Dyslexieprotocol - instapinternet.nl

advertisement
DYSLEXIEPROTOCOL
R.K. BASISSCHOOL HEECKEREN
HOUVAST BIJ LEESPROBLEMEN,
SPELLINGPROBLEMEN EN DYSLEXIE
OP RKBS HEECKEREN
Dyslexieprotocol Heeckeren
-1-
Inleiding
In Nederland heeft ongeveer tien procent van de leerlingen op de basisschool moeite
met leren lezen en spellen. Ongeveer drie procent van deze leerlingen heeft
problemen met lezen en spellen als gevolg van dyslexie. Een deel van deze kinderen
raakt achterop bij het leren lezen in groep 3 van de basisschool. Anderen lopen pas
vast in de brugklas, als ze met de moderne vreemde talen te maken krijgen. Of nog
later als ze in het studiehuis steeds meer teksten zelfstandig moeten doorwerken.
Niet goed kunnen lezen heeft verstrekkende gevolgen voor de gehele
schoolloopbaan en voor het functioneren in een geletterde maatschappij als de onze.
Preventie van leesproblemen en het zo vroeg mogelijk verhelpen ervan is daarom
een belangrijke taak waar BS Heeckeren voor staat.
Wij hebben, in navolging van de landelijk ontwikkelde dyslexieprotocollen, voor onze
school het dyslexieprotocol geschreven. Dit document geeft de ouders en de
leerkrachten van BS Heeckeren een houvast bij; het stap voor stap opsporen van
lees- en spellingsproblemen, het signaleren van dyslexie, het bieden van de juiste
hulp en het begeleiden van dyslectische leerlingen.
Dyslexieprotocol Heeckeren
-2-
Hoofdstuk 1: Dyslexie in het kort
Wat is dyslexie?
Dyslexie is een hardnekkige stoornis bij het technisch leren lezen en/of spellen.
Ondanks extra oefenen blijven de problemen met lezen en/of spellen bestaan.
Hoe is dyslexie te herkennen?
Algemene problemen
Kinderen met dyslexie kunnen moeite hebben:
 Om het verschil te horen tussen klanken als m en n; p, t en k; s, f en g; eu, u
en ui
 Om de klanken in volgorde te zetten, zoals bij ‘dorp’ en ‘drop’ of ‘12’ en ’21’
 Om de aandacht vast te houden bij (mondelinge) uitleg
 Met het leren van reeksen, bijvoorbeeld tafels of spellingregels
 Met het onthouden van vaste woordcombinaties, uitdrukkingen of gezegdes
 Met het onthouden van losse gegevens, zoals rijtjes, woordjes en jaartallen
 Met het onthouden van talige informatie
 Met het structureren van hun werk
Problemen bij het lezen
De leesproblemen van kinderen met dyslexie vallen het meest op bij hardop lezen.
Sommige kinderen hebben een traag leestempo en lezen de woorden spellend
(h-a-k). Andere kinderen hebben een hoog leestempo, maar maken daarbij veel
fouten door te raden. Er kan ook sprake zijn van een combinatie van beide.
Problemen bij het spellen
Kinderen met dyslexie maken veel spellingsfouten en hebben daarom veel steun aan
spellingsregels. Het kan zijn dat ze één bepaald woord op een bladzijde op
verschillende manieren spellen. Kinderen met dyslexie proberen vaak de spelling van
specifieke woorden te onthouden. Dit is een enorme belasting voor het geheugen.
Bovendien blijft de kennis meestal niet hangen, omdat ze het op een
onsamenhangende manier in het geheugen opslaan.
Problemen bij het schrijven
Kinderen met dyslexie schrijven vaak onleesbaar en maken veel doorhalingen. Bij
leerlingen die wel leesbaar schrijven, valt het trage schrijftempo op.
Wat zijn de oorzaken van dyslexie?
De precieze oorzaak van dyslexie weten we nog niet helemaal, maar wel is duidelijk
dat het zich afspeelt in de hersenen. Het lijkt erop dat het hersengebiedje waar
klanken aan schrifttekens worden gekoppeld, te zwak is aangelegd of moeilijk
bereikbaar is. De klankcodes worden daardoor onvolledig of verkeerd in de hersenen
verwerkt en minder goed in het geheugen opgeslagen. Het gevolg is dat deze ook
minder goed uit het geheugen zijn op te halen
Er staat vast dat bij dyslexie sprake is van een erfelijke factor. Een kind dat één
ouder heeft met dyslexie, heeft 40 tot 50% kans er ook aanleg voor te hebben. Bij
twee dyslectische ouders ligt het percentage rond de 80%.
Dyslexieprotocol Heeckeren
-3-
Welke gevolgen heeft dyslexie?
Het niet snel technisch kunnen lezen en spellen heeft ernstige gevolgen in onze
‘talige’ maatschappij, waarin veel gelezen en geschreven moet worden. De
belangrijkste gevolgen van dyslexie voor een kind zijn:
Belemmeringen in het onderwijs
In het onderwijs moet veel gelezen en geschreven worden. Dit maakt het voor
kinderen met leesproblemen en dyslexie moeilijk om het onderwijs te volgen en
belemmert deze kinderen om hun capaciteiten te ontwikkelen. Veel kinderen met
dyslexie kiezen dan ook een onderwijsniveau dat lager is dan ze op grond van hun
intelligentie aankunnen.
Sociaal-emotionele problemen
Dyslexie kan het gevoel van eigenwaarde bij een kind zwaar ondermijnen. Het kan
tot frustraties leiden als het kind voldoende intelligent is maar het technisch lezen niet
onder de knie krijgt, terwijl het bij klasgenootjes probleemloos lijkt te verlopen. Ook
kunnen motivatieproblemen ontstaan waardoor kinderen geen zin meer hebben om
het lezen te blijven oefenen, terwijl zij juist extra oefening nodig hebben om een
minimaal leesniveau te halen.
Bijkomende problemen
Dyslexie komt vaak voor in combinatie met: andere leerstoornissen (dyscalculie),
aandachtsstoornissen (ADHD), motorische stoornissen (DCD) en spraak/taalstoornissen. Bij al deze stoornissen is er net als bij dyslexie sprake van een
probleem met de informatieverwerking in de hersenen. Wanneer er één stoornis is
vastgesteld is het belangrijk dat de andere niet over het hoofd wordt gezien en dat
niet alle problemen aan de ene stoornis worden toegekend. Elke stoornis heeft een
specifieke aanpak nodig. Voor dyslexie is die aanpak gericht op lees- en
spellingstaken.
Dyslexieprotocol Heeckeren
-4-
Hoofdstuk 2: voorbereidend lezen en schrijven in groep 1 en 2
Voorbereidend lezen in groep 1 en 2 op BS Heeckeren
Voordat kinderen naar school gaan, weten ze al dat je van losse woorden zinnen kunt
maken en dat je zinnen kunt opdelen in losse woorden (taalbewustzijn). Ook weten
ze al dat woorden een betekenis hebben. Rond hun 3e jaar gaan kinderen de
klankstructuur van taal 'doorzien' en kunnen van losse lettergrepen langere woorden
maken zoals 'nijn-hok' (fonologisch bewustzijn). Tegen het einde van groep 2
ontdekken kinderen dat gesproken woorden uit losse klanken bestaan ('b' is eerste
letter van 'bal' en ook van 'boek'). Dit heet fonemisch bewustzijn. Een goed
ontwikkeld fonemisch bewustzijn is een belangrijke voorwaarde voor het leren lezen
in groep 3. Vooral tegen het einde van groep 2 wordt daarom vaak geoefend met het
in stukjes hakken van woorden ('pen' bestaat uit p-e-n). Ook wordt het taalbewustzijn
gestimuleerd door kleuters op een speelse manier ervaring op te laten doen met
boeken en verhalen (voorlezen, laten navertellen), kennis te laten maken met
geschreven taal en letters en door (eind groep 2) letterkennis op te bouwen.
Leesproblemen in groep 1 en 2
In groep 1 en 2 kan er natuurlij k nog niet gesproken worden over
leesproblemen, omdat het leren lezen nog niet is begonnen. Er kunnen al wel tekenen
zijn die wijzen op problemen bij het voorbereidend lezen. Bijvoorbeeld als kinderen
totaal niet geïnteresseerd zijn in letters of op geen enkele manier met taal bezig zijn.
Het kan een aanwijzing zijn als kinderen moeilijk de namen van hun klasgenootjes
kunnen onthouden, versjes niet mee kunnen zingen of niet kunnen rijmen. Ook het
niet kunnen benoemen van de namen van kleuren en andere symbolen kan een
aanwijzing vormen. Dit hoeven geen voorboden van dyslexie te zijn, maar
kinderen bij wie het bovengenoemde wordt gesignaleerd hebben wel een groter
risico op het ontwikkelen van dyslexie. Ze moeten goed in de gaten worden gehouden.
Leesdossier ‘ dossier lezen en spellen’
Het leesdossier is een groeidocument waarin beschreven wordt hoe de lees- en/of
spellingsontwikkeling van lees- en/of spellingzwakke leerlingen in de loop der jaren
verlopen is, welke interventies er zijn uitgevoerd en wat de behaalde resultaten zijn
op lees en/of spellingsgebied. Ook staat het actuele eindniveau er in vermeld. Een
leesdossier wordt aangemaakt, zodra er bij een leerling opvallende zaken zijn
