NIVEAU 3 Naam: ________________________________________________ Klas: ________________________________________________ Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 0 MICRO-ORGANISMEN Organismen Alle organismen bevatten de volgende kenmerken: Het betreft een levend wezen Met een eigen stofwisseling En het vermogen om zich voort te planten Alle organismen zijn in te delen in 4 rijken: Dieren Planten Bacteriën Schimmels Micro-organismen Microbiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van micro-organismen. Onder micro-organismen verstaat men die organismen die uitsluitend met een microscoop of elektronenmicroscoop te zien zijn. Helemaal juist is deze definitie niet, omdat bijvoorbeeld schimmels, die tot een voor het oog zichtbaar schimmeldek of paddenstoel kunnen uitgroeien, ook tot de micro-organismen behoren. Een betere definitie van micro-organismen is: het zijn organismen die zijn opgebouwd uit één of meerdere cellen, ze hebben echter geen weefsels of organen. Micro-organismen komen overal in de natuur voor: in de grond, in water, in de lucht. Ze komen ook in grote aantallen voor op de huid en in het spijsverteringskanaal. Micro-organismen spelen ook een rol bij de bereiding van voedsel, bijvoorbeeld bier, brood, kaas, champignons. Sommige micro-organismen zijn pathogeen (ziekteverwekkend). Afb. 1 Foto van een trilhaardiertje genomen met een elektronen microscoop Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 1 Levensvoorwaarden voor micro-organismen: Voeding Vocht Zuurstof (of juist géén zuurstof) Temperatuur (7 - 65°C) Juiste pH (zuurgraad) Infectieziekten We spreken van een infectie als micro-organismen of parasieten het lichaam binnendringen en zich daar gaan vermenigvuldigen. Dit kan leiden tot: Een lokale infectie Een algehele infectie Infectieziekten kunnen dus veroorzaakt worden door: Ectoparasieten: o Vlooien o Luizen o Mijten o Teken o Vliegenlarven Endoparasieten: o Spoelwormen o Lintwormen Micro-organismen: o Protozoën o Schimmels o Bacteriën o Virussen Hoe raken dieren besmet met micro-organismen: Directe besmetting: door contact met een ander ziek dier of een drager. Kan ook over grote afstand door zwevende micro-organismen in de lucht Indirecte besmetting: via een tussengastheer (vector) zoals bijvoorbeeld een teek of een mug, of via besmette materialen zoals bijvoorbeeld voerbakjes, dekens, borstels Protozoën Protozoa zijn eencellige organismen. Sommige protozoa hebben uitsteeksel waarmee ze zich kunnen voortbewegen. We noemen deze uitsteeksels flagellen. Er zijn heel veel verschillende protozoa, bijvoorbeeld zweephaardiertjes, trilhaardiertjes, sporendiertjes en amoeben. Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 2 Enkele ziekten veroorzaakt door protozoa: Toxoplasmose: o Zoönose!!! o Toxoplasma komt met name voor in de uitwerpselen van katten en het vlees van varkens, geiten en schapen o Gevaarlijk voor zwangere vrouwen omdat de ziekte de ongeboren vrucht aantast o Als mens kan men met deze ziekte besmet raken door: Het schoonmaken van de kattenbak Tuinieren Rauw of onvoldoende verhit vlees te eten Ongewassen groente te eten Giardia: o Zoönose!!! o Giardia is een infectie van de dunne darm die veroorzaakt wordt door Giardia Lamblia. o Meest belangrijke symptoom is diarree o Giardia is wereldwijd een van de meest voorkomende oorzaken van diarree, zowel bij mensen als bij dieren Coccidiose: o Wereldwijd voorkomende ziekte o Er bestaat verschillende soorten coccidia, de meeste zijn soortspecifiek o Ziekte komt voor bij kippen, konijnen, kalveren, honden, katten, volièrevogels en de mens o Dieren worden besmet door het opeten van besmette eitjes, de zogenaamde oöcysten. Eenmaal in de maag aangekomen wordt de wand van de oöcysten kapot gemaakt en komen de sporozoa vrij. Zij nestelen zich in de darmwand en vernielen de darmvlokken. o Afhankelijk van de T en de RV duurt de levenscyclus 1 – 4 dagen o Symptomen: diarree, soms met bloed er bij slijm bij de ontlasting gasaanvallen of verstoppingen uitdroging gewichtsverlies aantasting van de lever o Sterven