. 273):
"GUToB wordt verworpen na de observatie van het naturalistisch ontstaan van nieuwe unieke
functionele genetische informatie. Genetische informatie die niet gerelateerd is aan al bestaande
genetische elementen."
Het grote probleem hiermee is echter dat volgens de evolutietheorie genetische informatie altijd
gerelateerd is aan al bestaande genetische elementen (het ontstaan van de genetische code
uitgezonderd). Nieuwe genetische informatie ontstaat door het kopiëren (dupliceren) en aanpassen
van wat er al is, zoals hierboven reeds werd uitgelegd. Nieuwe informatie ex nihilo zou juist op een
wonder duiden! Dit leidt tot de uiterst vreemde situatie dat Borgers ‘GUToB’ alleen weerlegd kan
worden als de evolutietheorie onjuist is. Wetenschapsfilosofisch gezien is deze toetsingsmogelijkheid
daarom onzinnig.
Besluit
Darwin is al een tijd dood, maar zijn theorie is in aangepaste vorm springlevend, ook op moleculaire
schaal. Borger baseert zich op verouderde evolutiebiologische opvattingen en heeft weinig kaas
gegeten van de moderne evolutiebiologie. Hierdoor zijn zijn vermeende problemen voor de
evolutiebiologie gebaseerd op onwetendheid of onbegrip. Natuurlijk zijn er open vragen en problemen
in de evolutiebiologie, maar die zijn er in elke wetenschappelijke discipline. Dat is wat wetenschappers
bezighoudt en voortdrijft.
Zijn voorgestelde alternatief, ‘GUToB’, is op die vragen en problemen geen wetenschappelijk
antwoord. Het is louter een poging om een letterlijke lezing de Bijbelse scheppingsmythe te
verwoorden in een moleculairbiologisch jargon, al geeft hij dit nergens expliciet toe. Borgers
idee is grotendeels ontoetsbaar of circulair, en daarmee geen wetenschap. De ideologie van het
creationisme heeft de bioloog Borger helaas van het wetenschappelijke pad doen afdwalen.
Mijn dank gaat uit naar dr. Gerdien de Jong en prof. dr. Nico van Straalen voor hun nuttige
commentaar op een eerdere versie van dit artikel.
Referenties
Ahituv, N., Y. Zhu, et al. (2007). "Deletion of ultraconserved elements yields viable mice." PLoS Biol
5(9): e234.
Barbaric, I., G. Miller, et al. (2007). "Appearances can be deceiving: phenotypes of knockout mice."
Brief Funct Genomic Proteomic 6(2): 91-103.
Barton, N. H., D. E. G. Briggs, et al. (2007). Evolution, Cold Spring Harbor Laboratory Press.
Britten, R. J. (2006). "Almost all human genes resulted from ancient duplication." Proc Natl Acad Sci U
S A 103(50): 19027-32.
Brunet, F. G., H. R. Crollius, et al. (2006). "Gene loss and evolutionary rates following whole-genome
duplication in teleost fishes." Mol Biol Evol 23(9): 1808-16.
Conant, G. C. and A. Wagner (2003). "Asymmetric sequence divergence of duplicate genes." Genome
Res 13(9): 2052-8.
Conant, G. C. and A. Wagner (2004). "Duplicate genes and robustness to transient gene knock-downs
in Caenorhabditis elegans." Proc Biol Sci 271(1534): 89-96.
Cotton, J. A. and R. D. Page (2005). "Rates and patterns of gene duplication and loss in the human
genome." Proc Biol Sci 272(1560): 277-83.
Dehal, P. and J. L. Boore (2005). "Two rounds of whole genome duplication in the ancestral
vertebrate." PLoS Biol 3(10): e314.
Demuth, J. P., T. De Bie, et al. (2006). "The evolution of mammalian gene families." PLoS One 1: e85.
Demuth, J. P. and M. W. Hahn (2009). "The life and death of gene families." Bioessays 31(1): 29-39.
Freeland, S. J., R. D. Knight, et al. (2000). "Early fixation of an optimal genetic code." Mol Biol Evol
17(4): 511-8.
Futuyma, D. J. (1986). Evolutionary Biology, Sinauer Associates, Inc.
Futuyma, D. J. (2009). Evolution, Sinauer Associates, Inc.
Gishlick, A. D. (2003). Icons of Evolution? Why Much of What Jonathan Wells Writes about Evolution
is Wrong, National Center for Science Education.
Gu, Z., L. M. Steinmetz, et al. (2003). "Role of duplicate genes in genetic robustness against null
mutations." Nature 421(6918): 63-6.
Holmes, E. C. (2003). "Molecular clocks and the puzzle of RNA virus origins." J Virol 77(7): 3893-7.
Hsiao, T. L. and D. Vitkup (2008). "Role of duplicate genes in robustness against deleterious human
mutations." PLoS Genet 4(3): e1000014.
Hu, D., L. Hou, et al. (2009). "A pre-Archaeopteryx troodontid theropod from China with long feathers
on the metatarsus." Nature 461(7264): 640-3.
Hughes, A. L. and R. Friedman (2003). "2R or not 2R: testing hypotheses of genome duplication in
early vertebrates." J Struct Funct Genomics 3(1-4): 85-93.
Kasahara, M. (2007). "The 2R hypothesis: an update." Curr Opin Immunol 19(5): 547-52.
Koonin, E. V. (2009). "Darwinian evolution in the light of genomics." Nucleic Acids Res 37(4): 1011-34.
Li, W.-H. (2007). Gene duplication: evolution. Encyclopedia of Life Sciences, John Wiley & Sons, Inc.
Lynch, M. and J. S. Conery (2000). "The evolutionary fate and consequences of duplicate genes."
Science 290(5494): 1151-5.
Martin, A. (2001). "Is tetralogy true? Lack of support for the "one-to-four rule"." Mol Biol Evol 18(1): 8993.
McLean, C. and G. Bejerano (2008). "Dispensability of mammalian DNA." Genome Res 18(11): 174351.
Mikkelsen, T. S., L. W. Hillier, et al. (2005). "Initial sequence of the chimpanzee genome and
comparison with the human genome." Nature 437(7055): 69-87.
Novozhilov, A. S., Y. I. Wolf, et al. (2007). "Evolution of the genetic code: partial optimization of a
random code for robustness to translation error in a rugged fitness landscape." Biol Direct 2: 24.
Oliver, K. R. and W. K. Greene (2009). "Transposable elements: powerful facilitators of evolution."
Bioessays 31(7): 703-14.
Peterson, K. J., J. A. Cotton, et al. (2008). "The Ediacaran emergence of bilaterians: congruence
between the genetic and the geological fossil records." Philos Trans R Soc Lond B Biol Sci 363(1496):
1435-43.
Prothero, D. R. (2007). Evolution: What the Fossils Say and Why It Matters, Columbia University
Press.
Putnam, N. H., T. Butts, et al. (2008). "The amphioxus genome and the evolution of the chordate
karyotype." Nature 453(7198): 1064-71.
Serres, M. H., A. R. Kerr, et al. (2009). "Evolution by leaps: gene duplication in bacteria." Biol Direct 4:
46.
Wagner, A. (2000). "Robustness against mutations in genetic networks of yeast." Nat Genet 24(4):
355-61.
Yampolsky, L. Y. (2005). Mutational biases. Encyclopedia of life sciences, John Wiley & Sons, Inc.
Zhang, F., Z. Zhou, et al. (2008). "A bizarre Jurassic maniraptoran from China with elongate ribbonlike feathers." Nature 455(7216): 1105-8.
Zhang, J. (2003). "Evolution by gene duplication: an update." TRENDS in Ecology and Evolution
18(6): 292-298.
Zhang, P., Z. Gu, et al. (2003). "Different evolutionary patterns between young duplicate genes in the
human genome." Genome Biol 4(9): R56.
Zhou, Z. (2004). "The origin and early evolution of birds: discoveries, disputes, and perspectives from
fossil evidence." Naturwissenschaften 91(10): 455-71.
Recensie Terug naar de Oorsprong
door renefransen op feb.05, 2010,
Het heeft even geduurd - een combinatie van drukte en wat
misverstanden met het ND over de vraag of ze ‘m daar fulltext op de site zouden publiceren - maar
hier is de recensie, voor wie ‘m nog niet gelezen heeft.
Er onder volgt de kritiek van Peter Borger, zoals hij die naar mij heeft gestuurd in een eerste reactie.
Een groot deel van de discussie heeft al plaatsgevonden onder de vorige post, ik heb geen idee hoe ik
dat hieronder kon krijgen, dus als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan.
Ik wil wel ingaan op de kritiek van Peter, maar - wederom - daartoe ontbreekt mij de tijd op dit
moment. Ik hoop dit wel binnenkort te kunnen doen.
Het schijnbare gelijk van Peter Borger
Terug naar de oorsprong. Of hoe de nieuwe biologie het tijdperk van Darwin beëindigt
Peter Borger. Uitg. De Oude Wereld/Johannes Multimedia, Amerongen 2009. 326 blz. € 19,95
door rené fransen
Als een boek begint met twee kolossale en vermijdbare fouten, maakt dat wantrouwend. Peter Borger
begint Terug naar de oorsprong, waarin hij zegt de evolutietheorie te weerleggen, al met een fout in
de eerste zin: ,,Mensen hebben altijd geloofd dat levende organismen hun oorsprong vinden in een
daad van goddelijke schepping. Tot 1859.’’ Want toen verscheen Darwins On the Origin of Species
en, schrijft Borger even verder: ,,Al op de eerste dag werden alle 500 exemplaren verkocht!’’.
Dat laatste is een domme slordigheid, want de eerste druk telde ongeveer 1250 exemplaren, die
inderdaad nog dezelfde dag waren verkocht. Het eerste is een bizarre uitspraak. Ook voor 1859 waren
er atheïsten en er werd door velen nagedacht over een vorm van ‘evolutie’. Charles Darwins
grootvader Erasmus Darwin had er al over geschreven. Helaas blijkt deze valse start kenmerkend
voor de manier waarop Borger omgaat met feiten en ideeën.
