Hoe het DSB-faillissement

advertisement
Hoe het DSB-faillissement
het algemene financiële discours schendt
Over verschil tussen berichtgeving en betekenisgeving
F.M. de Weger
3120457
04/11/2011
BA eindwerkstuk
Representatie van het Kwaad
Rob Leurs
Inhoudsopgave
Inleiding………………………………………………………………………………1
Discours………………………………………………………………………………3
Hegemonie……………………………………………………………………………4
Definiëren van het DSB-discours…………………………………………………….6
Verschuiving steun en kritiek van burgers…………………………………………...8
Beschouwing van ontwikkelingen DSB-discours…………………………………….9
Aanbeveling………………………………………………………………………….10
Conclusie……………………………………………………………………………..10
Implicaties……………………………………………………………………………11
Beperkingen…………………………………………………………………………..12
Bibliografie…………………………………………………………………………...13
1
Inleiding
Je zou zeggen dat na het faillissement van de DSB Bank de kritiek Dirk Scheringa om de oren
zou vliegen, maar dit blijkt niet het geval te zijn. In tegendeel: de burgers maken De
Nederlandse Bank, het Ministerie van Financiën onderwerp van kritiek, in plaats van DSB en
Scheringa, die nota bene degene is die failliet is gegaan! Dat is toch opmerkelijk?
De rechtbank van Amsterdam heeft DSB Bank op 19 oktober 2009 failliet verklaard, nadat op
12 oktober 2009 de noodregeling op DSB Bank van toepassing is verklaard. Opvallend is dat
burgers na de val vooral kritiek hebben op DNB, Wouter Bos en andere banken. Over
Scheringa en DSB zijn zij positief. Aan de hand van een ontwikkeling bij DSB wordt er dus
iets gezegd over de gehele financiële sector. Mijn beschouwing richt zich op deze verwording
van het DSB-discours tot een algemeen financieel discours. Maar breder gezien gaat het over
het verschil in productie en perceptie van een conflict. De crisis van DSB was voor burgers
namelijk een reden om kritiek te hebben op het algemeen financieel discours. Zij verschoven
het onderwerp van de berichtgeving dus van DSB naar het algemeen financieel discours. Een
dergelijke verschuiving van focus is mogelijk doordat sommige discoursen sterker zijn dan
anderen. Een sterk discours heeft hegemonie: die perceptie op en van dit discours wordt als
dominant gezien.
De vraag waar mijn analyse op gebaseerd is luidt: Hoe is het DSB-discours
verworden tot algemeen financieel discours? De probleemstelling is in de eerste plaats
beschrijvend van aard. Ik wil laten zien dat de dat de berichtgeving in de aanloop naar de val
van DSB een discours over deze bank vormt en hoe deze na het faillissement van DSB
uitvloeit in het algemene financiële discours. Ik wil, door het uitvoeren van een
discoursanalyse, een constructie laten zien van het DSB-discours en de verwording hiervan
tot een algemeen financieel discours. Hiermee wil ik aantonen dat de productie (de
berichtgeving over het faillissement van DSB), er anders uitziet dan de perceptie (hoe burgers
reageren op de gebeurtenis).
Het casusmateriaal berichtgeving in kranten en op televisie waarin over de DSB bank
wordt gesproken, in de periode 1 maart tot en met 25 oktober 2009. Deze berichtgeving heb ik
niet zelf op waarde geschat, hiervoor heb ik mij gericht op het Rapport van de Commissie van
Onderzoek DSB Bank 1 en het onderzoek van Het Persinstituut 2, uitgevoerd in opdracht van
de Commissie, aangaande de berichtgeving over DSB. Het Persinstituut verwerkte zijn
resultaten in tabellen en figuren.
Scheltema, Michiel en de Commissie van onderzoek DSB Bank. Rapport van de
Commissie van onderzoek DSB Bank. Den Haag: Van Stockum, 2010.
2 Scholten, Otto e.a. van ‘Nieuwsmonitor’. DSB in de media: Samenvatting en belangrijkste
conclusies over de rol van de media tijdens de DSB affaire. Amsterdam: 2010.
