De Provinciale Raad voor de Volksgezondheid Limburg (PRV) is een adviescollege dat bestaat uit onafhankelijke deskundigen afkomstig uit alle sectoren en regio’s van het zorgveld. De doelstelling van de PRV is het onafhankelijk en voornamelijk op basis van wetenschappelijk onderzoek zorginhoudelijk adviseren aan het provinciaal bestuur en derden op het terrein van de volksgezondheid. Telebegeleiding bij patiënten met hartfalen Evaluatie van de effecten van telebegeleiding bij patiënten met hartfalen Telebegeleiding bij patiënten met hartfalen J.J.J. Boyne H.J.M. Vrijhoef A.P.M. Gorgels November 2011 ISBN 978-94-6159-081-7 Universitaire Pers Maastricht Omslag_PRV_Telebegeleiding_nov2011_334x240_66pag_115grMC_v03.indd 1 18-10-2011 14:28:46 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 58 17-10-2011 16:34:09 Telebegeleiding bij patiënten met hartfalen Evaluatie van de effecten van telebegeleiding bij patiënten met hartfalen J.J.J. Boyne H.J.M. Vrijhoef A.P.M. Gorgels November 2011 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 1 17-10-2011 16:33:45 COLOFON Dit onderzoek is mogelijk gemaakt met financiering van de Provincie Limburg, Astra Zeneca, Maastricht UMC+, Stichting Annadal, Stichting Hartsvrienden Rescar. Opdrachtgever Maastricht UMC+ Resultaat Verantwoordelijke eenheid Patiënt en Zorg Uitvoering Universiteit Maastricht Onderzoekers mw. drs. J.J.J. Boyne prof. dr. H.J.M. Vrijhoef prof. dr. A.P.M. Gorgels Projectleider prof. dr. A.P.M. Gorgels Lay-out en druk Datawyse/Universitaire Pers Maastricht ISBN 978-94-6159-081-7 Universitaire Pers Maastricht Correspondentieadres Provinciale Raad voor de Volksgezondheid Limburg Postbus 1101 6201 MG Maastricht © 2011 Provinciale Raad voor de Volkgezondheid Limburg. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 2 17-10-2011 16:33:45 BEGELEIDINGSCOMMISSIE dr. J.F.I. Fiolet, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht prof. dr. J.P.H. Hamers, Provinciale Raad voor de Volksgezondheid Limburg, Maastricht N.M. Martens, Zorgverzekeraar CZ, Tilburg T. Poos, Atrium Medisch Centrum, Heerlen mr. J.F.H. Reinders, Provincie Limburg, Maastricht drs. A.W.C.R. Smulders, huisarts, Montfort J. Vandenbergh, Zorgverzekeraar Univé-VGZ-IZA-TRIAS, Nijmegen LEESWIJZER In dit rapport zijn de resultaten beschreven van een onderzoek naar de effecten van telebegeleiding bij patiënten met hartfalen. Een overzicht van de belangrijkste resultaten en conclusies van dit onderzoek is te vinden in hoofdstuk 6 (conclusies en discussie). De samenvatting en het advies van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid zijn voorin dit rapport opgenomen. In de inleiding van het rapport vindt u de beschrijving van de aanleiding en de onderzoeksvragen van het onderzoek. Verduidelijking van het ziektebeeld hartfalen, de behandeling en de organisatie van zorg vindt u in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksopzet en de methoden, en een beschrijving van de interventie weergegeven. Voor een overzicht van de resultaten wordt u verwezen naar de hoofdstukken 4 (zorggebruik) en 5 (kwaliteit van leven). PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 3 17-10-2011 16:33:45 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 4 17-10-2011 16:33:45 5 Inhoudsopgave Voorwoord 7 Samenvatting 9 [1] Inleiding 13 1.1 1.2 Achtergrond van het onderzoek 14 Doel en onderzoeksvragen 15 [2] Hartfalen 19 2.1 2.2 2.3 2.4 Achtergrond 20 Wat is hartfalen 20 Behandeling van hartfalen 20 Betrokken zorgverleners inclusief patiënt 20 [3] Methoden van onderzoek 23 3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.5 3.6 3.7 Onderzoeksdesign 24 Setting 24 Onderzoekspopulatie 24 Hartfalenzorg tijdens studie 25 Standaardzorg 25 Telebegeleiding 26 Programma’s 26 Werkwijze tijdens studie 27 Meetinstrumenten en meetmomenten 27 Data analyse 28 [4] Resultaten 31 4.1 Compliance ten aanzien van het dagelijks gebruik van de Health Buddy® 32 4.2 Effecten op het zorggebruik 32 4.2.1 Kenmerken van patiënten 32 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 5 17-10-2011 16:33:45 6 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 Effecten op het zorggebruik 33 Opnames wegens hartfalen 33 Opnames wegens overige aandoeningen 35 Tabel met opnames en contacten met zorgverleners 35 Mortaliteit 35 [5] Effecten op de kwaliteit van leven 37 [6] Conclusie en discussie 41 6.1 6.2 6.3 Methodologische reflectie 42 Conclusies 43 Effecten op compliance ten aanzien van het dagelijkse gebruik van telebegeleiding Effecten op de medische consumptie Effecten op de kwaliteit van leven Discussie 43 [7] Aanbevelingen 47 Literatuur 51 Bijlage [1] Meetinstrumenten secundaire uitkomstmaten 55 Bijlage [2] Onafhankelijke beoordelingscommissie 59 Lijst met afkortingen RIVM NYHA NS VAS RCT PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 6 Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu New York Heart Association Niet significant Visual Analogue Scale Randomized Controlled Trial 17-10-2011 16:33:45 7 Voorwoord Door de vergrijzing en de bevolkingskrimp zal in de komende jaren een nijpend tekort aan arbeidskrachten in de zorg ontstaan. De komende dertig jaar zal het aantal 65-plussers met 77% toenemen. De potentiële beroepsbevolking zal daarentegen met 9% dalen. Er zijn steeds minder arbeidskrachten beschikbaar voor de groeiende groep zorgbehoeftige ouderen. Werknemers zullen in de toekomst een ruime keuze uit goedbetaalde banen hebben. Bedrijven zullen tegen elkaar opbieden om geschikt personeel te trekken. Hierdoor zal het voor de zorg nog moeilijker worden om aan geschikt en gekwalificeerd personeel te komen. In de toekomst zullen niet zelfredzame ouderen niet altijd meer kunnen rekenen op de beschikbaarheid van meer handen aan het bed. De oplossing voor de toenemende zorgvraag zal gezocht moeten worden in de toepassing van arbeidsbesparende technologieën. Van de mogelijkheden van e-health, zorg-op-afstand, domotica en andere innovatieve technologieën om de personeelsproblemen in de zorg op te lossen wordt veel verwacht. Dit is terecht, aangezien de mogelijkheden om meer mensen voor een baan in de zorg te interesseren uitgeput raken. Tegelijk moet er voor worden gewaakt dat de verwachtingen van de toepassing van innovatieve technologieën niet al te hoog gespannen raken. Niet elke nieuwe technologie leidt tot arbeidsbesparing, lagere kosten en betere kwaliteit van zorg. De resultaten van het onderzoek naar telemonitoring van patiënten met hartfalen die in dit rapport worden beschreven, maken dat nog eens duidelijk. De belangrijkste les die uit de resultaten van dit onderzoek valt te trekken is dat de invoering van nieuwe technologieën in de zorg ‘evidence based’ dient te zijn. Een ‘evidence based’ benadering van nieuwe technologieën houdt in dat nieuwe beloftevolle technologieën eerst op experimentele schaal dienen te worden ingevoerd. Deze experimenten worden begeleid door deugdelijk evaluatie-onderzoek. Alleen als uit de evaluatie van de kosten en baten van deze experimentele toepassing blijkt dat deze nieuwe technologieën ook de verwachte voordelen bieden, zouden zij op grotere schaal in de zorg verspreid mogen worden. Deze ‘evidence based’ benadering van nieuwe technologieën in de zorg vraagt om de ruimte en mogelijkheden om te experimenteren en om prikkels voor zorgaanbieders om technologieën die bewezen kosteneffectief zijn ook daadwerkelijk de bredere verspreiding te geven die ze verdienen. Helaas moet worden geconstateerd dat aan beide voorwaarden op dit moment nog niet is voldaan. Het is te hopen dat dit onderzoek aanleiding geeft om hier verandering in te brengen. Maastricht, oktober 2011 Prof. dr. W. Groot Voorzitter Provinciale Raad voor de Volksgezondheid Limburg PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 7 17-10-2011 16:33:46 8 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 8 17-10-2011 16:33:47 9 SamenvattingInleiding PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 9 17-10-2011 16:33:48 10 samenvatting Achtergrond onderzoek De toename van het aantal mensen met een chronische aandoeningen enerzijds en een afname van het aantal zorgverleners anderzijds doet de druk op het gezondheidszorgstelsel toenemen. Een van deze aandoeningen is hartfalen, een chronische aandoening die frequenter voorkomt naarmate de leeftijd vordert. Gezien het toenemend aantal ouderen zal het aantal mensen met hartfalen fors stijgen in de komende decennia. Het behandelen van patiënten in de zogenaamde hartfalenpoliklinieken heeft geleid tot een afname van het aantal ziekenhuisopnamen. Als gevolg van het toekomstige dreigende tekort aan zorgverleners, zullen innovatieve en alternatieve ideeën, waarbij de huidige kwaliteit van zorg behouden blijft, onderzocht dienen te worden. Een belangrijk aspect hierbij is om de zelfredzaamheid van de patiënt te versterken en hem actief te betrekken in het zorgproces. Niet alle mensen zijn in staat deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Om dit op verantwoorde wijze te laten gebeuren wordt in deze studie gebruik gemaakt van technologie (telebegeleiding) in de thuissituatie. De huidige studie onderzoekt de effecten van telebegeleiding op het zorggebruik en op de kwaliteit van leven. De telebegeleiding is - binnen de grenzen van het mogelijke - aangepast aan de behoeften van de individuele patiënt. Telebegeleiding werd aangeboden in de vorm van de Health Buddy®. Door middel van een gerandomiseerde studieopzet zijn 197 patiënten met telebegeleiding vergeleken met 185 patiënten die standaardzorg