Begrippen sociale psychologie

advertisement
Begrippen sociale psychologie
Hoofdstuk 1: Inleiding.
Sociale psychologie Experiment Vooroordelen Multi-­‐levelanalyse Persoonlijkheidspsychologie Interactionisme Fundamenteel onderzoek Toegepast onderzoek Crosscultureel onderzoek Multicultureel onderzoek Sociale cognitie Yasmine Ghys De wetenschappelijke studie naar de wijze waarop de gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen van mensen beïnvloed worden door de werkelijke of gefantaseerde aanwezigheid van anderen en hoe we zelf invloed uitoefenen op hoe andere personen denken, voelen en zich gedragen. Een vorm van onderzoek waarbij de onderzoeker controle heeft over de gebeurtenissen en deelnemers volkomen toevallig aan condities worden toegewezen. Negatieve gevoelens tegenover andere personen gebaseerd op hun lidmaatschap van bepaalde sociale groepen. Analyse die effecten bepaalt van de verschillende hiërarchische niveaus op een uitkomstvariabele, waarbij het individuele niveau het ondergeschikte niveau vormt en de groep, organisatie of maatschappij het bovengeschikte niveau uitmaakt. De studie van de structuur en de effecten van stabiele en cross-­‐situationele eigenschappen van individuen. Er is een dynamische wisselwerking tussen dispositie en situatie, waarbij uitingen van disposities afhankelijk zijn van de situatie. Onderzoek met het oog op een beter begrip van menselijk gedrag, voornamelijk door het toetsen van hypothesen die uit een theorie zijn afgeleid. Onderzoek met het oog op het verbeteren van onze kennis over natuurlijke gebeurtenissen en het oplossen van praktische problemen. Studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit verschillende culturen Studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit raciale en etnische groepen binnen eenzelfde cultuur. De manier waarop mensen selecteren, interpreteren, onthouden en informatie gebruiken om dingen te beoordelen en besluiten te nemen. 1 1ste Bachelor Rechten Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethodes.
Hypothese Theorie Primaire bronnen Secundaire bronnen Operationele variabele (Onderzoeks)deelnemer Handlanger Begripsvaliditeit Interne consistentie Inwilligingtendens Sociale wenselijkheidvertekening Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid Observationeel onderzoek Archiefonderzoek Opiniepeiling Correlationeel onderzoek Longitudinaal correlationeel onderzoek Onafhankelijke variabelen Yasmine Ghys Een expliciete, toetsbare voorspelling over het al dan niet optreden van een gebeurtenis. Een georganiseerde set van abstracte principes die het mogelijk maken om geobserveerde fenomenen te verklaren. Oorspronkelijk gepubliceerd werk over bevindingen die vaak in artikelvorm in tijdschriften verschijnen. Samenvattende bespreking van onderzoeksbevindingen uit primaire bronnen, vaak in de vorm van theoretische hoofdstukken of introductieboeken. De specifieke manier waarop de conceptuele variabele wordt gemanipuleerd en gemeten. Een individu die deelneemt aan een psychologische studie. Een medewerker van de onderzoeker die zich voordoet als een gewone onderzoeksdeelnemer. De mate waarin de operationele variabelen de corresponderende conceptuele variabelen manipuleren of meten. De mate waarin items van een vragenlijst met elkaar samenhangen of correleren. De neiging van deelnemers om akkoord te gaan met bestaande veronderstellingen, waardoor ze vaak affirmatief antwoorden op items uit een vragenlijst. De tendens van deelnemers om onnauwkeurige zelfbeschrijvingen te rapporteren omdat ze een goed figuur willen slaan voor anderen. De mate van overeenstemming tussen de beoordelingen van twee of meer waarnemers die hetzelfde gedrag beoordelen. Systematische observatie van individuen, vaak in natuurlijke situaties. De studie van bestaand materiaal, zoals verslagen documenten, krantenartikelen, dagboeken en misdaadstatistieken. Opiniepeilingen stellen vragen over attitudes, opvattingen en gedragingen in een steekproef die representatief is voor de bestudeerde populatie. Onderzoek dat het verband tussen variabelen nagaat. Correlationeel onderzoek waarbij de bestudeerde variabelen op twee of meerdere tijdsmomenten gemeten worden. De variabelen die door de onderzoeker in een 2 1ste Bachelor Rechten Afhankelijke variabelen Subjectvariabelen Volkomen toevallige toewijzing Hoofdeffect Interactie Interne validiteit Controlegroep Verwachting van