Nota Grondbeleid - GOED DOORGROND - Colofon Deze Nota Grondbeleid is opgesteld door de Projectgroep Grondbeleid. Datum: Juni 2013 Bestuurlijk opdrachtgever: William Moorlag Ambtelijk opdrachtgever: Hans Schrikkema Projectmanager: Gerhard te Rijdt Projectsecretaris: Leo Kuipers Projectgroepleden: Jan Poel, Frank Dijkstra, Evert Roels, Nico Rawee Provincie Groningen Postbus 610 9700 AP Groningen Tel. 050 - 316 49 11 www. provinciegroningen.nl Voorwoord In ons collegeprogramma ‘Energiek en scherp aan de wind’ hebben wij aangegeven dat wij een strategischer invulling willen geven aan de uitvoering van onze ruimtelijke opgaven en een Nota Grondbeleid zullen opstellen. De borging van ruimtelijke kwaliteit behoort tot het kerndomein van de provincie. Ruimtelijke ontwikkeling vraagt om een samenhangende afweging van opgaven op (boven)regionaal niveau. De provincie Groningen vervult daarin een belangrijke rol. Er zijn verschillende ruimtelijke opgaven op het gebied van landschap, water, landbouw, natuur, woningbouw, bedrijventerreinen en infrastructuur die direct raken aan provinciale belangen. In de afgelopen jaren hebben zich enkele ingrijpende ontwikkelingen voorgedaan met gevolgen voor het grondbeleid. Denk daarbij aan de financiële crisis en de huidige problematiek op de vastgoedmarkt. De grondmarkt is drastisch veranderd. Grondposities zijn een waardevol bezit bij gebiedsontwikkeling, maar brengen ook risico’s met zich mee. Ons grondbeleid is voor een belangrijk deel gericht op grondverwerving voor de traditionele provinciale taken, zoals voor infrastructuur, natuurbeleid, landinrichting en wateropgaven. De grondverwerving en het beheer hiervoor vindt hoofdzakelijk plaats via onze eigen organisatie. Dit zijn vooral de taakgebonden opgaven met een duidelijk omschreven doelstelling. Daarnaast komen wij de afgelopen jaren steeds vaker in beeld om de regie te voeren over ruimtelijke opgaven en maken wij ook vaker de afweging om actief en risicodragend te participeren in ruimtelijke projecten. De beweging naar een meer integrale gebiedsontwikkeling en de rol die de provincies is toebedeeld in dit proces, heeft er toe geleid dat de provincie Groningen haar visie en strategie heeft verwoord in deze Nota Grondbeleid. Voor een integrale uitvoering van het grondbeleid geeft deze nota de beleidsmatige, financiële en organisatorische kaders. Dit zal er aan bijdragen om sneller en slagvaardiger te opereren op de grondmarkt, om daarmee onze ruimtelijke opgaven doelmatiger te realiseren. William Moorlag Gedeputeerde Ruimtelijke Ordening en Financiën 3 Inhoudsopgave 1. Inleiding..................................................7 1.1 Achtergrond. ...................................7 1.2 Aanleiding nota grondbeleid . .......7 1.3 Doel nota grondbeleid ........................ 7 1.4 Leeswijzer . ........................................... 8 4. Varianten en Instrumenten Grondbeleid............................................... 21 4.1 Inleiding................................................ 21 4.2 Vormen van grondbezit..................... 21 4.3 Grondverwerving............................... 22 4.3.1 Passief verwerven................................................. 22 2. Ruimtelijk Beleid en Wettelijk Kader...... 9 2.1 Inleiding................................................. 9 2.2 Ruimtelijke kwaliteit............................ 9 2.3 Duurzaam grondbeleid........................ 9 2.4 Provinciale rol en ambitieniveau.................................10 2.5 Provinciaal beleid................................ 10 2.5.1 P rovinciaal omgevingsplan Groningen.............11 2.5.2 Deelnemingenbeleid .......................................... 11 2.5.3 Bodembeleid ........................................................ 11 4.5Uitgifte van grond............................... 25 4.5.1 Verkoop van grond............................................... 25 2.6Rijksbeleid .......................................... 12 2.6.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte..........12 2.6.2 Crisis- en herstelwet............................................ 12 4.5.2 Recht van erfpacht en opstal en overige zakelijke rechten................................................... 26 4.5.3 Verhuur en verpachting...................................... 26 4.6Aan- en verkoopbeleid....................... 26 4.6.1 Aankoopstrategieplan.......................................... 26 4.6.2 Verkoopstrategie................................................... 26 2.6.3 Wet ruimtelijke ordening................................... 12 2.6.4 Wet agrarisch grondverkeer..............................13 2.6.5 Wet Inrichting Landelijk Gebied......................13 2.6.6 Wet voorkeursrecht gemeenten.......................13 2.6.7 Wet markt en overheid...................................... 13 2.6.8 Onteigeningswet................................................... 14 2.6.9 Belemmeringenwet Privaatrecht......................14 2.6.10 Omgevingswet..................................................... 14 2.7Europees beleid................................... 15 2.7.1 Mededingingsbeleid.............................................. 15 2.7.2 Aanbestedingen..................................................... 15 4.3.2 Actief verwerven................................................... 22 4.4Instrumenten voor actieve grondverwerving................................. 23 4.4.1 Minnelijke en vrijwillige verwerving.................23 4.4.2 Voorkeursrecht..................................................... 23 4.4.3 Inrichting landelijk gebied..................................24 4.4.4 Onteigening............................................................ 24 4.4.5 Ruiling en compensatiegrond............................25 5. Grondbeheer en Exploitatie.................... 29 5.1Inleiding................................................ 29 5.2Vastgoedbeheer.................................. 29 5.2.1 Beheer van gronden............................................. 29 5.2.2 Beheer van gebouwen......................................... 29 5.3 Registratie van vastgoed en beheer..... 29 5.4 Grondexploitatie.................................... 30 5.4.1 Inleiding.................................................................... 30 3. G rondbeleid en Samenwerkingsvormen........................... 17 3.1 Inleiding................................................ 17 3.2Varianten grondbeleid....................... 17 3.2.1 Taakgebonden grondbeleid................................17 5.4.2 Grondexploitatie................................................... 30 5.4.3 Vertrouwelijk behandelen...................................30 5.4.4 Jaarlijkse actualisatie grondexploitaties.........30 5.4.5 Verlies- en winstneming bij grondexploitaties................................................... 31 3.2.2 Actief grondbeleid................................................ 17 3.3Andere partijen op de grondmarkt... 17 5.5 Grondexploitatie en kostenverhaal.. 31 3.4Samenwerkingsvormen..................... 18 3.4.1 Publiek-publieke samenwerking.......................18 5.5.1 Kosten verhalen..................................................... 31 5.5.2 Inpassingsplan....................................................... 31 5.5.3 Verevening.............................................................. 31 3.4.2 Samenwerking met marktpartijen..................18 3.4.3 Keuze samenwerkingsvorm...............................19 5 6.Financiën en Risico’s................................. 33 6.1 Inleiding................................................ 33 6.2Prijsbeleid............................................ 33 6.3Het taxatierapport............................. 34 6.4Fiscaliteit.............................................. 34 6.4.1 Omzetbelasting..................................................... 34 7. Verantwoording en Organisatie............ 39 7.1Inleiding................................................ 39 7.2Uitgangspunten grondbeleid............. 39 7.2.1 Informatievoorziening GS...................................39 7.3Samenwerkingsverbanden................ 40 7.4Aan- en verkoopstrategie.................. 40 7.4.1 Aankoopstrategieplannen...................................40 6.4.2 BTW-compensatiefonds..................................... 34 6.4.3 Overdrachtsbelasting........................................... 35 6.5 Risicomanagement............................. 35 6.5.1 Inleiding................................................................... 35 7.2.2 Samenspel GS-PS................................................. 39 7.2.3 Toezicht PS op uitvoering door GS..................39 7.4.2 Verkoopstrategieplannen....................................41 6.5.2 Haalbaarheid & businesscase..........................35 6.5.3 Waardedaling van nog te verkopen gronden.................................................................... 35 6.5.4 Ongeplande exploitatieverliezen......................36 6.5.5 Risicovoorziening.................................................. 36 6.5.6 Ongeoorloofde staatssteun................................36 7.5Grondexploitatie................................ 41 7.6Besluit begroting en verantwoording................................... 41 7.7Bevoegdhedenbesluit......................... 42 7.8 Aansturing DLG.................................. 43 7.8.1 Aansturingsprotocol.............................................. 43 6.6 Weerstandsvermogen....................... 36 6.7Fraudebestrijding................................ 37 6.8 Waarderingsafspraken grondbeleid.......................................... 37 7.8.2 Handelingskader Grond...................................... 43 7.9Herziening grondbeleid..................... 43 Bijlage 1: Afkortingen................................... 45 Bijlage 2: Actoren op de grondmarkt ....... 47 1. Inleiding 1.1Achtergrond Noordelijke Rekenkamer Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen hebben opdracht gegeven om een Nota Grondbeleid op te stellen. Ten behoeve hiervan is in juni 2012 een projectplan grondbeleid opgesteld. Dit projectplan is vervolgens in juli 2012 door GS vastgesteld. Het in 2012 uitgevoerde onderzoek van de Noordelijke Rekenkamer naar het grondbeleid heeft het gevoel voor urgentie vergroot om een Nota Grondbeleid op te stellen. In het rapport van september 2012 “Naar transparante grondverwerving”, dat is aangeboden aan Provinciale Staten en vastgesteld op 7 november 2012, zijn aanbevelingen door de Rekenkamer gedaan over ons grondbeleid en de uitvoering daarvan. Deze aanbevelingen zijn verwerkt in deze Nota. Deze Nota beoogt een helder kader te scheppen voor het grondbeleid. ‘Goed Doorgrond’ is de eerste Nota Grondbeleid van de provincie Groningen. Een formele definitie van grondbeleid is: “grondbeleid is een doelgerichte overheidsinterventie in de grondmarkt”. Grondbeleid draagt bij aan de realisatie van provinciale doelen zoals gebiedsontwikkeling, natuurontwikkeling en de aanleg van infrastructurele werken. Het grondbeleid is geen doel op zich, maar één van de instrumenten om tot een versnelde, meer effectieve uitvoering van provinciaal beleid te kunnen komen. 1.2Aanleiding nota grondbeleid Coalitieakkoord In het Coalitieakkoord van de provincie Groningen (2011-2015) “Energiek en scherp aan de wind” wordt het volgende weergegeven over het te voeren grondbeleid: “Als provincie willen we een strategischer invulling geven aan de uitvoering van ruimtelijke opgaven. Hierbij speelt grondbeleid een belangrijke rol. Door sneller en slagvaardiger te opereren op de grondmarkt kunnen we ruimtelijke opgaven sneller en doelmatiger realiseren. We zullen serieus kijken naar de mogelijkheden en een Nota Grondbeleid opstellen”. Op 8 april 2013 is er een addendum bij het Coalitieakkoord ondertekent. Na de verkiezingen van 2 maart 2011 is een coalitie gestart bestaande uit PvdA, VVD, D66 en GroenLinks. Halverwege de rit is GroenLinks uit het college getreden en is met de ChristenUnie een coalitie gevormd. Dit vernieuwde college onderschrijft en herbevestigt het collegeprogramma van 2011 en de daarin opgenomen keuzes en ambities. 1.3Doel nota grondbeleid Bij grondbeleid gaat het met name om het effectief en efficiënt realiseren van al onze provinciale ruimtelijke beleidsdoelen. Deze beleidsdoelen zijn opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan Groningen (POP-2009-2013) maar ook in daarvan afgeleide beleidsdocumenten. Het POP bevat het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. In onze programmabegroting van 2013 is de volgende paragraaf over het grondbeleid opgenomen: “Wij hebben als provincie vaak onvoldoende sturing over de uitvoering van de ruimtelijke opgaven. Indien we sneller en slagvaardiger kunnen opereren op de grondmarkt kunnen we meer invloed uitoefenen op regionale ruimtelijke projecten. Daarbij biedt een actieve interne afstemming vanuit verschillende sectoren meerwaarde voor een eenduidig en effectief provinciaal grondbeleid”. Voor een integrale uitvoering van het grondbeleid geeft deze Nota de beleidsmatige kaders. Ten behoeve van deze Nota Grondbeleid heeft een inventarisatie en beschrijving van de huidige praktijk plaatsgevonden. Wat gebeurt er in onze organisatie met betrekking tot het grondbeleid en hoe voeren we dat uit. Deze informatie is verwerkt in de notitie Huidige situatie grondbezit en grondbeleid Provincie Groningen. Daarna is de Bouwstenennotitie Grondbeleid opgesteld. 7 De Bouwstenennotitie geeft een overzicht van varianten van grondbeleid en de instrumenten die vanuit het grondbeleid kunnen worden ingezet om provinciale ruimtelijke doelen te bereiken. Tevens legt deze notitie de knelpunten van ons huidige grondbeleid bloot. In de Bouwstenennotitie zijn beleidsvoorstellen gedaan voor de wenselijke positionering van de provincie Groningen op het gebied van grondbeleid. Deze beleidsvoorstellen zijn in deze Nota Grondbeleid gebruikt en uitgewerkt. Beide documenten zijn op 16 april 2013 door Gedeputeerde Staten aangenomen en zijn ter kennisgeving aan Provinciale Staten aangeboden. 1.4Leeswijzer In deze Nota wordt allereerst een beeld geschetst van ons ruimtelijk beleid en het wettelijk kader dat betrekking heeft op het grondbeleid (hoofdstuk 2). Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het grondbeleid en de verschillende vormen van samenwerking met publieke en private partijen op de grondmarkt. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de varianten van het grondbeleid besproken en de grondbeleidsinstrumenten die kunnen worden ingezet voor de verschillende beleidsterreinen. In hoofdstuk 5 komt het beheer en de exploitatie van grond aan de orde. De financiële randvoorwaarden voor grondaankopen en de risico’s komen aan de orde in hoofdstuk 6. In het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 7) wordt de verantwoording van ons grondbeleid weergegeven en wordt aandacht besteed aan de organisatie van de uitvoering van het grondbeleid. Een lijst met gebruikte afkortingen is opgenomen in bijlage 1. Bijlage 2 geeft een overzicht van de verschillende actoren op de grondmarkt. 8 2.Ruimtelijk Beleid en Wettelijk Kader 2.1 Inleiding Duurzaam ruimtegebruik In de afgelopen jaren zijn met de wijziging van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), de invoering van de Grondexploitatiewet en meer recent de Crisis- en Herstelwet diverse instrumenten beschikbaar gekomen om de rol en positie van de provincie bij gebiedsontwikkeling sterker te maken. Bij gebiedsontwikkelingen wordt de provincie gestimuleerd om de actieve rol van publiek ontwikkelaar op zich te nemen en grondposities in te nemen. Grondbeleid is facilitair aan ander provinciaal beleid waaronder beleid ten behoeve van duurzaam ruimtegebruik. Dat is in de praktijk een complex samenspel tussen de provincie Groningen en publieke en private partijen. Deze partijen hebben verschillende belangen en werken vanuit hun eigen perspectief aan een optimaal resultaat. Maar dat optimum hoeft niet altijd congruent te zijn met een duurzame leefomgeving, reden voor de provincie om in de samenwerking alert te blijven. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens het Provinciaal beleid, het Rijksbeleid en het Europees beleid dat betrekking heeft op het grondbeleid weergegeven. Met de uitvoering van ons grondbeleid dient rekening te worden gehouden met dit wettelijk kader. 2.2Ruimtelijke kwaliteit De borging van ruimtelijke kwaliteit behoort tot het kerndomein van provincies. Ruimtelijke ontwikkeling vraagt om een samenhangende afweging van opgaven op het (boven)regionale niveau. De provincie Groningen vervult daarin een cruciale rol. Zij stimuleert ontwikkelingen, integreert belangen, voert regie over de gebiedsontwikkeling en neemt ook haar verantwoordelijkheid voor de organisatie van de uitvoering. Niet in de laatste plaats formuleert zij als middenbestuur kaders voor lokale ruimtelijke ontwikkelingen en borgt zij de handhaving daarvan. 