Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie Hoofdstuk 5 Groepsperceptie 1. Woord Vooraf 41 schoten van Bruce Springsteen: Amadou Diallo werd neergeschoten omdat hij verdacht gedrag vertoonde, terwijl hij enkel een portefeuille wilde uithalen. Racial profiling (= het hanteren van ras om te bepalen wie men zal controleren voor eventuele criminele activiteiten) kwam hierdoor onder vuur te liggen. - Groep = Twee of meer personen die bij elkaar horen omdat ze met elkaar contact hebben, tot dezelfde sociale categorie behoren of een gemeenschappelijk lot delen. - Stereotypen = zijn opvattingen die een groep persoenen met bepaalde groepseigenschappen associeert. In dit hoofdstuk worden de oorzaken en de gevolgen van Stereotypen besproken. - Vooroordeel = Negatieve gevoelens tegenover andere personen, alleen gebaseerd op hun lidmaatschap van bepaalde groepen. - Discriminatie =Een tegen personen gericht gedrag wegens hun lidmaatschap van een bepaalde groep. Discriminatie wordt in dit hoofdstuk onderverdeeld in Seksisme en Racisme. 2. Stereotypen 2.1 Hoe stereotypen ontstaan * vanuit historisch perspectief (door vroegere gebeurtenissen) * vanuit politiek oogpunt (stereotypen zijn een middel om onderdrukking te verantwoorden) * vanuit sociaal-cultureel perspectief (echte verschillen tussen sociale groepen dragen bij tot waargenomen verschillen) Vorming van stereotypen: 2 samenhangende processen (sociale categorisatie en onderscheid tussen ingroepen en uitgroepen) 1. Sociale categorisatie = Het ordenen van personen in groepen op grond van gemeenschappelijke kenmerken. (natuurlijk en adaptief) Voordeel: snel impressies vormen om interacties te sturen (tijd en energie besparend) Nadeel: overschatting van verschillen tussen groepen en onderschatting van verschillen binnen groepen 2. Onderscheid tussen ingroepen en uitgroepen - Ingroepen = groepen waarmee het individu een gevoel van lidmaatschap heeft, waartoe hij/zij het gevoel heeft te behoren en zijn/haar identiteit aan ontleent. - Uitgroepen = groepen waarmee het individu geen gevoel van lidmaatschap heeft, waartoe hij/zij niet het gevoel heeft te behoren en waaraan hij/zij geen identiteit ontleent 1 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie Gevolgen: * We overdrijven de verschillen tussen ingroepen en uitgroepen. (adaptieve evolutionaire gronden) * Uitgroepshomogeniteitseffect = de tendens om te veronderstellen dat er grotere similariteit bestaat tussen de leden van een uitgroep dan tussen die van een ingroep. 2 redenen: - men heeft geen oog voor subtiele verschillen tussen uitgroepsleden doordat men met die groepen weinig persoonlijk contact heeft. - men kent vaak geen leden van de uitgroep die representatief zijn voor de hele groep Sociaal-culturele en motivationele factoren - sociaal-culturele factoren = omvatten het beeld dat in de media van diverse groepen wordt opgehangen en de wijze waarop ouders, collega"s en scholen mensen in groepen indelen. Ze stimuleren vormen van categorisatie. Mensen leren stereotypen en vooroordelen door rolmodellen te observeren en de specifieke groepsnormen en globale culturele matrix zich eigen te maken. Voorbeeld "Jew Ball" Voorbeeld: leden van collectivistische culturen percipiëren eerder inroephomogeniteit dan leden van individualistische culturen. - motivationele factoren Voorbeeld: je huis staat in brand, je zal een zwarte mannelijke brandweerman eerder als iemand van de brandweer categoriseren dan als man of als zwarte. Voorbeeld: personen met hoge positie, kunnen gemotiveerd zijn om anderen zodanig te categoriseren dat hun gevoelens van superioriteit worden gerechtvaardigd. * Asymmetrie effect in de perceptie van homogeniteit van sociale groepen = uitgroepen worden altijd als homogeen beschouwd, terwijl ingroepen soms al homogeen gepercipieerd worden. Relaties tussen groepen hebben dus