KINDERZORG DERDE GRAAD BSO DERDE LEERJAAR LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS september 2005 LICAP – BRUSSEL D/2005/0279/019 KINDERZORG DERDE LEERJAAR DERDE GRAAD BSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS LICAP – BRUSSEL D/2005/0279/019 september 2005 (vervangt het leerplan D/2004/0279/045) ISBN-nummer: 90-6858-468-5 Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel Algemene inhoud LESSENTABEL ................................................................................................................................................ 5 ALGEMEEN DEEL ............................................................................................................................................ 7 BEROEPSGERICHTE VAKKEN KINDERZORG .......................................................................................... 23 STAGE............................................................................................................................................................. 41 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemene inhoud 3 D/2005/0279/019 LESSENTABEL Pedagogische vakbenaming uren/week Administratieve vakbenaming Volledig gemeenschappelijke basisvorming Totaal 8 Godsdienst 2 AV Godsdienst Lichamelijke opvoeding 2 AV Lichamelijke opvoeding Maatschappelijke vorming 0/2 AV Maatschappelijke vorming Nederlands 0/2 AV Nederlands Project algemene vakken 4/0 AV Project algemene vakken Beperkt gemeenschappelijke basisvorming Totaal 4 Duits 0-2 AV Duits Engels 0-2 AV Engels Expressie 2 AV Expressie Frans 0-2 AV Frans Maatschappelijke vorming 0-2 AV Maatschappelijke vorming Nederlands 0-2 AV Nederlands Plastische opvoeding 0-2 AV Plastische opvoeding Project algemene vakken 0-4 AV Project algemene vakken Wiskunde 0-2 AV Wiskunde Fundamenteel gedeelte Minimum-maximum Beroepsgerichte vakken kinderzorg Stage 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Lessentabel 20-24 10 10-14 1 PV Praktijk Opvoedkunde / TV Opvoedkunde 1 PV Praktijk Verzorging / TV Verzorging 1 TV Huishoudkunde 5 TV Opvoedkunde 1 TV Verzorging 1 TV Verzorging/Opvoedkunde 2-3 PV/TV Stage Huishoudkunde/Opvoedkunde/ Verzorging 5-7 PV/TV Stage Opvoedkunde 3-4 PV/TV Stage Verzorging 5 D/2005/0279/019 6 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg KINDERZORG DERDE LEERJAAR DERDE GRAAD BSO ALGEMEEN DEEL 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 7 D/2005/0279/019 Inhoud 1 Uitgangspunten ..................................................................................................... 9 2 Leerlingenprofiel en beginsituatie ....................................................................... 9 3 Algemene doelstellingen/competenties ............................................................ 10 3.1 3.2 3.3 In welke werkcontext werken ze? ..................................................................................................10 Waaruit bestaat het werk of wat zijn de taken? ...........................................................................10 Hoe of op welke wijze werken? ......................................................................................................10 4 Algemene pedagogisch-didactische wenken ................................................... 12 5 Geïntegreerde proef ............................................................................................ 16 6 Evaluatie .............................................................................................................. 17 7 Het leerplan en het opvoedingsproject ............................................................. 17 8 Minimale materiële vereisten ............................................................................. 17 8.1 8.2 8.3 Voor het oefenen van verzorgende vaardigheden/directe kindgerichte zorg ..........................18 Voor het oefenen van huishoudelijke vaardigheden/indirecte kindgerichte zorg ...................19 Voor het oefenen van expressieve en animatieve vaardigheden, pedagogische activiteiten, opzoekingswerk, groepswerk, leerlingenproject … ...............................................20 9 Bibliografie .......................................................................................................... 21 8 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 1 Uitgangspunten Dit leerplan is een aanpassing van het leerplan van 2002 en is gebaseerd op de ervaringen van leraren en leerlingen (door middel van diocesane uitwisselingsmomenten in 2002 en 2003) en rekening houdend met het beroepsprofiel Begeleider in de kinderopvang (Serv 2001). Leerlingen worden gevormd tot beginnende kinderverzorgenden die kinderen van 0 tot 12 jaar begeleiden en verzorgen binnen verschillende opvangvormen. De leerlingen worden beroepsvaardig en verwerven de gepaste beroepshoudingen. Hun vaardig zijn wordt ondersteund door hun verworven kennis. Weten waarom men iets voelt, zegt en doet biedt kansen tot bewust professioneel werken. Kinderverzorgenden dienen een pedagogische visie te hanteren die aandacht schenkt aan flexibiliseren, individualiseren, stimuleren, structureren, bevorderen van zelfstandigheid, bewegingsvrijheid en veiligheid bij ieder binnen de omgang met kinderen. Respect voor diversiteit en een goede samenwerking met ouders, collega's en externen is eveneens belangrijk. Tevens is het onontbeerlijk ook respect voor zichzelf op te brengen en te kunnen werken binnen het kader van een welbepaalde voorziening en een welbepaalde context. Leerlingen ‘versmelten’ in de dagelijkse praktijk van het werk als kinderverzorgende al hun kennis en vaardigheden tot een geïntegreerd denken en handelen. Daarom gaan we er als leerplancommissie vanuit dat de leraren van de verschillende disciplines namelijk Opvoedkunde, Verzorging en Huishoudkunde (en liefst ook de algemene vakken) en stagebegeleiders één team vormen dat vakoverschrijdend én complementair werkt. We hebben het leerplan dan ook uitgeschreven op een vak- of componentoverschrijdende wijze zodat de samenhang duidelijk is. Het grootste accent ligt weliswaar op de opvoedkundige component! We willen ook wijzen op de links tussen verschillende werkterreinen en eventuele bijkomende tewerkstellingsmogelijkheden. De kinderopvangsector is immers volop in evolutie en het is dan ook belangrijk als lerarenteam deze evoluties goed te volgen en leerlingen 'polyvalent, flexibel en weerbaar' op te leiden. 2 Leerlingenprofiel en beginsituatie De studierichting ‘Kinderzorg’ sluit, evenals ‘Thuis- en bejaardenzorg’, aan op de studierichting ‘Verzorging derde graad BSO’. De meeste leerlingen (65 %) komen uit de studierichting ‘Verzorging’ waarin ze ervaring opgedaan hebben met kinderen van 0 tot 3 jaar zowel op verzorgend als pedagogisch vlak en dit onder directe begeleiding. De grote troef van deze leerlingen is hun sterke praktijkgerichtheid. Daarom geloven we oprecht in de waarde van stage gekoppeld aan optimale leerkansen, begeleid zelfstandig werken en praktijkgericht leren. Het is erg belangrijk samen met de leerlingen hun individuele beginsituatie uit te klaren en daarop verder te bouwen. Werken met instaptoetsen, 'opfrissing', ondersteunende zelfstudiepakketjes, vakoverschrijdende situatieschetsen, toepassingen in complexe situaties en gedifferentieerde opdrachten behoren tot de mogelijkheden. Natuurlijk is het als leraar nodig goed te weten wat leerlingen normaliter in het eerste en tweede jaar Verzorging reeds verworven hebben. Het valoriseren van deze vaardigheden en kennis verhoogt het zelfwaardegevoel van de leerlingen. We hebben daarom ook heel bewust met een 'Herhaling' aangeduid wat herhaling is. Deze doelstellingen dienen opgefrist te worden doch niet opnieuw aangebracht. Dit kan gebeuren door te werken met complexe situatieschetsen waarin opgedane ervaring aan bod kan komen. Opzoekingswerk in vroeger cursusmateriaal biedt eveneens belangrijke leerkansen. We plaatsen meestal herhaling bij de leerplandoelstellingen maar dit geldt natuurlijk ook voor de gelieerde leerinhouden. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 9 D/2005/0279/019 Er zijn echter ook leerlingen die reeds een jaar hoger onderwijs of vierde graad verpleegkunde gevolgd hebben, die uit ‘Jeugd- en gehandicaptenzorg’, ‘Gezondheids- en welzijnswetenschappen’, ‘Sociale en technische wetenschappen’ komen … Dit brengt met zich mee dat de leerlingenpopulatie vrij heterogeen is zowel op het gebied van ervaring, vaardigheden als kennis. Wat deze andere instromers betreft is het nodig om de individuele beginsituatie uit te klaren via bijvoorbeeld een proef met praktijkopdrachten die slaat op wat voor de anderen herhaling is, een gesprek aan de hand van de stageactiviteiten / einddoelstellingenlijst of de competenties die ontwikkeld worden … Er kunnen dan individuele afspraken (en traject) gemaakt worden i.v.m. wat nog niet verworven is en de manier waarop dat kan gebeuren. Deze instromers zullen soms ook reeds zaken beheersen die de anderen nog moeten verwerven, belangrijk hierbij is dan om hen een eigen inbreng te geven en hun ervaring te valoriseren. De componentoverschrijdende afspraken moeten zowel met de leerling als met het lerarenteam gemaakt worden. De uiteindelijke bedoeling is immers dat elke leerling op het einde van het schooljaar alle leerplandoelstellingen bereikt heeft. 3 Algemene doelstellingen/competenties Onderstaande tekst geeft aan wat leerlingen bereiken op het einde van het derde leerjaar Kinderzorg, wat leerlingen moeten kennen en kunnen binnen een welbepaalde context of nog anders gezegd welke competenties leerlingen verder moeten kunnen ontwikkelen tijdens hun beroepsuitoefening. Deze competenties vormen de rode draad doorheen het leerplan: zij bepalen de leerplandoelstellingen, stagedoelstellingen, leerlingenprojectdoelstellingen en geven meteen ook de evaluatiecriteria aan. 3.1 In welke werkcontext werken ze? 1 Werken met kinderen van 0 tot 12 jaar binnen welzijnszorgsituaties, zoals kinderopvang, buitenschoolse kinderopvang, schoolse opvang … 2 Werken als kinderverzorgende in een team onder begeleiding van een verantwoordelijke zoals een maatschappelijk werker, een verpleegkundige, … 3.2 Waaruit bestaat het werk of wat zijn de taken? 3 Pedagogisch omgaan met kinderen van 0 tot 12 jaar al dan niet met specifieke zorgbehoeften en begeleiden van ontwikkelingsgerichte activiteiten. Agogisch omgaan met de omgeving van de kinderen: contacten opbouwen, onderhouden en afbouwen. Deze competenties krijgen het hoofdaccent in Kinderzorg! 4 Indirecte kindgerichte zorg verlenen in de groothuishouding (opvangsituaties) en in de kleinhuishouding (thuissituaties). Maaltijdzorg, interieurzorg, linnenzorg, materiaal en middelenzorg, transferzorg. 5 Directe kindgerichte zorg verlenen aan kinderen al dan niet met specifieke zorgbehoeften: hygiënische zorgen, hulp bij eten en drinken, uitscheiding, rust en beweging, gezondheidsvoorlichting en opvoeding bieden, parametercontrole, medicatiezorg en Eerste Hulp Bij Ongevallen; 3.3 Hoe of op welke wijze werken? 6 Werken vanuit een emancipatorische en holistische mensvisie op een sensitief responsieve wijze en met respect voor diversiteit en het welbevinden van elk kind en zijn omgeving. [Deze doelstelling is ontstaan vanuit de huidige visie op begeleiding van kinderen die wetenschappelijk 10 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel ondersteund wordt door het VBJK (Vormingscentrum voor begeleiding van het jonge kind, RUG) en het Ecego (Expertisecentrum voor ervaringsgericht onderwijs, KUL), gepromoot wordt door Kind en gezin en ook terug te vinden is in het beroepsprofiel voor begeleider in de kinderopvang. De verwoording holistisch en emancipatorisch komt onder meer vanuit de WHO-definitie van gezondheid. Bedoeld wordt dat een kind benaderd dient te worden vanuit het besef dat fysieke, psychische en sociale factoren samen een dynamisch geheel vormen. Emancipatorisch betekent onder meer het stimuleren tot zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en participatie zowel bij kinderen, bv. beroepsprofiel p. 17, 27 als bij ouders bv. beroepsprofiel p. 21, 27. Sensitief responsief reageren op kinderen is ook terug te vinden in het Beroepsprofiel van begeleider in de kinderopvang op p. 15, 28. Concreet betekent dit aanvoelen wat kinderen bezighoudt en daarop inspelen, betrokkenheid. Respect voor diversiteit en welbevinden is eveneens terug te vinden in het beroepsprofiel onder meer op p.15, 28. Het nieuwe evaluatie-instrument ZIKO dat ontwikkeld werd door Professor Ferre Laevers (KUL) gaat over welbevinden en betrokkenheid.] 7 Werken op een deontologisch verantwoorde wijze en aangepast aan de doelstellingen en visie van de organisatie. 8 Werken binnen het wettelijk kader en beroepsprofiel Begeleider in de kinderopvang (2001) 9 Werken op een methodische wijze met als verschillende stappen: informeren, plannen, uitvoeren en evalueren. Informeren, observeren en rapporteren aan de verantwoordelijke onder wiens toezicht gewerkt wordt + gebruikmaken van de geijkte middelen zoals overdrachtsmomenten, teambesprekingen, zorgplan, takenblad, procedures, standaarden … 10 Rekening houden met de basisprincipes van hygiënisch werken, veilig werken, economisch werken, ecologisch werken, ergonomisch werken, belevingsgericht werken, zelfzorggericht werken en comfortgericht werken. 11 (zelf)Reflectie ontwikkelen i.v.m. professioneel handelen. 