1
2
De relevantie van deze analyse is gestoeld op het aantonen van het verschil in productie en
receptie van een conflict in het nieuws. Hierdoor kan een gebeurtenis binnen het ene discours,
een ander discours schade aanbrengen. De verandering in steun en kritiek van burgers met
betrekking tot DSB en de financiële sector is nog niet eerder in verband gebracht met
discoursen en de ontwikkelingen daarvan. Aangaande het faillissement van de DSB Bank
werd voornamelijk geanalyseerd wat er beleidsmatig, waaronder het mediabeleid van DSB,
anders had gemoeten. Maar het conflict heeft nog meer waarde dan slechts de zakelijke. Het
bracht een verandering teweeg in het denken over de DSB bank evenals de gehele financiële
sector. Hier is sprake van een verschuiving van het discours over DSB naar een algemeen
discours.
In mijn beschouwing maak ik gebruik van een discoursanalyse. De methode en theorie van
een discoursanalyse kunnen niet los gezien worden van elkaar, zij zijn met elkaar verweven.
De discoursanalyse is daarom niet alleen een methode, maar ook een theorie. Dit ‘pakket’ van
de discoursanalyse staat echter niet vast, de mogelijkheid om er zelf een invulling aan te
geven is aanwezig, stellen Marianne Jorgensen en Louise Philips in A Discourse Analysis as
Theory and Method.3 Filosofische vooronderstellingen, zoals ontologie en epistemologie,
vormen echter de basis. Volgens deze concepten wordt onze werkelijkheid, hoe wij de wereld
kennen, door de sociale praktijk van talige articulatie geconstrueerd. Deze basis vormt dan
ook het uitgangspunt van mijn beschouwing.
Ik combineer de discoursanalyse met een kwantitatieve methode om de tendens in de
kritische uitlatingen van burgers over actoren uit het financiële discours, zoals opgetekend in
de berichtgeving betreffende DSB, te analyseren en op waarde te schatten. Het is een
welkome aanvulling op het filosofische karakter van de discoursanalyse. We spreken vaak
over discoursen, maar het is redelijk speculatief van aard. De ondersteuning van de
kwantitatieve analyse zorgt voor meer grip op het discours: het illustreert het spreken over
DSB als factor voor het veranderen van het financieel discours. Door het toepassen van een
kwantitatieve analyse vormt zich een aantoonbaar uitgangspunt waar een discours uit
opgetekend kan worden. Het is een concreet voorbeeld, dat een kader biedt voor het verder
denken en illustreren van discoursen en het bereiken van hegemonie.
Ik volg de benadering van Ernesto Laclau en Chantal Mouffe, zoals opgetekend in
hun boek A Discourse Analysis as Theory and Method en bovengenoemde literatuur. Laclau
en Mouffe stellen dat onze realiteit wordt geconstrueerd door sociale articulatie. Dit betekent
echter niet dat realiteit op zichzelf niet bestaat. Fysieke objecten bestaan binnen de
discoursanalytische benadering wel degelijk, maar hun betekenis verkrijgen zij door
3
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method. London:
SAGE Publications, 2002, 3-5.
3
discours.4 In deze analyse zie ik het faillissement van DSB als materiële realiteit: ook als de
burgers er niet over waren gaan praten, was de ondergang van DSB een feit. Dit is dus niet
gecreëerd door discours. Maar op het moment dat burgers erover gingen praten, kreeg de
materiële realiteit van het faillissement een betekenis binnen het financiële discours.
Ik maak gebruik van de kwantitatieve methode om aan te tonen dat betekenisgeving aan DSB
in relatie tot het financieel discours daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, door te kijken naar
‘zwart-op-witte’ manieren van spreken, namelijk grafieken die de tendens in de berichtgeving
aantonen.
De opbouw van mijn analyse is als volgt. Eerst geef ik korte schets van de politiekmaatschappelijke context waarbinnen de ontwikkelingen betreffende DSB en het financiële
discours geplaatst kunnen worden. Hierna volgt theorie over discoursen en de strijd om
hegemonie, waarbij ik een koppeling maak met de casus DSB. In het de daarop volgende
deel, geef ik de resultaten van het kwantitatieve onderzoek naar berichtgeving over DSB
weer, om op deze manier het DSB discours vast te kunnen stellen. Na de beschouwing van dit
discours en de kritiek die de burgers naar aanleiding van het DSB faillissement tot de
financiële sector richten, volgt een aanbeveling die gericht is op DNB en de AFM.
Vervolgens presenteer ik mijn bevindingen in de conclusie. Na de conclusie geef ik mijn
implicaties weer en sluit ik af met de beperkingen van dit onderzoek.