gesignaleerd. Dit kan al vanaf de risicoscreening bij de kleuters. Het is de bedoeling
dat er direct ondersteuning gegeven wordt.
Waar letten de leerkrachten van BS Heeckeren op in groep 1 en 2?
Toetsen
Er zijn nog geen specifieke toetsen voor het vaststellen van leesproblemen bij kleuters.
Wel zijn er verschillende toetsen om het taalbewustzijn te meten. Op onze school
nemen we in groep 1 en 2 in januari bij onze leerlingen de Cito-toets 'Taal voor
Kleuters' af. Vallen de kinderen hierop uit dan nemen we de toets in juni nogmaals af.
Eventueel volgt er daarna indien nodig een vervolgonderzoek om een duidelijker beeld te
krijgen.
Ook nemen we in december/januari bij alle leerlingen uit groep 2 de ‘Screening oudste
kleuters’ t.a.v. risicofactoren voor leren lezen en spellen af.
Dyslexieprotocol Heeckeren
-5-
Wanneer we in januari risico’s signaleren starten we met een voorschotbenadering.
Dit is een programma dat bedoeld is voor oudste kleuters waarbij de ontwikkeling van
het klankbewustzijn en de letterkennis achterblijft ten opzichte van hun klasgenoten.
Vervolgens wordt in juni bij risicoleerlingen nogmaals de ‘Screening oudste kleuters’
afgenomen. Tevens wordt het Leesdossier ‘ dossier lezen en spellen’ ingevuld.
Observeren
In groep 1 en 2 werkt de leerkracht vooral met observatiepunten om te kijken
hoever de ontwikkeling van talige vaardigheden bij kleuters is gevorderd. De
leerkrachten gebruiken daarvoor de observatielijsten van Pravoo en indien
nodig uit het protocol voor leesproblemen en dyslexie van Hanneke Wentink en
Ludo Verhoeven.
Observatie groep 1
Belangrijke observatiepunten in groep 1 zijn boekoriëntatie en verhaalbegrip. Bij
boekoriëntatie kijkt de leerkracht bijvoorbeeld of de kleuter begrijpt dat
illustraties en tekst samen een verhaal vertellen, weet dat een boek van voor naar
achteren gelezen wordt en dat je vragen over een boek kunt stellen. Bij
verhaalbegrip kijkt de leerkracht of een kleuter de 'taal' van voorleesboeken begrijpt. Kent
het bijvoorbeeld de opbouw van een verhaal, kan het halverwege het verhaal
voorspellingen doen over het verdere verloop, kan het kind het verhaal navertellen of
naspelen?
Observatie groep 2
In groep 2 zijn taalbewustzijn en letterkennis belangrijke observatiepunten. Bij
taalbewustzijn gaat het bijvoorbeeld om de vraag of kinderen woorden in
klankgroepen kunnen verdelen (kin-der-wa-gen), of ze eindrijm (pan rijmt op Jan) en
beginrijm kunnen herkennen en toepassen (Kees en Kim beginnen allebei met een
'k') en of ze woorden in
fonemen kunnen verdelen (p-e-n). Bij letterkennis gaat het erom of een leerling de
letter kan herkennen, benoemen en de koppeling tussen een klank en een letter kan
maken (bijvoorbeeld bij schrijven of stempelen).
Wat doen de leerkrachten van groep 1 en 2 als een mogelijke
achterstand in taalontwikkeling wordt gesignaleerd?
Kinderen die voordat ze naar de basisschool gaan weinig ervaring hebben
opgedaan met boeken en verhalen, worden meteen vanaf het begin van groep 1 door
de leerkracht begeleid. De leerkracht zal deze kinderen in voorleessituaties extra
aandacht geven. Spelenderwijs leren kinderen op deze manier veel regels die voor het
lezen van een boek van groot belang zijn. Daarnaast zal de leerkracht deze
kinderen o.a laten werken met de boeken “Ik ben Bas.” Deze boeken stimuleren het
verhaalbegrip bij kinderen.
Kleuters met een verhoogd risico op dyslexie (bijv. bij uitval screening oudste kleuters)
en kleuters die uitvallen op de Cito toets 'Taal voor kleuters' worden door de leerkracht
extra begeleid. Voor kleuters met een vergroot risico op dyslexie (door achterblijvende
taalontwikkeling en/of dyslexie in de familie) is het goed om eind groep 2 zoveel
mogelijk letters te kennen. Als deze kinderen niet uit zichzelf experimenteren met
letters, zal de leerkracht ze daarin stimuleren. Dit kan via allerlei activiteiten met
Dyslexieprotocol Heeckeren
-6-
bijvoorbeeld stempels, magnetische letters of plakletters. De leerkracht houdt daarbij
rekening met de interesses van een kind en oefent spelenderwijs.
Letters worden altijd aangeleerd in de combinatie klank en schriftteken. Zie
bijlage: lettergebaren en letters.
Voorbeelden van taalspelletjes zijn: rijmspelletjes, klanksorteerspelletjes,
letterkwartet, letterbingo en raadspelletjes. Taalvaardigheden worden ook geoefend
met behulp van de "Lettermuur", “Lettertafel” en de “Lettermap”. Het is in deze periode
vooral een kwestie van veel en op een leuke manier met taal omgaan. Als er sprake
is van hardnekkige problemen op dit terrein, dan zal de leerkracht ouders adviseren
om in contact te treden met een logopedist.
Voor elke leerling die extra onderwijszorg nodig heeft, stelt de leerkracht een
handelingsplan op. In dit handelingsplan geeft de leerkracht aan welke doelen hij
nastreeft, op welke termijnen en op welke manier hij de middelen inzet om
deze doelen te bereiken. Het handelingsplan wordt regelmatig herzien en zonodig
bijgesteld. Ouders worden altijd op de hoogte gebracht van de extra hulp en
aanpassingen die er mogelijk zijn voor hun kind en van wat zij eventueel thuis kunnen
doen.
Hoe kunnen ouders hun kind in groep 1 en 2 helpen?
Om uw kind te helpen bij de fase van het voorbereidend lezen, kunt u als ouder:
Letten op signalen
Om te weten welke signalen serieus genomen moeten worden, kunt u zich de volgende
vragen stellen:
 hoe gaat het met de uitspraak van woorden?
 begrijpt mijn kind een verhaaltje als ik dat voorlees?
 begrijpt mijn kind het plaatje bij een verhaal?
 kan mijn kind versjes onthouden?
 hoe gaat het met rijmen?
 kent mijn kind de eerste letter van zijn naam?
 hoe zit het met letters van de namen van familieleden en andere eerste letters
van bekende woordjes?
Uw kind thuis extra ondersteunen
U kunt thuis:
 samen boekjes lezen
 taal- en rijmspelletjes doen
Kleuters ontdekken zo de relatie tussen geschreven
en gesproken taal,
ontwikkelen hun woordenschat en krijgen plezier in het 'lezen' van boeken. Veel
taalvaardigheden kunnen (ook op de computer) spelenderwijs worden geoefend.
Als het met de taalontwikkeling van uw kind in groep 1 en 2 (nog) niet helemaal lukt,
hoeft dat niet te betekenen dat uw kind dyslexie heeft.
Dyslexieprotocol Heeckeren
-7-
Hoofdstuk 3: leren lezen en schrijven in groep 3
Leren lezen in groep 3 op BS Heeckeren
In groep 3 begint een kind echt met leren lezen en schrijven. In het eerste half jaar
van groep 3 ligt de nadruk op het aanleren van alle klank-letterkoppelingen (letterkennis)
en de leeshandelingen die nodig zijn om met die letters woorden te maken en terug te
lezen ('hakken en plakken' van woorden). Rond januari kennen de kinderen de meeste
letters. Ze kunnen klankzuivere woorden lezen en schrijven, bijvoorbeeld 'kat'. In de
tweede helft van groep 3, de zogenaamde niet-klankzuivere periode, leren de
kinderen woorden met medeklinkerclusters (h-e-rfst), meerlettergrepige woorden
(zak-mes) en woorden met afwijkende spelling (bijvoorbeeld eindigend op -eer en eur of -eeuw en -ieuw). De nadruk ligt de tweede periode op het toenemen van de
leessnelheid. Daarnaast is er veel aandacht voor begrijpend lezen.
Leren lezen gaat meestal niet vanzelf. De meeste kinderen hebben een
stapsgewijze uitleg nodig en systematische oefening volgens een leesmethode. Op
RKBS Heeckeren gebruiken de leerkrachten De Leessleutel van uitgeverij Malmberg.
Leesproblemen in groep 3
In groep 3 is medio oktober het moment aangebroken om te beoordelen of het
leesonderwijs bij alle kinderen aanslaat. Als de leesontwikkeling dan achterblijft, een
kind nog steeds de letters niet kent die hij volgens de methode al wel zou moeten
kennen, moet op dat moment extra hulp ingezet worden.
Bij de groep kinderen waarbij de leesontwikkeling moeizaam verloopt, geeft de
leerkracht deze kinderen in kleine groepjes extra uitleg en begeleid deze intensief
tijdens de inoefening.
Als de leesontwikkeling in groep 3 niet wil vlotten, is de kans op gedrags- en
emotionele problemen groot. Ouders hebben in deze periode een grote