aan coccidiose wordt meestal veroorzaakt door uitdroging en/of een bijkomende bacteriële infectie o De kans op ziek worden wordt beïnvloed door: De leeftijd (jonge dieren hebben een onvolgroeid immuniteitssysteem) Stress Hygiëne Dieet o Preventie: hygiëne is uiterst belangrijk. Als de T en de RV ideaal zijn, kunnen de oöcysten binnen 2 dagen weer sporen vormen. De ontlasting moet dus elke dag Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 3 verwijderd worden, zodat er geen herbesmetting kan plaatsvinden. Verder kan met voer geven waarin de fabrikant reeds een coccidiosewerend middel heeft verwerkt. Ook is er medicatie waarmee preventief gekuurd kan worden. o Vaccinatie: voor sommige diersoorten is er al een vaccin. Voor andere diersoorten is er nog geen vaccin of bevindt het zich nog in een experimenteel stadium. o Konijnen: blindedarmkeutels bevatten geen oöcysten. Konijnen raken besmet door het schoonmaken van de vacht en de voeten waar keutels aan zitten. o Diagnose: mestonderzoek laten uitvoeren Afb. 3 Cyclus coccidiose kalf Afb. 4 Coccidia Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen Afb. 5 Geneesmiddel coccidiose 4 OPDRACHTEN 1 1. Leg uit wat bedoeld wordt met een infectie? 2. Wat is het verschil tussen organismen en micro-organismen? 3. Infectieziekten kunnen veroorzaakt worden door parasieten. In welke twee groepen worden parasieten verdeeld? Noem bij elke groep minimaal 2 voorbeelden. 4. Infectieziekten kunnen ook veroorzaakt worden door micro-organismen (MO). Welke vier groepen MO onderscheiden we? 5. Waarom is het als dierverzorger belangrijk om te weten of een ziekte behoort tot de zoönosen? 6. Wat zijn flagellen? Wat is de functie van flagellen? 7. Noem drie verschillende ziekten die veroorzaakt worden door protozoën. 8. Jonge dieren hebben een verhoogde kans op een besmetting met coccidiose. Leg uit waarom. 9. Een besmetting met coccidiose veroorzaakt een ontsteking aan een bepaald orgaan. Welk orgaan is dit? 10. Hoe kun je met zekerheid de diagnose ‘coccidiose’ stellen? 11. Noem drie maatregelen die je kunt uitvoeren om besmetting met coccidiose te voorkomen? Schimmels Kenmerkend voor schimmels zijn de tot netten verweven draden, het mycelium. De schimmelcellen delen zich, en blijven dan aan elkaar vast zitten: de schimmeldraden. Schimmels hebben een diffuus lichaam, in tegenstelling tot planten en dieren die een compact lichaam hebben. Schimmels planten zich over het algemeen voort door middel van sporen. Deze worden gevormd in het mycelium. Sporen zijn zeer moeilijk te bestrijden, ze kunnen jarenlang in de omgeving overleven, omdat ze bestand zijn tegen uitdroging en hitte. Schimmels kunnen in veel verschillende vormen voorkomen: van zeer eenvoudige tot zeer ingewikkelde levensvormen. De schimmels die alleen in een ééncellige levensvorm voorkomen, noemen we gisten. Een bekend voorbeeld van een niet-pathogene gist die gebruikt wordt in de voedingsmiddelenindustrie is gist dat gebruikt wordt om brooddeeg te laten rijzen. Als je het brood te oud laat worden, gaat het ‘schimmelen’. Hoe maken schimmels een dier ziek: Schimmels in voer de schimmels produceren toxinen (mycotoxinen) Binnendringen in het lichaam bijvoorbeeld aspergillose in de neusholte of longen Infectie van de huid bijvoorbeeld ringworm Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 5 Ziekte veroorzaakt door schimmels: Ringworm (Tricophyton rubrum) o Besmettelijke schimmelinfectie van de huid o Besmetting via direct contact met besmette honden, katten, paarden of indirect via het gebruik van een besmette kam, handdoek, paardendeken o De schimmel vormt ringvormige plekken o De schimmel leeft van keratine (eiwit) dat voorkomt in de dode cellen van de huid en nagels o Behandeling: Uitwendige middelen crème of zalf met een schimmeldodend middel Inwendige middelen bij uitgebreide of hardnekkige infectie tabletkuur Er ontstaat géén levenslange immuniteit na een ringworminfectie Afb. 6 Ringworminfectie hond Afb. 7 Ringworminfectie mens Bacteriën Bacteriën zijn kleine micro-organismen met een afmeting van