Discours
De politiek-maatschappelijke context is de financiële crisis. Het uitbreken van deze crisis in
najaar 2008, leidde tot veel negatieve publiciteit over de financiële sector.5 Je zou kunnen
zeggen dat het discours rondom banken een verandering doormaakte doordat de burgers
kritischer en banger tegenover deze sector stonden. Burgers voelen zich afhankelijk van hun
bank en willen dat hun spaargeld goed beheerd wordt. Het is, zeker in de schaduw van de
financiële crisis, voor banken belangrijk om een goede, betrouwbare reputatie te hebben. Dit
is belangrijk voor zowel het beeld over een bank op zich, als de financiële sector in zijn
geheel. Tot de financiële sector behoren in dit onderzoek: DNB, AFM, Ministerie van
Financiën (ook wel aangeduid met Wouter Bos) en de Nederlandse banken. Wanneer het mis
gaat met één speler uit deze sector, in dit geval DSB, beïnvloed dat het denken over de gehele
sector.
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method. London:
SAGE Publications, 2002, 34.
5
Scholten, Otto e.a. van ‘Nieuwsmonitor’. DSB in de media: Samenvatting en belangrijkste conclusies
over de rol van de media tijdens de DSB affaire. Amsterdam: 2010, 20.
4
4
Het begrip discours heeft geen eenduidige definitie. Er bestaan verschillende theorieën
waarbij de benadering van het concept verschillend is. De primaire definitie van een
discours is: a particular way of talking about and understand the world (or an aspect of
the world).6 Ik volg, zoals gezegd, de benadering van Laclau en Mouffe. Volgens hen is
onze manier van praten, de articulatie, geen neutrale weergave van de wereld om ons
heen. Er bestaat namelijk geen objectieve waarheid out there over de wereld. De articulatie
speelt een actieve rol in het creëren en veranderen van deze wereld.7 Door de manier
waarop wij over dingen spreken, ontstaat er een werkelijkheid. Onze realiteit is een
product van onze manier van spreken en categoriseren van de wereld. Of, zoals er binnen
de discourstheorie gesteld wordt: de realiteit is een product van discoursen.8
Een discours is nooit helemaal af en heeft geen gefixeerde betekenis: het is
continue in beweging door de onderhandeling met andere discoursen. Het sleutelwoord
hierbij is discursive struggle.9 Doordat betekenis niet gefixeerd is en een discours nooit af
is, is er continu de mogelijkheid tot onderhandeling tussen discoursen over waarden en
betekenissen.10 Door het uitvoeren van een discoursanalyse, in dit geval de
momentopname van (de verandering van) het financiële discours, kun je de status van deze
onderhandelingen vastleggen en er betekenis aan geven.11
Hegemonie
Discoursen representeren een bepaalde manier van praten over en begrip van de wereld.
Elk discours streeft naar het bereiken van hegemonie, zodat de betekenisgeving van het
betreffende discours als ideaal wordt beschouwd. Hegemonie zou je dus kunnen zien als de
dominantie van een perspectief op de wereld.12 Het begrip hegemonie is ontleend aan de
theorie van Antonio Gramsci. Het gaat volgens hem om het komen tot overeenstemming
en het bereiken van evenwicht.13 Hij stelt: ‘Hegemony is best understood as the
organisation of consent – the processes through which subordinated forms of
consciousness are constructed without recourse to violence or coercion’.14 Hegemonie
wordt bepaald door processen die het bewustzijn en de manier van denken van mensen
creëren en organiseren.
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method. London:
SAGE Publications, 2002, 1.
7
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method. London:
SAGE Publications, 2002, 1.
8
Ibidem, 5, 34.
9
Ibidem, 6.
10
Torfing, Jacob. New Theories of Discourse: Laclau, Mouffe and Žižek. Oxford: Blackwell, 1999, 84.
11
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method. London:
SAGE Publications, 2002, 24.
12
Ibidem, 6-7.
13
Torfing, Jacob. New Theories of Discourse: Laclau, Mouffe and Žižek. Oxford: Blackwell, 1999, 101.
14
Gramsci in: Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method.
London: SAGE Publications, 2002, 32.