verantwoordelijkheid. Het is vooral ook hun taak om bij gedrags- of emotionele problemen
van het kind bij de leerkracht aan de bel te trekken. Ze hoeven niet te aarzelen om te
overleggen over het inzetten van extra hulp. Afwachten en aankijken is in deze
periode uit den boze.
Waar letten de leerkrachten van BS Heeckeren op in groep 3?
Een aantal keren per jaar worden de kinderen uit groep 3 getoetst. Elk toetsmoment
in groep 3 vormt een mogelijk startpunt voor behandeling en extra begeleiding van een
kind. Ook methode-gebonden toetsen kunnen een aanleiding zijn voor een
handelingsplan.
Herfstsignalering
Rond de herfstvakantie toetst de leerkracht de leesontwikkeling van elk kind met een
aantal individuele toetsen, de zogenaamde herfstsignalering. Dit is een uiterst
belangrijke datum voor ouders van kinderen die verdacht worden van dyslectische
problemen.
Tijdens deze toets bekijkt de leerkracht per leerling of deze:
 alle letters beheerst die in de methode zijn aangeboden
 van een uitgesproken klank de bijbehorende letter kan opschrijven
 nieuwe en afgeleide woorden kan lezen van de letters die tot dan toe zijn
Dyslexieprotocol Heeckeren
-8-
aangeboden
 lezen van een tekst binnen een bepaalde tijd met daarbij een beperkt aantal fouten
Daarnaast observeert de leerkracht in de klas de werkhouding, de
taakgerichtheid en de concentratie van de leerlingen. De houding en manier van werken
kan namelijk duiden op problemen.
Toetsmoment december/januari
Rond december/januari zijn bijna alle letters behandeld. De leerkracht toetst bij elk kind
de elementaire leesvaardigheid, de letterkennis en de snelheid waarmee een woord
wordt gelezen. De leerkracht gebruikt daarvoor de CITO Drie Minuten Toets. Het
resultaat van deze toetsen wordt vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. Bij zwakke
lezers wordt het Leesdossier ‘dossier lezen en spellen’ ingevuld.
In deze periode wordt ook CITO Woordenschat afgenomen.
Toetsmoment februari
De leerkracht toetst bij elk kind de spellingvaardigheid m.b.v. de CITO Schaal
Vorderingen Spellingvaardigheid. Het resultaat van deze toetsen wordt vastgelegd in
het leerlingvolgsysteem. Bij een D of E score worden toetsen afgenomen uit "Diagnostiek
voor Technisch lezen en Spellen" van Struiksma en van der Leij. Bij zwakke lezers
wordt het Leesdossier ‘dossier lezen en spellen’ ingevuld.
Toetsmoment maart
In maart de CITO Drie Minuten toets en de AVI toets afgenomen.
Het resultaat van deze toetsen wordt vastgelegd in het leerlingvolgsysteem.
Bij zwakke lezers worden toetsen afgenomen uit "Diagnostiek voor Technisch lezen en
Spellen" van Struiksma en van der Leij. Tevens wordt het Leesdossier ‘dossier lezen
en spellen’ ingevuld.
Toetsmoment april
In april wordt nogmaals de woordenschattoets afgenomen.
Toetsmoment mei/juni
In mei/juni worden de CITO Drie Minuten Toets en de CITO Schaal Vorderingen
Spellingvaardigheid 1 bij elk kind afgenomen. Daarnaast neemt de leerkracht AVI toetsen
af bij leerlingen die in maart niet hoger dan AVI 1 hebben gehaald. De leerkracht
neemt de resultaten van deze toetsen op in het leerlingvolgsysteem. Bij zwakke
lezers wordt het Leesdossier 'dossier lezen en spellen' verder ingevuld. De eindmeting in
mei of juni is het eerste moment waarop een "vermoeden van dyslexie" kan worden
vastgesteld. Dat is het geval wanneer de extra hulp bij het leren lezen in de periode
ervoor weinig tot geen resultaat gehad heeft, het kind nog steeds radend of spellend
leest en het de streefdoelen (AVI 2-3) voor groep 3 niet heeft gehaald. Eventueel wordt
de Dyslexie Screenings Test (DST) afgenomen.
Wat doen de leerkrachten van groep 3 als een mogelijke achterstand in
taalontwikkeling wordt gesignaleerd?
Als de taalontwikkeling van het kind in groep 3 achterblijft, grijpt de leerkracht in met
extra begeleiding en oefening (interventie). De leerkracht stelt voor de zwakke lezers
Dyslexieprotocol Heeckeren
-9-
en zwakke spellers een handelingsplan op. In dit handelingsplan geeft de leerkracht
aan welke doelen hij nastreeft, op welke termijnen en op welke manier hij
de middelen inzet om deze doelen te bereiken. Het handelingsplan wordt regelmatig
herzien en zonodig bijgesteld. Ouders worden altijd op de hoogte gebracht van de
extra hulp en aanpassingen die er mogelijk zijn voor hun kind en van wat zij eventueel
thuis kunnen doen.
Interventieperiode 1
De interventie na de herfstsignalering in groep 3 is gericht op opbouwen van
letterkennis, hakken van woorden (spelling: kat opsplitsen in k-a-t) en plakken van
woorden (lezen: z-a-k samenvoegen tot zak).
Interventieperiode 2
De tweede interventieperiode na het toetsmoment in februari is gericht op de
volledigheid van letterkennis en de snelheid waarmee schriftletters in klanken worden
omgezet (decodeersnelheid).
Interventieperiode 3
De derde interventieperiode na het toetsmoment in maart is gericht op de
automatisering van letterkennis en de decodeersnelheid, de 'verankering' in de
hersenen.
Voor zwakke lezers is het uiterst belangrijk om zoveel mogelijk te lezen. De
strategieën die leerlingen met leesproblemen en mogelijke dyslexie gebruiken, zijn
globaal te verdelen in te lang blijven spellen (spellende lezers) en te snel raden wat
er staat (radende lezers). De leerkracht houdt hier bij de aanpak rekening mee.
Heeft de extra hulp op school aan het eind van groep 3 nog weinig tot geen resultaat
gehad, dan kan er sprake zijn van dyslexie.
Hoe kunnen ouders hun kind in groep 3 helpen?
Letten op signalen
Om te weten welke signalen serieus genomen moeten worden, kunt u zich de volgende
vragen stellen:
 hoe zit het met de letterkennis?
 kan mijn kind namen van kleuren, dagen van de week, cijfers, reeksen
onthouden?
 zijn er op het consultatiebureau of bij jeugdgezondheidszorg signalen
waargenomen die wezen op hoorproblemen of spraak/taalproblemen?
 zijn er tekenen van moedeloosheid, faalangst?
 zoekt mijn kind uitvluchten om naar school te gaan?
 heeft mijn kind vaak lichamelijke problemen?
 zijn er gedragsproblemen?
Blijven stimuleren en bemoedigen
Wat kunt u doen om uw kind te stimuleren en te bemoedigen: natuurlijk gaat u niet uit
van onwil of gemakzucht van uw kind, u laat verwijten achterwege, u laat merken dat u
achter uw kind staat, u blijft met uw kind optimistisch en geeft het signaal af dat u
samen de problemen gaat aanpakken.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 10 -
Thuis extra ondersteunen
Het is bekend dat kinderen met leesproblemen en dyslexie een steeds grotere tegenzin
ontwikkelen. Om te voorkomen dat ze daardoor steeds verder gaan achterlopen in
vergelijking met hun klasgenoten, is het nodig ze extra te motiveren. Het kind
betrekken bij het plannen van de oefeningen, zodat het zelf weet waarom er wordt
geoefend, werkt positief.
Wat kunt u doen?
 probeer op een leuke manier te oefenen met letters en klanken
 u kunt in overleg met de leerkracht thuis oefenen.
 samen boeken lezen en voorlezen en hierover praten
Blijven lezen is heel belangrijk voor een kind met (vermoedelijk) dyslexie. Het spreekt
bijna vanzelf dat het leesmateriaal aansluit bij de interesses van het kind, zodat het
gemotiveerd blijft en plezier in het lezen blijft houden. Ook stripboeken mogen!
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 11 -
Hoofdstuk 4: lezen en schrijven in groep 4
Lezen en spellen in groep 4 op BS Heeckeren
De begeleiding in groep 4 is vooral gericht op het voortgezet technisch lezen,
begrijpend lezen, de leesmotivatie en het schrijven.
Voortgezet technisch lezen
De technische leesvaardigheid wordt in groep 4 verder geautomatiseerd. We
gebruiken hiervoor de methode Goed Gelezen voor voortgezet technisch lezen.
Begrijpend lezen
De aandacht gaat in de loop van groep 4 steeds meer naar het leren begrijpen van de
betekenis en inhoud van teksten (begrijpend lezen). De leerkrachten geven één keer
per week een klassikale les begrijpend lezen uit de methode ‘Tekstverwerken’.
Spellen en stellen
In groep 4 wordt het schrijven steeds belangrijker. We werken dagelijks met de