krijgen. Gedurende de looptijd van 1 jaar zijn een vijftal metingen uitgevoerd. Dataverzameling heeft plaatsgevonden in de periode Oktober 2007 – Januari 2010. Effecten op het zorggebruik Het dagelijks gebruik van de Health Buddy® was hoog. In de groep patiënten die telebegeleiding kreeg aangeboden was een dalende trend zichtbaar in het aantal opnames wegens hartfalen. In diezelfde groep werd een significante afname gezien indien de diagnose hartfalen korter dan 18 maanden geleden was gesteld. Geen verschillen werden gevonden voor opnames als gevolg van overige aandoeningen. Het totaal aantal ziekenhuisopnamedagen was vergelijkbaar tussen de groepen, echter de reden van opname week af per groep. Patiënten met telebegeleiding hadden minder opnames wegens hartfalen, patiënten met standaardzorg hadden minder opnames voor overige oorzaken. Het aantal overleden patiënten was vergelijkbaar tussen de groepen. Het aantal contacten met zorgverleners was vergelijkbaar met uitzondering van de contacten met de hartfalenverpleegkundige. Dit aantal lag significant lager bij de groep die telebegeleiding kreeg. Effecten op de kwaliteit van leven Er werden geen verschillen in kwaliteit van leven gemeten tussen beide groepen, noch tussen begin en eindmeting. De meest gerapporteerde problemen hadden betrekking op de mobiliteit en het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 10 17-10-2011 16:33:48 samenvatting 11 Conclusie Het hoge percentage patiënten dat dagelijks de vragen beantwoordt, kan worden opgevat als een aanwijzing dat patiënten telebegeleiding zien als een volwaardig hulpmiddel. Telebegeleiding laat een duidelijke trend zien in afnamen van het aantal ziekenhuisopnamen wegens hartfalen. Patiënten met een ziektegeschiedenis van korter dan 18 maanden hartfalen, hebben de beste resultaten. Tot slot hebben patiënten met telebegeleiding minder contacten met de hartfalenverpleegkundige. Deze uitkomsten geven aan dat telebegeleiding in staat is om ziekenhuisopnames te voorkomen en contacten met zorgverleners te verminderen. Telebegeleiding heeft derhalve potentie om de druk op het zorgstelsel te verminderen. Ten grondslag hieraan ligt een vergrote zelfredzaamheid van de patiënt, met ondersteuning van de technologie. De diversiteit in patiënten en technologische hulpmiddelen is groot. Zorgverleners en beleidsmakers zullen in de nabije toekomst aandacht moeten schenken aan het optimaliseren van het aanbod met speciale aandacht voor het maatwerk. Deze ontwikkeling kan slechts tot stand komen met patiëntenparticipatie. Vervolgonderzoek zal antwoord moeten geven op de vragen welke patiënten, welk technologisch hulpmiddel, gedurende welke periode aangeboden moeten krijgen om de patiëntenrol te versterken en de effecten te maximaliseren. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 11 17-10-2011 16:33:48 12 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 12 17-10-2011 16:33:50 13 [1] InleidingInleiding PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 13 17-10-2011 16:33:51 14 hoofdstuk [1] 1.1 Achtergrond van het onderzoek Hartfalen is een chronische progressieve aandoening en de kans op hartfalen neemt toe naarmate mensen ouder worden. Hartfalen is een ziektebeeld met een hoge morbiditeit en mortaliteit.1 Deze ziektelast treft zowel de individuele patiënt alsook het zorgstelsel. De Nederlandse incidentiecijfers laten zien dat hartfalen fors toeneemt naarmate de leeftijd vordert. Bij een leeftijd van 65 jaar komen jaarlijks, per duizend inwoners, gemiddeld 6.5 mannen en 3.4 vrouwen met hartfalen bij; bij 80-jarigen loopt dit op tot gemiddeld 26 mannen en 22 vrouwen per 1000 inwoners. In de leeftijdscategorie van 65 jaar hebben per duizend inwoners gemiddeld 28 mensen hartfalen; bij de tachtigjarigen loopt dit aantal op tot 153. Hartfalen wordt dan ook gezien als een ziekte van de oudere mens.2 De vergrijzing van de bevolking in combinatie met verbeterde medische zorg van acute cardiologische aandoeningen, liggen ten grondslag aan het toenemend aantal patiënten met hartfalen. Het RIVM heeft berekend dat tussen 2005 en 2025 het absoluut aantal mensen met hartfalen zal stijgen met 46,9%.1 Daartegenover staat een bevolkingskrimp met een afnemend aantal werkenden, en dus ook minder zorgverleners.3 Sinds jaren worden oplopende kosten gesignaleerd in de gezondheidszorg. Enerzijds hebben deze te maken met het toenemend aantal mensen met allerlei aandoeningen, anderzijds door kostbare technieken en behandelingen. Efficiëntie van de zorg is uitermate belangrijk om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden.4 Deze kan op patiëntniveau worden verbeterd door een selectie te maken van patiënten die directe zorg nodig hebben van een zorgverlener en patiënten die indirecte zorg krijgen aangeboden. Dit rapport richt zich op mensen met hartfalen, die veelal intensieve zorg en begeleiding nodig hebben. De zorg wordt op dit ogenblik veelal aangeboden vanuit gespecialiseerde hartfalenpoliklinieken, al dan niet in nauwe samenwerking met de huisarts. Het doel van deze klinieken is er vooral op gericht om ziekenhuisopnames voor hartfalen te voorkomen en de mortaliteit te verminderen. Een goede hartfalenpolikliniek kenmerkt zich door een intensieve samenwerking tussen diverse betrokken zorgverleners zoals een cardioloog, hartfalenverpleegkundige, huisarts, praktijkverpleegkundige, diëtiste, fysiotherapeut, ergotherapeut en psycholoog.5 De betrokkenheid van deze partijen zorgt ervoor dat aandacht wordt geschonken aan alle aspecten van het ziek zijn en de zieke mens, gedurende het hele ziekteproces. De eerder genoemde epidemiologische ontwikkelingen houden een reële kans in, dat het niet mogelijk zal zijn om de kwaliteit van de zorg in de toekomst te waarborgen en dat bovendien de gezondheidszorg onbetaalbaar zal worden of slechts betaalbaar voor een selecte groep. Daarom worden wij uitgedaagd tot het ontwikkelen en testen van innovatieve ideeën in de zorg. Deze innovaties dienen erop gericht te zijn de rol van de patiënt te vergroten en versterken, en hem actief bij het zorgproces te betrekken, waardoor de toenemende druk op de zorgverleners en het zorgstelsel inclusief de kosten beperkt wordt. Zorg op afstand is één van de mogelijke innovaties en deze kan aan patiënten met hartfalen op meerdere manieren worden aangeboden, waarbij de focus ligt op het monitoren van klinische parameters of op educatie. Weinig is nog bekend over welk product het beste past bij een individuele patiënt. Hoewel eerder verrichte buitenlandse studies naar de effecten van telebegeleiding wisselende resultaten vertonen, maken zij melding van veelal een afname van de mortaliteit alsook van PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 14 17-10-2011 16:33:51 I nleiding 15 het aantal ziekenhuisopnamen ten gevolge van hartfalen. Deze resultaten worden uitgebreid beschreven in een review, waarin bovendien onderscheid wordt gemaakt in de uitvoering van telebegeleiding. Het onderscheid betreft programma’s met gestructureerde telefonische opvolging enerzijds, en anderzijds telemonitoring programma’s waarbij gebruik wordt gemaakt van transmissie van klinische parameters zoals bloeddruk of hartslag. De voor u liggende studie valt volgens de gehanteerde criteria in deze review onder de eerste categorie.6 In Nederland is tot op heden slechts 1 gerandomiseerde studie uitgevoerd. Deze studie, uit de categorie gestructureerde telefonische opvolging, waarbij 214 deelnemers betrokken waren liet geen verschil zien tussen beide groepen, met uitzondering van het kennisniveau, dat hoger was in de telebegeleidingsgroep.7 Een andere Europese studie, waaraan ook een Nederlands ziekenhuis deelnam, vergeleek 3 groepen, namelijk mensen met standaardzorg, gestructureerde telefonische opvolging en telemonitoring. Beide telebegeleidingsgroepen hadden positieve resultaten ten aanzien van mortaliteit en het aantal ziekenhuisopnames vergeleken met de standaardzorg. Bovendien was de opnameduur in de telemonitoring groep korter.8 Zowel het voorgaande als het huidige kabinet beschouwt eHealth als een belangrijk toekomstig onderdeel van de zorgketen. Het kabinet wil het gebruik van kosteneffectieve toepassingen van eHealth bevorderen.9 In 2009 is het open platform eHealthNu opgericht. Ehealth staat voor zorg die met behulp van nieuwe technologie wordt aangeboden, bijvoorbeeld ter ondersteuning van zelfmanagement. Met eHealth* kunnen patiënten zelf hun zorgproces managen en kunnen zorgprofessionals efficiënter werken. Dit vermindert de druk op het zorgsysteem. Het platform beoogt opschaling van de toepassingen van zorg op afstand bij de patiënt thuis. Concreet ligt er de doelstelling eHealth-diensten voor patiënten met diabetes mellitus en chronisch hartfalen binnen drie jaar landelijk beschikbaar te hebben.10 De overheid ziet kansen in een programmatische aanpak van mensen met een chronische aandoening, waarbij zelfmanagement een sleutelwoord is.11 De wens van de patiënt om langer zelfstandig te blijven, sluit aan bij de wens van de overheid. Voor de patiënt betekent dit dat zijn oorspronkelijk relatief passieve rol zal worden gewijzigd in (pro)actieve participatie. Zorg op afstand kan een rol spelen om te patiënt te ondersteunen bij deze nieuwe rolvervulling. Ook de Provincie Limburg heeft extra aandacht voor de inzet van eHealth ter stimulering van de kwaliteit in de keten die dient te bestaan uit preventie, zelfmanagement, en goede zorg op het niveau van kern en wijk.12 1.2 Doel en onderzoeksvragen Het voorliggende onderzoek richt zich op de mate waarin zorg op afstand effect heeft op het zorggebruik en de kwaliteit van leven, het psychisch welbevinden en therapietrouw, en de kosten die met deze zorg gepaard gaan. Zorg op afstand wordt in dit rapport aangeduid met de term “telebegeleiding”. Deze rapportage richt zich op de mate van effectiviteit van telebegeleiding op het zorggebruik en de kwaliteit van leven van patiënten met hartfalen. * Onder eHealth verstaat de KNMG het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) ter ondersteuning of verbetering van de gezondheid en de gezondheidszorg. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 15 17-10-2011 16:33:52 16 hoofdstuk [1] Resultaten met betrekking tot overige uitkomstmaten (therapietrouw, depressie, persoonlijkheid, zelfzorg en zelfvertrouwen) worden beschreven in publicaties in internationale, wetenschappelijke tijdschriften. In deze rapportage staan de volgende onderzoeksvragen centraal: 1. wat is het effect van telebegeleiding op het zorggebruik, waaronder wordt verstaan het aantal ziekenhuisopnames en contacten met zorgverleners? 2. wat is het effect van telebegeleiding op de kwaliteit van leven? In deze rapportage wordt ook aandacht besteed aan het in kaart brengen van de compliance ten aanzien van het dagelijks gebruik van het telebegeleidingstoestel, de Health Buddy®. Dit gerandomiseerd onderzoek is een vervolgonderzoek op een eerder uitgevoerde haalbaarheidstudie met financiële steun van de provincie Limburg. In oktober 2005 werd hiervan aan de opdrachtgevers een eindrapport overhandigd.13 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 16 17-10-2011 16:33:52 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 17 17-10-2011 16:33:52 18 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 18 17-10-2011 16:33:53 19 [2] HartfalenInleiding PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 19 17-10-2011 16:33:54 20 hoofdstuk [2] 2.1 Achtergrond Nationale en internationale onderzoeken wijzen uit dat patiënten met hartfalen intensieve zorggebruikers zijn. Dit uit zich vooral in frequente ziekenhuisopnames.14,15 De kwaliteit van leven van patiënten met hartfalen is vergelijkbaar met die van patiënten met andere ernstige chronische aandoeningen. Bovendien neemt de kwaliteit van leven af, naarmate de ernst van het hartfalen toeneemt.16 2.2 Wat is hartfalen? Hartfalen is het gevolg van een onderliggende hartziekte zoals een hartinfarct, hartkleplijden of hartritmestoornissen. Ook kan hartfalen het gevolg zijn van jarenlange (onbehandelde) hoge bloeddruk. De ernst van hartfalen varieert van licht en matig tot ernstig hartfalen, uitgedrukt als hartfalen NYHA-klasse 1 tot 4, waarvan 4 de ernstigste vorm is. Bij hartfalen is het hart steeds minder in staat om het bloed in het lichaam rond te pompen. Indien hartfalen optreedt, houdt het lichaam vocht vast; de klachten van een patiënt met hartfalen zijn divers en variëren tussen gewichtstoename, oedemen (vocht) in voeten en benen met als gevolg dikke voeten of benen, kortademigheid, vermoeidheid en gebrek aan eetlust.5 2.3 Behandeling van hartfalen Patiënten met hartfalen worden in Nederland behandeld in hartfalenpoliklinieken door een cardioloog en een hartfalenverpleegkundige. De behandeling van hartfalen bestaat uit het bestrijden van de symptomen door middel van een medicamenteus en een niet-medicamenteus beleid. Ook wordt tijdens de behandeling geprobeerd de oorzaak van het hartfalen op te heffen. Patiënten gaan met regelmaat naar de hartfalenpolikliniek waar de behandeling indien nodig wordt bijgesteld.5 2.4 Betrokken zorgverleners inclusief de patiënt De diagnose hartfalen wordt door de huisarts dan wel door de cardioloog gesteld. Indien de situatie het toelaat wordt een patiënt behandeld in de eerste lijn. Bij ernstig hartfalen of indien specialistische zorg noodzakelijk is, wordt de patiënt doorverwezen naar de cardioloog. De huisarts of betrokken cardioloog is verantwoordelijk voor de medische behandeling en het voorschrijven van medicatie volgens de daarvoor geldende richtlijnen.5 De hartfalenverpleegkundige is verantwoordelijk voor de nazorg, waarbij het verstrekken van informatie, geprotocolleerde medicatie aanpassing, aanspreekpunt en laagdrempelige toegang tot zorg, en ondersteuning van patiënt en mantelzorg de belangrijkste aspecten zijn. Ondersteuning bestaat uit stimuleren van therapietrouw en zelfzorg, opsporen van en hulp bieden bij zelfzorgtekorten en depressie, doorverwijzingen en contacten met andere hulpverleners. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 20 17-10-2011 16:33:54 H artfalen 21 Indien de patiënt behandeld wordt door de cardioloog, wordt de huisarts via brieven betrokken bij en geïnformeerd over de behandeling. De patiënt zelf heeft een belangrijk aandeel in zijn behandeling. Hij is verantwoordelijk voor het naleven van de geadviseerde leefregels en therapietrouw ten aanzien van de medicatie. Ook wordt van hem verwacht dat hij zich dagelijks weegt en zich bij afwijkend gewicht of andere klachten van hartfalen tijdig meldt bij een zorgverlener, zodat actie kan worden genomen om de verslechterde toestand op te heffen om zodoende een ziekenhuisopname te voorkomen. In de dagelijkse praktijk blijken, om diverse redenen, niet alle mensen deze adviezen na te leven, en hebben hierbij wisselende ondersteuning nodig. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 21 17-10-2011 16:33:54 22 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 22 17-10-2011 16:33:55 23 [3] Methoden van onderzoekInleiding PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 23 17-10-2011 16:33:57 24 hoofdstuk [3] 3.1 Onderzoeksdesign Gedurende dit onderzoek zijn groepen patiënten op een hartfalenpolikliniek die de gebruikelijke hartfalenzorg kregen, vergeleken met patiënten die zorg via telebegeleiding kregen. Om de effecten van het gebruik van telebegeleiding te onderzoeken, is een gerandomiseerd, longitudinaal onderzoek uitgevoerd waarbij vijf metingen zijn uitgevoerd: een nulmeting en metingen na 3, 6, 9 en 12 maanden. Basiskarakteristieken van patiënten werden verzameld bij de nulmeting en tijdens hun eerste bezoek aan de polikliniek. De kans op opname wegens hartfalen gedurende een periode van 1 jaar werd in de standaardzorg groep geschat op 25%.17 Het doel was om het aantal opnames terug te brengen met 50%. Uitgaande van een tweezijdige significantie van 95%, een power van 80% en 10% verlies van patiënten gedurende de looptijd van de follow-up, werd berekend dat 195 deelnemers per groep moesten participeren. Toewijzing aan een groep vond plaats door middel van loting, waarbij geen invloed kon worden uitgeoefend door de betrokken zorgverleners of onderzoekers. Rekrutering van patiënten is uitgevoerd van oktober 2007 tot en met december 2008. De dataverzameling is uitgevoerd tot en met december 2009. Voor dit onderzoek werd toestemming verleend door de Medisch Ethische Commissie van de betrokken instellingen, overeenkomstig de declaratie van Helsinki.18 De studie is geregistreerd bij Clinicaltrials.gov (nummer NCT00502255). 3.2 Setting Het onderzoek is uitgevoerd op de hartfalenpoliklinieken van het Maastricht Universitair Medisch Centrum, het Atrium Medisch Centrum en het Orbis Medisch en Zorgconcern te Sittard. Patiënten werden gerekruteerd tijdens een regulier bezoek aan de hartfalenpolikliniek van hun behandelend centrum. 3.3 Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie voor deze studie bestaat uit patiënten met hartfalen, in behandeling op een hartfalenpolikliniek in de tweede lijn bij de cardioloog in samenwerking met de hartfalenverpleegkundige. In totaal hebben 382 patiënten deelgenomen aan de studie, waarvan 172 in behandeling in het academisch ziekenhuis Maastricht, 144 in het Atrium medisch centrum te Heerlen en 66 in het Orbis medisch- en zorgconcern te Sittard. Figuur 1 toont een overzicht van de studieopzet en het aantal deelnemers per onderzoeksgroep. Alle patiënten hebben de diagnose hartfalen. Patiënten met een verminderde cognitie, slechtziend of slechthorend, hemodialyse- en ernstige COPD -patiënten, en patiënten met een levensverwachting < 1 jaar zijn uitgesloten voor deelname aan het onderzoek. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 24 17-10-2011 16:33:57 behandeling in het academisch ziekenhuis Maastricht, 144 in het Atrium medisch centrum te Heerlen en 66 in het Orbis medisch- en zorgconcern te Sittard. Figuur 1 toont een overzicht van de studieopzet en het aantal deelnemers per onderzoeksgroep. Alle patiënten hebben de diagnose hartfalen. Patiënten met een verminderde cognitie, slechtziend of slechthorend, hemodialyse- en ernstige COPD -patiënten, en patiënten M ethoden van onderzoek 25 met een levensverwachting < 1 jaar zijn uitgesloten voor deelname aan het onderzoek. Figuur 1: Stroomdiagram van studieopzet en deelnemers Screening 870 patiënten gescreend 488 patiënten weigerden of niet geschikt 382 werden gerandomiseerd Toewijzing 197 toegewezen aan telemonitoring 185 toegewezen aan standaardzorg Follow-Up 18 overleden 1 overleden voor aansluiting 20 voortijdig beëindigd door patiënt Fysieke ongemakken 13 Stress / motivatie verlies 5 Anders 2 12 overleden 31 voortijdig beëindigd door patiënt Fysieke ongemakken 10 Stress / motivatie verlies 14 Geen reactie meer 5 Anders 2 142 beëindigen 365 dagen follow-up 159 beëindigen 365 dagen follow-up 197 patiënten geanalyseerd Analyse 197 patiënten geanalyseerd Figuur 1. Stroomdiagram van studieopzet en deelnemers 3.4 Hartfalenzorg tijdens studie Patiënten werden door middel van loting toegewezen aan de groep die standaardzorg of telebegeleiding kreeg. 