6
5
Volgens de discourstheorie van Laclau en Mouffe zinspeelt hegemonie op de afwezigheid
van een vaststaande totaliteit. Om deze ‘leegte’, dit gat in onze wereld, op te vullen vindt
er reorganisatie van waarden plaats die zorgt voor een nieuwe overeenstemming. Dit
gebeurt door het steeds opnieuw articuleren van posities en discoursen. Zonder deze
definiëring zou er een leegte zijn in de werkelijkheid zoals wij deze ervaren.15 Hegemonie
is een soort interventie in een noodsituatie die nodig is in de omstandigheden van een
crisis, waarbij de waarden van dat moment instorten. Hegemonie wordt dus zichtbaar
wanneer er een breuk is ontstaan en er een gat is dat ongevuld moet worden. Er is iets
onvoorziens gebeurd, waardoor een verschuiving plaatsvindt van waarden en posities.
Hegemonie geeft deze strijd van onderhandeling een betekenis.16 De articulatie die plaats
vindt dwingt het bereiken van een nieuwe eenduidigheid van waarden af.17
Vertaald naar de casus van mijn discoursanalyse, ziet dit er als volgt uit. In het financiële
discours houden discursieve praktijken elkaar in balans. Door de discursieve praktijk van
het faillissement van DSB Bank vallen bestaande waarden om, de structuur van het
systeem van het discours is in crisis. Door deze botsing tussen tegenstrijdige waarden is er
geen balans meer en is er de mogelijkheid tot herdefiniëring: hegemony should emerge in a
field of criss-crossed by antagonisms and therefore suppose phenomena of equivalence
and frontier effects.18
Laclau en Mouffe richten zich op discursieve fenomenen, maar overschatten volgens de
literatuur van onder andere Norman Fairclough hierbij de mogelijkheid tot verandering. Niet
alle groepen hebben namelijk dezelfde kansen om dingen op nieuwe manieren te articuleren.
Discoursen zijn vaak onderworpen aan beperkingen die niet uitgaan van het discursieve, maar
vanuit structurele relaties van afhankelijkheid.19 Laclau en Mouffe hebben deze beperkingen
volgens Fairclough over het hoofd gezien omdat zij teveel focusten op contingentie, namelijk
dat alles continu in beweging is en alle mogelijkheden open liggen.20 Ook stelt Fairclough dat
discoursen slechts één van de vele aspecten is die onze sociale praktijk vormgeven en kunnen
veranderen.21 Ondanks deze kritiek volg ik in mijn analyse de theorie van Laclau en Mouffe,
omdat hun denken over de relatie tussen de sociale praktijk van het spreken en het veranderen
van een discours past bij de ontwikkeling die te zien is in de berichtgeving, waaruit blijkt dat
Laclau, Ernesto, and Chantal Mouffe. Hegemony and Socialst Strategy: Towards a Radical Democratic
Politics. London; New York: Verso, 1985, 76.
16
Ibidem, 1.
17
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method. London:
SAGE Publications, 2002, 48.
18
Laclau, Ernesto, and Chantal Mouffe. Hegemony and Socialst Strategy: Towards a Radical Democratic
Politics. London; New York: Verso, 1985, 135.
19
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method. London:
SAGE Publications, 2002, 54.
20
Ibidem, 54.
21
Ibidem, 7
15
6
burgers anders zijn gaan spreken over het financiële discours, dat zij articuleren aan de hand
van het faillissement van DSB.
Definiëren van het DSB-discours
Uit de tendens van de berichtgeving over DSB kan opgemaakt worden hoe er over de crisis
betreffende het faillissement gesproken wordt. Hieruit kan worden afgeleid wat, vanuit
burgers, de steunbetuiging evenals de uitingen van kritiek zijn. Wanneer we er vanuit gaan dat
werkelijkheid wordt geconstrueerd door talige uitingen, articulatie, dan kunnen we stellen dat
door de analyse van berichtgeving we iets kunnen zeggen over de werkelijkheid zoals wij die
kennen en wensen: het discours. Om de manier van spreken concreet te maken en bewijs te
leveren van de verwording van het DSB discours tot het algemeen discours heb ik de
berichtgeving kwantitatief benaderd.
Om iets te kunnen zeggen over de verwording van het DSB-discours tot een algemeen
financieel discours, moet ik eerst specifiekere informatie uiteenzetten over het DSB-discours
zodat ik het discours kan definiëren. Zoals in figuur 1 te zien is, was de omvang van de
berichtgeving over DSB, in vergelijking met berichtgeving over andere banken, klein.
