Spiritueel georiënteerde psychotherapie

advertisement
Psychotherapie als tijd voor de ziel
Mia Leijssen (2009). PsychoPraxis, 11(2), 56-60.
[email protected]
www.existentieelwelzijn.be
Als mensen in psychotherapie komen, zetten ze een cruciale stap: ze staan stil bij hun
problemen en ze kiezen impliciet om ‘tijd te maken voor hun ziel’. Lijden of symptomen
kunnen gezien worden als wegwijzers naar wat wezenlijk is in het leven en hoe iemand
daarvan afgedwaald is. Als de therapeut zich samen met de cliënt gaat afvragen wat de
‘zielsnood’ is, krijgt de onderliggende spirituele malaise erkenning. Of er zich in therapie een
spiritueel proces ontwikkelt, heb ik als therapeut niet in de hand, ik kan er enkel condities
voor creëren. Voor een fundamentele heling of een spirituele ontwikkeling is het vaak
noodzakelijk dat de therapeut expliciete stimulansen geeft en de spirituele dimensie meer in
de aandacht plaatst. Uit de grote waaier van mogelijkheden om tijd voor de ziel te maken,
belicht ik er hier enkele.1
Dimensies van bestaan
We hebben als mens geen absolute vrijheid, ons leven is een gegeven. Vrijheid toont zich in
hoe we omgaan met de gegevenheden van ons lichamelijk bestaan, ons bestaan met anderen,
ons bestaan met onszelf, en onze relatie tot een systeem van betekenis.2 Als therapeut leg ik
soms aan cliënten iets uit over verschillende dimensies van het bestaan en hoe iemands
zelfgevoel zich kan ontwikkelen in de fysieke, de sociale, de psychische, en de spirituele
dimensie:
a. De fysieke dimensie betreft alles wat met het stoffelijke, zintuiglijke lichaam en de
natuurlijke en de materiële wereld te maken heeft. Hierbij zijn veiligheid, comfort, genot,
gezondheid en uiterlijke schoonheid belangrijk. Dreigingen zijn armoede, pijn, ziekte,
aftakeling, dood. De zelfbeleving wordt op dit niveau vooral verwoord in termen van
dingen (niet) ‘kunnen’ of ‘hebben’.
b. In de sociale dimensie heeft men vooral oog voor iemands plaats in de samenleving of
functie in het openbare leven. Hier zijn aanzien, erkenning en succes belangrijke
categorieën, maar ook vriendschap, zorgen voor anderen, verantwoordelijkheid dragen en
ergens bij horen. De grote bedreigingen zijn: veroordeling, afkeuring, verwerping,
eenzaamheid, schuld en schaamte. Op dit niveau spreekt de cliënt vaak over ‘moeten’ of
‘verwachten’.
c. In de psychische dimensie gaat het over iemands persoonlijke ontwikkeling,
karaktereigenschappen, psychologische kenmerken. Bij deze gerichtheid op het individu
staan zelfkennis, autonomie en vrijheid hoog aangeschreven. Een rijk innerlijk leven is
een belangrijke bron van voldoening. Bedreigend zijn hier: verwarring, twijfel,
onvolmaaktheid, onvoldoende vrijheid, desintegratie. De zelfactualisatietendens wordt
vaak verwoord in termen van ‘willen’ of ‘verlangen’.
d. Het spirituele niveau of het transcendente omvat zelfoverstijgende idealen, een ruimer
systeem van zingeving, geloof, geestelijke waarden, ideeën over de mens in een
kosmische context, het vinden van ultieme betekenissen. Dreigingen in deze dimensie
zijn: zinloosheid, futiliteit, het kwade. Hier is men niet meer bezig met ‘kunnen’,
‘moeten’, ‘willen’; hier is men zich bewust van ‘mogen’ en ‘ontvangen’. In het rijk van de
ziel is het wezenlijke niet met het blote oog zichtbaar, verwachtingen worden losgelaten,
iets is perfect zoals het op dat moment is, in de overgave zijn geven en ontvangen
identiek.
