2011, Noordhoff Uitgevers bv Systeemontwikkeling 1 Het selecteren en implementeren van informatiesystemen Systeemontwikkelingsprojecten waarbij nieuwe programmatuur en apparatuur ten behoeve van een informatiesysteem ontwikkeld of geselecteerd moeten worden brengen de nodige risico’s met zich mee. De belangrijkste risico’s zitten in de kosten, doorlooptijd en prestaties. Terwijl organisaties in staat zijn om de productieprocessen in hun fabriek tot in detail te budgetteren en in de greep te krijgen, worden tegelijkertijd in systeemontwikkelingsprojecten de budgetten bijna als regel dramatisch overschreden, deadlines niet gehaald en prestatie-eisen naar beneden bijgesteld. In de Engelstalige literatuur wordt dit fenomeen aangeduid met de term ‘runaway projects’. Een mogelijke oplossing voor het probleem van de ‘runaway projects’ is de systeemontwikkeling zoveel mogelijk te standaardiseren volgens een vaste methodiek, zoals de ‘Systems Development Life Cycle’ (SDLC) en daarnaast zoveel mogelijk te streven naar standaardtoepassingen (‘canned software’ of ‘commercial off the shelf’ [COTS] software). Systeemontwikkeling volgens de SDLC is heel gebruikelijk in de praktijk, maar het zo veel mogelijk streven naar standaardtoepassingen en dus het afstand nemen van maatwerk is pas de afgelopen tien jaar de tendens geworden. Daarvoor was het gebruikelijk om bedrijfsspecifieke functies als maatwerk te laten ontwikkelen, maar tegenwoordig wordt er steeds vaker gesteund op standaardprogrammatuur al dan niet met een hoge mate van parametriseerbaarheid. Een typisch voorbeeld van standaardprogrammatuur met een hoge mate van parametriseerbaarheid vinden we in ERP-pakketten. ERP staat voor Enterprise Resource Planning. ERP-pakketten zijn veelal lege hulzen die nog moeten worden gevuld om ze te kunnen gebruiken. Die vulling betreft dan de parameterinstellingen. Het maken van de juiste parameterinstellingen is een complex en langdurig proces, waarin het overgrote deel van de doorlooptijd van een ERP-implementatie gaat zitten. Daarmee zijn ERP-pakketten in feite tussenoplossingen, tussen volledig maatwerk en volledig standaardwerk. 1.1 Fasering, activiteiten en attentiepunten Figuur 1 geeft de fasering weer van een systeemontwikkelingsproject. Deze methodiek wordt ook wel de watervalmethodiek genoemd. Kenmerken van een dergelijke methodiek zijn: • Er is een strakke verdeling van activiteiten in een aantal fasen. • Iedere fase wordt afgesloten met een concreet product en een formele beslissing: go/no go. • Het is niet toegestaan om vanuit een fase terug te gaan naar een vorige fase (een waterval kan immers ook niet terug omhoog). De producten en de daarop gebaseerde beslissingen in een vorige fase worden als het ware bevroren en het is slechts bij hoge uitzondering toegestaan deze opnieuw ter discussie te stellen. Dit uitgangspunt is van groot belang in het kader van de beheersing van het project. Het is bekend dat automatiseringsprojecten vooral dán uit de hand lopen als vanuit latere fasen de uitgangspunten en beslissingen van eerdere fasen telkens opnieuw ter discussie worden gesteld. Het zal duidelijk zijn dat het strikt vasthouden aan dit uitgangspunt als belangrijk nadeel heeft dat veranderende omgevingsfactoren onvoldoende in de systeemontwikkeling worden meegenomen en het uiteindelijke systeem niet meer past bij de veranderde omstandigheden. Wat begint als een ambitieus maar haalbaar project, wordt gedurende de uitvoering steeds complexer en ontaardt in een ‘runaway’. Dan blijkt tijdens de programmeerfase, dat enkele essentiële zaken Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g 1 Noordhoff Uitgevers bv over het hoofd zijn gezien, en worden wijzigingsvoorstellen gedaan. Deze worden gevolgd door nieuwe wijzigingsvoorstellen en correcties op eerdere wijzigingsvoorstellen. De tijdsdruk (‘er zitten zoveel programmeurs te wachten op onze beslissing’), het gebrek aan kennis en overzicht bij sommige partijen en de complexiteit van de materie leiden er soms toe dat het project volstrekt onbeheersbaar wordt. Het vereist dan nogal wat moed om het