2.3Duurzaam grondbeleid De provincie Groningen heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Zij stelt op dit punt niet alleen eisen aan partijen waarmee wordt samenwerkt, maar ook aan zichzelf. De sterke relatie tussen het economische, ecologische en sociaal-culturele domein wordt verbonden in het ruimtelijk beleid. Dat is het kader waarbinnen ons grondbeleid vorm krijgt. Het belang van de provincie is dan ook om de ruimtelijke kwaliteit dusdanig vorm te geven dat een duurzame ontwikkeling van Groningen wordt mogelijk gemaakt en gestimuleerd. Duurzame ontwikkeling is immers hoofddoel van ons omgevingsbeleid. De Provincie Groningen volgt hiervoor de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ zoals die in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen. Deze wijziging van het Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Het vraagt overheden om standaard een aantal stappen te doorlopen voor een op te stellen ruimtelijk plan, wanneer een nieuwe ontwikkeling om ruimtelijke inpassing vraagt. De stappen bewerkstelligen zorgvuldige en nadrukkelijke motivatie en afweging van de ruimtelijke aspecten, met oog voor (1) de huidige en toekomstige ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. Duurzaam inkopen Voor haar inkooptrajecten heeft de provincie Groningen per 21 juni 2006 de verklaring van deelname aan het landelijke programma ‘duurzaam inkopen’ van SenterNovem ondertekend. Deze verklaring is nogmaals herbevestigd op 31 augustus 2009. Deze is ook van toepassing voor het inkopen van diensten en producten ten behoeve van het grondbeleid. 9 2.4Provinciale rol en ambitieniveau Ons provinciaal ambitieniveau is hoog, we willen slagvaardiger opereren en waar mogelijk meer integraal werken bij onze ruimtelijke opgaven. Dit houdt in dat het versterken van de afstemming en de samenwerking tussen de gebiedspartners en de afdelingen die zich met grondbeleid bezig houden noodzakelijk is. Ambitieus, ondernemend, meedenkend en innovatief In het Collegeprogramma (2011– 2015) zijn onze ambities als volgt weergegeven: “ambitieus, ondernemend, meedenkend en innovatief”. Ook in ons POP en in onze Programmabegroting (2012) hebben we aangegeven dat we meer invloed willen uitoefenen op ruimtelijke ontwikkelingen en een strategischer invulling willen geven aan de uitvoering van ruimtelijke opgaven. In het POP worden inhoudelijke of ruimtelijke ordeningskeuzes gemaakt. Hierin wordt vastgesteld welke beleidsthema’s worden gerekend tot het provinciale belang en wat daarbij behorende ambities zijn. Het POP vormt de basis voor de doorwerking van provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen, de landinrichtingsplannen en de waterbeheerplannen van de waterschappen. Onze rol is sterk afhankelijk van de positie die wij in willen (en kunnen) nemen om gewenste ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Bij gebiedsgericht beleid is de stap gezet naar een integrale aanpak van bovenlokale vraagstukken en projecten. Daarmee is de complexiteit en de schaalgrootte van de vraagstukken toegenomen. Hiermee verschuift ook de rol van de provincie van organiserend en faciliterend naar initiërend en participerend. Maatwerk per project De provinciale regierol wordt bij afnemende financiële middelen en de complexiteit van ruimtelijke ontwikkelingen in de nabije toekomst alleen maar belangrijker. 10 Daarbij is meer dan voorheen kennis nodig van o.a. gebiedsontwikkeling, bedrijfseconomische aspecten, planeconomie, project- en procesmanagement, vastgoedmanagement en risicomanagement. Ook de provincie Groningen weegt voorafgaand aan projecten haar rol als regisseur en investeerder bij gebiedsontwikkelingen op regionaal niveau goed af. Bij elk project wordt een afweging gemaakt tussen de gewenste mate van regievoering en de (financiële) mogelijkheden voor een investerende rol binnen gebiedsontwikkelingen. Als verlengstuk van provinciale regievoering is grondbezit een belangrijk instrument: verwerving van posities in een vroegtijdig stadium versterkt de onderhandelingspositie van de provincie tegenover andere partijen en belanghebbenden. Daarbij past een professionele en zakelijke houding waarbij zeggenschap, risico’s en investeringen zorgvuldig worden gewogen en de samenwerking met externe partijen wordt gezocht. De wijze waarop de provincie tot een keuze komt voor het te volgen grondbeleid blijft daarom maatwerk en vormt feitelijk de ruggengraat van deze Nota Grondbeleid. Voor de provincie betekent dit dat een heldere koers van het te voeren grondbeleid gewenst is. Hiermee wordt het beleid verduidelijkt en het keuzeproces en de beleidsvoorkeur transparant gemaakt. 2.5Provinciaal beleid De ontwikkeling van het provinciaal grondbeleid moet geplaatst worden tegen de achtergrond dat de provincie resultaatgerichter wil werken. Van belang is, dat het beleid versterkt blijft met actief grondbeleid. Hierbij hoort het anticiperend kunnen aankopen van gronden en bijvoorbeeld de mogelijkheid om aankopen voor groen te kunnen voorfinancieren. Doelstellingen van het actief grondbeleid zijn: meer kwaliteit in de uitvoering, sneller resultaat bereiken en wellicht ook kosteneffectiever tot realisatie te komen. 2.5.1Provinciaal omgevingsplan Groningen 2.5.2 Deelnemingenbeleid Het POP is strategisch van aard en gaat over de kwaliteit, de inrichting en het beheer van de leefomgeving. Het POP is in de eerste plaats richtinggevend voor de provincie zelf. Daarnaast is het op onderdelen kaderstellend voor gemeenten en waterschappen. Bij een ‘deelneming’ gaat het om bestuurlijke en financiële betrokkenheid van de provincie bij privaatrechtelijke organisaties, zoals genoemd in artikel 158 Provinciewet. Onder de definitie vallen ook de PPS-constructies. Bij Groningen Seaports (GSP) is sprake van een Gemeenschappelijke Regeling (GR)1, die de haven- en industrieterreinen exploiteert, waarbij de provincie voor 60 procent participeert (en de gemeenten Delfzijl en Eemsmond voor de overige 40 procent). De provincie Groningen heeft nog geen deelnemingenbeleid vastgesteld. In het POP is nog geen aparte paragraaf grondbeleid opgenomen. Wel zijn er onderstaande passages opgenomen over de verwerving van gronden ten behoeve van het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en ten behoeve van de aanleg van wegen en kanalen. Verwerving landbouwgronden voor EHS: “Om de verwerving van landbouwgronden voor de EHS te versnellen, zetten we aanvullende instrumenten in, zoals (kleinschalige) landinrichting, kavelruil en stimulering van verplaatsing van landbouwbedrijven uit de EHS. Waar mogelijk doen we daarbij ook buiten de EHS vroegtijdig strategische grondaankopen. Deze gronden kunnen worden ingezet als ruil- en compensatiegrond om de realisatie van de EHS te versnellen”. Aanleg wegen en kanalen: “Waar nodig hebben wij (zoek)ruimte gereserveerd voor deze nieuwe infrastructuur. In de omgevingsverordening (artikel 4.17) hebben we regels ter bescherming van deze reserveringen opgenomen. Wanneer dat nodig is om tijdig bepaalde wegverbindingen te realiseren kunnen we als provincie overwegen om daar een inpassingsplan voor te maken.” Professionalisering van ons grondbeleid is nadrukkelijk instrumenteel bedoeld bij gebiedsontwikkeling en regionale ruimtelijke opgaven, naast en in aanvulling op juridische kaderstelling en in het POP geformuleerd provinciaal beleid. 2.5.3 Bodembeleid Bodemverontreiniging Bij aan- dan wel verkoop van gronden is het noodzakelijk om na te gaan of er ook sprake is van de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Bij het aangaan van een (ver)koopovereenkomst moet de provincie als verkopende partij niet alleen op haar eigen belangen letten, maar zal zij ook rekening houden met de belangen van de koper. Dit kan met zich meebrengen dat zij de koper gevraagd, maar ook ongevraagd, moet inlichten over feiten betreffende de te verkopen grond (en/of opstallen). Deze informatieplicht staat bekend als de “mededelingsplicht” van de verkoper. Deze actieve mededelingsplicht prevaleert in het algemeen boven de onderzoeksplicht van de kopende partij. Wanneer de provincie kopende partij is, geldt ook voor haar de onderzoeksplicht. Deze wordt versterkt doordat de provincie kan worden aangemerkt als professionele partij. Bij de afdeling Milieubeleid en Bodemsanering (MB) is inzicht op welke locaties in de provincie Groningen bodemonderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden en is daarnaast inzicht in de locaties waar een vermoeden is van bodemverontreiniging (de zogenaamde locaties met historische informatie). Een toets op bodemverontreiniging bij de aan- en verkoop van gronden vindt plaats, deze wordt verankerd in de werkprocessen bij de uitvoering. V oorzien wordt in de verzelfstandiging van de onderneming door het onderbrengen van die onderneming in een overheids-NV. Na de oprichting van de NV zal de GR verder gaan als aandeelhouder van de NV. De GR zal de gronden die zij in eigendom heeft in erfpacht uitgeven aan de NV, die de gronden dan in ondererfpacht kan uitgeven. Na de vestiging van erfpacht ten behoeve van de NV zal de economische eigendom dan ook aan de NV worden overgedragen. 1 11 Grondstromenbeleid 2.6.1Structuurvisie infrastructuur en ruimte Het grondstromenbeleid van de provincie Groningen is weergegeven in de beleidsnota Van Last naar Lust (2003). De ambitie van het grondbeleid is om sneller en slagvaardiger te opereren op de grondmarkt waardoor ruimtelijke opgaven sneller en doelmatiger kunnen worden gerealiseerd. In het verlengde van deze ambitie zoeken we tevens naar de verbinding tussen grondbeleid en grondstromenbeleid die een kans biedt om de provinciale ambities voor duurzaam hergebruik optimaal te benutten. In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. Bij deze SVIR is door het Rijk ook een bevoegdheidsverdeling gegeven. De SVIR is de opvolger van de Nota Ruimte (en enkele andere Rijksnota’s). In de SVIR zijn de taken en bevoegdheden van de provincies in het ruimtelijk domein aangegeven. Zo speelt de provincie een sectoroverstijgende en verbindende rol en fungeert zij als gebiedsregisseur door het ontwikkelen van integrale ontwikkelingsvisies, het afwegen en afstemmen van belangen en het bewaken en bevorderen van complementariteit tussen steden en tussen regio’s binnen de provincie. Bij de verwerving van gronden voor projecten, wordt in de uitvoering bewust rekening gehouden met grondverzet en hergebruik van grondstromen die onlosmakelijk verbonden zijn met ruimtelijke opgaven en ontwikkelingen. Bij de implementatie van de Nota Grondbeleid wordt het grondstromenbeleid verankerd in onze werkprocessen. 2.6Rijksbeleid In de afgelopen jaren zijn ingrijpende wijzigingen in kaders en regelgeving doorgevoerd. Zo geeft de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die in juli 2008 van kracht is geworden de provincie de mogelijkheid een inpassingsplan te maken en op basis daarvan gebruik te maken van grondbeleidsinstrumenten, zoals: onteigenen, het vestigen van een voorkeursrecht en het doorbelasten van kosten. De Grondexploitatiewet biedt, naast de gemeenten, ook aan provincies en Rijk instrumenten voor het voeren van grondbeleid en de realisering van bovenlokale projecten en ontwikkelingen. Daarnaast heeft de provincie meer dan voorheen de verantwoordelijkheid gekregen over de inrichting van het landelijk gebied, met de invoering van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (Wilg) (2007), het Investeringsbudget Landelijk Gebied (Ilg) en het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied (pMJP2). Met de komst van de nieuwe Wro in 2008, is de discussie over een actievere rol binnen ruimtelijke opgaven gestart. 2 12 Het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied (pMJP), is een door PS vastgesteld programma waarin de uitvoering van het beleid voor het landelijk gebied tot uitdrukking komt. 2.6.2 Crisis- en herstelwet Sinds 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) van kracht. De wet zorgt voor kortere procedures, waardoor ruimtelijke projecten sneller kunnen worden uitgevoerd. Het gaat onder meer om de aanleg van wegen en bedrijventerreinen en de bouw van woningen en bijvoorbeeld windmolenparken. De Chw is ingezet ter bestrijding van de financiële en economische crisis. De Chw past in het streven naar vereenvoudiging van het omgevingsrecht. Uiteindelijk zal de Chw opgaan in de Omgevingswet, die naar verwachting eind 2014 van kracht wordt. 2.6.3 Wet ruimtelijke ordening In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt geregeld hoe ruimtelijke plannen tot stand komen, uitgevoerd en gewijzigd worden. Het doel van de wet is zorgen voor goede ruimtelijke ordening en actuele ruimtelijke plannen, duidelijkheid over verantwoordelijkheden en uitvoering van het ruimtelijk beleid. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen gemeenten dienen te opereren. De rijksoverheid, provincies en gemeenten beschrijven in structuurvisies welke ruimtelijke ontwikkelingen zij verwachten en hoe zij die ontwikkelingen sturen of uitvoeren. Provinciale belangen, zoals het beheer van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte, worden in provinciale structuurvisies, zoals het POP beschreven. Grondexploitatiewet 2.6.6 Wet voorkeursrecht gemeenten De Grondexploitatiewet (Grex-wet) is geïntegreerd in de Wro. De Grex-wet regelt de financieel technische en juridische kanten van de grondexploitatie en alles wat direct of indirect met grondexploitatie en locatieontwikkeling te maken heeft. Deze wet is een instrument die nodig is voor kostenverhaal, verevening en het stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. In de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) is bepaald dat gemeenten, provincies en Rijk een voorkeursrecht kunnen vestigen op gronden waaraan bij respectievelijk het bestemmingsplan, inpassingsplan of structuurvisie een niet-agrarische bestemming is toegekend en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan of besluit. Het is echter ook mogelijk om vooruitlopend op vaststelling van deze plannen of besluiten een voorkeursrecht te vestigen. Wanneer de provincie een voorkeursrecht vestigt moet een eigenaar (behoudens enkele in de wet genoemde uitzonderingen) zijn grond eerst aan de provincie aanbieden als hij van plan is zijn grond te vervreemden. De provincie kan afzien van aankoop, waarna een eigenaar gedurende 3 jaar vrij is te vervreemden aan een andere partij. 2.6.4 Wet agrarisch grondverkeer Als de Dienst Landelijk Gebied (DLG3) voor de provincie of andere opdrachtgever grond verwerft, kan die grond op naam gesteld worden van het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) of op naam van de provincie. Ingevolge de Wet agrarisch grondverkeer (Wag) is het BBL een rechtspersoon (art 28). De rechtspersoon BBL legt (net als DLG) rechtstreeks verantwoording af aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I). BBL publiceert ieder jaar een jaarverslag en een Rekening en Verantwoording, waarin een totaaloverzicht is te vinden van de grondtransacties en de daarmee gemoeide investeringen. Daarnaast kent de Wag de mogelijkheid tot het vestigen van een voorkeursrecht ten name van het BBL in niet-stedelijk gebied (landelijk gebied als omschreven in de Wag). 2.6.5 Wet Inrichting Landelijk Gebied De Wet Inrichting Landelijk Gebied (Wilg) - als opvolger van de Landinrichtingswet - beoogt een integrale en waar mogelijk gecoördineerde inrichting van het landelijk gebied overeenkomstig de ruimtelijke functies die aan het gebied zijn toegekend. Voor een doelmatige inrichting kent de Wilg de mogelijkheid om binnen een plangebied een herverkavelingsblok aan te wijzen. Binnen dit herverkavelingsblok kan een planmatige herverkaveling plaatsvinden op grond van de ruimtelijke functies die voor dit herverkavelingsblok zijn vastgesteld. Daarnaast kent de Wilg de mogelijkheid van ruilverkaveling bij overeenkomst (kavelruil) en landinrichting in verband met infrastructurele voorzieningen (met name bij aanleg van wegen). 