een impact op de inhoud van de stereotypen die over hen gevormd worden. Impliciete persoonlijkheidstheorieën toegepast op sociale groepen - Impliciete persoonlijkheidstheorieën = netwerken van assumpties over het samengaan van trekken en gedragingen - Entiteittheoretici = mensen die de neiging hebben om sociale groepen als vast en statisch te zien en daarenboven de grenzen tussen groepen als relatief duidelijk en rigide beschouwen. Ze geloven meer dat stereotypen daadwerkelijk toepasbaar zijn en dat stereotype trekken vaststaan vanaf de geboorte. Ze onthouden raciaal ambigue gezichten in een grotere mate in termen van hun raciale kenmerken. - Incrementalisten = mensen die de neiging hebben om sociale groepen als dynamisch en veranderlijk te zien, met minder consistentie binnen de groep en meer kneedbaarheid van de groepen. 2 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie Zijn stereotypen accuraat? Sommige stereotypen zijn accurater dan andere en bevatten soms wel een kern van waarheid, maar zijn vaak een karikatuur van de realiteit. Verschillen tussen groepen worden dus overdreven groot voorgesteld. voorbeeld: wanneer je denkt dat iemand grof is en je onmogelijk vriendelijk kan zijn tegenover die persoon, zal deze persoon wellicht op grove wijze reageren (net zoals je verwachtte) maar het is jouw grove gedrag die het veroorzaakte. 2.2. Hoe stereotypen overleven en zichzelf versterken Denkbeeldige correlaties - Denkbeeldige correlatie = de overschatting van de relatie tussen variabelen die slechts in geringe mate of helemaal niet correleren. Het gevolg van 2 processen: * Als twee variabelen nu en dan met elkaar worden geassocieerd, overschat men meestal de associatie als de variabalen distinctief zijn. * Bij occasionele associatie van twee variabelen, heeft men de neiging om de associatie te overschatten als men de variabelen al op een betekenisvolle manier met elkaar heeft geassocieerd. voorbeeld: woordparen: leeuw-eieren, spek-tijger,... Attributies Persoonsperceptie: de manier hoe waarnemers het gedrag van anderen aan persoonlijke of situationele factoren toeschrijven. Persoonlijke factoren: persoonlijkheidstrekken en attitudes Situationele factoren: omstandigheden waarin het gedrag voorkomt. - Fundamentele attributionele fout = de tendens om de aandacht te richten op de rol van persoonsgebonden oorzaken en de impact van situaties op het gedrag van anderen te onderschatten. Deze vertekeningen dragen ook bij tot stereotypen te bestendigen. Als een gebeurtenis het stereotype zou tegenspreken, wordt die afgeschreven als uitzondering. Subcategorisatie en contrasteffecten Door subcategorie te creëren blijven stereotypen bestaan. Voorbeeld: een vrouw die niet warm en verzorgend is => carrièrevrouw (= subcategorie) Contrasteffect: Voorbeeld: een ambitieuze, assertieve zakenvrouw wordt als meer ambitieus en assertief gepercipieerd dan een man die precies hetzelfde gedrag vertoont. Confirmatievertekening en zelfvervullende voorspelling onderzoek: zowel zwarte als blanke jongens uit het 6de jaar die foto's en beschrijvingen van dubbelzinnig agressief gedrag bekeken, vonden het gedrag gemener en bedreigender als het door zwarte jongens werd vertoond. - Confirmatievertekening = mensen zijn geneigd om informatie te interpreteren, te zoeken en te creëren die tegemoetkomt aan hun verwachtingen. Onderzoek: audiotape basketbalwedstrijd: een zwarte speler werd als beter spelend en meer atletisch beschouwd, een blanke speler werd beoordeeld als intelligenter en meer bedrijvig inschatten. 