Figuur 1: Percentage artikelen in het nieuws over banken waarin DSB genoemd wordt
Bron: Nieuwsmonitor
Het figuur komt uit het onderzoek van Het Persinstituut. Het voerde een automatische
inhoudsanalyse uit waarmee artikelen gevonden werden waarin gesproken werd over de
financiële wereld of waarin één of meer banken bij naam genoemd werden. De artikelen
7
waren afkomstig uit landelijke dagbladen.22 Uit de resultaten is op te maken dat andere
banken dan DSB, zoals ING, ABN AMRO en/of Fortis, een veel prominentere rol speelden in
de berichtgeving en bij hen dus een sterker mediadiscours aanwezig was. DSB werd slechts in
10% van de berichten genoemd. DSB was in het nieuws dus niet zo zichtbaar, er was dan ook
geen discours in de media rondom deze bank. Hier komt verandering in vanaf 29 november
2009, het moment dat naar buiten komt dat DNB een maatregel treft tegen DSB. Hiermee
komt een prominente aanwezigheid van DSB in de berichtgeving over banken op gang. Deze
datum beschouw ik als de geboorte van het DSB-discours.
Ik definieer het discours aan de hand van de analyse van de mediaberichtgeving. Hierbij richt
ik mij op de associaties tussen DSB bank en bepaalde kwesties, zoals faillissement en
bankproducten. Ook richt ik mij, niet in mindere mate, op de steunbetuigingen en uitingen
van kritiek aan/op DSB van verschillende betrokkenen, zoals dat naar voren komt uit de
berichtgeving.
Wat het (media) discours inhoudt, wordt gevormd door het beeld dat van DSB geschetst
wordt en hoe de bank daardoor overkomt op het publiek. Vóór 29 september komt DSB in de
berichtgeving over als een ‘gewone’ bank.23 De artikelen over DSB gaan over dezelfde
onderwerpen als die over andere banken. Het is opvallend dat DSB net zo vaak, en soms zelfs
minder, in verband gebracht met negatief geladen begrippen als bonussen, faillissement,
kredietcrisis en overheidssteun.24 Er is echter ook een punt waarop DSB zich, op een
negatieve manier, van andere banken onderscheidt. De berichtgeving over DSB gaat vaker
dan bij andere banken over de producten van de bank en de kritiek op deze producten. DSB
krijgt in de periode van 1 maart tot 28 september dus relatief weinig aandacht in het nieuws,
maar de artikelen die over DSB gaan, zijn vaker dan bij andere banken negatief als het gaat
over de producten die de bank aanbiedt. Deze negatieve berichtgeving beleeft in deze periode
een uitschieter naar boven in de week na 1 juli, de dag waarop bekend wordt gemaakt dat
DSB een boete van de AFM heeft gekregen, omdat DSB geen duidelijke en eerlijke
informatie aan klanten verstrekte met betrekking tot hun producten. Daarna is het in het
nieuws weer vrij rustig rond DSB. Vanaf 12 oktober, wanneer de noodmaatregel van DNB
bekend gemaakt wordt, domineert DSB het nieuws over banken.25
Naast de automatische inhoudsanalyse voerde Het Persinstituut ook aan handmatige
inhoudsanalyse uit. Bij de handmatige analyse werd niet alleen nieuws uit kranten betrokken,
Te weten: de Volkskrant, NRC Handelsblad, De Telegraaf, Trouw, Algemeen Dagblad, Spits, Metro,
De Pers, Het Financieele Dagblad en het Noordhollands Dagblad.
23
Scholten, Otto e.a. van Nieuwsmonitor. DSB in de media: Samenvatting en belangrijkste conclusies
over de rol van de media tijdens de DSB affaire. Amsterdam: 2010, 6.
24
Ibidem.
25
Ibidem.