Voorbeeld: Pianist met faalangst
In de therapie vertelt een jonge pianist over zijn faalangst telkens hij gevraagd wordt om te
musiceren voor een publiek. Na mijn korte uitleg over die verschillende dimensies, beseft de cliënt
hoezeer hij zichzelf opsluit in de fysieke dimensie wanneer hij vreest dat zijn handen de juiste
noten niet ‘kunnen’ vinden. Hij ‘moet’ ook niet spelen voor anderen. Hij ‘wil’ zelfs niet schitteren
met zijn muziek. Maar als hij kan ervaren dat hij ‘mag’ musiceren, voelt hij ontroering en
dankbaarheid. Zijn publiek is niet langer een kritisch oordelend gehoor, maar een dragende
aanwezigheid. De faalangst smelt daarmee als sneeuw voor de zon en keert niet meer terug omdat
de pianist zich blijft herinneren dat ‘het goddelijke’ in en door hem muziek geeft aan mensen.
Wat een mens tot mens maakt is juist de ondeelbare eenheid van het lichamelijke, het sociale,
het psychische en het spirituele. Omdat onze cultuur echter de spirituele dimensie afsplitst,
negeert of ontkent, vertonen veel cliënten symptomen die kenmerkend zijn voor een
onderinvestering in het spirituele en overinvestering in (één van) de andere dimensies.
Daarom is het voor hun herstelproces soms noodzakelijk dat de spirituele dimensie extra
aandacht krijgt in therapie. Maar evenzeer zijn er cliënten die zichzelf ‘spiritueel’ noemen,
maar waar het een zweverige toestand is die niet geaard is in de erkenning en de waardering
van de fysieke dimensie. Voor hen is het paradoxaal dat zorg voor de ziel begint bij zorg voor
en plezier in het lichaam. Of er zijn cliënten voor wie spiritualiteit een vlucht is om angsten te
vermijden en kwaadheid te onderdrukken, want dat ‘past’ niet bij hun ‘hogere’ waarden. Bij
deze cliënten is het niet aangewezen om hen te versterken in hun spirituele focus, omdat die
als afleiding moet dienen voor ‘gevaren’ in de andere dimensies. Ook bij afwezigheid van de
sociale dimensie moet de alarmbel van de therapeut rinkelen, want spiritualiteit zonder
solidariteit en dienstbaarheid voor medemensen, komt op het zijspoor van navelstaren en
verlies van verbinding.
Subtielere heelmethodes respecteren vaak explicieter de ondeelbare eenheid van de
vier dimensies. In het succes van deze praktijken schuilen wetmatigheden die de wetenschap
nog niet ontdekt heeft. Daarom wordt er soms met scepticisme op gereageerd. Toch is het
vergelijkbaar met natuurwetten zoals de zwaartekracht: we zien die krachten niet, maar we
ervaren er wel de effecten van. Ook wie de wetten van de zwaartekracht niet kent of er niet in
gelooft, is er onderhevig aan. Mensen zijn van oudsher vertrouwd met de symbolische
expressie van de verwevenheid van de verschillende dimensies, zoals het taalgebruik
weergeeft in bijvoorbeeld: ‘mijn hart breekt van verdriet’ of ‘liefde verricht wonderen’.
Voorkeurpaden van spiritualiteit
Mensen hebben soms moeite om toegang tot hun ziel te vinden, maar ze hebben doorgaans
wel dingen waar ze zich ‘met hart en ziel’ aan wijden. Door te herkennen dat er verschillende
wegen naar het zelfoverstijgende leiden, valoriseert de therapeut de voorkeurpaden die
cliënten van nature kenmerken.3 Ik beschrijf hier bondig vier wegen, waarin spiritualiteit
vorm kan krijgen.
a. Denken of het pad van inzicht en wijsheid: deze verstandsmensen onderwerpen het leven met inbegrip van het zelf - aan grondig onderzoek. Redeneren, vraagtekens zetten,
zelfkennis, maken voor hen het leven de moeite waard. De therapeutische dialoog heeft bij
deze cliënten vaak een rationele inslag en kan resulteren in diepe inzichten over zichzelf
en het leven.
b. Gevoel of leven vanuit het hart: voor velen is de gevoelsmatige, lichamelijk ervaren
modus de belangrijkste vorm van spiritualiteit. Zij ervaren het leven in het hier en nu en
treden dat vol vertrouwen tegemoet. Ze hebben vaak door een ingrijpende verandering een
transformatie ondergaan, waardoor ze emotioneel aanvoelden en wisten dat alles goed
komt. In therapie werken ze graag met lichaamsgerichte en intuïtieve benaderingen.