3.4.1 Standaardzorg Patiënten met hartfalen worden behandeld volgens de daarvoor geldende nationale richtlijnen. 5 Dit houdt in dat ze bepaalde medicatie krijgen voorgeschreven, informatie krijgen over hun ziekte en adviezen krijgen ten aanzien van voeding (beperkte zoutintake), vochtgebruik (beperkt) en beweging.5 Patiënten krijgen tijdens de looptijd van het onderzoek vier keer een geplande afspraak met een zorgverlener. Tijdens deze afspraken wordt genoemde patiënt onderzocht op het vasthouden van vocht, en wordt de eerder genoemde informatie herhaald. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 25 17-10-2011 16:33:57 ® De compliance ten aanzien van het dagelijks gebruik van de Health Buddy werd berekend door het percentage beantwoorde dialogen te delen door het aantal aangeboden dialogen, vermenigvuldigd met 100. 26 hoofdstuk [3] Afbeelding 1: de Health Buddy® Afbeelding 1. Het Health Buddy® systeem 3.4.3 Programma’s 3.4.2 Telebegeleiding Om zo veel tegemoet te de komen aan detelebegeleiding behoeften van krijgen de individuele Patiënten diemogelijk toegewezen zijn aan groep met dezelfdepatiënt, informatie als de standaardzorg groep. Zij krijgen tijdens Een de looptijd 2 vervolgafspraken een zorgwerden meerdere programma’s ontwikkeld. programma bestaat uit eenmet set van ® verlener. Bovendien krijgen zij in de thuissituatie een Health Buddy . Dit is een klein apparaat vragen, en duurt 30, 90 of 180 dagen. De kern van de verschillen tussen de aangesloten op een telefoonlijn met een display en 4 knoppen (afbeelding 1). In de display programma’s is de focus waarop de vragen zijn gericht. Deze ligt op symptomen én krijgt een patiënt dagelijks een aantal vragen aangeboden met betrekking tot symptomen, educatie, op symptomen óf educatie, of er is sprake van een onderhoudsprogramma kennis en gedrag gerelateerd aan hartfalen. De patiënt beantwoordt de vragen door op een (Tabel van de 1). knoppen te drukken. Gedurende transmissie van de antwoorden naar de desktop van de hartfalenverpleegkundige, worden deze gelabeld met een risico-indicatie, waarbij onderscheid wordt gemaakt in laag, middel en hoog risico. Deze risico-indicatie maakt het Tabel 1: programma mogelijk snel te selecterenoverzicht welke patiënten risico lopen en waar een contact op korte termijn noodzakelijk is. Het beantwoorden van de vragen kost dagelijks ongeveer 5 minuten tijd, en mag worden uitgevoerdsymptomen op een door de patiënt Educatie zelf gekozen tijdstip. Aantal dagen ® DeProgramma compliance 1ten aanzien van het dagelijks gebruik werd berekend + + van de Health Buddy 90 door het percentage beantwoorde dialogen te delen dialogen, Programma 2 + +/-door het aantal aangeboden 30 vermenigvuldigd met 100. Programma 3 + 90 3.4.3 Programma’s Om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de behoeften van de individuele patiënt, werden meerdere programma’s ontwikkeld. Een programma bestaat uit een set van vragen, en duurt 30, 90 of 180 dagen. De kern van de verschillen tussen de programma’s is de focus waarop de vragen zijn gericht. Deze ligt op symptomen én educatie, op symptomen óf educatie, of er is sprake van een onderhoudsprogramma (Tabel 1). PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 26 17-10-2011 16:33:57 M ethoden van onderzoek 27 Tabel 1. Programma overzicht Symptomen Educatie Aantal dagen Programma 1 + + 90 Programma 2 + +/- 30 Programma 3 - + 90 Programma 4 - - 180 Programma 1: focust intensief op het monitoren van symptomen en educatie; alle patiënten starten met dit programma; Programma 2: focust intensief op het monitoren van symptomen en minder intensief op educatie: patiënten in dit programma hebben een indicatie om intensief gemonitord te worden, zoals ernstige klachten, na een ziekenhuisopname voor hartfalen en indien kandidaat voor harttransplantatie; Programma 3: focust intensief op educatie en minder intensief op symptomen; patiënten in dit programma hebben weinig klachten en weinig ziektespecifieke educatie; Programma 4: focust niet intensief op symptomen, noch op educatie; patiënten in dit programma hebben weinig klachten van hartfalen in combinatie met een goede ziektespecifieke educatie. Dit programma wordt beschouwd als een onderhoudsprogramma. 3.5 Werkwijze tijdens studie Met betrekking tot de aandacht voor de alarmeringen wordt onderscheid gemaakt tussen symptomatische en educatieve (kennis en gedrag) alarmering. De als hoog risico gelabelde antwoorden stellen de betrokken zorgverleners in staat om zeer snel onderscheid te maken tussen patiënten die risico lopen als gevolg van vochtretentie. Bij alarmeringen met betrekking tot de symptomen neemt de hartfalenverpleegkundige van het behandelende centrum contact op met de patiënt. Indien de toestand van de patiënt dit vereist wordt de therapie telefonisch aangepast. De hartfalenverpleegkundige is een geregistreerde verpleegkundige, veelal post-hbo opgeleid, met uitgebreide cardiologische ervaring. De alarmeringen met betrekking tot de educatie (kennis en gedrag) van alle aan de studie deelnemende patiënten worden verwerkt door één verpleegkundig assistente voor de drie centra. De verpleegkundige assistente is een niveau 3 opgeleide zorgverlener, met ervaring aangaande patiënten met een chronische aandoening. Deze zorgverlener was gelokaliseerd in het academisch ziekenhuis Maastricht. 3.6 Meetinstrumenten en meetmomenten Gedurende de looptijd van de studie werden meerdere vragenlijsten aan patiënten toegezonden, zie overzicht in tabel 2. [beschrijving: zie bijlage 2] Figuur 2 geeft een overzicht van het studieverloop en de meetmomenten weer. In dit rapport worden in het bijzonder het zorggebruik en de kwaliteit van leven beschreven. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 27 17-10-2011 16:33:57 28 hoofdstuk [3] Tabel 2. Meetinstrumenten en meetmomenten Variabelen Kleinschalig wonen Gewone afdelingen Ziekenhuisopnamen registratie + HB T12 Duur ziekenhuisopnamen registratie T12 Geplande contacten met zorgverleners registratie + HB T12 Ongepl. contacten met zorgverleners* registratie +HB T3 T6 T9 T12 Ziektespecifieke kennis DHFKsc19 T0,T3,T12 en bij einde programma Ziektespecifiek gedrag HFSCBSc20 T0,T3,T12 en bij einde programma Compliance medicatie HFCQ21/ registratie T0,T3,T6,T9,T12 Compliance leefregels HFCQ/ registratie T0,T3,T6,T9,T12 Vermoeidheid Borg Scale22 T0,T3,T6,T9,T12 Kortademigheid Borg Scale T0,T3,T6,T9,T12 Tabaksgebruik HFCQ/ registratie T0,T3,T6,T9,T12 Lichaamsgewicht HFCQ/ registratie T0,T3,T6,T9,T12 Drankgebruik HFCQ/ registratie T0,T3,T6,T9,T12 Depressieve klachten HADS23`` T0,T3,T6,T12 Self-efficacy BEES-HF24 0,T3,T6,T12 Kwaliteit van leven KCCQ25 T0,T3,T6,T12 Kwaliteit van leven/QALY Euroqol 5-d26 T0,T3,T6,T12 Co-morbiditeiten Charlson index27 T12 Mortaliteit Registratie T12 Kosten CRF/ registratie T0,T6,T12 T0=baseline meting; T1=meting 1 maand na baseline; T3=meting 3 maanden na baseline; T6=meting 6 maanden na baseline; T9=meting 9 maanden na baseline; T12=meting 12 maanden na baseline; HB=Health Buddy;* bij ongepland contact registratie van oorzaak; CRF case record form=Kostendagboek dat door de patiënt wordt ingevuld ( eerste lijnszorgconsumptie, paramedische hulp, werkverzuim) 3.7 Data analyse Voorafgaand aan de analyses werden alle oorzaken van opname-indicaties en mortaliteit beoordeeld door een onafhankelijke commissie, met als doel een unanieme conclusie te verkrijgen betreffende de al dan niet aan hartfalen gerelateerde oorzaken [bijlage 3]. Alle onderzoeksgegevens zijn ingevoerd met behulp van het statistische programma SPSS, versie 16. Naar aanleiding van een regressie analyse werden subgroepanalyses uitgevoerd ten aanzien van de ziekenhuisopnames. De kwaliteit van leven wordt weergegeven op generiek niveau, ter ondersteuning van de vergelijkbaarheid met overige aandoeningen. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 28 17-10-2011 16:33:57 M E T HO DEN VA N O N DER ZOEK 29 Screenen Screening Toestemmingsverklaring Verzamelen basisgegevens Toewijzing Groepstoewijzing Interventiegroep Telebegeleiding Controlegroep Standaardzorg Vragenlijst T0 Health Buddy® Vragenlijst T0 Follow-up Polikliniek (1) HF verpleegkundige Vragenlijst T3 Vragenlijst T3 Polikliniek(1) Cardioloog Polikliniek(2) Cardioloog Vragenlijst T6 Vragenlijst T6 Analyses Polikliniek (3) HF verpleegkundige Vragenlijst T9 Vragenlijst T9 Polikliniek (2) HF verpleegkundige Polikliniek (4) HF verpleegkundige Vragenlijst T12 Vragenlijst T12 Analyses Analyses Figuur 2. Stroomdiagram studieverloop en meetmomenten PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 29 17-10-2011 16:33:57 30 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 30 17-10-2011 16:33:58 31 [4] ResultatenInleiding PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 31 17-10-2011 16:34:00 32 hoofdstuk [4] De respons op de vragenlijsten was bij nulmeting 92%, na 3 en 6 maanden 83% respectievelijk 80%, en na 9 en 12 maanden 73%. De gemiddelde respons bedroeg 82%. De EQ-5D vragenlijst werd door 86.9% (n = 332) patiënten alle vijf de keren ingevuld; de VAS-schaal door 84.8% (n = 324) patiënten. 