Zo citeert Borger op bladzijde 35 de evolutiebioloog Stephan J. Gould, die een bezwaar van Jackson
Mivart, een tijdgenoot van Darwin, tegen de evolutietheorie aanhaalt. Mivart stelde in 1871 dat
natuurlijke selectie niet kon verklaren hoe nieuwe kenmerken ontstaan. Een vleugel werkt pas als
deze volledig is, dus: ,,hoe kan natuurlijke selectie de beginstadia van structuren verklaren, die pas
van nut zijn als ze volledig zijn ontwikkeld?’’. Daarmee eindigt Borger zijn citaat. De argeloze lezer zal
het bezwaar wellicht overtuigend vinden en Gould, een autoriteit, lijkt dit bezwaar te delen. Lezing van
het essay waaruit Borger citeert, laat zien dat hij onvolledig citeert. Gould schrijft namelijk ook:
,,Ik bespreek dit oude onderwerp om twee redenen. Ten eerste, ik geloof dat Darwinisme nu, en al
heel lang, een voldoende en interessant antwoord heeft op de uitdaging van Mivart (…). Ten tweede,
een artikel dat recent is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Evolution heeft overtuigend
experimenteel bewijs geleverd voor deze oplossing, toegepast op de meest beroemde casus – het
ontstaan van vleugels.’’
Dit vervolg zet het citaat van Borger in een heel ander licht. Volgens Gould is de kritiek van Mivart al
lang verworpen. Maar dat vertelt Borger niet.
Hoofdbezwaar
Borger begint zijn boek met het betoog dat nieuwe informatie over het erfelijk materiaal van soorten
(het DNA) de evolutietheorie ontkracht. Een hoofdbezwaar van Borger is, dat natuurlijke selectie op tal
van genen geen vat heeft. Ter ondersteuning citeert hij vele wetenschappelijke studies die zijn gelijk
zouden aantonen. Maar wie de moeite neemt deze studies op te zoeken, merkt telkens dat de
betrokken onderzoekers nergens concluderen dat hun resultaten in strijd zijn met de evolutietheorie.
Vervolgens presenteert Borger in zijn boek een eigen theorie, de ‘Generale & Universele Theorie over
Biologische Variatie’, afgekort GUToB. Volgens deze theorie is het leven geschapen in een aantal
oervormen, die elk een oergenoom bevatten (een genoom is het totaal aan genetische informatie dat
een organisme heeft). Dat oergenoom leek op een Zwitsers zakmes: het bevat allerlei hulpstukken
voor onvoorziene omstandigheden. Bovendien zaten er mechanismen in waarmee die hulpstukken
geactiveerd konden worden.
Zo kunnen soorten zich aanpassen aan veranderende omstandigheden en kan er vanuit één oersoort
een hele serie verwante ondersoorten voortkomen. Niet via geleidelijke verandering, zoals Darwin
dacht, maar doordat een nieuw genetisch programma geactiveerd wordt, met een druk op de juiste
knop. Een gevolg hiervan is wel, dat het oergenoom langzaam uiteenvalt. Alleen die onderdelen die
nodig zijn, blijven bestaan; de rest verdwijnt. Kortom: elke aanpassing is in feite een afname van
genetische informatie. Geen evolutie dus, maar degeneratie van een ‘intelligent ontworpen’ genoom.
De ‘knop’ die nieuwe onderdelen van het Zwitserse zakmes activeert, vindt Borger in wat hij het
variatie-inducerend genetisch elementen of VIGE’s noemt. VIGE is een verzamelnaam voor een
verschillende genetische elementen. Het zijn stukken DNA waarvan in het algemeen geen functie
bekend is. Sommige bestaan uit zichzelf herhalende stukjes DNA, andere worden door biologen
gezien als virussen die zich in het DNA hebben verstopt. Borger veegt al deze verschillende
elementen bijeen onder een nieuwe naam en stelt dat ze door de Schepper in het DNA zijn gestopt
om variatie te veroorzaken.
Daarbij negeert hij problemen die zijn eigen GUToB-theorie veroorzaakt. Hoe bleef al die overtollige
informatie intact totdat ze gebruikt kon worden? En waar is het bewijs dat genomen nog steeds
‘verborgen’ programma’s bevatten, waardoor nieuwe soorten zouden kunnen ontstaan?
Een andere vraag is, hoe Borger, een evangelisch christen, denkt over de theologische aspecten van
zijn theorie. Met geen woord rept hij over de tijdsduur van de biologische ontwikkeling, zoals hij die
zich voorstelt. Miljarden jaren, miljoenen, of misschien zesduizend?
Toevallig
Door kwistig te strooien met technische termen en wetenschappelijke publicaties walst Borger over de
argeloze lezer heen. Toevallige mutaties bestaan niet, zegt hij bijvoorbeeld, want er zijn aanwijzingen
dat sommige stukken DNA mutaties ‘aantrekken’. Dat klopt, maar biologen bedoelen met ‘toevallige
mutaties’ niet dat mutaties op een toevallige plek in het DNA plaatsvinden, maar dat die mutaties niet
doelgericht zijn.
Zo geeft hij telkens een eigen invulling aan termen die algemeen gebruikt worden, waardoor de
reguliere wetenschap hem gelijk lijkt te geven. Maar wie de moeite neemt om Borgers referenties na
te trekken, moet steeds weer constateren dat de auteurs van de wetenschappelijke artikelen op geen
enkele manier de theorieën van Borger bevestigen. Wie niet goed ingevoerd is in de moleculaire
biologie, ziet de verdraaiingen en ongerijmdheden in het betoog vermoedelijk over het hoofd.
Als hij de evolutietheorie aanvalt, gebruikt hij foutieve of verouderde concepten uit de evolutietheorie
of citeert hij eenzijdig. Als hij zijn eigen theorie probeert te verdedigen, blijft hij vaag over de bewijzen.
Wel geeft hij een manier om zijn GUToB-theorie te testen: die wordt verworpen na ,,de observatie van
het naturalistisch ontstaan van nieuwe unieke functionele genetische informatie. Genetische
informatie die niet gerelateerd is aan al bestaande genetische elementen’’. Deze uitsmijter is dwaas,
want de evolutietheorie stelt juist, dat nieuwe informatie ontstaat uit bestaande informatie, via
toevallige veranderingen en natuurlijke selectie. Door bijvoorbeeld verdubbeling van genen gevolgd
door veranderingen in een van beide, of door samenvoeging van twee genen tot een nieuwe gen
(recombinatie) kan nieuwe informatie ontstaan. Maar die is altijd gerelateerd aan bestaande
genetische informatie.
Ongetwijfeld is er een publiek voor dit boek. Wie principiële bezwaren heeft tegen het idee van
evolutie, vindt hierin een wetenschappelijk uitziende weerlegging van Darwins theorie. Helaas blijkt de
keizer geen kleren te dragen, zoals zo vaak bij boeken die het wetenschappelijk creationisme
verkondigen.
Peter borger heeft tot eind mei een VK- blog gevuld dat sinds 2007 zijn ideeen
trachte uiteen te zetten ...
Het finale eind-oordeel /mening is goed ____en zonder onduidelijkde eufimismen te gebruiken ____
verwoord door Peter Mudde ... Ik kan me er volledig in vinden ....
"
Conclusies trekken zonder bijpassende waarnemingen is geen wetenschap
Borger doet niet anders..
als 'wetenschapper' is ie blog na blog door de mand gevallen..:
Hij kunt niet rekenen, zelfs van kansberekening heeft ie geen kaas gegeten, Hij verzint feiten en als ie
door de mand valt noem hij het ' een grapje'..
Hij komt met uitleg gebaseerd op cirkelredenaties.
Hij probeert het bestaan van vige's te bewijzen door naar bestaande - genetische elementen te
verwijzen en er dan zijn magische etiketje op te plakken..
En nergens, maar dan ook nergens heb ik 1 argument voor zijn getob kunnen vinden dat niet
gerelateerd was aan de evolutietheorie.
Verder heeft hij zich (brutaal , ruziezoekend en schammteloos herhaaldelijk ) schuldig gemaakt aan
van alles en nog wat;
-Het onder pseudoniem zichzelf veren in de reet steken (als bijvoorbeeld 'secundant'), dat
vervolgens zogenaamd niet weten...
Borger schend 's mensens recht op privacy..Tracht aan e-mail adressen te komen (en zend ook
mailtjes naar de werkgevers van zijn tegenstanders ? )onder voorwendsel " zijn "teksten" op te sturen
....Hij dreigt met rechterlijke stappen ...
-Borger houd zich intensief bezig met het censureren van reacties die hem niet aanstaan ...Alhoewel
iedereen die een blog onderhoudt dat recht bezit , is het op zijn minst geen goede taktiek dat te doen
... Borger zegt herhaaldelijk geen schrik te hebben van kritiek maar hij verwijderd , censureert,
schoffeert en doet iedereen in de ban die met een paar deftige argumenten aankomt ....
De man is duidelijk geschift en paranoide ... in de toekomst te mijden zulthoofd ...Verdere lezing van
dit blog kan uw mentale gezondheid schaden ....
Dit is pseudowetenschap en apologetiek van het YEC type ; Bovendien is
Borger een aanhanger van de theocratische verzuchting het onderwijs naar zijn
hand te zetten ...
Borger "ik heb vrijwel alles van Lenski gelezen "
(Tomaso) De methode heeft u anders toch steeds systematisch overgeslagen.
Iedere wetenschapper met een beetje hart voor zijn vak zou hier op zijn minst de wenkbrauwen over
ophalen en ik ken er een paar die u recht in uw gezicht zouden uitlachen.
U oordeelde over een experiment waarvan u de methode niet eens kende (en het bewijs daarvoor
staat gewoon op uw blog).
Hoe dom kun je zijn?
(het is dan ook ) een leugen, zwart op wit
Ook een prima voorbeeld van de nietserigheid die u aan de lopende band produceerde
Borger vraagt ook herhaaldelijk op zijn blog om kritiek.
Hij krijgt op dit blog kritiek.
Maar wanneer hij dan kritiek krijgt blijkt weer dat hij eigenlijk helemaal niet tegen kritiek kan.