project stil te leggen, rustig adem te halen en te kijken hoe het project opnieuw op een beheersbare wijze opgezet kan worden. De ‘moeder van alle watervalmethodieken’ is de ‘Systems Development Methodology’ (SDM), een stapsgewijze aanpak die vooral in de jaren zeventig de standaard vormde voor automatiseringsprojecten. In systeemontwikkelingsmethodieken die niet zijn gekoppeld aan een bepaalde commerciële aanbieder, zoals de SDLC, is de fasering van SDM nog steeds herkenbaar. Figuur 1 volgt in grote lijnen SDM en de SDLC. Figuur 1 De traditionele fasering van een ontwikkel- en aanschaftraject van een geautomatiseerd informatiesysteem 1. Overall informatieplan op (middel)lange termijn 2. Systeemanalyse 3. Specifiek informatieplan (projectplan) 4. Specificatie functionele eisen: wat moet het informatiesysteem kunnen? 5. Technisch ontwerp (bij zelf ontwikkelen) of marktverkenning, opvragen offertes, demo’s, selectie en aanschaf van programmatuur (bij aanschaf van standaardprogrammatuur) 6. Programmeren (bij zelf ontwikkelen) of parametriseren van het pakket (bij 7. Acceptatietesten 8. Implementatie 9. Gebruik, beheer en onderhoud aanschaf van standaardprogrammatuur) Zoals uit figuur 1 blijkt, zijn de trajecten bij zelf ontwikkelen en aanschaffen van standaardprogrammatuur grotendeels identiek. Op detailniveau is de problematiek uiteraard vele malen complexer bij zélf ontwikkelen. Dit stelt dan ook veel hogere eisen aan de competenties van het automatiseringspersoneel in de organisatie. SDM is erop gericht om het hele, soms zeer omvangrijke traject zoveel mogelijk centraal te beheersen door toepassing van zeer strikt projectmanagement en formalisering van alle beslissingen. Vaak blijkt tijdens een dergelijk traject dat zaken in complexe omgevingen simpelweg minder goed planbaar zijn dan de methode veronderstelt. Zeker in situaties waarin organisatiebrede systemen worden ontwikkeld, doet een methode met de rigiditeit van SDM en de SDLC vaak meer kwaad dan goed, doordat het de aandacht afleidt van de kern van de problemen naar het volgen van de methodiek en het invullen van formulieren. Een ander punt van kritiek op SDM en verwante methoden is, dat aan gebruikers bij de specificatie van de functionele eisen vaak tot in detail wordt gevraagd wat het systeem moet kunnen, zonder dat zij daar een duidelijk referentiepunt bij hebben. Aan hen wordt functie voor functie, scherm voor scherm, gevraagd wat zij in de toekomst nodig denken te hebben. Pas als het systeem voor 100% is beschreven, gaat de programmeur datgene bouwen wat is afgesproken. De functionele specificaties van sommige systemen zijn soms meerdere mappen vol met documentatie. In alle redelijkheid is het voor de meeste gebruikers echter niet mogelijk om alle consequenties van de gemaakte keuzen die in deze mappen zijn vastgelegd te overzien. Het maken van een functionele specificatie van een informatiesysteem wordt wel vergeleken met het kopen van een auto. Stel dat een 2 Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g 2011, Noordhoff Uitgevers bv koper in een showroom komt, maar in plaats van auto’s staan daar de technische specificaties en bouwinstructies van alle modellen die de garage verkoopt. De koper wordt gevraagd om deze door te nemen en, als hij akkoord is, om de lijst met specificaties te tekenen. De koper kan op basis van de specificaties echter nauwelijks beoordelen of er niet iets is vergeten, of alle onderdelen goed op elkaar zijn afgestemd en, uiteindelijk, of het te bouwen model ook echt kan rijden. Daarom vraagt de klant om een model (een ‘prototype’) voor een proefrit en, als dit bevalt, plaatst hij de order: ‘Doe deze maar, maar dan in het rood.’ Analoog aan dit voorbeeld van de aanschaf van een auto en om tegemoet te komen aan de kritiek op de rigiditeit van de SDLC zien we steeds vaker een andere wijze van systeemontwikkeling, ook wel ‘prototyping’ genoemd of een variant daarvan ‘Rapid Application Development’ (RAD). In deze werkwijze wordt de traditionele aanpak losgelaten en werken gebruikers en systeemontwerpers samen in workshops, ondersteund door gespecialiseerde hulpmiddelen om vooral de gebruikersinterfaces van een systeem te ontwerpen. Dergelijke teams ontwerpen dan de schermen die gebruikt gaan worden, de print-outs die uit het systeem moeten komen en andere voor de gebruiker zichtbare kenmerken. Als gebruikers en ontwerpers het over deze buitenkant eens zijn, en aan de hand daarvan ook de functies aan de binnenkant hebben besproken, gaan de systeemontwerpers en programmeurs uiteindelijk over tot het daadwerkelijk bouwen van het systeem. Deze aanpak leidt doorgaans tot minder misverstanden over de gewenste functionaliteit en een forse versnelling in het gehele traject. 1.2 Valkuilen Automatiseringsprojecten brengen grote afbreukrisico’s met zich mee. Er zijn veel gevallen bekend waarbij een uit de hand gelopen automatiseringsproject leidt tot grote financiële problemen (zie de voorbeelden van Hershey en Samas). Hershey Hershey Foods Corporation uit Hershey, Pennsylvania (Verenigde Staten) is een snoepfabrikant met een omzet van zo’n $5 miljard. Aangezien de onderneming deze miljardenomzet moet realiseren met producten die per stuk minder dan een euro kosten, is volume een kritieke succesfactor. Dit stelt hoge eisen aan de logistieke systemen van de organisatie. In 1996 begon Hershey met het moderniseren van zijn IT-systemen en noemde dit project Enterprise 21. Dit project zou vier jaar duren, tot begin 2000. De doelen van Enterprise 21 waren: • upgraden en standaardiseren van de hardware van de organisatie; • de omschakeling van een mainframeomgeving naar een client-serveromgeving; • just-in-timeleveringen aan afnemers mogelijk maken; • het millenniumprobleem oplossen. Deze doelen zouden kunnen worden gerealiseerd door een organisatiebreed informatiesysteem te implementeren. De keuze viel op een ERP-oplossing (SAP) aangevuld met software van Manugistics voor productieplanning, prognoses en vervoersbeheer, en software van Siebel voor relatiebeheer en marketing. Omdat het millenniumprobleem een implementatie vóór 31 december 1999 noodzakelijk maakte en de drukke periode voor Hershey – als snoepfabrikant – altijd in de maanden voor de feestdagen (Halloween, Kerstmis, jaarwisseling) ligt, werd besloten om de implementatie in april 1999 – de rustige periode – uit te voeren. In principe werd gekozen voor een ‘big bang’ implementatie, waarbij in één keer van de oude systemen op het nieuwe systeem werd overgestapt. Het project liep echter achter op schema en het was duidelijk dat een verantwoorde implementatie pas op zijn vroegst in juli 1999 kon plaatsvinden. Vooral de orderverwerkingssystemen van SAP en de koppelingen met de systemen van Manugistics en Siebel hadden behoorlijke vertraging opgelopen. De conversie van Hershey’s oude systemen naar het nieuwe systeem liep niet goed met als gevolg dat al vanaf het begin van de implementatie logistieke problemen ontstonden die ertoe leidden dat de Hershey-producten niet meer in de schappen van de winkels terechtkwamen en consumenten overstapten op producten van concurrenten, waaronder Mars. Begin februari 2000 rapporteerde Hershey een 11% omzetdaling in kwartaal 4 van 1999 ten opzichte van kwartaal 4 in 1998. Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g 3 Noordhoff Uitgevers bv Samas Samas is een grote kantoorinrichter met een omzet van zo’n 250 miljoen euro. De onderneming heeft vestigingen in heel Europa, waaronder Nederland, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland en levert veel aan eigen vestigingen. Samas produceert zelf, soms op klantspecificatie, maar levert ook producten van derden. In juli 2006 ging Samas live met diverse SAP-modules en vulde dat een jaar later aan met Every Angle, een systeem voor Performance Management op operationeel niveau. Het SAP-systeem zou de diverse vestigingen aan elkaar moeten koppelen. De implementatie heeft Samas aan de rand van de afgrond gebracht. In Nederland waren de problemen zo groot dat de onderneming voor 35 miljoen euro nieuwe aandelen moest uitgeven en een deel van haar onroerend goed moest verkopen om daarmee voldoende werkkapitaal te creëren. Volgens