Pabo instroom geschiedenis

advertisement
Pabo instroom geschiedenis
Vorige les
Tijd van pruiken en revoluties (1700 – 1800)
B.7.1 De aspirant-student kan de ontwikkeling van slavenhandel en slavernij beschrijven
B.7.2 De aspirant-student kan motieven voor afschaffing van slavenhandel en slavernij
Toelichten
B.7.3 De aspirant-student kan denkbeelden van de Verlichting op het gebied van politiek,
godsdienst en sociale verhoudingen beschrijven.
B.7.4 De aspirant-student kan grondrechten en toenemende politieke invloed van de
burgerij in de Franse en Bataafse revolutie beschrijven.
Tijd van burgers en stoommachines (1800 – 1900)
B.8.1 De aspirant-student kan uitleggen waardoor de burgerij (bourgeoisie) steeds meer
politieke invloed kreeg.
B.8.3 De aspirant-student kan kenmerken van de industriële revolutie beschrijven.
B.8.4 De aspirant-student kan de gevolgen van de industriële revolutie voor de werk- en
leefomstandigheden van arbeiders toelichten.
Belangrijke begrippen
-
Driehoekshandel
Abolutionisme
Verlichting
Franse revolutie
Universele rechten van de mens
Bataafse revolutie
Bourgousie
Industriële revolutie
Arbeidsomstandigheden
Vakbonden
Deze les
Tijdvak 8 (burgers en stoommachines, 1800 – 1900)
B.8.1 De aspirant-student kan uitleggen waardoor de burgerij (bourgeoisie)
steeds meer politieke invloed kreeg.
B.8.2 De aspirant-student kan uitleggen wat een parlementair stelsel is.
B.8.5 De aspirant-student kan verbanden leggen tussen de industriële revolutie
en de opkomst van emancipatiebewegingen.
B.8.6 De aspirant-student kan de relatie beschrijven tussen modern
imperialisme en nationalisme.
B.8.7 De aspirant-student kan uitleggen waarom grondstoffen en afzetmarkten
belangrijke aspecten van het modern imperialisme waren.
Tijdvak 9 (wereldoorlogen, 1900 – 1950)
B.9.1 De aspirant-student kan sociale, economische en politieke gevolgen van
de wereldcrisis van de jaren 30 van de vorige eeuw beschrijven.
B.9.2 De aspirant-student kan kenmerken van het nationaalsocialisme
beschrijven.
Thema’s
-
Sociale kwestie (emancipatie)
Imperialisme & nationalisme
Eerste wereldoorlog
Crisis jaren 30
Gevolgen van de Industriële Revolutie
1. Theorievorming: de `ismes’
a. Liberalisme
b. Communisme
c. Socialisme
2. Enorme dominantie van het
Westen
a. Modern Imperialisme
 strafexpeditie
b. White man’s burden
3. Toenemende rol van de burger
a. Emancipatie van
confessionelen
b. Emancipatie van arbeiders
c. Emancipatie van vrouwen
Lombok-expeditie (1894)
Sociale kwestie
Slechte leef en arbeidsomstandigheden
arbeiders
Sociale kwestie
- Grote verschil tussen fabrieksbazen
en arbeiders leek moeilijk te
doorbreken
-
Antwoord: vakbonden
Gelijkheid
- Emancipatiebewegingen
- Belangenvereniging voor gelijkheid
bv vakbonden
Karl Marx
Koning
Willem II
onder druk
1848 Revolutiejaar
- Komst parlementair stelsel
(burgers kunnen vertegenwoordigers kiezen)
(wetgevende macht)
(regering legt verantwoording af aan parlement)
Thorbecke (liberale regering)
- Kleine groep mensen dat genoeg
belasting betaalde mocht stemmen
Emancipatiebewegingen bleven
zich inzetten
Hoe ging het in werkelijkheid?
•
•
•
•
•
Bleek eveneens een dialectisch proces
These bleef ongewijzigd: het industriekapitalisme
Antithese bleek anders: de communistische leer
Synthese werd dus ook anders: de sociaal-democratie
Uitzondering: Rusland  volgende week
Liberalisme en sociaal-democratie zijn nog steeds populair
en
• Stemgerechtigden
• Pauze
Imperialisme & nationalisme
Opdracht
- Zoek uit wat beide begrippen
inhouden
Imperialisme
Waarom modern imperialisme?
 Afzetmarkt
 grondstoffen
 Nationalisme
 Humaan -> wij zorgen dat het beter word (white
man’s burden)
Voorbeeld van modern imperialisme
 Run for africa
 1885 -> conferentie van berlijn
 Fashoda incident
Nederlands voorbeeld: Atjeh oorlogen
Indonesië
 B.8.6 De aspirant-student kan de relatie beschrijven
tussen modern imperialisme en nationalisme.