de proefleider Externe validiteit Werelds realisme Experimenteel realisme Deceptie Yasmine Ghys experiment worden gemanipuleerd om te zien welk effect ze hebben op de afhankelijke variabelen. De variabelen in een experiment die door de onderzoekers worden gemeten om te zien of ze door de onafhankelijke variabelen worden beïnvloed. Variabelen die individuele, vooraf bestaande verschillen tussen onderzoeksdeelnemers typeren. Het random toewijzen van deelnemers aan de experimentele condities, zodat elke deelnemer evenveel kans heeft om aan elk van de condities te worden toegewezen. Het globale effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele, zonder rekening te houden met de andere onafhankelijke variabelen. De mate waarin het effect van een onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele bepaald wordt door de waarde van een andere onafhankelijke variabele. De mate waarin met redelijke zekerheid de verschillen in de afhankelijke variabelen toegeschreven kunnen worden aan het effect van de onafhankelijke variabelen. Een groep deelnemers die exact dezelfde procedures van het experiment opgelegd krijgen, maar niet blootgesteld worden aan de onafhankelijke variabelen. De verwachtingen van de proefleider over de resultaten van een experiment bepalen zijn of haar gedrag ten aanzien van de deelnemers, waardoor deelnemers op hun beurt hun gedrag aanpassen. De mate waarin met redelijke zekerheid de bevindingen van een studie kunnen worden veralgemeend naar andere operationele definities, deelnemers, situaties en tijdstippen. De mate waarin de onderzoekssituatie met de werkelijke wereld overeenkomt. De mate waarin de experimentele situatie en procedures de deelnemers aangrijpen en hen tot spontaan en natuurlijk gedrag aanzetten. Het verstrekken van valse informatie aan deelnemers over de doelstellingen van het onderzoek. 3 1ste Bachelor Rechten Geïnformeerde toestemming Debriefing De weloverwogen en vrijwillige beslissing van een persoon om aan een onderzoek deel te nemen, steunend op de beschrijving door de onderzoeker van de vereisten voor de deelname aan het onderzoek. De onthulling van de bedoeling van het onderzoek aan de deelnemers na het beëindigen ervan, waarmee de onderzoeker de eventueel opgewekte negatieve gevoelens neutraliseert en het belang voor de wetenschap van de bijdrage van de deelnemers beklemtoont. Hoofdstuk 3: Het sociale zelf.
Zelfconcept Zelfschema’s Zelfregulatie Zelfstandigheid en afhankelijkheid Introspectie Zelfperceptietheorie Gelaatsfeedbackhypothese Intrinsieke motivatie Extrinsieke motivatie Yasmine Ghys Het zelfconcept is een interne representatie van wie je denkt te zijn en bevat aspecten die refereren aan sekserollen, etnische identiteit, persoonlijkheid, bekwaamheden, hobby’s, enz. Mentale structuren die men hanteert om zelfrelevante kennis te organiseren en de informatieverwerking ervan te sturen. De intentionele poging om gedachten, gevoelens en gedrag te controleren en eventueel te veranderen aan de hand van interne standaarden. De mate waarin men de klemtoon legt op het individuele dat boven de groep gezet wordt versus de onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en sociale harmonie. Het observeren en onderzoeken van interne processen, zoals denkbeelden, emoties en motivaties. De theorie die stelt dat men gedachten en gevoelens kan afleiden uit observatie van het eigen gedrag en de situatie waarin het gedrag plaatsvindt. De hypothese dat veranderingen in de gelaatsuitdrukking de aanleiding kunnen zijn tot corresponderende veranderingen in emoties. De motivatie om een activiteit uit te voeren die voortkomt ui de eigen interesse, vanwege de uitdaging, of gewoonweg omdat men de activiteit leuk vindt. De motivatie om een activiteit uit te voeren die voortkomt uit factoren die losstaan van de activiteit zelf, maar wel allerlei voordelen, zoals geld, erkenning of het vermijden van straf met zich meebrengt. 