Hoofdstuk 5 Groepsperceptie

advertisement
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
1. Woord Vooraf
41 schoten van Bruce Springsteen: Amadou Diallo werd neergeschoten omdat hij verdacht gedrag
vertoonde, terwijl hij enkel een portefeuille wilde uithalen.
Racial profiling (= het hanteren van ras om te bepalen wie men zal controleren voor eventuele
criminele activiteiten) kwam hierdoor onder vuur te liggen.
- Groep = Twee of meer personen die bij elkaar horen omdat ze met elkaar contact hebben, tot
dezelfde sociale categorie behoren of een gemeenschappelijk lot delen.
- Stereotypen = zijn opvattingen die een groep persoenen met bepaalde groepseigenschappen
associeert.
In dit hoofdstuk worden de oorzaken en de gevolgen van Stereotypen besproken.
- Vooroordeel = Negatieve gevoelens tegenover andere personen, alleen gebaseerd op hun
lidmaatschap van bepaalde groepen.
- Discriminatie =Een tegen personen gericht gedrag wegens hun lidmaatschap van een bepaalde
groep.
Discriminatie wordt in dit hoofdstuk onderverdeeld in Seksisme en Racisme.
2. Stereotypen
2.1 Hoe stereotypen ontstaan
* vanuit historisch perspectief (door vroegere gebeurtenissen)
* vanuit politiek oogpunt (stereotypen zijn een middel om onderdrukking te verantwoorden)
* vanuit sociaal-cultureel perspectief (echte verschillen tussen sociale groepen dragen bij tot
waargenomen verschillen)
Vorming van stereotypen: 2 samenhangende processen (sociale categorisatie en onderscheid tussen
ingroepen en uitgroepen)
1. Sociale categorisatie = Het ordenen van personen in groepen op grond van gemeenschappelijke
kenmerken. (natuurlijk en adaptief)
Voordeel: snel impressies vormen om interacties te sturen (tijd en energie besparend)
Nadeel: overschatting van verschillen tussen groepen en onderschatting van verschillen
binnen groepen
2. Onderscheid tussen ingroepen en uitgroepen
- Ingroepen = groepen waarmee het individu een gevoel van lidmaatschap heeft, waartoe hij/zij het
gevoel heeft te behoren en zijn/haar identiteit aan ontleent.
- Uitgroepen = groepen waarmee het individu geen gevoel van lidmaatschap heeft, waartoe hij/zij
niet het gevoel heeft te behoren en waaraan hij/zij geen identiteit ontleent
1
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
Gevolgen:
* We overdrijven de verschillen tussen ingroepen en uitgroepen. (adaptieve evolutionaire
gronden)
* Uitgroepshomogeniteitseffect = de tendens om te veronderstellen dat er grotere
similariteit bestaat tussen de leden van een uitgroep dan tussen die van een ingroep.
2 redenen:
- men heeft geen oog voor subtiele verschillen tussen uitgroepsleden doordat men
met die groepen weinig persoonlijk contact heeft.
- men kent vaak geen leden van de uitgroep die representatief zijn voor de hele
groep
Sociaal-culturele en motivationele factoren
- sociaal-culturele factoren = omvatten het beeld dat in de media van diverse groepen wordt
opgehangen en de wijze waarop ouders, collega"s en scholen mensen in groepen indelen. Ze
stimuleren vormen van categorisatie.
Mensen leren stereotypen en vooroordelen door rolmodellen te observeren en de specifieke
groepsnormen en globale culturele matrix zich eigen te maken.
Voorbeeld "Jew Ball"
Voorbeeld: leden van collectivistische culturen percipiëren eerder inroephomogeniteit dan
leden van individualistische culturen.
- motivationele factoren
Voorbeeld: je huis staat in brand, je zal een zwarte mannelijke brandweerman eerder als
iemand van de brandweer categoriseren dan als man of als zwarte.
Voorbeeld: personen met hoge positie, kunnen gemotiveerd zijn om anderen zodanig te
categoriseren dat hun gevoelens van superioriteit worden gerechtvaardigd.
* Asymmetrie effect in de perceptie van homogeniteit van sociale groepen = uitgroepen
worden altijd als homogeen beschouwd, terwijl ingroepen soms al homogeen gepercipieerd
worden.