4.1 Compliance ten aanzien van het dagelijks gebruik van de Health Buddy® Na beëindiging van het 90 dagen durende basisprogramma werden patiënten toegewezen aan een bij hun profiel passend programma; 17 patiënten (9%) kregen wederom programma 1 aangeboden, 29 (15%) het intensief symptoom monitoring programma, 64 (23%) het intensief educatieve en 89 (45%) het onderhoudsprogramma. Zestien patiënten (8%) namen niet langer deel aan de studie vanwege overlijden of vroegtijdig stoppen op eigen initiatief. De algehele compliance ten aanzien van het dagelijks gebruik was 90%. Gedurende de eerste 3 maanden was de compliance 93% en bij herhaling het eerste programma was dit 95%. Dagelijks gebruik van de Health Buddy® bij intensief symptoom monitoring of bij het educatieprogramma was 87 respectievelijk 88%, en voor het onderhoudsprogramma 87%. 4.2 Effecten op het zorggebruik 4.2.1 Kenmerken van patiënten Tabel 3 toont de achtergrondkenmerken van de deelnemers. Van de 382 deelnemers kregen er 197 (51.5%) telebegeleiding en 185 (48.5%) standaardzorg. De gemiddelde leeftijd lag rond de 72 (SD 10.5) jaar. Er waren geen significante verschillen in achtergrondkenmerken tussen beide groepen. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 32 17-10-2011 16:34:00 Resultaten 33 Tabel 3. Achtergrondkenmerken Leeftijd Totaal Telebegeleiding (197) Standaardzorg (185) 71 ±11 71.0 ± 11.9 71.9 ±10.5 32-72-91 37-74-93 173 (45) 88 (45) 85 (46) 111 (60) Range* ≥ 75 Geslacht Man 226 (59) 115 (58) Vrouw 156 (41) 82 (42) 74 (40) Gehuwd of samenwonend 245 (64) 122 (62) 123 (66) 59 (34) Opleiding Lagere school 122 (34) 63 (33) Middelbare school / LBO 162 (45) 91 (48) 71 (41) MBO 42 (12) 19 (10) 23 (13) 37 (10) 17 (9) 20 (11) Duur hartfalen (maanden) HBO / universiteit 31 (±38) 32 (±38) 29 (±38) Duur HF <18 maand 196 (51) 98 (26) 98 (26) NYHA II 219 (57) 110 (56) 109 (59) NYHA III 153 (40) 79 (40) 74 (40) NYHA IV 10 (3) 8 (4) 2 (0.01) Systole 127 (23) 125 ±21.9 128 ±24.0 Diastole 73 (12) 72 ±12.5 74 ±12.2 Hartfrequentie 76 (15) 77 ±15.1 75 ±13.8 Charlson index 2.5 (±1.5) 2.6 (±1.5) 2.4 (±1.4) NYHA - classificatie Bloeddruk 4.3 Effecten op het zorggebruik Achtereenvolgens worden de effecten op ziekenhuis opnames wegens hartfalen en overige aandoeningen beschreven inclusief het aantal opnamedagen, de contacten met zorgverleners en de mortaliteit. 4.3.1 Opnames wegens hartfalen Het totale aantal opnames voor hartfalen was 24 in de telebegeleiding groep tegenover 43 in de groep patiënten die standaardzorg kregen aangeboden (Figuur 3a). Dit resulteerde in een afname van het totale aantal opnames met 44% (43-24=19/43), het aantal heropnames nam af met 66% (18-6=12/18). Een statistische trend is waarneembaar in de vermindering van het aantal opnames voor hartfalen. In de groep patiënten met telebegeleiding werden 18 (9.1%) en in de standaardzorg groep 25 (13.5%) patiënten opgenomen (p=0.15). De groep met telebegeleiding versus de standaardzorg groep had 13 versus 14 patiënten met één opname (ns), en 5 patiënten versus 11 met 2 of meer opnames (p=0.09). Het totale aantal opnamedagen wegens hartfalen in het ziekenhuis was respectievelijk 253 versus 330 dagen (p=0.18). PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 33 17-10-2011 16:34:00 patiënten met telebegeleiding werden 18 (9.1%) en in de standaardzorg groep 25 (13.5%) patiënten opgenomen (p=0.15). De groep met telebegeleiding versus de standaardzorg groep had 13 versus 14 patiënten met één opname (ns), en 5 patiënten versus 11 met 2 of meer opnames (p=0.09). totale aantal 34 Het hoofdstuk [4] opnamedagen wegens hartfalen in het ziekenhuis was respectievelijk 253 versus 330 dagen (p=0.18). Hartfalen opnames 16 Aant al pat ient en 14 12 10 telebegeleiding 8 standaardzorg 6 4 2 0 1 2 3 6 Aantal opnam e s 35 Figuur 3a. Figuur 3a Regressie analyse analyse toonde gerelateerd aan de de duur Regressie toonde een een verschil verschilininopnames opnamesvoor voorhartfalen hartfalen gerelateerd aan duurdedat de patiënten bekend met hartfalen. Patiënten een hartfalenduur dat patiënten bekend warenwaren met hartfalen. Patiënten met met een hartfalenduur korter dan 18 maanden (figuur 3b) (p=0.03) lieten significant minder opnames zien dan patiënten korter dan 18 maanden (figuur 3b) (p=0.03) lieten significant minder opnames zien danwaar sprake waswaar van een duur langer dan duur 18 maanden (figuur 3c) (ns). (figuur 3c) (ns). patiënten sprake was van een langer dan 18 maanden Het aantal ziekenhuis opnamedagen voor de groep met een hartfalenduur korter dan 18 Het aantal ziekenhuis opnamedagen voor de groep met een hartfalenduur korter dan maanden was 29 dagen versus 176 dagen voor de telebegeleiding respectievelijk de stan18 maanden was 29 dagen versus 176 dagen voor de telebegeleiding respectievelijk de daardzorg groep (p=0.02). Voor de groep met hartfalen langer dan 18 maanden waren de standaardzorg groep (p=0.02). aantallen 224 respectievelijk 154Voor (ns). de groep met hartfalen langer dan 18 maanden waren de aantallen 224 respectievelijk 154 (ns). HF-opnames bij HF-duur > 18 maanden 7 12 6 10 5 4 Aantal patienten Aantal patienten HF-opnames bij HF-duur < 18 maanden telebegeleiding standaardzorg 3 2 8 telebegeleiding 6 standaardzorg 4 2 1 0 0 1 2 1 3 Figuur Figuur 3b.3b 2 3 6 Aantal opnam es Aantal opnam es Figuur Figuur 3c. 3c 4.3.2 Opnames wegens overige aandoeningen In de groep met telebegeleiding werden 75 patiënten opgenomen met een totale duur van 875 dagen; voor de standaardzorg groep waren dit 54 patiënten met een totaal van 536 dagen (p=0.25). 4.3.3 Tabel met opnames en contacten met zorgverleners PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 34 17-10-2011 16:34:00 Resultaten 35 4.3.2 Opnames wegens overige aandoeningen In de groep met telebegeleiding werden 75 patiënten opgenomen met een totale duur van 875 dagen; voor de standaardzorg groep waren dit 54 patiënten met een totaal van 536 dagen (p=0.25). 4.3.3 Tabel met opnames en contacten met zorgverleners Met uitzondering van een significante afname van het aantal contacten met de hartfalenverpleegkundige (p<0.001), werden geen statistisch significante verschillen gevonden in contacten met overige zorgverleners (tabel 4). Tabel 4. Contacten met zorgverleners Contacten per jaar N Range Gemiddeld (sd) Mediaan Telebegeleiding 197 0 - 66 10.4 (±9.7) 8.2 Standaardzorg 185 0 - 67 8.9 (±7.9) 7.4 Telebegeleiding 197 0 - 12 1.2 (±2.1) 0.2 Standaardzorg 185 0 - 13 1.7 (±1.9) 0.5 Telebegeleiding 197 0-19 4.5 (2.9) 4.0 Standaardzorg 185 0-13 4.5 (2.4) 4.2 Huisarts‡ Huisarts‡ (buiten kantooruren) Cardioloog‡=| Overige specialisten‡ Telebegeleiding 197 0 - 31 5.6 (±5.4) 5.0 Standaardzorg 185 0 - 25 5.2 (±4.7) 5.0 Spoedeisende hulp‡ Telebegeleiding 197 0-6 0.6 (±1.0) 0.1 Standaardzorg 185 0 - 12 0.8 (±1.5) 0.3 Telebegeleiding 197 0-6 0.6 (±1.1) 0.1 Standaardzorg 185 0-4 0.6 (±0.9) 0.2 Telebegeleiding 197 0-11 1.36 (±1.68) 1 Standaardzorg 185 0-8 1.74 (±1.4) 1 Eerste hart hulp‡ Hartfalenverpleegkundige†=| Hartfalenverpleegkundige / telefonisch†=| Telebegeleiding 197 0-35 6.14 (±7.5) 3 Standaardzorg 185 0-52 6.25 (±9.7) 2 Informatie afkomstig van patiënten kostendagboek– contacten voor alle redenen ‡ =| Contacten hartfalen gerelateerd †ziekenhuis informatie systeem – contacten hartfalen gerelateerd 4.3.4 Mortaliteit In de groep met telebegeleiding overleden 18 (9.1) patiënten, in de standaardzorg groep 12 (6.5) (p=0.34). Het percentage patiënten dat overleed aan een cardiovasculaire aandoening was gelijk voor beide groepen, namelijk 61 en 58 procent voor telebegeleiding respectievelijk standaardzorg groep. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 35 17-10-2011 16:34:00 36 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 36 17-10-2011 16:34:02 37 [5] Effecten op de kwaliteitInleiding van leven PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 37 17-10-2011 16:34:03 5. Effecten op kwaliteit van leven De EQ-5D score was bij de nulmeting voor beide groepen gelijk, met een gemiddelde score van 0.73 (SD 0.19). De gemiddelde VAS-score was voor de telebegeleiding groep (SD 16.8) 38 62.6 hoofdstuk [5] en voor de standaardzorg groep 57.3 (SD 19.4) (p=0.006). De op T12 gemeten, gemiddelde EQ-5D score in de telebegeleiding groep was 0.74 (SD 0.22) en in de standaardzorg groep 0.72 (SD 0.20) (ns). De meeste problemen werden gerapporteerd bijwas mobiliteit en het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Hetgemiddelde percentage score De EQ-5D score bij de nulmeting voor beide groepen gelijk, met een per gelijk beide groepen alsook meetmomentengroep (figuur62.6 (SD van dimensie 0.73 (SD was 0.19). De voor gemiddelde VAS-score wasvoor voorbeide de telebegeleiding 16.8) voor de standaardzorg 57.3 (SD(SD 19.4) (p=0.006). 