enkele duizendsten van een millimeter of kleiner. Afb. 8 De bouw van een bacterie Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 6 De bouw van een bacterie: Zijn omgeven door een celwand en een plasmamembraan Bevatten geen kern, het erfelijk materiaal zweeft los in de cel Op de celwand zitten uitsteeksels, de zogenaamde zweepstaartjes. Deze zweepstaartjes hebben de volgende functies: o Voortbeweging o Hechting o Onderling informatie uitwisselen Anaerobe bacteriën: Komen vooral voor in delen van het lichaam waar weinig of geen zuurstof is, en in afstervend weefsel: Darmen Diepe en verontreinigde wonden Bijvoorbeeld: Clostridium een bacteriegeslacht van anaerobe, staafvormige bacteriën, die onder andere verantwoordelijk zijn voor: Tetanus Botulisme Voedselvergiftiging Darminfecties Baarmoederinfecties Wondinfecties Verschillende vormen bacteriën: Coccen bolvormige bacteriën Bacillen staafvormige bacteriën Spirocheten spiraalvormige bacteriën Afb. 9 Verschillende vormen bacteriën Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 7 Vermenigvuldigen van bacteriën: Bacteriën vermenigvuldigen zich via deling (mitose) (chromosomenparen verdubbelen zich en gaan vervolgens paarsgewijs uit elkaar: er ontstaan 2 identieke cellen) De snelheid waarmee bacteriën zich delen is afhankelijk van de aanwezigheid van de juiste levensvoorwaarden: voedingsstoffen, temperatuur, pH, zuurstofgehalte Onder ideale omstandigheden kan een bacterie zich elke 20 – 30 minuten delen Staafvormige bacteriën kunnen ook sporen vormen. Deze sporen kunnen jarenlang in de omgeving overleven, en zijn dus zeer moeilijk te bestrijden Toxinen: Als het lichaam geïnfecteerd raakt door bacteriën, dan wordt de gastheer ziek doordat de bacteriën gifstoffen vormen. We noemen deze gifstoffen toxinen. Enkele veelvoorkomende bacteriesoorten: Salmonella: o Staafvormige bacterie o De bacterie is onderdeel van de natuurlijke darmflora van veel diersoorten o Bij dieren treden geen ziekteverschijnselen op, de mens kan erg ziek worden van een besmetting met Salmonella o De mens wordt besmet via de orale route: door het eten van onvoldoende verhitte eieren en vlees, en het eten van rauwe groenten en ongewassen fruit o Symptomen: ernstige maagdarmontsteking, longontsteking, gewrichtsontstekingen, nierfalen, bloedvergiftiging, shock Campylobacter: o Staafvormige bacterie o Komt voor bij veel diersoorten: kip, hond, kat, fret en boerderijdieren o Behoort bij veel dieren tot de normale darmflora, onder andere bij jonge honden o Dieren kunnen de bacterie uitscheiden zonder zelf symptomen te vertonen. o De mens raakt besmet via het eten van besmet voedsel, het drinken van besmet water of rauwe melk, door kruisbesmetting, door contact met besmette dieren en besmette uitwerpselen o Vooral jonge kinderen hebben een verhoogde kans op besmetting o Symptomen bij de mens: acute waterige en soms bloederige diarree, hevige buikkrampen en koorts o Symptomen bij dieren: meestal symptoomloos, diarree en soms koorts bij jonge dieren, schapen kunnen aborteren Clostridium: o Staafvormige bacterie o Clostridium tetani veroorzaakt tetanus o Clostridium botulinum veroorzaakt botulisme (zoönose) o De sporen gaan over in de bacterievorm onder de juiste omstandigheden, als er geen zuurstof aanwezig is. We noemen dit anaerobe bacteriën. De toxines veroorzaken verlammingsverschijnselen bij mens en dier. Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 8 o Symptomen: herkauwers krijgen een slappe tong, slikproblemen, stil leggen van de pens en darmen, algemene spierzwakte waardoor de dieren blijven liggen. Bij paarden zien we spierzwakte, onwil om te bewegen. Vogels worden vleugellam. Honden zijn zeer zelden ziek en bij katten komt botulisme hoogst zelden voor. o Botulisme komt veelvuldig voor bij watervogels, zoals eenden. Binnen enkele uren na de besmetting treden de verlammingsverschijnselen op. De vogels sterven een verdrinkingsdood doordat ze hun kop niet meer boven water kunnen houden. Behandeling bacteriële infecties: Veel bacteriesoorten zijn goed te behandelen met penicilline. Het is wel uitermate belangrijk om een penicillinekuur helemaal af te maken, anders kunnen de bacteriën resistent worden tegen het medicijn. Echter de sporen van bepaalde bacteriën zijn zeer moeilijk te bestrijden. Sommige sporen (bacteriën in rusttoestand) van bijvoorbeeld miltvuur kunnen tientallen jaren overleven in de bodem of in dierlijke producten zoals wol. OPDRACHTEN 2 1. Waarom zijn schimmels zo moeilijk te bestrijden? 