adaptieve taalmethode ‘Taaljournaal’. Hierin komen de leerlijnen lezen, luisteren,
spreken, schrijven, woordenschat en taalbeschouwing aan bod. Spelling wordt in een
aparte leerlijn aangepakt.
Leesproblemen en spellingsproblemen in groep 4
Zwakke lezers krijgen het in groep 4 moeilijker, omdat teksten qua zinnen en structuur
langer en ingewikkelder worden. Het gevaar is ook dat zwakke lezers steeds verder
achter gaan lopen, omdat ze veel minder zelf oefenen dan vaardige lezers. Ook
leerlingen die moeite hebben met spelling krijgen daar in groep 4 meer last van.
Schrijven wordt namelijk steeds belangrijker, bijvoorbeeld het maken van een verhaal.
Spellen is ingewikkelder dan lezen, omdat leerlingen bij spellen de letters zelf moeten
bedenken. Spellingsproblemen komen vooral naar voren bij het vrij schrijven. Het komt
regelmatig voor dat een kind met dyslexie in een dictee laat zien een bepaalde
spellingsvaardigheid of –regel wel te kennen, maar die vervolgens niet toepast in een
vrije schrijfopdracht. In feite komt hierin het automatiseringsprobleem bij het spellen tot
uitdrukking.
Waar letten de leerkrachten van BS Heeckeren op in groep 4?
In groep 4 is het heel belangrijk om de zwakke lezers te signaleren, omdat deze kinderen
het gevaar lopen hun leesmotivatie kwijt te raken. De leerkrachten van groep 4
observeren de zwakke lezers aan het begin van het schooljaar aan de hand van
onderstaande observatiepunten (deze lijst kan eventueel ook door ouders gebruikt
worden om zelf ook een beter beeld te krijgen van de leesproblemen van hun
kind).
Observatiepunten in groep 4:
 Welke leesstrategie hanteert de leerling. Als de leerling spelt, doet hij dat hoorbaar
of verinnerlijkt? Als de leerling raadt, doet hij dat op basis van het verhaal of
blindelings?
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 12 -
 Hoe is de leessnelheid van de leerling. Hoe is de leessnelheid vergeleken met
groepsgenoten? Begint de leerling regelmatig opnieuw met lezen? Herhaalt de
leerling vaak woorden?
 Gebruikt de leerling informatie uit de zin of de tekst.
 Maakt de leerling gebruik van de zincontext bij het lezen van zinnen? Maakt de
leerling gebruik van illustraties?
 Heeft de leerling problemen met het lezen van bepaalde woorden? Zo ja, welke
soorten woorden zijn dat? Veel zwakke lezers hebben problemen met het
lezen van meerlettergrepige woorden en met woorden die vooraan of
achteraan drie medeklinkers hebben.
 Hoe is de uitspraak van de leerling tijdens het hardop lezen? Bij sommige
leerlingen wordt het lezen negatief beïnvloed door een slechte
uitspraak, gebruik van dialect of slechte verstaanbaarheid. Vaak is dit een al
langer bestaand probleem en is er logopedische informatie bekend van de
leerling. Er moet dus onderscheid gemaakt worden t ussen
uitspraakfouten en leesfouten!
 Hoe groot is de leeswoordenschat vergeleken met groepsgenoten?
 Hoe is het leesbegrip vergeleken met groepsgenoten? Houdt de leerling rekening
met leestekens en de zinsmelodie? Vaak kun je aan de intonatie horen of de
leerling begrijpt wat hij leest.
 Hoe is de spellingvaardigheid bij het schrijven van een verhaal? Beheerst de
leerling bepaalde spellingregels niet?
 Corrigeert de leerling zelf fouten tijdens het hardop lezen?
 Hoe is de leesmotivatie van de leerling?
 Is er sprake van gedragsproblemen doordat lezen niet lukt?
Naast de observaties zijn er vier toetsmomenten, waarbij verschillende
vaardigheden worden getest:
Toetsmoment herfstvakantie
Rond de herfstvakantie brengt de leerkracht de leesontwikkeling van elke leerling in kaart.
Om een goed inzicht te krijgen, meet de leerkracht het lezen op woordniveau met de
CITO Drie Minuten Toets en het lezen op tekstniveau met de AVI toetsen van de
KPC groep. De resultaten van deze toetsen worden opgenomen in het
leerlingvolgsysteem. Bij zwakke lezers wordt het Leesdossier 'dossier lezen en spellen'
verder ingevuld. In de klas toetst de leerkracht met methodegebonden toetsen het
niveau van begrijpend lezen, woordenschat en spelling. Voor lezen is het
streefdoel op dit moment een AVI 3-niveau leest. Eventueel wordt de Dyslexie
Screenings Test (DST) afgenomen.
Toetsmoment in januari/februari
De leerkracht toetst bij elk kind de spellingvaardigheid m.b.v. de CITO Schaal
Vorderingen Spellingvaardigheid 1. Het resultaat van deze toets wordt vastgelegd in het
leerlingvolgsysteem. Indien nodig wordt bij zwakke spellers toetsen afgenomen uit
"Diagnostiek voor Technisch lezen en Spellen" van Struiksma en van der Leij. Voor
elke zwakke lezer wordt het Leesdossier 'dossier lezen en spellen' ingevuld. Het effect
van de begeleiding van de zwakke spellers wordt bekeken. Tevens wordt in februari de
CITO Woordenschattoets en de CITO Begrijpend lezen afgenomen.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 13 -
Toetsmoment in maart
Bij het toetsmoment in maart worden de toetsen CITO DMT en AVI afgenomen. De
resultaten van deze toetsen worden opgenomen in het leerlingvolgsysteem. Bij zwakke
lezers wordt het 'dossier lezen en spellen' verder ingevuld. In de klas toetst de
leerkracht de spelling. Het streefniveau voor lezen is beheersing van AVI 4-niveau.
Toetsmoment in april
In april wordt nogmaals de CITO Woordenschattoets afgenomen.
Toetsmoment in mei/juni
Bij het toetsmoment in mei wordt de toets CITO DMT afgenomen. De resultaten
daarvan komen in het leerlingvolgsysteem. Streefniveau voor lezen is beheersing van
AVI 5-niveau.
Wat doen de leerkrachten van groep 4 als een mogelijke achterstand in
taalontwikkeling wordt gesignaleerd?
De interventies voor kinderen met lees- en spellingsproblemen in groep 4 zijn
niet meer in duidelijke stappen in te delen zoals in groep 3. In feite zijn de
interventies in groep 4 een verdieping en verbreding van de interventies in groep
drie. Leesmotivatie is een belangrijk doel in groep 4. Dit is namelijk het moment
waarop leerlingen met hardnekkige leesproblemen het beginnen op te geven en dan
steeds verder dreigen achter te gaan lopen. Aandachtspunten voor interventie zijn:
 extra instructie in technisch lezen m.b.v. materialen voor zwakke lezers zoals:
leesbladen 'speciale leesbegeleiding' van Luc Koning.
 leesmateriaal zoveel mogelijk laten aansluiten bij de belevingswereld van de
leerling door zelf boeken te laten kiezen uit de bibliotheek.
 onderscheid maken tussen leesfouten en uitspraakfouten.
 zorgen dat de leerling regelmatig samen leest met een goede lezer (duo lezen of
tutor lezen), zodat hij goede voorbeelden hoort.
 extra aandacht besteden aan woordenschatuitbreiding
 aanleren van de spellingsregels en strategieën die de leerling nog niet beheerst
m.b.v. het computerprogramma Woordkasteel en werkbladen uit 'spelling in
de lift'.
Voor elke leerling die extra onderwijszorg nodig heeft, stelt de leerkracht een
handelingsplan op. In dit handelingsplan geeft de leerkracht aan welke doelen hij
nastreeft, op welke termijnen en op welke manier hij de middelen inzet om
deze doelen te bereiken. Het handelingsplan wordt regelmatig herzien en zonodig
bijgesteld. Ouders worden altijd op de hoogte gebracht van de extra hulp en
aanpassingen die er mogelijk zijn voor hun kind en van wat zij eventueel thuis kunnen
doen.
Hoe kunnen ouders hun kind in groep 4 helpen?
In groep 4 komt het erop aan. Als een kind in dit leerjaar onvoldoende
leesvaardigheden bijleert, wordt het een stuk lastiger om dit onder de knie te krijgen. In
groep 4 beginnen leerlingen met hardnekkige leesproblemen het vaak op te geven.
Daardoor dreigen ze steeds verder achter te gaan lopen. Ouders kunnen een
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 14 -
belangrijke rol spelen om de leesmotivatie van hun kind te behouden. U kunt het
volgende doen om te helpen:
Letten op signalen
U kunt een belangrijke rol spelen door te letten op signalen die er op wijzen dat uw
kind niet meer gemotiveerd is om te leren lezen en begint te twijfelen aan zijn
mogelijkheden om het ooit te leren.
Blijven stimuleren en bemoedigen