Relaties tussen groepen hebben dus een impact op de inhoud van de stereotypen die over hen
gevormd worden.
Impliciete persoonlijkheidstheorieën toegepast op sociale groepen
- Impliciete persoonlijkheidstheorieën = netwerken van assumpties over het samengaan van trekken
en gedragingen
- Entiteittheoretici = mensen die de neiging hebben om sociale groepen als vast en statisch te zien en
daarenboven de grenzen tussen groepen als relatief duidelijk en rigide beschouwen.
Ze geloven meer dat stereotypen daadwerkelijk toepasbaar zijn en dat stereotype trekken vaststaan
vanaf de geboorte. Ze onthouden raciaal ambigue gezichten in een grotere mate in termen van hun
raciale kenmerken.
- Incrementalisten = mensen die de neiging hebben om sociale groepen als dynamisch en
veranderlijk te zien, met minder consistentie binnen de groep en meer kneedbaarheid van de
groepen.
2
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
Zijn stereotypen accuraat?
Sommige stereotypen zijn accurater dan andere en bevatten soms wel een kern van waarheid, maar
zijn vaak een karikatuur van de realiteit. Verschillen tussen groepen worden dus overdreven groot
voorgesteld.
voorbeeld: wanneer je denkt dat iemand grof is en je onmogelijk vriendelijk kan zijn
tegenover die persoon, zal deze persoon wellicht op grove wijze reageren (net zoals je
verwachtte) maar het is jouw grove gedrag die het veroorzaakte.
2.2. Hoe stereotypen overleven en zichzelf versterken
Denkbeeldige correlaties
- Denkbeeldige correlatie = de overschatting van de relatie tussen variabelen die slechts in geringe
mate of helemaal niet correleren.
Het gevolg van 2 processen:
* Als twee variabelen nu en dan met elkaar worden geassocieerd, overschat men meestal de
associatie als de variabalen distinctief zijn.
* Bij occasionele associatie van twee variabelen, heeft men de neiging om de associatie te
overschatten als men de variabelen al op een betekenisvolle manier met elkaar heeft
geassocieerd.
voorbeeld: woordparen: leeuw-eieren, spek-tijger,...
Attributies
Persoonsperceptie: de manier hoe waarnemers het gedrag van anderen aan persoonlijke of
situationele factoren toeschrijven.
Persoonlijke factoren: persoonlijkheidstrekken en attitudes
Situationele factoren: omstandigheden waarin het gedrag voorkomt.
- Fundamentele attributionele fout = de tendens om de aandacht te richten op de rol van
persoonsgebonden oorzaken en de impact van situaties op het gedrag van anderen te
onderschatten.
Deze vertekeningen dragen ook bij tot stereotypen te bestendigen.
Als een gebeurtenis het stereotype zou tegenspreken, wordt die afgeschreven als uitzondering.
Subcategorisatie en contrasteffecten
Door subcategorie te creëren blijven stereotypen bestaan.
Voorbeeld: een vrouw die niet warm en verzorgend is => carrièrevrouw (= subcategorie)
Contrasteffect:
Voorbeeld: een ambitieuze, assertieve zakenvrouw wordt als meer ambitieus en assertief
gepercipieerd dan een man die precies hetzelfde gedrag vertoont.
Confirmatievertekening en zelfvervullende voorspelling
onderzoek: zowel zwarte als blanke jongens uit het 6de jaar die foto's en beschrijvingen van
dubbelzinnig agressief gedrag bekeken, vonden het gedrag gemener en bedreigender als het
door zwarte jongens werd vertoond.
- Confirmatievertekening = mensen zijn geneigd om informatie te interpreteren, te zoeken en te
creëren die tegemoetkomt aan hun verwachtingen.
Onderzoek: audiotape basketbalwedstrijd: een zwarte speler werd als beter spelend en meer
atletisch beschouwd, een blanke speler werd beoordeeld als intelligenter en meer bedrijvig
inschatten.
3
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
Onderzoek: proefpersonen moesten vragen stellen aan andere personen om diens attitude
te kennen. Men stelde minder vragen als ze dachten dat die persoon tot stereotype groep
behoorde. Men verzamelt dus informatie die hen belet het stereotype te ontkrachten.