Waarom vraagt Borger in godsnaam om kritiek?
Maar het gaat me niet om de god.
Het gaat mij er om dat hij om kritiek vraagt terwijl hij helemaal niet tegen kritiek kan.
(Roel) Ik ben ( door dit blog ) voornamelijk tot de conclusie gekomen dat creationisten het niet
alleen mis hebben, maar in het algemeen ook geen enkel fatsoen hebben.
Hoe hier bijvoorbeeld van het begin af aan de "profeet" Darwin en de "hogepriester" Dawkins zijn
geïntroduceerd,
hoe er voor mij wordt bedacht wat ik allemaal geloof en waarom, die exclusieve claim op moraal, het
gelieg en gedraai en alle stemmingmakerij, het is allemaal tenenkrommend.
Gelukkig zijn we in West-Europa verstandig genoeg om deze misdadige flauwekul buiten het
wetenschapsonderwijs te houden.
In de VS gaat het echter al decennia bergafwaarts, daar maak ik me wel zorgen over.
Dat Borger een doorslagje is van de amerikaanse geloofsgenoten van die strekking hoeft niet meer te
worden aangetoond , het wordt omstandig door hemzelf aangegeven ...ik geloof zelfs dat hij maar wat
graag "beroemde" autoriteit en zou worden in creationistische middens ;
alleszins toch de hoop van de creationisten in het Nederlandse taalgebied
Ook hier valt aan het europese wetenschapsonderwijs nog een hoop te verbeteren .
Helaas wordt dat door de onkunde en intellektuele gemakzucht van veel mensen zelf afgeschoten
of op zijn minst bemoeilijkt .
Zo houdt domheid zichzelf in stand en krijgen creationisten, hersenspoelers , manipulatoren en
theocraten vrij spel.
BORGER IN GENT of "BORGER IN EEN NOTEDOP "
09-03-2012 – Stefaan Blancke, 2012 /
Creabel, een Belgische creationistische organisatie, vierde onlangs haar twintigjarig bestaan
met een tweedaags symposium.
Op 28 oktober kon je in Gent een lezing bijwonen van de Nederlandse creationist Peter Borger.
(Wat volgt is een verslag van de lezing van Borger op vrijdagavond.)
Een 70-tal mensen, bijna uitsluitend sympathisanten, verzamelen in een zaaltje in het Europahotel
aan de Gentse Gordunakaai.
De leeftijd varieert sterk, maar het is verrassend hoeveel jongeren en jongvolwassenen er aanwezig
zijn.
Jos Philippaerts, samen met Rudi Meekers de drijvende kracht achter Creabel, leidt de gastspreker in:
Peter Borger. (°1965) is doctor in de medische wetenschappen, een graad die hij behaalde aan de
universiteit van Groningen. In 2009 publiceerde hij het boek Terug naar de oorsprong, waarvan hij ons
deze avond een samenvatting zal geven.
Hij steekt meteen van wal met de boude stelling dat de nieuwe biologie, de biologie van de 21ste
eeuw, aantoont dat E=CD+M niet langer houdbaar is.
‘E’ staat daarbij voor evolutie, ‘CD’ voor common descent, gemeenschappelijke afstamming, en ‘M’
betekent modificatie.
Met andere woorden, recente bevindingen in de biologie, waaronder die van Borger zelf, zouden het
einde inluiden van de theorie van descent with modification, zoals Darwin zelf aanvankelijk zijn
evolutietheorie noemde.
Waarop baseert Borger deze sterke claim?
De onwaarschijnlijke complexiteit van het DNA
Eerst stelt Borger – terecht – dat de genetica de idee dat alle leven op aarde van eenzelfde voorouder
afstamt, sterk onderbouwt. Immers, elk leven op aarde draagt hetzelfde erfelijk materiaal in zich,
deoxyribonucleïnezuur ofte DNA. Dit kan enkel afdoende worden verklaard door het feit dat alle leven
op aarde afstamt van een organisme dat zelf ook dat DNA in zich droeg. Borger vraagt zich echter af
of die universele aanwezigheid van DNA werkelijk een bewijs is voor gemeenschappelijke
afstamming. Natuurlijk meent hij van niet, en hij verwijst daarbij naar een paper die in 2000 verscheen
in Molecular Biology and Evolution. Daarin beweerden de auteurs dat de genetische code een globaal
optimum benadert of heeft bereikt inzake het vermijden van de impact van kopieerfouten op het
fenotype, de waarneembare eigenschappen van een organisme (Freeland, et al., 2000, p. 517).
Hieruit concludeert Borger dat er nauwelijks een betere code te verzinnen is en dat de bestaande
code getuigt van intelligent ontwerp. Hij gaat daarbij wel heel kort door de bocht. Ten eerste wilden de
auteurs helemaal niet aantonen dat de genetische code het werk is van een intelligent ontwerper,
integendeel. Freeland en zijn collega’s beschouwen het adaptieve karakter van de genetische code
net als een bewijs dat ze het resultaat is van natuurlijke selectie. Hun bevindingen ondersteunen
daarmee één scenario dat de oorsprong van de genetische code kan verklaren. Andere onderzoekers
daarentegen beschouwen het DNA als een resultaat van co-evolutie of als een uitkomst
gedetermineerd door chemische wetmatigheden, maar het is vandaag nog steeds onduidelijk welk
scenario de voorkeur verdient (Koonin & Novozhilov, 2009).
Volgens Borger echter is de waarschijnlijkheid dat net die optimale code tot stand komt zo ontzettend
klein dat enkel intelligent design een plausibele verklaring biedt. Kortom, zijn argument tegen de
gemeenschappelijke afstamming van het leven op aarde is een ontwerpargument: de code van het
DNA vertoont ‘ontwerp’, ergo er is een ontwerper. Maar natuurlijke selectie is best in staat om een
dergelijke complexiteit tot stand te brengen. Dit brengt me tot mijn tweede punt: het ontwerpargument
wordt vaak door creationisten naar voren geschoven als een argument tegen natuurlijke selectie, maar
het is in ieder geval geen argument tegen de gemeenschappelijke afstamming van soorten. Zelfs als
we zouden aanvaarden dat het DNA het werk is van een ontwerper, dan nog kan dit ontwerp reeds
aanwezig zijn in de gemeenschappelijke voorvader van alle leven op aarde. Een eventueel intelligent
ontwerp van DNA zou daarom perfect compatibel kunnen zijn met de theorie van common descent.
Wil Borger aantonen dat alle leven op aarde niet afkomstig is van een gemeenschappelijke voorouder,
dan zal hij uit een ander vaatje moeten tappen.
Geen verwantschap
Misschien is dat andere vaatje een artikel dat in 2004 verscheen in Nature. Daarin bespreekt
wetenschapsjournalist John Whitfield de discussies omtrent het bestaan en de identiteit van LUCA, de
Last Universal Common Ancestor (laatste universeel gemeenschappelijke voorouder) (Whitfield,
2004). Volgens Borger toont dit artikel aan dat het leven waarschijnlijk van verschillende voorouders
afstamt en dat de idee van LUCA dood en begraven is. In één adem begraaft hij ook de theorie van
gemeenschappelijke afstamming. Dit kan natuurlijk alleen als inderdaad zou blijken dat het leven op
aarde verschillende oorsprongen kent. Daarvan is in het Nature-artikel echter niks terug te vinden.
Wat nog het meest in de buurt komt van Borgers interpretatie, is de hypothese dat we LUCA meer
moeten begrijpen als een gemeenschap van verschillende organismen die genen met elkaar deelden,
dan als één organisme. Maar mocht deze hypothese worden bevestigd, dan is onduidelijk hoe ze de
gemeenschappelijke afstamming van alle leven in twijfel zou trekken. Alle leven is afkomstig van een
populatie genendelende organismen of van één soort organisme, maar in beide scenario’s heeft het
leven één en dezelfde oorsprong.
Een laatste argument tegen de theorie van gemeenschappelijke afstamming vindt Peter Borger in de
genetische verschillen tussen mensen en chimpansees. Ooit op 1 procent geschat, beweert Borger,
variëren schattingen vandaag tussen 6 en 15 procent. Ook wijst hij erop dat mensen 23 chromosomen
hebben en chimpansees 24, omdat bij die laatste het DNA is ‘gehusseld’ (wat dat ook moge
betekenen). Maar ook hier is onduidelijk hoe dit een argument kan zijn tegen de gemeenschappelijke
afstamming van mens en mensaap, laat staan van alle leven op aarde. Vijftien procent verschil
betekent nog steeds 85 procent gelijkenis, en aangezien een mens geen chimpansee is kan je
redelijkerwijs wel wat genetische verschillen verwachten. Of die nu 15 of 1 procent bedragen, maakt
voor de gemeenschappelijke afstamming van mens en mensaap weinig verschil – tenzij Borger
verwacht dat de door hem geschetste tendens zich doorzet en we binnen afzienbare tijd zullen
vaststellen dat er nauwelijks of geen genetische verwantschap bestaat tussen beide soorten‹ De
‘toenemende’ genetische divergentie tussen mens en mensaap is precies wat genetici verwachten,
omdat steeds meer van het niet-coderend DNA in kaart is gebracht. Omdat dit niet-coderend DNA niet
onderhevig is aan selectiedruk, laat het de meeste ruimte voor variatie. Het verschil in coderend DNA
blijft echter tussen de 1 à 2 procent liggen. (persoonlijke communicatie met Geert De Jaegher,
geneticus aan de Universiteit Gent).›. En wat de 23 versus 24 chromosomen betreft: het DNA van
chimpansees is helemaal niet ‘gehusseld’. Chromosoom 2 bij de mens vertoont duidelijke
gelijkenissen met chromosomen 2A en 2B bij de chimpansee. Het feit dat er overblijfselen van
telomeren (stukjes genetisch materiaal die zich doorgaans op het einde van een chromosoom
bevinden om het DNA te beschermen tegen desintegratie) te vinden zijn middenin chromosoom 2 van
het menselijk DNA, toont duidelijk aan dat dit chromosoom het resultaat is van een fusie van
chromosomen 2A en 2B. Die fusie vond vanzelfsprekend plaats nadat de evolutionaire lijnen richting
mens en chimpansee uiteenliepen. Kortom, in plaats van een bewijs te vormen tegen de
gemeenschappelijke afstamming van mens en mensaap, onderbouwt het verschil in aantal
chromosomen net het feit dat beide soorten een gemeenschappelijke voorouder delen (Fairbanks,
2007).