4 1ste Bachelor Rechten Overrechtvaardigingseffect Tweefactoren emotietheorie Zelfwaardering Zelfdiscrepantietheorie Ought self Ideale zelf Privaat zelfbewustzijn Publiek zelfbewustzijn Zelfuitputting Impliciet egotisme Zelfhandicappering Neerwaartse sociale vergelijking Zelfpresentatie Zelfverificatie Zelfsturing Subjectief welbevinden Yasmine Ghys De vermindering van de intrinsieke motivatie voor activiteiten die worden geassocieerd met beloning of andere extrinsieke factoren. De theorie die stelt dat de ervaring van emoties op twee factoren is gebaseerd: fysiologische opwinding en een cognitieve interpretatie van die opwinding. De affectieve component van het zelf, bestaande uit een algemene evaluatie van het zelf en een algemene inschatting van iemands waarde. De theorie die stelt dat de discrepantie tussen het actuele zelf enerzijds en het ideale zelf en ‘ought self’ anderzijds, leidt tot een lagere zelfwaardering die gepaard gaat met negatieve emoties. De eigenschappen waarvan men vindt dat men ze zou moeten hebben, wat refereert aan plichtsbesef en verantwoordelijkheid. De eigenschappen waarvan men wil dat men ze zou hebben. De tendens om zich op interne gedachten en gevoelens te richten. De neiging om vooral aandacht te besteden aan het beeld dat anderen (het publiek) van ons vormen. Nadat men zelfcontrole heeft uitgeoefend, is er een tijdelijke verminderde capaciteit om zelfregulatieprocessen uit te voeren. Een automatische, onderhuidse vorm van verheerlijking van alles wat met het zelf te maken heeft. Gedrag bedoeld om de eigen prestaties te ondermijnen zodat men een excuus heeft voor de te verwachten mislukking, terwijl bij onverwacht succes de bekwaamheid extra in de verf gezet wordt. De defensieve neiging om zichzelf te vergelijken met anderen die minder succesvol, gelukkig, of welgesteld zijn. Het proces waarbij men vorm tracht te geven aan de impressies die anderen van ons vormen. Het verlangen door anderen gezien te worden, zoals men zichzelf ziet, waardoor men het zelfbeeld kan bevestigen. De neiging om het gedrag af te stemmen op de eisen van sociale situaties en andere personen. Geluk of tevredenheid met het leven zoals gemeten met een vragenlijst. 5 1ste Bachelor Rechten Hoofdstuk 4: Sociale perceptie.
Non-­‐verbaal gedrag Paraverbaal gedrag Attributietheorie Persoonsattributie Situationele attributie Stabiele attributies Instabiele attributies Covariatieprincipe Consensusinformatie Distinctiviteitsinformatie Consistentie-­‐informatie Attributionele vertekeningen Fundamentele attributiefout Actor-­‐observatoreffect Beschikbaarheidsheuristiek Yasmine Ghys Lichaamstaal in de vorm van gedrag gebaseerd op niet-­‐talige signalen of tekens, zoals gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal. Niet-­‐linguïstische kenmerken van communicatie, zoals de toon, het volume, de intonatie, de articulatie, het timbre en het ritme waarop iets gezegd wordt. Theorie over het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag. Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan de actor zelf en zijn of haar interne eigenschappen. Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren buiten de actor, hetzij een andere persoon, hetzij de situatie. Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die niet enkel nu aanwezig zijn, maar eveneens in de toekomst gelden. Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die in dit ene geval opgaan, maar op andere momenten wellicht niet geldig zijn. De stelling dat men een gedrag toeschrijft aan de oorzaak die aanwezig is, en afwezig is wanneer het gedrag niet optreedt. Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere actoren. Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere stimuli. Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere omstandigheden. Omdat men in een korte tijdspanne attributies maakt, treden er systematische vertekeningen op in het verzamelen of verwerken van informatie over de oorzaken van het gedrag dat men probeert te verklaren. De neiging om, wanneer men het gedrag van anderen verklaart de impact van persoonlijke factoren te overschatten en de rol van situaties te onderschatten. De tendens om persoonlijke attributies te maken voor het gedrag van anderen en situationele attributies voor zichzelf. De neiging om de waarschijnlijkheid van gebeurtenissen te beoordelen op basis van gegevens die in het geheugen beschikbaar zijn en vlug en gemakkelijk oproepbaar zijn. 6 1ste Bachelor Rechten Valseconsensuseffect Basisfrequentievalstrik Overtuiging in een rechtvaardige wereld Additief model Gemiddelde model Informatie-­‐integratie-­‐theorie Primauteitseffect Behoefte aan afsluiting Betekenisveranderingshypothese Centrale trekken Impliciete persoonlijkheidstheorie Treknegativiteitsvertekening Confirmatievertekening Zelfvervullende voorspelling Yasmine Ghys De neiging om eigen opinies, kenmerken en gedragingen als standaard te gebruiken, waardoor men denkt dat ze gedeeld worden met en typerend zijn voor anderen. De bevinding dat mensen relatief weinig belang hechten aan numerieke basisfrequenties of waarschijnlijkheidsberekeningen, maar eerder beïnvloed worden door opvallende, spectaculaire gebeurtenissen. De opvatting dat in deze wereld iedereen krijgt waar hij of zij recht op heeft en iedereen uiteindelijk naar verdienste zal worden beloond. Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers een globale impressie van een persoon vormen door alle positieve en negatieve kenmerken op te tellen. Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers een globale impressie van een persoon vormen door het gemiddelde te nemen van alle positieve en negatieve kenmerken. De theorie die stelt dat impressies gebaseerd zijn op eigenschappen van de sociale waarnemer en op een gewogen gemiddelde van de kenmerken van de doelpersoon spectaculaire gebeurtenissen. De bevinding dat eerder genoemde informatie meer impact heeft op het oordelen dan later gepresenteerde informatie. De behoefte om tot snelle en definitieve beslissingen en oordelen te komen. Het feit dat, zodra een impressie gevormd is, nieuwe, inconsistentie informatie op basis van de initiële impressie geherinterpreteerd zal worden. Trekken die de aanwezigheid van andere trekken impliceren en daardoor een sterke impact hebben op de resulterende indruk. Een netwerk van veronderstellingen over verbanden tussen persoonlijkheidstrekken en hun relaties met gedragingen. Men kent een groter gewicht toe aan negatieve dan aan positieve eigenschappen. De tendens om informatie te interpreteren, te zoeken en te vervormen in overeenstemming met de bestaande opvattingen. Het fenomeen dat andere personen gedrag stellen conform onze verwachtingen. 7 1ste Bachelor Rechten Hoofdstuk 5: Sociale beïnvloeding.
Sociale beïnvloeding Kameleoneffect Norm Meerderheidsinvloed Informationele invloed Normatieve invloed Normatieve invloed Private conformiteit Publieke conformiteit Eigenzinnigheidskrediet Wederkerigheidsnorm Crediteurs Voet-­‐tussen-­‐de-­‐deur-­‐techniek Zodra-­‐de-­‐bal-­‐aan-­‐het-­‐rollen-­‐is Deur-­‐tegen-­‐de-­‐neus-­‐techniek Yasmine Ghys De uitoefening van sociale macht door een persoon of een groep om de attitudes en/of het gedrag van anderen te veranderen. Het automatisch nabootsen van allerlei gelaatsuitdrukkingen, mimiek en maniërismen van interactiepartners. Overtuigingen die het gedrag richting geven, gebaseerd op wat de groep als typische of wenselijke gedragingen beschouwt. Sociale beïnvloeding die tot stand komt door blootstelling aan de opinie van de meerderheid, of de meerderheid binnen een groep. Invloed die leidt tot conformiteit omdat men de behoefte heeft om correcte oordelen en opinies te vormen. Invloed die leidt tot conformiteit omdat men de behoefte heeft om correcte oordelen en opinies te vormen. Invloed die leidt tot conformiteit omdat met de behoefte heeft om aanvaard te worden en sympathiek over te komen, waardoor men afwijkend gedrag vermijdt. De verandering verwijst niet enkel naar de aanpassing van het gedrag onder invloed van anderen, maar ook van de eigen opvattingen. Een oppervlakkige gedragsverandering veroorzaakt door reële of vermeende groepsdruk zonder dat er een overeenkomstige meningsverandering optreedt. Interpersoonlijk ‘krediet’ dat men verdient door de groepsnormen te volgen, wat later kan worden ingezet om van de groep af te wijken. De norm die voorschrijft dat je voor iemand iets terugdoet wanneer hij of zij iets voor jou gedaan heeft, of iemand behandelt zoals hij/zij je behandeld heeft. Individuen die vaak wederkerigheid hanteren om instemming te verkrijgen. De verzoeker breekt het ijs met een klein verzoek dat men moeilijk kan weigeren. Instemmen met het eerste verzoek vergroot de kans dat men een volgend, groter verzoek instemt. De tweestappenstrategie waarbij men eerst een interessante deal voorstelt, maar nadat de koper het engagement aanging, de kosten verhoogt. Iemand doet een eerste veeleisend verzoek (waarop natuurlijk niet wordt ingegaan) en daarna een tweede aanvaardbaar verzoek. 8 1ste Bachelor Rechten Assertiviteit Gehoorzaamheid Trotseren Zich niet inschikkelijk tonen door weigeren in te gaan op direct gerichte verzoeken. Uitvoeren van een bevel van een autoriteit. Weigeren om een bevel van een autoriteit uit te voeren. Hoofdstuk 10: Agressie.