2.6.7 Wet markt en overheid Overheden gaan regelmatig de concurrentie aan met bedrijven door het verrichten van economische activiteiten. Om concurrentievervalsing te voorkomen, moeten overheden zich aan regels houden. Deze wettelijke gedragsregels staan in de Wet markt en overheid (Wmo). De nieuwe Wmo is per 1 juli 2012 in werking getreden en bevat vier gedragsregels, deze zijn: • Kostendoorberekening: alle integrale kosten van een economische activiteit doorberekenen in de verkoopprijs. • Bevoordelingsverbod: overheidsbedrijven niet bevoordelen boven concurrerende bedrijven. • Gegevenshergebruik: gegevens waar de provincie over beschikt niet hergebruiken voor andere, economische activiteiten. Dat mag alleen als andere organisaties of bedrijven ook (onder dezelfde voorwaarden) over de gegevens kunnen beschikken. • Functiescheiding: als een overheid ten aanzien van bepaalde economische activiteiten een bestuurlijke rol heeft en die economische activiteiten ook zelf uitvoert, mogen niet dezelfde personen betrokken zijn bij de bestuurlijke en de economische activiteiten van die organisatie. De Dienst Landelijk Gebied (DLG) verwerft voor provincies of andere opdrachtgevers grond, die grond kan op naam gesteld worden van het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). 3 13 Gedoogverplichting Voor nieuwe economische activiteiten die gestart zijn op of na 1 juli 2012 geldt geen overgangstermijn. Dit betekent dat de provincie de gedragsregels van de Wmo per direct moet naleven bij deze activiteiten. Voor bestaande economische activiteiten die voor 1 juli 2012 werden verricht, geldt er een overgangsregime: • Vanaf 1 juli 2013: functiescheiding. • Vanaf 1 juli 2014: kostendoorberekening, bevoordelingsverbod en gegevenshergebruik. De gedoogverplichting houdt bijvoorbeeld in dat een eigenaar van een stuk grond moet toestaan dat kabels en leidingen gelegd worden in die grond. Deze verplichting kan alleen worden opgelegd wanneer het belang van dat werk van algemeen nut is. De Belemmeringenwet Privaatrecht wordt in veruit de meeste gevallen (98%) toegepast als het gaat om het leggen van kabels of leidingen in de grond. Dit gaat dus minder ver dan bij onteigening, waarbij sprake is van de gedwongen ontneming van eigendom. 2.6.10 Omgevingswet Opgemerkt wordt dat de staatssecretaris van Financiën en ook de Europese Commissie ervoor kiezen om marktactiviteiten van overheden (zoals grondexploitaties) vennootschapsbelastingplichtig te maken. Met de Omgevingswet wil het Rijk de regels voor ruimtelijke projecten vereenvoudigen en bundelen. De Ow sluit aan bij de maatschappelijke behoefte aan meer flexibiliteit en integraliteit. Hierdoor moet het makkelijker worden om projecten op te starten. 2.6.8 Onteigeningswet De provincie Groningen kan besluiten het instrument van onteigening in te zetten, om haar ruimtelijke doelstellingen te verwezenlijken. Als grond wordt onteigend, wordt alles wat daar vast op staat eigendom van de overheid. Onteigening is alleen mogelijk in het algemeen belang, onder bepaalde voorwaarden en in overeenstemming met nationaal en internationaal recht. In de onteigeningswet zijn de grondslagen waarop onteigend kan worden te vinden. 2.6.9 Belemmeringenwet Privaatrecht De Belemmeringenwet Privaatrecht (BP) biedt ondernemers van openbare werken een publiekrechtelijk instrument dat de aanleg of het behoud van die openbare werken garandeert. Dit instrument komt van pas als er geen overeenstemming wordt bereikt over het medegebruik van onroerende zaken. De minister van Infrastructuur en Milieu is bevoegd tot het opleggen van een gedoogverplichting op grond van de BP. Het proces dat leidt tot het gedoogplichtbesluit wordt de gedoogplichtprocedure genoemd. 14 Met de Omgevingswet wil de overheid beter aansluiten op: • De samenhang tussen verschillende projecten en activiteiten (op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en natuur). • Duurzame ontwikkelingen, zoals locaties voor windmolenparken. • De verschillen tussen regio’s. De nieuwe wet leidt tot minder regels en onderzoekslasten, terwijl besluitvorming over projecten en activiteiten sneller en beter wordt. Ook sluit de wet beter aan bij Europese regels en is er meer ruimte voor particulier initiatief. Het wetsvoorstel voor de eerste tranche van de Omgevingswet wordt in de loop van 2013 aangeboden aan de Raad van State. Na advisering door de Raad van State wordt het voorstel in 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer en wordt de Invoeringswet voorbereid. De inwerkingtreding is afhankelijk van het parlementaire traject dat daarna volgt. 2.7Europees beleid • 2.7.1 Mededingingsbeleid Controle op overheidssteun aan ondernemingen is een van de belangrijkste onderdelen van het mededingingsbeleid binnen de Europese Uni. Het doel van de Europese wet- en regelgeving is het scheppen van gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de gemeenschappelijke markt. De maatregelen van de overheid die concurrentievervalsend uitpakken door onterechte voordelen te scheppen voor ondernemingen of bepaalde producties daarvan, zijn daarom niet toegestaan. De regels over staatssteun vloeien voort uit Artikel 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Uni (VW&U). Naast de centrale overheid worden ook provincies, gemeenten en waterschappen gekwalificeerd als de staat in de zin van Artikel 107 van het Verdrag. Decentrale overheden hebben een eigen verplichting hun beleid aan te passen aan de Europese staatssteunregels. Als decentrale overheden transacties met grond en gebouwen verrichten, kan staatssteun worden vermeden door marktconform te handelen. Transacties rondom grond en gebouwen Van groot belang bij samenwerking in gebiedsontwikkeling betreft transacties rondom grond en gebouwen. Voor deze transacties heeft de Commissie haar beleidsstandpunt vastgelegd in de mededeling betreffende staatssteunelementen.. Deze mededeling (Pb EG 1997, C 209/3) is niet alleen van toepassing bij verkoop van gronden en gebouwen, maar moet analoog worden toegepast bij verhuur, pacht, of aankoop en leaseconstructies. Om staatsteun te vermijden moet deze Mededeling naar analogie worden toegepast. In deze mededeling staan twee procedures beschreven waarmee de overheid haar transacties kan uitvoeren zonder dat een vermoeden van staatssteun optreedt. Deze procedures zijn: • Verkoop via een onvoorwaardelijke biedprocedure. Door deze procedure kan het beste bod, dat met de marktwaarde overeenstemt, op de grond of het gebouw tot stand komen. Verkoop zonder onvoorwaardelijke biedprocedure. In dit geval wordt een onafhankelijke deskundige ingeschakeld die een taxatie van de marktwaarde voorafgaand aan de onderhandelingen uitvoert. De mededeling vermeldt verder dat indien niet aan één van deze procedures is voldaan, de transactie bij de Europese Commissie dient te worden gemeld zodat deze kan nagaan of er bij een bepaalde transactie eventueel sprake is van steun en zo ja, of deze steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. 2.7.2 Aanbestedingen Bij integrale gebiedsontwikkeling koopt de provincie - alleen of in samenwerking met andere publieke of private partijen- werken, diensten of leveringen in. Daarbij speelt de invloed van Europese regelgeving een belangrijke rol. De Europese regelgeving legt aan overheden de verplichting op om aanschaffingen boven een bepaalde financiële drempel aan te besteden volgens de Europese aanbestedingsrichtlijnen. De implementatie van de Europese richtlijnen vindt vanaf 1 april 2013 plats via de Aanbestedingswet. Daarnaast geld deze wet ook voor aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen en vormt daarmee voor decentrale overheden ook een nationaal aanbestedingskader. Provinciaal inkoop- en aanbestedingsbeleid Ons provinciaal aanbestedingsbeleid, voor het laatst vastgesteld in GS op 17 april 2012, dient op de Aanbestedingswet te worden aangepast. Bij de inkoop van diensten t.b.v. grondverwerving, worden de regels van het provinciaal inkoop- en aanbestedingsbeleid van de provincie Groningen gevolgd (m.u.v. diensten van DLG/BBL). Opgemerkt wordt dat het DLG/BBL hierin (momenteel) een uitzonderingspositie heeft. De provincie werkt met een prestatieovereenkomst met DLG. Daardoor vindt er geen aanbesteding van deze diensten plaats. 15 16 3.Grondbeleid en Samenwerkingsvormen 3.1 Inleiding Het Provinciaal grondbeleid is voor een belangrijk deel gericht op grondverwerving voor de traditionele provinciale taken, met name voor infrastructuur (wegen en kanalen), natuurbeleid, landinrichting en wateropgaven (waterberging). De grondverwerving vindt hoofdzakelijk plaats via de eigen organisatie en via de DLG. Dit zijn vooral de taakgebonden opgaven met een duidelijk omschreven doelstelling. Daarnaast wordt grond aangekocht om gewenste ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. In dit hoofdstuk worden de varianten van het grondbeleid beschreven en komen de verschillende samenwerkingsvormen op de grondmarkt met publieke en private partijen aan de orde. 3.2 Varianten grondbeleid De mate van sturing die de provincie bij de uitvoering van haar beleid c.q. gebiedsontwikkeling wil hebben is bepalend voor de rol die zij inneemt. Grondverwerving bij gebiedsontwikkelingen vindt door de provincie zelf plaats, of in opdracht van de provincie door derden. Bij grondverwerving in eigen beheer worden de keuzemogelijkheden voor sturing door de provincie vergroot. Dit kan in theorie variëren tussen actief gezamenlijk sturend of actief solistisch sturend. De factoren die van invloed zijn op de mogelijkheden om regie te voeren zijn o.a.: grondpositie of eigendom, complexiteit van de opgave, risico’s, zeggenschap, competenties en een combinatie van externe factoren. In de praktijk varieert het grondbeleid van de provincie Groningen dan ook tussen actief en taakgebonden grondbeleid, grondbeleid is immers maatwerk. Afhankelijk van de rol betekent dit dat de provincie ook zelf plannen ontwikkelt, gronden verwerft en zoals bij de Blauwestad ook gronden exploiteert. Het exploiteren van gronden wordt door de provincie echter in eerste instantie gezien als een taak die bij de gemeenten of private ontwikkelaars thuis hoort. De provincie Groningen voert zowel een taakgebonden grondbeleid (ook wel passief of faciliterend of grondbeleid genoemd) als een actief grondbeleid. Tussen deze twee uitersten van grondbeleid bevinden zich mengvormen. Deze mengvormen zijn feitelijk de vormen van publiek-private samenwerking. 3.2.1 Taakgebonden grondbeleid Bij taakgebonden grondbeleid is de grondverwerving direct gerelateerd aan een project (bv. natuur, water en infrastructuur). De benodigde gronden worden aangekocht nadat de planvorming is afgerond en de projectplannen door PS zijn vastgesteld (inclusief de voor de uitvoering hiervan benodigde middelen). De kosten van grondaankopen worden per project verrekend. Door deze taakgebonden grondaankopen worden de financiële risico’s zo veel mogelijk geminimaliseerd. De verwervingskosten van gronden maken onderdeel uit van de investeringen en worden op die wijze geactiveerd op de balans, en worden vervolgens afgeschreven conform de daarvoor geldende afschrijvingstermijnen. De termijn van uitvoering bij taakstellend verwerven van gronden is relatief kort. 3.2.2 Actief grondbeleid Bij actief grondbeleid speelt de provincie zelf een rol in de regie en het realiseren van haar beleidsdoelen, ze gaat daarbij zelf actief tot het aankopen van grond over. Deze actieve rol past bij de provinciale gebiedsgerichte ambities: ontwikkelingsgericht, gebiedsgericht en integraal werken. De provincie neemt hierbij een risicodragende positie in. Instrumenten van actief grondbeleid zijn bv. minnelijke verwerving, het vestigen van een voorkeursrecht en onteigening. In hoofdstuk 4 worden de varianten en de instrumenten van het grondbeleid verder uitgewerkt. 3.3Andere partijen op de grondmarkt De provincies zijn de afgelopen jaren een grotere rol gaan spelen aan de vraagzijde van de grondmarkt, om hun doelen sneller of effectiever te kunnen realiseren. Het (nieuwe) RO-instrumentarium zoals weergegeven in de Wro geeft hiertoe de mogelijkheden. 17 Op de grondmarkt zijn diverse overheden en marktpartijen actief. Het provinciaal grondbeleid heeft effect op andere partijen en omgekeerd beïnvloedt het marktgedrag van andere partijen het speelveld voor de provincie. Bij projecten of gebiedsontwikkelingen, waar naast de provincie ook andere overheden gronden verwerven en vervreemden, zoals bijvoorbeeld het Rijk, gemeenten, waterschappen, maar ook buurprovincies, stemt GS de provinciale grondverwerving daarom met medeoverheden af. De provincie Groningen zoekt actief de samenwerking met medeoverheden en bepaalt welke rol zij wil spelen bij een gebiedsontwikkeling. Belangrijke (mede)spelers op grondmarkt zijn: • Gemeenten • Waterschappen • Rijkswaterstaat • Private partijen • Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf • DLG/BBL In bijlage 2 is een uitwerking gegeven van de rol en positie van deze actoren op de grondmarkt. 3.4Samenwerkingsvormen Samenwerking kan min of meer verplicht voortvloeien uit ingenomen grondposities van partijen. Anderzijds kan de samenwerking ook voortvloeien uit de wens van de provincie om de deskundigheid van marktpartijen te benutten, verantwoordelijkheden en ook risico’s te delen. 3.4.1 Publiek-publieke samenwerking De provincie Groningen gaat, indien gewenst, actief de samenwerking met gemeenten, waterschappen, het Rijk en andere overheidsinstanties aan. Daarbij gaat het niet alleen om het voeren van regie als dat gewenst is, maar ook om financiële participatie in de realisatie van projecten. Op dat moment is er sprake van publiek-publieke samenwerking. In die samenwerking wordt, met behoud van de eigen identiteit en politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid van de partijen, een gezamenlijk project gerealiseerd op basis van een heldere taak- en risicoverdeling. 18 Al naar gelang de fase waarin het project zich bevindt kunnen verschillende samenwerkingsconstructies worden gekozen. Samenwerking tussen overheden heeft veel benamingen: convenant, bestuursconvenant en bestuursovereenkomst zijn hier voorbeelden van. De provincie heeft bij locatieontwikkeling vrijwel altijd twee petten op: als marktpartij met een zakelijk belang bij een goede locatieontwikkeling en als overheid in haar rol als hoeder van het algemene belang. Voor het vervullen van de laatste rol heeft de provincie, anders dan marktpartijen, publiekrechtelijke bevoegdheden en verplichtingen. Hoe deze bevoegdheden en verplichtingen worden ingezet en wie waarvoor verantwoordelijk wordt is één van de belangrijkste issues in een publiek-publiekeovereenkomst. Daarnaast maakt de provincie ook afspraken die privaatrechtelijk zijn, zoals over de inbreng van gronden of over andere vermogensrechtelijke rechtshandelingen. 3.4.2 Samenwerking met marktpartijen Samenwerkingsverbanden met marktpartijen, zoals bouwbedrijven, woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars worden aangeduid met de term PPS (Publiek-Private-Samenwerking). De noodzaak tot samenwerking kan enerzijds voortvloeien uit een door een marktpartij ingenomen grondpositie binnen een ontwikkellocatie. Anderzijds kan samenwerking voortvloeien om bijvoorbeeld kosten en risico’s te delen. Bij de uitvoering zijn drie modellen voor contractuele samenwerking te onderscheiden: het bouwclaimmodel, de joint venture en het concessiemodel. In deze modellen worden taken, verantwoordelijkheden en risico’s op verschillende manieren tussen de publieke en private sector verdeeld: 1. Concessiemodel; zeggenschap en risico’s worden overgedragen aan private partijen. 2. Joint venture; zeggenschap en risico worden gedeeld met de private sector. 3. Bouwclaim; zeggenschap en risico blijven voor een groot gedeelte bij de provincie. Concessiemodel 3.4.3 Keuze samenwerkingsvorm Bij het concessiemodel geschiedt de grondexploitatie door de marktpartij(en). De provincie houdt zich bezig met de planologische taken en het stellen van randvoorwaarden. Binnen deze grenzen ligt het volledige risico van de grond- en bouwexploitatie bij de marktpartij. Dit betekent dat de marktpartij meer mogelijkheden tot sturing heeft. De marktpartij heeft de mogelijkheden tot het realiseren van rendement, maar draagt anderzijds ook de risico’s. De keuze voor samenwerking en de daarmee samenhangende keuze voor een bepaalde samenwerkingsvorm hangt af van wat de provincie wil en kan en blijft altijd maatwerk. Deze keuze wordt voorafgaand aan een integrale gebiedsontwikkeling en uitgewerkt in een businesscase. Hierbij worden o.a. de volgende factoren in acht genomen: • De eigendomsverhoudingen. • De aard en omvang van de risico’s, alsmede de gewenste verdeling van deze risico’s. • De complexiteit en looptijd van het project. • De marktsituatie. • De noodzaak tot regie en zeggenschap. • Het financieel en capaciteitsbeslag • Het beschikbaar kennisniveau. Joint-Venture model In het Joint-Venture model voeren de provincie en de marktpartijen gezamenlijk de grondexploitatie. De samenwerking bestaat eruit dat partijen hun gronden inbrengen in een nieuw gezamenlijk op te richten bedrijf dat vervolgens de gronden bouw- en woonrijp maakt en bouwrijpe gronden verkoopt. De risico’s en de opbrengsten van de ontwikkeling van de locatie liggen bij dit bedrijf. Daarin heeft de provincie als marktpartij zeggenschap en voert zij regie, zodat de gewenste functies gerealiseerd worden. De uiteindelijke opbrengsten en risico’s worden door de provincie en de marktpartij gedeeld. De vormgeving van deze samenwerking is veelal in een Besloten Vennootschap (BV) en/of een Commanditaire Vennootschap (CV). De provincie Groningen zal bij PPS constructies in eerste instantie kiezen voor een samenwerkingsmodel, waarbij zoveel mogelijk risico’s (van de gronden bouwexploitatie) bij de marktpartij(en) worden neergelegd. Bouwclaimmodel Het bouwclaimmodel houdt in dat de provincie de gronden van marktpartijen aankoopt onder de voorwaarde dat de provincie bij de uitgifte van bouwrijpe gronden een gedeelte hiervan verkoopt aan de marktpartijen. De kern hiervan is dat de provincie zelf de grondexploitatie voert, zo mogelijk van het gehele gebied. De marktpartij zorgt voor de opstalexploitatie van het gebieden of voor bijvoorbeeld de vereiste natuurontwikkeling. De risico’s liggen bij dit model grotendeels bij de provincie. 