de per 1 september 2007 aangetreden CEO Coen van der Bijl zijn de verschillen in de organisatie te groot om daar één geïntegreerd informatiesysteem voor te kunnen ontwikkelen. Als voorbeeld noemt hij dat leveringen in Duitsland vooral via dealers en in Frankrijk vooral via eigen vestigingen plaatsvinden. Vanuit SAP werd verklaard dat het niet zozeer het pakket was, maar de weigering van Samas om de adviezen van SAP op te volgen. De ex-CEO (tot 1 september 2007) Hans van der Ven noemde zélf als oorzaak dat niet SAP de problemen heeft veroorzaakt maar de timing van de implementatie. Het nieuwe systeem werd namelijk ingevoerd op een moment dat er meer orders dan gebruikelijk binnenkwamen. De oude orders moesten ook worden ingevoerd, waardoor een te hoge werkdruk ontstond, ondanks het feit dat het ERP-implementatieteam uit zo’n 40 personen bestond. Oorzaken van het mislukken van automatiseringsprojecten zijn onder andere: 1. onduidelijke specificaties; 2. te lange en te grote projecten; 3. onoverzichtelijke bestaande systemen en erfenisproblemen; 4. communicatieproblemen tussen gebruikers en IT-deskundigen; 5. slecht projectmanagement. Ad 1 Onduidelijke specificaties De specificaties van het te programmeren of aan te schaffen pakket zijn niet of onvolledig gedocumenteerd. Alle partijen denken dat iedereen een goed beeld heeft van wat het eindproduct zou moeten zijn: ‘Dat spreekt toch vanzelf?’. Gaandeweg blijkt dat partijen heel andere ideeën hebben over wat vanzelfsprekend leek. Bijvoorbeeld, een handelsbedrijf besluit tot aanschaf van een nieuw pakket. De directeur heeft het pakket al bij een vriend, die ook een handelsbedrijf heeft, zien draaien en heeft via deze partij een commercieel zeer aantrekkelijke prijs gekregen. Om redenen van bezuiniging is er geen analyse gemaakt of het pakket wel aan de specifieke wensen van de organisatie voldoet. Al op de tweede dag van de invoering worden enkele serieuze tekortkomingen geconstateerd: • Het pakket is niet uitgerust om vreemde valuta te registreren. • Het pakket kan geen deelleveringen registreren of omgaan met leveringsverschillen, terwijl dit in de branche waarin deze organisatie opereert wel gebruikelijk is. • Het pakket werkt zeer traag op de bestaande hardware van de organisatie. Binnen twee weken besluit het management op zoek te gaan naar een pakket dat wél aan de specifieke eisen voldoet. Hoewel dit voorbeeld fictief is, komt dit soort situaties regelmatig voor. Zeker in het MKB is er nog wel eens sprake van misplaatste zuinigheid. Ad 2 Te lange en te grote projecten Soms lijken de ambities van organisaties met betrekking tot hun geautomatiseerde systemen erg ver te gaan. Er worden dan zeer grootschalige projecten opgezet met 4 Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g 2011, Noordhoff Uitgevers bv een geschatte doorlooptijd van meerdere jaren. Omdat organisaties tegenwoordig zeer snel moeten mee veranderen met hun omgeving, is het haast onontkoombaar dat gedurende het automatiseringsproject alweer aanpassingen noodzakelijk zijn in programmatuur die nog niet eens in gebruik is genomen. Ad 3 Onoverzichtelijke bestaande systemen en erfenisproblemen Eén van de belangrijkste IT-problemen in grote organisaties is het erfenisprobleem. Zeker organisaties die als eerste grootschalig hebben geautomatiseerd (waaronder verzekeraars en banken) hebben last van de wet van de remmende voorsprong. Deze organisaties kampen vaak met een loden last van systemen die soms nog dateren uit de jaren zeventig, met daarbij behorende verouderde technologie en verouderde of ontbrekende systeemdocumentatie. Vaak is er op en rond deze systemen ook nogal wat aangebouwd en aangepast, waardoor het geheel met behulp van een aantal schillen en interfaces aan elkaar is geknoopt. Een lappendeken is het gevolg. Een gouden regel in dit soort omgevingen is: ‘zolang het draait, beslist niet aankomen’. Organisaties waarvoor dit geldt, zijn vaak bang om hun systemen integraal te vervangen en schuiven de problemen zo lang mogelijk voor zich uit. Omdat vervanging op enig moment toch onvermijdelijk wordt, kiezen