Geïnduceerde variatie
Borgers ‘kritische’ bespreking van modificatie (u weet wel, E= CD+M) brengt geen beterschap. Eerst
verwijst hij naar het grote aantal soorten cichliden (kleine vissen die je ook in Belgische aquaria
aantreft) in het Victoriameer: 450, dit terwijl het meer in geologische termen nog behoorlijk jong is.
Volgens Dawkins (2009, p. 267) toont die rijke diversiteit aan dat evolutie soms zo snel verloopt dat
we ze als het ware zelf kunnen waarnemen. Voor Borger betekent dit echter dat er een mechanisme
in het genoom bestaat dat mutaties genereert om niches te vullen. Dit mechanisme meent hij te
hebben gevonden in de Variatie-Inducerende Genetische Elementen (VIGE’s), die hij lokaliseert in wat
vaak als junk DNA wordt omschreven. Junk of niet-coderend DNA is DNA dat niet codeert voor
eiwitten en dus niet rechtstreeks bijdraagt tot de embryonale ontwikkeling van een organisme. Naar
schatting bestaat ongeveer 95 procent van ons genoom uit dergelijk niet-coderend DNA. Borger
meent dat junk DNA een functie moet hebben, omdat anders natuurlijke selectie er reeds lang komaf
mee zou hebben gemaakt. Aan de ene kant heeft hij enigszins gelijk, omdat niet-coderend DNA
inderdaad vaak een functie heeft, alleen niet de functie die Borger voor ogen heeft. Zo kan het
ondermeer een rol spelen bij de regulatie van de omzetting van genen in eiwitten (Häsler, et al.,
2007). Aan de andere kant hoeft DNA dat werkelijk geen enkele functie heeft geen probleem te
vormen voor natuurlijke selectie. Als het geen effect heeft op het reproductief succes van een
organisme, dan ontsnapt dit DNA aan selectiedruk. Om zijn betoog voor zijn VIGE’s overtuigend te
maken, moet Borger meer doen dan verwijzen naar de diversiteit van cichliden in het Victoriameer (of
naar de genetische variatie bij mensen).
Aan het einde van de lezing stelt Borger zich de vraag of E=CD+M wel falsifieerbaar en dus
wetenschappelijk is. Volgens hem is dat niet het geval: met common descent verklaar je immers alle
overeenkomsten tussen organismen en met modificatie alle verschillen. Kortom, elk fenomeen past
binnen het plaatje van de evolutietheorie, waardoor de theorie niet weerlegd kan worden. Maar wat
heeft Borger dan een heel uur lang geprobeerd? Tijdens de vragenronde vallen er nog opmerkelijke
uitspraken te noteren. Zo poneerde Borger tijdens de lezing de bizarre stelling dat retrovirussen zoals
het hiv-virus afkomstig zijn van de VIGE’s uit het niet-coderende DNA. Bij de vraag of dit betekent dat
het hiv-virus uit de mens kan zijn ontstaan, blijkt de aap voor Borger toch weer voldoende op ons te
lijken om het dier de schuld in de schoenen te schuiven. Op de vraag wat te denken van de fossielen
van hominiden die de menselijke evolutie illustreren, antwoordt hij zonder verpinken dat de
Neanderthaler gewoon een Homo sapiens blijkt (waarmee hij de moderne mens, Homo sapiens
sapiens bedoelt, wat niet klopt. Mocht hij werkelijk Homo sapiens bedoelen, dan zou het wel kloppen,
maar allerminst in zijn betoog passen) en dat de schedelinhoud van Homo erectus, zo’n 7 à 800 cc,
niet veel verschilt van die van de moderne mens. Dit cijfer klopt voor Homo erectus, maar de
gemiddelde schedelinhoud van de moderne mens bedraagt ongeveer 1400 cc (Dunbar, 2004).
Kortom, ofwel heeft Borger geen kennis genomen van de paleontologische bewijzen voor de evolutie
van de mens, ofwel staat hij boudweg te liegen. In beide gevallen leidt hij zijn publiek om de tuin, wat
niet erg netjes is, maar het is maar de vraag of het publiek dit ook erg vindt. De Nederlander Borger
kwam duidelijk vertellen wat de Vlaamse creationisten wilden horen.
Stefaan Blancke werkt als filosoof aan de Universiteit Gent, waar hij onderzoek doet naar het
creationisme in Europa.
Met dank aan Geert De Jaegher.
Referenties
Dawkins, R. (2009). The greatest show on Earth. The evidence for evolution. London: Bantam.
Dunbar, R. (2004). The human story. A new history of mankind’s evolution. London: Faber and Faber.
Fairbanks, D. J. (2007). Relics of Eden. The powerful evidence of evolution in human DNA. New York:
Prometheus.
Freeland, S. J., Knight, R. D., Landweber, L. F., & Hurst, L. D. (2000). Early fixation of an optimal
genetic code. Molecular Biology and Evolution, 17(4), 511-518.
Häsler, J., Samuelsson, T., & Strub, K. (2007). Useful ‘junk’: Alu RNAs in the human transcriptome.
Cellular and Molecular Life Sciences, 64(14), 1793-1800.
Koonin, E. V., & Novozhilov, A. S. (2009). Origin and Evolution of the Genetic Code: The Universal
Enigma. Iubmb Life, 61(2), 99-111.
Whitfield, J. (2004). Origins of life: Born in a watery commune. Nature, 427(6976), 674-676.
Stefaan Blancke, 2012 -
Copyleft, artikel uit het tijdschrift "Wonder en is gheen Wonder", SKEPP. Woordelijk kopiëren en
distribueren van dit artikel is toegestaan in elke vorm, mits behoud van deze copyleft-noot - 09-03-12
Feb 7, '10
HET EINDE
Bart Klink:
"Ik gaf slechts aan dat PB’s conclusie niet volgt uit de data.
Omdat hij dit wel beweert, misleidt hij de argeloze lezer.
In mijn recensie van PB’s boek schijf ik dat de ultrageconserveerde niet-coderende
elementen
interessante vragen oproepen, maar dat er ook plausibele antwoorden zijn.
Dit wordt echter weer door PB genegeerd.
Er is dus wel degelijk onderzoek naar dit (schijnbaar?) opmerkelijke fenomeen gedaan,
zie de referenties in mijn stuk.
Er komt ongetwijfeld ook nog meer onderzoek.
* Evolutiebiologen zijn over het algemeen niet geïnteresseerd in het werk van creationisten,
om dezelfde reden dat astronomen niet geïnteresseerd zijn in astrologie en chemici niet in
alchemie."
PB: "Het punt is dat deze generatie wisselingen binnen drie generaties plaats vonden,
die zich slechts 60 jaar in het verleden uitstrekken.
Het zijn paralelle generaties.
In 10000 jaar heb je 500 generaties en je wilt niet weten hoeveel paralelle generaties.
Dat vergt een heel andere mathematische benadering."
Terrence 06-02-2010 14:24
25 parallelle stambomen met bij elkaar 705 generatiewisselingen zijn hetzelfde als 705
generatiewisselingen in 1 directe afstammingslijn.
Het gaat van moeder op moeder dus er zijn geen speciale berekeningen nodig.
Er zit in de studie immers ook een directe afstammingslijn van 121 generaties (Pedigree 5)
die geen substituties heeft.
0 mutaties in 121 generaties.
Waar de mutaties te vinden zijn: Pedigree 1 (58 generaties),
15 (26 generaties) en 22 (34 generaties).
Als we de rest erbuiten laten en de gemiddelde mutatiesnelheid berekenen via deze 3
stambomen
krijg je een gemiddelde van 1 mutatie per 40 generaties.
40 x 93 = 3720 generaties = +- 75.000 jaar.
Gewoon van alle studies een gemiddelde mutatiesnelheid maken en doortrekken naar het
begin.
Dat niet accepteren zorgt er sowieso voor dat:
a) er geen reden is om te zeggen dat mtEva zonder 'evolutionistisch paradigma' ongeveer
6.000-6.500 jaar geleden leefde wat je eerst deed.
b) je kunt je eigen berekeningen die je zelf maakte niet gebruiken, want ik doe dezelfde
berekening als jij deed.
PB: "...Ik heb er wel eens een beetje aan gerekend en 93 mutaties zijn wel binnen 500 jaar
te accumuleren. Het vergt totale outbreeding in de populatie voor de een bottleneck."
93 mutaties in 500 jaar, 4 mutaties per generatie.
Dat heeft men nog nooit gezien in al die studies naar mitochondriaal DNA.
Dat is 320x de gemiddelde geobserveerde mutatiesnelheid.
PB: "...De bottleneck hebben we in het creationisticeh model in de vorm van een grote
boot..."
Ik dacht dat we dit deden met alleen observatie.
Ik laat de chimp-mens connectie erbuiten.
Breng jij de boot naar binnen!
MOPS :
Ah, het ene gat vullen met het andere.
Door de grote boot te introduceren worden alle problemen in gutob alleen maar groter.
Durf je de discussie over de grote boot aan te gaan?
Want ik mag hieruit wel afleiden dat je die als een realiteit ziet?
PB ; " Ik zie geen probleem voor het creationistiche model."
MOPS ; Maar dat betekent niet dat ze er niet zijn.
D 06-02-2010 15:41
PB:"....Totaal 3 substituties over bij elkaar (vanuit 25 stambomen) 705 generatiewisselingen."
Het punt is dat deze generatie wisselingen binnen drie generaties plaats vonden, die zich
slechts 60 jaar in het verleden uitstrekken. Het zijn paralelle generaties.
In 10000 jaar heb je 500 generaties en je wilt niet weten hoeveel paralelle generaties.
Dat vergt een heel andere mathematische benadering.
Ik heb er wel eens een beetje aan gerekend en 93 mutaties zijn wel binnen 500 jaar te
accumuleren. Het vergt totale outbreeding in de populatie voor de een bottleneck.
