Groene chemie Opgave 1 5 vwo Fosfortrichloride Atoomeconomie is vooral handig om twee verschillende productiemethoden met elkaar te vergelijken. Fosfortrichloride kan bijvoorbeeld op twee manieren worden geproduceerd: I. Door reactie van witte fosfor met chloor: II. Door carbothermische reductie van fosforylchloride: P4 + 6 Cl2 4 PCl3 POCl3 + C PCl3 + CO a. Bereken de atoomeconomie van proces 1. b. Bereken de atoomeconomie van proces 2. Opgave 2 IJzersulfide Tom neemt een reageerbuis met 8 mmol ijzerpoeder en 1 mmol zwavelpoeder. Bij verhitten treedt de volgende reactie op: 8 Fe + S8 8 FeS Na reactie heeft Tom 0,68 g ijzer(II)sulfide gekregen. a. Leg uit dat de atoomeconomie van deze reactie 100% is. b. Bereken het rendement van zijn experiment. c. Bereken de E-factor van Tom’s experiment. - KEMIA - Opgave 3 Aspirine Aspirine is een medicijn dat vrij gemakkelijk gemaakt kan worden. De grondstoffen voor de synthese zijn azijnzuuranhydride en salicylzuur. azijnzuuranhydride salicylzuur acetylsalicylzuur azijnzuur Een molecuul azijnzuuranhydride wordt gevormd uit twee moleculen azijnzuur. Hierbij wordt een molecuul van stof X afgesplitst. a. Geef de reactievergelijking in molecuulformules voor de vorming van azijnzuuranhydride uit azijnzuur. Geef hierbij ook de molecuulformule van stof X. b. Wat voor een soort reactie is dit? Aspirine kan op basis van karakteristieke groepen worden ingedeeld bij twee klassen van organische verbindingen. c. Tot welke klassen organische stoffen kan aspirine worden gerekend? Bij de synthese, zoals die hierboven is beschreven, kan een rendement worden gehaald van 90%. d. Bereken de atoomeconomie van deze reactie. e. Bereken de E-factor van deze synthese bij een rendement van 90%. - KEMIA - Groene chemie 5 vwo Opgave 1 a. AE 549,28 100 % 100 % 123,88 425,4 b. AE 137,32 100 % 83% 153,32 12,01 Opgave 2 a. Alle atomen van de beginstoffen komen in het product terecht. Er zijn geen bijproducten. b. Tom mag 8 mmol product verwachten (geen overmaat): FeS: n = 8 mmol = 0,008 mol M = 87,91 g·mol-1 m = n · M = 0,008 · 87,91 = 0,7 g Tom krijgt echter maar 0,68 g, dus het rendement is c. E 0,7 0,68 0,03 0,68 Opgave 3 a. 2 C2H4O2 C4H6O3 + H2O (stof X = H2O) b. Er wordt water afgesplitst: condensatie c. Carbonzuren en esters d. In molecuulformules: C4H6O3 + C7H6O3 C9H8O4 + C2H4O2 AE e. E 180,154 100 % 75% 102,088 138,118 240,206 0,90 180,154 0,48 0,90 180,154 - KEMIA - 0,68 100 % 97 % 0,7