Agressie Fysieke agressie Verbale agressie Instrumentele agressie Emotionele agressie Pestgedrag Aggression Questionnaire Aanvaarding van interpersoonlijk geweld Aanvaarding van verkrachtingsmythes Relationele agressie Sociale leertheorie Frustratie-­‐agressie-­‐hypothese Verplaatsing Yasmine Ghys Gedrag bedoeld om iemand te kwetsen die niet wenst gekwetst te worden. Gedrag bedoeld om iemand lichamelijk te kwetsen. Communicatie bedoeld om iemand mentaal te kwetsen, zoals schelden, vloeken en beledigen. Iemand schade berokkenen om iets waardevols te verkrijgen. Iemand schade berokkenen omwille van de schade. Agressief gedrag gericht op slachtoffers die zichzelf niet gemakkelijk kunnen verdedigen. Dit gedrag komt meestal voor op school en het werk. Het meest gebruikte instrument dat individuele verschillen in agressie meet. De overtuiging dat gedrag dat fysieke, psychiatrische of seksuele schade berokkent aan een partner in een hechte relatie aanvaardbaar is. Foute overtuigingen over verkrachting, verkrachters en hun slachtoffers waardoor daders van verkrachting vrijgepleit worden voor hun daden en slachtoffers als de schuldigen worden aangewezen. Diverse vormen van sociale manipulatie met het oog op het kwetsen van iemand, zoals voorliegen, roddel en achterklap verspreiden, of door de doelpersoon bij anderen in het diskrediet te brengen. De theorie die stelt dat gedrag wordt aangeleerd door observatie van anderen die beloningen of straffen ontvangen. De stelling dat (1) frustratie altijd tot agressie leidt en (2) dat agressief gedrag altijd het gevolg is van frustratie. Agressie tegenover een andere doelpersoon dan de bron van frustratie, hetzij uit vrees voor de bron, hetzij door afwezigheid van de oorspronkelijke frustratiebron. 9 1ste Bachelor Rechten Catharsis Opwindingstransfer Opwinding-­‐affectmodel Cognitieve neoassociatietheorie Wapeneffect Cognitieve hogere-­‐ordeverwerking Matigende informatie Vijandigheidsattributievertekening Habituatie Cultivering Pornografie Seksuele agressie Partnermishandeling Familiale geweldcyclus Criminogene behoeften Yasmine Ghys Een afzwakking van agressiviteit als gevolg van het inbeelden, waarnemen of feitelijk stellen van agressief gedrag. Het proces waarbij de opwinding opgewekt wordt door twee of meer stimuli, maar waarbij men de totale opwinding aan een van die stimuli toeschrijft. De stelling dat agressie beïnvloed wordt door zowel de intensiteit van de opwinding als de aard van de emotie die wordt opgewekt. De opvatting dat onaangename ervaringen automatische associaties oproepen met agressie gerelateerd materiaal en woede en angst. De gedragsmatige uitkomsten hangen vervolgens ten dele af van cognitieve hogere-­‐orde-­‐
verwerking. Het feit dat loutere aanwezigheid van wapens agressief gedrag stimuleert. Doelbewuste, weloverwogen informatieverwerking. Informatie over de situatie van een persoon waaruit men kan opmaken dat hij/zij niet de volle verantwoordelijkheid draagt voor handelingen die schade toebrachten. De neiging om het gedrag van anderen als vijandig te interpreteren. Adaptatie aan iets waarmee men vertrouwd is, waardoor zowel de fysiologische als de psychologische reacties afnemen. Het proces waarbij de massamedia voor hun publiek een eigen versie van de sociale realiteit construeren. Expliciet seksueel materiaal. Een andere persoon dwingen tot seks door het hanteren van strategieën zoals het uitoefenen van fysieke kracht, verbale druk; of het misbruik maken van het feit dat iemand weerloos is. Fysiek geweld, of de dreiging daartoe, gericht van de ene partner naar de andere in een hechte relatie. De transmissie van huiselijk geweld van de ene generatie op de andere. De behoeften en noden die door criminele daden worden bevredigd, waarbij sommige direct samenhangen met het delinquente gedrag, maar andere samengaan met de sociale omgeving en de leefsituatie. 10 1ste Bachelor Rechten Hoofdstuk 11: De sociaalpsychologische basis van groepen.