c. Activiteit of het pad van handelen: zij ervaren het spirituele door zich in te zetten voor iets
of voor anderen. Deze vorm van spiritualiteit kan zich uiten in alle soorten van activiteiten
waarin mensen kwaliteitsvol handelen om dienstbaar te zijn. Ze voelen zich daardoor
verbonden met iets dat hun ‘ik’ overstijgt. In therapie hebben ze een voorkeur voor
kortdurende behandelingen waarbij ze op concreet niveau uitzoeken wat ze verder gaan
doen.
d. Stilte of het pad van spirituele oefeningen: hier zoekt men om één te worden met de bron
van leven en streeft men naar transformatie door het innerlijk leven te versterken. Zij
putten kracht uit hun dagelijkse meditatie of gebed. In therapie zijn introspectieve
technieken voor hen vanzelfsprekend.
Die verschillende vormen van spiritualiteit zijn ook onderling verbonden en iemand kan zich
op elk van die paden bewegen. Daarom zijn diverse invalshoeken (verstand, gevoel, actie,
stilte) verweven in therapie. Ik zoek samen met cliënten naar de vorm die hen meest
aanspreekt in een bepaalde context. Daarvoor moedig ik cliënten aan om dingen die hen
inspireren, waar ze warm voor lopen, wat voor hen tot sacrale ervaringen kan leiden te
verkennen en te ontwikkelen, want zo kan de ziel zich uiten.
Spirituele voelsprieten
Als therapeut ben ik opmerkzaam voor ‘spirituele taal’ die cliënten spontaan gebruiken, zoals
‘mijn hart gaat uit naar…’ Of ik bespeur in hun lichaamstaal kleine ‘vonken’ zoals iemands
ogen die even oplichten of een energiekere houding bij bepaalde gespreksonderwerpen. Als
dergelijke vonken meer zuurstof krijgen door de aandacht van de therapeut, kunnen ze tot
vuur worden waarmee het leven van de cliënt bezield wordt. Ook belangrijke polariteiten in
verhalen van cliënten kunnen verwijzen naar een dieperliggende spirituele strijd. Alleen al het
feit dat ik als therapeut bepaalde dingen herformuleer, kan soms een verschuiving in
bewustzijn teweeg brengen, ook bij cliënten voor wie het spirituele ver van hun bed is.
Voorbeeld: De zakenman met vliegangst
Een drukke zakenman komt in therapie omwille van vliegangst. Hij is altijd gehaast in de
sessies en wil snel adviezen. Hij zegt o.a. dat hij op zakenreizen constant gelegenheden heeft
om affaires te hebben met aantrekkelijke vrouwen, maar dat zijn familie te belangrijk is om
zijn partnerrelatie te beschadigen. Ik reflecteer dat het familieleven ‘heilig’ is voor hem. Als
hij zich verwondert over de hartelijke band met zijn vrouw, benoem ik dat zij, ondanks hun
verschillen, misschien op ‘zielsniveau’ verwant zijn? Het is uitzonderlijk dat hij zijn
woordenvloed stopt en vraagt: ‘Wat bedoel je met zielsniveau?’. Ik antwoord dat het
zielsniveau kan gaan over de diepste waarden die iemand koestert en die als een soort
organiserend principe richtinggevend zijn voor het leven. Hiermee komt het gesprek ineens op
een andere laag, waarbij hij begint te exploreren wat voor hem zijn diepste waarden zijn.
Zoals de zakenman in het voorbeeld zijn er meerdere cliënten: extravert, praktisch en logisch
denkend, voornamelijk op werk gericht, prestaties als maatstaf hanterend voor hun waarde als
mens, ook sterk op noden van anderen gecentreerd. Vaak hebben deze mensen zich
nauwelijks in hun innerlijke wereld gewaagd en zij voelen zich zeer onwennig met alles wat
in die richting wijst. Als zij in therapie komen is hun eerste vraag om van een bepaald
symptoom verlost te worden. De weg naar binnen is voor deze mensen onbekend en wordt
slechts geleidelijk ingeslagen wanneer ze iemand hebben leren vertrouwen die hen iets van
die weg toont. Bij de cliënt uit het voorbeeld, een man die vooral gevoelig is voor het pad van
handelen, kwam het er op aan dat hij zijn levenswijze, en in dit geval vooral zijn werk, meer
in overeenstemming kon brengen met zijn diepste waarden. Toen hij op dat niveau concrete
wijzigingen aanbracht, had hij geen last meer van vliegangst.