Blijven stimuleren en bemoedigen is in groep 4 van het allergrootste belang. Het is
belangrijk aandacht te vestigen op wat het kind wèl kan of waar het zelfs erg goed in is.
Successen stimuleren het zelfvertrouwen van een kind.
Thuis extra ondersteunen
Blijven lezen en blijven motiveren is nu van het grootste belang. Het is bekend dat
kinderen (en ook volwassenen) minder te motiveren zijn tot moeilijke taken. Het helpt
als de leestaken te maken hebben met een onderwerp dat in
de belangstellingssfeer van het kind ligt of waar ze het nut van inzien. Voor ouders is
het een uitdaging in het dagelijkse leven zoveel mogelijk lees - en
schrijfmomenten te ontdekken ("wil jij vast even de boodschappen opschrijven?" etc.).
Op de site www.makkelijklezen.nl zijn (makkelijke leesbare) boeken op verschillende
AVI-niveaus te vinden. In overleg met de leerkracht kan er thuis ook aanvullend
geoefend worden met het kind. Het zogenaamde 'tutorlezen' is een goede manier om
het lezen te oefenen. Hierbij leest het kind samen met een ander (ouder, medeleerling,
leerkracht) volgens een vastgestelde manier.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 15 -
Hoofdstuk 5: leesproblemen, spellingproblemen en dyslexie in de bovenbouw
Leesonderwijs en spellingonderwijs in de bovenbouw op BS Heeckeren.
In de bovenbouw van de basisschool is het leesonderwijs erop gericht de kinderen
steeds meer woorden te leren lezen en steeds zelfstandiger te maken, om door middel
van lezen informatie op te doen en hun kennis uit te breiden. Aan het eind van groep 6
lezen de meeste leerlingen op AVI 9-niveau. Zij kunnen dan wat betreft de technische
kant van het lezen vrijwel alle teksten aan. Hierdoor kan de aandacht zich meer gaan
richten op de inhoud van de tekst. Leerlingen die het AVI-9 niveau nog niet
hebben gehaald zullen verder geholpen worden met het technisch
lezen.Het is ons streven om alle leerlingen aan het eind van groep 8 AVI 9-niveau te
laten halen.
Leerlingen die moeite hebben met spelling krijgen daar in de bovenbouw nog meer last
van. Er komen steeds meer nieuwe spellingscategorieën bij en ook de werkwoordspelling
krijgt vanaf groep 7 veel aandacht. Spellingsproblemen komen vooral naar voren bij
het vrij schrijven. Het komt regelmatig voor dat een kind met dyslexie in een dictee laat
zien een bepaalde spellingsvaardigheid of - regel wel te kennen, maar die
vervolgens niet of inconsequent toepast in een vrije schrijfopdracht. In feite komt
hierin het automatiseringsprobleem bij het spellen tot uitdrukking.
Leesproblemen en spellingsproblemen in de bovenbouw
Niet alle kinderen met dyslexie worden in de onderbouw al opgespoord. Kinderen kunnen
hun leesproblemen en spellingsproblemen soms jarenlang verbergen. Leesproblemen
en spellingsproblemen van leerlingen in de bovenbouw kunnen verschillende oorzaken
hebben:
 leerlingen die het technisch lezen in groep 3 en 4 redelijk vlot hebben
geleerd, maar die vanaf groep 5 moeite hebben met begrijpend lezen.
 leerlingen bij wie in de voorgaande jaren de diagnose dyslexie al is gesteld.
Zij blijven moeite houden met het technisch lezen en spellen en dreigen steeds
verder achterop te raken, omdat de motivatie om te lezen en te schrijven gevaar
loopt.
 leerlingen die hun leesproblemen en spellingsproblemen tot dan toe hebben
kunnen verbergen, maar in de problemen komen met de langere
en meer ingewikkelde teksten en spellingscategorieën in de
bovenbouw. Het is mogelijk dat deze leerlingen dyslexie hebben en zich het
lezen van woorden op een verkeerde manier hebben aangeleerd, namelijk niet
via het verklanken, maar door het hele woordbeeld in het geheugen op te slaan.
Wanneer de zinnen dan ingewikkelder worden, legt deze werkwijze een te groot
beslag op het geheugen en lukt het niet meer om hele zinnen te overzien.
Leerlingen met dyslexie dreigen in de bovenbouw steeds verder achterop te raken,
omdat het lezen bij hen traag verloopt en relatief veel energie vraagt. Hierdoor zijn ze
steeds minder gemotiveerd om zelfstandig te lezen en oefenen ze steeds minder om
een vlotte lezer te worden. Het is dus van het grootste belang om ook in de bovenbouw
te letten op signalen van dyslexie.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 16 -
Waar letten de leerkrachten van BS Heeckeren op in de bovenbouw?
We werken op BS Heeckeren met een 'toetskalender'. Deze 'toetskalender' wordt jaarlijks
opgesteld door de interne begeleider en helpt de leerkrachten om de ontwikkeling van
alle kinderen te volgen. De leerkracht kan zo op tijd zien of een kind een achterstand
oploopt. We werken in groep 5 tot en met 8 met vier toetsmomenten: oktober,
januari, maart en juni. Tijdens deze meetmomenten worden de lees- en
spellingsvaardigheid, begrijpend lezen, de leeswoordenschat en rekenen getoetst bij
alle leerlingen. De meetmomenten zijn onderdeel van het leerlingvolgsysteem. Voor de
kinderen die niet goed kunnen lezen of spellen, wordt een plan gemaakt voor de
begeleiding. De leerkracht voert dit plan in de klas uit. Ook kan het zijn dat er
begeleiding buiten de klas door een remedial teacher wordt gegeven. Na elk
meetmoment wordt gekeken of de begeleiding in de periode daarvóór effect heeft
gehad. De plannen voor de begeleiding kunnen daarna bijgesteld worden. Bij de laatste
meting in juni wordt bekeken wat het uiteindelijke effect is geweest van de begeleiding.
Toetsmoment oktober
Om een goed inzicht te krijgen, meet de leerkracht het lezen op woordniveau met de
CITO Drie Minuten Toets en het lezen op tekstniveau met de AVI toetsen van de
KPC groep tot AVI 9 bereikt is. De resultaten van deze toetsen worden opgenomen in
het leerlingvolgsysteem. Bij zwakke lezers wordt het Leesdossier 'dossier lezen en
spellen' verder ingevuld. De leerkracht kan hierdoor op tijd zien of een kind een
achterstand oploopt. Bij zwakke lezers worden toetsen afgenomen uit "Diagnostiek voor
Technisch lezen en Spellen" van Struiksma en van der Leij.
Ook wordt het stilleestempo getoetst.
Eventueel wordt de DST (Dyslexie Screenings Test) afgenomen.
Toetsmomenten januari/februari
De leerkracht toetst bij elk kind het niveau van begrijpend lezen m.b.v. CITO
Begrijpend lezen. Ook meet de leerkracht de spellingvaardigheid m.b.v. de Cito Schaal
Vorderingen Spellingvaardigheid 2 en 3. Het resultaat van deze toetsen wordt
vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. Bij zwakke lezers wordt het Leesdossier
'dossier lezen en spellen' verder ingevuld. Zo nodig volgt er bij zwakke lezers en
spellers vervolgonderzoek. Hiervoor worden diagnostische toetsen gebruikt zoals: PI
dictee, Begrijpend Lezen van Zuid Vallei, CITO leeswoordenschat en Taaltoets Alle
Kinderen. Er wordt bekeken wat het effect is van de begeleiding van de zwakke spellers
en lezers in de periode ervoor.
Toetsmoment maart
De CITO Drie Minuten Toets en het lezen op tekstniveau met de AVI toetsen van
de KPC groep tot AVI 9 bereikt is. De resultaten van deze toetsen worden opgenomen in
het leerlingvolgsysteem. Bij zwakke lezers wordt het Leesdossier 'dossier lezen en
spellen' verder ingevuld.
De leerkracht kan hierdoor ook na verloop van tijd zien of de begeleiding werkt en
eventueel de handelingsplannen bijstellen.
Toetsmoment juni
In juni worden de DMT en AVI afgenomen bij de leeszwakke leerlingen. Ook wordt het
stilleestempo getoetst. De leerkracht kan nu bekijken wat het uiteindelijke effect is
geweest van de hulp. De leerkracht maakt vervolgens samen met de interne
begeleider een advies voor de begeleiding van de leerlingen in de volgende groep.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 17 -
AVI-systeem
Ook in de bovenbouw hanteren wij het AVI-systeem. AVI betekent Analyse van
Individualiseringsvormen. Het AVI-systeem deelt teksten in naar leestechnische
moeilijkheidsgraad. De AVI-niveaus lopen van AVI-1 t/m AVI-9. AVI-toetsen
meten het niveau van technisch lezen van teksten. Daarbij gaat het erom of het kind
de tekst met een bepaalde snelheid goed kan lezen. We laten onze leerlingen
boeken lezen die één niveau hoger is dan het AVI-niveau dat bij hen is vastgesteld.