3 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie Onderzoek: proefpersonen moesten vragen stellen aan andere personen om diens attitude te kennen. Men stelde minder vragen als ze dachten dat die persoon tot stereotype groep behoorde. Men verzamelt dus informatie die hen belet het stereotype te ontkrachten. Onderzoek: foto van volle metrotrein beschrijven met keurige zwarte man en een blanke man die een scheermes vasthield en doorvertellen aan anderen. Uiteindelijk was het de zwarte man die een scheermes (dreigend) vasthield. Onderzoek: verhaal van rugbyspeler doorvertellen met zowel stereotypeconsistente als inconsistente informatie. Hoe meer doorverteld, was er uiteindelijk meer stereotype informatie verteld. - Zelfvervullende voorspelling = het proces waarbij de verwachting van een waarnemer tot zelfvervulling kan leiden. 2.3. Is stereotypering onvermijdelijk? Automatische versus intentionele processen Stereotypen als (soms) automatisch Zodra men in contact komt met leden van groepen waarvoor populaire stereotypen bestaan, activeert men door dit verhoogde bewustzijn automatisch deze stereotypen. Vaak zijn we ons niet bewust van de activering of de invloed ervan. Onderzoek: Subliminale presentaties = een methode voor vage of heel snelle presentatie van stimuli zodat subjecten zich niet bewust zijn van het feit dat ze de stimuli hebben gezien of gehoord. Wanneer woorden Afrika, getto, welvaar, basketbal werden getoond en de proefpersonen zich hier niet van bewust waren, werd het stereotype geactiveerd. Verschillende factoren die de kans op activatie bepalen: * Bij sommige personen verschijnen bepaalde stereotypen eerder in het bewustzijn dan bij anderen. * Aandacht schenken aan de exacte aard en hoeveelheid van informatie waarover een waarnemer beschikt * Een groeiende erkenning voor de rol van motivatie in het proces van stereotype- activatie Motivaties: activatie bevorderen of verhinderen De behoefte om zelfbeeld en zelfwaardering te behouden, beschermen en bevorderen is een belangrijke doelstelling die bepalend kan zijn voor percepties en gedragingen en dus ook stereotypeactivatie. Onderzoek: over negatieve feedback over prestaties op intelligentietest, worden stereotypen vlugger geactiveerd Van activatie naar toepassing: wanneer worden geactiveerd stereotypen toegepast? 3 factoren die het mogelijk maken om stereotypen te bestrijden: * De hoeveelheid persoonlijke informatie die men over de doelpersoon heeft. * De cognitieve bekwaamheid van de waarnemer om de aandacht te richten op een lid van een gestereotypeerde groep. * Motivatie * daadwerkelijk vermijden stereotypen toe te passen (men gaat op zoek naar bewijs dat het stereotype ontkracht, dit leidt eveneens tot vertekende oordelen) 4 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie 2. 4. De 41 schoten herbekeken: droegen raciale stereotypen bij tot het politioneel optreden waarbij Amadou Diallo werd neergeschoten? Vermoedelijk wel: stereotypen worden vlug geactiveerd buiten ons bewustzijn en onze intenties. Onderzoek: studenten dienden vliegensvlug te beslissen of een object een wapen is of niet bij foto's Onderzoek: studenten dienden realistisch videospel te spelen analoog met de situaties waarvoor de politie stond bij Amadou. Deze vertekeningen in stereotypen gaan niet noodzakelijk gepaard met racistische attitudes en overtuigingen. 3. Vooroordeel 3.1. Intergroep conflict Het Robbers Cave onderzoek Een kleine groep elfjarige jongens kwamen aan in een kamp in het Nationaal Park van Robbers Cave in Oklahoma. Ze bedachten een groepsnaam die dan op T-shirts en petten geschreven werden. Enkele dagen later werden ze op de hoogte gebracht van de andere groep. De twee groepen, Rattlers en Eagles, moesten elkaar in spannende omstandigheden wedijveren en wedstrijden winnen. Het escaleerde in vijandig antagonisme met oorlog tot gevolg. Groepsvlaggen werden verbrand, kampen geplunderd en in de kantine was er een voedselgevecht dat meer leek op een rel. Om de vrede te herstellen dienden de onderzoeksleiders bovengeschikte doeleinden te creëren. (= gemeenschappelijke doelstellingen die alleen kunnen worden gerealiseerd door samenwerking met andere