Kader Explorerende vragen naar spirituele thema’s
De therapeut kan met explorerende vragen4 peilen naar spirituele thema’s verweven in de
therapeutische dialoog:
- Vragen om bijvoorbeeld bronnen van sacrale ervaringen te verkennen, zijn: ‘Waaruit put
jij troost, kracht of moed?’, ‘Hoe kom je tot vrede met jezelf?’, ‘Wat stemt je dankbaar in
je leven?’.
- Er kunnen ook vragen naar bestemming gesteld worden zoals: ‘Naar wat streef je in het
leven?’, ‘Wat maakt het voor jou belangrijk om voor te leven?’, ‘Wat zou je willen
nalaten als je sterft?’, ‘Hoe wil je herinnerd worden?’.
- Ook vragen over dieptepunten en transformatiemomenten verwijzen naar de ziel zoals:
‘Waarover heb je meest spijt in je leven?’ of ‘Wat ben je over jezelf te weten gekomen in
die moeilijkheden?’
- Met dergelijke uitnodigingen geeft de therapeut stimulansen om de spirituele dimensie te
verkennen.
Focussen
Als cliënten niet spontaan hun aandacht naar binnen (kunnen) richten, reik ik soms methoden
aan om de potentiële rijkdommen van de innerlijke wereld te verkennen. Voor mij is de
introspectieve discipline van het focussen één van de meest helpende methoden om een dieper
niveau van weten te openen.5 Daarbij wordt er een nieuwe ontwikkeling in bewustzijn
geïntroduceerd door de aandacht naar het centrum van het lichaam te brengen. Door te
speuren naar de lichamelijk gevoelde betekenis van een situatie kunnen zich ervaringen
aandienen die een geheel nieuw licht werpen op de problematiek. Focussen is een natuurlijk
proces van innerlijk luisteren. De persoon neemt de tijd om subtiele lichamelijke
gewaarwordingen op te merken en vriendelijke erkenning te geven aan wat voelbaar is.
Vervolgens kan de persoon dat innerlijk beleven trachten uit te drukken, ook al is het vaak
moeilijk om dat in woorden te vatten. Deze beschrijving of uitbeelding wordt vervolgens
opnieuw voorgelegd aan het lichamelijk gevoelde met de vraag ‘Is dit juist?’ Als dat zo is,
komt er iets van opluchting en bevrijding, een verschuiving in hoe de persoon het probleem
meedraagt. Anders wordt er verder gezocht. Het lichamelijk gevoelde is de ingang voor
bewustwording, en de toets voor authenticiteit.
Focussen kan leiden tot een uitbreiding van iemands ervaringsgebied. Contact maken
met een lichamelijk gevoelde betekenis is contact maken met iets dat groter is dan het kleine
zelf. Wat er komt is deel van de persoon en toch veel groter; er is soms een ‘gevoelde
aanwezigheid’ die het zelf overstijgt. Het is het lichamelijk gevoelde besef dat er iets groter is
waarmee we verbonden zijn. Deze zelfoverstijgende realiteit kan vele namen krijgen. Er zijn
vergelijkbare introspectieve methoden zoals ‘mindfulness’6, die een variatie zijn op hetzelfde
thema. De essentie van dergelijke introspectieve disciplines bestaat erin op een vriendelijke,
niet-veroordelende wijze aandacht te geven aan wat er hier en nu te ervaren is.
Rituelen
In spiritueel georiënteerde psychotherapie zijn rituelen niet ongebruikelijk. Zowel in therapie
als daarbuiten gaan grote en kleine rituelen over verbinding met iets dat groter is dan het
kleine zelf, zich deel van een gemeenschap weten, een sfeer van veiligheid creëren bij
moeilijke passages, belangrijke momenten in het leven ondersteunen, in herinnering brengen
dat voor- en tegenspoed gedeeld worden door mensen, hoop wekken dat er meer is om op
terug te vallen, transformatie mogelijk maken. In rituelen worden handelingen niet alleen met
woorden voltrokken maar ook met het lichaam, zoals handoplegging, brood eten, voorwerpen
uitwisselen… Deze lichaamstaal schept samen met de woordtaal de metaforen. De
verandering die het ritueel bewerkt, wordt vooral begrepen of beleefd in de gebaren, die meer
betekenissen dragen dan wat de mens er rationeel in waarneemt.7 Het verlangen naar een
ritueel gaat vaak gepaard met een behoefte aan spirituele hulp om de situatie te transformeren.