22
8
maar ook berichtgeving in actualiteitenprogramma’s.26 De resultaten van een analyse van
uitspraken van betrokkenen zoals burgers, toezichthouders en experts laten zien dat er steun
en kritiek valt op te maken uit de berichtgeving rond DSB.27
Figuur 2 : Steun en Kritiek DSB in de berichtgeving van 1 maart tot en met 28 september 2009
(in weeknummers)
Bron: Nieuwsmonitor
In figuur 2 is te zien dat op het moment dat de boete van de AFM bekend wordt gemaakt
(week 27), de strekking van de berichtgeving zeer negatief is. Het is opvallend dat na dit
diepe dal, de berichtgeving in de media weer naar het positieve gaat. DSB wordt verder dus
niet structureel op een slechte manier in beeld gebracht. Een tweede daling van steun is waar
te nemen in week 36. Naar aanleiding van deze uitzending bemoeit de politiek zich de
volgende dag in de publiciteit met DSB. Afgezien van deze twee dalen, waarin de steun
afnam en de kritiek toegenomen was, is het de strekking van de berichtgeving matig negatief.
Verschuiving steun en kritiek van burgers
Tot nu toe is het beeld van DSB voor de periode 1 maart t/m 28 september het volgende: de
bank is niet zo zichtbaar in de berichtgeving, wanneer er echter over de bank wordt bericht
gaat dit over dezelfde onderwerpen als de berichtgeving aangaande andere banken (met
uitzondering van het onderwerp Producten) en is de strekking van de berichtgeving gematigd
negatief. Er zijn twee momenten van sterke kritiek, namelijk in week 27 en week 36.
In de periode 1 maart t/m 28 september was er dus enige kritiek te bespeuren in de
berichtgeving over DSB. Om te achterhalen hoe het discours van DSB in elkaar zit, wil ik
Ibidem, 5.
Scheltema, Michiel en de Commissie van onderzoek DSB Bank. Rapport van de Commissie van
onderzoek DSB Bank. Den Haag: Van Stockum, 2010, 164.
26
27
9
weten welke actoren steun betuigen en kritiek uiten en wat de sterkte ervan is. Uiteindelijk wil
ik weten hoe de burgers denken over DSB en de financiële sector, zodat ik ontwikkelingen in
steun en kritiek kan zien als indicatie voor een verschuiving in de discoursen. Er kwam in
deze periode kritiek vanuit burgers op DSB, met een sterkte van -0.7 (bijlage 1). Dit is
redelijk sterke kritiek, aangezien de waarden hiervan variëren van +1.0 (uiterst positief) tot 1.0 (uiterst negatief).
Na de oproep van Pieter Lakeman, de voorzitter van Stichting Hypotheekleed, op 1
oktober, vond er een verschuiving van steun en kritiek plaats.28 De kritiek van burgers op
DSB was in de week hierna namelijk wat zwakker (-0.3, bijlage 2)). In de week van 5 t/m 12
oktober (bijlage 3) zette deze ontwikkeling door en was de kritiek van de burgers zelfs tot een
neutraal standpunt gekomen (0.0). In deze week hebben de burgers felle kritiek (-0.9) op
Stichting Hypotheekleed.
In de week voorafgaand aan het faillissement van DSB (13-19 oktober, bijlage 4),
kwam er een relatief sterke steun (+0.3) vanuit de burgers aan DSB. Nog groter is de steun
aan Scheringa, namelijk +0.5. In de week na het uitspreken van het faillissement ( 19 - 25
oktober, bijlage 5) krijgen verschillende actoren uit de financiële sector kritiek van burgers.
Dit geldt in het bijzonder voor DNB, waarop de kritiek het felst is (-0.7), maar ook Wouter
Bos (-0.4) en de overige banken (-0.2) hebben zichzelf niet populair gemaakt bij de burgers.
Het lijkt erop dat het Nederlandse publiek vindt dat deze partijen gefaald hebben. De burgers
staan nog steeds achter de DSB (iets toegenomen naar +0.5) en Scheringa (iets afgenomen
naar +0.3)
Het is opmerkelijk dat ondanks het faillissement van een bank, de burgers positief
zijn ten opzichte van die bank en zich negatief uitlaten over andere personen en instanties. De
financiële sector (DNB, Ministerie van Financiën en de andere banken) is onderwerp van
kritiek.
Beschouwing van ontwikkelingen DSB discours
De aandacht die de media schonk aan de DSB bank is in een zeer korte tijd verschenen
Afgezien van de korte, heftige twee weken van negatieve publiciteit rond de bekendmaking
van de AFM-boete (vanaf 1 juli 2009), was deze aandacht tot eind september gering.
DSB komt vooral in het nieuws met zijn verzekerings- en kredietproducten en de klachten
hierover.29 Opvallend is dat DSB vergeleken met andere banken in de berichtgeving minder
lijkt te lijden onder negatieve financiële ontwikkelingen. Met berichten over dergelijke
ontwikkelingen, zoals overheidssteun of faillissement, komt DSB zelden in het nieuws.