19 20 4. Varianten en Instrumenten Grondbeleid 4.1 Inleiding Bij de beoordeling van grond- en vastgoedaankopen, met daaraan gekoppeld de inzet van instrumenten, wordt rekening gehouden met het feit dat de provincie actief is op verschillende deelmarkten (infrastructuur, agrarisch, natuur en water en gebiedonstwikkelingsprojecten) die elk eigen dynamiek en specifieke kenmerken hebben. Om deze reden blijft grondverwerving altijd maatwerk. Het is daarom van essentieel belang om per project of gebiedsontwikkeling in een vroeg stadium keuzes te maken over de inzet van instrumenten. Vaak is het beschikken over (de juiste) grondposities van doorslaggevend belang om een ontwikkeling te kunnen realiseren. Het verwerven van posities kent wel enig nuancering; de provincie zal sober en doelmatig gronden verwerven, niet meer dan strikt noodzakelijk voor het beoogde doel. Als uitgangspunt geldt hierbij dat voor alle provinciale doelen waarvoor grondverwerving plaats vindt, vooraf wordt nagedacht over de strategie in een op te stellen Aankoopstrategieplan (ASP). In dit plan worden keuzes gemaakt over de samenwerking, deelneming, de inzet van financiële middelen en inzet van instrumenten. In dit hoofdstuk worden de vormen van grondbezit beschreven en volgt een verkenning van de instrumenten die de provincie ter beschikking staan. Waar nodig wordt gemotiveerd aangegeven hoe een bepaald instrument past binnen het grondbeleid dat de provincie voor ogen staat. Vervolgens wordt de grondverwerving en de uitgifte van grond beschreven en komt het aan- en verkoopbeleid van de provincie aan bod. 4.2 Vormen van grondbezit Afhankelijk van de ruimtelijke opgave wordt een besluit genomen over de inzet van grondbeleidsinstrumenten. Ook de vorm van grondbezit wordt dan een belangrijker aandachtspunt. Er is een aantal situaties te onderscheiden waarbinnen de provincie Groningen opereert op de grondmarkt: • De provincie verwerft gronden (onroerende zaken) om deze permanent te kunnen bezitten/ gebruiken. De grondverwerving start nadat het uitvoeringskrediet (waarvan de grondverwer- • • • • vingskosten onderdeel uitmaken) beschikbaar is gesteld. Bij de aanleg van wegen en kanalen krijgt de provincie permanent gronden in haar bezit doordat deze onlosmakelijk verbonden zijn met de aangelegde provinciale infrastructuur. De provincie verwerft onroerende zaken om deze tijdelijk te bezitten met als doel deze door te leveren aan de eindbeheerder. Hierbij gaat het meestal om de realisatie van natuurdoelen of verbetering van de landbouwkundige structuur. In dit geval worden de verworven gronden doorgeleverd aan terreinbeheerders. De provincie verwerft gronden met als doel deze zaken te exploiteren door deze in te richten en daarna gericht te verkopen. Deze situatie doet zich voor wanneer de provincie besluit om zelf als ontwikkelaar van het gebied op te treden, zoals in de Blauwestad. Dit vaak met het doel de randvoorwaarden te scheppen voor een gewenste economische ontwikkeling. De provincie verwerft, veelal vroegtijdig, gronden met als doel om deze in te kunnen zetten voor compensatiedoeleinden bij de daadwerkelijke verwerving voor een ruimtelijke ontwikkeling. Deze situatie doet zich voor bij de aanleg van infrastructurele werken, maar ook bij natuurontwikkeling. De provincie wil een bepaald doel realiseren, maar daarvoor is het niet noodzakelijk om de gronden in eigendom te hebben. In dit geval wordt volstaan door het vestigen van een recht van opstal of erfpacht, of het opleggen van een gedoogplicht als bedoeld in de Belemmeringenwet Privaatrecht, of het vestigen van een voorkeursrecht. Elke vorm van grondbezit vraagt om een eigen strategie, kent risico’s en vraagt om samenwerking met andere partijen. Het verwerven van grond dient te zijn gekoppeld aan een provinciaal doel, en bij te dragen aan de uiteindelijke doelrealisatie. Uitgangspunt bij grondbezit blijft dat gronden, al dan niet met opstallen, zoveel mogelijk worden verworven door de eindgebruiker. Indien de provincie geen eindgebruiker is, maar bezit leidt tot voordelen voor de provincie, kunnen GS besluiten tot verwerving. 21 4.3Grondverwerving Indien de keus is gemaakt voor het verwerven van gronden wordt nagedacht over de vervolgstap. Er zijn in hoofdlijn twee wijzen voor het verwerven van gronden: passief en actief verwerven. 4.3.2 Actief verwerven Dit kunnen gronden zijn voor provinciale taken, maar ook voor ruil- of compensatiedoeleinden ten behoeve van wegenaanleg of natuurontwikkeling etc. Anticiperende aankopen worden gedaan in het kader van een project. Over het algemeen betreft het hier een ontwikkelingsperiode van 3 5 jaar. In landinrichtingsprojecten met (grootschalige) functieveranderingen wordt door de provincie veel gewerkt met het instrument van anticiperende grondverwerving. Aankoop geschiedt op basis van vrijwilligheid, alleen de waarde in het economisch verkeer wordt vergoed. Actief verwerven kenmerkt zich doordat de provincie actief de eigenaren van de binnen een te ontwikkelen locatie gelegen onroerende zaken benadert teneinde deze aan te kopen. Anticiperende grondverwerving zal bijvoorbeeld plaats gaan vinden bij de gebiedsopgave Lauwersmeer. 4.3.1 Passief verwerven Passief verwerven houdt in dat de provincie zelf geen initiatief neemt om gronden en/of gebouwen te verwerven; gronden worden slechts aangekocht als deze aan de provincie worden aangeboden. De samenleving verlangt dat de provincie verstandig met haar investeringen omgaat én dat de geformuleerde beleidsdoelen worden gerealiseerd binnen de gestelde termijn en binnen het beschikbare budget. Hierbij past in beginsel geen passieve verwerving. Het is daarom van belang dat de provincie bij ruimtelijke vraagstukken van provinciaal belang een actieve rol speelt op de grondmarkt. De provincie neemt zelfstandig of in samenwerking met andere partijen door actieve verwerving posities in om de maatschappelijke doelen sneller of beter te realiseren. Voor een bepaald programma of project kan passieve verwerving meer op zijn plaats zijn. In die gevallen wordt in een op te stellen ASP gemotiveerd aangegeven waarom wordt afgeweken van het uitgangspunt van actieve verwerving. Zowel anticiperende grondverwerving als strategische grondverwerving valt onder de noemer van actief grondbeleid. Anticiperende grondverwerving Van anticiperende grondverwerving wordt gesproken als het aankopen van gronden plaats vindt vóórdat de definitieve plannen door PS zijn vastgesteld. 22 Strategische grondverwerving Het in alle breedte op voorraad verwerven van (ruil)gronden zonder dat op dat moment doelen voor de gronden bekend zijn, wordt strategisch grondverwerving genoemd. De aankopen vinden plaats voorafgaand aan bestuurlijk planvorming of besluitvorming. De zo ontstane grondpositie wordt ingezet op het moment dat projectplannen zijn vastgesteld. De toekomstige ruimtelijke inrichting wordt hiermee in een vroeg stadium veiliggesteld. Bij strategisch grondbeleid loopt de provincie het gevaar van “dubbele petten”. Dat komt doordat zij door haar grondposities vooruitloopt op ruimtelijke afwegingen en door de financiële belangen een objectieve afweging moeilijker wordt (dreiging van zogenaamde eigenaarplanologie). De financiële risico’s nemen hierdoor fors toe. De termijn van uitvoering is bij taakgebonden verwerven van gronden het kortst, bij strategisch verwerven van (ruil)gronden het langst (±10 jaar). Uitgangspunt hierbij is dat de provincie Groningen actief grond gaat verwerven voor integrale gebiedsontwikkeling, maar zeer terughoudend is bij strategische grondverwerving. Grondverwerving wordt alleen gedaan wanneer hiermee een provinciaal beleidsdoel is gediend. 4.4Instrumenten voor actieve grondverwerving De provincie wil bij tijdige realisering van ruimtelijke vraagstukken een actieve grondverwerving hanteren. Bij deze actieve verwerving hoort de inzet van instrumenten, ook als een instrument leidt tot een niet vrijwillige ontneming van de eigendom of een beperking van de vervreemdingsbevoegdheid van de huidige eigenaar. Bij een actieve verwerving past vooral de gedachtegang dat verwerving niet een vertragende factor wordt of zelfs tot stagnatie van het project leidt. compensatiegrond kan hiernaar onderzoek worden verricht en een voorstel worden uitgewerkt. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de provincie minnelijk alleen voor het betreffende doel aankoopt en de kans op het overhouden van restgronden zo klein mogelijk is of zelfs uitgesloten is. Voorkomen staatssteun Instrumenten van actieve grondverwerving zijn: minnelijke verwerving, het vestigen van een voorkeursrecht en onteigening. Ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun kan bij minnelijke verwerving, uitsluitend ter voorkoming van onteigening, een volledige schadeloosstelling op onteigeningsbasis worden gegeven. Deze schadeloosstelling wordt altijd berekend door een onafhankelijke deskundige, conform de jurisprudentie inzake berekening van schade op grond van de Onteigeningswet. 4.4.1 Minnelijke en vrijwillige verwerving 4.4.2 Voorkeursrecht Bij verwerving van gronden wordt in eerste instantie gestreefd naar een minnelijke verwerving. Het merendeel van de verwerving door de provincie vindt minnelijk plaats, waarbij de eigenaren actief worden benaderd. Minnelijk verwerven betekent verwerven zonder rechterlijke tussenkomst of zonder enige dwang. Indien de provincie een titel heeft om te kunnen onteigenen wordt in het minnelijke traject in principe ook een volledige schadeloosstelling geboden (de zogenaamde minnelijke onteigening). Van minnelijke onteigening kan slechts sprake zijn indien onroerende zaken worden verworven die op de juiste plaats zijn gelegen binnen de begrenzing van de ruimtelijke opgave. In alle overige gevallen kan alleen sprake van vrijwillige verwerving zijn. Met de inzet van het instrument voorkeursrecht wordt, in een vroeg stadium van de besluitvorming, speculatieve aankopen van derden voorkomen. Eigenaren die hun bezittingen willen verkopen zijn dan in beginsel verplicht om deze eerst aan de provincie aan te bieden. GS kunnen overgaan tot het vestigen van een voorlopig voorkeursrecht. Een provinciaal voorkeursrecht wordt ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster. Als een provinciaal voorkeursrecht in werking treedt, vervalt een eventueel op dat moment al geldend gemeentelijk voorkeursrecht. Zolang het provinciale voorkeursrecht geldt, kan de gemeente geen gebruik maken van haar voorkeursrechtbevoegdheid. Indien een eigenaar meer gronden wenst te verkopen dan enkel die percelen waarop de ruimtelijke ontwikkeling plaats moet vinden, is voor die delen sprake van een vrijwillig traject. Hiervoor worden geen bijkomende schaden vergoed, tenzij sprake is van minnelijke onteigening en de eigenaar kan vorderen dat het resterende wordt meegekocht (onteigening dient dan wel uiteindelijk mogelijk te zijn). Indien bij de verwerving wordt verzocht om Uitgangspunt is dat de provincie een voorkeursrecht vestigt wanneer provinciale belangen dit noodzakelijk maken en wanneer de provincie het voornemen heeft om zelf het inpassingsplan of projectbesluit vast te stellen voor een voorgenomen (gebieds)ontwikkeling. Indien een ruimtelijke ontwikkeling vraagt tot samenwerking met één of meerdere gemeenten wordt in onderling overleg met de betrokken partijen een ASP opgesteld. 23 Hierbij wordt de mogelijkheid van het vestigen van het voorkeursrecht verkend. Het voorkeursrecht dat is opgenomen in de Wag kan niet door de provincie worden gevestigd; dit is enkel voorbehouden aan het Rijk. Indien een voorkeursrecht wenselijk is, wordt dat op basis van de Wvg gevestigd. 4.4.3 Inrichting landelijk gebied De Wet Inrichting Landelijk Gebied (Wilg) kent de mogelijkheid om binnen een plangebied een herverkavelingsblok aan te wijzen. Binnen dit herverkavelingsblok kan een planmatige herverkaveling van gronden plaatsvinden op grond van de ruimtelijke functies die voor dit herverkavelingsblok zijn vastgesteld. De herverkavelingsprocedure kent rechtswaarborgen voor de belangen van de ingelanden. Dit onder andere met het oog op het feit, dat de rechtbank uiteindelijk het plan van toedeling (de nieuwe eigendomsverhoudingen binnen een herverkavelingsblok) vaststelt. Daarnaast kent de Wilg de mogelijkheid binnen een herverkavelingsblok, dat de “waarde” van de inbreng van een iedere eigenaar binnen een blok wordt gekort voor doeleinden van algemeen belang (max tot 3%). Deze doeleinden van algemeen belang kunnen bijvoorbeeld zijn de realisering (verwerving) van EHS-gronden. Voordeel van deze generieke kortingsmogelijkheid is, dat locatiegebonden grondverwerving kan plaatsvinden (naast het instrument van het plan van toedeling). Aan het einde van het herverkavelingsproces krijgen de grondeigenaren compensatie voor de toegepaste korting (in geld of in grond indien mogelijk). 4.4.4 Onteigening Als minnelijke verwerving niet slaagt kan in bepaalde gevallen het onteigeningsinstrument worden ingezet. Daarmee wordt voorkomen dat de realisatie van een ruimtelijke opgave, door het niet kunnen beschikken over alle eigendommen, onmogelijk wordt. Aangezien de procedure uiteindelijk leidt tot een onvrijwillige ontneming van het eigendom is de procedure met veel waarborgen omkleed. Deze bestaat grofweg uit twee gedeelten, te weten een administratief en een gerechtelijk gedeelte. In de administratieve procedure wijst de Kroon de benodigde gronden ter onteigening aan indien nut, noodzaak en urgentie zijn aangetoond, het algemeen belang wordt gediend en vaststaat dat pogingen tot 24 minnelijke verwerving vruchteloos zijn gebleken. Uiteindelijk wordt de administratieve procedure afgesloten doordat een Koninklijk Besluit (KB) tot onteigening wordt geslagen. Met dit KB is een titel verkregen waarop de tweede fase, de gerechtelijke procedure, kan worden ingezet. In de gerechtelijke procedure wordt het eigendom daadwerkelijk ontnomen en wordt de hoogte van de schadeloosstelling vastgesteld. Volledige schadevergoeding Er is bij onteigening sprake van een volledige schadevergoeding waarbij de eigenaar van het onroerend goed er ten gevolge van de onteigening niet in inkomen of vermogenspositie op achteruit of vooruit mag gaan. Bij de schadeloosstelling hoort alle schade die een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg is van de onteigening van de zaak. Dit betekent ook dat niet meer dan de werkelijk geleden schade wordt vergoed (anders is er sprake van staatsteun). Voor infrastructurele werken wordt het onteigeningsinstrument met enige regelmaat ingezet. In principe wordt voor elk project de voorbereiding op de administratieve fase gestart om het onteigeningsinstrument snel in te kunnen zetten. In de ASP’s worden voor deze projecten ook planningen gemaakt waar onteigening deel van uitmaakt. Deze werkwijze wordt verankerd in onze werkprocessen. Natuurdoeleinden Voor overige ruimtelijke opgaven wordt in het ASP aangegeven of inzet van het onteigeningsinstrument mogelijk en wenselijk is. Voor de realisering van natuurdoeleinden wordt door de provincie ook het instrument van onteigening ingezet. In het verleden is namelijk gebleken dat de kans bestaat dat projecten niet voltooid kunnen worden als met de laatste grondeigenaren geen overeenstemming wordt bereikt. Hierom wordt onder voorwaarden het onteigeningsinstrument ingezet voor het verwerven van gronden voor de realisatie van de EHS of bijvoorbeeld voor het realiseren van waterbergingen. De mogelijkheden voor onteigening ten behoeve van natuur zijn echter wel beperkt door de 10%-regel (provincies mogen maximaal 10% van voor natuur bestemde gronden door onteigening verwerven). In het Programma Landelijk Gebied-2 (PLG-2; 20132016) is hierover het volgende opgenomen: 4.5Uitgifte van grond “Verwerving vindt in principe plaats op basis van vrijwilligheid. In de omgevingsverordening is aangegeven het instrument van onteigening in te zetten. Met dit instrument zullen wij, net als in het verleden, terughoudend zijn. Voor cruciale percelen, waarbij we goed kunnen uitleggen waarom we willen onteigenen, gaan we dit echter niet uit de weg”. Om deze redenen wordt onder voorwaarden onteigening als instrument ingezet voor het verwerven van gronden voor de realisatie van de EHS. In sommige gevallen heeft de provincie Groningen meer grond in haar bezit dan strikt noodzakelijk is voor het bereiken van haar beleidsdoelen. Uitgangspunt hierbij is deze gronden te vervreemden zijn. Uitgifte kan plaatsvinden op drie verschillende wijzen (dan wel een combinatie hiervan): 1. verkoop van grond, 2. erfpacht en opstal en 3. verhuur en pacht. Deze varianten worden onderstaand besproken. 