Onderzoek: foto van volle metrotrein beschrijven met keurige zwarte man en een blanke
man die een scheermes vasthield en doorvertellen aan anderen. Uiteindelijk was het de
zwarte man die een scheermes (dreigend) vasthield.
Onderzoek: verhaal van rugbyspeler doorvertellen met zowel stereotypeconsistente als
inconsistente informatie. Hoe meer doorverteld, was er uiteindelijk meer stereotype
informatie verteld.
- Zelfvervullende voorspelling = het proces waarbij de verwachting van een waarnemer tot
zelfvervulling kan leiden.
2.3. Is stereotypering onvermijdelijk? Automatische versus intentionele processen
Stereotypen als (soms) automatisch
Zodra men in contact komt met leden van groepen waarvoor populaire stereotypen bestaan,
activeert men door dit verhoogde bewustzijn automatisch deze stereotypen. Vaak zijn we ons niet
bewust van de activering of de invloed ervan.
Onderzoek: Subliminale presentaties = een methode voor vage of heel snelle presentatie van
stimuli zodat subjecten zich niet bewust zijn van het feit dat ze de stimuli hebben gezien of
gehoord. Wanneer woorden Afrika, getto, welvaar, basketbal werden getoond en de
proefpersonen zich hier niet van bewust waren, werd het stereotype geactiveerd.
Verschillende factoren die de kans op activatie bepalen:
* Bij sommige personen verschijnen bepaalde stereotypen eerder in het bewustzijn dan bij
anderen.
* Aandacht schenken aan de exacte aard en hoeveelheid van informatie waarover een
waarnemer beschikt
* Een groeiende erkenning voor de rol van motivatie in het proces van stereotype- activatie
Motivaties: activatie bevorderen of verhinderen
De behoefte om zelfbeeld en zelfwaardering te behouden, beschermen en bevorderen is een
belangrijke doelstelling die bepalend kan zijn voor percepties en gedragingen en dus ook stereotypeactivatie.
Onderzoek: over negatieve feedback over prestaties op intelligentietest, worden stereotypen
vlugger geactiveerd
Van activatie naar toepassing: wanneer worden geactiveerd stereotypen toegepast?
3 factoren die het mogelijk maken om stereotypen te bestrijden:
* De hoeveelheid persoonlijke informatie die men over de doelpersoon heeft.
* De cognitieve bekwaamheid van de waarnemer om de aandacht te richten op een lid van
een gestereotypeerde groep.
* Motivatie
* daadwerkelijk vermijden stereotypen toe te passen (men gaat op zoek naar bewijs dat het
stereotype ontkracht, dit leidt eveneens tot vertekende oordelen)
4
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
2. 4. De 41 schoten herbekeken: droegen raciale stereotypen bij tot het politioneel
optreden waarbij Amadou Diallo werd neergeschoten?
Vermoedelijk wel: stereotypen worden vlug geactiveerd buiten ons bewustzijn en onze intenties.
Onderzoek: studenten dienden vliegensvlug te beslissen of een object een wapen is of niet
bij foto's
Onderzoek: studenten dienden realistisch videospel te spelen analoog met de situaties
waarvoor de politie stond bij Amadou.
Deze vertekeningen in stereotypen gaan niet noodzakelijk gepaard met racistische attitudes en
overtuigingen.
3. Vooroordeel
3.1. Intergroep conflict
Het Robbers Cave onderzoek
Een kleine groep elfjarige jongens kwamen aan in een kamp in het Nationaal Park van Robbers Cave
in Oklahoma. Ze bedachten een groepsnaam die dan op T-shirts en petten geschreven werden.
Enkele dagen later werden ze op de hoogte gebracht van de andere groep. De twee groepen, Rattlers
en Eagles, moesten elkaar in spannende omstandigheden wedijveren en wedstrijden winnen. Het
escaleerde in vijandig antagonisme met oorlog tot gevolg. Groepsvlaggen werden verbrand, kampen
geplunderd en in de kantine was er een voedselgevecht dat meer leek op een rel.
Om de vrede te herstellen dienden de onderzoeksleiders bovengeschikte doeleinden te creëren. (=
gemeenschappelijke doelstellingen die alleen kunnen worden gerealiseerd door samenwerking met
andere personen of groepen.)