Affiliatiebehoefte Sociale integratie Sociale interdependentie Territorium Groepsnormen Rollen Diffuus statuskenmerk Rolambiguïteit Extrarolgedragingen Cohesie Rally around the flag. Conformiteitsdruk Communicatienetwerken Taakgerichte diversiteit Categoriale diversiteit Macht Morele identiteit Leiderschap Yasmine Ghys Een algemene drijfveer om blijvende, positieve en significante interpersoonlijke relaties op te bouwen en in stand te houden. De mate waarin groepsleden denken, voelen en zich gedragen als een enkel individu. De situatie waarin groepsleden afhankelijk zijn van elkaars prestatie om gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken. Een specifiek gebied dat door een individu of een groep opgeëist, gemarkeerd en verdedigd wordt tegen indringing van anderen. Algemene voorschriften die de gedragingen van de groepsleden beperken, stimuleren en reguleren. Een verzameling van verwachte gedragingen vanwege een groepslid met een specifieke positie. Een individueel kenmerk zoals geslacht en etnische achtergrond waaruit men ten onrechte de bekwaamheid van het individu afleidt. De mate waarin het groepslid een gebrekkig zicht heeft op welke gedragingen van hem of haar verwacht worden. Spontane gedragingen ten gunste van de groep of de organisatie. De mate waarin de leden zich aangetrokken voelen tot elkaar en de groep. De kortetermijnsteun van groepsleden voor de leider naar aanleiding van conflict en crisissituaties. De druk die uitgaat van de groep om attitudes, overtuigingen en gedragingen aan te passen aan de groepsnormen. Patronen van informatietransmissie en -­‐
uitwisseling tussen groepsleden. De mate waarin een groep samengesteld is uit leden die verschillen met betrekking tot talent en bekwaamheden. De mate waarin een groep samengesteld is uit leden die verschillen met betrekking tot demografische kenmerken. De asymmetrische controle over waardevolle middelen in sociale relaties. De mate waarin morele aspecten een belangrijk deel van het zelfconcept vormen. De bekwaamheid om groepsleden ertoe te bewegen hun persoonlijke doelstellingen ondergeschikt te maken aan het bereiken van groepsdoelstellingen. 11 1ste Bachelor Rechten Trektheorieën Situationele benadering van leiderschap Contingentiemodel van leiderschap Transactioneel leiderschap Transformationeel leiderschap Pseudotransformationele leiders Bad personality theory Distrubitieve rechtvaardigheid Procedurele rechtvaardigheid Ingroep Uitgroep Sociale identiteit Prototypische positie Deze benadering stelt dat leiders typische individuele eigenschappen bezitten waardoor ze als het ware in de wieg gelegd zijn om leider te worden. De benadering die stelt dat naarmate de behoeften, de verwachtingen en de middelen van een groep veranderen, ook het profiel verandert van de persoon die het best geschikt is om de groep te leiden. De theorie die stelt dat de effectiviteit van de leider afhangt van de persoonlijke kwaliteiten van de leider en de mate waarin de leider situationele controle heeft. Leiderschap waarbij de ondergeschikten de leider volgen en steunen omdat hij of zij hen duidelijk doel bezorgt en een beleid van belonen voert. Leiderschap dat ondergeschikten ertoe aanzet om hun eigen belangen ondergeschikt te maken aan de groepsbelangen. Leiderschap dat eerder emotie dan rede aanspreekt, waarbij naïeve volgelingen zodanig gemanipuleerd worden dat ze de persoonlijke belangen van de leider dienen. De theorie die stelt dat op hoge hiërarchische niveaus de kans stijgt om individuen te vinden die gekenmerkt worden door de verhoogde niveaus van narcisme, machiavellisme en psychopathie. De mate waarin autoriteiten eerlijk beslissen over de verdeling van materiële baten. De mate waarin autoriteiten eerlijk de procedures volgen bij het nemen van beslissingen. Groep waartoe het individu behoort en waaraan het zich identiteit ontleent. De sociale groep waar men niet toe behoort. Iemands bewustzijn om tot een bepaalde sociale groep te behoren, waardoor deze persoon zichzelf definieert aan de hand van de eigenschappen van die groep en ook door anderen als dusdanig behandeld wil worden. De positie die de verschillen tussen de groepen en de gelijkenissen binnen de groep maximaliseert. Yasmine Ghys 12 1ste Bachelor Rechten Hoofdstuk 12: Groepsprestaties.