Gemiddelde lezers hebben in oktober in groep 5 van de bovenbouw AVI-6 niveau en
in maart AVI-7 niveau. In groep 6 hebben zij in oktober AVI-8 niveau en in maart
AVI-9 niveau. De AVI-toetsen worden in oktober en maart afgenomen. AVI-9
niveau is het minimale niveau van technisch lezen om in onze maatschappij te
kunnen functioneren. Als een leerling pas aan het einde van groep 8 AVI-9 niveau
haalt, kan niet zonder meer worden gesteld dat er geen leesproblemen meer zijn.
Observeren in de bovenbouw
Naast het toetsen is het ook belangrijk dat de leerkracht goed observeert hoe een
kind een lees- of spellingtaak uitvoert. Het maakt voor de begeleiding bijvoorbeeld
verschil of een kind een woord of zin hardnekkig spellend blijft lezen of juist radend
leest. Door een goede observatie van het lezen, krijgt de
leerkracht informatie over werkhouding, lees- en schrijfmotivatie, concentratie,
organisatie en planning van werk van een kind. Tegelijkertijd biedt het een
mogelijkheid de emotionele reactie op de lees- en spellingproblemen in de gaten te
houden. De observatiepunten die de leerkracht hanteert, zijn te vinden in hoofdstuk 4
van dit dyslexieprotocol.
Wa t doe n de lee rkrac hten va n de bove nbouw al s ee n mogel i jk e
achterstand in taalontwikkeling is gesignaleerd?
I n de bo ve n b o u w is d e h u lp a a n le e rlin ge n me t lee sp rob le me n ,
spellingsproblemen en dyslexie gericht op:
Extra begeleiding
Extra begeleiding is er vooral op gericht om de technische lees - en
spellingvaardigheden, het begrijpend lezen en het begrijpelijk schrijven van een tekst op
een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Dit gebeurt door:
 steeds weer oefenen van de leessnelheid (d.m.v. Connect vloeiend lezen of Ralfi)
en de spelling (bijv. d.m.v. het opzoekboekje).
 het maken van stappenplannen waarmee de leerling de verschillende
denkstappen bij het lezen en spellen beter kan onthouden.
 het vinden van oplossingen om het begrip van de tekst te bevorderen en te leren
schrijven.
De extra begeleiding kan binnen de klas door de eigen leerkracht en/of buiten de klas
door de remedial teacher.
Het kind moet uiteindelijk informatie kunnen halen uit teksten van bijvoorbeeld
schoolboeken of tijdschriften, of een verhaal kunnen schrijven. De leerkracht zal proberen
om het kind met leesproblemen zoveel mogelijk strategieën aan te leren voor
begrijpend lezen en tekstschrijven.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 18 -
Voor elke leerling die extra onderwijszorg nodig heeft, stelt de leerkracht een
handelingsplan op. In dit handelingsplan geeft de leerkracht aan welke doelen hij
nastreeft, op welke termijnen en op welke manier hij de middelen inzet om
deze doelen te bereiken. Het handelingsplan wordt regelmatig herzien en zonodig
bijgesteld. Ouders worden altijd op de hoogte gebracht van de extra hulp en
aanpassingen die er mogelijk zijn voor hun kind en van wat zij eventueel thuis kunnen
doen.
Motivatie
Naast aanpak van lees- en spellingsproblemen, is aandacht voor de blijvende motivatie
van de leerling uiterst belangrijk. Het kind met dyslexie moet het gevoel hebben dat
de leerkracht zijn probleem begrijpt en bereid is hem te helpen. Het is heel
frustrerend voor een kind wanneer de leerkracht niet weet wat dyslexie betekent. Uit
onderzoeken blijkt steeds weer dat de verwachting van de leerkracht een belangrijke
rol speelt in hoe een dyslectische leerling zichzelf ziet.
Dossiervorm i ng: Leesdossier ‘dossier lezen en spellen’
Het bijhouden van een dossier over de leesvorderingen van een kind is
belangrijk. Het zorgt voor een goede overdracht naar de leerkracht van de
volgende groep en geeft direct informatie over de geschiedenis van de
leesontwikkeling als er een externe deskundige wordt ingeschakeld. De volgende gegevens
worden in het dossier opgenomen:
 toetsformulieren met ruwe scores en lees- en spellingsanalyses
 interventie en handelingsplannen
Hulpmiddelen
Er wordt gestreefd om het gebruik van compenserende en dispenserende
hulpmiddelen zolang mogelijk uit te stellen of minimaal te houden i.v.m. het
leereffect.
Compenserende maatregelen zijn maatregelen die de gevolgen van de
lees- en/of spellingsproblemen minimaliseren bij het lezen of schrijven van teksten.
Een voorbeeld is een tekstverwerker met spellingscontrole bij het spellen. We
spreken van dispenserende maatregelen als een leerling ontheffing krijgt van
bepaalde opdrachten. Een voorbeeld is een mondelinge in plaats van een
schriftelijke overhoring bij topografie, omdat het onthouden van de spelling van
plaatsnamen onevenredig veel extra inspanning kost. Welke compenserende en
dispenserende maatregelen noodzakelijk zijn, hangt af van de problemen die het kind
heeft. Dit zal in overleg met alle betrokkenen moeten worden uitgezocht.
Een overzicht van compenserende en dispenserende maatregelen voor de bovenbouw
is te vinden in hoofdstuk 7 van dit dyslexieprotocol.
Hoe kunnen ouders hun kind in de bovenbouw helpen?
U kunt uw kind met leesproblemen of dyslexie in de bovenbouw op de volgende manieren
helpen:
Letten op signalen
Omdat dyslexie lang niet altijd in de onderbouw wordt gesignaleerd, blijft het belangrijk
om bedacht te zijn op signalen van dyslexie als blijkt dat:
 de leesontwikkeling niet vlot verloopt
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 19 -
 het kind tekenen van faalangst gaat vertonen bij lees- en spellingtaken
 het kind emotionele of gedragsproblemen ontwikkelt zonder duidelijke
oorsprong.
Een eenvoudige manier om op signalen te letten is te luisteren als het kind hardop
leest of onzinwoorden moet lezen. Bij het hardop lezen vallen het trage tempo en de vele
fouten op. Bij onzinwoorden heeft uw kind geen steun aan het woordbeeld of houvast
aan de betekenis van een woord in een zin. Onzinwoorden moeten letter voor
letter verklankt worden. Dit kost kinderen met dyslexie opvallend veel moeite.
Thuis extra ondersteunen
(Voor) lezen als dagelijkse kost! Wanneer uw kind niet zelf wil lezen, blijft
voorlezen tot en met groep 8 (of zelfs later) belangrijk. Het liefst dagelijks. Hierdoor
krijgt uw kind toch toegang tot de gewone kinderboeken die bij zijn/haar leeftijd
past. Als ouder werk je hierdoor ook mee aan het voorkomen van een
taalontwikkelingsachterstand. Kinderen ervaren zo dat boeken lezen leuk kan zijn. We
attenderen u op de volgende tips:
 probeer een voorleesrooster te maken, zodat meerdere leden uit het gezin of opa
en oma of de oppas een bijdrage kunnen leveren
 houd een (voor)leeslogboek bij. Het is stimulerend om te zien wat er in de loop
van de tijd allemaal al is gelezen.
 voorlezen voor het naar bed gaan is een goede manier om de dag af te sluiten:
het kind komt tot rust en heeft iets leuks in het hoofd bij het in slaap vallen.
En het is erg gezellig!
 ouders van meerdere kinderen kunnen hun keuze van het voorleesboek
afstemmen op de oudste. De jongste kinderen pikken eruit op waar ze aan
toe zijn en voor de oudste is plezieriger om een boek op eigen
leeftijdsniveau voorgelezen te krijgen.
 het belangrijkste is dat de boeken kinderen aanspreken. Ze moeten ze leuk en
spannend vinden
 tijdens het (voor)lezen kunt u af en toe stoppen en (open) vragen stellen. Hierdoor
wordt het kind gestimuleerd om zijn eigen gedachten onder woorden te
brengen. Bijvoorbeeld: "Wat vind je van...?", "Hoe denk je dat dit werkt...?",
"Hoe gaat het verder...?", "Wat zou daarvoor de reden kunnen zijn...?"
 kinderen leren veel van de feedback die iemand geeft over de manier waarop
ze lezen. Niet door te zeggen dit is fout, maar door ze een hulpmiddel (een
strategie) aan te bieden. Bijvoorbeeld: 'Lees de eerste letter nog eens?", "Spel
het woord nog eens?", "Hak het woord eens in stukjes?", "Op welk ander woord
lijkt dit woord heel erg?", "Welke regel heb je bij dit woord nodig?", "Welk
ezelsbruggetje had je ook alweer bedacht?".
 een voorbeeld van een 'begrijpend lees'-strategie is een kind leren eerst de
koppen in een tekst te lezen voordat hij aan de volledige tekst begint.
