-RPIMHMRK In dit werkcahier staat ‘hygiëne’ centraal, iets waarmee je in het dagelijks leven wellicht weinig bewust omgaat. Uit gewoonte was je jezelf bijvoorbeeld dagelijks, je wast je handen regelmatig – soms alleen om te verfrissen, soms omdat ze vuil zijn – en je maakt je kamer schoon. Hoewel de één schoner is op zichzelf en zijn omgeving dan de ander, doet ieder toch heel regelmatig handelingen uit hygiënisch oogpunt. Als je in de gezondheidszorg werkt is het de bedoeling dat je bewust omgaat met hygiëne. Veel ziekenhuisinfecties worden voorkomen door bewust hygiënische maatregelen. Ziekenhuisinfecties zijn infecties die optreden bij zorgvragers tijdens of in aansluiting op hun verblijf in het ziekenhuis. Op basis van hun oorsprong worden twee vormen van ziekenhuisinfecties onderscheiden, namelijk endogene of auto-infecties en kruisinfecties. Een endogene infectie wordt veroorzaakt door een micro-organisme, dat reeds op het moment van opname van de zorgvrager in het ziekenhuis bij hem aanwezig was. Meestal gaat het om kiemen die behoren tot de normale bacteriële flora van de zorgvrager. Een kruisinfectie wordt veroorzaakt door besmetting van de zorgvrager met micro-organismen uit het ziekenhuismilieu (Van de Putte, 1997). Van het totaal aantal ziekenhuisinfecties per jaar zijn urineweginfecties de meest voorkomende (40%!). Deze worden vaak veroorzaakt door blaaskatheterisaties. Een ziekenhuisinfectie is niet altijd te vermijden. Gelukkig kan deze meestal wel met succes worden behandeld. Ziekenhuisinfecties komen, hoewel de term dat suggereert, niet alleen in ziekenhuizen voor. In alle instellingen voor gezondheidszorg is dit gevaar aanwezig. Ieder die in een instelling voor gezondheidszorg wordt opgenomen, loopt kans op het krijgen van een infectie. Ook binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, psychiatrische zorgvragers, verpleeghuisbewoners of zorgvragers in de thuiszorg is er gevaar voor besmetting, bijvoorbeeld in verband met een verzwakte weerstand of door een besmettelijke aandoening (hepatitis B-virus, hiv). Wat betekent dit nu voor verpleegkundigen? Vele verpleegkundigen zullen zorgvragers verplegen die op de een of ander manier een ziekenhuisinfectie hebben opgelopen. Elke verpleegkundige zal bij zichzelf dienen na te gaan wat haar rol daarbij is geweest en of de infectie voorkomen had kunnen worden. Ten opzichte van de zorgvrager die de gevolgen ondervindt van het niet of onvoldoende in acht nemen van hygiënische voorschriften, dient elke verpleegkundige zich te verantwoorden. Je zult bijvoorbeeld een kind en zijn ouders moeten kunnen uitleggen waarom het kind voorlopig nog niet naar huis mag vanwege een wondinfectie. Als verpleegkundige moet je steeds alert zijn op het gevaar van besmetting. Wanneer je je onvoldoende bewust bent van wat je moet doen om besmetting te voorkomen, lopen niet alleen zorgvragers gevaar op besmetting, maar ook jijzelf. 13 In dit cahier ga je je verder verdiepen in achtergrondinformatie, die nodig is om de risico’s van een besmetting met micro-organismen te kunnen signaleren en leer je maatregelen treffen om een besmetting te voorkomen. Het goed in acht nemen van hygiënische maatregelen is daarbij een basisvoorwaarde. Hiermee kun je voorkomen zelf een bron voor infecties te zijn. Na de voorkennistoets in hoofdstuk 3 wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op infectiepreventie. Centraal in dat hoofdstuk staan het belang en het doel van hygiëne. Vaardigheden met betrekking tot het reinigen en het desinfecteren van materialen en handen komen eveneens aan bod. In hoofdstuk 5 gaat het om het aseptisch handelen. Dat wil zeggen de maatregelen die je moet nemen om te vermijden dat micro-organismen van levend weefsel