Collectief Sociale facilitatie Coactie Verwachte evaluatietheorie Distractieconflicttheorie Collectieve prestaties Sociaal lijntrekken Coördinatieverliezen Motivatieverliezen Sociale compensatie Sociale beslissingsschema’s Risky shift Groepspolarisatie Argumentatietheorie Yasmine Ghys Een verzameling personen die aan een gemeenschappelijke activiteit deelnemen, maar weinig direct met elkaar in interactie gaan. Het collectieve proces waarbij door de aanwezigheid van anderen een individu eenvoudige taken beter uitvoert, maar gehinderd wordt voor de prestaties op moeilijke taken. Een vorm van samenwerking waarbij de kwantiteit en kwaliteit van de individuele prestatie in de aanwezigheid van anderen duidelijk identificeerbaar en meetbaar zijn. De theorie die stelt dat de aanwezigheid van potentiële beoordelaars sociale facilitatie veroorzaakt. De theorie die stelt dat sociale en non-­‐sociale stimuli de aandacht van de taak afleiden en aan aandachtsconflict creëren, waardoor sociale facilitatie ontstaat. Enkel de collectieve output van de gemeenschappelijke individuele bijdragen is duidelijk, maar de individuele prestaties niet gemeten worden. Een afname van de individuele prestatie voor gemakkelijke taken door de aanwezigheid van anderen als gevolg van het samenvoegen van individuele bijdragen tot een groepsprestatie. De afname van de groepsprestatie door een gebrekkige combinatie van de individuele inspanningen. De afname van de groepsprestatie door de gebrekkige motivatie van de groepsleden, waardoor de individuele input daalt. Een verhoging van de motivatie door de aanwezigheid van andere groepsleden van wie men een zwakke prestatie verwacht. Formele regels die op basis van individuele prediscussiekeuzes het groepsbesluit beschrijven. De tendens om in een groep risicovoller gedrag te stellen dan gemiddeld door de afzonderlijke individuen. De overdrijving van de initiële individuele tendensen door groepsdiscussie. De theorie die stelt dat de attitudes van groepsleden extremer worden naarmate er door de groepsdiscussie meer overtuigende argumenten beschikbaar zijn. 13 1ste Bachelor Rechten Conjunctieve taak Disjunctieve taak Compenserende taak Brainstormen Nominale groepen Gedeelde informatie Unieke informatie Hidden profile Transactief geheugen Verstrikking Groepsdenken Een taak waaraan ieder groepslid dient bij te dragen, of zijn of haar gedeelte van de taak dient uit te voeren. Een taak waarbij men de keuze dient te maken uit de verzameling van individuele prestaties, bijdragen, of kennisinhouden. Een taak waarbij men een gemiddelde dient te maken uit de individuele bijdragen. Een techniek om in groep creatieve ideeën te genereren, waarbij groepsleden aangemoedigd worden vrijuit te spreken, zonder elkaars bijdragen te bekritiseren. Een aantal individuen die alleen en onafhankelijk aan een taak werken. Door de individuele prestaties op te tellen, heeft men een vergelijkingsstandaard voor de prestatie van interactieve groepen met een gelijk aantal individuen. Informatie die beschikbaar is voor alle groepsleden voordat de groepsdiscussie start. Informatie die slechts beschikbaar is bij één groepslid en die enkel door informatie-­‐
uitwisseling door de andere groepsleden gekend kan worden. Een verdeling van informatie waarbij de individuele groepsleden de beste oplossing niet kunnen herkennen, tenzij ze alle informatie uitwisselen. Een gedeeld systeem om informatie te memoriseren, waarbij de groepsleden verschillende informatie onthouden. Escalatie van het engagement voor een falende onderneming om de al gedane investeringen te rechtvaardigen. Een beslissingsstijl van een groep gekenmerkt door de overschatting van de groep, een gesloten groepsgeest en een overdreven tendens onder groepsleden om het met elkaar eens te zijn. Hoofdstuk 16: De rechterlijke wereld.