Afzetmarkt
Grondstoffen verkrijgen
statussymbool
Nationalisme
 Vorm van groepsbewustzijn die zich uit in een sterke
voorkeur voor eigen volk of land.
Vandaag Tijdvak 9

B.9.1 De aspirant-student kan sociale,
economische en politieke gevolgen van de
wereldcrisis van de jaren 30 van de vorige
eeuw beschrijven.
◦ Om dit te kunnen doen moet men de Eerste
wereldoorlog begrijpen
◦ (les a.d.h.v. plaatjes)
Thema

Eerste Wereldoorlog
Oorzaken Eerste wereldoorlog
Militarisme
 Nationalisme
 Imperialisme
 Bondgenootschappen

Militarisme

Voorliefde voor militair vertoon
◦ Uniformen, wapens, parades, discipline enz
Nationalisme
Imperialisme
Bondgenootschappen
Niet de vraag, komt er oorlog? Maar
wanneer kom de oorlog?

- Von schlieffenplan bestond al 20 jaar
Ten oorlog

Aanleiding:
◦ Aanslag op Prins Ferdinand
Opdracht
◦ Lees de brieven en maak de vragen
Loopgravenoorlog
Duikbotenoorlog
Nederland

Neutraal
◦ Veel Belgische vluchtelingen
◦ Toch werd neutraliteit enkele keren
geschonden (soms compensatie)
Uitkomsten
Geallieerden winnen
 9 miljoen doden
 Russische revolutie
 Vrede van Versailles (Duitsland is
schuldig!)

◦ Gebiedsverlies Duitsland
◦ Herstelbetalingen
◦ Mag klein legertje hebben
Oorzaken crisis Jaren 30
Interbellum

Sociaal/cultureel
◦ Dolkstootlegende
 (verraden door revolutionairen)
Geografisch
Economische

Duitsland
◦ Herstelbetalingen
◦ Minder inwoners (6,5 miljoen)
◦ Minder grondstoffen
 Kortom crisis
Oplossing is Dawesplan
Hoogconjunctuur
Aandelen stegen
 Lonen stegen
 Arbeidsproductie steeg

Crisis

Wat zijn de oorzaken van de crisis in de VS?
(filmpje tot 5:20)
Crisis
Oorzaken beurskrach

Aandelen waren meer waard dan redelijk.
◦ Overproductie
◦ Lenen

Zwarte donderdag
◦ Iedereen wilde aandelen z.s.m. kwijt
Gevolgen beurskrach

VS kan geen geld meer lenen aan
Duitsland
◦ Hoge werkloosheid
◦ armoede
Nederland

Colijn
◦ Bezuinigingsbeleid
◦ Werkverschaffing
◦ stempelen
Duitsland sociaal

Onvrede
◦ Verdrag van Versailles
◦ Economie
Leerdoelen behaald?
Tijdvak 8 (burgers en stoommachines, 1800 – 1900)
B.8.1 De aspirant-student kan uitleggen waardoor de burgerij (bourgeoisie)
steeds meer politieke invloed kreeg.
B.8.2 De aspirant-student kan uitleggen wat een parlementair stelsel is.
B.8.5 De aspirant-student kan verbanden leggen tussen de industriële revolutie
en de opkomst van emancipatiebewegingen.
B.8.6 De aspirant-student kan de relatie beschrijven tussen modern
imperialisme en nationalisme.
B.8.7 De aspirant-student kan uitleggen waarom grondstoffen en afzetmarkten
belangrijke aspecten van het modern imperialisme waren.
Tijdvak 9 (wereldoorlogen, 1900 – 1950)
B.9.1 De aspirant-student kan sociale, economische en politieke gevolgen van
de wereldcrisis van de jaren 30 van de vorige eeuw beschrijven.
B.9.2 De aspirant-student kan kenmerken van het nationaalsocialisme
beschrijven.
Download