4.5.1 Verkoop van grond 4.4.5 Ruiling en compensatiegrond Indien anticiperend gronden zijn aangekocht of er andere gronden zijn waarover kan worden beschikt, kunnen deze worden ingezet ter ruiling of ter compensatie voor het verwerven van de benodigde gronden. Veelal geeft het kunnen aanbieden van vervangende grond een betere gespreksbasis dan enkel het kunnen bieden van een financiële vergoeding. De Rekenkamer heeft in haar recente onderzoek geoordeeld dat het proces van ruiling van gronden minder transparant is. In een ASP dient daarom duidelijk te worden omschreven op welke wijze een ruiling plaats kan vinden indien hier ten tijde van het opstellen van het plan in wordt voorzien. Naast een ruiling zoals hiervoor omschreven, kan ook worden gedacht aan een kavelruil. Kavelruil kan op basis van vrijwilligheid of verplicht plaatsvinden. Als een kavelruil wordt voorzien, wordt deze opgenomen in het betreffende ASP. Zoals bij de minnelijke verwerving al is aangegeven kan blijken dat een grondeigenaar slechts bereid is de benodigde gronden te verkopen indien hij hiervoor in grond wordt gecompenseerd. Ook kan het voorkomen dat de provincie meer gronden verwerft dan voor het doel benodigd is. In die gevallen dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen een vrijwillig en verplicht gedeelte, waarbij sprake is van verschillende vergoedingssferen. Indien meer gronden worden verworven dan strikt noodzakelijk is en deze gronden niet direct budgetneutraal kunnen worden ingezet bij de verwerving voor het project, wordt in het ASP inzichtelijk gemaakt welke risico’s hiermee worden genomen. De provincie verkoopt gronden (en gebouwen) die niet meer nodig zijn bij de betreffende beheerafdelingen. Het kan hier gaan om zowel een intern als een extern verzoek voor verkoop. Verkopen geschieden conform de onderstaand beschreven procedure. Als er sprake is van een gebied dat geëxploiteerd wordt, zoals de Blauwestad, waar voor langere tijd uitgifte van grond is, zal hiervoor een apart verkoopbeleid worden vastgesteld. In eerste instantie wordt vastgesteld bij de betreffende beheerafdeling of de grond verkocht kan worden. Vervolgens wordt de vraagprijs vastgesteld door een onafhankelijk gecertificeerd taxateur. Volgens het verkoopbeleid worden, behoudens het geval er een eerste recht van koop bestaat, in eerste instantie andere overheden benaderd om te kijken of er belangstelling bestaat voor aankoop van de grond tegen de waarde in het economische verkeer. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt gekeken of het af te stoten onroerend goed kan worden ingezet als compensatiegrond bij de verwerving voor (infrastructurele) projecten. Indien daar geen sprake van is en er slechts één eigenaar is, wordt met deze potentiële koper gesproken over de verkoop van de grond. Als er geen potentiele koper is, wordt een openbare inschrijving gehouden om derden de kans te geven de onroerende zaak te verwerven. Dit laatste geldt ook indien blijkt dat er meerdere gegadigden zijn voor compensatiegrond. 25 4.6Aan- en verkoopbeleid 4.5.2Recht van erfpacht en opstal en overige zakelijke rechten Door de uitgifte van gronden in erfpacht verkrijgt een partij een (overdraagbaar) recht om tegen betaling (canon) gronden gedurende een bepaalde periode te gebruiken en te houden. Door het vestigen van een recht van opstal ontstaat een juridische scheiding tussen het eigendom en het beperkte recht van opstal. In bijzondere gevallen kan ook worden volstaan met het verhuren of in gebruik geven van bepaalde rechten, zoals het genot van jachtof visrecht. Als uitgangspunt geldt dat overtollige gronden en gebouwen worden verkocht en niet worden bezwaard met beperkte rechten. Indien verkoop niet mogelijk is wordt in overleg met de betreffende beheerafdeling nagegaan of een ontheffing of toestemming kan worden verleend op basis van een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke regeling. Indien een ontheffing of toestemming wordt verleend kan worden bezien of het noodzakelijk is om provinciaal eigendom te belasten met beperkte rechten. 4.6.1 Aankoopstrategieplan Voor ruimtelijke programma’s, projecten of gebieden worden Aankoopstrategieplannen ASP’s opgesteld. Een ASP is een door GS vast te stellen operationeel, niet openbaar stuk waarin beleidskeuzes en uitgangspunten zijn vastgelegd ten aanzien van de verwerving van gronden. De besluitvorming hieromtrent is vertrouwelijk en niet publicabel. Deze geheimhouding is niet in strijd met de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). 4.6.2 Verkoopstrategie Verkoopstrategieplan Voor de verkoop van de overtollige gronden in het kader van een project(gebied) of programma wordt een Verkoop-Strategie-Plan (VSP) opgesteld. Wanneer gronden en opstallen niet meer nodig zijn voor het beoogde beleidsdoel zal de provincie deze af stoten. Hierbij wordt rekening gehouden met de marktsituatie. Het VSP is eveneens een door GS vast te stellen operationeel, niet openbaar stuk. In dit stuk worden de beleidskeuzes en uitgangspunten vastgelegd ten aanzien van de vervreemding van gronden en eventuele opstallen. 4.5.3 Verhuur en verpachting Verhuur als vorm van uitgifte betreft, in tegenstelling tot verhuur voor tijdelijk beheer, langdurige verhuur van gebouwen en gronden. Door verhuur krijgt een partij een contractueel recht om bepaalde onroerende zaken die eigendom zijn van de provincie gedurende een periode te gebruiken. Bij verpachting geeft de provincie de gronden gedurende een bepaalde periode in pacht uit voor de uitoefening van de landbouw. Teneinde te kunnen beschikken over provinciaal eigendom worden gronden enkel op basis van een geliberaliseerde pachtovereenkomst verpacht. 26 Gronden voor natuurontwikkeling In het verleden heeft DLG in opdracht van de provincie ten behoeve van natuurdoelen gronden aangekocht om deze door te leveren aan een TerreinBeherende Organisatie (TBO), zoals Natuurmonumenten of de Stichting het Groninger Landschap. TBO’s kregen de gronden “om niet” (zonder betaling of tegenprestatie), onder voorwaarde dat zij deze gronden niet mochten vervreemden. Door de Europese Commissie worden TBO’s nu gezien als ondernemingen. Dit betekent dat hiervoor de regelgeving inzake staatssteun geldt, zodat alleen kan worden doorgeleverd tegen marktwaarde (of dat wordt gemeld bij de Europese Commissie). De oude praktijk dat TBO’s gronden om niet geleverd kregen, is hiermee beëindigd. Het directe gevolg hiervan is dat de doorlevering aan TBO’s vertraging kan oplopen. Doordat de doorlevering stagneert kan geen gebruik worden van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) waardoor de provincie het tijdelijk beheer voorfinanciert. Opgemerkt wordt dat tegen de betreffende beschikking van de Europese Commissie door alle Nederlandse provincies beroep is ingesteld bij het Europese Hof. In afwachting van de uitspraak van het Europese Hof vindt momenteel geen doorlevering plaats. Naast de TBO’s kunnen ook particulieren natuur gaan beheren, deze hebben gelijke rechten. Het Rijk heeft namelijk uitgesproken bij de realisatie van het natuurbeleid uit te gaan van de gelijkberechtiging van alle natuurbeheerders en van marktwerking. Tegen de achtergrond van de gelijkberechtiging van alle natuurbeheerders, is het nodig om voor de traditionele doorlevering een alternatief te vinden dat gelijke kansen biedt aan de verschillende soorten natuurbeheerders. Dit geldt zowel voor een eventuele verkoop als voor de subsidiemogelijkheden. De Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL) wordt op termijn herzien; hierbij wordt op deze ontwikkeling ingespeeld. 27 28 5.Grondbeheer en Exploitatie 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het beheer van gronden en gebouwen besproken. Het beheer van gronden wordt een grotere en belangrijke taak van de provincie Groningen. Door het Natuurakkoord worden de taken van natuurbeheer overgedragen van het Rijk aan de Provincie. Tevens krijgen wij grond van het Rijk toebedeeld die beheerd en later verkocht kan worden als onderdeel van het “grondvoor-grond principe”. Vervolgens komt de grondexploitatie aan de orde in dit hoofdstuk. Grondexploitatie wordt in het algemeen gezien als een taak die op het terrein van de gemeenten thuis hoort. Als provincie exploiteren wij echter ook gronden, zoals bijvoorbeeld in de Blauwestad. een openbare inschrijving een pachter geselecteerd. Overhoekjes die niet worden verkocht, worden in bruikleen aan particulieren gegeven. 5.2.2 Beheer van gebouwen 5.2 Vastgoedbeheer Beheer van aangekochte gebouwen geschiedt in beginsel ook door de provincie. Indien het gebouw niet direct wordt gesloopt, wordt hiervoor tijdelijke beheer geregeld. Ter voorkoming van staatssteun gebeurt dit tegen marktconforme prijzen. Als uit de aankooponderhandelingen geen verplichtingen voortvloeien over het voortgezette gebruik worden gebouwen verhuurd. Alleen voor particulieren kan worden besloten de gebouwen in bruikleen te gegeven. Hierbij wordt in enkele gevallen gewerkt met instanties die gebouwen beheren ter voorkoming van bijvoorbeeld leegstand, vernieling en kraak. 5.2.1 Beheer van gronden 5.3Registratie van vastgoed en beheer Gronden die zijn verworven om bepaalde beleidsdoelen te realiseren maar nog niet direct daarvoor worden aangewend, worden tijdelijk beheerd. In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat gronden enkel op basis van een geliberaliseerde pachtovereenkomst verpacht worden. De provincie Groningen beschikt momenteel nog niet over een integraal systeem om haar grondbezit eenduidig te registreren. Dit systeem dient naast het administreren van algemene en financiële projectgegevens voor het volgen van de werkprocessen bij grondtransacties. Na afronding van projecten is het van belang dat de beheergegevens van gronden kunnen worden vastgelegd. De provincie heeft behoefte aan ondersteuning van die processen en activiteiten met de volgende functiegebieden: • Vastgoed registratie en beheer. • Verwerving en vervreemding. • Grondexploitatie. • Koppeling met het bodeminformatiesysteem (Globis), de grondstromenregistratie. • Koppeling met Verseon (zaakgericht werken). Voor de aankoop van gronden (voor infrastructurele werken), wordt er naar gestreefd om de periode tussen verwerving en start werkzaamheden zo kort mogelijk te houden. In het geval er toch gronden zijn die niet direct benodigd zijn bestaat de mogelijkheid tot het in gebruik geven, tegen de pachtprijs, aan de voormalige eigenaar voor in principe maximaal één jaar. In het geval de vorige eigenaar daarvoor geen belangstelling heeft, de duur tot aan de start werkzaamheden langer is of het gronden betreft die niet direct noodzakelijk zijn voor projecten, wordt grond die agrarisch te gebruiken is in beginsel verpacht. Dit verpachten geschiedt op basis van geliberaliseerde pachtovereenkomsten, waarbij de duur kan variëren van ca. één tot drie jaren. Indien voor een bepaald project gronden worden aangekocht kan ervoor worden gekozen om aan één van deze verkopers grond te verpachten ter besparing op verschuldigde inkomensschade. Indien hier geen sprake van is wordt door het houden van Daarnaast dient het systeem te beschikken over: • GIS functionaliteiten (vervaardigen kaarten en overzichten). • Een functionaliteit voor het kunnen leveren van managementinformatie en rapportages. • Het volgen van werkprocessen voor o.a. onteigening. • Een signaleringsfunctie waarbij medewerkers worden geattendeerd op te voeren acties. • Een mogelijkheid voor de toetsing op staatssteun. 29 5.4Grondexploitatie 5.4.1 Inleiding 5.4.3 Vertrouwelijk behandelen Wanneer de provincie een actieve ontwikkelende rol inneemt bij gebiedsontwikkelingen, dan wordt voor het plangebied een grondexploitatie opgesteld. Grondbeleid is een instrument voor de verwezenlijking van provinciale ruimtelijke beleidsdoelen. Het uitgangspunt daarbij is dat grondexploitatie uitsluitend ter bevordering van financieel gewin of speculatieve doeleinden niet aan de orde is. Bij grondexploitaties geldt dat de informatie over waar en wanneer welke bestemmingen wel of niet kan worden (her)ontwikkeld, van groot belang kan zijn voor andere spelers op de grondmarkt. De onderhandelingspositie van de provincie kan geschaad worden wanneer derden onverkort inzage hebben in de politieke besluitvorming rondom grondverwerving en grondexploitaties. Om deze reden worden grondexploitaties, evenals verwervingsplannen behorend bij grondaankoopkredieten, vertrouwelijk behandeld. De grondexploitaties worden vervolgens vastgesteld door PS. 5.4.2 Grondexploitatie Voor alle ruimtelijke ontwikkelingsprojecten waarin de provincie participeert of zelf een actief grondbeleid voert, worden door onszelf of samen met partners grondexploitaties opgezet. Deze berekening is van belang voor het beoordelen van de financiële haalbaarheid van de gebiedsontwikkeling, voor risicoanalyse en risicobeheersing. Daarnaast is deze berekening van belang voor het onderbouwen van kredietaanvragen, het bepalen van de investeringsbehoefte en ten slotte voor budgetbeheersing in de uitvoeringsfase van het project. Het opstellen van een grondexploitatie bestaat uit het vastleggen van de doelstellingen, uitgangspunten en randvoorwaarden, die gekozen worden vanuit een inhoudelijk ambitieniveau en de financiële kwantificering daarvan. Een grondexploitatie gaat vergezeld met een toelichting en kaart waarin uitgangspunten en randvoorwaarden van de berekening worden toegelicht. De uitkomsten van een grondexploitatie zijn van groot belang omdat bij een negatief saldo aanvullende dekking moet worden gevonden en bij een gerealiseerd positief saldo (winst) dit bij afsluiting van de exploitatie in de provinciekas kan vloeien. Deze winst kan vervolgens opnieuw worden ingezet voor provinciale (deel)projecten met een niet sluitende grondexploitatie. Dit wordt ook wel verevening genoemd. Met de grondexploitatieberekening wordt het project van grof naar fijn doorgerekend. De grondexploitatie groeit mee met de verschillende fasen van het project. 30 5.4.4 Jaarlijkse actualisatie grondexploitaties Een grondexploitatie, van eerste verwerving tot de laatste verkoop van b.v. bouwkavels, kent al gauw een looptijd van 10 jaar, of in het (unieke) geval van de Blauwestad meer dan 30 jaar. Gedurende deze periode kunnen zich betrekkelijk grote fluctuaties voordoen in de prognoses, vooral als de plannen erg afhankelijk zijn van ontwikkelingen in de markt voor bouwrijpe grond. In artikel 70 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is bepaald dat in de toelichting op het onderhanden werk inzake grondexploitatie aan PS jaarlijks een totaaloverzicht wordt gegeven van de in exploitatie zijnde projecten (complexen). De grondexploitatiebegrotingen worden tenminste jaarlijks herzien of geactualiseerd. Een jaarlijkse herziening van de exploitatie is al vanwege waarderingen die voor de jaarrekening van belang en sluit goed aan bij de provinciale planning en controlecyclus. 5.4.5Verlies- en winstneming bij grondexploitaties 5.5Grondexploitatie en kostenverhaal Artikel 65 BBV geeft aan dat voorraden en deelnemingen tegen marktwaarde worden gewaardeerd wanneer deze lager zijn dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Het is goed denkbaar dat een grondexploitatiebegroting wordt gemaakt waarbij vanaf het begin af aan al duidelijk is dat de baten de lasten niet of slechts gedeeltelijk dekken. De grondexploitatiebegroting voor het project vertoont daardoor een begroot verlies. 