Deze zaak staat model voor conflicten waar men over de hele wereld mee temaken heeft.
voorbeelden: aardbeving die Griekenland en Turkije trof; aardbeving in Kasjmir
Realistische conflicttheorie
- Realistische conflicttheorie = de theorie dat vijandigheid tussen de groepen veroorzaakt wordt
door directe competitie voor schaarse middelen.
* Realistische competitie kan ook ingebeeld zijn (mentale constructie)
* Haat kan ook voortvloeien uit een gevoel van relatieve deprivatie ( = gevoelens van
ontevredenheid veroorzaakt door de opvatting dat men in vergelijking met anderen slecht
bedeeld is.)
* Zelfs wanneer eigenbelang niet bedreigd wordt, kan de perceptie van de bedreiging van de
belangen van de eigen groep bevooroordeeldheid veroorzaken (= egoïstische en sociale
deprivatie)
Sociale identiteitstheorie
Onderzoek: bestaan er condities waarin er geen inter-groepsgedrag zou plaatsvinden
- Minimal group paradigm = het groepsconcept wordt nauwelijks ingevuld zodat de leden geen
objectieve aanleiding zouden vinden om in termen van het groepslidmaatschap te ageren.
Onderzoek: tegen alle verwachtingen in discrimineerden de subjecten tussen de groepen en
bevoordeelden ze de eigen groep.
-Ingroepfavoritisme = de neiging tot discriminatie in het voordeel van de ingroep
5
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
Onderzoek: persoonlijke voornaamwoorden zoals: wij, ons en onze lokten positieve emoties
uit in vergelijking met zij, hun, hen die negatieve emoties uitlokken.
- Sociale identiteitstheorie = de theorie die stelt dat personen de ingroep bevoordelen tegenover de
uitgroep, met het oog op het verhogen van de zelfwaardering.
Deze theorie maakt 2 basisvoorspellingen:
* bedreigingen van de zelfwaardering vergroten de behoefte aan ingroepfavoritisme
* uitdrukkingen van ingroepfavoritisme verhogen de zelfwaardering
Onderzoek: men gaf proefpersonen positieve of negatieve feedback over hun prestaties op
eerste test, bij tweede test moeten ze een sollicitant evalueren.
Situationele, individuele, culturele verschillen
Onderzoek: grotere mate van groepsidentificatie bij Amerikaanse studenten zorgt ervoor dat
men uitgroepen zal kleineren als reactie op de bedreiging va de status van de VS
* grootte en relatieve distinctiviteit van de ingroep
* status van de persoon in vergelijking met de andere leden
Onderzoek collectivistische culturen minder geneigd ingroepfavoritisme te vertonen om
zelfwaardering te verhogen.
3. 2. Impliciete theorieën en ideologieën
- Impliciete theorieën = zoals het perspectief om groepen als vast en statisch of dynamisch en
kneedbaar te beschouwen spelen grote rol in vooroordeel en sociale identiteit.
- Sociale dominantie-oriëntatie = een pro-attitude tegenover groepsongelijkheid waarbij de
verschillende groepen in een maatschappij hiërarchisch gerangschikt worden. Hierbij onderschrijft
men eveneens culturele waarden die onderdrukking van andere groepen legitimeren.
- Systeem Justificatie ideologieën = bevestigen en legitimiseren de bestaande maatschappelijke
verhoudingen en ondersteunen daarom de maatschappelijke status-quo.
4. Seksisme
- Seksisme = een discirminatie gebaseerd op geslacht
4.1. Geslachtsstereotypering: blauw voor een jongen, roze voor een meisje
Jonge kinderen identificeren zichzelf en anderen al als jongens of meisjes vanaf leeftijd van 3 jaar en
nemen kort daarop de geslachtsstereotype opvattingen aan over speelgoed en andere objecten.
Maar de opvattingen over mannen en vrouwen zijn zo sterk ingeworteld dat ze ook gedrag van
volwassenen sterk beïnvloeden.
Onderzoek: moeders schatten de capaciteit om te kruipen bij hun dochters lager in, mannen
overschatten de capaciteiten om te kruipen bij hun zoons.
Onderzoek: moeders van jongens wachten langer en moedigen zelfs risicovol gedrag aan bij
videotape met risicovol gedrag, dan moeders van meisjes.