personen of groepen.) Deze zaak staat model voor conflicten waar men over de hele wereld mee temaken heeft. voorbeelden: aardbeving die Griekenland en Turkije trof; aardbeving in Kasjmir Realistische conflicttheorie - Realistische conflicttheorie = de theorie dat vijandigheid tussen de groepen veroorzaakt wordt door directe competitie voor schaarse middelen. * Realistische competitie kan ook ingebeeld zijn (mentale constructie) * Haat kan ook voortvloeien uit een gevoel van relatieve deprivatie ( = gevoelens van ontevredenheid veroorzaakt door de opvatting dat men in vergelijking met anderen slecht bedeeld is.) * Zelfs wanneer eigenbelang niet bedreigd wordt, kan de perceptie van de bedreiging van de belangen van de eigen groep bevooroordeeldheid veroorzaken (= egoïstische en sociale deprivatie) Sociale identiteitstheorie Onderzoek: bestaan er condities waarin er geen inter-groepsgedrag zou plaatsvinden - Minimal group paradigm = het groepsconcept wordt nauwelijks ingevuld zodat de leden geen objectieve aanleiding zouden vinden om in termen van het groepslidmaatschap te ageren. Onderzoek: tegen alle verwachtingen in discrimineerden de subjecten tussen de groepen en bevoordeelden ze de eigen groep. -Ingroepfavoritisme = de neiging tot discriminatie in het voordeel van de ingroep 5 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie Onderzoek: persoonlijke voornaamwoorden zoals: wij, ons en onze lokten positieve emoties uit in vergelijking met zij, hun, hen die negatieve emoties uitlokken. - Sociale identiteitstheorie = de theorie die stelt dat personen de ingroep bevoordelen tegenover de uitgroep, met het oog op het verhogen van de zelfwaardering. Deze theorie maakt 2 basisvoorspellingen: * bedreigingen van de zelfwaardering vergroten de behoefte aan ingroepfavoritisme * uitdrukkingen van ingroepfavoritisme verhogen de zelfwaardering Onderzoek: men gaf proefpersonen positieve of negatieve feedback over hun prestaties op eerste test, bij tweede test moeten ze een sollicitant evalueren. Situationele, individuele, culturele verschillen Onderzoek: grotere mate van groepsidentificatie bij Amerikaanse studenten zorgt ervoor dat men uitgroepen zal kleineren als reactie op de bedreiging va de status van de VS * grootte en relatieve distinctiviteit van de ingroep * status van de persoon in vergelijking met de andere leden Onderzoek collectivistische culturen minder geneigd ingroepfavoritisme te vertonen om zelfwaardering te verhogen. 3. 2. Impliciete theorieën en ideologieën - Impliciete theorieën = zoals het perspectief om groepen als vast en statisch of dynamisch en kneedbaar te beschouwen spelen grote rol in vooroordeel en sociale identiteit. - Sociale dominantie-oriëntatie = een pro-attitude tegenover groepsongelijkheid waarbij de verschillende groepen in een maatschappij hiërarchisch gerangschikt worden. Hierbij onderschrijft men eveneens culturele waarden die onderdrukking van andere groepen legitimeren. - Systeem Justificatie ideologieën = bevestigen en legitimiseren de bestaande maatschappelijke verhoudingen en ondersteunen daarom de maatschappelijke status-quo. 4. Seksisme - Seksisme = een discirminatie gebaseerd op geslacht 4.1. Geslachtsstereotypering: blauw voor een jongen, roze voor een meisje Jonge kinderen identificeren zichzelf en anderen al als jongens of meisjes vanaf leeftijd van 3 jaar en nemen kort daarop de geslachtsstereotype opvattingen aan over speelgoed en andere objecten. Maar de opvattingen over mannen en vrouwen zijn zo sterk ingeworteld dat ze ook gedrag van volwassenen sterk beïnvloeden. Onderzoek: moeders schatten de capaciteit om te kruipen bij hun dochters lager in, mannen overschatten de capaciteiten om te kruipen bij hun zoons. Onderzoek: moeders van jongens wachten langer en moedigen zelfs risicovol gedrag aan bij videotape met risicovol gedrag, dan moeders van meisjes. 