4). Deen gemiddelde VAS-score opgroep T12 was 64.8 16.7) voor de telebegeleiding groep, De 61.0 op T12 gemiddelde EQ-5D score in dekreeg. telebegeleiding was 0.74 (SD en (SDgemeten, 19.2) voor de groep die standaardzorg Gezien degroep hogere waarde op 0.22) en in de standaardzorg groep 0.72 (SD 0.20) (ns). De meeste problemen werden gerapporteerd bij mobiliteit en het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Het percentage per dimensie verschil was tussen T0 en T12 en tussen de beide groepen. Dit verschil was niet was gelijk voor beide groepen alsook voor beide meetmomenten (figuur 4). De gemiddelde statistisch berekende QALY’s aantelebegeleiding de hand van degroep, EQ-5Den met een VAS-scoresignificant. op T12 wasDe64.8 (SD 16.7) voor de 61.0 (SD 19.2) voor tijdshorizon 1 jaar was gelijk voor beide de groepen de groep dievan standaardzorg kreeg. Gezien hogere(0.72) waarde op de VAS-schaal op T0 voor de telebegeleiding groep werd getest of er een significant verschil was tussen T0 en T12 en tussen de verschil was niet significant. De berekende Figuur 4: beide Profielgroepen. van de Dit telebegeleiding enstatistisch standaardzorg groep op T0 andQALY’s T12 aan de hand vanpatiënten de EQ-5Ddat metproblemen een tijdshorizon van 1 jaar was gelijk voor beide groepen (0.72) (% van de rapporteerde) de VAS-schaal op T0 voor de telebegeleiding groep werd getest of er een significant 80% 70% 60% 50% telebegeleiding 40% standaardzorg 30% 20% 10% 0% 1 2 3 4 T0 5 1 2 3 4 5 T12 1. Mobiliteit 2. Zelfzorg 3. Dagelijkse activiteiten 4. Pijn/klachten 5. Stemming 1.Mobiliteit 2. Zelfzorg 3. Dagelijkse activiteiten 4. Pijn/klachten 5. Stemming Figuur 4. Profiel van de telebegeleiding en standaardzorg groep op T0 and T12 (% van de patiënten dat problemen rapporteerde) PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 38 17-10-2011 16:34:03 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 39 17-10-2011 16:34:03 40 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 40 17-10-2011 16:34:04 41 [6] Conclusie en discussieInleiding PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 41 17-10-2011 16:34:06 42 hoofdstuk [6] Dit rapport beschrijft een onderzoek naar de effecten van telebegeleiding bij patiënten met hartfalen. Gedurende 1 jaar werden met behulp van een vijftal metingen (nulmeting en vervolgmetingen na 3, 6, 9 en 12 maanden), twee groepen patiënten met elkaar vergeleken, namelijk patiënten met hartfalen die telebegeleiding (n=197) of standaardzorg (n=185) kregen (dataverzameling van september 2007 tot januari 2009). Als primaire uitkomst werd de zorgconsumptie gemeten. Secundair werd gekeken naar de impact op de kwaliteit van leven van patiënten. 6.1 Methodologische reflectie In wetenschappelijk onderzoek waarbij gekeken wordt naar de effecten van een interventie is een studieopzet in de vorm van een “Randomized Controlled Trial (RCT)” de eerste keuze. Bijgevolg is gekozen voor een gerandomiseerde en gestratificeerde opzet van de studie. Randomisatie vond plaats per onderzoeksgroep – interventie of standaardzorg -, stratificatie gebeurde per deelnemende instelling, namelijk de ziekenhuizen van Maastricht, Heerlen en Sittard. Als gevolg van een traag verlopende rekrutering werd de rekruteringstermijn verlengd met 7 maanden. Bovendien werden niet voor elke instelling hetzelfde aantal respondenten in het onderzoek betrokken en was er sprake van een klein verschil in aantal respondenten per groep. Er werden geen verschillen gevonden tussen de groep en instellingen in de basiskarakteristieken. In vergelijking met andere studies was een eerdere opname voor hartfalen geen vereiste.28,29 Patiënten met hartfalen die voldeden aan de inclusiecriteria werden, ongeacht hun voorgeschiedenis, tijdens hun bezoek aan de hartfalenpolikliniek gevraagd voor deelname aan het onderzoek. Dit maakte dat een heterogene onderzoeksgroep ontstond met wisselende aantallen eerdere opnames voor hartfalen, wisselende hartfalenduur en –ernst, en wisselende comorbiditeit. Ook hier werden tussen de onderzoeksgroepen geen verschillen gevonden in basiskarakteristieken. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat het includeren van een niet streng geselecteerde groep de externe validiteit van het onderzoek verhoogt. Van het totaal aantal deelnemers doorliepen 79% de gehele studielooptijd van 1 jaar. De 21% uitvallers zijn vergelijkbaar met de aantallen in vergelijkbare studies.30 Dit percentage uitvallers is het gevolg van overlijden, toenemende fysieke beperkingen en verlies van interesse en motivatie. Het aantal uitvallers was het hoogst in de standaardzorg groep. De zorgverlening in de betrokken instellingen vindt plaats volgens de richtlijnen.5 De setting waarin de hartfalenverpleegkundige zorg wordt geleverd is echter niet uniform per instelling. In Sittard worden patiënten door de hartfalenverpleegkundige in de thuissituatie gezien, in Heerlen gebeurt dit poliklinisch, en in Maastricht zijn beide mogelijkheden aanwezig. De geleverde zorg is vergelijkbaar voor de betrokken instellingen, waardoor dit geen bedreiging vormt voor resultaten van deze studie. Het inzetten van een verpleegkundig assistente zorgde voor een identieke benadering van de patiënten met betrekking tot het educatieve deel van het programma aanbod. De inzet van deze soort zorgverlener werd als zeer waardevol ervaren door de patiënten en medewerkers van de betrokken instellingen. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 42 17-10-2011 16:34:06 Conclusie en discussie 4 3 6.2 Conclusies Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste conclusies van de huidige studie. Onderscheid wordt gemaakt in effecten op de compliance ten aanzien van het dagelijkse gebruik van telebegeleiding, de zorgconsumptie en de kwaliteit van leven van patiënten. Effecten op compliance ten aanzien van het dagelijkse gebruik van telebegeleiding Het dagelijkse gebruik van telebegeleiding scoorde zeer hoog (90%) in vergelijking met een recent uitgevoerde vergelijkbare studie.30,31 Geen verschillen ten aanzien van het dagelijkse gebruik werden gevonden tussen de diverse programma’s. Ook waren er geen verschillen met betrekking tot de gemeten patiënten karakteristieken. Effecten op de medische consumptie De huidige studie heeft geen statistisch significante effecten van telebegeleiding gevonden ten aanzien van het aantal opgenomen patiënten voor hartfalen. Tussen groepen is sprake van een klinisch relevant verschil in aantallen opnames. Bovendien blijkt uit subgroepanalyses dat patiënten met een hartfalenduur korter dan 18 maanden significant minder opnames en heropnames hebben als zij telebegeleiding ontvangen in vergelijking met patiënten met een langere hartfalenduur die standaardzorg ontvangen. Patiënten met telebegeleiding werden vaker opgenomen voor overige aandoeningen; een directe verklaring hiervoor is niet aanwezig. Het aantal contacten met de hartfalenverpleegkundige was lager in de groep die telebegeleiding kreeg. Dit was tevens het gevolg van het - conform het onderzoeksprotocol - lager aantal geplande afspraken met de hartfalenverpleegkundige. Het aantal overleden patiënten in de groep met telebegeleiding was hoger dan in de standaardzorg groep. Regressie analyse maakt aannemelijk dat mortaliteit is gerelateerd aan andere, niet aan telebegeleiding gerelateerde factoren. Effecten op de kwaliteit van leven Patiënten in de telebegeleiding groep hadden bij de nulmeting een hogere gemiddelde score voor kwaliteit van leven. Bij de eindmeting waren de scores van beide groepen verbeterd ten opzichte van de nulmeting. Na correctie voor de invloed van de verschillen bij de nulmeting, werden geen verschillen in kwaliteit van leven gevonden tussen groepen. Met betrekking tot de kwaliteit van leven-dimensies mobiliteit, zelfzorg, dagelijkse activiteiten, pijn / klachten en stemming werden geen verschillen gevonden tussen de groepen met of zonder telebegeleiding. 6.3 Discussie Om de rol en de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt te versterken c.q. betrokkenheid van de cliënt in het zorgproces te vergroten, is intensief contact noodzakelijk. Dit contact kan op indirecte wijze via telebegeleiding en dus op afstand plaatsvinden, zoals geëvalueerd in PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 43 17-10-2011 16:34:06 44 hoofdstuk [6] deze studie. Op deze wijze vindt substitutie plaats van verpleegkundige zorgverlening. Een van de grote uitdagingen bij zorg op afstand is om de zorgvrager als individu te benaderen. In de voor u liggende studie werd, afhankelijk van de behoefte van de patiënt, maatwerk aangeboden door enerzijds te kiezen voor het best passende programma uit selectie van 4 programma’s, anderzijds door op meerdere momenten te inventariseren of het geboden programma nog aansloot bij de behoefte van de patiënt. Overige studies, waar geen maatwerk werd aangeboden, lieten in tegenstelling tot deze studie een beduidend lager dagelijkse compliance zien ten aanzien van het dagelijks gebruik van het systeem.30,31 Een vereiste om te komen tot goede resultaten, is dat de patiënt gebruik maakt van het systeem, dus er dient voldoende aandacht te zijn voor de elementen die van invloed zijn op dagelijkse gebruik. De hoge trouw ten aanzien van het dagelijkse gebruik van het Health Buddy® systeem in onze studie zou verklaard kunnen worden door – het nabootsen van – een persoonlijke benadering. Dit werd enerzijds bereikt door het maatwerk van de aangeboden programma’s en anderzijds door de persoonlijke en vakkundige benadering van de hartfalenverpleegkundige van de eigen instelling. Voor het educatieve gedeelte was een verpleegkundig assistente betrokken, die een belangrijke vaste contactpersoon was voor alle patiënten, en bovendien een functionele taakontlasting opleverde voor de hartfalenverpleegkundigen van de betrokken instellingen. De hoge dagelijkse respons kan worden opgevat als vertrouwen van de patiënten in dit systeem. Het aantal patiënten dat de studie niet voltooide, was vergelijkbaar met die in soortgelijke studies.30,32 Echter, het aantal patiënten dat vanwege demotivatie stopte in de telebegeleiding groep was lager vergeleken met de controlegroep. Uit dit gegeven samen met de hoge compliance ten aanzien van het dagelijkse gebruik, kan worden afgeleid dat het systeem tot het einde boeiend en uitdagend bleef voor een meerderheid van de patiënten. Het relatief grote aantal uitvallers vanwege fysieke beperkingen of overlijden is typerend voor deze zieke patiëntencategorie. De resultaten van deze studie komen overeen met de resultaten van studies die vergelijkbare telebegeleiding aanboden. Een vermindering van zowel het aantal opgenomen patiënten alsook het aantal ziekenhuisopnames vanwege hartfalen werd waargenomen in deze studie. Het verhoogde aantal opnames wegens overige oorzaken is eveneens vergelijkbaar met overige studies. Dit is mogelijk een gevolg van een verhoogde bewustwording van andere, niet aan hartfalen gerelateerde klachten. 