De bottleneck hebben we in het creationisticeh model in de vorm van een grote boot.
Ik zie geen probleem voor het creationistiche model."
D: Ja...dit soort antwoorden laat je toch gigantisch twijfelen over iemand zijn integriteit.
Terrence komt gewoon met keiharde feiten aan onderbouwd door onderzoeken.
Wat doet Peter? Die zegt:
"Ik heb er wel eens een beetje aan gerekend en 93 mutaties zijn wel binnen 500 jaar te
accumuleren. Het vergt totale outbreeding in de populatie voor de een bottleneck."
Echt niet normaal, wat is dit voor crap? Ik heb er weleens aan gerekend en het is wel binnen
500 jaar te acculumeren.
Ik bedoel, hier wordt gewoon niet gerekend naar feiten, maar puur en alleen om het maar in
die 500 generaties te kunnen proppen.
En na veel moeite en valse aannames en waardeloze wetenschap, ja dan krijg je het in 500
generaties.
En dat voor iemand die staat voor science, laat me niet lachen...
Tenenkrullend
Zoals Terrence duidelijk laat zien heb je gewoon een gigantisch probleem, het is niet in
6000 jaar te proppen. Als echt wetenschapper zou je geeneens willen om het in een 6000
jaar te
willen proppen maar zou je gewoon willen weten wat de uitkomst is, naar de waarnemingen.
Mangamonga IV
".....Nou, daar zijn we dan.
De memes Peter Borger en diens Gutob sterven een roemloze dood.
Op dit blog zachtgekauwd door echte wetenschappers, en vervolgens op het zwakke nekje
gestapt door een verlichte gristenbroeder.
Wat rest zijn dieptreurige doodsspartelingen, een aanblik dat ik - gevoelige ziel liever niet langer aan wil zien.
Het ga u allen goed.
Denk altijd om uw spelling!
Mango "
http://www.vkblog.nl/bericht/299121/Open_brief_Nederlands_Dagblad
http://www.sterrenstof.info/?p=953#comments
Feb 3, '10
DARWINISME AFGEDANKT
Het boek ”Terug naar de oorsprong, of hoe de nieuwe biologie het tijdperk van Darwin
beëindigt”
(De Oude Wereld, 2009) van dr. Peter Borger licht de genetische basis van de micro-evolutie
toe.
A)
In het eerste deel maakt Borger korte metten met natuurlijke selectie als drijvende kracht
achter macro-evolutie.
1(Het probleem van Mivart)
Selectie kan volgens de auteur alleen plaatshebben als er iets te kiezen valt:
Een hert met genetische informatie voor de vorming van een gewei moet eerst bestaan om
selectie op geweigrootte te kunnen ondergaan en niet omgekeerd.
De natuur kan de dieren pas daarna selecteren op de grootte van een gewei.
PB >" Mivarts probleem "( oa de mantra = wat is het voordeel van een halve vleugel, een half
oog
--> het onherleidbaarheids principe ( IC)van Behe ) "wordt zeker niet opgelost door
natuurlijke selectie."
2(No new information )
Natuurlijke selectie kan niet voor nieuwe informatie zorgen, die moet er vooraf zijn.
PB ( samen met mivart ) concludeert dat het selectiemechanisme conserverend is:
het houdt voordelige eigenschappen bij bestaande soorten in stand.
3.- (Genetica )
Geen creationist twijfelt eraan dat de genetische wetenschappen( o.a. de wetten van Mendel
)
de natuurlijke selectie (= volgens de crea's dus--> micro-evolutie )ondersteunen.
Ze vormen echter geen bewijs voor de macro-evolutie:
-Er is nog steeds geen evolutionair mechanisme bekend waardoor nieuwe genetische
informatie
aan het al bestaande DNA kan worden toegevoegd,
waardoor totaal nieuwe basistypen zouden ontstaan,
(Peter Borger in zijn boek ”Terug naar de oorsprong”.)
4.- (tegen het gradualisme}
Daarnaast ziet Borger overvloedig bewijs tegen Darwins evolutie, die in kleine stapjes zou
verlopen.
5.-(Tegen sexuele selectie )
onzin natuurlijk /
deze uitspraken van PB worden trouwens nergens bewezen door onderzoek van PB zelf
of ondersteunt door de wetenschappelijke literatuur die
Borger naar eigen inzicht en bruikbaarheid natuurlijk wel interpreteerd en citeert..
hij noemt dat legitieme data mining maar het is niets anders dan creationistische misquoting)
4.-En ze zullen wel degelijk verdwijnen door accumulatie van inactiverende mutatie
(Maar er staat echter wel selectiedruk op/ als"backups" zijn deze "dubbels en reserves"
immers voordelig ... Dit is een woordspelletje ;want " redundantie" betekent heel wat meer
dan overtolligheid zie 1 )
zie hierover Geoffrey Miller
PB ; Miller gaat uit van Darwin's sexuele selectie om al deze typies menselijke
eigenschappen
te verklaren. Zijn ideeen worden zelfs niet door de evolutiebiologen gezien als belangrijk,
want dan zouden vrouwen deze eigenschappen ontberen.
En dat is niet het geval.
Onzin :
-vrouwen hebben ook geen penis( wel een clitoris ) terwijl hun zonen dat wel hebben
omgekeerd hebben ze borsten , wat hun zonen dan weer ontberen ( maar die hebben dan
wel
tepels )
-vrouwen zijn ook creatief, intelligent enz... alleen ligt dat anders
( heeft het andere aspecten of facetten )dan bij mannen(= wat niet wil zeggen minderwaardig
)
- zelfs de hersenen van mannen en vrouwen verschillen ...
De levende wereld barst van de contingente verschijnselen,
( een "gelukkig toeval " (Jay Gould) )?
Overigens hebben evolutie-biologen het meer over rudimentaire organen, in plaats van
redundantie.
Dit houdt in, dat sommige organen lang geleden een doel hebben gehad, maar dat deze
inmiddels geen nut meer hebben.
Zoals sommige spiertjes bij de oren, bijvoorbeeld.
Creationisten en ID-ers betogen normaal gesproken dat deze rudimentaire organen wel
nuttig
zijn. Ook is het idee van ID-ers dat evolutie-aanhangers blijkbaar gewoon onbekend zijn met
het nut van deze organen.
En nu zijn de rollen ineens omgedraaid.
Nu is het ineens het failliet van Darwins ideeën dat bij iemand de hersenen zijn
wegge-evolueerd.
Grappig!
Redundantie is één van de grote kenmerken van de menselijk hersenen en onverklaarbaar
met Darwin. Er zijn talloze neuronale wegen die leiden naar hetzelfde doel.
Bovendien is een klein beetje muzikaliteit zinloos, waardoor positieve selectie is uitgesloten.
(intelligent ontwerp )
De vele voorbeelden wijzen volgens de auteur op een intelligent ontwerp.
Waarom hebben sommige zaden –zoals die van de Javaanse kalebas– bijzonder verfijnde
aerodynamische vormen, zodanig dat mensen hun hoofd erover breken om ze te kunnen
nabootsen
bij vliegtuigen?
B)
(YEC creationisme en uiterst snelle micro- evolutie)
In het tweede deel van het boek
”Terug naar de oorsprong” beschrijft Borger hoe de genetische informatie zich na de
zondvloed
op aarde heeft ontwikkeld.
Zijn model noemt hij de ”Generale en universele theorie over biologische verandering”
(GUToB):
(waarom zijn alternatief voor abiogenesis niet is te falsiferen ?) :
De oorsprong van het leven kan niet in wetenschappelijke termen worden beschreven,
het heeft geen naturalistisch begin.
(frontloaded )
Leven is geschapen met zogenaamde pluripotente baranomen:
genetische informatiedragers waarin alle variatie die later optrad binnen de soorten,
was opgeslagen .
(Vige's)
Het gaat om zijn stelling dat variatie niet het product is van toevallige mutaties,
maar dat van o.a. VIGE’s.
(Random )
PB“random mutation betekent namelijk dat ze niet dan wel door het milieu worden
gedirigeerd
en dan een fitness effect hebben.”
BK
Nee Peter! Nee, nee, nee!
Dat is niet wat ze ermee bedoelen, en dit staat al tientallen jaren letterlijk in de
handboeken.
Wat is de gangbare definitie van random en non-random mutaties?
Wat is in detail het verschil met Peters opvatting ervan?
Dec 3, '09, edited on Dec 4, '09
Pietje de Leugenaar ?
http://www.humo.be/images/pietje250.jpg
De Beste genetische code
http://www.vkblog.nl/bericht/289130/Het_Borger-Van_Straalen_debat_op_Utube#commentaar
"....Alle levende wezens hebben dezelfde genetische code omdat het de beste is tegen
het bufferen van fouten (mutaties).....
Maar als we constateren dat de universele genetische code de beste is ter voorkoming
van genetische fouten en men concludeert dat het ,
het product is van natuurlijke selectie...
Ja, dan zijn ze niet meer wetenschappelijke bezig..."
D "....de conclusie dat de extante (bekende) genetische code de aller- aller- allerbeste is,
is overtrokken zoals je kan lezen in het onderzoek.
" ....Wat verwacht je van een genetische code als het een product is van schepping?
= Dat er geen betere mogelijk is."
P. Borger :
" Klopt! Alle levende wezens hebben dezelfde genetische code omdat het de beste is tegen
het bufferen van fouten (mutaties)."
RB : Bewijst de stelling dat er geen betere genetische code mogelijk is tegen het bufferen
van fouten (dit is een stelling, het is geen fenomenaal feit),
dat de code zelf het product is van een intelligente ontwerper?
Is het echt nodig om die non-sequitur onzin die aan dergelijke stelling wordt verbonden nog
meer bloot te leggen?
Als ik je goed begrepen heb, volgt uit de aanname dat er een Schepper is, de voorspelling
dat DNA de best mogelijke genetische code is tegen het
bufferen van fouten.?
Ik zal je vertellen wat er volgens mij niet aan klopt.
Dan mag je zelf bepalen of het telt.