6 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie 4.2. Waarom blijven geslachtsstereotypen bestaan? Omdat de meeste mensen vinden dat mannen en vrouwen zich dienen te gedragen volgens de geslachtsstereotypen. Media en populaire cultuur Sociaal-culturele factoren, zoals maatschappelijke instituties en de populaire cultuur, houden het onderscheid tussen mannen en vrouwen op verschillende wijzen in stand. voorbeeld: televisiereclames voor bier of mannenparfum: de vrouw is een seksobject die als beloning voor het gebruiken van het product gegeven wordt aan de man. Onderzoek: mannelijke studenten keken naar ofwel seksistische ofwel niet-seksistische reclame en moesten daarna vrouw interviewen. Vrouwen beoordeelden het gedrag van de man naar deze vrouw toe. Mannen die seksistische reclame hadden gezien scoorden hoger op nabijheid, dominantie en geseksualiseerd gedrag. Onderzoek: televisiereclame invloed op vrouwen: geïdealiseerde beelden van vrouwen: als geen mannen aanwezig waren had de media geen effect op lichaamstevredenheid; als wel mannen aanwezig waren die geen opmerkingen maakten, voelden vrouwen zich slechter, als mannen aanwezig waren en opmerkingen maakten, voelde de vrouwen zich beter! Dit is omdat de vrouwen deze beelden dan als overdrijvingen of onrealistische fantasiewereld voorstelden. - face-ism = er worden veel meer mannengezichten dan vrouwengezichten getoond, omdat deze afbeeldingen dan macht en dominantie uitdrukken. Sociale rollentheorie - Sociale rollentheorie = de theorie die stelt dat kleine geslachtsverschillen vergroot worden door de perceptie van contrasterende man-vrouwenrollen. 4.3 Geslachtsdiscriminatie: een dubbele moraal? Onderzoek: zelfs vrouwen koesteren tegenover vrouwen vooroordelen. Onderzoek: voor vrouwen een meer vijandige en oneerlijke werkomgeving. 4.4. Ambivalent seksisme - Ambivalent seksisme = een vorm van seksisme gekenmerkt door attitudes over vrouwen die gekleurd worden door enerzijds negatieve, haatdragende overtuigingen en gevoelens en anderzijds warme, ridderlijke gevoelens, met eventueel paternalistische inslag. 5. Racisme - Racisme = discriminatie gebaseerd op huidskleur of etnische afkomst. 5.1. Bedekte vormen: modern en impliciet racisme Modern racisme - Flagrant racisme of ouderwets racisme = slavernij, ku-klux-klan, rassenscheiding, openbare faciliteiten, opvatting dat Turken en Marokkanen inferieur zijn, en vormen van geweld. 7 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie - Modern racisme = een vooroordeel dat zich op subtiele wijze manifesteert als het veilig, sociaal aanvaardbaar en makkelijk te rationaliseren is. Onderzoek: case waarin beklaagde schuldig bevonden werd van moord op een blanke agent. Aan de proefpersonen waaraan bekend werd dat de dader zwart was, gaven moderne racisten minder frequent de doodstraf, totdat ze te horen kregen dat een zwarte rechter de doodstraf eiste. - Schaal voor modern racisme - Schaal om subtiel versus grof racisme in West-Europa te meten: Subtiel racisme omvat 3 basistendensen: * Traditionalisme: leden van minderheden slagen niet in de maatschappij omdat ze waarden onderschrijven die verschillen van de "onze". * Overdrijven van culturele verschillen: hierdoor wordt door subtiel racisten de minderheid als een erg aparte groep beschouwd. * Onderdrukken positieve emoties tegenover leden van de uitgroep Impliciet racisme - Impliciet racisme = net zoals stereotypen kunnen vooroordelen en racisme eveneens onbewust en zonder intentie opereren. Onderzoek: reactietijd nodig om een vraag te beantwoorden over woordparen Onderzoek: bona fide detector:zo snel mogelijk knop indrukken om aan te geven of adjectieven die worden gepresenteerd op een computerscherm goed of slecht zijn. Vlak voor de aanbieding van het adjectief wordt een foto van een zwarte of blanke getoond. Onderzoek: IAT: Impliciete Associatie Test: eerste blok: zwarten associëren met negatieve concepten gemakkelijk; tweede blok: blanken moeilijk associëren met negatieve concepten. Onderzoek GNAT: Go/ No go Associatie Test 5.2. Interraciale percepties en interactie Onderzoek: proefpersonen moesten aangeven op welk moment een gezicht (zwart of blank) niet meer boos keek Onderzoek: fMRI: Functionele magnetische resonantiebeeldtechniek: foto's zorgden voor activiteit in amygdala. - Metastereotypen = we denken na over de stereotypen die uitgroepen over ons hebben, alsook dat we ons zorgen maken dat uitgroepleden ons wel eens met dit stereotype zouden kunnen vereenzelvigen. Onderzoek: men kan racistisch lijken omdat men dat probeert niet te zijn. 6. Een nieuwe bedreiging: effecten op gestigmatiseerde doelpersonen 6.1 Discriminatie waarnemen Voorbeeld: zwarte reporter die solliciteert voor tijdschrift wordt niet aangenomen omdat men enkel een zwarte jonge man voor zich zien en het tijdschrift geen zwart publiek heeft, ipv gewoon een jonge bekwame reporter te zien. 8 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie Onderzoek: zwarte deelnemers beschreven zichzelf door middel van een vragenlijst, om te worden geëvalueerd door een onbekende blanke student. De blanke student zou hen wel of niet sympathiek beoordelen. Als ze dachten dat student hen niet kon waarnemen, steeg de zelfwaardering bij positieve en daalde bij negatieve feedback. Wel waarnemen, zelfwaardering daalde niet bij negatieve feedback, bij positieve feedback was er wel een daling van zelfwaardering (er was volgens hen paternaliserende, positieve discriminatie. Negatieve feedback attribueren aan discriminatie beschermt zelfwaardering maar eist tol: * De ontvanger van de feedback mist de kans om eventueel correcte informatie te krijgen die tot zelfverbetering kan leiden. Onderzoek: feedback van blanke leerkracht: leerlingen zouden niet uit fouten leren. Oplossing: * Leerkracht moet duidelijk te kennen geven hoge standaarden te hanteren. * Leerkracht moet benadrukken dat de student de capaciteit hebben om de normen te halen. * Doelpersonen kunnen het gevoel krijgen zelf minder controle over hun leven te hebben. Onderzoek: vrouwen ontvingen negatieve feedback over prestatie op creativiteitstest van mannelijke medewerker, waarvan ze te horen kregen dat deze seksistische opvattingen heeft. Doelpersonen ervaren de meeste discriminatie als ze getuigden van sterke nationalistische identificatie. Als men vooral humanistische ideologie huldigden die de nadruk legt op menselijkheid en gelijkwaardigheid van alle mensen, rapporteren ze minder discriminatie. 6.2.Stereotype bedreiging en schoolresultaten - Stereotype bedreiging = in situaties waarbij een negatief stereotype aan bepaalde groepen kan worden toegewezen, bij de leden van die groepen de vrees kan leven dat ze door de lens van kleinerende stereotypen en lage verwachtingen worde gezien. Bedreiging voor Afro- Amerikanen en vrouwen stereotye bedreiging kan schoolresultaten belemmeren op 2 manieren: * cognitieve en emotionele reacties kunnen direct met prestaties interfereren * men kan zich desidentificeren met de school Onderzoek: blanke en zwarte studenten test bij begin schooljaar. Zwarte student zit met de vrees dat hij negatieve stereotype zal confirmeren. Onderzoek: blanke en zwarte universiteitsstudenten test afleggen. Wanneer gezegd werd dat het naar intelligentie peilde, hadden zwarte studenten last van de negatieve stereotype dreiging. Wanneer gezegd werd dat het voor laboratoriumtaak was, waren die negatieve stereotypen minder toepasselijk. => kennisgeving van het doel van de test had grote impact op prestaties. Onderzoek: wiskundetest voor mannen en vrouwen, als vooraf werd gezegd dat de test geen geslachtsverschillen zou voorleggen, presteerden ze gelijk aan de mannen. Als vooraf werd gezegd dat geslachtsverschillen aan het licht zullen worden gebracht, presteerden de vrouwen slechter dan de mannen. Onderzoek: wiskundetest met vooraf stereotyperende reclame: vrouwen presteerden minder goed en vertoonden tekenen van desidentificatie met wiskunde. 