12 Levenslang ontwikkelen i.v.m. professioneel handelen. Vanuit deze competenties hebben we dan een vak- of componentoverschrijdend leerplan en leerplandoelstellingen gemaakt. In de lessentabel wordt er evenwel een opsplitsing naar de verschillende componenten voorzien zodat leerlingen les kunnen krijgen van leraren met verschillende bekwaamheidsbewijzen. Een multidisciplinair lerarenteam biedt meer leerkansen voor leerlingen. We voorzien ook het vak expressie dat geïntegreerd is in het beroepsgericht gedeelte en bijgevolg voldoet aan een aantal van de vakoverschrijdende doelstellingen. Verder laten we het aan de autonomie van de school om te kiezen voor PV of TV. De integratie van kennis en vaardigheden dient echter in een zevende jaar volledig te zijn zowel in het aanbieden door de leraar als in het verwerven door de leerlingen. Dit leerplan ‘Kinderzorg’ besteedt, op vraag van Kind en Gezin en het werkveld, meer aandacht dan voorheen aan kinderen van 3 tot 12 jaar in Buitenschoolse kinderopvang, legt het hoofdaccent op leren pedagogisch verantwoord werken en legt, pedagogisch-didactisch gezien, een groter accent op doegericht en ervaringsgericht werken met leerlingen en trekt daarom geïntegreerd werken verder door. Wat de leerplandoelstellingen betreft, willen we de nadruk leggen op de werkwoorden en de context van de leerplandoelstellingen. De werkwoorden geven de mate aan waarin iets verworven moet worden en de context is steeds het beroep kinderverzorgende in diverse settings met kinderen van 0 tot 12 jaar! Alle leerplandoelstellingen moeten aangeboden worden maar dit kan zowel tijdens de lessen, stage, leerlingenproject of via een combinatie van voorgaande elementen. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 11 D/2005/0279/019 We onderscheiden volgende delen in het vakoverschrijdend leerplan en deze verschillende delen kunnen op verschillende manieren aangeboden worden. Deze delen staan niet los van elkaar, zij zijn op allerhande vlakken verbonden en deze linken dienen in het lesgebeuren gelegd te worden net zoals ze in het stagegebeuren automatisch aan bod komen! 1 Kinderverzorgende 2 2.1 2.2 Kinderopvang werkcontext indirecte kindgerichte zorg 3 3.1 3.2 3.3 3.4 Kinderen van 0 tot 12 jaar pedagogisch handelen activiteiten directe kindgerichte zorg kinderen met specifieke zorgbehoeften 4 4.1 4.2 Ouders en hun omgeving agogisch handelen gezin en zwangerschap 5 Team 6 Leerlingenproject Op Stage worden alle competenties (dus ook de leerplandoelstellingen) concreet en geïntegreerd toegepast en getoetst aan de realiteit. Leerlingen dienen verschillende stage-ervaringen op te doen en hierop te reflecteren. Zo worden ze zich bewust van hun professioneel handelen en kunnen het zo nodig bijsturen. De mogelijkheid om ook in groep te werken (via seminarie en /of methodische begeleiding) omtrent praktijkervaringen en reflectie verhoogt het leereffect! De geïntegreerde proef bestaat uit stage, stageopdrachten en leerlingenproject. De geïntegreerde stageopdrachten worden in gezamenlijk overleg tussen leraren geformuleerd, gebruikmakend van de verschillende componenten van het beroepsgericht gedeelte (en liefst ook van het algemeen gedeelte) en in afspraak met het werkveld, geformuleerd. De stageopdrachten refereren aan de competenties. Op die manier leren leerlingen ook op stage geïntegreerd werken op stage. Het voldoen op stage is in deze opleiding van doorslaggevend belang! Het project groeit vanuit een componentoverschrijdende samenwerking waardoor leerlingen concreet de integratie ervaren. Het leerlingenproject is een langlopend initiatief (1/10 van de lestijd) dat bestaat uit een informatiefase, een concrete activiteitenfase, een voorstellingsfase en een evaluatiefase en waarbij samenwerking en begeleid zelfstandig werken voorop staan. Deze fasen kunnen een aantal keer aan bod komen. Het wordt concreet gesitueerd en uitgevoerd binnen de kinderopvang van 0 tot 12 jaar. 4 Algemene pedagogisch-didactische wenken Timing per deel We wensen een tijdsaanduiding te geven en hebben deze uitgedrukt in % totale lestijd beroepsgerichte gedeelte. 1 Kinderverzorgende 10 % 12 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 2 2.1 2.2 Kinderopvang werkcontext 5 % indirecte kindgerichte zorg 8 % 3 3.1 3.2 3.3 3.4 Kinderen van 0 tot 12 jaar pedagogisch handelen 12 % activiteiten 13 % directe kindgerichte zorg 12 % kinderen met specifieke zorgbehoeften 13 % 4 4.1 4.2 Ouders en hun omgeving agogisch handelen 8 % gezin en zwangerschap 4 % 5 Team 5 % 6 Leerlingenproject 10 % Overleg binnen het lerarenteam Het vakoverschrijdend leerplan dient in gezamenlijk overleg tussen de verschillende leraren gerealiseerd te worden. We opteren dan ook voor regelmatig gestructureerd vak- of componentoverschrijdend overleg zodat leerlingen houvast verwerven. Het is daarom zinvol om een lerarenteam een bepaald moment gezamenlijk vrij te roosteren. Om componentoverschrijdend te werken is het interessant als de componenten uit het fundamenteel gedeelte op dezelfde dag geplaatst zijn in blokuren. Het samen maken van een jaarplan (met duiding van de leerplandoelstellingen, pedagogisch-didactische middelen …) kan een eerste stap zijn in het complementair werken. We willen niet strikt vastleggen welke leraar wat moet aanbieden, er moet enkel voor gezorgd worden dat leerlingen alle competenties/leerplandoelstellingen kunnen verwerven. Zodoende kan naast beroepsbekwaamheid ook ervaringsdeskundigheid een rol spelen. Men kan per onderdeeltje gezamenlijk leerlingenmateriaal en evaluatiesystemen ontwikkelen en het onderwerp dus met verschillende leraren benaderen of men kan kiezen om één onderdeel door één leraar te laten geven. Evaluatie kan bestaan uit een gezamenlijk opgestelde opdracht, toets … Het opmaken van het ‘draaiboek’ voor het leerlingenproject dient gezamenlijk te gebeuren alsook de stageopdrachten, die vakoverschrijdend dienen te zijn, moeten gezamenlijk afgesproken worden. We gaan ervan uit dat elke leraar die lesgeeft ook stagebegeleiding doet. Op die manier wordt de link theorie en praktijk realiteit. Regelmatige bevraging/evaluatie en bijsturing van het componentoverschrijdend werken als lerarenteam is ook nodig. We pleiten voor het gebruik van gevarieerde werkvormen zodat leerlingen op verschillende manieren leren. Ervaringsgericht en concreet werken via casussen, vaardigheden concreet laten inoefenen, info leren opzoeken en verwerken, onder andere via Informatie- en communicatietechnologie, ruimte voor (zelf)reflectie en feedback, ervaringsdeskundigen aan het woord laten … behoren tot de mogelijkheden. Minstens de helft van de lestijd zou uit concrete doe-activiteiten (sociale vaardigheden oefenen, expressieve (spel)activiteiten uitvoeren, verzorgen, voeding bereiden, opzoekingswerk en presenteren, forumdiscussie …) moeten bestaan. Dat houdt in dat de tijd waarin de leraar grotendeels zelf aan het woord is of de lesinhouden zelf aanbiedt beperkt wordt tot maximum de helft van de lestijd. We merken dat onder meer concrete activiteiten, inleefmomenten met gerichte opdrachten bij kinderen beklijven bij de leerlingen. Voorwaarde is wel dat het geheel goed begeleid, voorbereid en geëvalueerd wordt door alle betrokken partijen, met name de leerlingen, het werkveld en de leraar. Dit is ook een prachtige gelegenheid om de link werkveldklas te leggen en van elkaar te leren. Stages 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 13 D/2005/0279/019 We geloven in de waarde van blokstages van een zekere duur (minimaal 3 weken) omwille van het leerproces en het creëren van de mogelijkheid van tussentijdse evaluatie én volgens de werkregeling van de voorziening zodat er een zekere band kan ontstaan tussen leerling en kinderen en de leerling het werk in al zijn facetten op een realistische wijze kan ervaren. 14 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel Leerlingenproject Het leerlingenproject is een langlopend initiatief (minstens 1/10 van de lestijd met medewerking vanuit de verschillende componenten) dat bestaat uit een informatiefase, een concrete activiteitenfase, een voorstellingsfase en een evaluatiefase en waarbij samenwerking, begeleid zelfstandig werken en zelfreflectie voorop staan. Mogelijke onderwerpen kunnen zijn Buitenschoolse Kinderopvang en een woensdagnamiddag organiseren, eerste kleuterklas en bewegingsactiviteiten begeleiden, zuigelingen en snoezelen …, deze onderwerpen dienen gesitueerd te zijn binnen de kinderopvang van 0 tot 12 jaar (dit wil dus zeggen kinderdagverblijf, kleuterklas, buitenschoolse kinderopvang, centrum voor kinderzorg en opvoedingsondersteuning). Het leerlingenproject dient zowel individueel werk te bevatten als groepsgebonden activiteiten. Leerlingen kunnen binnen het project tonen hoever ze staan met de ontwikkeling van hun competenties. Bij projectwerk is het erg belangrijk dat leerlingen op voorhand een goed uitgewerkt draaiboek of scenario krijgen. Het lerarenteam zorgt voor een evenredig aan bod komen van de componenten. Zij moeten weten wat wanneer van hen verwacht wordt, hoe ze te werk moeten gaan en hoe en wanneer er geëvalueerd en bijgestuurd wordt. De rol van de leraar is een (bege)leidende en ondersteunende rol. Enkele criteria voor een degelijk leerlingenproject: – duidelijke doelstellingen en evaluatiecriteria worden van in het begin aan de leerlingen meegedeeld en zijn gebaseerd op de opdracht die verwoord is in functie van het ontwikkelen van de competenties; – timing, fasering en het gebruik van een bepaalde methodiek is nodig als houvast; – zelfwerkzaamheid van leerlingen wordt gestimuleerd en begeleid; – het onderwerp moet haalbaar zijn voor alle partijen, proces is even belangrijk als product en het product moet zinvol en bescheiden zijn qua opzet; – inoefenen van sociale vaardigheden (samenwerken, onderhandelen, afspraken maken …) is belangrijk; – inoefenen van technische vaardigheden (bepaalde technieken uitvoeren en /of toepassen, info verwerven en verwerken …) is belangrijk; – leren begeleid zelfstandig werken; – gebruik maken van theoretische achtergrondinformatie/kennis in functie van het dagelijks functioneren als kinderverzorger is noodzakelijk en dient ook geduid en /of verwoord te worden; – schriftelijke neerslag door de leerlingen met de belangrijkste ‘kapstokken’ is onontbeerlijk; – plaats en tijd maken voor regelmatige feedback en zelfreflectie aan de hand van concrete criteria en tips; Voorstel Fase 1: info verwerven en verwerken. Het onderwerp kan door de leraar vastgelegd worden in overleg met het werkveld en/of door de leerlingen in overleg, belangrijk is dat een helder afgebakend, concreet omschreven en haalbaar onderwerp is. Binnen een klas kan elk groepje een apart onderwerp hebben of er kan vanuit één onderwerp aan verschillende subonderwerpen gewerkt worden. Groepssamenstelling kan op verschillende wijzen gebeuren, best niet op basis van voorkeuren binnen de leerlingengroep maar vb op basis van het onderwerp. Waar, hoe en wat er aan info dient opgezocht te worden moet afgebakend worden. Alle groepsleden moeten de verwerkte info begrijpen en kunnen uitleggen aan de rest van de klas. De verwerkte info moet een overzichtelijk en beknopt geheel vormen en schept het kader voor een concrete actie. Fase 2: op de werkvloer met kinderen concrete activiteiten organiseren. Concrete activiteiten kunnen zeer ruim opgevat worden gaande van inleefmomenten tot concrete activiteiten. Voorwaarde is echter steeds dat leerlingen vooraf onderhandelen met de betrokken zorgverleners en indien mogelijk ook met de kinderen over wat haalbaar en zinvol is. Ook gedurende de uitvoering is er steeds een terugkoppeling (feedback) nodig. Organiseren bestaat uit plannen en voorbereiden, uitvoeren en evalueren. Er zal dus zeker meer dan 1 contactmoment nodig zijn. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 15 D/2005/0279/019 Fase 3: link fase 1 en 2 en conclusies trekken. Leerlingen gaan na in hoever de kapstokken uit fase 1 kloppen met de observaties en ervaringen in de realiteit van fase 2. Zij trachten conclusies, aandachtspunten, tips te formuleren zowel op praktisch-inhoudelijk vlak als op samenwerkingsvlak. Dit kan zowel in groep als individueel gebeuren. Het aldus bekomen geheel kan aan de totale klasgroep en/of de jury van de GP worden voorgesteld waarbij er nog een bevraging kan plaats vinden. De voorstelling dient ook goed voorbereid te worden. Fase 4: evaluatie van het persoonlijk leerproces. Tenslotte is het belangrijk dat elke leerling een eindbalans van het project kan opmaken aan de hand van eigen ervaringen en feedbacken bij alle voorgaande fasen. Verwoorden van wat (zowel praktisch-inhoudelijk als op samenwerkingsgebied) men geleerd heeft is een belangrijk element in het leerproces! 5 Geïntegreerde proef De reglementaire info in verband met de geïntegreerde proef vindt u op www.edulex.be. De geïntegreerde proef bestaat uit stage, stageopdrachten en leerlingenproject. De geïntegreerde of vakoverstijgende stageopdrachten worden geformuleerd in gezamenlijk overleg tussen leraren uit de verschillende componenten van het beroepsgericht gedeelte en in afspraak met het werkveld en refereren aan de competenties. Op deze manier leren leerlingen de doelstellingen van de verschillende componenten geïntegreerd toepassen op stage en leren ze functioneren als beginnende kinderverzorgende! Vanuit het vakoverschrijdende leerplan en de klassenraden kunnen afspraken gemaakt worden betreffende de planning, het proces en productevaluatie die men in de studierichting wenst te verwezenlijken. Geïntegreerd werken veronderstelt vakoverstijgend werken met zowel cognitieve, affectieve en psychomotorische doelstellingen en komen tot het niveau van toepassen en integreren. De mogelijkheid bij uitstek om dit te verwezenlijken is stage. Vandaar dat stage en opdrachten op stage een onmisbaar onderdeel van de geïntegreerde proef vormen. Opdrachten moeten vakoverschrijdend geformuleerd worden in gezamenlijk overleg tussen vakleraren en stagebegeleiders en dienen leerlingen te helpen om de links tussen theorie en praktijk te leggen. Het is belangrijk dat de stagementor bij het afbakenen en formuleren van de opdrachten betrokken wordt. Deze opdrachten kunnen opgevolgd worden in de lessen doch dienen ook begeleid te worden door stagebegeleider en stagementor. Leerlingen dienen goed geïnformeerd te worden over de inhoud en de doelstellingen van de geïntegreerde proef. Een belangrijk aspect is het proces dat de leerling mag doorlopen en waarbij planning, regelmatige zelfevaluatie en heldere bijsturing onontbeerlijk zijn. Leerlingen kunnen dus het leerproces zelf mee bepalen en weten steeds duidelijk waar ze aan toe zijn. Een vorm van schriftelijk bijhouden van dit proces is noodzakelijk. Er dient ook een concreet leerlingenproject uitgewerkt te worden (zie hoger). Het proces van samenwerking krijgt hierbij een belangrijk accent. De schriftelijke neerslag van deze opdrachten (met inbegrip van bijsturingen) kan toegelicht worden door de leerlingen voor een jury doch het hoofdaccent mag daar niet op liggen. Leerlingen kunnen toelichten wat ze geleerd hebben op stage, in de les en vanuit het projectwerk. Dit is een mooie voorbereiding op het latere solliciteren. Een goede opvolging en begeleiding bij de geïntegreerde proef is noodzakelijk: vakleraren, stagebegeleiders en stagementoren hebben daar een rol in. De evaluatie van de geïntegreerde proef zal bestaan uit een proces- en productevaluatie op basis van vooraf concreet geformuleerde doelstellingen en criteria die voor alle partijen duidelijk zijn. Deze evaluatie kan bijvoorbeeld plaatsvinden na elke stageperiode waarbij de stagementor als extern jurylid fungeert of op het einde van het leerjaar. 