5.5.1 Kosten verhalen Het is tevens denkbaar dat een aanvankelijk winstgevende prognose van een grondexploitatiebegroting omslaat naar een verliesgevende begroting, bv. door conjuncturele omstandigheden, noodgedwongen planwijzigingen en degelijke. De tot dan toe geactiveerde grondexploitatie krijgt dan een lagere waarde. Die lagere waarde kan in de verslaggeving (en boekhouding) op twee manieren worden gepresenteerd, namelijk: • Via een (niet-herstelbare) afboeking. • Via het treffen van een voorziening, die wordt afgetrokken van de waarde van het actief. In feite is de voorziening, naar analogie van de voorziening voor oninbare vorderingen, een waardecorrectie op de actiefpost Bouwgrond in exploitatie. Om die reden moet deze voorziening dan ook onder deze post worden opgenomen en toegelicht in de toelichting van de balans. Voordeel van het aanbrengen van de noodzakelijke waardecorrectie via het treffen van een voorziening is dat er een automatische correctie naar mogelijk de gehele vervaardigingsprijs plaatsvindt wanneer de marktwaarden verbeteren. Op deze wijze kan een eerder geleden boekverlies mogelijk later weer als tussentijds ramingsvoordeel worden verantwoord. Voor exploitaties met een voorzien negatief saldo wordt per direct een (verlies)voorziening gevormd. De Grondexploitatiewet, vaak afgekort als Grexwet, is een onderdeel van de Wro. De Grondexploitatiewet biedt gemeenten en provincies onder meer instrumenten om kosten van de planontwikkeling bij grondeigenaren, veelal projectontwikkelaars, te verhalen. Daarnaast zijn er zaken geregeld omtrent planschade. Kostenverhaal is via het exploitatieplan direct gekoppeld aan een bestemmingsplan of inpassingsplan. Voor de provincie is het ook mogelijk om kosten indirect te verhalen via een gemeentelijk bestemmingsplan en exploitatieplan. Bij de taakgebonden projecten (wegen & kanalen, natuur & EHS) staan doorgaans geen opbrengsten tegenover de kosten. Deze projecten zijn dan ook te bestempelen als investeringsprojecten. In deze projecten is meestal geen bouwplan conform artikel 6.2.1 Bro4 voorzien. De Grexwet (kostenverhaal) is dan ook niet aan de orde. Bij de niet taakgebonden projecten zoals de Blauwestad en bijvoorbeeld ook Lauwersmeer / Lauwersoog, worden grondexploitaties opgesteld, waarin baten en lasten tegen elkaar afgezet worden. 5.5.2 Inpassingsplan In de Wro hebben niet alleen gemeenten de bevoegdheid tot het maken van een bestemmingsplan, maar ook de provincie heeft de mogelijkheid tot het maken van een inpassingsplan. Het vestigen van een voorkeursrecht wordt aan dit RO-instrument gekoppeld. 5.5.3 Verevening Verevening is financiering van een verliesgevende ruimtelijke ontwikkeling met de opbrengsten uit een winstgevende ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij gelden de regels van het BBV waarin de voorwaarden voor winstneming zijn vastgelegd. Winst nemen op meerjarige grondexploitaties wordt beheerst door het “voorzichtigheidsbeginsel”. Begrote winst mag pas worden genomen wanneer daarover voldoende zekerheid bestaat. Dit houdt ook in dat huidige voorziene verliezen in de jaarrekening niet kunnen worden gecompenseerd met de verwachte toekomstige winsten. Het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) is een nadere uitwerking van de Wro en bevat onder meer bepalingen over structuurvisies, inpassingsplannen, financiële bepalingen etc. 4 31 32 6. Financiën en Risico’s 6.1 Inleiding Het verwerven van grond en opstallen brengt financiële risico’s met zich mee. Het is soms nog niet zeker of en wanneer de provincie, tot planuitvoering over kan gaan en de kosten van de grondverwerving, zoals aankoop, beheer en rentelasten binnen de toekomstige grondexploitatie of binnen de gebiedsontwikkeling gecompenseerd kunnen worden. Omdat de verworven gronden wel op de balans worden opgenomen, kan dit een aanzienlijke last zijn. De risico’s worden groter als de gronden langdurig in het bezit van de provincie blijven en als de geldmarktrente grote fluctuaties vertoont. Als de marktprijs daalt, wordt tot afwaardering van de gronden overgegaan. Dit betekent dat het weerstandsvermogen van de provincie van een voldoende omvang moet zijn om risico’s van grondaankoop verantwoord te nemen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het prijsbeleid, fiscale en financiële aspecten die van toepassing zijn op ons grondbeleid en vervolgens komt het risicomanagement aan bod. 6.2Prijsbeleid De provincie koopt, verhuurt, verpacht en verkoopt gronden en is verplicht hiervoor marktconforme prijzen te hanteren. Door het hanteren van marktconforme prijzen en een integrale kostendoorberekening wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in de Wmo en worden de risico’s op staatssteun geminimaliseerd. Bij minnelijke aankoop blijkt de waarde uit een vooraf opgemaakt taxatierapport. Bij openbare verkoop mag de uiteindelijke prijs geacht worden overeen te komen met de marktwaarde. Bij onderhandse verkoop wordt de marktwaarde bepaald aan de hand van een taxatierapport. Ook voor de verhuur- en verpachtingprijzen zijn markconforme prijzen het uitgangspunt. Om de financiële risico’s te beperken wordt hierna de aankoopstrategie (in 4 fasen) uiteen gezet, die de provincie Groningen hanteert. Met deze aankoopstrategie worden de aankopen tegen aanvaardbare risico’s vastgelegd. Deze fasering betreft met name de rode functies (bouw en infra) en is niet zonder meer van toepassing op de groene functies (natuur). Fase 1: P assief aankopen voor de bestaande bestemmingswaarde In de eerste fase van de aankoop, wanneer de ruimtelijke planvorming nog niet formeel is opgestart maar het provinciale belang en het beleidsdoel al wel bekend zijn, reageert de provincie op aanbiedingen uit de markt, maar worden eigenaren niet actief benaderd (passieve verwerving). De provincie koopt alleen aan tegen de waarde in het economische verkeer die is gebaseerd op huidige (meestal agrarische) bestemming. Fase 2: Beperkt actief minnelijk aankopen Naarmate de plannen verder vorderen en er door PS of door GS (en/of gemeenten) besluiten zijn genomen over de toekomstige functies van gronden, bijvoorbeeld in de vorm van een structuurvisie, is het op enig moment niet meer mogelijk om passief en tegen verkeerswaarde bij bestaande bestemming te verwerven. Op dat moment kan worden overwogen of het voorkeursrecht wordt gevestigd. De markt speelt in op verwachtingen rondom toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. Dit speelt in het bijzonder wanneer er toekomstige bestemmingen worden voorzien die voor aanmerkelijke waardevermeerdering zorgen. Waar mogelijk wordt het tijdelijke gebruik van de verworven grond en opstallen door derden tegen marktconforme condities overeengekomen waarbij opleveringstermijn en condities éénduidig worden vastgelegd. Fase 3: A ctief minnelijk aankopen tegen taxatiewaarde Naarmate plannen worden vervolgd en er een behoorlijke mate van zekerheid is dat in de nabije toekomst waardevermeerderende bestemmingen worden voorzien, is aankopen tegen verkeerswaarde onmogelijk geworden. In deze fase kan de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) worden ingezet om een eigen actieve ontwikkeling mogelijk te maken. 33 Wanneer de provincie besluit om in deze fase met gemeenten en/of het Rijk, of zelfstandig een actief grondbeleid te voeren, wordt een gedegen risicoanalyse uitgevoerd en wordt tegen taxatiewaarde aangekocht. Fase 4: Van minnelijk traject naar onteigening Dikwijls blijkt bij vordering van de projecten dat minnelijke verwerving onvoldoende resultaten laat zien. Eigenaars in het gebied willen hun gronden niet verkopen terwijl de uitvoering van de projecten vanwege politieke besluitvorming feitelijk al onomkeerbaar is geworden. In dit geval kan de provincie gebruik maken van de titels uit de Onteigeningswet en Landinrichtingswet / Wilg. Ter beëindiging van het minnelijke traject wordt als sluitstuk van de grondverwerving, aangekocht tegen volledige schadeloosstelling op basis van de Onteigeningswet (minnelijke onteigening). Formeel sluitstuk van de aankooponderhandelingen is het voeren van een onteigeningsprocedure. 6.3Het taxatierapport Het taxatierapport speelt een belangrijke rol bij het vaststellen van de marktwaarde van te kopen of te verkopen gronden. De provincie Groningen vindt het van groot belang dat taxaties transparant tot stand komen en dat de rapporten voldoen aan de geldende regels. Om deze reden vinden taxaties plaats door een onafhankelijk gecertificeerd taxateur5. Het taxatierapport moet helder zijn en inzicht geven in de gehanteerde referentieobjecten. Het taxatierapport wordt opgemaakt en getekend vóórafgaand aan het onderhandelingstraject. 6.4 Fiscaliteit 6.4.1 Omzetbelasting Wanneer de provincie een grondexploitatie voert, zijn er verschillende fiscale mogelijkheden: • De eerste is dat de provincie belaste prestaties levert en daarom als ondernemer recht op aftrek van BTW heeft wanneer zij in het kader van de grondexploitatie bouwrijpe grond verkoopt. De Mededeling ‘Grondtransacties en gebouwen door openbare instanties’ van de EC uit 1997 stelt eisen aan de opleiding en ervaring van een taxateur. 5 34 • • Ook kan de provincie worden gezien als ondernemer die vrijgestelde prestaties levert en daarmee geen recht op aftrek heeft. Een derde mogelijkheid is dat de provincie door de fiscus niet als ondernemer wordt aangemerkt en daarmee voor de activiteiten geheel buiten de Wet Omzet Belasting (OB) blijft. Op grond van de huidige Wet OB is levering van onroerende zaken door een ondernemer in beginsel vrijgesteld van BTW. Dit met uitzondering van de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorende terrein voor, op, of uiterlijk twee jaar na het tijdstip van eerste ingebruikname alsmede de levering van een bouwterrein. Voor aan- en verkoop van grond geldt in principe de overdrachtsbelasting waarvoor de overheid een (subjectieve) vrijstelling heeft. 6.4.2 BTW-compensatiefonds In de praktijk van de uitvoering van inpassingssplannen (en gemeentelijke bestemmingsplannen) is gebleken dat overheden bij het afwegen tussen het zelf uitvoeren van activiteiten en uitbesteding van overheidstaken (bijvoorbeeld planontwikkeling) vaak de heffing van BTW een belangrijke rol laten spelen. Zelf uitvoeren zou vanwege het achterwege blijven van BTW-kosten goedkoper kunnen zijn dan uitbesteden. Wanneer de provincie gemeenschapsvoorzieningen aanlegt, kan zij de kosten van BTW (anders dan bij levering van een gebouw of bouwgrond) niet bij de fiscus in vooraftrek brengen. Dit omdat zij optreedt als overheid en niet als BTW-ondernemer. Met het BTW-compensatiefonds (BCF) kan de provincie de BTW die ter zake van de aanleg van gemeenschapsvoorzieningen aan haar in rekening wordt gebracht terugvragen. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte was sprake van afschaffing van het BCF met ingang van 2014. In het onderhandelaarsakkoord IPO VNG UVW van 18 januari 2013 is overeenstemming bereikt over het voortbestaan van het BTW compensatiefonds. Hierbij is afgesproken dat de omvang van het BTW compensatiefonds wordt gemaximeerd. Iedere aanspraak die het plafond te boven gaat wordt ingehouden op het provinciefonds of het gemeentefonds. Omgekeerd geldt dat een onderschrijding van het plafond leidt tot een storting in het provinciefonds of het gemeentefonds. De BTW die drukt op aanlegkosten van maatschappelijke infrastructuur (wegen, groen, riolering, etc.) leidt hierdoor indirect tot extra kosten wanneer het plafond van het BTW compensatiefonds wordt overschreden. hebben op het realiseren van de doelstellingen of uitkomsten van een grondtransactie of een grondexploitatie. Voorbeelden hiervan zijn effecten van rentestijgingen of planvertraging. Het is daarom van belang deze risico’s te kwantificeren en planmatig om te gaan met het inschatten en onderkennen van risico’s binnen de individuele grondexploitaties en gebiedsontwikkelingen. 6.4.3 Overdrachtsbelasting Op basis van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wbr) wordt de verkrijging van de juridische en/of economische eigendom van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen in beginsel belast met 6% overdrachtsbelasting. Het afdragen van overdrachtsbelasting blijft echter achterwege wanneer de overheid aankoopt en wanneer er samenloop is met BTW. 6.5Risicomanagement 6.5.1 Inleiding Aan het bezitten van onroerende zaken en het uitvoeren van activiteiten op het gebied van de aan- en verkoop van grond c.q. onroerende zaken almede de transformatie van gronden zijn financiële risico’s verbonden. Ondanks het reëel begroten, het zorgvuldig opstellen van (grond)exploitaties en het treffen van beheersingsmaatregelen, treden er in veel gevallen mee- en tegenvallers op. De wetgever heeft in het BBV bepaald dat provincies (en gemeenten) verplicht zijn de financiële risico’s in te schatten (een verplichting die al vanaf 1995 bestaat). Art. 11 lid 1 onder b van het BBV omschrijft deze risico’s als: “alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie” Wanneer de provincie betrokken is bij de uitvoering en realisatie van projecten en grondexploitaties bestaan er diverse risico’s. Deze zijn het gevolg van een langdurige looptijd van plannen en planvorming, inschatting van parameters aan het begin van de planperiode, marktwerking en betrokkenheid van andere partijen en de hiermee corresponderende belangen. Het gaat bij risico’s om mogelijke gebeurtenissen die een negatieve invloed kunnen Bij (grote) infrastructuurprojecten wordt een risicoanalyse uitgevoerd. 6.5.2 Haalbaarheid & businesscase De provincie investeert voornamelijk in infrastructurele projecten en projecten in het landelijk gebied. Voorafgaand aan een project worden de grondverwervingskosten geraamd samen met andere kosten, al dan niet op onteigeningsbasis. Deze vormen het uitgangspunt voor de budgetbepaling en de kostenbewaking. Tevens wordt geanalyseerd welke risico’s kunnen optreden en hoe deze risico’s zo goed mogelijk kunnen worden vermeden. Omdat deze analyses de positie van de provincie in de vastgoedmarkt bepalen, blijven deze vertrouwelijk. Businesscase De beoordeling van de haalbaarheid en de risico’s leidt voor gebiedsontwikkelingen, programma’s of projecten tot het opstellen van een businesscase. De omvang van deze businesscase is sterk afhankelijk van de complexiteit van het project. Als de provincie niet zelf investeert is een businesscase van belang bij de beoordeling van de haalbaarheid en de risico’s en om de onderhandelingspositie te versterken. Ook bij anticiperende grondaankopen, waarbij de risico’s toenemen, zal de provincie een businesscase of aankoopstrategieplan opstellen. 6.5.3Waardedaling van nog te verkopen gronden Het belangrijkste financiële risico voor de provincie betreft de waardedaling van nog te verkopen gronden en van de daarop aanwezige opstallen. Dit risico doet zich bijvoorbeeld voor wanneer gronden zijn verworven die achteraf niet meer nodig zijn voor het realiseren van provinciale beleidsdoelen. 35 Deze gronden worden later weer worden afgestoten. Wanneer de opbrengst bij verkoop lager is, lijdt de provincie een financieel verlies. Voor de omvang van een mogelijk verlies is het van belang of het alleen gaat om gronden of ook om opstallen. De grondprijs ontwikkelt zich minder sterk dan de prijs van gebouwen, de risico’s zijn daarom het grootst bij opstallen. De waarde van gronden kan ook dalen bij de bestemmingswijziging van grond, zoals dat het geval is bij bijvoorbeeld natuurontwikkeling. Deze waardedaling is geen risico, maar het gevolg van bewuste beleidskeuzes. 6.5.4 Ongeplande exploitatieverliezen In de grondexploitatie wordt rekening gehouden met de kosten en de opbrengsten van de tijdelijke exploitatie in de periode voordat de gronden worden verkocht of het beleidsdoel is gerealiseerd. De kosten betreffen onder andere de rentelasten en de waterschapslasten; de opbrengsten betreffen de opbrengsten van tijdelijke verhuur of pacht. De opbrengsten kunnen lager uitvallen dan gepland. De risico’s nemen toe wanneer de tijdelijke exploitatie langer duurt dan gepland. 6.5.5 Risicovoorziening Het risico van een lagere uiteindelijke verkoopprijs en van ongeplande exploitatieverliezen wordt afgedekt door een voorlopige voorziening. Deze voorziening is gebaseerd op een reële inschatting van het risico. De risicovoorziening is ondergebracht bij het project of programma waarvoor de gronden zijn verworven. Als de risico’s groter worden dan de risicovoorziening, vraagt dit om bijsturing. GS melden dit actief aan PS. De risicovoorziening kan in dat geval worden verhoogd. Bij afwijkingen groter dan 10% (met een drempel van € 100.000,=) worden PS geïnformeerd over de risico’s en de genomen beheersmaatregelen. 