Fysica examen 1 Si-eenhedenstelsel Grootheden en eenheden Een grootheid is iets wat je kunt meten Een eenheid is de maat waarmee je meet Groothei d Symbool Eenheid Lengte Tijd Massa Volume Snelheid Temperatuur t Seconden Oppervlak te A Vierkante / Meter m Kilogram V Kubike T Celcius Symbool m s m² kg Dm³ v Kilomete r Km/u °C Afgeleide eenheden Voorvoegsel Tetra Giga Mega Kilo Hecto Deca / Deci Centi Milli Micro Symbool T G M k h da / d c m µ Betekenis Biljoen Miljard Miljoen Duizend Honderd Tien / Een tiende Een honderdste Een duizendste Een miljoenste Macht van 10 1012 109 106 103 102 101 100 10-1 10-2 10-3 10-6 Nano Pico n p Een miljardste Een biljoenste 10-9 10-12 1 Beduidende cijfers Het aantal BC in een meetresultaat vertelt ons iets over de nauwkeurigheid van het resultaat. Hoe groter het aantal beduidende cijfers, hoe nauwkeurig het meetresultaat is. Je telt de BC vanaf het eerste getal verschillend van 0. 0,015 2 beduidende cijfers 0,015 Berekenen met meetresultaten Bij een product of een quotiënt mag je slechts zoveel beduidende cijfers laten staan als er voorkomen in de factor met het kleinste aan beduidende cijfers. 120,34 m . 15,2 m = 1829,168 m² = 183 . 10 m² BC = 5 BC = 3 Massadichtheid De massadichtheid is de massa per volume-eenheid van die stof. Met andere woorden: hoeveel weegt een stof per volume van 1 cm³ ? Elke stof heeft zijn eigen massadichtheid: de deeltjes hebben éénzelfde volume-eenheid een eigen massa, vorm, rangschikking en onderlinge afstand. = symbool massadichtheid Formule = massa delen door volume Hulpmiddel om de formule om te vormen: V= 𝑚 𝑝 m=p.v p= 𝑚 m p v 𝑣 o dek af wat je zoekt, wat overblijft is de formule die je nodig hebt! 2 Kracht De grootheid van kracht Je kan kracht zelf niet zien maar het effect ervan wel, bv. als je een voorwerp loslaat kan je de zwaartekracht niet zien maar wel het gevolg pen valt naar beneden. Voorbeelden van krachten o spierkracht, zwaartekracht, veerkracht, windkracht, remkracht, golfkracht en motorkracht. Krachten kan men indelen volgens het effect van de kracht: o wanneer de bewegingstoestand verandert door een kracht (het voorwerp kan in beweging komen, sneller of trager gaan bewegen of van richting veranderen) spreekt men van een dynamisch effect van een kracht. o Wanneer een voorwerp vervormt door een kracht spreekt men van een statisch effect van een kracht. Krachten beweging dynamisch EFFECT vorm statisch Meten van een kracht Voor het meten van een kracht gebruiken we een dynamometer o De grootste kracht die je met een dynamometer kunt meten = meetbereik van de dynamometer o De grootte van de kleinste schaalverdeling = schaalwaarde van de dynamometer In een dynamometer zit een veer, als je er aan trekt dan rekt de veer uit. Hoe groter de kracht, hoe groter de uitrekking. Bij de dynamometer heeft de uitgeoefende kracht dus een statisch effect. De hoofeenheid van kracht is Newton N De kracht van 1 N is klein. 3 Voorstelling van een kracht De vier elementen van kracht: o Grootte o Richting o Zin o Aangrijpingspunt Als we een spierkracht gaan tekenen gaan we die voorstellen als een pijl. o Grootte de lengte van de pijl o Richting de werklijn van de pijl o Zin de pijlpunt o Aangrijpingspunt startpunt van de pijl Symbool voor een kracht als vector ⃗F Te gebruiken op figuren Symbool voor een kracht als grootte F Te gebruiken bij formules of meetresultaten Resulterende kracht De resulterende kracht (FR) is de kracht die al de krachten kan vervangen en hetzelfde effect heeft. o Krachten hebben dezelfde zin: FR = F1 + F2 De 2 krachten werken samen en moeten opgeteld worden. o Krachten hebben een tegengestelde zin: FR = Fgrootste – Fkleinste De 2 krachten werken elkaar tegen en moeten afgetrokken worden Resulterende kracht voor hoekmakende krachten We maken gebruik van de parallellogramconstructie Als we een kracht voorgesteld krijgen in een hoek o gaan we eerst de lijnen verlengen tot ze elkaar snijden als dat niet meer nodig is ga je naar stap 2 o Dan gaan we de lengte van de pijlen meten ( van het begin van de pijl tot het puntje van het pijlpunt.) 4 o Vervolgens verschuiven we de 2 pijlen naar het snijpunt van de andere lijn. o Ten 4de gaan we met de lijnen die we getekend hebben een parallellogram maken. o Dan tekenen we een lijn van het bovenste hoekpunt naar het andere hoekpunt. o Als we 1 pijl die er al stond gemeten hebben en die is bv. 2cm en die pijl heeft 200 N, en de lijn die we nu hebben getekend is 5 cm, weten we dat de resulterende kracht 500 N 2 cm 200N 5 cm 500 N o Zo hebben we de resulterende kracht van de hoek We benoemen altijd de pijlen F1 en F2 en de resulterende kracht FR 5