Net zoals bij dromen, kan er onderscheid gemaakt worden tussen ‘gewone’ rituelen en
‘grote’ rituelen. Gewone rituelen gaan in tegen de devaluatie van de dagelijkse dingen en
herstellen de betekenis van elementaire gebeurtenissen. Het zijn eenvoudige gebaren of
woorden die het alledaagse leven ondersteunen. In therapie kan de cliënt bijvoorbeeld een
steentje uit de therapieruimte meenemen, zodat de steun van de therapeut ‘aanwezig’ blijft. Of
op een briefje kunnen enkele vertrouwde woorden geschreven worden, die de cliënt – zoals
een gebedje – tijdens de dag af en toe kan lezen om moed uit te putten. Grote rituelen horen
bij overgangsmomenten in het mensenleven en de natuur. Het gaat om breekpunten in de tijd,
waarop het leven zich vernieuwt, er een begin of een einde aan een belangrijke periode komt,
er iets gebeurt dat het individu te boven gaat, zoals geboorte, dood, huwelijk… maar ook het
einde van een levensfase of een therapie. Rituelen verlenen niet alleen speciale luister en
diepgang aan een gebeuren, de ritus is een moment van inwijding in een andere staat en heeft
tevens het statuut van de werkelijkheid te veranderen. Na het voltrekken van de ritus is de
persoon niet meer dezelfde.
Het blijft een moeilijke evenwichtsoefening om dit wonderlijke potentieel aan te
spreken, zonder uit te schuiven in vormen van magisch denken of het ontkennen van
existentiële onmacht. In de rituele symboliek maakt de mens een verbinding met wat hem
overstijgt. Voor de rationele denker kan dit weerstand oproepen omdat het ruikt naar ‘magie’.
Toch gaat het niet om een miraculeus gebeuren in de magische zin. De werkzaamheid van het
ritueel is niet ‘oorzakelijk’ zoals in de magie. Het ritueel ondersteunt de intenties van de
personen die het uitvoeren en draagt de betekenis die er door een gemeenschap aan toegekend
worden. De magie gaat uit van de ‘almacht van de gedachte’; de persoon gelooft dat zal
gebeuren wat hij verlangt of vreest. In het ritueel echter worden symbolen aangewend om een
verbinding tot stand te brengen. Zo kan een renner een kruisteken maken voor de koers, als
een ritueel om zich te verbinden met het goddelijke waaraan hij kracht en bescherming vraagt.
Natuurlijke en menselijke oorzaken kunnen dan samenwerken met bovennatuurlijke
oorzaken, maar dit ligt buiten de verificatiemogelijkheden van de huidige stand van zaken in
de wetenschap.
De therapeutische relatie als sacrale ruimte
Het is eigen aan spiritueel georiënteerde therapie dat de therapeut soms een grotere openheid
heeft om over eigen ervaringen te spreken. Niet als ‘model’ voor de cliënt, wel als uitnodiging
om het taboe op spirituele ervaringen te doorbreken. Door het contact op zielsniveau kan er
een intieme band groeien tussen therapeut en cliënt die misschien wel tot de allerbelangrijkste
ingrediënten van therapie behoort. Cliënten benoemen de persoonlijke en bevestigende
aanwezigheid en de diepe acceptatie van de therapeut ook soms als sacrale ervaringen.