Scheltema, Michiel en de Commissie van onderzoek DSB Bank. Rapport van de Commissie van
onderzoek DSB Bank. Den Haag: Van Stockum, 2010, 172.
29
Ibidem, 180.
28
10
In de loop van 2009 krijgt DSB afnemende steun en toenemende kritiek in de pers. Dit komt
vanuit belanghebbenden buiten DSB, waaronder burgers, klanten, toezichthouders, banken en
politici.
Aanbeveling
Naar aanleiding van het rapport stelt de commissie Scheltema dat DNB en de AFM ‘meer en
indringender aandacht’ moet schenken aan het mediabeleid van financiële instellingen.30 Aan
de hand van de casus van de DSB bank, wordt hier een aanbeveling gedaan die geldt voor de
gehele bancaire sector.
De taak van de AFM is nu het toezicht houden op het gedrag van banken, door te
kijken of klanten duidelijke en eerlijke informatie krijgen over zaken als lenen, beleggen,
sparen en verzekeren. DNB houdt ook toezicht op de financiële markten; zij controleert of
financiële instellingen hun verplichtingen nakomen.31
Met andere woorden: wanneer de AFM en DNB grip op het financiële discours willen
hebben, doen zij er goed aan om niet alleen toe te zien op financiële aspecten, maar ook
aandacht te besteden aan het mediabeleid. Dit zou de reputatie van het bankwezen veel
positiefs kunnen brengen. Wellicht is het voor de AFM en DNB nuttig om zich te wenden tot
New Theories of Discourse: Laclau, Mouffe and Žižek van Jacob Torfing, waarin hij stil staat
bij een relevant vraagstuk, nl: ‘How do various actors perceive the role of mass media in
relation to the production and reproduction of social order?’ 32 Het bespreekt de functie van
massamedia voor betekenisgeving in de samenleving. Media spelen volgens de literatuur een
rol bij het construeren van betekenissen. De berichtgeving zou volgens deze gedachte dus
positief of negatief kunnen bijdragen aan de vorming van het financiële discours.
Conclusie
Door het uitvoeren van een discoursanalyse, die ik ondersteund heb met een kwantitatief
onderzoek, heb ik geprobeerd om een constructie laten zien van het DSB-discours en de
verwording hiervan tot een algemeen financieel discours. De startpositie van mijn analyse
was de onderzoeksvraag: Hoe is het DSB-discours verworden tot algemeen financieel
discours?
Met behulp van het kwantitatief benaderen van de berichtgeving omtrent het faillissement van
DSB heb ik het DSB discours opgetekend. Opvallend was dat in de week na het uitspreken
van het faillissement de burgers steun betuigen aan DSB en Scheringa en felle kritiek leveren
Huijskens, Charles. “Hoe DSB zichzelf de afgrond in hielp, volgens Scheltema of volgens Verdel”
Nieuwspoort Nieuws – kwartaaluitgave internationaal perscentrum oktober 2010, 1.9
31
Consumenteninformatie van de Autoriteit Financiële Markten,
http://www.afm.nl/nl/consumenten/afm.aspx
32
Torfing, Jacob. New Theories of Discourse: Laclau, Mouffe and Žižek. Oxford: Blackwell, 1999, 212.
30
11
op DNB en Wouter Bos, twee actoren uit het algemeen financiële discours. Aan de hand van
het faillissement van DSB werd er iets gezegd over de financiële sector. De burgers hebben
dus het onderwerp van de crisis verschoven waardoor het DSB discours werd omgevormd tot
het algemeen financiële discours. Hiermee heb ik aangetoond dat de productie (de
berichtgeving over het faillissement van DSB), er anders uitziet dan de receptie (hoe burgers
reageren op de gebeurtenis).
Deze verschuiving is mogelijk door de werking van hegemonie: het algemeen financiële
discours heeft een dominantere positie dan het DSB-discours. Door interventie van
hegemonie in de noodsituatie die door het faillissement van DSB ontstaan was, vond er een
verandering in betekenisgeving plaats. De materiële realiteit van het faillissement kreeg
betekenis binnen het domein van het algemeen financiële discours, door de manier waarop
burgers erover spraken. Deze nieuwe articulatie was het gevolg van een breuk met wat er als
juist gezien wordt: het faillissement botste met de manier waarop burgers willen denken over
de financiële sector en herdefiniëren het financiële discours door hun kritiek te richten op de
financiële sector.