32,33 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 44 17-10-2011 16:34:06 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 45 17-10-2011 16:34:06 46 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 46 17-10-2011 16:34:07 47 [7] AanbevelingenInleiding PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 47 17-10-2011 16:34:08 48 hoofdstuk [7] Aanbeveling voor de zorg ten aanzien van het gebruik van telebegeleiding bij patiënten met hartfalen • De relevante afname van het aantal opnames wegens hartfalen zoals waargenomen in deze studie is op dit ogenblik toereikend om telebegeleiding op beperkte schaal aan te bieden aan een selecte patiëntengroep. Selectie vindt plaats op basis van de ziektefase, namelijk patiënten kort na (binnen 18 maanden) na de diagnosestelling en aan patiënten bij ontslag uit het ziekenhuis na opname wegens hartfalen. Deze studie laat zien dat sprake is van een dalende trend in ziekenhuis(her)opnamen voor hartfalen. De resultaten van deze studie impliceren dat verder onderzoek dient plaats te vinden vooraleer kan worden beslist om over te gaan tot implementatie van telemonitoring op grote schaal. • Elementen als (ziektespecifieke) educatie alsook de ondersteuning van zelfzorg en gezondheidsgedrag zijn patiënteigen en overstijgen het ziektebeeld. Voor de uitvoering van de zorg betekent dit, dat zorg en aandacht voor deze elementen kunnen worden toegewezen aan een generalistische zorgverlener met specifieke aandacht voor het bevorderen van educatie en stimuleren van gezond gedrag. Aanbeveling voor vervolgonderzoek ten aanzien van telebegeleiding • De gemeten resultaten betreffen een periode van 1 jaar. Om enig inzicht te krijgen in de effecten van telebegeleiding over een langere termijn, verdient het aanbeveling, deze studie te koppelen aan vervolgonderzoek waarbij gekeken wordt naar de lange termijn effecten op het zorggebruik, kwaliteit van leven, zelfzorg, kennis en therapietrouw. • De aan hartfalenduur gerelateerde verschillen in hartfalenziekenhuisopnames zijn hypothese genererend voor vervolgonderzoek. Hierbij is het van belang om de relatie tussen de duur van het hartfalen en de mate van (kosten)effectiviteit van telebegeleiding nader te onderzoeken. Tevens dient in een prospectief onderzoek aandacht te zijn voor de termijn dat telebegeleiding dient te worden aangeboden, evenals voor de mate van (kosten) effectiviteit van telebegeleiding op maat. Meer inzicht is nodig om te bepalen welke vorm van (tele)begeleiding het best past bij de behoeften van patiënten met hartfalen en de organisatie van chronische zorg in een bepaalde regio. Advies voor beleid ten aanzien van de inzet van telebegeleiding • Als gevolg van telebegeleiding worden veel patiëntendata gegenereerd. Dit zou kunnen leiden tot een overdosis aan patiëntengegevens. In de toekomst dient gewaakt te worden dat niet onnodig veel data verzameld worden, die enerzijds de privacy van de patiënt kunnen schaden, anderzijds de zorgverlener laten verdrinken in een oerwoud van gegevens. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 48 17-10-2011 16:34:08 A anbevelingen 49 • Om de zorg efficiënter te laten verlopen, is interoperabiliteit van de diverse informatiesystemen uitermate belangrijk. Digitaal verzamelde patiëntengegevens dienen geïntegreerd te worden in bestaande dossiers, die zowel in de eerste alsook in de tweede of derde lijn, beschikbaar worden gesteld voor betrokken zorgverleners.** De uniforme beschikbaarheid van identieke patiënten informatie op elk gewenst ogenblik heeft een positieve invloed op zowel de communicatie alsook op de onderlinge samenwerking, en zal het aantal fouten ten gevolge van miscommunicatie zowel onderling alsook met de patiënt doen afnemen. Dit zal resulteren in veilige en verantwoorde zorg. • Aan de wijzigende rol van patiënten en zorgverlener dient extra aandacht te worden geschonken. Voor patiënten kan dit door o.a. informatiefolders in wachtkamers van zorgverleners, via informatie verstrekt door zorgverzekeraars en diverse publieke patiëntenorganisatie websites. De gewijzigde rol van de zorgverleners dient belicht te worden tijdens opleidingen, congressen en vakorganisaties. Diverse ontwikkelingen zullen de komende jaren een rol spelen in de gezondheidszorg. Belangrijke aspecten hierin zijn de toename van het aantal mensen met een chronische aandoening, de krapte op de arbeidsmarkt en de toenemende inzet van technologie in de zorg. Het voor u liggende rapport is de eerste in Nederland uitgevoerde RCT naar de effectiviteit van telebegeleiding in de dagelijkse praktijk, die inzichtelijk maakt voor wie telebegeleiding een geschikt alternatief biedt bij de behandeling voor hartfalen. Vervolgonderzoek dient aandacht te besteden aan vragen met betrekking tot de duur dat patiënten telebegeleiding aangeboden moeten krijgen, en welke vorm van telebegeleiding het beste past bij een bepaalde zorgvraag of zorgprobleem. Om het maximale rendement van telebegeleiding te kunnen behalen, zal telebegeleiding nog meer moeten worden ingezet ter substitutie van de reguliere zorg, en niet – zoals tot op heden nog te veel gebeurd - toegevoegd worden aan het bestaande zorgaanbod. Dit vereist mentaliteitsveranderingen bij zowel zorgvragers alsook zorgverleners, waaraan in de nabije toekomst extra aandacht dient te worden geschonken. Tot slot is de verwachting dat op termijn, vooral voor mensen met een chronische aandoening zorg op afstand de huidige standaardzorg zal vervangen. Individualisering van het telebegeleiding-aanbod dient daarom een punt van aandacht te blijven in de verdere ontwikkelingen van ehealth. ** Met eerste lijn wordt bedoeld huisarts en praktijkondersteuner, met tweede lijn het ziekenhuis en derde lijn zorginstellingen, herstelklinieken en revalidatiecentra. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 49 17-10-2011 16:34:08 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 50 17-10-2011 16:34:08 51 Literatuur PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 51 17-10-2011 16:34:09 52 L iteratuur 1. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/hartvaatstelsel/ hartfalen/trend/ 2. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/hartvaatstelsel/ 3. http://www.regionalebevolkingsprognose.nl/ 4. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/hartvaatstelsel/ 5. Multidisciplinaire richtlijn hartfalen 2010 6. Structured telephone support or telemonitoring programmes for patients with chronic heart failure hartfalen/cijfers-hartfalen-prevalentie-incidentie-en-sterfte-uit-de-vtv-2010/ hartfalen/welke-zorg-gebruiken-patienten-en-kosten/ (Review) Inglis SC, Clark RA, McAlister FA, Ball J, Lewinter C, Cullington D, Stewart S, Cleland JGF: The Cochrane Library 2010, Issue 8 http://www.thecochranelibrary.com 7. Tele-guidance of chronic heart failure patients enhances knowledge about the disease. A multi-centre, randomised controlled study: Aggie H. Balk, Wim Davidse, Paula van Dommelen, Ellen Klaassen, Kadir Caliskan, Pieter van der Burgh, Christina M. Leenders 8. Cleland JGF, Louis AA, Rigby AS, Janssens U, Balk AHM, TEN-HMS Investigators. Noninvasive Home Telemonitoring for Patients with Heart Failure at High Risk of Recurrent Admission and Death: The TransEuropean Network-Home-Care Management System (TEN-HMS) study. J Am Coll Cardiol 2005;45:16541664 9. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2011/05/25/landelijke-nota-gezondheidsbeleid.html 10. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/verslagen/2010/01/28/voortgangsverslaginnovatieprogramma-gezondheid.html 11. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/chronische-ziekten/samenhang-in-de-zorg/de-rol-van-depatient 12. http://www.limburg.nl/Beleid/Welzijn_en_Volksgezondheid/Welzijn/Leven_in_Limburg_samen_en_ gezond 13. http://www.google.nl/search?hl=nl&sa=X&ei=fjU5TuD3AsWe-QbjoeyVAg&ved=0CCYQBSgA &q=adviesrapport+telebegeleiding+bij+hartfalen%3A+haalbaarheidsonderzoek+van+de+Heal th+Buddy&spell=1&biw=1259&bih=845 14. More malignant than cancer? Five-year survival follow-up following a first admission for heart failure; S.Stewart, K. MacIntyre, D.Holes, S.Capewell, John McMurray; European Journal of heart failure 3(3)315322 15. Predictors of readmissions among elderly survivors of admissions with heart failure: H.Krumholz, Y.Chen, Y.Wang, V. Vaccarino, M.Radford, R.Horwitz; American Heart Journal 2000:139(1) 72-79 16. Health related quality of life in patients with congestive heart failure: comparison with other chronic diseases and relation to functional variables: J.Juenger, D.Schellberg, S.Kraemer, A.Haunstetter, C.Zugck, W.Herzog, M.Haass: Heart 2002; 87:235-241 17. J.G.F. Cleland, K. Swedberg, F. Follath, e.a. The EuroHeart Failure survey programme - a survey on the quality of care among patients with heart failure in Europe. Part 1: patient characteristics and diagnosis. European Heart Journal 2003;24: 442–463 18. World Medical Association. Declaration of Helsinki: ethical principle for medical research involving human subjects. 