Onderzoek heeft de werkzaamheid van basishoudingen zoals empathie, aanvaarding
en echtheid bewezen voor alle vormen van therapie.8 De wetenschap begint te erkennen wat al
eeuwen geweten is in spirituele tradities, die spreken over mededogen, liefdevolle aandacht,
het juiste spreken en handelen. Eigenlijk dekt het woord ‘houdingen’ nauwelijks de lading:
het gaat hier over de grond waarin alle therapie geworteld is en tot bloei komt. Het is een
sacraal terrein dat bestaat uit liefde en waarheid. In deze grond kan het vertrouwen tussen
mensen groeien en de existentiële verbondenheid zich manifesteren. Dat kan leiden naar
momenten van diepgaande ontmoeting, door Buber beschreven als ‘I-Thou’ relatie.9 Het is
een ervaring met een zelfoverstijgend karakter omdat het toegang kan geven tot een weten dat
verder reikt dan wat in het normale arsenaal van de therapeut en de cliënt beschikbaar is. Dat
weten wordt soms ‘intuïtie’ genoemd door mensen die het spirituele woordgebruik schuwen.
Maar ik denk dat daarmee de ervaring van het transcendente te veel verhuld wordt en dat er
zelfs een kans gemist wordt om die extra bron aan te boren.
Het zelfoverstijgende behoort voor mij tot de meest intrigerende belevingen in
psychotherapie. Ik heb dan als therapeut niet meer het gevoel dat ‘ik’ dingen bedenk of doe,
maar ik ervaar het als iets dat ons gegeven wordt, het is een vorm van ‘genade’, iets dat de
ontmoeting optilt naar een kwaliteit die ons gewone zelf te boven gaat. Het is voor mij ook
geworteld in een vertrouwen dat het oké is om cliënten tegen te komen in een vorm van nietweten in plaats van pasklare oplossingen aan te bieden; dat ‘er zijn’ soms belangrijker is dan
het gebruiken van een uitgekiend protocol; dat de essentie van ons werk te beschrijven is in
termen van liefdevolle en heldere verbindingen maken, waarbij soms onverwachte bronnen
van heling aangeboord worden.
Besluit
Het lijkt mij raadzaam dat therapeuten hun eigen gevoeligheden exploreren en vertrouwd
raken met verschillende vormen van spiritualiteit. Zodoende zullen zij beter in staat zijn om te
onderkennen wanneer zij vanuit oude kwetsuren of verkeerde interpretaties hun eigen
ontwikkeling en die van cliënten blokkeren. Zo kunnen ze ook leren om zich – trouw aan het
therapeutideaal – dieper open te stellen voor alle facetten van het menselijk bestaan. Zelf heb
ik – nadat de religieuze traditie waarin ik opgegroeid ben mij niet meer inspireerde – tot mijn
eigen verbazing de transcendente dimensie herontdekt in en door mijn werk als
psychotherapeut.. Ik denk dat het opmaken van een spirituele autobiografie een zinvol
onderdeel kan zijn van de opleiding tot therapeut. Leven wordt – net zoals therapie – niet
aangedreven vanuit grote theorieën, maar vanuit ervaringen die er bezieling aan geven. Ik
hoop dan ook dat er een moment komt waarop de term ‘Spiritueel georiënteerde
psychotherapie’ overbodig wordt. Dat zou een teken kunnen zijn dat de therapiewereld
geheeld is en bestaansrecht geeft aan de ondeelbare eenheid van diverse facetten van menszijn.
Auteur
Mia Leijssen, Psychotherapeut en hoogleraar aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen, Tiensestraat 102, 3000 Leuven ([email protected])
Noten
Voor verdieping van de thema’s en talrijke illustraties verwijs ik naar mijn boek: Leijssen M
(2007) Tijd voor de ziel. Tielt: Lannoo
Van Deurzen E (1997) Everyday mysteries. Existential dimensions of psychotherapy.
London: Brunner-Routledge.
2
3
Norton R & Southern R (2005) Je spirituele type ontdekken. Hart, ziel, verstand en kracht.
Kampen: Ten Have
4
Griffith JL & Griffith ME (2002) Encountering the sacred in psychotherapy. How to talk
with people about their spiritual lives. New York: Guilford Press
5
Leijssen M (2005) Gids gesprekstherapie. Utrecht: De Tijdstroom
6
Maex E (2006) Mindfulness in de maalstroom van je leven. Tielt: Lannoo
7
Vergote A (1987) Religie, geloof en ongeloof. Psychologische studie. Kapellen: DNBUitgeverij Pelckmans
8
Norcross JC (red) (2002) Psychotherapy relationships that work. Oxford: Oxford University
Press
9
Buber, M. (1970). I and Thou. New York: Scribner's.
Download