16 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel Op het einde van het leerjaar dient er een totaalbeslissing genomen te worden door de delibererende klassenraad (zie onder). Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en eventueel externe deskundigen samenwerken. Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail ([email protected]) of per brief (Dienst Leerplannen VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel). Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, licapnummer. Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie. In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren. 6 Evaluatie De leerplandoelstellingen dienen geëvalueerd te worden. Deze leerplandoelstellingen houden zowel beroepsvaardigheden, beroepshoudingen als ondersteunende kennis. Leerlingen dienen vooraf goed te weten wat van hen verwacht wordt en hoe de evaluatie gebeurt. Dit is een vakoverschrijdend leerplan en zodoende kan er ook vakoverschrijdend geëvalueerd worden. Tenslotte is het krijgen van feedback en tips ter bijsturing (zowel mondeling als schriftelijk) noodzakelijk voor het leren van leerlingen. Zichzelf leren evalueren (zowel voor leerlingen als leraren) is eveneens een essentieel deel van het evaluatieproces. Cruciaal is de vraag of de leerling als beginnend kinderverzorgende klaar is om aan het werk te gaan en dus voldoende competenties bezit die ze verder ontwikkelen. Evaluatie kan zowel permanent als op geregelde tijdstippen plaatsvinden en is ook afhankelijk van schoolafspraken en schoolcultuur. Het al dan niet werken met punten, examens … behoort tot de autonomie van de school. 7 Het leerplan en het opvoedingsproject We geloven dat het samen stilstaan bij en verwoorden van de waarden die in opvoeden aan bod komen ontzettend zinvol zijn. We vertrekken vanuit een christelijk geïnspireerde waarden onder andere respect voor anderen en naastenliefde. Als leraar vervullen we een niet te onderschatten voorbeeldfunctie! 8 Minimale materiële vereisten 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 17 D/2005/0279/019 8.1 Voor het oefenen van verzorgende vaardigheden/directe kindgerichte zorg 8.1.1 Specifieke inrichting – Voorziening van koud water – Voorziening van warm water – Voldoende bergruimte voor het bergen van de specifieke uitrusting – Zone handhygiëne 8.1.2 Specifieke uitrusting Het aantal keer dat bepaalde voorzieningen moet aanwezig zijn, is afhankelijk van het aantal leerlingen. Er dient voldoende te zijn voor elke werkende leerling, niet noodzakelijk in één en hetzelfde lokaal. – Kleine pop (baby en/of peuter) – Kinderbed – Overeenkomstig de zorgvrager, producten, klein werkmateriaal, textieluitrusting, eventueel toestellen en apparaten, om het zorgend handelen te kunnen inoefenen in verband met: – – zorg voor het lichaam bewegen en rusten eten en drinken uitscheiding beter voorkomen dan genezen aandacht voor de gezondheidstoestand geneesmiddelen Producten en klein werkmateriaal in verband met: ontsmetten eerste hulp bij ongevallen Informatiebronnen: medisch zakwoordenboek documentatiemateriaal in verband met de leerinhouden 8.1.3 Uitzicht en afwerking Het geheel is ingericht en uitgerust rekening houdend met de regelgeving in verband met hygiëne en veiligheid. 18 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 8.2 Voor het oefenen van huishoudelijke vaardigheden/indirecte kindgerichte zorg 8.2.1 Ruimte voor maaltijdzorg (didactische keuken of polyvalent lokaal) 8.2.1.1 Specifieke inrichting 1 Nutsvoorzieningen – voorzieningen voor koud en warm water – elektriciteitsvoorziening voor verlichting, aansluiting toestellen en apparatuur 2 Infrastructurele voorzieningen – zone voor praktijk voedselbehandeling – mogelijkheid voor presentatie en bediening – zone voor handhygiëne – opbergruimte 8.2.1.2 Specifieke uitrusting om voeding voor kinderen van O tot 12 jaar te bereiden Het aantal keer dat bepaalde voorzieningen moeten aanwezig zijn, is afhankelijk van het aantal leerlingen. Er dient voldoende te zijn voor elke werkende leerling; niet noodzakelijk in één en hetzelfde lokaal. 1 Specifieke uitrusting naar gelang van de volgende zorgprocessen – opslag van grondstoffen en producten – koeling van grondstoffen en bereid voedsel – voorbereiding en bereiding – presentatie en bediening – vaat- en afvalhygiëne 2 Specifieke uitrusting voor – handhygiëne – brandveiligheid 3 Klein werkmateriaal, toestellen en apparaten omtrent – de toegepaste technieken – het bewaren van voedingsmiddelen 4 Producten en materiaal in verband met eerste hulp bij ongevallen 5 Informatiebronnen – – in verband met voedselbehandeling voedingsvoorlichtingsmodel documentatiemateriaal in verband met handhygiëne 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 19 D/2005/0279/019 8.2.1.3 hygiëneplan en instructiefiches Uitzicht en afwerking Het geheel is ingericht, uitgerust en afgewerkt volgens de regelgeving in verband met hygiëne en veiligheid. 8.2.2 Ruimte voor zorg voor textiel en zorg voor de woonomgeving 8.2.2.1 Specifieke inrichting 1 Nutsvoorzieningen – voorzieningen voor koud en warm water – elektriciteitsvoorziening voor verlichting, aansluiting toestellen 2 Infrastructurele voorzieningen – zone en uitrusting voor – reinigen en opmaken van textiel reinigen en onderhouden van woonomgeving berging voor werkmiddelen, producten en apparaten 8.2.2.2 Specifieke uitrusting Het aantal keer dat bepaalde voorzieningen moeten aanwezig zijn, is afhankelijk van het aantal leerlingen. Er dient voldoende te zijn voor elke werkende leerling; niet noodzakelijk in één en hetzelfde lokaal. 1 Specifieke uitrusting en klein werkmateriaal, toestellen en apparaten naar gelang van de volgende zorgprocessen – reinigen en gebruiks- en kastklaar maken van textiel – reinigen en onderhouden van woonomgeving 2 Producten en materiaal in verband met eerste hulp bij ongevallen 3 Informatiebronnen: documentatiemateriaal 8.2.2.3 Uitzicht en afwerking Het geheel is ingericht, uitgerust en afgewerkt volgens de regelgeving in verband met veiligheid. 8.3 Voor het oefenen van expressieve en animatieve vaardigheden, pedagogische activiteiten, opzoekingswerk, groepswerk, leerlingenproject … Polyvalent lokaal dat voldoet aan een aantal voorwaarden: – voldoende ruim zodat verschillende expressievormen gecombineerd kunnen worden – voldoende geluidsgeïsoleerd zodat leerlingen zich expressief kunnen en mogen uiten 20 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel – voldoende polyvalent, mobiel, flexibel zodat de inrichting van het lokaal kan aangepast worden naargelang van de activiteit – toegang tot audiovisueel apparatuur, pc en internetaansluiting – voldoende en permanent beschikbare opbergruimte, creatief werken moet praktisch mogelijk zijn, spelmateriaal en documentatie aangepast aan de leerinhouden van het leerplan en aan kinderen van 0 tot 12 jaar. 9 Bibliografie – Adriaensen P., Opvoeden is een groeiproces, Lannoo. – BARKLEY, R.A., Diagnose ADHD, Een gids voor ouders en hulpverleners, Swets & Zeitlinger, 1998, 299 blz. – BOUDRY, C., VANDENBROECK, M., Spiegeltje, spiegeltje … Een werkboek voor de kinderopvang over identiteit en respect. SWP Amsterdam, 2001, 171 blz. – BOUWER, E., VEDDER, P., Kleine verschillen, De Tijdstroom, Utrecht, 1995, 157 blz. (leerlinggericht) heel veel oefeningen rond omgaan met ouders/intercultureel werken. – BRAET, C., Dikke kinderen, Acco, Leuven/Amersfoort, 1995. – BRAET, C., VAN WIRCKEL, M., Anders eten en meer bewegen, Handleiding voor de ouders van dikke kinderen, Leuven/Amersfoort. Acco. 1995. – CLIPPELEYR, G., DE VALCK, L., Praktijk van de motorische basisvorming. Structurering van ontwikkelingsgebonden leerinhouden, Acco, Leuven, 2000, 251 blz. – COMPERNOLE, T., DORELEIJERS, T., Zit stil! Handleiding voor het opvoeden van overbeweeglijke en gedragsmoeilijke kinderen, Lannoo, Tielt, 2001. – DE FEVER, F., Kinderen met een depressie, Handboek voor opvoeding en onderwijs, Acco, Leuven, 2001, 285 blz. – DE GROOT, VAN BUGGEMAN, DE BOER-VAN DONGEN, HERMANS, Kinderen, leidsters, ouders samen, Een handleiding voor methodisch werken met kinderen in kindercentra. SWP, Utrecht, 1995. – DE MOOR, A., DILLEMANS, R. Wegwijs recht, Davidsfonds, 2000. – FLORQUIN, V., BERTRANDS, E., Speelkriekels voor kleuters, Acco, Leuven, 2000, 447 blz. – HERBERT, M., Serie Intro-opvoedingsondersteuning, Intro, Baarn, 1999. Deel 1: ABC van gedragsmethoden Deel 2: Hechting Deel 3: Grenzen stellen Deel 4: Ruziën en vechten Deel 5: Verliesverwerking en stervensbegeleiding bij kinderen – Deel 6: Echtscheiding Deel 7: Sociale vaardigheidstraining Deel 8: Ongehoorzaamheid Deel 9: Eet- en slaapproblemen Deel 10: Posttraumatische stress bij kinderen KEUDEL TERRA, H., Als uw kind ziek is, Tielt, Lannoo, 1996. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 21 D/2005/0279/019 – KIND EN GEZIN, Beoordelingsschaal voor het pedagogisch functioneren in kinderdagverblijven, Hallepoortlaan 27, 1060 Brussel. Tel. 02 533 12 11. – KOK, G., DRIESSEN, C.M.H., Huishoudelijke verzorging 1 en 2, Traject, Nijgh en Van Ditmar, 1995. – KOL, J., Ho, tot hier en niet verder …! Training in sociale weerbaarheid voor kinderen van 7 tot 12 jaar en hun ouders, Acco, Leuven, 2001, 225 blz. – LITIÈRE, M., ‘Ik kan dat niet’, zegt mijn kind. Omgaan met faalangst bij kinderen, Een gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners, Lannoo, Tielt, 2001, 236 blz. – MAYO-CLINIC, Gezin en gezondheid, 1999, Zeewolde, Cambium. – MOYSON, N., ROOTHOOFT, E. (red.), Van eetlast naar eetlust, Eetproblemen van baby-leeftijd tot volwassenheid, Acco, Leuven, 2002, 228 blz. – PEETERS, J., Antisociale jongeren, Garant Leuven, 2000. – PEETERS, J., (eindred.), Kind aan huis, een handboek voor medewerkers kinderopvang, VBJK, Gent, 1993. – PONJAERT-KRISTOFFERSEN, I., (red.), Mishandeling door kinderen: de doos van pandora, Acco, Leuven, 1999, 164 blz. – POSTMUS, E.H.P., Guldemeester, Handboek HACCP, 1995, Kluwer Bedrijfsinformatie, Deventer. – SOMERS, A., (red.), De school is uit, VBJK, Gent,1998, 300 blz. – TIMMERS-HUYGHENS, D., Observeren en rapporteren in de sociaal-pedagogische hulpverlening. Twello, Van Tricht, 1995. – VALMAN, B., Het zieke kind, Leuven, Davidsfonds, 1997. – VANDENBROECK, M., De blik van de Yeti. Over het opvoeden van jonge kinderen tot zelfbewustzijn en verbondenheid, SWP Utrecht, 1999, 223 blz. – VANDEWYNCKELE, J., Zieke kinderen, Een handleiding voor bezorgde ouders, Standaard uitgeverij Elmar, 2000, 239 blz. – VAN DIEMEN, R., VENGER, J., Werken met klank en verbeelding in de activiteitenbegeleiding. 1995, 113 blz. – VAN DIJK, A., Kinderen met NLD, Praktische gids voor ouders en leerkrachten, Swets & Zeitlinger, Lisse, 2002, 208 blz. – VERLIEFDE, E., Groeipijnen in sociaal contact. Sociale vaardigheden voor school en ouders, Acco, Leuven, 1999, 232 blz. – WAALDIJK, K., KORCZAK, J., Over klein zijn en groot worden, SWP, 1999. Brochures en websites Uitgaven van Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 23 1000 Brussel. Voorlichtingsbureau voor voeding IPB Jezusstraat 16 2000 Antwerpen Tel. 03 232 88 55 Voorlichtingsbureau voor de voeding, Postbus 8570 Den Haag Bijvoorbeeld van zuigeling tot peuter: De voeding in het eerste jaar Vlaamse Dienst voor Kinderopvang, Integrale kwaliteitszorg in de buitenschoolse kinderopvang, Nieuwlaan, 63, 1860 Meise 22 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel Provinciaal Veiligheidsinstituut Jezusstraat 28-30 2000 Antwerpen Tel. 03 231 28 04 Vormingscentrum voor opvoeding en kinderopvang VCOK: studie en uitleendienst Raas Van Gaverestraat 67 a, 9000 Gent Tel. 09 232 47 36 Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie, Schildknechtstraat,9, 1020 Brussel Tel. 02 422 49 49, e-mail [email protected] met onder meer Vigoureus De Logo’s, lokaal gezondheidsoverleg (adressen te bekomen bij het VIG) GVO diensten van mutualiteiten Het Rode Kruis Kind en gezin www.kinderopvang.be Hallepoort 27 1060 Brussel Vlaamse Vereniging voor geestelijke gezondheidszorg Tenderstrat 14 9000 Gent Tel.: 09 221 44 34 met onder meer de projectmap Hoe anders is anders?, [email protected] KAV, Katholieke arbeidersvrouwen Poststraat 111 1030 Brussel met onder andere Zorgwijzer Vlaamse gemeenschap www.vlaanderen.be: onder andere statistische gegevens VRIND VVKBaO, Ontwikkelingsplan voor de katholieke kleuterschool, CRKLKO, Brussel, 2000. Algemeen welzijnswerk, www.steunpunt.be Gids voor Gezinnen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Handgids, Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Dienst Gehandicaptenbeleid, www.socialsecurity.fgov.be, Nursing, vakmagazine voor verpleegkundigen Vergote Square 43 1030 Brussel Sociale Gids, SBB Fiscaliteit (Sociaal Secretariaat Belgische Boerenbond), Leuven, 1995. Weliswaar: gratis en bruikbaar tijdschrift, 02/6860183,[email protected] Wereldgezondheidsorganisatie WHO, www.who.int Gezondheidsbrieven, www.gezondheid.be Stichting Spel en Opvoedingsvoorlichting 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel 23 D/2005/0279/019 Tijdschriften KIDDO: Pedagogisch tijdschrift voor de kinderopvang, SWP, Amsterdam in samenwerking met Kind en Gezin en VBJK Kinderhanden, Standaarduitgeverij. Gezinsbeleid in Vlaanderen, Gezinsbond, Studiedienst. De draad, Kind en gezin. 