6.5.6 Ongeoorloofde staatssteun Bij grondtransacties met ondernemingen vormen de Europese regels inzake staatssteun een belangrijk kader. Wanneer gronden voor een te hoge prijs worden aangekocht, of wanneer gronden voor een te lage prijs worden verkocht, verpacht of verhuurd, kan er sprake zijn van ongeoorloofde staatssteun. 36 Wanneer achteraf door de Europese Commissie zou worden vastgesteld dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun, kan de betreffende onderneming verplicht worden om het te veel ontvangen geld terug te betalen, dan wel het te weinig betaalde alsnog te betalen. Om dit risico te minimaliseren hanteert de provincie marktconforme prijzen (conform de Mededeling van de Europese Commissie). Tevens is een goede dossiervorming van belang, om het aan- en verkoop proces vast te leggen. 6.6Weerstandsvermogen Als risico’s binnen programma’s en projecten zich voordoen en leiden tot bijstellingen van het plansaldo met een voorzien verlies, hebben die mutaties direct financiële consequenties voor de provincie: in de vorm van het verhogen of verlagen van voorzieningen of via het rechtstreeks afboeken op de boekwaarde. In de paragraaf weerstandsvermogen wordt jaarlijks het benodigde weerstandsvermogen bepaald en vastgelegd. De financiële risico’s, voortvloeiend uit voorgenomen en lopende ruimtelijke projecten worden in relatie gebracht met de beschikbare weerstandscapaciteit van de provincie. De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen waarover de provincie beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken. Het weerstandsvermogen mag alleen worden aangesproken indien een risico zich ondanks de inspanningen op het gebied van risicomanagement toch voordoet, negatieve financiële effecten heeft voor de provincie en het risico niet gedekt kan worden uit de reguliere programmabudgetten. In de paragraaf weerstandsvermogen van de programmarekening en de programmabegroting zal expliciet aandacht besteed worden aan ons grondbeleid. De provincie Groningen heeft de risico’s in drie categorieën ingedeeld: • Categorie A betreft risico’s die in beginsel niet direct uit de programma’s kunnen worden gedekt, omdat de risico’s een gevolg zijn van bijvoorbeeld expliciete politieke besluitvorming rondom deelname aan projecten. • • In Categorie B vallen de risico’s die in beginsel uit de programma’s gedekt moeten worden, maar waarbij de bedragen dermate omvangrijk kunnen zijn dat de programma’s dit niet altijd kunnen dragen. De risico’s die gedekt worden uit de reguliere programmabudgetten (Categorie C) worden niet opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen. 6.7 Fraudebestrijding De provincie wil voorkomen dat er met vastgoedtransacties wordt gefraudeerd. Om deze reden worden percelen voorafgaand aan de aan- en verkopen getaxeerd door een onafhankelijk gecertificeerd taxateur. Deze taxatie bepaalt de aan- of verkoopprijs. De wetgever heeft ook aangekondigd dat vastgoedtransacties per 1 juli 2013 onder de werking van de wet Bevordering Integriteitbeoordeling Openbaar Bestuur (BIBOB) worden gebracht. Het is nog niet geheel duidelijk hoe dit uitpakt, maar vanzelfsprekend past de provincie haar beleid hierop aan. Gedragscode integriteit De provincie Groningen heeft een gedragscode integriteit opgesteld6. Hierin zijn basisafspraken te vinden over wat wel en wat niet mag. Het doel van deze gedragscode is om bestuurders en ambtenaren een houvast te bieden bij het bepalen van normen en waarden zoals die in onze provinciale organisatie worden gehanteerd. Bestuurders en ambtenaren stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur en de provinciale dienstverlening centraal. Integriteit is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de provincie en in het verlengde daarvan de belangen van de burgers, zijn hierbij de primaire richtsnoer. Bestuurlijke en ambtelijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording en rekenschap af te leggen. De gedragscode integriteit voor bestuurders en ambtenaren is opgenomen in het handboek arbeidsvoorwaarden van de provincie Groningen. 6.8 Waarderingsafspraken grondbeleid De waardering van gronden wordt bepaald door afspraken uit onze financiële verordening en door de regelgeving voor de verslaggeving uit het BBV. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden rechtstreeks ten laste van de exploitatie gebracht. Op grond van een expliciet besluit van PS kan hiervan worden afgeweken. Gronden onder wegen zijn onlosmakelijk verbonden met deze wegen. Daarom wordt op de verwervingsprijs van deze gronden afgeschreven conform de vastgestelde afschrijvingstermijn voor wegen. Voor alle investeringen wegen die niet worden gefinancierd uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) en/of het Regio Specifiek Pakket (RSP) wordt een afschrijvingstermijn gehanteerd van 20 jaar. Voor vaarwegen is dit 40 jaar met een lineaire afschrijving (brief aan PS d.d. 22-2-2005). Bij investeringen in het kader van het MIRT en het RSP wordt deze last direct genomen. Gronden die in het kader van natuurbeleid zijn aangekocht worden bij de transformatie van landbouwgrond naar natuurgrond ten laste van de exploitatie afgeboekt tot die van natuurwaarde (ca. 15 % van de landbouwwaarde). Het aangeven en vastleggen van de toekomstige bestemming van de verworven grond in het vastgoedinformatiesysteem is daarom van groot belang voor de balans. Grondexploitaties worden gewaardeerd als saldo van gerealiseerde baten en lasten. Als een grondexploitatie naar verwachting verliesgevend is wordt eenmalig afgeboekt of een voorziening getroffen ter hoogte van het verlies. De voorziening wordt dan op de boekwaarde in mindering gebracht. Wanneer gronden als ruilgrond worden aangekocht ter realisatie van activa met economisch nut (bijvoorbeeld grondexploitaties) worden de gronden gewaardeerd tegen verwervingsprijs of lagere marktwaarde. Als gronden als ruilgrond worden aangekocht ter realisatie van maatschappelijke activa (bijvoorbeeld realisering EHS) vindt rechtstreekse afboeking plaats ten laste van de exploitatie. 6 37 38 7. Verantwoording en Organisatie 7.1 Inleiding Door het van kracht worden van het BBV en de Wro, is een groot deel van de provincies de afgelopen jaren bezig geweest om een helder en eigen grondbeleid te formuleren, de uitvoering slagvaardiger en centraler te organiseren en de verantwoording transparanter te regelen. Het opstellen van deze Nota Grondbeleid, waarin alle relevante kaders en spelregels, organisatiebreed, worden beschreven en door Provinciale Staten (PS) vastgesteld, is een belangrijke stap op weg naar een professionele rol van de provincie Groningen op de grondmarkt. Het gaat hier niet alleen over beleidskaders, maar ook over de politiek-bestuurlijke en ambtelijke verhoudingen, de financiële verantwoording, procedurele kaders en het verantwoordingskader. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verantwoording van ons grondbeleid en de organisatie daarvan. 7.2Uitgangspunten grondbeleid 7.2.1 Informatievoorziening GS Grondverwerving vindt plaats op basis van expliciete voorwaarden, zoals weergegeven in deze Nota. Deze expliciete voorwaarden hebben betrekking op de kaders die PS hebben gesteld bij de besluitvorming over projecten. Deze komen er op neer dat het project op tijd, met de beoogde kwaliteit en voor het beschikbare gestelde krediet wordt opgeleverd. Daarnaast spelen voorwaarden die betrekking hebben op de prijsstelling: marktconform aankopen, niet meer dan nodig verwerven en alleen die schade vergoeden waartoe de provincie wettelijk verplicht is. Een andere belangrijke voorwaarde heeft betrekking op de snelheid van de grondverwerving. De verwerving van grond is ingezet als middel om het gestelde projectdoel op tijd te realiseren. Omdat het voorbereiden en uitvoeren van provinciaal grondbeleid ten behoeve van projecten fasegewijs verloopt en een lange doorlooptijd kent, is het van belang om op voorhand duidelijkheid te verschaffen over het verloop van belangrijke besluitvormingsmomenten rondom de inzet van de verschillende instrumenten. GS is ervoor verantwoordelijk dat de provinciale organisatie voldoet aan eisen van doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid. In de praktijk is het vrijwel altijd het college van GS dat, in samenwerking met de ambtelijke organisatie, de besluitvorming voorbereidt op het gebied van grondverwerving, ruimtelijke ontwikkelingen en grondexploitaties. De veelheid aan alternatieve keuzes maakt het belangrijk dat besluitvorming door PS gebaseerd moet zijn op goed gedoseerde en kwalitatief goede beslissingsinformatie. De mate van vertrouwelijkheid van de gepresenteerde informatie, met name in de beginfase van planvorming, maakt een zorgvuldige informatieverstrekking aan PS belangrijk. Door de genoemde veelheid aan alternatieven is het vaak onmogelijk alle bijbehorende consequenties in detail ter besluitvorming voor te leggen. Besluitvorming rondom grondverwerving en grondexploitaties is daarom veelal een wisselwerking tussen de Staten en College waarbij over een langere periode van plancontouren (initiatieffase) wordt gewerkt naar een meer concrete invulling van plannen (ontwerpfase). 7.2.3 Toezicht PS op uitvoering door GS De door PS vast te stellen kaders voor het grondbeleid, zoals weergegeven in deze nota en specifiek in doelstellingen en randvoorwaarden voor de provinciale grondaankopen of bij het vaststellen van een grondexploitatie, zijn randvoorwaarden voor de uitvoering door GS. Deze kaders vormen doorlopend de basis voor planning, uitvoering, monitoring en evaluatie van de werkzaamheden. 7.2.2 Samenspel GS-PS De bevoegdheden van het college van GS zijn bij duaal bestuur begrensd door kaderstelling door PS. PS bepalen in hoofdlijnen het beleid van de provincie en controleren GS. Zolang GS binnen de gestelde kaders blijft, is er geen reden tot het informeren van PS, anders dan jaarlijks over de voortgang van de programma’s, projecten en exploitaties. 39 Deze actieve informatieplicht is er voor GS wel zodra GS de gestelde kaders in de uitvoering dreigt te overschrijden en de gestelde voorwaarden niet zijn nageleefd. Programmabegroting Via de vaststelling van de programmabegroting autoriseren de Staten het College tot het doen van uitgaven. Hierbij is het van belang een goed inzicht te hebben in baten en lasten per programma, met een onderverdeling naar thema. Dit overzicht vervult een functie bij de autorisatie van de baten en lasten en dient daarom integraal te zijn, dat wil zeggen dat het alle baten en lasten zoals opgenomen in het programmaplan moet bevatten. In de paragraaf weerstandsvermogen van de programmabegroting zal expliciet aandacht besteed worden aan grondbeleid. Daarnaast kunnen projecten door de Staten worden geautoriseerd door een Statenvoordracht waarin het project wordt omschreven en waarin de Staten wordt gevraagd een krediet te verstrekken voor de uitvoering. 40 voegdheid zijn voorbehouden. De structurele informatievoorziening over grondverwerving en grondexploitatie wordt ingebed in de reguliere planning en controlcyclus binnen de provincie. De tussentijdse informatievoorziening kan daarbij een overzicht bevatten van de op dat moment bestaande budgetuitputting op grondverwerving en de markt- en boekwaarde van aangekocht onroerend goed en/of de ontwikkeling van het saldo van de grondexploitatie(s). 7.4Aan- en verkoopstrategie Voorafgaand aan het aan- en verkopen van gronden worden aan- en verkoop strategieplannen opgesteld. Deze plannen vormen het kader om gronden op een efficiënte wijze te verwerven en te vervreemden. Deze plannen worden door GS voorafgaand aan de grondverwerving of de vervreemding vastgesteld. Afwijkingen in inhoud, tijd en geld tussen beleid en werkelijkheid in de projecten wordt, op aangeven van de ambtelijke organisatie, door het college geanalyseerd en beoordeeld op de consequenties voor de haalbaarheid en resultaten van het programma of project. De monitoring van PS als onderdeel van het toezicht vindt in eerste instantie plaats via de provinciale Planning en Controlcyclus. Het aan- of verkoopstrategieplan is een standaard werkdocument waarin GS bepaalt hoe gehandeld wordt bij grondverwerving en vervreemding. Er vindt actief overleg plaats met de andere overheden die in dat gebied actief zijn op de grondmarkt (gemeenten en waterschappen) en bijvoorbeeld met de Terrein-Beherende (natuur)Organisaties (TBO’s) uit het gebied. Het aan- of verkoopstrategieplan geeft een analyse van de grondmarkt en bepaalt o.a. met welke instrumenten gronden markconform worden verworven of vervreemd. Het plan wordt opgesteld voor een project(gebied) of voor een programma en vastgesteld door GS. 7.3Samenwerkingsverbanden 7.4.1 Aankoopstrategieplannen Indien de grondverwerving of grondexploitaties worden uitgevoerd in samenwerkingsverbanden is de toezichthoudende rol toebedeeld aan het algemeen bestuur (Gemeenschappelijke Regelingen zoals bij Groningen Seaports nu nog het geval is) of het toezichthoudend orgaan van de publiekpublieke samenwerking. Inbreng in de plannen en grondexploitaties verloopt in die situaties via de vertegenwoordiger(s) van de provincie in deze toezichthoudende organen. Bij het vaststellen van de plannen en de exploitaties dient men zich te realiseren welke aspecten hiermee expliciet als Statenbe- In de ASP’s wordt o.a. de wijze van grondverwerving, de prijsstelling, het duurzaam grondbeleid en het aankoopvolume (de te verwerven percelen) vastgelegd. Ook moet het aankoopstrategieplan een tijdspad bevatten waardoor vaststaat op welk moment de formele onteigeningsfase start. Hierdoor heeft GS een belangrijk hulpmiddel om greep te houden op grondaankopen en grondruil en wordt voorkomen dat GS en PS voor voldongen feiten worden geplaatst. Aankopen voor groen 7.5Grondexploitatie Op basis van een vastgesteld ASP geeft de provincie opdracht aan BBL om binnen de vastgestelde kaders de gronden te verwerven voor natuurontwikkeling. BBL heeft met het aanvaarden van de opdracht een periodieke rapportageplicht aan GS. In het ASP wordt, aan de hand van een analyse van de regionale grondmarkt en de mobiliteit in het aankoopgebied aangegeven, op welke wijze de grondverwervingstaakstelling van het project kan worden gerealiseerd. Het voeren van een grondexploitatie is een belangrijk hulpmiddel om de waardeontwikkeling van de gronden te controleren. Bij vaststelling van een grondexploitatie wordt daarom per project een bandbreedte bepaald waarbinnen de grondexploitatie zich mag bewegen zonder dat tussentijdse herziening door PS nodig is. Volgens de eisen van het BBV zal eveneens de (netto) contante waardesaldo7 van de grondexploitatie worden weergegeven. Er wordt een afweging gemaakt bij de inzet van de instrumenten die de grondverwerving kunnen bespoedigen, gaande van vrijwillige verwerving tot en met onteigening. Bij de afweging van de inzet van een instrument worden de kosten benoemd, de mate van effect op het tempo van grondverwerving en of de voorgestelde grondprijs en het aankoopproces marktverstorend werkt. Ook wordt nadrukkelijk de relatie gelegd met de omgeving, zoals andere overheidspartijen en verwervingsdoelen daarvan. Aankopen voor infrastructurele werken Voor de aankopen die worden verricht voor infrastructurele werken wordt per project een ASP opgesteld. In het ASP wordt ingegaan op de organisatie van het project en de inrichting van het verwervingsproces zoals de inhuur van externe deskundigheid en de selectie van een projectnotaris. Daarnaast wordt ingegaan op de projectfasering, de planning en de interne communicatie. Het ASP wordt aangevuld met paragraven om o.a. de risico’s in kaart te brengen. 