6
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
4.2. Waarom blijven geslachtsstereotypen bestaan?
Omdat de meeste mensen vinden dat mannen en vrouwen zich dienen te gedragen volgens de
geslachtsstereotypen.
Media en populaire cultuur
Sociaal-culturele factoren, zoals maatschappelijke instituties en de populaire cultuur, houden het
onderscheid tussen mannen en vrouwen op verschillende wijzen in stand.
voorbeeld: televisiereclames voor bier of mannenparfum: de vrouw is een seksobject die als
beloning voor het gebruiken van het product gegeven wordt aan de man.
Onderzoek: mannelijke studenten keken naar ofwel seksistische ofwel niet-seksistische
reclame en moesten daarna vrouw interviewen. Vrouwen beoordeelden het gedrag van de
man naar deze vrouw toe. Mannen die seksistische reclame hadden gezien scoorden hoger
op nabijheid, dominantie en geseksualiseerd gedrag.
Onderzoek: televisiereclame invloed op vrouwen: geïdealiseerde beelden van vrouwen:
als geen mannen aanwezig waren had de media geen effect op lichaamstevredenheid; als
wel mannen aanwezig waren die geen opmerkingen maakten, voelden vrouwen zich slechter,
als mannen aanwezig waren en opmerkingen maakten, voelde de vrouwen zich beter! Dit is
omdat de vrouwen deze beelden dan als overdrijvingen of onrealistische fantasiewereld
voorstelden.
- face-ism = er worden veel meer mannengezichten dan vrouwengezichten getoond, omdat deze
afbeeldingen dan macht en dominantie uitdrukken.
Sociale rollentheorie
- Sociale rollentheorie = de theorie die stelt dat kleine geslachtsverschillen vergroot worden door de
perceptie van contrasterende man-vrouwenrollen.
4.3 Geslachtsdiscriminatie: een dubbele moraal?
Onderzoek: zelfs vrouwen koesteren tegenover vrouwen vooroordelen.
Onderzoek: voor vrouwen een meer vijandige en oneerlijke werkomgeving.
4.4. Ambivalent seksisme
- Ambivalent seksisme = een vorm van seksisme gekenmerkt door attitudes over vrouwen die
gekleurd worden door enerzijds negatieve, haatdragende overtuigingen en gevoelens en anderzijds
warme, ridderlijke gevoelens, met eventueel paternalistische inslag.
5. Racisme
- Racisme = discriminatie gebaseerd op huidskleur of etnische afkomst.
5.1. Bedekte vormen: modern en impliciet racisme
Modern racisme
- Flagrant racisme of ouderwets racisme = slavernij, ku-klux-klan, rassenscheiding, openbare
faciliteiten, opvatting dat Turken en Marokkanen inferieur zijn, en vormen van geweld.
7
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
- Modern racisme = een vooroordeel dat zich op subtiele wijze manifesteert als het veilig, sociaal
aanvaardbaar en makkelijk te rationaliseren is.
Onderzoek: case waarin beklaagde schuldig bevonden werd van moord op een blanke agent.
Aan de proefpersonen waaraan bekend werd dat de dader zwart was, gaven moderne
racisten minder frequent de doodstraf, totdat ze te horen kregen dat een zwarte rechter de
doodstraf eiste.
- Schaal voor modern racisme
- Schaal om subtiel versus grof racisme in West-Europa te meten: Subtiel racisme omvat 3
basistendensen:
* Traditionalisme: leden van minderheden slagen niet in de maatschappij omdat ze waarden
onderschrijven die verschillen van de "onze".
* Overdrijven van culturele verschillen: hierdoor wordt door subtiel racisten de minderheid
als een erg aparte groep beschouwd.
* Onderdrukken positieve emoties tegenover leden van de uitgroep
Impliciet racisme
- Impliciet racisme = net zoals stereotypen kunnen vooroordelen en racisme eveneens onbewust en
zonder intentie opereren.
Onderzoek: reactietijd nodig om een vraag te beantwoorden over woordparen
Onderzoek: bona fide detector:zo snel mogelijk knop indrukken om aan te geven of
adjectieven die worden gepresenteerd op een computerscherm goed of slecht zijn. Vlak voor
de aanbieding van het adjectief wordt een foto van een zwarte of blanke getoond.