Implicaties
Door de mogelijkheid van het internetbankieren kunnen klanten met één druk op de knop hun
geld van hun rekening afhalen en zich daarmee wenden tot een concurrerende bank. Voor de
bankensector is het daarom van cruciaal belang dat het publiek vertrouwen in ze heeft. De
reputatie van een bank is bepalend voor de mening van het publiek ten aanzien van de
bank(en), en het discours dat zich zodoende vormt. Het mediabeleid van en de
mediaberichtgeving over een bank is daarop van invloed.
Juist omdat de reputatie zo belangrijk is voor banken, moeten de AFM en DNB niet alleen
toezien op zakelijke/ financiële aspecten om de financiële sector stabiel te houden. Voor
stabiliteit is een goede reputatie nodig, waardoor het discours over de financiële wereld een
sterk karakter heeft. Zij zouden er daarom goed aan doen om een controlerende houding in te
nemen ten aanzien van het mediabeleid van individuele banken. Burgers kennen deze zaak
namelijk alleen uit de media en vormen aan de hand van die informatie een mening, in dit
geval kritiek op DNB en minister Bos. Zoals in mijn analyse naar voren is gekomen, kan een
discursieve praktijk uit het DSB discours, schade aanrichten aan de stabiliteit van het
algemene financiële discours. Wanneer met meer tactiek door de financiële sector wordt
gecommuniceerd in de media, kan de schade van de associatie mogelijk ingeperkt worden.
Deze stelling is mogelijk een interessante startpositie zijn voor verder onderzoek. Dit
onderzoek moet, net als dat van mij, een combinatie zijn van kwantitatief onderzoek (zodat er
daadwerkelijke ontwikkelingen aangewezen kunnen worden) en discoursanalyse (om deze
tendensen een plek te geven binnen de theorie).
12
Beperkingen
Vanwege de kleinschaligheid van het onderzoek zijn er elke beperkingen. Zo was het
bijvoorbeeld niet mogelijk om zelf alle berichtgeving af te gaan en te analyseren. Ik heb me
dus deels moeten baseren op analyses van Het Persinstituut. Vanwege mijn gebrek aan
kennis over de financiële sector, heb ik mij ook moeten beroepen op het rapport van
commissie Scheltema, om zo inzicht te krijgen in materie zoals het beleid van banken en hun
faillissement. Ondanks dat de focus van dit onderzoek niet op het faillissement en haar
oorzaken lag, was het nuttig om me hier wel zijdelings in te verdiepen. Verder had ik graag
meerdere benaderingen van discoursanalyse naast elkaar willen leggen. Voor mogelijk
vervolgonderzoek, bijvoorbeeld zoals hierboven geschetst, is het vruchtbaar om deze
aanvulling toe te passen.
13
Bibliografie
Autoriteit Financiële Markten, consumenteninformatie. Geraadpleegd op 10-10-2011,
www.afm.nl/nl/consumenten/afm.aspx
Huijskens, Charles. “Hoe DSB zichzelf de afgrond in hielp, volgens Scheltema of volgens
Verdel” Nieuwspoort Nieuws – kwartaaluitgave internationaal perscentrum oktober 2010.
www.nieuwspoort.nl/uploads/Npforum%20nr%203%20%202010.pdf
Jorgensen, Marianne and Louise J. Philips. A Discourse Analysis as Theory and Method.
London: SAGE Publications, 2002.
Laclau, Ernesto, and Chantal Mouffe. Hegemony and Socialst Strategy: Towards a Radical
Democratic Politics. London; New York: Verso, 1985.
Scheltema, Michiel en de Commissie van onderzoek DSB Bank. Rapport van de Commissie
van onderzoek DSB Bank. Den Haag: Van Stockum, 2010.
Scholten, Otto e.a. van Nieuwsmonitor. DSB in de media: Samenvatting en belangrijkste
conclusies over de rol van de media tijdens de DSB affaire. Amsterdam: 2010.
www.nieuwsmonitor.net/d/65/dsb_rapport_pdf
Torfing, Jacob. New Theories of Discourse: Laclau, Mouffe and Žižek. Oxford: Blackwell,
1999.
14
Download