Rechterlijke dwaling Yasmine Ghys De situatie waarin iemand veroordeeld wordt voor een misdrijf dat hij of zij niet begaan heeft, of voor een misdrijf dat nooit heeft plaatsgevonden. 14 1ste Bachelor Rechten Wrakingsrecht Wetenschappelijke selectie van de jury Inschikkelijkheid Suggestibiliteit Polygraaf Relevente vragen Controlevragen Schuldige kennis test Tunnelzicht Vooringenomenheid bij crossraciale identificatie Verkeerde informatie-­‐effect Familiariteitseffect Show-­‐up Yasmine Ghys Het recht van advocaten om zonder toestemming van de rechter een beperkt aantal kandidaten-­‐juryleden uit te sluiten, ook al zijn ze onbevooroordeeld. Een methode waarbij men eerst op basis van onderzoek in de gemeenschap de relaties tussen demografische gegevens en attitudes die voor het proces relevant zijn, bepaalt, waarna men deze resultaten als een leidraad bij de sectie van juryleden hanteert. De bereidheid om dingen te zeggen en te doen die tegen onze kennis of moraal indruisen, maar waartoe we ons verplicht voelen vanwege al dan niet ingebeelde sociale druk. Het voor waar aannemen van informatie die andere aandragen, waardoor de herinnering aan feiten verandert. Een instrument dat fysiologische opwinding registreert via diverse indicatoren, zoals hartslag, bloedvolume, bloeddruk, huidgeleiding, huidtemperatuur en snelheid of volume van de ademhaling. Dit apparaat wordt vaak gehanteerd als leugendetector. Vragen aan de beklaagde gesteld tijdens de polygraaftest die handelen over het misdrijf en de grootste mate aan fysiologische opwinding veroorzaken. Vragen aan de beklaagde gesteld tijdens de polygraaftest die betrekking hebben op feiten die voor het misdrijf niet relevant zijn en minder opwinding uitlokken. Volgens deze benadering reageert men met een andere intensiteit op bekende stimuli dan op onbekende stimuli. Overdreven aandacht voor de centrale kenmerken van een stimulus ten koste van perifere kenmerken. Leden van de eigen etnische groep worden beter geïdentificeerd dan leden van een ander ras. Informatie die na een gebeurtenis wordt versterkt, wordt in de herinnering van de gebeurtenis geïntegreerd. Men is geneigd iemand die men recent gezien heeft, bijvoorbeeld op foto’s of als onschuldige omstander bij het incident, als de dader te identificeren. Procedure waarbij de politie de verdachte alleen, zonder andere potentiële daders, aan de getuige presenteert, waardoor de getuige geneigd is om absolute beoordelingen te maken en de accuraatheid stijgt. 15 1ste Bachelor Rechten Schijnjury Neiging tot mildheid Straftheorieën Retributivisme Utilitarisme Procesbeheersing Accusatoire rechtspleging Inquisitoire rechtspleging Omdat men de feitelijke beraadslaging bij echte zaken niet kan registreren, doet men beroep op onderzoeksdeelnemers die in groepen van 6 of 12 personen over een fictieve rechtszaak oordelen, waarbij men hun keuzes voor en na de groepssessie nagaat. De tendens dat jury’s gemakkelijker tot vrijspraak te bewegen zijn dan tot veroordeling. Het globale perspectief op straffen dat ingaat op de algemene rechtvaardiging van de praktijk van het straffen en een antwoord formuleert op de vraag wie voor straf in aanmerking komt en op welke wijze hij of zij gestraft moet worden. Een straftheorie die stelt dat de gerechtigheid eist dat de gerechtigheid eist dat straf aan plegers van delicten gegeven wordt, waardoor er wraak wordt uitgeoefend voor het onrecht dat plegers van misdrijven de maatschappij aandeden. Een straftheorie die stelt dat straffen gerechtvaardigd is omdat het toekomstig algemeen welzijn verhoogd wordt door reductie en preventie van criminaliteit. De mate waarin een procedure het de betrokken partijen mogelijk maakt om hun visie op de zaak in de rechtbank voor te leggen. Een rechtssysteem waarbij het Openbaar Ministerie (openbare aanklager) en de verdediging tegen elkaar geplaatst worden en een van de beide partijen vertegenwoordigen. Een rechtssysteem waarbij een neutrale onderzoeker of onderzoeksrechter voor beide partijen bewijsmateriaal verzamelt en dit tijdens het proces presenteert. Yasmine Ghys 16 1ste Bachelor Rechten 
Download