worden overgebracht ter voorkoming van contaminatie. Het is daarbij belangrijk dat je de principes van wat ‘schoon’ is en wat ‘vuil’ is begrijpt en kunt toepassen. Je leert steriel materiaal hanteren en steriele handschoenen aandoen. Tot slot worden in hoofdstuk 6 isolatiemaatregelen behandeld. Isolatiemaatregelen zijn vereist als je zorgvragers met een besmettelijke ziekte of zorgvragers met een verminderde weerstand verpleegt. Je leert hoe je isolatiekleding aan en uit moet trekken. In hoofdstuk 7 tref je de zelfevaluatietoets en informatie over de trainingsbijeenkomst aan. Voor het zelfstandig oefenen zijn in hoofdstuk 8 oefenopdrachten, verbalisatieschema’s en observatie- en oefenlijsten opgenomen. In hoofdstuk 9 zijn voor de vaardigheden die je middels het cahier geleerd hebt verkorte observatielijsten opgenomen, die bedoeld zijn voor het oefenen in de praktijk. Deze lijsten helpen je het vaardigheidsleren in de praktijk in het verlengde te zien van je leren op school. Eveneens vind je in dit hoofdstuk enkele tips over de manier waarop je de verkorte lijsten, samen met je werkbegeleider, kunt gebruiken. Op de cd-rom Kruisinfecties tref je filmfragmenten aan over isolerende maatregelen, handhygiëne, omgaan met steriel materiaal en desinfecteren van de huid. Verder is er achtergrondinformatie opgenomen over het voorkomen van kruisinfecties. Ook is de informatie over hygiëne, infecties en informatie vanuit de microbiologie op deze cd-rom te vinden. Om jezelf te toetsen zijn verschillende soorten evaluatievragen opgenomen. 14 -RPIMHMRK Kruisinfecties &IKMRZIVIMWXIR -RPIMHMRK Daar waar het gaat om hygiënische maatregelen is het van belang dat je kennis hebt van en inzicht hebt in de anatomie en fysiologie van micro-organismen, de microbiologie. Concreet betekent het dat je kennis hebt van en inzicht hebt in: 1 De indeling van micro-organismen 2 De systematiek van het levend wezen 3 Bacteriologie: morfologie 4 Anatomie en fysiologie van de bacteriecel 5 Identificatie van bacteriën. Ga bij jezelf na of je voldoende van de bovenstaande gevraagde kennis en vaardigheden bezit. Maak de voorkennistoets van par. 3.2 om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt. :SSVOIRRMWXSIXW Deze toets bevat 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de uitspraak waar of niet waar is. &);)6-2+ 1 ;% %6 2-)8 ;% %6 Ook al zien mijn handen er schoon uit, zij kunnen toch vervuild zijn met micro-organismen. 2 De meeste bacteriën leven vrij in de aarde en het water en zijn in staat het menselijk lichaam of enig ander levend lichaam binnen te dringen. 3 Saprofyten zijn ééncellige organismen die in de vrije natuur leven en schadelijk zijn voor de mens. 4 Als een bacterie zijn gastheer ziek maakt, dan wordt die bacterie een parasiet genoemd. 15 &);)6-2+ 5 Commensalen behoren tot de normale flora van het gezonde ;% %6 2-)8 ;% %6 lichaam. 6 De zuurgraad is één van de factoren die het vermenigvuldigen van bacteriën gunstig beïnvloedt. Naarmate de zuurgraad hoger is, gedijen de meeste bacteriën minder goed. 7 Een zorgvrager die incontinent van urine is, loopt de meeste kans op een bacteriële urineweginfectie. 8 De meeste bacteriën die zich bij de mens nestelen, vermenigvuldigen zich het snelst bij een temperatuur van 40° C. 9 De natuurlijke vorm van afweer voor bacteriën bij de mens wordt kolonisatieresistentie genoemd. 10 Of kolonisatie van één of ander gebied tot ziekte leidt, is van twee factoren afhankelijk: 1 de weerstand van het individu 2 de aanvalsdruk van de micro-organismen. Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden uit hoofdstuk 10. Lees van de foutieve antwoorden de betreffende leerstof nog eens door. Raadpleeg de cd-rom Kruisinfecties. 16 &IKMRZIVIMWXIR Kruisinfecties