Ten eerste volgt de voorspelling niet noodzakelijk uit de aanname.
Het staat de Schepper vrij om voor een minder goede genetische code te kiezen.
Gezien de vele voorbeelden van unintelligent design, is dat zelfs heel waarschijnlijk.
Ten tweede is de voorspelling niet toetsbaar.
Daarvoor is ze niet concreet genoeg.
Als ik een steen met een bepaalde snelheid in een bepaalde richting werp, kan ik dankzij
Newton heel nauwkeurig voorspellen waar de steen terecht zal
komen.
"Er is geen betere mogelijk" is geen criterium waar een onderzoeker in het lab iets mee kan.
Hoe weet je a priori hoe de best mogelijke code eruit moet zien?
Ten derde kan ik makkelijk aantonen dat er wèl een betere mogelijk is.
Daar hoef ik het lab niet voor in.
Een driedubbel set chromosomen (triploïd) is namelijk nog beter dan het dubbele set
(diploïd) dat we nu hebben.
Tomasso
A) Gaarne wil ik aan deze discussie toevoegen dat de bewering dat de gevonden DNA code
de best mogelijke code is 1 van de leugentjes is die Peter vooraf
in de discussie stopt. Diegenen die toegang hebben tot de literatuur zijn uiteindelijk in staat
te controleren of die bewering klopt.
Hij klopt niet.
Aangezien deze claim van Peter meer dan een jaar geleden hier
http://www.vkblog.nl/bericht/225424/Proof_of_the_Intelligent_Design_of_Life
op het blog van onze defender of the integrity of science al eens is bediscussieerd (mijn
bijdragen straten vanaf 14-10-2008 16:12) zie ik geen reden om het geheel nog eens te
herkauwen zoals jullie hier nu doen.
Toen is het al ontmaskerd als onwaarheid.
Wie ondanks dat dat soort beweringen toch blijft herhalen is een doodordinaire
leugenaar.
B)
http://www.vkblog.nl/bericht/289130/Het_Borger-Van_Straalen_debat_op_Utube#commentaar
zie kommentaren van Tomasso
(Eellco) Het hele artikel van Freeland et al. (2000) is hier te lezen:
http://mbe.oxfordjournals.org/cgi/reprint/17/4/511.pdf
Kun je zelf rustig nalezen wat ze gedaan hebben, en wat ze concluderen.
Voor de geïnteresseerde lezer hier de samenvatting van het artikel van Freeland en co:
Mol Biol Evol. 2000 Apr;17(4):511-8.
Early fixation of an optimal genetic code.
Freeland SJ, Knight RD, Landweber LF, Hurst LD.
The evolutionary forces that produced the canonical genetic code before the last
universal ancestor remain obscure.
One hypothesis is that the arrangement of amino acid/codon assignments results
from selection to minimize the effects of errors
(e.g., mistranslation and mutation) on resulting proteins.
If amino acid similarity is measured as polarity, the canonical code does indeed
outperform most theoretical alternatives.
However, this finding does not hold for other amino acid properties, ignores plausible
restrictions on possible code structure, and does not address
the naturally occurring nonstandard genetic codes.
Finally, other analyses have shown that significantly better code structures are
possible.
Here, we show that if theoretically possible code structures are limited to reflect
plausible biological constraints [= dus natuurlijke beperkingen] ,
and amino acid similarity is quantified using empirical data of substitution
frequencies, the canonical code is at or very close to a global optimum
for error minimization across plausible parameter space.
This result is robust to variation in the methods and assumptions of the analysis.
Although significantly better codes do exist under some assumptions, they are
extremely rare and thus consistent with reports of an adaptive code:
previous analyses which suggest otherwise derive from a misleading metric.
However, all extant, naturally occurring, secondarily derived, nonstandard genetic
codes do appear less adaptive.
The arrangement of amino acid assignments to the codons of the standard genetic
code appears to be a direct product of natural selection for a system
that minimizes the phenotypic impact of genetic error.
Potential criticisms of previous analyses appear to be without substance.
That known variants of the standard genetic code appear less adaptive suggests that
different evolutionary factors predominated before and after
fixation of the canonical code.
While the evidence for an adaptive code is clear, the process by which the code
achieved this optimization requires further attention.
Echter ; Wat Borger beweert wordt niet ondersteund door Freeland et al ....He(= Borger ) is
just one lying son of a bitch!
Peter Borger :
" ....De auteurs doen net alsof deze code het product is van natuurlijke selectie, terwijl ze
daar geen seconde onderzoek aan hebben besteed.
Het hele natuurlijke selectie-verhaal komt uit de lucht vallen.
Het is een nepconclusie.
Zeer slechte wetenschap.
Indoctrinatie in zijn puurste vorm....."
( Tomasso )
1.- De conclusie die de auteurs trekken doet hier even niet ter zake.
De vraag is of wat Peter Borger over het artikel schrijft een eerlijke weergave is van het
artikel
2.- en of uw conclusies volgen uit wat in het artikel aan gegevens wordt gepresenteerd.
De auteurs laten in hun analyse zien dat de code door natuurlijke processen kan zijn
ontstaan en dat er niet een intelligente ontwerper voor nodig is
geweest.
Bovendien laten ze zien dat de code waarschijnlijk niet ontworpen is door een intelligente
ontwerper, omdat het niet een optimale code is
wanneer zij was ontstaan in een wereld zonder de normale natuurlijke beperkingen.
De gegevens in het artikel laten zien dat het zeer waarschijnlijk is dat de code is ontstaan
onder natuurlijke omstandigheden.
Peter Borger beweert op basis van dit artikel, ( en) bij herhaling, precies het
tegenovergestelde als in het artikel staat. (1)
Niet alleen over de conclusie, maar ook zijn beschrijving van de gegevens ( = quote
mining ) is niet terug te vinden in het originele artikel.
Dat is zijn goed recht, niemand kan dwingen om iets anders op te schrijven, maar dat hij dan
niet niet de beledigde creationist uithangt
wanneer ik zeg dat u dus zit te liegen.
Het is een vermomde leugen gebaseerd op tendentieuze en partijdige interpretaties en
vooral misquoting ( en data selectie )van wetenschappelijke
artikels
(1)
Het volledige citaat dat Borger heeft verknipt is als volgt:
If our definition of biosynthetic restrictions is a good approximation of the possible variation
from which the canonical code emerged, then it appears
at or very close to a global optimum for error minimization: the best of all possible codes."
Hun "definition of biosynthetic restrictions" was dat de codes op natuurlijke wijze
moesten kunnen onstaan uit de pre-biotische chemie.
Een belangrijkste boodschap uit het artikel van Freeman is dat een echte designer het heel
anders had aangepakt.
Dit is dus geen bewijs van het bestaan van een designer.
Want wanneer je er vanuit gaat dat een code ook kan zijn ontworpen, dan doet de huidige
genetische code het helemaal niet zo goed en zijn er veel betere codes.
Hier hebben Freeland et al. in hetzelfde artikel ook naar gekeken (zoals Borger
waarschijnlijk weet, hij citeert ten slotte uit het artikel, maar doet
nog steeds net alsof het niet bestaat) en hierover schrijven ze:
Equivalent calculations based on the unrestricted set of possible codes are much more
variable over parameter space, placing code optimality between
76% and 97% relative to the global optimum arrangement of codon assignments.
Dan blijkt dat, wanneer de 'designer' geen last had gehad van evolutionary pre-biotische
randvoorwaarden, er wel betere codes te bedenken zijn,
(toch gek dat Borgers designer daar blijkbaar wel last van had).
De uitspraak The best of all possible codes slaat dus alleen maar op die codes die op
natuurlijke wijze zijn ontstaan.
Expliciet niet op designer codes.
Die zouden het veel beter moeten doen dan de huidige standaard code.
Ik geef hierboven , voor de geinteresseerde lezer de link naar het artikel en een
samenvatting en hier (nogmaals) de conclusie
van het artikel van Freeland waar Borger zo graag uit citeert.
Let vooral op de eerste zin met de opmerking over natural selection.
Alles bij elkaar laat dit zien dat Dr. Borger Freeman et al dingen in de mond legt en daarmee
de lezers een rad voor ogen draait.
Er is sprake van bewuste misleading van de lezers
Conclusions
We have presented comprehensive evidence that the standard genetic code is a
product of natural selection to minimize the phenotypic impact of genetic
error; the arrangement of codon assignments meets, to an extraordinary degree, the
predictions of the adaptive hypothesis and cannot be explained as
an artifact of stereochemistry, biosynthetically mediated code expansion, or analytical
methodology.
However, the process by which an adaptive code evolved at present remains unclear,
and yet its resolution may be of key importance to our understanding
of the amino acid components universal to life.
zie ook =
http://pandasthumb.org/archives/2008/10/the-best-possib.html
Tomasso's Blogje : http://www.vkblog.nl/bericht/289230/Fall-out
http://www.vkblog.nl/bericht/225424/Proof_of_the_Intelligent_Design_of_Life
Borger / Truman JOC artikels
http://creation.com/images/pdfs/tj/j21_2/j21_2_90-100.pdf
http://creation.com/images/pdfs/tj/j21_3/j21_3_84-92.pdf
Over de optimalisering van de code ;
http://www.americanscientist.org/issues/pub/ode-to-the-code/1
http://genome.cshlp.org/content/17/4/401.full
http://www.hamedahmadi.com/publications/Optimality_Genetic_Code_Coevolution.pdf
Dec 1, '09, edited on Dec 1, '09
GERDIEN DE JONG
http://www.sterrenstof.info/?p=881
Evidence for the design of life
Peter Borger heeft vier stukken geschreven in het Journal of Creation.
De hoofdtitel van de vier bijeenhorende stukken is ‘Evidence for the design of life’.
De stukken zijn:
Evidence for the design of life:
part 1 – Genetic redundancy /Journal of Creation 22 (2) 2008 79-84
http://creation.com/genetic-redundancy
part 2 – baranomes. Journal of Creation 22 (3) 2008 68-76
part 3 – an introduction to variation-inducing genetic elements 23 (1) 2009 99-106
part 4 – variation-inducing genetic elements and their function 23 (1) 2009 107-114
(NB: alleen het eerste stuk staat online op de site van het JoC, rf)
Peter Borger draagt veel biologie aan. Ook geeft hij als zijn mening dat Darwinisme de
biologie niet verklaart.