Onderzoek: IAT: Impliciete Associatie Test: eerste blok: zwarten associëren met negatieve
concepten gemakkelijk; tweede blok: blanken moeilijk associëren met negatieve concepten.
Onderzoek GNAT: Go/ No go Associatie Test
5.2. Interraciale percepties en interactie
Onderzoek: proefpersonen moesten aangeven op welk moment een gezicht (zwart of blank)
niet meer boos keek
Onderzoek: fMRI: Functionele magnetische resonantiebeeldtechniek: foto's zorgden voor
activiteit in amygdala.
- Metastereotypen = we denken na over de stereotypen die uitgroepen over ons hebben, alsook dat
we ons zorgen maken dat uitgroepleden ons wel eens met dit stereotype zouden kunnen
vereenzelvigen.
Onderzoek: men kan racistisch lijken omdat men dat probeert niet te zijn.
6. Een nieuwe bedreiging: effecten op gestigmatiseerde doelpersonen
6.1 Discriminatie waarnemen
Voorbeeld: zwarte reporter die solliciteert voor tijdschrift wordt niet aangenomen omdat men enkel
een zwarte jonge man voor zich zien en het tijdschrift geen zwart publiek heeft, ipv gewoon een
jonge bekwame reporter te zien.
8
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
Onderzoek: zwarte deelnemers beschreven zichzelf door middel van een vragenlijst, om te
worden geëvalueerd door een onbekende blanke student. De blanke student zou hen wel of
niet sympathiek beoordelen. Als ze dachten dat student hen niet kon waarnemen, steeg de
zelfwaardering bij positieve en daalde bij negatieve feedback. Wel waarnemen,
zelfwaardering daalde niet bij negatieve feedback, bij positieve feedback was er wel een
daling van zelfwaardering (er was volgens hen paternaliserende, positieve discriminatie.
Negatieve feedback attribueren aan discriminatie beschermt zelfwaardering maar eist tol:
* De ontvanger van de feedback mist de kans om eventueel correcte informatie te krijgen die
tot zelfverbetering kan leiden.
Onderzoek: feedback van blanke leerkracht: leerlingen zouden niet uit fouten leren.
Oplossing:
* Leerkracht moet duidelijk te kennen geven hoge standaarden te hanteren.
* Leerkracht moet benadrukken dat de student de capaciteit hebben om de
normen te halen.
* Doelpersonen kunnen het gevoel krijgen zelf minder controle over hun leven te hebben.
Onderzoek: vrouwen ontvingen negatieve feedback over prestatie op creativiteitstest
van mannelijke medewerker, waarvan ze te horen kregen dat deze seksistische
opvattingen heeft.
Doelpersonen ervaren de meeste discriminatie als ze getuigden van sterke nationalistische
identificatie. Als men vooral humanistische ideologie huldigden die de nadruk legt op menselijkheid
en gelijkwaardigheid van alle mensen, rapporteren ze minder discriminatie.
6.2.Stereotype bedreiging en schoolresultaten
- Stereotype bedreiging = in situaties waarbij een negatief stereotype aan bepaalde groepen kan
worden toegewezen, bij de leden van die groepen de vrees kan leven dat ze door de lens van
kleinerende stereotypen en lage verwachtingen worde gezien.
Bedreiging voor Afro- Amerikanen en vrouwen
stereotye bedreiging kan schoolresultaten belemmeren op 2 manieren:
* cognitieve en emotionele reacties kunnen direct met prestaties interfereren
* men kan zich desidentificeren met de school
Onderzoek: blanke en zwarte studenten test bij begin schooljaar. Zwarte student zit met de
vrees dat hij negatieve stereotype zal confirmeren.
Onderzoek: blanke en zwarte universiteitsstudenten test afleggen. Wanneer gezegd werd dat
het naar intelligentie peilde, hadden zwarte studenten last van de negatieve stereotype
dreiging. Wanneer gezegd werd dat het voor laboratoriumtaak was, waren die negatieve
stereotypen minder toepasselijk.
=> kennisgeving van het doel van de test had grote impact op prestaties.
Onderzoek: wiskundetest voor mannen en vrouwen, als vooraf werd gezegd dat de test geen
geslachtsverschillen zou voorleggen, presteerden ze gelijk aan de mannen. Als vooraf werd
gezegd dat geslachtsverschillen aan het licht zullen worden gebracht, presteerden de
vrouwen slechter dan de mannen.