2. Noem drie manieren waarop schimmels een dier ziek kunnen maken. 3. We kennen onder andere spoelwormen en lintwormen. Waartoe behoort de ringworm? 4. Noem minimaal drie manieren waarop je als mens een besmetting met ringworm kunt oplopen. 5. Waarvoor staan de letters DNA? 6. Wat zijn anaerobe bacteriën? 7. Er zijn verschillende vormen bacteriën. Met name de staafvormige bacteriën zijn moeilijk te bestrijden. Leg uit waarom. 8. Salmonella wordt veroorzaakt door een staafvormige bacterie. Leg uit hoe de mens besmet kan raken met deze ziekte. 9. Op welke 2 manieren kunnen bacteriën zich voortplanten? 10. Waarvan is de snelheid van de deling van bacteriën afhankelijk? 11. Besmetting met Salmonella is mogelijk via een kruisbesmetting. Leg met een voorbeeld uit wat hiermee bedoeld wordt. 12. Salmonella en Campylobacter zijn beiden zoönosen: mensen kunnen dus door contact met dieren ziek worden. Leg uit waarom juist deze beide voorbeelden erg verraderlijk zijn. 13. Gelukkig zijn niet alle micro-organismen schadelijk. Er zijn zelfs heel veel microorganismen die onmisbaar zijn voor het leven op aarde. Noem vier voorbeelden van ‘goede’ micro-organismen. Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 9 Virussen Virussen behoren tot de kleinste micro-organismen, gemiddeld ligt hun afmeting tussen de 0,02 en 0,2 micrometer. Een virus is niet meer dan een hoeveelheid erfelijk materiaal (DNA of RNA), ingesloten in een omhulsel van eiwit. We noemen virussen ook wel obligaat parasitair: ze hebben een gastheer nodig om zich te kunnen voortplanten. Virussen worden niet tot de micro-organismen gerekend, en wel om de volgende redenen: alle organismen bestaan uit cellen, virussen niet alle organismen bevatten zowel DNA als RNA, virussen bevatten alleen DNA of alleen RNA een virus heeft geen eigen stofwisseling een virus kan zich niet zelfstandig voortplanten Afb. 10 Bouw van een virus Virussen veroorzaken altijd een ziekte, ze zijn dus altijd pathogeen!!! Hoe maken virussen een dier ziek: Het virus koppelt zich aan een specifieke celsoort en injecteert in deze cel zijn eigen erfelijke materiaal In de gastheercel geeft het erfelijke materiaal van het virus de opdracht om nieuwe virussen te maken Hierdoor sterft de gastheercel. In sommige gevallen kan zelfs de hele gastheer dood gaan. Behandeling bij virusinfecties: Virussen zijn moeilijk te bestrijden omdat ze snel van vorm kunnen veranderen. Ze bezitten het vermogen om zich snel aan te passen aan veranderde omstandigheden. Antibiotica helpt niet tegen een virale infectie. Toch geeft men wel eens een antibioticakuur bij een virusinfectie. Dit doet men dan om te voorkomen dat er bij de virusinfectie een secundaire, bacteriële infectie optreedt. Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 10 Ziekte veroorzaakt door virus: Parvovirose o Ziekte wordt veroorzaakt door een parvovirus o Komt voor bij veel gewervelden en insecten o Het virus is niet besmettelijk van de ene diersoort op de andere diersoort o Bij mensen veroorzaakt het parvovirus B19 de zogenaamde 5de ziekte, een kinderziekte die gepaard gaat met vlekken o Bij de hond is besmetting met het parvovirus een zeer ernstige aandoening, die de volgende symptomen geeft: Hoge koorts Bloederige, waterige diarree met een typische ‘parvogeur’ Braken Uitdroging Het virus kan de hartcellen aantasten o Deze ziekte heeft bij de hond heel vaak een dodelijke afloop Afb. 11 Hond met parvo Verschillen en overeenkomsten tussen virussen en bacteriën: VIRUS BACTERIE grootte wand kern zelfstandigheid vermenigvuldiging ziek maken door Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 11 OPDRACHTEN 3 1. Hoe verloopt de voortplanting van virussen? 