Een niet-bioloog die deze stukken leest kan de biologie niet controleren, en kan ook niet
controleren of Peter Borgers idee van Darwinisme overeenkomt met wat evolutiebiologen
zeggen. Daarom zal ik de biologie die Peter Borger aandraagt als gegeven beschouwen; hij
baseert zich op deze biologie. Ook zal ik niet op Peter Borgers mening over Darwinistische
verklaringen ingaan.
Blijft over wat iedereen zou moeten kunnen: na gaan wat woordgebruik is, wat interpretatie,
wat mening, wat argument, en of een conclusie volgt uit de aangedragen biologie. Wat volgt
zijn wat voorbeelden van draaien in de redenering.
Stuk 1 geeft informatie over genetische netwerken.
Genen functioneren niet op zich zelf, maar in een netwerk van schakelingen, aan en uit, dat
tot een groot biochemisch netwerk met veel mogelijke paden leidt. In dit netwerk zijn veel
genen wat redundant, zoals dit genoemd wordt: als het gen uitgeschakeld wordt of
experimenteel wordt verwijderd is er geen of weinig effect op het fenotype te zien. Er zijn
veel wegen in het biochemische netwerk. Het hele genetische systeem zit vol backups.
Mutaties in dezelfde genen hebben soms tot vaak wel een effect; het beest met mutant allel
of allelen gaat soms dood.
Met andere woorden, als het gen er niet is en er geen genproduct is, neemt het
biochemische systeem een andere weg. Als er een verkeerd genproduct is bij mutante
genen, kan het zijn dat het hele biochemische systeem ontregeld raakt en vastloopt. Dat is
een samenvatting van de biologie.Peter Borger zegt dan, in de conclusie op blz 84: “It is also
important to realize that redundant genes cannot have resided in the genome for millions of
years, because natural selection, a conservative force, cannot prevent their destruction due
to debilitating mutations”.
Nu hadden we gezien dat mutaties in zo’n redundant gen soms tot sterfte leiden en vaak tot
een nadelig fenotype. Dat wil zeggen dat er tegen die mutanten geselecteerd wordt, en het
redundante gen met die mutaties nooit in de hele populatie aanwezig zal blijken te zijn.
Selectie voorkomt daarmee de verwoesting van redundante genen door nadelige mutaties.
Peter Borgers conclusie op blz 84 staat in directe tegenstelling tot het gepresenteerde
materiaal.
Stuk 2 gaat over het baranoom, dat is het geschapen genoom.
Het woord is samengesteld uit baramin en genoom. Baramin komt uit het Hebreeuwse
werkwoord BR(alef), scheppen, en het woord min, het woord dat in Genesis vertaald wordt
met ‘naar zijn aard’ (zie http://creationwiki.org/Baraminology ). Borger geeft een lijstje met
zeven punten over baranomen. De definitie van baranoom is: “ Baranomes are pluripotent,
undifferentiated, uncommitted genomes”. Direct daarop volgt: “The origin of baranomes
cannot be described in purely naturalistic terms.” Dit maakt het moeilijk om te veronderstellen
dat het over wetenschap gaat.
‘Apparently’, dat wil zeggen naar Peter Borgers bewering, zijn de baranomen geschapen als
ongedifferentieerd genoom met een eigen intrinsiek vermogen tot snelle aanpassing aan
omstandigheden en soortvorming (blz 69). De overige punten zijn uitwerking van dat
intrinsieke vermogen. Hoe gaat hij dit onderbouwen?
Begin met een ongedifferentieerd genoom. Wat voor beest of zo hoort daarbij? We zien
alleen gedifferentieerde genomen. Volgens Peter Borger zijn baranomen geschapen met een
overschot aan genetische elementen, en zijn de genomen die we zien het gevolg van
desintegratie en herrangschikking van genetische elementen (eind blz 69). Zijn voorbeeld
gaat over een coderend DNA in bakkersgist, Saccharomyces cerevisiae, op een plaats in het
DNA waar drie verwante gisten geen coderend DNA hebben. Er zijn wat verschillen in het
DNA, maar het is duidelijk te zien dat het om een overeenkomstig deel gaat. Volgens de
mensen, Cai et al 2008, die dit onderzoek gedaan hebben was er een nieuw gen ontstaan uit
een stuk niet coderend DNA. Waarom zeiden Cai et al dat dit een nieuw gen was? Omdat
het DNA niet codeerde in drie van de vier verwante organismen, en men meestal aanneemt
dat de meest voorkomende toestand de oorspronkelijke is, vooral als dat onderbouwd wordt
door een stamboom. (Noot: de stamboom die Peter Borger geeft op blz 70 lijkt niet in
overeenstemming met de DNA sequenties daarboven) Dat hoeft niet waar te zijn, maar het
geeft iets meer basis dan een bewering zonder meer. De overgang van niet-coderend naar
coderend DNA komt voort uit verandering in 1 basepaar, zo te zien aan het DNA dat Peter
Borger geeft. Volgens Peter Borger was er een geschapen Saccharomyces genoom met
coderend DNA, en hebben de drie andere soorten de codering verloren. Geen argumentatie,
alleen een bewering zonder meer.
Het volgende punt is dat het milieu beslist welk onderdeel van het ongedifferentieerde
baranoom in werking treedt. “From the creation paradigm, we might expect to find more than
one carbon-fixation system”, een voor warmere en een voor koudere streken. Er is het
gegeven dat er een C3 fotosynthese systeem is, en een C4 fotosynthese systeem, en dat C4
voordelen heeft bij hogere temperatuur. Zou het creation paradigm ook meer dan een
carbon-fixation system voorspeld hebben als niet bekend was geweest dat er C3 en C4
planten waren? Borger geeft een voorbeeld met planten van het geslacht Flaveria, die
geacht worden tot dezelfde baramin te behoren – hoe dat bepaald zou zijn wordt niet
gezegd. Er is een stamboom van het genus op blz 71. Flaveria planten hebben volgens
Borger C3 fotosynthese of C4 fotosynthese of zowel C3 als C4. (Noot: Volgens Borger , niet
volgens Kutchera & Niklas 2007 waaruit Borger de stamboom haalt. Volgens Kutchera &
Niklas 2007 gaat het om planten met een C3-C4 intermediair systeem, niet om planten die
een C3 én een C4 systeem hebben. Maar ik zou de gegevens zoals Borger die opdist
gebruiken.) We zien een stamboom met opeenvolgende splitsingen waarbij de soorten aan
de basis van de stamboom C3 hebben en C4 hogerop in de stamboom erbij komt. Dat maakt
het verschijnen van ‘frontloaded’ C4 wat moeilijk. Het milieu van het organisme bepaalt
welke ‘genetische elementen’ bruikbaar zijn: C4 in de tropen en C3 in kouder klimaat. Waar
C3+C4 dan voorkomt of nodig is vermeldt Borger niet.
Hoe identificeer je baranomen? De klassieke manier om baramins te onderscheiden is te
kijken of ze kunnen kruisen – niet of ze kruisen, of tot dezelfde soort behoren, maar kunnen
kruisen. Paard en ezel horen daarmee tot dezelfde baramin. Borger geeft de mogelijkheid
een zygote te vormen als criterium om twee soorten tot hetzelfde baranoom te rekenen. Ook
geeft hij indicator genen als een criterium om baranomen te onderscheiden. Hoe beslis je
dan welk gen een indicatorgen is? Omdat het bij een specifiek baranoom hoort. Hoe weet je
dat een baranoom apart geschapen is? Daar ga je van uit.
Stuk 3 komt tenslotte uit op wat Borger noemt Variation Inducing Genetic Elements,
VIGEs.
Er bestaat een aantal genetic elements als transposons die mutatie en variatie in
genexpressie kunnen induceren, en als Borger ze een gemeenschappelijke naam wil geven
kan dat handig zijn, al verschillen deze stukken DNA verder nogal. Maar goed, variatie
veroorzakende genetische elementen bestaan. Of dit omschreven kan worden als ‘the ability
to induce genetic variation from within’ is een andere vraag. Variatie induceren klinkt nogal
gericht, en laat de deur naar gericht variatie induceren op een kiertje staan. Dat zou wel de
bedoeling kunnen zijn.
In dit stuk is er nog een subplot over RNA-virussen. Dat heet: ‘The RNA virus paradox’. Wat
is de paradox? Dat alle beschikbare verschillen tussen viruslijnen van een specifiek RNAvirus erop wijzen dat deze viruslijnen per RNA virus hun laatste gemeenschappelijke
voorouder misschien 50.000 jaar geleden hadden – de huidige variatie aan lijnen per RNAvirus zijn dan jonger dan de soort mens. Borger zegt dan (blz 102): “The implication of a
recent origin of RNA viruses …” Sorry, dat is niet wat de aangehaalde citaten aangeven. Dit
leest alsof Borger zegt: de variatie in tulpenrassen is van na 1600 – dus de tulp ontstond in
1600. De verschillen zijn jong, maar dat zegt niets over de ouderdom van een RNA virus zelf.
Dus laat de paradox maar.
Stuk 4 gaat weer over VIGEs, maar nu over wat de door VIGE’s geintroduceerde
mutaties zouden doen, en hoeveel regulatie door VIGEs zou gebeuren.
Het meeste over dit soort regulatienetwerken is nog onduidelijk, en welke rol transposons etc
in het geheel spelen is ook onduidelijk.
Borger citeert artikelen uit de moleculaire genetica die laten zien dat er allerlei regulatie en
variatie is, en dat soms sommige soorten VIGE daaraan deelnemen. Wat ik niet kan vinden
bij Borger is dat deze variatie op enige wijze direct verband houdt met aanpassing aan het
milieu van het organisme. Ik bedoel niet: onder stress komt er meer variatie, want dat komt
er. De vraag is naar een specifieke voorspelling van nuttige variatie, dus naar op het milieu
gerichte variatie direct veroorzaakt door VIGEs. Allerlei ongerichte variatie is niet interessant:
dat is de random variatie van evolutiebiologie, en dat is waar selectie mee werkt. Alleen is er
nu meer moleculaire achtergrond bij. Voor ‘front-loading’ zou het gerichte variatie moeten
zijn, en voor veel ‘front-loading’ zou gerichte mutatie gemakkelijk te vinden moeten zijn..