deze organisaties vaak voor vervanging per module. Deze oplossing werkt wel, maar brengt relatief veel kosten met zich mee, omdat van iedere nieuwe module wordt verwacht dat deze ook blijft communiceren met de oude programmatuur en er dus steeds interfaces moeten worden meeontwikkeld. Ad 4 Communicatieproblemen tussen gebruikers en IT-deskundigen Een klassiek probleem is de moeizame communicatie tussen de gebruikers van systemen en degenen die deze ontwikkelen of verkopen. De gebruiker spreekt niet de taal van de informatieanalist en andersom. Hierdoor zijn in het verleden heel wat projecten misgegaan. Softwarebureaus hebben de afgelopen jaren hard gewerkt om deze communicatiekloof te dichten. Veel van deze bureaus zijn georganiseerd per branche (zoals de transportbranche, de handel, of de financiële dienstverlening). Medewerkers van deze bureaus volgen niet alleen cursussen in programmeren en andere technische vaardigheden maar ook branchespecifieke opleidingen die hun klanten volgen. Op deze wijze ontstaat er wel een gemeenschappelijke taal. Door nieuwe ontwikkelingen dreigen er soms nieuwe varianten van communicatiestoornissen te ontstaan. Bedrijven gaan steeds vaker over tot het uitbesteden van programmeeractiviteiten aan het buitenland. Vooral India staat hiervoor sterk in de belangstelling, vanwege de lage loonkosten en het hoge analytisch niveau van de desbetreffende medewerkers. Bij het uitbesteden merken bedrijven dat één van de belangrijkste uitdagingen is het goed organiseren van de communicatie tussen gebruikers hier en de programmeurs daar. Dit is vaak een combinatie van een taalprobleem en cultuurverschillen. Ad 5 Slecht projectmanagement Ondanks alle hulpmiddelen, boeken en voorgeschreven aanpakken is heel vaak het slechte of ontbrekende projectmanagement de oorzaak van problemen. Bij een project draait het om het beheersen van de drie variabelen tijd, kosten en prestaties. In veel gevallen zien we dat projecten op alle drie de kwaliteitsaspecten niet het gewenste resultaat opleveren. De oorzaken liggen dan vaak simpelweg in een gebrek aan managementaandacht voor deze aspecten, dan wel in frequente personele wisselingen in het projectmanagement, prioriteiten en de wijze van aansturen. Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g 5 Noordhoff Uitgevers bv 2 Indirecte en directe effecten van ERP-systemen Enterprice Resource Planning (ERP) heeft zowel directe als indirecte effecten op de beheersingssystemen van organisaties. Directe effecten zijn onder andere: • Meetpunten, zoals de overdracht van informatie via documenten van de ene persoon aan de andere, zijn geïntegreerd in het informatiesysteem en zijn daardoor niet meer zichtbaar. Dit is de essentie van ERP, waarbij eenmalige invoer moet leiden tot datagebruik op verschillende plaatsen in de organisatie. Door dit principe te volgen worden gebruikerscontroles minder relevant, omdat deze veelal plaatsvinden door handmatig aansluitingen te maken tussen invoer en uitvoer. Bijvoorbeeld, het geven van kwijting voor een goederenontvangst door het zetten van een handtekening op een interne order vindt bij ERP plaats in het systeem. Alleen als er een geprogrammeerde procedure is die de ontvanger vraagt zijn elektronische handtekening te zetten (wat efficiëntieverlagend en in strijd met de ERP-principes werkt), zal er een meetpunt zijn. Dit is derhalve een negatief effect van IT op control. • Het gedwongen gebruik van bepaalde programmamodules en het afdwingen van bepaalde handelingen in een bedrijfsproces waardoor beheersing wordt weggenomen bij mensen en in handen wordt gelegd van geprogrammeerde procedures in de computer. Dit is een instrument om beheersingsproblemen te vermijden en heeft als zodanig een positief effect op control. • Controls migreren van de uitvoeringsfase naar de implementatiefase van geautomatiseerde systemen. Bij de ontwikkeling van informatiesystemen zullen controletechnische functiescheidingen tussen programmeurs, operateurs, testgebruikers, informatieanalisten en dergelijke in acht moeten worden genomen en zullen bepaalde controles