2. Veel mensen halen jaarlijks een griepspuit. De fabrikant kan echter niet garanderen dat de vaccinatie helpt tegen de griep. Hoe komt dat? 3. Bij bacteriën kunnen we een onderscheid maken tussen ‘goede’ en ‘ziekteverwekkende’ bacteriën. Hoe kunnen we virussen indelen? 4. Dieren kunnen op twee manieren besmet raken met micro-organismen: door directe besmetting of door indirecte besmetting. Leg uit wat met beide manieren bedoeld wordt. 5. ‘Een virus is obligaat parasitair.’ Leg uit wat hiermee bedoeld wordt. Immuniteit Het lichaam van mens en dier wordt constant belaagd door organismen die het lichaam ziek kunnen maken. Veel van deze ziekteverwekkers zijn erg klein, zoals virussen en bacteriën. Andere ziekteverwekkers zijn groter, zoals schimmels en insecten. Het binnendringen van ziekteverwekkers in het lichaam wordt een infectie genoemd. De ziekteverschijnselen bij een infectie ontstaan veelal doordat de ziekteverwekkers giftige stoffen afgeven. Dit is met name het geval bij een aantal soorten bacteriën, schimmels en parasieten. Alle organismen kunnen worden ingedeeld in 4 rijken: dieren, planten, bacteriën en schimmels. Virussen worden tot een aparte groep gerekend. Virussen bestaan uit een hoeveelheid DNA of RNA, en het bijzondere aan virussen is dat zij zich niet zelfstandig kunnen voortplanten. Zij hebben hiervoor een gastheerorganisme nodig. Een virus koppelt zich aan een cel, en injecteert daarin haar eigen erfelijk materiaal. De virussen vermenigvuldigen zich in de cellen van de gastheer. Deze cellen gaan daardoor dood. Ook van stoffen die via je huid binnendringen of die je inademt of inslikt, kun je ziek worden. Stoffen of cellen die niet in het lichaam thuishoren, noemen we lichaamsvreemd of antigenen. Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen: Op welke plaatsen kunnen MO het lichaam binnendringen: ogen oren neus luchtwegen maag-darmkanaal penis / vulva Hoe wordt het lichaam op die plaatsen beschermd tegen het binnendringen van pathogene MO: traanvocht, knipperen, wimpers, wenkbrauwen oorschelp, oorsmeer, haren in de oren slijm in de neus (snot), neusschelpen slijm in de luchtwegen, trilharen in de luchtwegen, hoesten, niezen lippen, speeksel, maagzuur, peristaltiek darmen (diarree zorgt er voor dat ziekteverwekkers met de ontlasting worden afgevoerd) slijm / vocht, stroom urine, lengte urinebuis (vrouwtjes hebben vaker een urineweginfectie dan mannetjes in verband met de kortere urinebuis Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 12 tepels wondjes slijmpropje in tepelkanaal, sluitspiertje in tepelopening huid vormt een zeer belangrijke barrière tegen ziekteverwekkers (huid bevat goede bacteriën, talgstroom werkt ziekteverwekkers uit de huid), bloedstolling zorgt er voor dat wondjes snel worden afgedekt door een korst Een virusinfectie vormt een groter probleem dan een bacteriële infectie: virussen bevinden zich namelijk in de cel. Ze kunnen moeilijk herkend worden door het lichaam. Daarbij kunnen ze makkelijk van vorm veranderen. Afbeelding 12: fagocytose Wat is koorts? Koorts is een verhoging van de lichaamstemperatuur met 0,5° C of meer. Het warmtecentrum in de hersenen wordt geprikkeld door stoffen uit dode cellen of door toxinen uit bacteriën. Er vindt een grotere activiteit plaats in het lichaam, dit gaat gepaard met meer warmteproductie. Wat is de functie van koorts: doordat de weefsels actiever zijn: 1. kunnen beschadigingen sneller hersteld worden 2. vindt er een grotere activiteit van het afweersysteem plaats 3. ziekteverwekkers functioneren minder goed bij een hogere temperatuur Bij een stijging van de lichaamstemperatuur van minder dan 0,5° C spreken we van verhoging. Dit kan ook veroorzaakt worden door stress. Afbeelding 13: De lichaamstemperatuur wordt geregeld door het temperatuurcentrum in de hypothalamus. De afweer van het lichaam kan ook tijdelijk worden versterkt door het gebruik van antibiotica. Antibiotica zijn medicijnen die bacteriën doden, zij zijn dus ook alleen maar werkzaam tegen bacteriële infecties, niet tegen infecties die veroorzaakt zijn door virussen. Er zijn verschillende typen antibiotica, waarvan penicilline het bekendst is. Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 13 Immuniteit Bij een eerste besmetting met een antigeen duurt het enkele dagen voordat er voldoende antistof is gevormd. Gedurende deze periode kan het dier ziek zijn. De tijd die verstrijkt tussen het binnendringen van de ziekteverwekker en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen wordt incubatietijd genoemd. Als het lichaam voldoende antistoffen heeft gevormd, verdwijnen de symptomen. We zeggen dus dat een dier immuun is als het beschikt over antilichamen tegen bepaalde ziektekiemen. Er zijn verschillende manieren om immuniteit te verkrijgen: 1. natuurlijke actieve immuniteit Natuurlijk betekent dat het via een natuurlijke weg verkregen is. Actief houdt in dat het lichaam zelf actie onderneemt. Het lichaam gaat, bij het binnendringen van ziekteverwekkers zoals bacteriën of virussen, zelf antilichamen aanmaken om de ziekte te bestrijden. Hierdoor kan de ziekte overwonnen worden Als een dier eenmaal een ziekte heeft gehad, is het vaak immuun voor deze ziekte. Natuurlijke actieve immuniteit geeft dus een langdurige bescherming. 2. natuurlijke passieve immuniteit Natuurlijk betekent dat het dier de immuniteit via een natuurlijke weg heeft verkregen. Passief betekent dat het lichaam geen actie hoeft te ondernemen. Het dier krijgt kant-enklare antilichamen, namelijk van zijn moeder. De antilichamen krijgen sommige dieren via de placenta. En na de dracht krijgen de pasgeborenen antilichamen via de biest. Echter alleen de eerste 24 uur na de geboorte produceert een moederdier biest! We noemen dit ook wel maternale immuniteit, immuniteit verkregen via de moeder. De hoeveelheid antilichamen neemt af na verloop van tijd, we spreken hier dus van een tijdelijke bescherming. 3. kunstmatige actieve immuniteit Kunstmatig houdt in dat het niet via een natuurlijke weg is verkregen. Actief betekent dat het dier zelf antilichamen aanmaakt. Met andere woorden het dier krijgt iets toegediend waardoor het lichaam antilichamen gaat maken. Met een vaccinatie wordt een verzwakte ziekteverwekker toegediend. Verzwakt omdat het dier anders echt ziek zou worden. Het lichaam signaleert de ziekteverwekker en gaat antilichamen maken. Mocht het dier ooit in aanraking komen met de onverzwakte vorm van deze ziekteverwekker, dan zal het dier er immuun voor zijn. De bescherming die de vaccinatie biedt, neemt in de loop van de tijd wel af, maar houdt langer aan dan de maternale immuniteit. 4. kunstmatige passieve immuniteit Kunstmatig houdt in dat de immuniteit niet via een natuurlijke weg is verkregen. Passief betekent dat het lichaam zelf geen actie hoeft te ondernemen. We spreken van kunstmatige passieve immuniteit als we de antilichamen rechtstreeks injecteren in het bloed. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij dieren die geen biest hebben kunnen opnemen, omdat het moederdier tijdens de bevalling is overleden. Ook bij onvoldoende maternale immuniteit en bij een sterk verzwakte weerstand wordt kunstmatige passieve immuniteit toegepast. Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 14 Vaccineren Bij een vaccinatie brengt men de ziekteverwekker in het dier. Het lichaam reageert met de aanmaak van antilichamen. De ziekteverwekker is wel zodanig bewerkt, dat het dier er niet ziek van wordt. OPDRACHTEN 4 1. Hoe kan een dier immuniteit krijgen tegen bepaalde ziektes? Noem 5 verschillende manieren. 2. Wat is een placenta? 3. Hoe wordt de eerste moedermelk genoemd? 4. Hoe noem je de immuniteit die het jonge dier van zijn moeder heeft gekregen? 5. Waarom is een moederloos veulen vaak ten dode opgeschreven? 6. Wat is een foetus? 7. Wat is kunstmatige passieve immuniteit? 8. Welke manier van immunisatie werkt direct en snel? Motiveer je antwoord. 9. Welke manier van immunisatie zal langduriger werken? 10. Wat betekent het begrip ‘pathogeniteit’? Werkboek Gezondheidszorg Micro-organismen 15