Onderzoek: wiskundetest met vooraf stereotyperende reclame: vrouwen presteerden
minder goed en vertoonden tekenen van desidentificatie met wiskunde.
9
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
Onderzoek: kledingsstuk aan: vrouwen met badpak en vrouwen met sweater met ronde hals
moeten wiskundetest afleggen voor spiegel. Vrouwen in badpak en schaamte en angst voor
lichaam presteerden slechter.
Diversiteit van stereotypen bedreigingen
Onderzoek: de blanke atleet deed het slechter als de experimentator basket als typisch voor
natuurlijke atletische capaciteiten voorstelde, en slechter als het als speldoorzicht
voorgesteld werd.
Onderzoek: Aziatisch- Amerikaanse vrouwen wiskundetest: Als vrouwenidentiteit werd
benadrukt presteerden ze slechter, dan als Aziatische identiteit werd benadrukt
Effecten:
* Individuen die niet geloven in de stereotypen kunnen toch onderhevig zijn aan de
negatieve effecten
* Stereotype dreiging doet fysiologische opwinding stijgen wat daling veroorzaakt van
bekwaamheid goed te presteren
* Stereotype dreiging kan leiden dat individuen gedachten over dat stereotype proberen te
onderdrukken wat cognitieve inspanning inhoudt die anders ten goede zou komen van de
taak
Overwinnen:
* situationele factoren die de stereotype dreiging opwekken veranderen
* verstandige omgeving scheppen
6. 3. De effecten van stereotypen, vooroordeel en discriminatie milderen
Intergroepcontact
Allport: Nature of prejudice
- Contacthypothese = de theorie dat direct contact tussen vijandige groepen onder bepaalde
voorwaarden de vooroordelen zal verminderen.
Rechtszaak: Brown versus Board of Education of Topeka: segregatie in scholen werd als wel degelijk
discriminerend aangenomen. Desegregatie kwam echter slechts langzaam op gang. Nadien bleek
slechts weinig verandert. Het contact tussen blanke en zwarte studenten leverde niet het gewenste
effect op. Dit wil niet zeggen dat de contacthypothese verkeerd is, want de voorwaarden voor
succesvol contact waren in de scholen niet aanwezig: 4 voorwaarden:
* beide groepen moeten dezelfde status bezitten.
* tot stand komen van persoonlijke interactie tussen de individuen.
* vijandige groepen moeten coöperatieve activiteiten ondernemen
* alleen effectief als het op sociale normen steunt.
6.4. De puzzelklas
- Puzzelklas = een coöperatieve leermethode, bedoeld om rassenvooroordelen te verminderen door
groepsinteractie en gezamenlijke inspanningen.
Dit is de derde voorwaarde van de contacthypothese. Er moeten coöperatieve activiteiten zijn.
De bedoeling hier is dat elke leerling een stuk van de puzzel instudeert en dat dan voor de klas
brengen en de anderen aanleerden. Iedereen heeft elkaar nodig opdat de volledige groep slaagt.
10
Hoofdstuk 5 Groepsperceptie
Lindsay Dedrie
6. 5. Decategorisatie en hercategorisatie
- Gemeenschappelijke Ingroep Identiteitsmodel = geconstateerde veranderingen in vooroordelen en
discriminatie worden bepaald door de processen van decategorisatie en hercategorisatie.
- Decategorisatie = is een proces waarbij mensen minder aandacht schenken aan categorieën en
intergroepgrenzen, maar ook de uitgroepleden als individuen zien.
- Hercategorisatie = is een proces waarbij mensen hun ideeën over groepen ontwikkelen, door leden
van uitgroepen als behorend tot de ingroep te zien. (Voorbeeld Robbers Cave)
6.6. Culturele veranderingen en veranderde motieven
Media en cultuur kunnen:
* stereotypen en automatische stereotype antipathie doen verzwakken
* beïnvloeden welke attitudes hip of gedateerd zijn. (motivaties en waarden veranderen)
Enerzijds zijn onze basisinstincten nooit ver weg, anderzijds kunnen we waarden en normen tot de
onze maken, waardoor we minder gevoelig zijn voor stereotypen, vooroordelen en discriminatie.
11
Download