24 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Algemeen deel KINDERZORG DERDE LEERJAAR DERDE GRAAD BSO BEROEPSGERICHTE VAKKEN KINDERZORG Leerplandoelstellingen - Leerinhouden en Pedagogisch-didactische wenken 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 25 D/2005/0279/019 Inhoud 1 Kinderverzorgende ............................................................................................. 27 2 Kinderopvang ...................................................................................................... 28 2.1 2.2 Werkcontext (organisatie en visies) ..............................................................................................28 Indirecte kindgerichte zorg (huishoudelijke ondersteuning) .....................................................30 3 Kinderen van 0 tot 12 jaar................................................................................... 31 3.1 3.2 3.3 3.4 Pedagogisch handelen (visie, ontwikkeling, opvoeding) ...........................................................31 Activiteiten .......................................................................................................................................33 Directe kindgerichte zorg (zorgend handelen bij kinderen van 0 tot 12 jaar in gewone dagelijkse situaties en bij licht zieke kinderen) .............................................................34 Kinderen met specifieke zorgbehoeften .......................................................................................36 4 Ouders en hun omgeving ................................................................................... 39 4.1 4.2 Agogisch handelen .........................................................................................................................39 Gezin en zwangerschap .................................................................................................................40 5 Team ..................................................................................................................... 41 26 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken kinderzorg 1 Kinderverzorgende LEERPLANDOELSTELLINGEN 1 LEERINHOUDEN Illustreren dat de kinderverzorgende voortdurend Verschillende componenten die het handelen van de beïnvloed wordt in haar handelen. kinderverzorgende beïnvloeden: zichzelf, de kinderen, de ouders en hun omgeving, het team en pedagogische visie van de kinderopvangvoorziening, de maatschappij Verwoorden wat de kinderverzorgende inhoudt. functie van Profiel van begeleider in de kinderopvang Omgaan met diversiteit op sociaal, cultureel en etnisch vlak. 2 Verwoorden van eigen gevoelens en opvattingen in verband met kinderen, ouders, opvoeden, ziekte, handicap … Illustreren van het begrip ‘kinderen met een specifieke zorgbehoefte’. Respect voor diversiteit als basis voor het omgaan met mensen: bewust worden van eigen vooroordelen, normen en waarden Kinderen met specifieke zorgbehoeften 3 Verwoorden van een realistisch beeld van eigen functioneren. Zelfkennis, beeld van eigen functioneren … 4 Reflecteren over ethische problemen in de dagelijkse praktijk van een kinderverzorgende. Omgaan met ethische vraagstukken: verschillende gezichtspunten verwoorden, nuanceren 5 Beschrijven van de bijzondere arbeidsomstandigheden van de kinderverzorgende en illustreren hoe ermee om te gaan. Omgaan met draagkracht-draaglast. Bijzondere arbeidsomstandigheden: – welzijnsrisico's: werkstress (en burnout) omwille van bepaalde gebeurtenissen, alleen werken, variabel uurrooster … – gezondheidsrisico's: infectieziekten, rugklachten … Preventiemogelijkheden 6 Illustreren van deontologische begrippen in de dagelijkse praktijk als kinderverzorgende (Herhaling). Rechten en plichten van de kinderverzorgende met onder meer beroepsgeheim, privacy, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid 7 Opnoemen van de verschillende mogelijke Sociaal statuut statuten als kinderverzorgende en de implicaties Fiscaal statuut ervan verduidelijken. Basisbeginselen sociale zekerheid Verwoorden van de basisbeginselen van sociaal recht (Herhaling). 8 Opnoemen van vormingsen beroepsorganisaties voor kinderverzorgenden. Vormingsorganisaties: VBJK, VCOK … Beroepsorganisatie: Vlaamse federatie verzorgenden, vakbond voor PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd: 10 % 1-8 Stage-ervaringen, evaluaties en opdrachten, situatieschetsen gebruiken … 1 Gebruik maken van beroepsprofiel voor ‘Begeleider in de kinderopvang’ van 2001, www.serv.be. tekening: kinderverzorgende – team – kind - omgeving van het kind met daarrond de maatschappij 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 27 D/2005/0279/019 2 Werken rond diversiteit kan via oefeningen uit ‘spiegeltje, spiegeltje’, leerlingen dienen bewust te worden van hun meervoudige identiteit, vooroordelen … cf. ook week van de diversiteit Kinderen met specifieke zorgbehoeften komen in verschillende onderdelen aan bod: deze zorgbehoefte kan tijdelijk of blijvend zijn en van diverse aard en het gaat over kinderen die door medische en/of psychosociale problemen meer intensieve zorgen nodig hebben. Het gaat over problemen van het kind zelf en niet in de sociale of familiale situatie en het moet aangetoond worden dat deze kinderen een noodzakelijke grotere zorg of inzet van middelen nodig hebben, zie MB 9 juli 2001 in verband met de extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang. 3 Onder ethische vraagstukken verstaan we alledaagse situaties zoals: kinderen al dan niet dwingen om te eten, straffen met een pak slaag, roddelen over ouders … Leerlingen moeten leren niet alles zomaar vanzelfsprekend te vinden maar na te denken over de verschillende betekenissen en gezichtspunten, minder zwart-wit te denken, bewust te worden van eigen waarden en die van anderen … 5-8 Folders van Kind en gezin, mutualiteit, vakbond, VDAB en RVA, JAC, jongerengids, Federatie van Notarissen, Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Federatie voor Verzorgenden … gebruiken, opzoeken via internet, bezoek aan een regiohuis en info verwerken … Bedoeling is niet een grote parate kennis van recht aan te bieden. Leerlingen moeten wel kunnen opzoeken of navragen wat hun sociale rechten en plichten zijn, welke gevolgen een bepaald arbeidscontract heeft, wat te doen bij werkloosheid, tot wie zich te wenden als ze zich willen vestigen als zelfstandig opvanggezin … Een aantal casussen oplossen in bijvoorbeeld duo's met behulp van infomateriaal is een zinvolle methodiek. Vormingsmogelijkheden verkennen door het vertrouwd worden met gepaste vakliteratuur en vormingsorganisaties; kennismaken met bijvoorbeeld het VBJK (Vormingscentrum voor Begeleiding van het Jonge Kind), VCOK (Vormingscentrum voor Opvoeding en Kinderopvang), onderwijs sociale promotie, KIDDO tijdschrift … Het belang van permanente vorming onderstrepen. Onder bijzondere arbeidsomstandigheden zijn de gezondheids- en welzijnsrisico’s verstaan zoals ziekten, stress, flexibele werkvormen, combinatie gezin-job … cf. ook Beroepsprofiel. 2 Kinderopvang 2.1 Werkcontext (organisatie en visies) LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Illustreren van verschillende vormen, uitgangspunten, visie, organisatie en subsidiëring van kinderopvang voor kinderen van 0 tot 12 jaar in Vlaanderen (Herhaling wat betreft opvang voor kinderen van 0 tot 3 jaar). Verschillende opvangvoorzieningen: voorschoolse opvang (0-3 jaar), schoolse opvang (vooral eerste kleuterklas), en buitenschoolse kinderopvang Illustreren van de eigen taak als kinderverzorgende binnen de verschillende opvangvormen. Taak als kinderverzorgende zowel op pedagogisch, huishoudelijk, zorgend, administratief, agogisch vlak Verwoorden van de doelstellingen van Kind en Gezin. Toelichten en illustreren van het begrip kwaliteitszorg en de eigen opdracht als kinderverzorgende dienaangaande situeren. Doelstellingen van Kind en Gezin: 2 – Preventieve gezinsondersteuning – Kwaliteitscriteria in de kinderopvang – Kinderopvang is meer dan opvang alleen Kwaliteitsbeleid, kwaliteitszorg en kwaliteitscriteria 28 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg Illustreren van de samenhang van de kwaliteitscriteria van Kind en Gezin met de organisatie en het pedagogisch handelen binnen de kinderopvang. Verwoorden van eigen ervaringen dienaangaande. Impact van kwaliteitscriteria op de organisatie en de werking van de kinderopvang 3 Verwoorden van verschillen en gelijkenissen tussen enkele pedagogische visies en bijbehorende concrete werking omtrent omgaan met kinderen. Pedagogische visies op omgaan met kinderen (Keuze uit Loczy, Montessori, Freinet, Klein, Steiner, Reggio …) 4 Opzoeken en verwerken van informatie (actualiteit en regionale gegevens) in verband met kinderopvang. Bronnen van actualiteit en regionale gegevens in verband met kinderopvang PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd: 5 % 1-4 Vertrekken vanuit reeds opgedane kennis en ervaringen in verband met verschillende opvangvormen. Studiebezoeken, getuigenissen, nieuwsberichten … kunnen de horizon van de leerlingen verruimen. 1 Kinderopvang zien we heel ruim; ook kleuterklas situeert zich binnen dit deel, weliswaar met eigen accenten. In dit verband is het belangrijk leerlingen kennis te laten maken met de ontwikkelingsdoelen en ervaringssituaties waarmee men werkt in de kleuterklas. Buitenschoolse kinderopvang dient natuurlijk ook grondig toegelicht te worden. De website www.kinderopvang.be is zeer interessant voor informatie in verband met opvangmogelijkheden, taken K&G, starters als opvanggezin, Particuliere Opvang Instelling, kostprijs kinderopvang, actualiteitsinfo … ook interessant voor doelstelling 4! Regionale kaart in verband met kinderopvangmogelijkheden opstellen. 2 Doelstellingen Kind en Gezin: preventieve gezinsondersteuning met zorg voor pasgeborenen en kleine kinderen, gezinsondersteuning en kinderen in bijzondere leefsituaties Kinderopvang met kwaliteitscriteria: flexibiliteit, individualiseren, stimuleren, structureren, zelfstandigheid bevorderen, veiligheid bieden, samenwerking met ouders en collega’s Kinderopvang is meer dan opvang alleen Kwaliteitszorg in de kinderopvang hangt ondermeer samen met het verloop van 5 cruciale situaties: onthaal, eetsituatie, verzorgingssituatie, rustsituatie, activiteitenbegeleiding en speelgoed met als randvoorwaarden: ouderparticipatie, pedagogische observatie, teamwerking, vorming en medische begeleiding en met als pedagogische principes: flexibiliteit, individualiseren, stimuleren, structureren, zelfstandigheid bevorderen, bewegingsvrijheid bieden en veiligheid schenken. Leerlingen moeten dit kunnen duiden vanuit hun stage-ervaringen. 3 Kennismaken met enkele pedagogische visies is bedoeld als blikopener … Binnen de kwaliteitscriteria van Kind en Gezin kunnen verschillende pedagogische visies gehanteerd worden. Het is belangrijk dat leerlingen weten welke visie op stage gehanteerd wordt en waarin zich dat concreet vertaalt en waaruit hun betrokkenheid en opdracht kan bestaan. De keuze van de pedagogische visies zal sterk verschillen naargelang de regio. Studiebezoeken, situatieschetsen, getuigenissen, videomateriaal … kunnen de blik van de leerlingen verruimen. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 29 D/2005/0279/019 2.2 Indirecte kindgerichte zorg (huishoudelijke ondersteuning) LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 5 Illustreren van het belang van de huishoudelijke ondersteuning in de kinderopvang en de invloed ervan op alle betrokkenen. Verwoorden hoe de pedagogische visie invloed heeft op de huishoudelijke ondersteuning. Illustreren hoe de huishoudelijke ondersteuning ingebed kan worden in het pedagogisch handelen en activiteiten uitvoeren met kinderen van 0 tot 12 jaar. Belang huishoudelijke ondersteuning gekaderd binnen de pedagogische visie van een kinderopvang Uitvoeren van gecombineerde huishoudelijke taken op een methodische wijze en rekening houdend met de basisprincipes in verband met maaltijd, linnen- en interieurzorg binnen de context van de opvangvorm (Herhaling). Gecombineerde opdrachten binnen de context van de opvangvorm wat betreft: 6 Combinatie huishoudelijke ondersteuning, pedagogisch handelen en activiteiten met kinderen – zorg voor kleding-, woon-, verzorgingstextiel (linnenzorg) – zorg voor leef- en woonsituatie: inrichten (sfeer en aanpassen aan activiteiten), veiligheid van woon- en werkruimten, reinigen en onderhouden; vaststellen van defecten in de infrastructuur en deze melden (interieurzorg) – zorg voor voeding: bereiden, opdienen, afdienen, bewaren … (maaltijdzorg) meubel- en Methodisch (volgens een stappenplan) handelen Veilig, hygiënisch, ergonomisch werken 7 8 9 economisch, ecologisch, Illustreren van de optimale voeding voor kinderen van 0 tot 12 jaar (Herhaling voor wat betreft baby’s en peuters). Opnoemen van verschillende vormen van alternatieve voeding met duiden van mogelijkheden en beperkingen. Optimale of gezonde voeding: voedingsschema, weekmenu … Samenstellen en bereiden van bijvoedingen voor zuigelingen (Herhaling). Toepassen van diverse sterilisatieprincipes van flessen en spenen (Herhaling). Zuigelingenvoeding bereiden (Herhaling). Zuigeling Opstellen en uitvoeren van een gezond dag- en weekmenu voor peuters. Bereiden van gezonde gerechten en tussendoortjes (Herhaling). Bereiden van feestgerechtjes (Herhaling). Toepassen van voedingshygiëne bij bereidingen en bewaring (Herhaling). Peuter Alternatieve voeding – – Soorten flesvoeding Flessen reinigen, berekenen steriliseren, Fruitpap, groentepap – maaltijden bereiden en bewaren – tussendoortjes – feestgerechtjes – voedingshygiëne in de praktijk (HACCP in KDV) 10 Samenstellen en bereiden van gezonde Kleuters en schoolgaande jeugd lunchpakketten en vieruurtjes voor schoolgaande – lunchpakket en vieruurtje kinderen. 11 Bereiden alternatieve voeding. 12 Uitvoeren van handelingen. 