59th WMA General Assembly, Seoul 2008; www.wma.net/e/policy/b3.htm PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 52 17-10-2011 16:34:09 L iteratuur 53 19. Van der Wal, M.H.L., Jaarsma, T., Moser, D.K., Veldhuisen van, D.J., 2005. Development and testing of the Dutch Heart Failure Knowledge Scale. European Journal of Cardiovascular Nursing 4 (4), 273-7 20. Jaarsma, T., Strömberg, A., Märtenson, J., 2003. Development and testing of the European Heart Failure Self-Care Behaviour Scale. European Journal of Heart Failure 5 (3), 363-70 21. Evangelista, L.S., Berg, J., Dracup, K., 2001. Relationship between psychosocial variables and compliance in patients with heart failure. Heart & Lung 30 (4), 294-301 22. Borg, G.A., 1982. Psychophysical bases of perceived exertion. Medical Science of Sports Exercise 14, 377-81 23. Zigmond, A.S, Snaith. R.P., 1983. The hospital anxiety and depression scale. Acta Psychiatrica Scandinavica 67 (6), 361–370 24. Barnason, S., Zimmerman, L., Nieveen, J., Schmaderer, M., 2002. Development of a self-efficacy instrument for coronary artery bypass graft (CABG) patients. Journal of Nursing Measurement, 10 (2), 123-133 25. Green, C.P., Porter, C.B., Bresnahan, D.R., Spertus, J.A., 2000. Development and evaluation of the Kansas City Cardiomyopathy Questionnaire: a new health status measure for heart failure. Journal of the American College of Cardiology 35 (5), 1245-55 26. Brooks, R., Rabin, R., de Charro, F., 2003. The measurement and valuation of health status using EQ-5D: a European perspective. Kluwer Academic Publishers, ISBN 1-4020-1214-4 27. D'Hoore, W., Bouckaert A., Tilquin, C., 1996. Practical Considerations on the Use of the Charlson Comorbidity Index with Administrative Data Bases. Clinical Epidemiology 49 (12), 1429-1433 28. Cleland JGF, Louis AA, Rigby AS, Janssens U, Balk AHM, TEN-HMS Investigators. Noninvasive Home Telemonitoring for Patients with Heart Failure at High Risk of Recurrent Admission and Death: The TransEuropean Network-Home-Care Management System (TEN-HMS) study. J Am Coll Cardiol 2005;45:16541664 29. Weintraub A, Gregory D, Patel AR, e.a. A Multicenter Randomized Controlled Evaluation of Automated Home Monitoring and Telephonic Disease Management in Patients Recently Hospitalized for Congestive Heart Failure: The SPAN-CHF II Trial. Journal of Cardiac Failure 2010;16: 285-292 30. Chaudhry SI, Mattera JA, Curtis JP, et al. Telemonitoring in Patients with Heart Failure. New England J Med. 2010;363:2301-2309 31. Mortara P, Pinna GD, Johnson P, et.al. Home telemonitoring in heart failure patients: the HHH study (Home or Hospital in Heart Failure). Eur J Heart Fail 2009;11:312-8 32. Dar O, Riley J, Chapman C, et al. A randomized trial of home telemonitoring in a typical elderly heart failure population in North West London: results of the Home-HF study. European Journal of Heart Failure 2009;11:319–325 33. Weintraub A, Gregory D, Patel AR, e.a. A Multicenter Randomized Controlled Evaluation of Automated Home Monitoring and Telephonic Disease Management in Patients Recently Hospitalized for Congestive Heart Failure: The SPAN-CHF II Trial. Journal of Cardiac Failure PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 53 17-10-2011 16:34:09 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 54 17-10-2011 16:34:09 55 Meetinstrumenten van secundaire uitkomsten PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 55 Bijlage [1] 17-10-2011 16:34:09 56 M eetinstrumenten van secundaire uitkomsten Kennis Ziektespecifieke kennis wordt gemeten met de Dutch Heart Failure Knowledge Scale (DHFKSc) om het ziektespecifieke kennisniveau van de patiënt vast te stellen.19 Deze versie is specifiek ontworpen om de kennis te meten ten aanzien van dagelijks wegen, snelle gewichtstoename, zout- en vochtbeperking, kortademigheid en oedemen, lichaamsbeweging, medicatie en verklaringen van klachtenverergering. Het instrument is opgebouwd uit 15 items met telkens 3 antwoordmogelijkheden. Een van de antwoorden is juist en goed voor 1 punt. Het maximale aantal te behalen punten is 15. Zelfzorg De European Self Care Behaviour Scale (EHFScBS) meet de mate van ziektespecifieke zelfzorg ten aanzien van dagelijks wegen, hulp zoeken bij klachtenverergering, medicatiegebruik en leefwijze.20 De EHFScBS bestaat uit 12 items die gescoord kunnen worden op een 5-puntsschaal, variërend van geheel mee eens (1) tot geheel mee oneens (5). Voor alle schalen geldt dat een lage score de beste zelfzorg aanduidt. Depressie De Hospital Anxiety and Depressions Scale (HADS) wordt gebruikt om angst en depressie te meten.23 Deze lijst is niet specifiek voor patiënten met hartfalen. De schaal is opgebouwd uit 14 items met 2 subschalen. Zeven vragen hebben betrekking op angst en zeven vragen op depressie. De ernst van ieder item wordt gescoord op een 4-puntsschaal van 0 tot 4. Hoe lager de score des te minder aanwijzingen er zijn voor de aanwezigheid van angst en/of depressie. Compliance De Heart Failure Compliance Questionaire (HFCQ) wordt gebruikt om de ziektespecifieke therapietrouw te meten.21 Deze schaal is opgebouwd uit 7 subschalen met aandacht voor compliance ten aanzien van afspraken op polikliniek, medicijngebruik, wegen en dieet, vochtbeperking, activiteiten, roken en alcohol. De subschalen zijn opgebouwd uit een wisselend aantal vragen, variërend tussen 5 en 10 vragen. De vragen worden dichotoom gescoord (wel versus niet moeilijk), of op een 5-puntsschaal variërend van 0 tot 5, waarbij de hoogste totaalscore een hoge therapietrouw aangeeft. Vermoeidheid / kortademigheid Vermoeidheid en kortademigheid worden gemeten met de Borg-schaal. Kortademigheid wordt gemeten met een situatieschets waarop het best passende antwoord wordt gevraagd. De score varieert van enkel kortademigheid bij inspannende lichaamsbeweging (1) tot te kortademig om aan te kleden (5). Vermoeidheid wordt gemeten aan de hand van ervaren PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 56 17-10-2011 16:34:09 M eetinstrumenten van secundaire uitkomsten 57 belasting bij baden of douchen waarbij gescoord kan worden tussen geen enkele belasting (6) en maximale belasting (20). Hoe hoger de scores op de afzonderlijke onderdelen, hoe hoger de ervaren belasting. Selfefficacy Met selfefficacy wordt het vertrouwen gemeten dat patiënten hebben in hun eigen ziektespecifieke handelen. Selfefficacy wordt gemeten met de Barnason Efficacy Expectation Scale (BEES)24, en bestaat uit 15 items. De mate van vertrouwen kan worden gescoord van geheel mee oneens (1) tot geheel mee eens (4). De minimale score is 15 punten, de maximale score is 60. Een hoge score komt overeen met veel vertrouwen in eigen handelen. Kwaliteit van leven Ziektespecifieke kwaliteit van leven werd gemeten met de Kansas City Cardiomyopathy Questionnaire (KCCQ)25. Deze lijst is opgebouwd uit een aantal subschalen waaronder diverse vragen met aandacht voor fysieke beperking (1), symptomen (4) en hun ernst (3), wijzigingen in toestand gedurende een bepaalde periode (2), selfefficacy en kennis (2), sociale interactie (1) en kwaliteit van leven (2). De vragen konden beantwoord worden op een 6-puntsschaal variërend van ernstig beperkt (1) tot helemaal niet beperkt of geen symptomen (6). Een hoge score komt overeen met een betere kwaliteit van leven. Generieke kwaliteit van leven wordt gemeten met behulp van de EQ5d en wordt gebruikt voor economische evaluaties.26 Dit instrument bestaat uit twee verschillende onderdelen waarbij actuele gezondheidstoestand wordt gemeten. Het eerste onderdeel is opgebouwd uit 5 items met aandacht voor de dimensies mobiliteit, zelfzorg, dagelijkse activiteiten, pijn / klachten en stemming. Elke vraag kan worden beantwoord op een 3-puntsschaal waarbij 1 de laagste en 3 de hoogste score is. De score wordt per dimensie weergegeven, als percentage patiënten dat problemen aangeeft. Het tweede onderdeel betreft een VAS-meetschaal met een score van 0 -100 (te vergelijken met een thermometer), waarop gevraagd wordt om de best passende gezondheidstoestand aan te geven. Hierbij is “0” de slechtste en “100” de beste gezondheidstoestand. Deze door de patiënt aangegeven score wordt weergegeven in percentage. Co-morbiditeiten index De aanwezigheid van co-morbiditeiten wordt geregistreerd aan de hand van de Charlson index. 27 Hierbij wordt aan bepaalde aandoeningen een puntenscore toegekend, die varieert tussen 1,2, 3 en 6 punten. Hoe hoger de puntenscore des te hoger de kans op mortaliteit. PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 57 17-10-2011 16:34:09 PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 58 17-10-2011 16:34:09 59 Onafhankelijke Bijlage [2] beoordelingscommissie Prof. Dr. H.P. Brunner la Rocca, cardioloog Dr. J.P. Kooman, nefroloog Dr. W. Mulder, geriater Drs. N. Lencer, cardioloog Drs. C. Begeman, cardioloog PRV_Telebegeleiding_nov2011_v10.indd 59 17-10-2011 16:34:09 De Provinciale Raad voor de Volksgezondheid Limburg (PRV) is een adviescollege dat bestaat uit onafhankelijke deskundigen afkomstig uit alle sectoren en regio’s van het zorgveld. De doelstelling van de PRV is het onafhankelijk en voornamelijk op basis van wetenschappelijk onderzoek zorginhoudelijk adviseren aan het provinciaal bestuur en derden op het terrein van de volksgezondheid. Telebegeleiding bij patiënten met hartfalen Evaluatie van de effecten van telebegeleiding bij patiënten met hartfalen Telebegeleiding bij patiënten met hartfalen J.J.J. Boyne H.J.M. Vrijhoef A.P.M. Gorgels November 2011 ISBN 978-94-6159-081-7 Universitaire Pers Maastricht Omslag_PRV_Telebegeleiding_nov2011_334x240_66pag_115grMC_v03.indd 1 18-10-2011 14:28:46