Leren voor de toets Veiligheid en hygiene Datum: presentatieweek werkveldoriëntatie Leren: Blz. 28 t/m 34 : zorg bij ziekte en ongeval + begrippen Begrip besmetting Uitleg Micro-organismen zijn aanwezig op het lichaam -> je bent nog niet ziek infectie Schadelijke micro-organismen dringen het lichaam binnen en vermeerderen zich. Ze richten schade aan -> je bent ziek Immuun Het lichaam heeft genoeg antistoffen tegen een ziekte om, als schadelijke micro-organismen binnen dringen deze snel te overmeesteren -> je wordt niet ziek Incubatietijd De tijd die tussen besmetting en infectie zit. Vaccinatie Je wordt ingespoten met sterk verzwakte of dode micro-organismen . Je lichaam maakt antistoffen aan waardoor je beschermt bent tegen bepaalde ziekten. Complicatie Een aandoening tengevolge van een bestaande ziekte. Symptoom Een ziekteverschijnsel. Hieraan kun je zien dat iemand ziek is. Objectieve symptomen Voor iedereen waarneembare symptomen. (via microscoop, meting, bloedonderzoek, blote oog etc,) Subjectieve symptomen Alleen voor jou waarneembaar (pijn, misselijk, niet lekker voelen). Lichamelijke gezondheid Gezondheid van het lichaam: spieren, botten, hart etc. Geestelijke gezondheid Gezondheid van de geest: gevoelens en gedachten. Sociale gezondheid Gezonde sociale omgang. Omgang met de ander. Psychosomatische ziekten Lichamelijke ziekte die psychische gevolgen heeft.-> huidziekten Psychische ziekte die lichamelijke gevolgen heeft.-> anorexia Inwendige ziekteoorzaken Erfelijke ziekten Erfelijke aanleg Aangeboren afwijkingen Uitwendige ziekteoorzaken Ziekten waarvan de oorzaak buiten het lichaam is. Micro-organismen (griep, infecties) Straling, ongezonde voeding, roken, alcohol (kanker) Hygiëne Handelingen en maatregelingen die erop gericht zijn om besmetting te voorkomen. Micro-organismen Organismen die niet met het blote oog waarneembaar zijn (bacteriën, virussen, gisten) 1 Vragen bij thema 1, 2 en 3 uit het boek zorg voor gezondheid, ziekte en ongeval. Macro-organisme Organismen die wel met het blote oog waarneembaar zijn (wormen, luizen, teken) Gastheer Mens of dier waarop organismen aanwezig zijn. Organisme leeft van dit dier/mens. Parasiet Organisme wat van een ander organisme leeft: luizen, teken, wormen, virus. Contactbesmetting Besmetting via direct contact bijv. handen schudden. Druppelinfectie Infectie door aanhoesten, niesen Lymfocyten Witte bloedcel -> beschermt ons tegen schadelijke bacteriën. Antistoffen Stoffen die in ons bloed aanwezig zijn en ons beschermen tegen bijvoorbeeld virussen. Specifiek afweersysteem Afweerstoffen die specifiek voor bepaalde ziekten in ons lichaam aanwezig zijn en ons daartegen beschermen. Natuurlijke Tijdens het doormaken van een ziekte bouwt het lichaam antistoffen op. actieve immuniteit Hierdoor ben je bij een volgende besmetting beschermt voor deze ziekte. Natuurlijke passieve immuniteit Een kind heeft via de navelstreng antistoffen van de moeder gekregen. Ook via de moedermelk krijgt het kind antistoffen. Kunstmatige Het lichaam wordt ingespoten met dode of sterk verzwakte ziekte kiemen. actieve immuniteit Het lichaam maakt zelf antistoffen aan. Kunstmatige passieve immuniteit Het lichaam wordt ingespoten met antistoffen. Antibiotica Medicijnen die bacteriën kunnen doden. CLESSI Cognitief Lichamelijk Emotioneel Sociaal Seksueel identiteit 2 Vragen bij thema 1, 2 en 3 uit het boek zorg voor gezondheid, ziekte en ongeval.