30 D/2005/0279/019 eenvoudige bereiden, Alternatieve voeding administratieve Administratieve handelingen bv. aanwezigheden bijhouden … 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd: 8 % 5 Leerlingen dienen het belang in te zien van een hygiënische, veilige en sfeervolle omgeving, gezonde en lekkere voeding…voor alle betrokkenen in de kinderopvang. In bepaalde opvangvormen dient de kinderverzorgende huishoudelijke taken te combineren met de zorg voor de kinderen, dit is een aparte uitdaging. Tenslotte kunnen kinderen ook actief betrokken worden bij bepaalde huishoudelijke activiteiten op een pedagogisch verantwoorde wijze. 6 Er wordt gewerkt in gecombineerde opdrachten aan de hand van situatieschetsen wat betreft: zorg voor kleding en woontextiel, meubeltextiel, verzorgingstextiel; zorg voor inrichten, aankleden, veiligheid van de verschillende ruimten in de kinderopvang (binnen en buiten), reinigen en onderhouden; rekening houdend met budget en timing, met de nadruk op zorg voor voeding. Met vaststellen van defecten in de infrastructuur bedoelen we bvb het melden aan de bevoegde personen van een kapotte lamp … Het onderdeel ‘Inrichten van de ruimte’ moet in nauwe samenhang met het deel 'kinderen van 0 tot 12 jaar’ uitgewerkt worden. Leerlingen kunnen nadenken over de wenselijkheid van diverse inrichtingen van binnen- en buitenspeelruimte in concrete situaties. Het op een gemotiveerde wijze inrichten (schikking en sfeer aangepast aan de doelstellingen van gebruik of de wensen van de gebruikers) van een concrete ruimte kan een volgende stap zijn. Zeer nauw contact met de werkelijkheid is noodzakelijk, inspraak van alle betrokken partijen is belangrijk. 7-11 Het onderdeel voeding hangt nauw samen met de toediening die behandeld wordt in het deel 'kinderen van 0 tot 12 jaar', zowel bij punt 3.3 directe kindgerichte zorg als 3.4 kinderen met specifieke zorgbehoeften. Wat gezonde voeding betreft, is de voedingsdriehoek een bruikbaar model. Vanuit onderzoek (RUG, 2003) stelt men dat schoolgaande kinderen te weinig melk en water, teveel frisdrank, te weinig volkorenbrood, te weinig groenten en fruit, te weinig vis en teveel snoep krijgen … zie ondermeer www.123aan tafel.be . 12 Onder eenvoudige administratiehandelingen verstaan we bijvoorbeeld het registreren van aan- en afwezigheden, voorraad bijhouden …cf. stagepraktijk. 3 Kinderen van 0 tot 12 jaar 3.1 Pedagogisch handelen (visie, ontwikkeling, opvoeding) LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Illustreren van de rechten van het kind. Concretiseren van onder meer kinderparticipatie, belang van veiligheid, geborgenheid en welbevinden … in kinderopvangsituaties. Situeren hulpverlening voor kinderen. Rechten van het kind met onder meer het recht op participatie, opvang, spelen … Hulpverlening voor kinderen onder andere de kindertelefoon, het commissariaat voor de kinderrechten … 2 Gericht observeren, rapporteren en aangepast stimuleren/ (Herhaling voor kinderen van 0 tot 3 jaar). Gericht kunnen observeren, aangepast stimuleren 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg rapporteren en 31 D/2005/0279/019 3 Sensitief responsief reageren naar kinderen van 0 tot 12 jaar met respect voor het welbevinden van elk kind en met respect voor diversiteit. Sensitief responsief reageren Welbevinden 4 Beschrijven van de fysieke ontwikkeling van 0 tot 12-jarigen (Herhaling voor kinderen van 0 tot 3 jaar). Fysieke ontwikkeling van het gezonde kind van 0 tot 12 jaar 5 Illustreren van de kenmerken van de psychische ontwikkeling van 0 tot 12- jarigen (Herhaling voor kinderen van 0 tot 3 jaar). Psychische ontwikkeling van het gezonde kind van 0 tot 12 jaar 6 Illustreren van de kenmerken van de sociale ontwikkeling van 0 tot 12 jarigen (Herhaling voor kinderen van 0 tot 3 jaar). Sociale ontwikkeling van het gezonde kind van 0 tot 12 jaar 7 Illustreren van de links tussen de verschillende ontwikkelingsaspecten. Verwoorden van de samenhang tussen ontwikkelingsgericht denken en het respecteren van diversiteit. Het kind in zijn totaliteit Diversiteit tussen kinderen Toepassen van communicatieve vaardigheden in Communicatieve vaardigheden het omgaan met kinderen (Herhaling voor kinderen van 0 tot 3 jaar) 8 De begrippen opvoeding, opvoedingsrelatie en opvoedingsklimaat omschrijven en het doel van de opvoeding verwoorden. Omschrijving en doel van de opvoeding Opvoedingsrelatie en opvoedingsklimaat 9 Duiden van de meest voorkomende opvoedingsmiddelen en opvoedingsstijlen aangepast aan een concrete opvoedingsrelatie. Opvoedingsmiddelen die je preventief kan aanwenden en die het gedrag achteraf beïnvloeden. Verschillende opvoedingsstijlen PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd: 12 % 1-9 Het pedagogisch handelen vormt de basis of zet de bakens uit voor de volgende onderdelen: activiteiten, directe kindgerichte zorg, kinderen met specifieke zorgbehoeften 2 Observeren vormt de basis van verantwoord pedagogisch handelen; gericht observeren is dan ook het vertrekpunt van de volgende doelstellingen. Observeren dient in de eerste plaats om een beeld te krijgen van hoe het kind zich voelt en uit, de relatie met volwassenen, met andere kinderen, wat het doet in bepaalde situaties zoals bij het eten en drinken, de verzorging, bij beweging, bij slapen, zindelijkheid, huidgevoeligheid, intellectuele ontwikkeling (aandacht, taal, hantering handen en spel), identiteitsbeleving en gewoontes … naar onderzoek in VCOK 3 De basis van het pedagogisch handelen is het sensitief responsief reageren op kinderen zodanig dat het welbevinden van elk kind geoptimaliseerd wordt. 4-7 Zoals in het eerste en tweede jaar van de derde graad Verzorging wordt de opdeling fysiek, psychisch en sociaal gemaakt. Deze opdeling is echter arbitrair en niet bindend. Het is zeer belangrijk de verschillende ontwikkelingsaspecten naast elkaar te leggen om de verbanden tussen de verschillende aspecten in te zien en om zo tot een kind in zijn totaliteit te komen. Stageervaringen, observaties en casestudies kunnen deze leerstof zeer toegankelijk maken. Het spreekt voor zich dat er voortdurend een link moet gelegd worden met het onderdeel ‘Activiteiten’. 8-9 Stage-ervaringen, persoonlijke ervaringen, situatieschetsen, videofragmenten, getuigenissen … kunnen inspirerend werken. De keuze voor een bepaald opvoedingsmiddel moet steeds gebeuren rekening houdend met de situatie, de eigenheid van het kind en de eigenheid van de begeleider. 32 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 3.2 Activiteiten LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 10 Ontwikkelen van eigen expressiviteit en het belang ervan verwoorden binnen het pedagogisch handelen, activiteiten uitvoeren. Expressiviteit 11 Verwoorden van het begrip activiteit. Illustreren van het belang om activiteiten uit te voeren vanuit een pedagogische visie rekening houdend met de specificiteit van de opvangvoorziening. Belang activiteiten binnen de pedagogische visie en het specifieke van de opvangvoorziening 12 Meewerken aan het gebruik van observatie- en stimuleringsprogramma's. Opstellen van een individueel activiteitenprogramma, het uitvoeren, evalueren en bijsturen. Observatie- en stimuleringsprogramma's Individueel activiteitenprogramma 13 Verwoorden van het belang van methodische spelbegeleiding. Uitwerken van activiteiten op een methodische wijze. (Herhaling) Methodische spelbegeleiding Uitwerken van activiteiten op een methodische wijze (doelstellingen, materiaal, verloop, organisatie, evaluatie en bijsturing …) 14 Opstellen van een dag- en weekplanning. Dag- en weekplanning 15 Uitvoeren van individuele en groepsactiviteiten rekening houdend met de eigenheid van elk kind. Individuele en groepsactiviteiten aangepast aan de eigenheid van ieder kind (welbevinden, diversiteit en ontwikkeling) 16 Spel 16.1 Zelf ervaren en verwoorden van het belang van spel voor kinderen. Het belang van spel 16.2 Spelend bezig zijn samen met kinderen. Basisvaardigheden in het spelend bezig zijn 16.3 Bepalen en uitvoeren van spelvormen die aangepast zijn aan de leeftijd, de omstandigheden en de groep. Spelvormen: rollenspel, fantasiespel, bewegingsspel, productief spel, exploratief spel, sociaal spel … 16.4 Bepalen en aanbieden van spelmateriaal aangepast aan de leeftijd, de omstandigheden en de groep. Spelmateriaal 16.5 Gepast begeleiden van vrij en geleid spel. Op een didactische wijze spel voorbereiden, uitvoeren en evalueren. Stimuleren van creativiteit in spel. Vrij spel en geleid spel 16.6 Uitwerken en uitvoeren van een thematische spelactiviteit. Ervaringsgerichte themawerking PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd: 13 % 10 De leerlingen moeten op verschillende momenten de kans krijgen om hun eigen expressieve mogelijkheden te ontdekken en te ontwikkelen. Leerlingen zelf laten ‘spelen’, experimenteren met verschillende materialen, spelvormen … is noodzakelijk als basis om activiteiten met kinderen te kunnen uitwerken en animeren. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 33 D/2005/0279/019 11 Activiteiten zijn geen doel op zich maar één van de middelen om een pedagogische visie en het pedagogisch handelen te verwezenlijken. Activiteit als begrip dient ruim geïnterpreteerd te worden, knuffelen, oogcontact … zijn eveneens activiteiten. Activiteiten dienen ook in het licht van het sensitief responsief handelen bekeken te worden. 13 Voorbeelden van op stage kunnen gebruikt worden. 13-16 Dit deel moet zeer praktijkgericht worden uitgewerkt. In de meeste scholen is in de zeer nabije omgeving zowel een erkende kinderopvang voor nul- tot driejarigen als een buitenschoolse opvang actief. Het praktisch organiseren van observatieopdrachten én het daadwerkelijk uitvoeren van spelactiviteiten bij baby's en peuters, kleuters en lagere schoolkinderen kan dus niet echt een probleem vormen. Ook stageopdrachten kunnen dit ondersteunen. Theorie en praktijk kunnen zo hand in hand gaan en mekaar bestuiven. Vooral het omgaan met kleuters en lagere schoolkinderen dient voldoende aandacht te krijgen omdat dit nieuwe materie is in dit zevende jaar. 3.3 Directe kindgerichte zorg (zorgend handelen bij kinderen van 0 tot 12 jaar in gewone dagelijkse situaties en bij licht zieke kinderen) LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 17 Toepassen van de zorgende vaardigheden op een methodische wijze en rekening houdend met de basisprincipes (Herhaling). Stappenplan en basisprincipes (economisch, ecologisch, ergonomisch, hygiënisch, veilig, belevingsgericht, comfortgericht en zelfredzaamheidstimulerend werken) Lichaamszorg: onder andere bad (H), douche (H), hand en voethygiëne, haarverzorging, verzorging van het gebit, zorg voor bril (oogafdekking), hoorapparaat, zindelijkheidszorg … Bedzorg Medicatiezorg (toedienen enkel onder toezicht en in opdracht van een verantwoordelijke!) (H doch niet specifiek naar kinderen toe) Parametercontrole (gewicht, ademhaling, temperatuur …) De gezondheidstoestand van het kind aan de hand van een observatieschema observeren, rapporteren en registreren Werken met inlichtingsfiche of zorgdossier, rapporteren aan verantwoordelijke, andere professionelen, ouders … Opzoeken en verwerken van informatie als ondersteunende basiskennis om observatie, rapportage en zorgend handelen te optimaliseren. Herkennen van belangrijke signalen en gepast rapporteren aan bevoegde personen (Herhaling). Gepast handelen bij kleine kwalen en of gezondheidsproblemen Belang ondersteunende kennis Toepassen van gezondheidsvoorlichting en opvoeding. Stimuleren van gezonde leefgewoonten in verband met houding, beweging en rust, veiligheid, voeding, hygiëne en zindelijkheid, medicatie (Herhaling voor baby's en peuters). Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (GVO): gezonde leefgewoonten in verband met voeding, zindelijkheid en toiletgebruik, menstruatie, veiligheid, hygiëne, rust en beweging, huisdieren … 18 34 D/2005/0279/019 Signalen: roodheid, nekstijfheid … Kleine kwalen koorts, bewustzijnsdaling, 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 19 Anticiperen op gevaarsituaties en de nodige preventieve maatregelen treffen. Gevaar onder ander: het verkeer, het speelplein, de tuin, spelmateriaal, ontvangstruimte, bewaring gevaarlijke producten … 20 Herkennen van en kwaliteitsvol handelen bij noodsituaties. Juist verwittigen van de bevoegde personen … EHBO-vaardigheden met speciale aandacht voor reanimatie bij kinderen Vaardig handelen bij verstikking, vergiftiging, verslikking, bloedingen, ademhalingstilstand, brandwonden, onderkoeling, verhitting, epilepsie (Herhaling) 21 Verwoorden hoe de weerstand tegen ziekten opgebouwd wordt (Herhaling). Lezen van een vaccinatieschema en mogelijke nevenverschijnselen van vaccineren verwoorden (Herhaling). Opbouw van weerstand tegen ziekten o.a. natuurlijke lichamelijke afweermiddelen Vaccinatieschema en kinderziekten Toelichten van de mogelijkheden en beperkingen van alternatieve geneeswijzen. Alternatieve geneeswijzen: homeopathie, acupunctuur 22 Toedienen zuigelingen- en peutervoedingen (Herhaling). Aanpassen voeding aan licht zieke kinderen. Kind met koorts, diarree, braken, constipatie 23 Eetmomenten begeleiden bij kinderen van 3 tot 12 jaar. Illustreren van kwaliteitscriteria in verband met het eetmoment. Kwaliteitscriteria in verband met eetmomenten bij kinderen van 0 tot 12 jaar: flexibiliteit, individualiseren, zelfstandigheid bevorderen, veiligheid bieden, hoeveelheid voeding, aanbiedingswijze, accommodatie … onder andere PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd: 12 % 17 en 20 Algemene herhaling van de geziene vaardigheden en ondersteunende kennis zoals: stuitverzorging, opfrissen van het kind, babybadje, wegen en meten, parametercontrole, temperatuuropname, medicatie toedienen onder toezicht en op voorschrift van arts en/of verantwoordelijke en ouders: zetpil toedienen, oog- en oorindruppeling, EHBO … (Herhaling behalve epilepsie), kleuterdouche … Kleine kwalen zoals verkoudheid H, koorts H, diarree H, over en ondergewicht, (H doch niet specifiek naar kinderen toe), braken H, luizen H (en teken en vlooien), voetschimmel, pijn (buik, darm, hoofd, oor, groei …), acné …(H doch niet specifiek naar kinderen toe) Complexe situatieschetsen en stageopdrachten kunnen heel functioneel zijn om methodisch en probleemoplossend te denken en werken (stappenplan, basisprincipes, beroepsvaardigheden, rekening houden met de kwaliteitscriteria van Kind en Gezin). Zeker wijzen op het belang van hygiëne in groepsverband. Afhankelijk van de voorkennis van de leerlingen is dit herhaling of nieuwe leerstof die toegepast in vaardigheden gebruikt wordt in functie van de praktijk. Demonstreren en correct inoefenen van beroepsvaardigheden in het praktijklokaal is noodzakelijk en duldt geen compromissen, willen leerlingen in de praktijk deskundig en flexibel de beroepsvaardigheden uitvoeren. Bij het inoefenen van de beroepsvaardigheden in de praktijk is individuele begeleiding door de stagementor of stagebegeleid(st)er erg belangrijk. Problemen, onjuiste toepassingen … moeten individueel besproken en bijgestuurd worden. Afgestudeerden uit de studierichting derde graad “Verzorging” kunnen onder toezicht van de leraar de vaardigheden aan de nieuwe leerlingen (instromers) aanleren. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 35 D/2005/0279/019 De activiteitenlijst gebruikt op stage biedt ook een duidelijk zicht op wat leerlingen zeker moeten kunnen op het einde van het zevende leerjaar. Stimuleer leerlingen om informatie te verzamelen via websites bv. het VIG (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie): www.vig.be, GVO- en K&G- (Kind en Gezin)folders, contact nemen met een GVO-centrum van een mutualiteit, gebruik leren maken van spelmateriaal om GVO aan te bieden aan kinderen … Nodig een deskundige uit, geef observatieopdrachten. Werken onder de vorm van een simulatiespel, fotoset en ongevallenkaarten… is verhelderend. Contact opnemen met de plaatselijke verantwoordelijke van het Rode Kruisafdeling. Zij kunnen zorgen voor info, demonstratie en oefenbeurten. Denk aan reanimatie bij baby’s en grotere kinderen. 21 Gebruik maken van recent vaccinatieschema Kleine kwalen zoals verkoudheid H, koorts H, diarree H, over en ondergewicht, (H doch niet specifiek naar kinderen toe), braken H, luizen H (en teken en vlooien), voetschimmel, pijn (buik, darm, hoofd, oor, groei …), acné …(H doch niet specifiek naar kinderen toe). 22 en 23 Gebruik maken van stage-ervaringen: het eetmoment (naast verzorgingsmomenten, ontspanningsmomenten, rustmomenten …) maakt wezenlijk deel uit van het pedagogisch handelen binnen een pedagogische visie! Zie ook deel in verband met indirecte kindgerichte zorg. 3.4 Kinderen met specifieke zorgbehoeften LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 24 Concretiseren van het begrip kinderen met specifieke zorgbehoeften. Herkennen van effecten en problemen die samengaan met specifieke zorgbehoeften en er passend op inspelen. Inleving in kinderen met specifieke zorgbehoeften: kinderen met psychosociale problemen, met medische problemen, met een handicap … Meestal hebben kinderen een combinatie van verschillende zorgbehoeften. Competentieontwikkelend denken: vertrekken van wat het kind wel (nog) kan / wil en niet vanuit wat het niet kan /wil … Responsief, sensitief reageren Illustreren van de begrippen stigmatisering, integratie, inclusie, gelijke kansen uitleggen en illustreren met concrete voorbeelden uit de kinderopvang en het onderwijs. Rechten van het kind Stigmatisering, integratie, inclusie, gelijke kansen: mogelijkheden en beperkingen Binnen eigen bevoegdheid deelnemen aan een behandelingsplan en/of een interdisciplinaire aanpak. Behandelingsplannen, ondersteuningsmogelijkheden, interdisciplinaire aanpak Schetsen van de belangrijkste voorzieningen voor kinderen met specifieke zorgbehoeften Voorzieningen zoals DGGZ, CAW, centrum voor ontwikkelingsstoornissen, vertrouwenscentra, thuisbegeleidingsdiensten, opvoedingswinkel … Verwoorden van enkele psychosociale problemen, vanuit welke oorzaken en context zij kunnen ontstaan en wat de gevolgen kunnen zijn voor het kind en zijn interacties. Oorzaken psychosociale problemen zoals: gezinssituatie, verlieservaringen, endogene factoren, etnie -, cultuur- en taalverschillen … 25 36 D/2005/0279/019 Mogelijke uitingen van psychosociale problemen zoals: vandalisme, angst, eetstoornissen, zindelijkheidsproblemen, psychosomatische problemen, opvoedingsproblemen … 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 26 Herkennen van de signalen van kinderen met psychosociale problemen en gepast inspelen op dit gedrag. Gedifferentieerde aanpak afgestemd op de problematiek van de zorgbehoefte(n), de situatie, het kind en de begeleider Onderscheiden van uitingen van psychosociale problemen en pathologisch gedrag in overleg met verantwoordelijke en andere bevoegde personen. Niet overproblematiseren of stigmatiseren Gepaste pedagogische en zorgende vaardigheden hanteren in het omgaan met zieke kinderen /kinderen met medische problemen vanuit een beperkte theoretische achtergrond. Kinderen met medische problemen Belang van het leren opzoeken van ondersteunende basiskennis in verband met aandoeningen: – ter hoogte van de luchtwegen – ter hoogte van het spijsverteringstelsel – ter hoogte van de urinewegen: – Bewustzijnsstoornissen – Frequent voorkomende huidaandoeningen – Bacteriële infecties – Virale infecties – Aandoeningen van de geslachtsorganen – Zintuiglijke afwijkingen – Kanker en aids Lichaamszorg met aandacht voor de specifieke zorgbehoefte van het kind bijvoorbeeld stomazorg (enkel genezen stoma) Bereiden en op een verantwoorde wijze toedienen van voeding aan kinderen met specifieke zorgbehoeften en rekening houden met de afspraken van ouders, arts en verantwoordelijken. Voeding bij zieke kinderen: kind met diabetes, voedingsintolerantie, slikproblemen, kind met sondevoeding (enkel bereiden en toezicht, niet zelf toedienen) … Tips formuleren in verband met de verre en directe voorbereiding op een ziekenhuisopname of een (tijdelijke) plaatsing. Op een aangepaste wijze met het kind omgaan voor, tijdens en na de opname. Verre en directe voorbereiding De opname zelf Uit het ziekenhuis, terug thuis Zich aanpassen zowel op zorgend als Het zieke kind in de thuisopvang pedagogisch gebied aan de individuele Privacy gezin gezinssituatie en de specifieke zorgbehoefte van het zieke kind in dat welbepaalde gezin. Richtlijnen van ouders en/of arts en/of verantwoordelijke nauwkeurig opvolgen. 27 Gepaste pedagogische en zorgende vaardigheden hanteren in het omgaan met het zieke kind in de kinderopvang. Richtlijnen van ouders en/of arts en/of verantwoordelijke nauwkeurig opvolgen. Zieke kind in kinderopvang Sfeer en activiteiten aanpassen vaan de behoeften van het kind met medische problemen. Sfeer en activiteiten, pedagogisch handelen Gepaste pedagogische en zorgende vaardigheden hanteren in het omgaan met kinderen met een handicap vanuit een beperkte theoretische achtergrond. Belang van het kunnen opzoeken van ondersteunende kennis in verband met enkele veel voorkomende handicaps zoals bvb kinderen met het syndroom van Down, kinderen met 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 37 D/2005/0279/019 autismespectrumstoornissen, kinderen met een meervoudige handicap … Integratie en inclusie PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd: 13 % 24 Leerlingen dienen weerom goed het belang van observatie en rapportage in te schatten en bewust te zijn van mogelijke signalen zowel van fysieke, sociale als psychische aard. De specifieke zorgbehoefte van het kind dient beantwoord te worden. Samenwerken met ouders, verantwoordelijke, arts, zorgverleners van verschillende disciplines is noodzakelijk. 25 Oorzaken psychosociale problemengedrag zoals: gezinssituatie, verlieservaringen, opvoedingscultuur, endogene factoren, etnie, cultuur- en taalverschillen … bijvoorbeeld Gezinssituatie (wijzigingen, adoptie, opvoedingsproblemen …) Verlieservaringen (verhuis, dood huisdier …) Mishandelingsituatie (verwenning, misbruik, incest, verwaarlozing, geweld …) Endogene factoren (angst, agressie, hechtingsstoornissen …) Etnie, cultuur- en taalverschillen: als deze te groot zijn kunnen er problemen opduiken of heeft het kind extra zorg nodig Mogelijk probleemgedrag zoals: vandalisme, slaan, agressie … angst, faalangst, depressie, verdriet … eetstoornissen zindelijkheidsproblemen psychosomatische problemen zoals hoofdpijn, nagelbijten, moeheid, automutulatie concentratie- en aandachtstoornissen (ADD, ADHD …) contextproblemen of weerbaarheidsproblemen: pesten, jaloezie, verlegenheid … opvoedingsproblemen: structuurloos zijn, zich niet houden aan regels … Leerlingen dienen geen gedragsanalyse te maken maar wel signalen te herkennen, gedrag in de juiste context te plaatsen en gepast te reageren 26 Basiskennis in verband met aandoeningen: ter hoogte van de luchtwegen: onder andere vergrote amandelen, amandelontsteking, longontsteking H, pseudo-kroep, laryngitis, sinusitis H, astma, mucovicidose ... ter hoogte van het spijsverteringstelsel onder andere Rota-virus, Coeliakie, ziekte van Crohn, voedingsallergie, diabetes, (niet specifiek naar kinderen toe gezien) … ter hoogte van de urinewegen: onder andere blaasontsteking H, reflux … Bewustzijnsstoornissen: onder andere overschreien, convulsies, meningitis, encefalitis, wiegendood Frequent voorkomende huidaandoeningen: o.a. atopisch eczeem, dermatitis, psoriasis … Bacteriële infecties: o.a. abcessen, impetigo … Virale infecties: o.a. herpes, wratten, gordelroos, hand-, mond-, voetziekte ... 38 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg Aandoeningen van de geslachtsorganen: onder andere voorhuidvernauwing, voorhuidontsteking, niet ingedaalde teelballen, schedeontsteking … Zintuiglijke afwijkingen: o.a. bijziendheid H , verziendheid H, kleurenblindheid, gehoorstoornissen H .... Kanker en aids (niet specifiek naar kinderen toe gezien) Leerlingen moeten geen diagnose kunnen stellen maar wel adequaat reageren zoals tijdig hulp inroepen, geen foutieve handelingen stellen, alarmtekens herkennen en adequaat handelen … Studiebezoeken aan bv. pediatrie, getuigenissen van bv. een kinderverzorgende die in een dienst voor thuisopvang van zieke kinderen werkt, situatieschetsen….kunnen deze lessen concretiseren. 27 Leerlingen dienen vooral kennis te maken met kinderen met een handicap en hun ouders zodat zij zich bewust worden van hun eigen vooroordelen bv. via getuigenissen, video, inleefmomenten, … Het ‘gehandicapte kind’ bestaat niet: gevaar voor etikettering en veralgemening benadrukken. Bij integratie gaat men ervan uit dat het kind zich aanpast/integreert terwijl bij inclusie de omgeving zich ook aanpast aan het kind … 4 Ouders en hun omgeving 4.1 Agogisch handelen LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Gedrag en reacties van ouders en hun omgeving trachten te kaderen. Belang van het kaderen van gedrag en reacties van de ouders en hun omgeving 2 Observeren en verwoorden van de invloed van het gedrag (of de manier van omgaan) van de ouder op het kind en omgekeerd. Wederzijdse beïnvloeding 3 Illustreren dat professioneel opvoeden een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid is met de ouders als eindverantwoordelijken (Herhaling). Gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid 4 Sensitief responsief reageren naar ouders. Sensitief responsief reageren 5 Toepassen van sociale vaardigheden in contact met ouders (kennismakingsgesprek, onthaal en ‘afhaal’moment, wenmomenten, onderhandelingsgesprek, slechtnieuws gesprek …) vanuit respect voor diversiteit en op een deontologisch verantwoorde wijze. Methodisch werken met ouders, ouderbegeleiding, contact opbouwen Gespreksvormen Deontologie: beroepsgeheim, privacy … 6 Opzoeken van een aantal gelijkenissen en verschillen in religie, etnische afkomst, sociale klasse … en de gevolgen op opvoeding. Diversiteit: verschillende gezinsvormen (o.a. eenoudergezinnen, nieuw samengestelde gezinnen, kinderen in een gezinsvervangend tehuis …), etnie, religie, sociale en culturele verschillen. Illustreren van verschillende culturen en opvattingen betreffende de opvoeding. Rekening houden met de gewoonten van het gezin en het eigen handelen erop afstemmen. Invloed van cultuur op de opvatting over opvoeding: onder andere straffen en belonen, gebitsverzorging, slaapgewoontes, lichaamshygiëne, feesten, voeding, doktersbezoek, gebruik van medicatie, rituelen bij het overlijden … Vooroordelen bij zichzelf herkennen en eigen 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 39 D/2005/0279/019 gedrag bijsturen. 7 Participeren aan overleg met ouders (oudernamiddag, ouderparticipatie). Overleg (formeel en informeel) en ouderparticipatie 8 Respecteren en waar mogelijk ondersteunen van ouders bij de opvoeding van hun kind én kind en ouder ondersteunen. Ondersteuning Schetsen van een hulpverleningsorganisaties doorverwezen kan worden. aantal waarnaar Hulpverlening: Opvoedingswinkel, Centrum algemeen welzijnswerk … Herkennen en verwoorden van de invloed van het gedrag van ouders met specifieke zorgbehoeften op de kinderen. Opnemen van signaalfunctie als kinderverzorgende. Ouders met specifieke zorgbehoeften: verslavingsproblematiek, chronisch zieke ouder, terminaal zieke ouder, kansarmoede, stress, depressie … Belang van het opbrengen van begrip. Belang van gepaste signalering aan de bevoegde personen PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijden: 8 % 1-8 Volgende didactische middelen kunnen interessant zijn: analyseren van stage-ervaringen (klassikaal en individueel), syntheseoefeningen, gerichte observatieopdrachten en stageopdrachten (bv. in afspraak met verantwoordelijke een gesprek met ouders aangaan over een bepaald onderwerp …), rollenspelen, simulatieoefeningen, bezoeken te velde, getuigenissen van ouders …. 5 Afhaalpersonen kinderen respecteren! 