moeten worden ingebouwd in het te ontwikkelen systeem. Als het systeem dan in gebruik wordt genomen, hoeven er niet veel controles nog handmatig te worden geïnitieerd, omdat deze al zijn geprogrammeerd en omdat er bij de ontwikkeling zorgvuldig te werk is gegaan. Dit kan zowel positieve als negatieve effecten op de controls van een organisatie hebben. Indirecte effecten van ERP op beheersingssystemen zijn een gevolg van de vaak noodzakelijke herstructurering van organisaties als een ERP-systeem wordt geïmplementeerd. Als een organisatie ervoor kiest een procesoriëntatie te volgen in plaats van een functionele, omdat dit beter aansluit bij het te ontwikkelen ERPsysteem (zie hoofdstuk 4), dan kan dit leiden tot een doorbreking van de gewenste controletechnische functiescheiding. Het gaat hier om de volgende drie principes die ten grondslag liggen aan een procesoriëntatie: 1. Laat gebruikers van uitkomsten van processen die processen ook zelf uitvoeren; dit betekent dat een functievermenging optreedt tussen beschikken en bewaren. Bijvoorbeeld, vanuit een proces worden goederen besteld bij de leverancier en tevens ontvangen en opgeslagen. 2. Laat diegenen die informatie produceren die informatie ook verwerken; dit betekent dat een functievermenging optreedt tussen beschikken en registreren. Bijvoorbeeld, vanuit een proces worden goederen besteld, maar tevens worden in dat proces de noodzakelijke boekingen in het grootboek gemaakt. 3. Leg beslissingsbevoegdheden laag in de organisatie en maak gebruik van IT om bepaalde handelingen af te dwingen; dit betekent een functievermenging tussen beschikken en controleren. Bijvoorbeeld, het vergelijken van de order van de goederenontvangst met de ontvangen factuur naar aanleiding van een inkooptransactie zal binnen het proces gebeuren waarin ook de order is geplaatst en de registratie daarvan is gebeurd. De functievermenging die ontstaat ten gevolge van de keuze voor een procesoriëntatie leidt tot een zwakkere interne beheersing. Doordat er functievermenging optreedt, zijn de mogelijkheden om verbandscontroles uit te voeren ook beperkter. Dit heeft ermee te maken dat verbandscontroles alleen dán zinvol zijn als de cijfers die met elkaar in verband worden gebracht uit verschillende bronnen – afdelingen bijvoorbeeld – 6 Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g 2011, Noordhoff Uitgevers bv afkomstig zijn. Doordat bij een procesoriëntatie de bronnen van de desbetreffende cijfers zijn samengevoegd tot één proces, verliezen veel verbandscontroles hun relevantie. Als cijfers uit een en dezelfde bron afkomstig zijn, dan zal de kans dat ze aansluiten op elkaar immers vele malen groter zijn dan wanneer deze cijfers uit verschillende bronnen afkomstig zijn, simpelweg omdat in het proces maatregelen kunnen worden getroffen om de verbanden sluitend te maken. Er zijn hier twee mogelijke problemen: 1. Als in deze situatie de oorzaak van het niet-sluitend zijn van een verband wordt weggenomen, bijvoorbeeld door de voorraadregistratie in overeenstemming te brengen met de feitelijk aanwezige voorraad en het verschil naar de resultatenrekening te boeken, dan is dit weliswaar acceptabel, maar de goede werking van het systeem dat hierachter zit, is hiermee afhankelijk geworden van de goede wil van de mensen in het proces. 2. Als in deze situatie de cijfers worden gemanipuleerd in plaats van ze in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid, dan is dit fraude. Dit zou echter niet mogelijk zijn geweest als de interne beheersing adequaat was geweest. Derhalve is dit een ernstige zwakheid in de interne beheersing. Ter compensatie zullen in beide gevallen andere beheersingsmaatregelen moeten worden getroffen. Hierbij kan worden gedacht aan cultuurbeheersingsmaatregelen gericht op doelcongruentie, personeelsbeheersingsmaatregelen gericht op motivering van het personeel en het aannemen van de juiste mensen (zie de case ‘Control in een Internet startup’), cijferbeoordelingen in plaats van verbandscontroles om te toetsen of bepaalde cijfers wel kloppen met verwachtingen dienaangaande, meer direct