Hiermee weet hij al globaal waar de tekst over gaat en dit helpt hem om de
volledige tekst te begrijpen.
 het kind laten voorlezen aan een veel jonger broertje, zusje, neefje,
buurmeisjes, etc.
 Bij zelf lezen is het zaak een kind keuze te bieden uit verschillende soorten boeken,
van lees- en informatieve boeken tot strips.
 Leen luisterboeken bij de bibliotheek (met of zonder het originele boek om mee te
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 20 -
lezen).
 Leen boeken van het ‘makkelijk lezen plein’ bij de bibliotheek (speciale
dyslexieboeken).
 Leesplezier staat voorop! Ga geen strijd aan met uw kind anders gaat u aan het
doel voorbij.
Blijven stimuleren en bemoedigen
Een belangrijk punt in de begeleiding van leerlingen met dyslexie is het
uitbreiden van de effectieve leertijd. Elke nieuwe lees en spellingvaardigheid moet bij
uw kind veel intensiever geoefend worden dan bij het gemiddelde kind. Dat vraagt om
veel herhaling en verwerken van leesoefeningen bij andere bezigheden. Als u zich
hiervan bewust bent, kunt u creatief meedenken over de manieren waarop er ook thuis
(ongemerkt) geoefend kan worden met lezen en schrijven. Om de beurt hardop
voorlezen is een uitstekend hulpmiddel. Elke dag 10 minuten hardop voorlezen is
daarbij een mooie regel. (beter 5 x 10 minuten dan 1 x 50 minuten). Bij stimuleren
hoort altijd begrip en bemoediging voor uw kind. Uw kind moet thuis niet teveel
gedwongen worden.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 21 -
Hoofdstuk 6: diagnostisch onderzoek en dyslexieverklaring
Hoe wordt dyslexie vastgesteld?
Er is geen eenvoudige test waarmee dyslexie vastgesteld kan worden. Ook door een
onderzoek van de hersenen is hierover geen uitsluitsel te geven. Dit komt omdat de
definitie van dyslexie uitsluitend de problemen beschrijft. In de definitie wordt de
hardnekkigheid van de leesproblemen een belangrijke aanwijzing voor dyslexie
genoemd. Van hardnekkigheid is pas sprake als er minimaal een half jaar
systematisch hulp met betrekking tot technisch lezen en / of spellen is verleend. Die
hulp moet minstens driemaal per week, twintig minuten per keer, gegeven zijn door
een leerkracht of externe deskundige. Voor het vaststellen van dyslexie is daarom
een combinatie van verschillende onderzoeken nodig.
Wat houdt een diagnostisch onderzoek in?
Bij het diagnostisch onderzoek is het belangrijk dat de deskundige, naast een
inschatting van de ernst van de lees- en spellingsproblemen, ook kijkt naar de
onderliggende problematiek. In 2005 heeft de begeleidingscommissie dyslexie van het
College van Zorgverzekeringen vastgesteld dat het voor een diagnose dyslexie nodig is
onderzoek te doen naar:
 de achterstand van lezen en spellen
 de gegevens over de voorgeschiedenis van het kind
 de familiegeschiedenis over leerstoornissen en dyslexie
Daarnaast moet er onderzoek gedaan worden naar een aantal cognitieve factoren
die samenhangen met:
 de fonetische / fonologische waarneming (de manier waarop klank
eenheden worden verwerkt in de hersenen)
 de fonologische verwerkingsvaardigheden
 de grafeemfoneem associaties (de koppeling van klankeenheden aan letters en
lettercombinaties)
 het werkgeheugen voor auditieve informatie
 de benoemingssnelheid
 de semantische vaardigheden (de grammatica is bij dyslectici in principe in orde,
wat dus een aanwijzing kan geven dat het geen taalprobleem, maar een
technisch leesprobleem betreft)
 een schatting van de intelligentie
Als de diagnose dyslexie wordt gesteld, dan stelt de deskundige een
dyslexieverklaring op. Een dyslexieverklaring is onbeperkt geldig. Als de situatie van
een kind verandert, kan wel een aanpassing over de genomen maatregelen nodig
zijn. De deskundige geeft hierover advies en hoeft dan niet het hele onderzoek naar
dyslexie over te doen.
Wie mag een dyslexieverklaring afgeven?
Alleen professionals die gekwalificeerd zijn voor het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek mogen een dyslexieverklaring afgeven. De deskundige moet
hiervoor:
 een academische graad in de klinische (kinder- en jeugd-) psychologie of
orthopedagogiek hebben.
 gespecialiseerd zijn op het gebied van leerstoornissen en de
onderwijsbelemmeringen, die daarmee samen kunnen gaan.
 een bekwaamheidsregistratie in de psychodiagnostiek hebben, minimaal op het
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 22 -
niveau van de BIG-registratie. BIG betekent Register Beroepen in de Individuele
Gezondheidszorg (BIG). Meer informatie is te vinden op www.bigregister.nl
Een leerkracht, interne begeleider, remedial teacher of logopedist is vooralsnog niet
bevoegd om een dyslexieverklaring af te geven.
Wie betaalt de kosten voor diagnostisch onderzoek en behandeling?
Vanaf 1 januari 2009 wordt de diagnostiek van dyslexie en de behandeling van
ernstige dyslexie vanuit de basisverzekering bekostigd.
De regeling geldt in 2009 voor alle basisschoolleerlingen die op 1 januari 2009
nog geen negen jaar oud zijn (dus kinderen geboren na 2 januari 2000). In
2010 geldt de regeling voor kinderen die op 1 januari 2010 nog geen 10 zijn.
In 2011 voor kinderen die op 1 januari 2011 nog geen 11 jaar zijn, etc.
Er zijn wel bepaalde voorwaarden gesteld om voor een vergoede (via
zorgverzekeraar) dyslexiediagnostiek en behandeling in aanmerking te komen.
De behandeling kan alleen uitgevoerd worden door een gespecialiseerde
zorgverlener, die werkt volgens het principes van het Protocol Dyslexie
Diagnostiek en Behandeling. Daarbij zal de school specifieke informatie
moeten kunnen overleggen aan de gespecialiseerde zorgverlener,
bijvoorbeeld de beschrijving van de lees- en spellingsproblemen, de duur en
inhoud van de extra begeleiding en de argumentatie voor ‘vermoedelijke
dyslexie’.
Voor leerlingen die niet voldoen aan bovenstaande regeling, en dus niet in aanmerking
komen voor een vergoeding, heeft BS Heeckeren de mogelijkheid tot een beperkt aantal
onderzoeken.
Dit onderzoek wordt afgenomen door een remedial teacher, gespecialiseerd in dyslexie.
Vervolgens verzorgt een GZ-psycholoog de afronding en overdracht van het diagnostisch
onderzoek. Als er sprake is van dyslexie wordt er een dyslexieverklaring afgegeven.
Het termijn van een dergelijk onderzoek tot en met de afronding duurt maximaal drie
maanden.
Voor dit onderzoek komen alleen leerlingen in aanmerking waarvan in het leesdossier blijkt
dat er sprake is van ‘vermoedelijke dyslexie’.
Externe deskundigen en externe hulp
Soms wordt er door ouders hulp van buiten school ingeschakeld.
Wij vinden het dan belangrijk dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de
ouders, de leerkracht en de hulp die van buiten gegeven wordt. Hiermee kan
worden voorkomen dat er verschillende adviezen worden gegeven. Wij werken
alleen samen met gekwalificeerde deskundigen, mits ouders toestemming
geven voor wederzijdse informatie uitwisseling. De hulpverlenende instantie moet bereid
zijn om met BS Heeckeren samen te werken.
Externe hulp onder schooltijd
In principe zijn kinderen leerplichtig en kunnen zij onder schooltijd niet naar externe
hulpverleners. Zij missen daardoor een deel van de aangeboden verplichte lessen.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 23 -
Hierop wordt onder twee voorwaarden een uitzondering gemaakt:
1. De hulpvraag is zo belangrijk dat deze met voorrang behandeld moet worden.
2. Het is niet mogelijk voor BS Heeckeren om te voldoen aan deze hulpvraag.
Externe hulp onder schooltijd gebeurt altijd in overleg met de interne begeleider en na
instemming van de directie.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 24 -
Hoofdstuk 7: speciale maatregelen en hulpmiddelen
Een leerling met een dyslexieverklaring kan, in overleg met ouders, in
aanmerking komen voor he t gebruik van hulpmiddelen ter
ondersteuning van het leesproces.
Er wordt gestreefd om het gebruik van deze hulpmiddelen zolang mogelijk uit te
stellen of minimaal te houden i.v.m. het leereffect.
Welke hulp is denkbaar in de bovenbouw van BS Heeckeren?
Materiële voorzieningen:

Vergroten van de te lezen tekst

Gebruik maken van een gekleurd sheet over de te lezen tekst als
hulpmiddelen
Compenserende/dispenserende maatregelen:

extra tijd geven bij het maken van taken en proefwerken

waar mogelijk worden de proefwerken volgens afspraken afgenomen

geen leesbeurten onvoorbereid geven

hoeveelheid werk aanpassen

typen van teksten i.p.v. schrijven

werken met zelfinstructieprocedures en feedbackverschaffing

oefenen van klank-letter koppeling

werken volgens de klankstructuur van woorden en niet alfabetisch

Connect lezen, Ralfi (remediërend)

spellingregels opnieuw aanleren en werken met het spelling opzoekboekje

BLOON, een remediërend spellingsprogramma

Extra directe instructie

de CITO Entreetoets en CITO Eindtoets worden voorgelezen
ICT-hulpmiddelen
Er worden door verschillende instanties allerlei hulpmiddelen aangeboden.
Een aantal van deze hulpmiddelen kunnen aangeschaft worden doordat de
zorgverzekeraar deze vergoedt.
Aangezien er door de overheid geen extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor de
aanschaf van deze hulpmiddelen, zijn wij genoodzaakt een keuze te maken.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 25 -
Uitgangspunt bij het gebruik van hulpmiddelen is dat de school het gebruik van deze
hulpmiddelen in de bovenbouw (groep 7/8) gewenst vindt. Vanaf groep 6 in overleg met
leerkracht en interne begeleider (zie ook inleiding hoofdstuk 7).
Voor leerlingen waarvan de zorgverzekeraar de hulpmiddelen niet vergoedt, heeft de
school enkele Daisyspelers aangeschaft.
Dyslexieprotocol Heeckeren
- 26 -
Download