Als Peter Borger zijn moleculaire variatie veroorzaakt door VIGEs tegenover evolutie wil
stellen, moet hij aantonen dat de variatie gericht is op een nuttige eigenschap voor het milieu
van het organisme op dat moment. Borger geeft geen voorbeeld. Ook het verhaal over betaglucoside suikers in de bacterie E.coli is niet genoeg. Onder normale omstandigheden zijn
de operons voor de alternatieve suikers afgeschakeld. Onder hongeromstandigheden gaan
IS elementen springen: de snelheid van transpositie gaat omhoog. De IS-elementen komen
her en der terecht, maar kennelijk ook op een positie die het operon aanschakeld. Als dit de
‘front-loaded’ functie van het IS element is, waarom gaat dan de snelheid van transpositie
omhoog? Bij ‘front-loading’ zou één gerichte transpositie genoeg moeten zijn. Dit is het enige
onderzoek waar Borger mee komt als voorbeeld voor front-loading door VIGEs.
Al met al, VIGEs mogen variatie induceren, Borger toont niet aan dat de variatie die VIGEs
induceren gericht is en selectie overbodig maakt.
Mensen hebben 46 chromosomen, chimpansees, gorillas en orangs-oetans 48.
Chromosoom 2 bij de mens komt overeen met een fusie tussen chromosoom 12 en 13 bij de
chimpansee. Borger geeft een heel moleculair verhaal over de fusie, waarin hij drie keer
VIGEs noemt. De eerste keer is het “may actually qualify as (deregulated) VIGEs”. De
tweede keer is “the 150 kilobase DNA sequence demarcating the fusion site may have
served as a particular kind of VIGE ..”.. De derde keer is op het einde van de paragraaf:
“And, as argued above, the fusion was mediated by VIGEs”. Dat betekent dat twee keer
‘may’ tot een conclusie ‘was’ leidt. Veronderstelling en veronderstelling geven toch echt geen
zekerheid.
Dit stukje, over menselijk chromosoom 2, geeft een duidelijk inzicht in Peter Borgers wereld.
“Understanding the molecular properties of human chromosome 2 is no longer problematic if
we simply accept that humans, like great apes, were originally created with 48
chromosomes. Two of them fused to form chromosome 2 when mankind went through a
severe bottleneck (33)”. Met andere woorden, het valt niet te ontkennen dat 48
chromosomen een voorouderlijk chromosoom portret voor de mens is. Deze onontkoombare
conclusie wordt in een letterlijke schepping ingepast.
In de discussie van dit stuk komt weer de bewering terug dat “created kinds were frontloaded
with several types of controlled and regulated transposable elements to allow them to rapidly
invade and adapt to all corners and crevices of the earth”. Niets in de vier verhalen maakt het
bestaan van ‘created kinds’ noodzakelijk. Niets in het verhaal toont ‘frontloading’ aan. Niets
in de vier verhalen zegt dat al die moleculaire variatie gericht kan worden op aanpassing in
een leven in een bepaalde omgeving als het organisme daar aankomt. De biologie van de
vier verhalen zegt dat er massa’s aan moleculaire variatie rondzwerft: verder niets.
Gerdien de Jong
23 november 2009
Gerdien vat alles nog eens samen in de comments :
Laten we met een ‘open mind’ beginnen.
Er zijn vier stukken uit Journal of Creation van Peter Borger, en elk stuk voor zich vormt een
afgerond geheel, al zijn ze onderdeel van een serie. Ik neem de biologie die Peter Borger
aandraagt als gegeven. Ik laat Peter Borgers mening over Darwinistische verklaringen voor
wat ze zijn. Het enige wat ik doe is kijken of de conclusies die Peter Borger wil trekken
volgen uit de biologie die hij aandraagt : je kunt geen opener mind hebben. Maar een ‘open
mind’ en iemands opvattingen steunen zijn twee geheel verschillende zaken. Met een ‘open
mind’ kun je heel goed iets verwerpen.
De vraag is dus of Peter Borger gefundeerd redeneert. Dat is de enige vraag hier, en in
het geheel van elke discussie de belangrijkste. “Gefundeerd redeneren” is niet: vanuit
een standpunt redeneren. Gefundeerd redeneren is: goed en en logisch argumenteren.
Over Cai et al 2008 vertel ik hoe Cai et al 2008 redeneren, en dat er een zekere mate van
onderbouwing van die redenering is, en wat die onderbouwing is.
Peter Borger in Journal of Creation 2 (jammer genoeg niet opklikbaar) stelt daar een
bewering tegenover. In zijn reactie op dit blog herhaalt hij die bewering. Zo’n bewering is
alleen dat, en geen argument, en geen redenering. Het belangrijke punt is niet of je
door een bepaalde bril kijkt, maar of je een bewering van een argument kunt
onderscheiden.
Als Peter Borger in zijn reactie zegt “Aannemelijker is dat het gen vervalt” dan is dat weer
een bewering. Waarom is dit aannemelijker? Omdat Peter Borger het zegt.
Peter Borger zegt( in zijn antwoord op Gerdien's artikel ) :
1) Ze (= Gerdien ) zegt: “Nu hadden we gezien dat mutaties in zo’n redundant gen soms tot
sterfte leiden en vaak tot een nadelig fenotype.”
(PB)En dan is het dus per definitie geen redundant gen.
Peter Borger zegt daarmee dat ik verkeerd citeer.
Nu staat op blz 79 van JoC 1
The SRC gene family is among the most notorious genes known to man, since they
cause cancer as a consequence of single point mutations
ook op blz 79
… mice is which the SRC gene has been knocked out are still viable.
en op blz 80: “Despite their cancer inducing properties, half of the SRC genes appear to
be redundant”
Zodat ik correct citeer. Redundant en mutatie zijn twee verschillende zaken, met
verschillende effecten. Redundant: gen weg, geen effect. Mutatie: fout gen, effect.
En daarmee zijn we op wat ik over dit stuk JoC 1 zei: Peter Borgers conclusie op blz 84
staat in directe tegenstelling tot het gepresenteerde materiaal.
Peter Borger zegt in zijn blog comment dat er door VIGE’s veroorzaakte variatie te over is
die gericht is op een nuttige eigenschap voor het milieu van het organisme op dat moment.
In stuk JoC 3&4 gaat het vooral over door VIGE’s veroorzaakte variatie. Er staat veel over
variatie, maar iets over gerichte variatie ontbreekt. Als er variatie “te over” is die op een
nuttige eigenschap gericht wordt, dan zou er te verwachten zijn dat er een tabel van
die gevallen was gepresenteerd. Er staat niets, behalve de bewering dat VIGE’s op een
of andere manier gericht werken. Dan moet verteld worden hoe VIGE’s gericht werken,
in een aantal voorbeeld gevallen. Al met al, een niet onderbouwde bewering.
Peter Borger zegt in zijn blogcomment:
Ook zegt GdeJ: “Niets in het verhaal toont ‘frontloading’ aan.”
Maar ook niets in de biologie toont microbe naar mens evolutie aan. De genetische code valt
ook al af, want dat is gewoon het meest optimale ontwerp om mutaties te bufferen.
Twee punten hierbij:
a Hier lijkt het er toch op dat door van onderwerp te veranderen gemaskeerd wordt dat er
echt niets in Peter Borgers verhaal frontloading aantoont. Sorry, niet van onderwerp
veranderen, Peter Borger. Er zijn vier Journal of Creation stukken. Samen hadden die
frontloading aan moeten tonen. Dat had beredeneert moeten worden. Een bewering is
niet voldoende.
b In de evolutiebiologie is de gemeenschappelijke genetische code een van de
argumenten voor een gezamenlijke voorouder van alle levende organismen. Waarom
optimaliteit van de genetische code dit argument zou ontkrachten is niet duidelijk; het
is een niet terzake doende opmerking in dit verband. Ook met een geoptimaliseerde
genetische code is deze genetische code dezelfde voor alle organismen.
In andere blogcomments, niet van Peter Borger, komt een aantal keren het gezichtspunt
naar voren dat er over feitelijk materiaal gepraat moet worden, of dat het over genetica moet
gaan, met eventueel verschil in opvatting over die genetica.
Er is geen meningsverschil over genetica, of over feiten. De artikelen die Peter Borger
aanhaalt zijn terug te vinden in de algemene wetenschappelijke literatuur. Deze artikelen
geven op zich geen aanleiding anti-evolutie te zijn. Het gaat over Peter Borgers manier
van omgaan met de gegevens. Het gaat over hoe conclusies getrokken kunnen
worden, en wat een bewering is, en wat een argument.
Er is ook een vraag Peter Borger stuk voor stuk te weerleggen. Daarmee ben ik bezig, want
ik neem stuk voor stuk een aantal van Peter Borgers beweringen door.
Dat stuk voor stuk weerleggen is niet door de aangehaalde biologie te weerleggen. De
aangehaalde biologie is standaard-literatuur: de weerlegging van de opvatting van
Peter Borger is al door de oorspronkelijke schrijvers gegeven.
Of men in de wetenschap openstaat voor alternatieven of falsificaties? Ik heb een groot
aantal veranderingen in opvatting langs zien komen, ook over mobiele elementen.
Falsificatie bereik je niet door van te voren een opvatting te poneren en daar alles naar
toe te praten. Ga nu niet zeggen: is dat niet wat evolutie doet, want het antwoord is
nee. Er ligt omstreeks 200 jaar onderzoek onder het hele idee evolutie. Met
herhalingen en correcties.
De uitgeverij De Oude Wereld heeft me het boek ‘Terug naar de Oorsprong’ toegestuurd.
Peter Borger en de Oude Wereld: dank daarvoor.
Ik lees creationisme vanaf Ouweneels ‘De Ark in de Branding’, en het is prettig bij te blijven.
Download