6 Leerlingen of ouders van leerlingen laten vertellen, deskundigen uit interculturele organisaties uitnodigen, bezoek aan asielcentrum … Werken met artikels, literatuur, video, gerichte stageopdrachten … Het is belangrijk dat de leerling begrip opbrengt voor een gewoonte verbonden met een (sub)cultuur. Let erop dat je er geen toeristische trip van maakt en zo onbewust de stereotype denkbeelden gaat bevestigen. Verval ook niet in het andere uiterste namelijk de kleurenblindheid (niet iedereen is gelijk, er zijn wel degelijk verschillen). Het is belangrijk dat wij als verzorgenden doordrongen zijn van het belang van een multiculturele opvoeding en dat die zich niet beperkt tot één momentopname. Elk kind moet zich aangesproken voelen. Dit is nodig voor de ontwikkeling van een positief zelfbeeld voor elk kind. 4.2 Gezin en zwangerschap LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 9 Verwoorden van de psychische, fysieke en sociale belasting voor een koppel bij vruchtbaarheidsproblemen. De vruchtbaarheidsproblematiek Kostbare kinderen 10 Verwoorden van het verloop van een normale zwangerschap en mogelijke verwachtingen van toekomstige ouders. Verloop van een normale zwangerschap vanuit de drie invalshoeken: sociaal, fysiek en psychisch 11 Toelichten van de invloed van de zwangerschap op de relatie met de vader en andere gezins- en familieleden. De veranderende relatie met de vader en de andere gezins- en familieleden 40 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 12 Illustreren hoe kinderen kunnen betrokken worden bij de voorbereiding van de komst van een broertje of zusje. Voorbereiding van de andere kinderen op de geboorte 13 Het belang van het eerste contact met de pasgeborene voor de verdere ontwikkeling verwoorden. Hechting: eerste contact, lichaamstaal, band met prematuur kind (hoe onderhouden, hoe bevorderen) Verzorging pasgeborene met onder andere navelzorg 14 De verschillende methodes opsommen om zwangerschap en SOA te voorkomen in het kader van het relationeel beleven (Herhaling). Voorbehoedsmiddelen 15 Uitleggen wat een kraamcentrum is. Kraamcentra PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijden: 4 % 9-15 Volgende didactische middelen kunnen interessant zijn: stage-ervaringen, persoonlijke ervaringen, getuigenissen, video, bezoek aan kraaminrichting, uiteenzetting door een kraamcentrum, folders van Kind en Gezin, materiaal Gezinsbond, teksten, opdrachten uitwerken via websites … Het is de bedoeling om dit onderdeel zeer beknopt te geven, het is voornamelijk bedoeld als een persoonlijke verrijking en anderzijds komen leerlingen in contact met toekomstige en jonge ouders. Tewerkstelling in kraamzorg is regionaal sterk verschillend. Dit onderwerp is belangrijk om er ook binnen het kader van relationele en seksuele vorming bij stil te staan, in samenwerking met godsdienst, pav (project algemene vakken) … 5 Team LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Verwoorden van het werk en de verschillende Verschillende taken en werkzorgen in een team. gezichtspunten in verband met hun opdracht van Inleving in rol van de verschillende teamleden. de teamleden. 2 Verwoorden van de doelstellingen van het team, de verschillende functies binnen de groep. Het team: doel, functies binnen de groep 3 Illustreren van functionele en persoonlijke relaties. Sociale relaties: functionele en persoonlijke relaties 4 Communiceren op een respectvolle en professionele wijze en overleg plegen met teamleden (Herhaling). Samenwerken in team: kernteam en uitgebreid team 5 In een team werken met inachtneming van ieders bevoegdheden. Deelnemen aan de uitvoering van een behandelingsplan/begeleidingsplan. Leiderschap Stagiair(e)s Behandelingsplan /begeleidingsplan 6 Herkennen van conflicten, ze professioneel aanpakken en indien nodig in overleg brengen met teamverantwoordelijke. Conflicthantering 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg 41 D/2005/0279/019 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Aanbevolen lestijd:5 % 1-6 Stage-ervaringen, syntheseoefeningen, concrete opvoedingservaringen … kunnen een belangrijk vertrekpunt zijn om tot theoretische inzichten te komen. Deze inzichten kunnen op hun beurt geoefend en getoetst worden in de stagepraktijk. Implementatie van de theorie in de praktijk is een noodzakelijke schakel in het leerproces. De leerlingen ervaringsgericht laten leren is noodzakelijk. Het leerlingenproject biedt de kans om het samenwerkingsproces ten volle te ervaren. 42 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Beroepsgerichte vakken Kinderzorg KINDERZORG DERDE LEERJAAR DERDE GRAAD BSO STAGE 10 uur/week 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage 43 D/2005/0279/019 Inhoud 1 Beginsituatie........................................................................................................ 45 2 Doelstellingen...................................................................................................... 45 3 Organisatorische aspecten ................................................................................ 46 3.1 3.2 3.3 3.4 Voorwaarden tot organisatie ..........................................................................................................46 Het stagedossier .............................................................................................................................47 Stageplaatsen en stageplanning ...................................................................................................47 Taakomschrijvingen........................................................................................................................48 4 Algemene pedagogisch-didactische wenken ................................................... 49 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Algemene introductie......................................................................................................................49 Specifieke introductie voor de stage ............................................................................................50 Tijdens de stage ..............................................................................................................................50 Na de stage ......................................................................................................................................51 Methodische werkbegeleiding en/of seminarie ...........................................................................52 44 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage 1 Beginsituatie De beginsituatie van de leerlingen kan heel verschillend zijn, zie algemeen deel. Belangrijk is de beginsituatie met elke individuele leerling uit te klaren aan de hand van bijvoorbeeld een activiteitenlijst, vroegere stage- en studie-ervaringen. Het is immers noodzakelijk dat alle leerlingen op het einde van het schooljaar alle vaardigheden verworven hebben die een beginnende kinderverzorgende moet bezitten! Het stageleerproces moet dan ook starten vanuit de individuele beginsituatie. 2 Doelstellingen Via stages ontwikkelen leerlingen, net zoals via de lessen, de nodige kennis, houdingen en vaardigheden binnen een welbepaalde context of anders gezegd de competenties die een beginnende kinderverzorgende dient te bezitten en verder te ontwikkelen cf. beroepsprofiel Begeleider in de kinderopvang (Serv, 2001). Lessen en stage dienen complementair te zijn. Competenties 1 In welke werkcontext werken ze? 1 Werken met kinderen van 0 tot 12 jaar binnen welzijnszorgsituaties zoals kinderopvang, buitenschoolse kinderopvang, schoolse opvang … 2 Werken als kinderverzorgende in en team onder begeleiding van een verantwoordelijke zoals een maatschappelijk werker, een verpleegkundige … 2 Waaruit bestaat het werk of wat zijn de taken? 3 Pedagogisch omgaan met kinderen van 0 tot 12 jaar al dan niet met specifieke zorgbehoeften en begeleiden van ontwikkelingsgerichte activiteiten. Agogisch omgaan met de omgeving van de kinderen: contacten opbouwen, onderhouden en afbouwen. Deze competenties krijgen het hoofdaccent in Kinderzorg. 4 Indirecte kindgerichte zorg verlenen in de groothuishouding (opvangsituaties) en in de kleinhuishouding (thuiszorgsituaties). Maaltijdzorg, interieurzorg, linnenzorg, materiaal en middelenzorg, transferzorg. 5 Directe kindgerichte zorg verlenen aan de kinderen al dan niet met een specifieke zorgbehoefte: hygiënische zorgen, hulp bij eten en drinken, uitscheiding, rust en beweging, gezondheidsvoorlichting en opvoeding bieden, parametercontrole, medicatiezorg en Eerste Hulp Bij Ongevallen; 3 Hoe of op welke wijze werken? 6 Werken vanuit een emancipatorische en holistische mensvisie op een sensitief responsieve wijze en met respect voor diversiteit en het welbevinden van elk kind en zijn omgeving. 7 Werken op een deontologisch verantwoorde wijze en aangepast aan de doelstellingen en visie van de organisatie. 8 Werken binnen het wettelijk kader en beroepsprofiel Begeleider in de kinderopvang (2001) 9 Werken op een methodische wijze met als verschillende stappen: informeren, plannen, uitvoeren en evalueren. Informeren, observeren en rapporteren aan de verantwoordelijke onder wiens toezicht gewerkt 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage 45 D/2005/0279/019 wordt + gebruikmaken van de geijkte middelen zoals overdrachtsmomenten, teambesprekingen, zorgplan, takenblad, procedures, standaarden … 10 Rekening houden met de basisprincipes van hygiënisch werken, veilig werken, economisch werken, ecologisch werken, ergonomisch werken, belevingsgericht werken, zelfzorggericht werken en comfortgericht werken. 11 (zelf)Reflectie ontwikkelen in verband met professioneel handelen. 12 Levenslang ontwikkelen in verband met professioneel handelen. Een aantal stappen in het stageleerproces zijn: • • Onder begeleiding werken met stagebegeleider en/of stagementor Deelopdrachten en gecombineerde opdrachten uitvoeren onder begeleiding van stagementor en/of stagebegeleider … waarbij de leerling de activiteit begeleidt en ondersteund wordt door de stagebegeleider en/ of stagementor. Totaalzorg onder begeleiding waarbij de leerling samen met de mentor of begeleider verantwoordelijk is voor een groepje kinderen (grootte zoals gebruikelijk in die welbepaalde voorziening) gedurende bijvoorbeeld een voormiddag . Onder verwijderd toezicht werken Totaalzorg uitvoeren onder verwijderde begeleiding van de stagementor en/of stagebegeleider waarbij de leerling een groepje kinderen begeleidt gedurende een welbepaalde periode en indien nodig een beroep kan doen op de stagementor en/of stagebegeleider die zich niet in de onmiddellijke nabijheid bevindt maar bijvoorbeeld in een andere kamer of een andere locatie. Het is van belang dat leerlingen voor de aanvang van de stages op de hoogte gebracht worden van de doelstellingen. Het moet voor alle partijen duidelijk zijn dat de stagebegeleiding, evaluatie en bijsturing gebeuren aan de hand van de competenties. Deze competenties worden concreter gemaakt in overleg met de leraren van de verschillende vakken, de stageleraren en de stagementoren. Vanuit de competenties kunnen zowel activiteitenlijsten afgeleid worden, stageopdrachten geformuleerd worden en evaluatiedocumenten opgemaakt worden. Op deze manier kan het leerproces optimaal gevolgd worden. 3 Organisatorische aspecten 3.1 Voorwaarden tot organisatie Wat de voorwaarden tot organisatie van stages betreft, het bijhouden van het stageregister, het opmaken van het algemeen stagedossier en de kostenvergoeding verwijzen we naar de ministeriële omzendbrief SOZ(91)15 van 10 juli 1991 en latere aanvullingen betreffende stages ingericht in bedrijven en instellingen ten behoeve van de leerlingen uit het secundair onderwijs en naar de VVKSO-Mededelingen betreffende stages KI.50.01.04 (+ wet op het welzijn op het werk). Het is evident dat de actuele reglementering tijdig bij de stagecoördinator en/of stagebegeleiders terechtkomt. De reglementering kan ook opgezocht worden op www.edulex.vlaanderen.be. 46 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage 3.2 Het stagedossier Bij de aanvang van een nieuw schooljaar wordt het algemeen stagedossier samengesteld met gegevens betreffende: – de stageovereenkomst, – de formaliteiten betreffende de verzekering, – het stagereglement, – de stagekalender, – de stageactiviteitenlijst, – de namen van de stagairs, – de namen van de stagebegeleiders, – de stageplaatsen, – de toepassing van de wet op het welzijn op het werk en de consequenties t.a.v. stagiaires. Er dient ook een individueel leerlingendossier opgemaakt te worden met alle gegevens betreffende stageplaatsen, stagementoren, stagebegeleiders, stageovereenkomsten, gepresteerde uren, observatie- en evaluatiegegevens. Daar het beroepsgeheim belangrijk is, worden stagemappen ofwel op school bewaard, ofwel met de leerling meegegeven nadat er een schriftelijke verklaring opgemaakt werd waarbij de leerling de verantwoordelijkheid omtrent de bewaring van de inhoud opneemt Het is sowieso belangrijk dat er geen namen van zorgvragers terug te vinden zijn in stagedocumenten. 3.3 Stageplaatsen en stageplanning 3.3.1 Keuze van stageplaatsen De directeur en/of stagecoördinator/begeleider moeten zich vergewissen van de kwaliteit van de stages: – de werking op de stageplaatsen moet voldoende leerkansen aan stagiairs bieden, – de specifieke stagedoelstellingen moeten bereikt kunnen worden, – er moet kwaliteitszorg verstrekt worden aan de kinderen, – stagementoren moeten minimaal een vergelijkbaar niveau bezitten als de leerling kinderverzorgende (dit geldt ook voor bv. opvanggezinnen en particuliere opvanginstellingen). We hopen ook dat de mentor van de werkgever de nodige stagebegeleidingstijd krijgt. De stages worden bij voorkeur in blokperiodes ingericht (kleine blokken verdelen over het jaar, eventueel met terugkomdagen). Dit is een reële simulatie van het toekomstig werk en waarborgt ook continuïteit. Er ontwikkelt zich een grotere en intensere betrokkenheid naar kinderen en teamleden toe. Ook de stagebegeleider en stagementor kunnen efficiënter werken. Dit alles verhoogt de groei- en leerkansen voor de stagiair. De stagebegeleiding van één leerling wordt omwille van continuïteit en integratie best waargenomen door één persoon gedurende dezelfde stageperiode. Het is evident dat stagebegeleiders zich bijscholen en inwerken in de specificiteit van de stagesetting. Daarom is het zinvol stagebegeleiders min of meer vaste stageplaatsen te geven. Het is belangrijk dat er van elke beroepsgerichte component leraren lesgeven en stage begeleiden combineren om aldus tot een maximale integratie van praktijk en theorie te komen. Leerlingen komen gedurende hun opleiding best in contact met diverse stageplaatsen en verschillende stagebegeleiders zodat ze een gevarieerd en genuanceerd beeld van het werk krijgen. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage 47 D/2005/0279/019 3.3.2 Planning in derde leerjaar van de derde graad ‘Kinderzorg’ Minimaal een derde van de stage bij kinderen van 0 tot 3 jaar: in voorzieningen erkend door Kind en Gezin zoals een kinderdagverblijf, een kinderopvang met tenminste 8 kinderen. Minimaal een derde bij kinderen tussen 2,5 tot 12 jaar: in een erkende voorziening voor buitenschoolse kinderopvang (eventueel beperkt aangevuld met eerste kleuterklas). Er kan ook gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid (zie regelgeving organisatie schooljaar) om gedurende bijvoorbeeld één vakantieweek stage te lopen in een BKO omdat er dan andere leerkansen zijn. Deze week dient wel gerecupereerd te kunnen worden en de voorwaarden dienen voor alle partijen nauwkeurig omschreven te zijn. Maximaal één derde van de stage bij kinderen tussen 0 en 12 jaar, keuze bepaald door de individuele interesse van de leerling met het oog op het later werkveld en/of het voortstuderen, bv. eerste keuterklas, opvanggezin, particuliere opvanginstelling, centrum voor kinderzorg en opvoedingsondersteuning, voorziening voor kinderen met een handicap … Ook aan deze keuzestage kunnen een aantal voorwaarden verbonden worden: leerlingen dienen te voldoen voor de twee eerstgenoemde stageterreinen (kinderdagverblijf en buitenschoolse kinderopvang); leerlingen krijgen een welomschreven opdracht om hun keuzestage te zoeken en te bepalen; de stagecoördinator neemt samen met directie de uiteindelijke beslissing in verband met een bepaalde stageplaats, de doelstellingen en evaluatiecriteria worden aangepast … 3.4 Taakomschrijvingen 3.4.1 Stagecoördinator De school kan een stagecoördinator aanstellen die instaat voor de inhoudelijke, administratieve en praktische coördinatie en organisatie van de stages en het stagegebeuren. De stagecoördinator begeleidt ook de stagevergaderingen (zowel ter voorbereiding als ter opvolging van de stages), overlegt met vakleraren, volgt ontwikkelingen in de kinderopvangsector en onderhoudt contacten met het werkveld. Het is bij voorkeur iemand met ervaring in de sector én in stagebegeleiding. 3.4.2 Stagebegeleider De stagebegeleider is een leraar met een duidelijke onderwijsopdracht op de stageplaats namelijk het begeleiden van het stageleerproces van de stagiair. De stagebegeleider: – is aangesteld door de school en geeft bij voorkeur ook les; – bezit sociale vaardigheden om leerlingen te begeleiden (heeft inzicht, is objectief, kan structuur aanbrengen, kan bevestigen en ondersteunen, is een identificatiefiguur ...); – kan een gesprek aangaan met leerlingen over leersituatie (leergesprek), kinderen, gevoelens in de dagelijkse stagesituatie ...; – heeft zicht op de beginsituatie en het stageleerproces van de leerling; – bouwt een professionele relatie op met de stagementor; – kan overleggen en onderhandelen met alle betrokken partijen; – neemt actief deel aan het stageleerproces tijdens verzorgende, pedagogische, animerende activiteiten en geeft concrete feedback; – bezit de vaardigheid en deskundigheid om vorderingen van leerlingen op te volgen, bij te sturen en te evalueren; 48 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage – beoordeelt de stage op het einde van het stageproces, na advies van de stagementor en in samenspraak met de stagevergadering; – heeft ervaring in het stageleergebied en/of doet alsnog ervaring op, houdt ontwikkelingen bij; – neemt deel aan stagevergaderingen en delibererende klassenraden; – bespreekt in de klasgroep op gestructureerde wijze stage-ervaringen die kunnen worden veralgemeend. 3.4.3 Stagementor De stagementor is een belangrijke schakel in het leerproces van de leerling. De stagementor heeft een aanvullende taak in de vorming van kinderverzorgende. De stagementor brengt gegevens aan die bijdragen tot de evaluatie. Er kan ook meer dan één mentor zijn bijvoorbeeld een directe collega-kinderverzorgende en de verantwoordelijke. Belangrijk is dat er heldere afspraken zijn en dat beide mentoren betrokken worden bij de begeleiding en evaluatie. De stagementor – is een personeelslid van de stageplaats (met een begeleidingsopdracht vanwege de stagegever); bij afwezigheden zorgt hij voor een vervanger; – bezit minimaal een evenwaardig niveau als de leerling-kinderverzorgende; – is sociaal vaardig om leerlingen te begeleiden (heeft inzicht, is objectief, kan structuur aanbrengen, heeft verbale mogelijkheden, kan bevestigen en ondersteunen, is een identificatiefiguur ...); – is deskundig en heeft praktijkervaring op de stageplaats; – is de contactpersoon op de stageplaats voor alle vragen in verband met stages; – is op de hoogte van de stagedoelstellingen, kijkt opdrachten na en neemt deel aan de evaluatiemomenten; – introduceert de leerling op de stageplaats en geeft zowel praktische als inhoudelijke informatie; – is tactvol en respecteert het beroepsgeheim ten opzichte van de leerling stagiairs; – werkt concreet samen met de leerling en geeft feedback; – volgt het functioneren van de leerling op; – meldt tijdig grote tekorten in het functioneren van de leerling aan de stagbegeleider; – is niet de eindverantwoordelijke in verband met de quotering van de stage. 4 Algemene pedagogisch-didactische wenken Leren van praktijkervaring veronderstelt geleidelijkheid, is gebaseerd op concrete vooraf gekende doelstellingen en wordt gekoppeld aan begeleiding en reflectie. 4.1 Algemene introductie Een voorbereiding op de stage als leervorm is noodzakelijk. De voorbereiding van de leerlingen gebeurt in samenwerking met de leraren van de verschillende componenten. Om een goede voorbereiding te verzekeren moet rond 'kwaliteitsvolle kinderopvang en stage' gewerkt worden. Een goede voorbereiding werkt motiverend, prikkelt op een gezonde manier de nieuwsgierigheid naar het werkveld en de kinderen en verlaagt de drempel om op stage te gaan. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage 49 D/2005/0279/019 Tijdens de algemene introductie komen best volgende inhouden aan bod: – visie geven op kwaliteitsvolle kinderopvang en pedagogische interactie aan de hand van vijf cruciale situaties: onthaal, eetsituatie, verzorgingssituatie, rustsituatie, activiteitenbegeleiding en speelgoed met als randvoorwaarden: ouderparticipatie, pedagogische observatie, teamwerking, vorming en medische begeleiding. Rekening houden met de pedagogische principes: flexibiliteit, individualiseren, stimuleren, structureren, zelfstandigheid bevorderen, bewegingsvrijheid bieden, veiligheid schenken. Samenwerken met ouders, gericht observeren, teamwork, bijscholing en deskundigheid zijn eveneens van groot belang … – administratieve voorbereiding zoals stageovereenkomst, stageplaatsen, stageverslagen, stageplanning, afspraken en regels ...; – zicht krijgen op de stagedoelstellingen of de competenties die ontwikkeld dienen te worden, stageactiviteiten, stageopdrachten en stagecriteria. Stageopdrachten dienen als reflectie op de ontwikkeling van de competenties (kunnen bestaan uit bv. situeren van de visie en organisatie van de voorziening waarin men werkt, toelichten van de teamwerking en de ouderwerking, situeren van de groep kinderen waarmee men werkt en 1 kind in het bijzonder, verschillende scharniermomenten, activiteiten, reflectie op eigen handelen, evaluatie en bijsturing …) – kennismaken met de wijze van stagebegeleiding, mentorschap en evaluatie ...; – kennismaken met de doelgroep en verwerken van deze eerste ervaringen. Er zijn verschillende bruikbare werkvormen zoals kennismakingsbezoeken in het werkveld, getuigenissen van kinderen en ouders, kinderverzorgenden, stagebegeleiders, stagementoren, inleefsituaties, stellingenspel … 4.2 Specifieke introductie voor de stage De specifieke introductie gebeurt vooraleer de leerlingen naar een nieuwe stageplaats gaan. Een gedeelte kan klassikaal gebeuren, de rest gebeurt best in een individueel contact. Vooraf dient de stagebegeleider met de stagementor duidelijke afspraken te maken zowel op inhoudelijk als praktisch gebied. De stagebegeleider maakt kennis met de leerlingen en geeft informatie door. Tijdens de specifieke introductie komen volgende inhouden best aan bod: – informatie over de stageplaats zoals ligging, infrastructuur, uurregeling, dagindeling, verwachtingen, gewoonten, kledij, maaltijden ... – leermogelijkheden op basis van stageactiviteitenlijst: stagedoelstellingen, individuele beginsituatie en leertraject, stageopdrachten – eerste stagedag en onthaal, stagebezoeken, stagementor, momenten van tussentijdse en eindevaluatie ... 4.3 Tijdens de stage Stage veronderstelt voor een leerling het doormaken van een leerproces via het opdoen van steeds complexer wordende praktijkervaringen en de daarbijbehorende reflectie. Leerlingen worden in dit proces begeleid door de stagebegeleider en de stagementor: – activiteiten worden samen of onder begeleiding (van stagementor en/ of stagebegeleider) voorbereid, uitgevoerd en besproken; – bijsturing van opdrachten opent nieuwe leerkansen; – regelmatige feedback geeft samen met zelfreflectie kansen tot leren aan de leerlingen; 50 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage – tussentijds evalueren samen met de leerling, de stagementor en de stagebegeleider van zowel positieve punten als werk- of aandachtspunten en tips; – eindevaluatie voorzien samen met de drie partijen met duidelijke proces- en productevaluatie en remediëringsafspraken. De begeleiding dient te gebeuren in een sfeer van veiligheid, geborgenheid en bevestiging, in dialoog en met professionele deskundigheid. De voorbeeld- en voorleeffunctie van stagebegeleider en stagementor is van doorslaggevend belang. Het geven van groeikansen aan leerlingen primeert. Leerlingen kunnen hun evaluatie zelf voorbereiden aan de hand van concrete vragen en deze bij de evaluatiegesprekken eerst toelichten: zo kan er een constructief gesprek plaatsvinden waarbij men vertrekt vanuit de ervaring van de leerling. Ook na het gesprek kan het zinvol zijn dat de leerling neerschrijft wat hij gehoord (zowel positieve als werkpunten) en geleerd heeft zodat voortdurend bijsturing mogelijk is. Werken met een stageteam op school is ondersteunend en richtinggevend en verhoogt de kwaliteit van begeleiden. Op de stagevergaderingen kunnen ervaringen uitgewisseld worden en gezocht naar begeleidingstips bv. via een supervisiemethodiek. 4.4 Na de stage Er dient een stagevergadering plaats te vinden waarop de individuele evaluatiegegevens worden getoetst aan de stageleerplandoelstellingen en eventuele remediëring wordt afgesproken. De uiteindelijke stagebeoordeling wordt gegeven door de stagebegeleider op basis van de gegevens van de stagementor en de evolutie in het leerproces van de stagiair. De stagebegeleider heeft eventueel ruggespraak met het stageteam, de klassenleraar kan als waarnemer aanwezig zijn evenals de directie. De leerling heeft best samen met de stagebegeleider een individuele nabespreking van de stage en de stageopdrachten. Het is noodzakelijk dat de leerling op dat moment een duidelijk beeld krijgt van zijn leerproces aan de hand van de stagedoelstellingen, zowel van wat goed als minder goed liep en op welke wijze verder kan gewerkt worden. Bijsturing of remediëringsafspraken worden best in concrete gedragstermen geformuleerd (schriftelijk en mondeling) en kunnen zowel naar de volgende stage als naar het lesgebeuren gericht zijn. Er moet ook helderheid zijn over wie deze afspraken samen met de leerling opvolgt en hoe. Eventueel kan er een schriftelijke overeenkomst opgemaakt worden. In moeilijke situaties is het zeer zinvol een gesprek met ouders, leerling, stagebegeleider en eventueel stagecoördinator te organiseren zodat alle partijen goed weten wat er aan de hand is en welke de remediëringsafspraken zijn. Stage-evaluaties worden in een globaal geschreven beoordeling weergegeven. Ze worden best na elke stageperiode aan de ouders voorgelegd. Aan het einde van het leerjaar volgt een eindbeoordeling voor stage op basis van: – de evolutie over het jaar en de mate waarin de kinderverzorgende als beginnend beroepsbeoefenaar kan starten en dus de stageleerplandoelstellingen bereikt heeft; De besluiten van de stagevergadering dienen later voorgelegd en besproken te worden op de klassenraad. De delibererende klassenraad oordeelt dan over het totaal van de vorming waarvan stage een belangrijk deel uitmaakt. Op de stagevergaderingen kan er ook aan nascholing ter bevordering van de kwaliteit van het stagebegeleiden gedaan worden. Regelmatige evaluatie van de stagewerking zowel met als zonder mentoren is eveneens noodzakelijk. Ook kan er heel wat informatieve en praktische uitwisseling gebeuren. Tenslotte dient de hele stagewerking regelmatig bevraagd en bijgestuurd te worden zowel vanuit ervaringen met leerlingen, contacten met het werkveld, visie- en sectorontwikkelingen als ervaringen van vakleraren en stagebegeleiders. 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage 51 D/2005/0279/019 4.5 Methodische werkbegeleiding en/of seminarie Een beperkt aantal stage-uren (maximaal één op vijf), die als methodische werkbegeleiding benoemd kunnen worden, of seminarie-uren uit het complementair gedeelte van de lessentabel kunnen hiervoor gebruikt worden. Bedoeling is dat leerlingen in beperkte groep onder begeleiding van een stagebegeleider werken en reflecteren omtrent stage. Concreet kan dit verschillende aspecten inhouden: – stagevoorbereiding (zie 4.1 en 4.2); – het uitwisselen van stage-ervaringen (waarbij leerlingen actief luisteren en elkaar feedback geven); – omgaan met feedback, evaluatie en remediëring (zie 4.4); – integratieoefeningen waarbij links tussen theorie en praktijk gelegd worden aan de hand van concrete ervaringen; – verdere verkenning van het werkveld onder de vorm van studiebezoeken en/of inleefmomenten en/of gerichte opdrachten naar een bepaalde doelgroep; – meewerken aan project … 52 D/2005/0279/019 3de leerjaar 3de graad BSO Kinderzorg Stage