toezicht door de proceseigenaar (supervisie), en een systeem van prestatiebeloningen waarbij bonussen en dergelijke binnen elk proces gelijkelijk over de medewerkers worden verdeeld (groepsgewijze beloningen). Control in een internet startup Een internetonderneming, die zeven jaar geleden is opgericht en de ‘shake out’ heeft overleefd, heeft inmiddels zo’n 100 mensen in dienst. Eén van de medewerkers van het eerste uur verzucht: ‘We gaan nu eindelijk een positieve cash-flow draaien. Het waren hectische jaren, maar ik zou ze voor geen goud hebben willen missen. Nu we groter zijn geworden, zijn wél heel wat dingen veranderd. Niet allemaal ten goede. Wat mij nog het meest stoort, is dat we vroeger met ons kleine team precies wisten waar we naartoe wilden. We waren het daarover eens en we hadden enthousiaste en capabele mensen. Management-controlproblemen waren er eigenlijk niet. We merken nu voor het eerst dat er serieuze problemen op dit terrein ontstaan. Onze mensen doen niet meer als vanzelf wat goed is voor de onderneming. Ze moeten veel meer worden geprikkeld door middel van prestatiebeloning. We doen dat gewoon, want het is een illusie dat je het enthousiasme van de beginjaren kunt blijven vasthouden.’ Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g 7 Noordhoff Uitgevers bv 3 Interorganisationele informatiesystemen Met het integreren van informatiesystemen binnen organisaties is nog lang niet het eindpunt van IT-ontwikkelingen bereikt. De laatste jaren zien we steeds vaker dat in de waardeketen organisaties hun informatiesystemen op elkaar gaan afstemmen om zodoende efficiëntie- en concurrentievoordelen te behalen. Een voorbeeld is eprocurement, waarbij de productcatalogus van verschillende leveranciers wordt gedownload in de informatiesystemen van de inkopende organisatie, waarna bestellingen binnen raamcontracten door de gebruikersafdeling – niet alleen de inkoopafdeling – elektronisch kunnen worden geplaatst bij de desbetreffende leveranciers. Iets verder gaat het zogeheten Vendor Managed Inventories (VMI), waarbij de leverancier in de voorraadadministratie van de inkopende organisatie kan kijken en de voorraad uit eigen beweging mag aanvullen, waarna de inkopende organisatie de ontvangen levering betaalt zonder daarvoor eerst een factuur te hebben ontvangen. De stand van de techniek speelt een grote rol bij dit soort ontwikkelingen. Door de opkomst van Radio Frequency Identification (RFID-)technologie is het bijvoorbeeld mogelijk om goederenzendingen van een RFID-chip te voorzien die door scanapparatuur kan worden herkend, mits binnen een bepaalde afstand, waardoor logistieke ketens vele malen efficiënter kunnen functioneren. RFID-technologie maakt gebruik van zogenoemde Near Field Communication (NFC), wat betekent dat er geen fysiek of visueel contact tussen de chip en de scanner hoeft te zijn om gegevens te kunnen uitwisselen. Een RFID-chip moet wel een code bevatten. Welke code bij de betrokken organisaties in de eigen informatiesystemen moet zijn gekoppeld aan de goederen waaraan de chip is bevestigd. Het is van groot belang dat er op dit terrein in de waardeketen wordt samengewerkt, want bij elke schakel in de keten die meewerkt aan een RFID-oplossing, nemen de voordelen van het gebruik van deze technologie sterk toe. Walmart (een grote Amerikaanse detailhandel) wilde zijn toeleveranciers verplichten RFID-chips al bij het verzenden van de goederen aan te brengen om aldus maximaal voordeel te behalen uit deze technologie. Zou Walmart dit alleen binnen de eigen organisatie hebben uitgerold, dan zouden de kosten per RFID-chip te hoog zijn geweest. Overigens heeft Walmart op een bepaald moment besloten dat het het RFIDsysteem niet zoals aanvankelijk gepland in alle vestigingen over de hele wereld wilde implementeren, maar slechts in een beperkt aantal pilotvestigingen. De belangrijkste redenen hiervoor waren dat de leveranciers nog niet voldoende wilden meewerken met het aanbrengen van de chips op de door hen te leveren goederen. 8 Addendum H o o f d l ijn e n B e s t uur lijk e In f o r ma t ie v o o r z ie n in g