7.6Besluit begroting en verantwoording De uitvoeringsverantwoordelijkheid voor het grondbeleid binnen de provinciale projecten berust bij GS. Om aan de kaderstellende en controlerende rol van PS inhoud te geven, is in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) bepaald dat PS jaarlijks de verplichte paragraaf grondbeleid bij de beleidsbegroting- en jaarrekening vaststellen. PS worden over de voortgang van het grondbeleid geïnformeerd in deze paragraaf grondbeleid. De voorbereiding vindt plaats door het college van GS dat hierbij uitgaat van het collegeprogramma en provinciaal beleid zoals dit is vastgelegd in ons POP. De programmabegroting is een document dat op hoofdlijnen een beschrijving geeft van de doelstellingen die PS met betrekking tot politieke thema’s voor een bepaalde periode voor ogen staan. Dit betekent dat de programmabegroting een beeld geeft van de voortgang van de ruimtelijke projecten die PS graag uitgevoerd zien. Paragraaf grondbeleid 7.4.2 Verkoopstrategieplannen Een Verkoop-Strategie-Plan (VSP) vormt het kader om gronden op een efficiënte wijze te verkopen. In deze VSP’s wordt de wijze van grondvervreemding voor een bepaald gebied en de prijsstelling vastgelegd, met het daarbij horend verkoopproces. De procedure voor de VSP’s is vergelijkbaar met die van de ASP’s. • • In deze paragraaf geeft het College bij de begroting aan wat het te voeren grondbeleid in het komende jaar is om de ruimtelijke planning te realiseren. In artikel 16 van het BBV wordt bepaald dat de verplichte paragraaf grondbeleid ten minste dient te bestaan uit: Een (integrale) visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting (weergegeven in deze Nota Grondbeleid). De contante waarde (CW) of actuele waarde (AW) van een toekomstig bedrag aan geld over een tijdsperiode van n jaar en bij rentevoet p, is het bedrag dat uitgezet tegen samengestelde interest bij de genoemde rentevoet na de periode van n jaren juist het gegeven bedrag oplevert. Eenvoudig geformuleerd: de huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. 7 41 • • • • Een aanduiding van de wijze waarop de provincie Groningen haar grondbeleid uitvoert (weergegeven in deze Nota Grondbeleid). Een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie. Een onderbouwing van de geraamde winstneming. De beleidsuitgangspunten over de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van grondzaken. De paragraaf grondbeleid biedt inzicht in de geactualiseerde grondexploitaties (per stuk en geconsolideerd) en de eventuele afwijkingen in programma, tijdplanning en/of saldo ten opzichte van de door PS vastgestelde uitgangspunten. Hierbij wordt de indeling naar planfasen gehanteerd, waarbij aan PS en overzichtelijk wordt gepresenteerd welke plannen zich in welke fase bevinden en wat de vervolgplanning is. Ook af te sluiten grondexploitaties en grondaankopen worden beschreven in de jaarrekening. Overige onderwerpen die aan bod komen zijn de winstnemingen/verliesnemingen, risico’s op de lopende exploitaties en anticiperende aankopen en de voor het grondbeleid benodigde voorzieningen en weerstandsvermogen. Verder wordt ook de beschikbare budgetruimte voor grondaankopen geactualiseerd. Van de aangekochte gronden wordt de gemiddelde boekwaarde per vierkante meter aangegeven. In de paragraaf grondbeleid wordt provinciebreed verantwoording afgelegd over het door GS gevoerde grondbeleid. De paragraaf grondbeleid dient te voldoen aan de regels van het BBV. Toelichten op de balans Voor gronden die niet zijn aangekocht met exploitatieoogmerk, bijvoorbeeld voor openbare ruimte of voor investeringen met economisch of maatschappelijk nut, geldt dat deze, zoals bepaald in artikel 35 BBV als vaste materiële activa in de balans worden opgenomen. In de toelichting op de balans worden deze aankopen gesplitst in: gronden en terreinen, woonruimten, bedrijfsgebouwen en eventueel grond- weg- en waterbouwkundige werken. In de 42 toelichting op de balans wordt het verloop van de activa gedurende het begrotingsjaar in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijkt, voor zover van toepassing: de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar, de investeringen of desinvesteringen, de afschrijvingen, bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief, afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen en de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar (artikel 52 BBV). Verkrijgingsprijs De investeringen worden voor het bedrag van de investering bij aankoop geactiveerd op basis van de verkrijgingsprijs. Deze bestaat uit de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De bijkomende kosten bestaan uit makelaar- en notariskosten, taxatiekosten, schadeloosstellingen en overdrachtsbelasting. Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief mogen op de waardering daarvan in mindering worden gebracht (artikel 62 BBV). Van aangekochte activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen (artikel 63 BBV). Afwaardering bij buitengebruikstelling Wanneer het actief duurzaam buiten gebruik wordt gesteld, bijvoorbeeld wanneer een agrarisch perceel de bestemming verkeersdoeleinden krijgt, volgt afwaardering op het moment van buitengebruikstelling. Afwaardering vindt plaats wanneer de rest- of marktwaarde lager is dan de boekwaarde. Tot dit tijdstip wordt een verliesvoorziening ter grootte van het verschil tussen de restwaarde en de boekwaarde ingesteld. 7.7 Bevoegdhedenbesluit Bij een effectief en efficiënt bestuur, heeft de provincie (waar mogelijk) bevoegdheden van het bestuur naar een lager niveau gedelegeerd. Deze bevoegdheden zijn opgenomen in het Bevoegdhedenbesluit GS 2011 en het Bevoegdhedenbesluit CdK 2004. Opgemerkt wordt dat naar verwachting in 3013 een nieuw Bevoegdhedenbesluit vastgesteld. De bevoegdhedenbesluiten zijn zo ingericht dat altijd eerst een bevoegdheid tot het aangaan van de overeenkomst moet zijn gegeven (Bevoegdhedenlijst GS) en daarna de ondertekening kan plaatsvinden en notariële afwikkeling door vertegenwoordiging van de provincie (Bevoegdhedenbesluit CdK). Zo mag het afdelingshoofd van de afdeling Wegenbouw op grond van het Bevoegdhedenbesluit GS onderhandelingen voeren met belanghebbenden bij aan- en verkoop van onroerende goederen als bedoeld in de artikelen 17 en 18 van de Onteigeningswet. Hiernaast is er een volmacht gegeven aan het afdelingshoofd om onroerende zaken te kopen, verkopen, ruilen, bezwaren etc. voor zover dit geschiedt tot de uitvoering van provinciale werken. Een werk is aan te merken als provinciaal werk wanneer de besluitvorming hierover door GS heeft plaatsgevonden. Indien deze besluitvorming nog niet heeft plaatsgevonden zullen GS besluiten tot een transactie. Het afdelingshoofd is door de Commissaris der Koning (CdK) gevolmachtigd om overeenkomsten te ondertekenen, deze kan zich op zijn beurt weer laten vertegenwoordigen door de ambtenaren van zijn afdeling. Tevens ziet hij toe op zowel de ondertekening van overeenkomsten als het vertegenwoordigen van de provincie bij het passeren van notariële akten. Op grond van het Bevoegdhedenbesluit CdK kan het afdelingshoofd zich eveneens laten vervangen door volmacht te geven aan een medewerker van het betreffende notariskantoor. 7.8 Aansturing DLG Vanuit de provinciale regierol vindt een aansturing plaats van DLG. Uit de Wag vloeit voort dat alle gronden die worden verworven ten name van BBL worden gesteld. Deze dienst heeft tot taak het verkrijgen, vervreemden en het tijdelijk beheren van onroerende zaken binnen daarvoor aangewezen gebieden en doelen zoals genoemd in de Regeling vaststelling werkzaamheden BBL. Hierin staan met name de gebieden en doelen genoemd waarvoor het BBL mag verwerven. BBL kan pas met verwerven beginnen na opdrachtverlening door de provincie. Vooraf moet de financiering volledig zijn veiliggesteld. Voor de reguliere aankooptaken mag het BBL geen financiële risico’s nemen. 7.8.1 Aansturingsprotocol Tussen alle provincies, DLG en BBL is een Aansturingprotocol tot stand gekomen waarin de sturingsrelatie, de actoren, hun taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden beschreven. Het protocol bevat de landelijk geldende afspraken op hoofdlijnen wat betreft de opdrachtverlening en geldt voor alle provincies. 7.8.2 Handelingskader Grond Tussen de provincie Groningen en DLG is naast het Aansturingprotocol een Handelingskader Grond vastgesteld. Dit document geeft zowel het beleidskader als het uitvoeringskader weer en geeft een te volgen beleidslijn voor een aantal relevante onderwerpen, zoals het grondprijsbeleid. Eveneens geeft het een verdere uitwerking van de kaders waarbinnen DLG/ BBL in opdracht van de Provincie grondverwerving, beheer, ruiling en verkoop van gronden voor Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) doelen kan en mag uitvoeren. Via het handelingskader kan GS invloed uitoefenen op de aankoopstrategie en het prijsbeleid bij het aankopen en het ruilen en doorleveren van gronden aan de eindgebruikers (waaronder agrarische ondernemingen en natuur-organisaties) door DLG. De afspraken met DLG komen er kort samengevat op neer dat verwerving zoveel mogelijk plaatsvindt via grondruil of verwerving op vrijwillige basis en tegen marktconforme prijzen. Aan de aankopen moeten taxatierapporten ten grondslag liggen. In het geval DLG/BBL de aangekochte gronden doorlevert, gebeurt dat op basis van de getaxeerde waarde. 7.9Herziening grondbeleid Het economisch klimaat in Nederland verandert snel. Hierdoor wordt een andere wijze van handelen en een andere manier van inzet van instrumenten voor het grondbeleid gevraagd, met name als ons ambitieniveau wordt bijgesteld. Na het vaststellen van deze Nota Grondbeleid in 2013 is deze in principe vastgesteld voor een periode van 4 jaren. Dit betekent dat het wenselijk is om in 2017 een geactualiseerde Nota Grondbeleid vast te stellen. 43 44 Bijlage 1:Afkortingen AS Aankoop Strategieplan BBL Bureau Beheer Landbouwgronden BBV Besluit begroting en verantwoording BIBOBBevordering Integriteitbeoordeling Openbaar Bestuur Bro Besluit Ruimtelijke Ordening BP Belemmeringenwet Privaatrecht BRK Basisregistratie Kadaster BCF BTW compensatiefonds CdK Commissaris van de Koning Chw Crisis- en herstelwet DLG Dienst Landelijk Gebied EHS Ecologische Hoofdstructuur EL&I Economische Zaken, Landbouw & Innovatie GLOBISGeografisch Landelijk Overheids Bodem Informatie Systeem GR Gemeenschappelijke Regeling GREX Grondexploitatie GS Gedeputeerde Staten ILG Investeringsbudget Landelijk Gebied IPO Interprovinciaal Overleg KB Koninklijk Besluit LGW Landelijk Gebied en Water MB Milieubeleid en Bodemsanering MIRTMeerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport NCW Netto contante waarde PLG PMJP POP PPO PPS PS PVI RO RSP SBB SKNL SNL SVIR TBO UvW VNG VSP Wag Wbr WE Wilg Wm Wmo Wob WOB WOZ Wro Wvg Programma landelijk Gebied Provinciaal Meerjarenplan Provinciaal Omgevingsplan Groningen Provinciale Prestatie-Overeenkomst Publiek-Private-Samenwerking Provinciale Staten Provinciaal Vastgoed Informatiesysteem Ruimtelijke Ordening Regio Specifiek Pakket Staatsbosbeheer Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Subsidiestelsel Natuur en Landschap Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Terreinbeherende Organisatie Uni van Waterschappen Vereniging Nederlandse Gemeenten Verkoop Strategieplan Wet agrarisch grondverkeer Wet op belastingen van rechtsverkeer Wegenbouw Wet inrichting landelijk gebied Wet Milieubeheer Wet markt en overheid Wet openbaarheid van bestuur Wet Omzet Belasting Wet Waardering Onroerende Zaken Wet op de ruimtelijke ordening Wet voorkeursrecht gemeenten 45 46 Bijlage 2:Actoren op de grondmarkt Gemeenten Gemeenten kennen een lange traditie van aan- en verkoop en kostenverhaal op de grondmarkt. Bij actief grondbeleid neemt de gemeente het gehele productieproces vanaf de eerste aankoop tot en met de laatste gronduitgifte in eigen hand. Bij facilitair grondbeleid laat de gemeente dit aan de markt over en blijft haar rol beperkt tot het vaststellen van het bestemmingsplan en het verhalen van gemeentelijke kosten. Beide vormen van grondbeleid komen ook tegelijk voor: dikwijls wordt gekozen voor actief grondbeleid omdat op deze wijze meer sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling binnen de gemeente kan worden gegeven. In het verleden werd de behaalde winst ingezet ter dekking van tekorten op andere plannen. Waterschappen Grondverwerving door waterschappen werd in het verleden gekenmerkt door de primaire waterstaatsdoeleinden, die met deze grondverwerving werden nagestreefd (dijkverzwaring, kadeversterking, verbreding watergangen en aanleg nieuwe waterlopen en kanalen. Met de intrede van het Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied ontstond er een nieuwe samenwerking tussen provincie en waterschappen om rijks- en Europese doelen te realiseren. De effectuering van de kaderrichtlijn water kan grondverwerving tot gevolg hebben. Hierbij wordt getracht tevens provinciale doelen te realiseren, zoals bijvoorbeeld robuuste verbindingszones. Ook vanuit de waterberging en het Masterplan Kadeverhoging kan de behoefte aan grondverwerving ontstaan. Ook hier wordt gestreefd naar een symbiose met provinciale doelen en naar een gezamenlijke uitvoering hiervan waar mogelijk. Rijkswaterstaat(RWS) Rijkswaterstaat verwerft gronden die noodzakelijk zijn voor de aanleg van of verbreding van rijkswegen en -waterlopen. De afdeling wegenbouw werkt af en toe samen met RWS, bijvoorbeeld bij de verdubbeling van de N33 waarvoor de provincie anticiperend gronden heeft aangekocht. RWS heeft deze gronden ingezet bij de reguliere verwerving. Ook voeren wij werkzaamheden uit voor onteigeningsstukken voor RWS/provincie Friesland. Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf Het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB)8 realiseert ruimtelijke en financiële doelen voor het rijk door (gebieds)ontwikkeling, beheer en aan- en verkoop van rijksgronden en –gebouwen. De dienst is op 1 juli 2009 ontstaan uit een fusie van de Dienst Domeinen Onroerende Zaken en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf van het rijk. De Dienst Domeinen wordt vanaf die datum alleen gebruikt als verkoopdienst voor losse goederen en voertuigen namens het Rijk. Volgens een besluit van de ministerraad van november 2011 fuseert het RVOB uiterlijk per 1 januari 2014 met de Rijksgebouwendienst tot het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Eén van de hoofdtaken van het RVOB is de verkoop van overtollig vastgoed van het rijk. Denk bijvoorbeeld aan militaire kazernes/bunkers, kantoren, grond langs rijkswegen en woningen. In eerste instantie probeert het RVOB deze onroerende zaken over te dragen aan andere rijksdiensten. Hebben zij geen interesse, dan wordt gekeken of andere overheden, zoals gemeenten, provincies of waterschappen, belangstelling hebben. Wanneer dit niet het geval is, kan het RVOB het overtollige object via een makelaar verkopen óf overgaan tot verkoop via openbare inschrijving. Private partijen Op de grondmarkt zijn ook private partijen actief. Daarbij moet gedacht worden aan professionele organisaties zoals bouwbedrijven, financiële instellingen, woningcorporaties en projectontwikkelaars maar ook aan kleinere spelers als agrariërs en individuele speculanten. Professionele organisaties en agrariërs kopen grond aan om op deze manier continuïteit van de bedrijfsvoering te bevorderen. 8 De voormalige Dienst Der Domeinen heeft nu het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. 47 Eigendom van grond verschaft aan deze partijen ook het ontwikkelingsrecht wanneer de overheid met ruimtelijke plannen hierin voorziet. Terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties worden ook beschouwd als private partijen op de grondmarkt. Met deze organisaties is in het verleden de afspraak gemaakt dat aankopen ten behoeve van de realisering van de Ecologische hoofdstructuur via het BBL verlopen. Op deze wijze is er één rechtspersoon op de grondmarkt actief voor de EHS. DLG/BBL Dienst Landelijk Gebied (DLG) werkt voor de verschillende overheden om gebiedsdoelen te realiseren. Dat kan via: grondaankoop, inrichting van gebieden en het voorstellen van natuurbeheermaatregelen (zoals aanplant en beheer van bossen). Grondaankopen van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) zijn gebaseerd op door GS vastgestelde inrichtings- en/of begrenzingenplannen en dienen vooral natuurdoelen, vaak in combinatie met waterbeheersing, landbouw en recreatie. Af en toe is sprake van aanleg van woningbouw, gekoppeld aan extra natuur of water zoals bijvoorbeeld bij Meerstad. Natuurontwikkeling in een bepaald gebied wordt dan (mede) gefinancierd door bijvoorbeeld de bouw van huizen of aanleg van een golfbaan. Na aankoop levert BBL de gronden altijd door aan een andere partij. Het BBL koopt de meeste hectares voor (directe of indirecte) realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Als DLG voor een provincie of andere opdrachtgever grond verwerft, wordt die grond op naam gesteld van het BBL. Ingevolge de Wet Agrarisch Grondverkeer (WAG) is het BBL een rechtspersoon (art 28). De rechtspersoon BBL legt (net als DLG) rechtstreeks verantwoording af aan het ministerie van Economische Zaken. BBL publiceert ieder jaar een jaarverslag en een Rekening en Verantwoording, waarin een totaaloverzicht is te vinden van de grondtransacties en de daarmee gemoeide investeringen. Naar buiten wordt meestal gecommuniceerd dat DLG grond heeft gekocht of verkocht. Formeel wordt de grond echter gekocht of verkocht door BBL. 48