9 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie Onderzoek: kledingsstuk aan: vrouwen met badpak en vrouwen met sweater met ronde hals moeten wiskundetest afleggen voor spiegel. Vrouwen in badpak en schaamte en angst voor lichaam presteerden slechter. Diversiteit van stereotypen bedreigingen Onderzoek: de blanke atleet deed het slechter als de experimentator basket als typisch voor natuurlijke atletische capaciteiten voorstelde, en slechter als het als speldoorzicht voorgesteld werd. Onderzoek: Aziatisch- Amerikaanse vrouwen wiskundetest: Als vrouwenidentiteit werd benadrukt presteerden ze slechter, dan als Aziatische identiteit werd benadrukt Effecten: * Individuen die niet geloven in de stereotypen kunnen toch onderhevig zijn aan de negatieve effecten * Stereotype dreiging doet fysiologische opwinding stijgen wat daling veroorzaakt van bekwaamheid goed te presteren * Stereotype dreiging kan leiden dat individuen gedachten over dat stereotype proberen te onderdrukken wat cognitieve inspanning inhoudt die anders ten goede zou komen van de taak Overwinnen: * situationele factoren die de stereotype dreiging opwekken veranderen * verstandige omgeving scheppen 6. 3. De effecten van stereotypen, vooroordeel en discriminatie milderen Intergroepcontact Allport: Nature of prejudice - Contacthypothese = de theorie dat direct contact tussen vijandige groepen onder bepaalde voorwaarden de vooroordelen zal verminderen. Rechtszaak: Brown versus Board of Education of Topeka: segregatie in scholen werd als wel degelijk discriminerend aangenomen. Desegregatie kwam echter slechts langzaam op gang. Nadien bleek slechts weinig verandert. Het contact tussen blanke en zwarte studenten leverde niet het gewenste effect op. Dit wil niet zeggen dat de contacthypothese verkeerd is, want de voorwaarden voor succesvol contact waren in de scholen niet aanwezig: 4 voorwaarden: * beide groepen moeten dezelfde status bezitten. * tot stand komen van persoonlijke interactie tussen de individuen. * vijandige groepen moeten coöperatieve activiteiten ondernemen * alleen effectief als het op sociale normen steunt. 6.4. De puzzelklas - Puzzelklas = een coöperatieve leermethode, bedoeld om rassenvooroordelen te verminderen door groepsinteractie en gezamenlijke inspanningen. Dit is de derde voorwaarde van de contacthypothese. Er moeten coöperatieve activiteiten zijn. De bedoeling hier is dat elke leerling een stuk van de puzzel instudeert en dat dan voor de klas brengen en de anderen aanleerden. Iedereen heeft elkaar nodig opdat de volledige groep slaagt. 10 Hoofdstuk 5 Groepsperceptie Lindsay Dedrie 6. 5. Decategorisatie en hercategorisatie - Gemeenschappelijke Ingroep Identiteitsmodel = geconstateerde veranderingen in vooroordelen en discriminatie worden bepaald door de processen van decategorisatie en hercategorisatie. - Decategorisatie = is een proces waarbij mensen minder aandacht schenken aan categorieën en intergroepgrenzen, maar ook de uitgroepleden als individuen zien. - Hercategorisatie = is een proces waarbij mensen hun ideeën over groepen ontwikkelen, door leden van uitgroepen als behorend tot de ingroep te zien. (Voorbeeld Robbers Cave) 6.6. Culturele veranderingen en veranderde motieven Media en cultuur kunnen: * stereotypen en automatische stereotype antipathie doen verzwakken * beïnvloeden welke attitudes hip of gedateerd zijn. (motivaties en waarden veranderen) Enerzijds zijn onze basisinstincten nooit ver weg, anderzijds kunnen we waarden en normen tot de onze maken, waardoor we minder gevoelig zijn voor stereotypen, vooroordelen en discriminatie. 11